Word 2010

Page 1

Microsoft

Office Word 2010 Š 2011 Dominique Schreurs


"Mensen die niets te zeggen hebben, schrijven boeken; mensen die veel te zeggen hebben, kunnen niet schrijven.", Louis Paul Boon


Microsoft

Office Word 2010 Š 2011 Dominique Schreurs



i

Inleiding Voorbeschouwing Zoals je wellicht weet is Word 2010 een onderdeel van Office 2010. Meer bepaald neemt Word 2010 het tekstverwerkingsgedeelte voor zijn rekening. Tekstverwerking is wellicht een van de meest onderschatte bureauticatoepassingen. Iedereen beweert immers dat hij of zij kennis heeft van Word. En inderdaad, de meeste gebruikers zullen er vaak wel in slagen om een stukje tekst in te tikken, op te maken en af te drukken. Maar gebeurt dit allemaal zoals het hoort? Een heel vaak gehoorde klacht is bijvoorbeeld dat het corrigeren van een tikfout lay-outproblemen veroorzaakt. Of woordjes staan niet meer keurig onder elkaar na het wijzigen van het lettertype. Of pagina-eindes kloppen niet meer na het invoeren van een nieuwe alinea. Of … Het correct en efficiënt gebruik van een tekstverwerker vereist toch wel een aantal vaardigheden. In deze handleiding worden de basisprincipes van tekstverwerking uitgebreid behandeld en toegelicht. Indien je correct gebruik maakt van deze principes, dan zul je vaststellen dat het creëren en wijzigen van tekstdocumenten veel vlotter zal verlopen. Een heleboel principes van tekstverwerking kun je trouwens ook in andere programma's gebruiken. Het opstellen van e-mailberichten, het invullen van online formulieren, het opsommen van items in een PowerPoint-dia,… telkens kun je terugvallen op een aantal principes uit deze handleiding. Hopelijk kan deze handleiding jou overtuigen dat het correct gebruik van een tekstverwerker alleen maar voordelen biedt. En met een beetje doorzettingsvermogen zul je er perfect in slagen om documenten op te stellen volgens "de regels van de kunst". Want als je je tekstverwerker blijft gebruiken als een "veredelde" schrijfmachine, dan is het ook niet meer dan logisch dat je alle mogelijke beperkingen van een schrijfmachine blijft ondervinden.

Hardware en softwarevereisten Om op een deftige manier met Word 2010 te kunnen werken moet je PC minimaal beantwoorden aan het onderstaande profiel.     

Besturingssysteem: Processor: Werkgeheugen: Harde schijf: Monitor:

Windows XP (SP 3), Windows Vista (SP 1) of Windows 7; 500-MHz processor of sneller; Minimaal 512 MB RAM; 3 GB vrije ruimte op de harde schijf; 1024 x 768 of hogere resolutie (grafische kaart met 64 MB videogeheugen).

De werking van Word 2010 kan beïnvloed worden door talrijke instellingen. In deze handleiding wordt verondersteld dat alle originele instellingen nog actief zijn.

© 2011 Dominique Schreurs


ii

Typografische afspraken Om de leesbaarheid van deze handleiding te bevorderen, wordt er steeds teruggevallen op een aantal typografische afspraken: 

Opdrachten in het lint worden altijd als volgt vermeld: ten eerste de naam van het tabblad in het lint, ten tweede de groep binnen dit tabblad en ten derde de opdracht binnen deze groep. Als scheidingsteken wordt het "groter dan"-teken ( > ) gebruikt: bijvoorbeeld de opdracht Start > Alinea > Centreren. Vermeldingen op het scherm, bijvoorbeeld in een dialoogvenster, worden steeds in een specifieke tekenopmaak weergegeven, bijvoorbeeld het selectievakje Zwevende regels voorkomen in het tabblad Tekstdoorloop van het dialoogvenster Ainea. Toetsen op het toetsenbord worden vermeld tussen rechthoekige haakjes, bijvoorbeeld de toets [ENTER]. Als een sneltoets een combinatie is van verschillende toetsen dan wordt het plusteken tussen deze toetsen aangebracht, bijvoorbeeld [CTRL]+[S].

Voorkennis Om de basisprincipes van Word te kunnen hanteren en om deze handleiding te begrijpen moet je de basisvaardigheden hebben om een pc te kunnen bedienen. Je moet met andere woorden probleemloos kunnen gebruik maken van je toetsenbord en van je computermuis. Verder is het ook aangewezen dat je basiskennis hebt van Windows. Je moet onder andere weten hoe je vensters kunt manipuleren en hoe je bestanden kunt beheren.

© 2011 Dominique Schreurs


iii

Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................................................ i Voorbeschouwing...............................................................................................................................i Hardware en softwarevereisten ...........................................................................................................i Typografische afspraken .................................................................................................................... ii Voorkennis....................................................................................................................................... ii

Inhoudsopgave ................................................................................................................ iii 1 Word starten en afsluiten ............................................................................................. 1 1.1 1.2

Word starten ............................................................................................................................1 Word afsluiten ..........................................................................................................................2

2 Help opvragen in Word ................................................................................................. 3 2.1 2.2

Help voor Word .........................................................................................................................3 2.1.1 Het basisprincipe .............................................................................................................3 2.1.2 Verbonden met Office.com ...............................................................................................6 Zelfstudie .................................................................................................................................6

3 De werkomgeving van Word ......................................................................................... 7 3.1 3.2 3.3

De verschillende onderdelen .......................................................................................................7 3.1.1 Windows-componenten van het venster van Word ...............................................................7 3.1.2 Word-componenten van het venster van Word ....................................................................9 In- en uitzoomen..................................................................................................................... 11 Vijf documentweergaves .......................................................................................................... 12 3.3.1 De afdrukweergave........................................................................................................ 12 3.3.2 Lezen in volledig scherm ................................................................................................ 12 3.3.3 Weblay-out ................................................................................................................... 13 3.3.4 Overzichtsweergave ....................................................................................................... 13 3.3.5 De conceptweergave ...................................................................................................... 14

4 Basisprincipes van Word............................................................................................. 15 4.1

4.2

4.3

4.4

Alinea-, regel- en pagina-eindes invoegen .................................................................................. 15 4.1.1 Een alinea-einde............................................................................................................ 15 4.1.2 Een regeleinde .............................................................................................................. 15 4.1.3 Pagina-einde ................................................................................................................. 16 4.1.3.1 Een pagina-einde invoegen................................................................................. 16 4.1.3.2 Een pagina-einde verwijderen ............................................................................. 16 4.1.4 De niet-afdrukbare tekens .............................................................................................. 16 De cursor verplaatsen .............................................................................................................. 17 4.2.1 Definitie van de cursor ................................................................................................... 17 4.2.2 De cursor verplaatsen .................................................................................................... 17 4.2.3 Ga naar ........................................................................................................................ 18 4.2.4 De rechterschuifbalk ...................................................................................................... 19 Tekst selecteren ...................................................................................................................... 20 4.3.1 Verschillende alternatieven ............................................................................................. 20 4.3.1.1 Willekeurige selectie .......................................................................................... 20 4.3.1.2 Speciale selecties .............................................................................................. 21 4.3.1.3 De uitbreidingsmodus ........................................................................................ 22 4.3.1.4 Afzonderlijke tekstfragmenten tegelijkertijd selecteren .......................................... 22 4.3.2 Een bestaande selectie aanpassen ................................................................................... 22 4.3.3 Een selectie opheffen ..................................................................................................... 22 Tekst bewerken....................................................................................................................... 23 4.4.1 Tekst wissen ................................................................................................................. 23 4.4.2 Opdrachten ongedaan maken.......................................................................................... 23 4.4.3 Opdrachten herhalen ..................................................................................................... 24 4.4.4 Tekst verplaatsen en kopiëren......................................................................................... 24 4.4.4.1 Tekst verplaatsen .............................................................................................. 24 4.4.4.2 Tekst kopiëren .................................................................................................. 27 4.4.4.3 Plakopties ........................................................................................................ 29 © 2011 Dominique Schreurs


iv

4.4.4.4 Het klembord van Office..................................................................................... 30 4.4.5 Symbolen en speciale tekens .......................................................................................... 31 4.4.5.1 Een symbool invoegen ....................................................................................... 31 4.4.5.2 Speciale tekens ................................................................................................. 32

5 Documenten in Word .................................................................................................. 36 5.1 5.2

5.3 5.4

5.5

Een nieuw document creëren .................................................................................................... 36 5.1.1 Een leeg document ........................................................................................................ 36 5.1.2 Een document op basis van een sjabloon .......................................................................... 37 Een document opslaan ............................................................................................................. 39 5.2.1 Het nut van opslaan ....................................................................................................... 39 5.2.2 Het basisprincipe ........................................................................................................... 39 5.2.2.1 Een document voor de eerste maal opslaan .......................................................... 39 5.2.2.2 Een bestaand document opnieuw opslaan ............................................................ 45 5.2.3 Automatisch opslaan ...................................................................................................... 46 Een document sluiten .............................................................................................................. 47 Een bestaand document openen ................................................................................................ 48 5.4.1 Het dialoogvenster Openen ............................................................................................. 48 5.4.2 De bestandenlijst in het menu Bestand ............................................................................ 50 5.4.3 Windows Verkenner ....................................................................................................... 50 5.4.4 Jump menu's in de taakbalk of het menu Starten .............................................................. 50 Een document invoegen ........................................................................................................... 51

6 Tekenopmaak ............................................................................................................. 52 6.1 6.2

6.3 6.4

Wat is tekenopmaak?............................................................................................................... 52 6.1.1 Drie niveaus van opmaak ............................................................................................... 52 6.1.2 Twee werkwijzen ........................................................................................................... 52 Tekenopmaak instellen............................................................................................................. 53 6.2.1 De groep Lettertype ....................................................................................................... 53 6.2.2 Het dialoogvenster Lettertype ......................................................................................... 59 6.2.2.1 Het tabblad Lettertype ....................................................................................... 60 6.2.2.2 Het tabblad Geavanceerd ................................................................................... 61 6.2.2.3 De knop Teksteffecten ....................................................................................... 64 6.2.3 De miniwerkbalk ........................................................................................................... 65 6.2.4 Het gebruik van lettertypes ............................................................................................ 65 6.2.4.1 Proportionele versus niet-proportionele lettertypes ................................................ 65 6.2.4.2 Schreeflettertypes versus schreefloze lettertypes .................................................. 66 Tekenopmaak kopiëren ............................................................................................................ 67 Standaardtekenopmaak instellen ............................................................................................... 68

7 Alinea-opmaak ........................................................................................................... 69 7.1 7.2

Wat is alinea-opmaak? ............................................................................................................. 69 7.1.1 Wat is een alinea? ......................................................................................................... 69 7.1.2 Twee werkwijzen ........................................................................................................... 69 Tekst positioneren met alinea-opmaak ....................................................................................... 70 7.2.1 Uitlijnen ....................................................................................................................... 70 7.2.1.1 Links uitlijnen ................................................................................................... 70 7.2.1.2 Centreren ......................................................................................................... 71 7.2.1.3 Rechts uitlijnen ................................................................................................. 71 7.2.1.4 Uitvullen .......................................................................................................... 72 7.2.2 Inspringingen................................................................................................................ 72 7.2.2.1 Linkerinspringing............................................................................................... 73 7.2.2.2 Rechterinspringing ............................................................................................ 74 7.2.2.3 Eerste regel-inspringing ..................................................................................... 75 7.2.3 Regel- en alinea-afstanden ............................................................................................. 76 7.2.3.1 Alinea-afstanden ............................................................................................... 76 7.2.3.2 Regelafstanden ................................................................................................. 78 7.2.4 Tabposities ................................................................................................................... 79 7.2.4.1 Tabposities versus spaties .................................................................................. 79 7.2.4.2 Het basisprincipe: zes stappen ............................................................................ 80 7.2.4.3 Het instellen van tabposities via de liniaal ............................................................ 80 7.2.4.4 Het dialoogvenster Tabs ..................................................................................... 82 7.2.4.5 De links uitlijnende tab ...................................................................................... 82 7.2.4.6 De rechts uitlijnende tab .................................................................................... 83 7.2.4.7 De centrerende tab ........................................................................................... 83 7.2.4.8 De decimale tab ................................................................................................ 83 © 2011 Dominique Schreurs


v

7.3

7.4

7.5 7.6 7.7

7.2.4.9 De lijntabpositie ................................................................................................ 84 7.2.4.10 Het opvulteken ................................................................................................. 84 7.2.4.11 Tabs in combinatie met inspringingen .................................................................. 84 7.2.5 Het dialoogvenster Alinea ............................................................................................... 85 7.2.5.1 Het tabblad Inspringingen en afstand .................................................................. 86 7.2.5.2 Het tabblad Tekstdoorloop .................................................................................. 88 Randen en arcering ................................................................................................................. 89 7.3.1 Arcering ....................................................................................................................... 89 7.3.1.1 Het basisprincipe............................................................................................... 89 7.3.1.2 Het dialoogvenster Randen en arcering ................................................................ 90 7.3.2 Randen ........................................................................................................................ 92 7.3.2.1 Het basisprincipe............................................................................................... 92 7.3.2.2 Het dialoogvenster Randen en arcering ................................................................ 93 Lijsten en opsommingen .......................................................................................................... 94 7.4.1 Lijsten met opsommingstekens ....................................................................................... 95 7.4.2 Genummerde lijsten ...................................................................................................... 97 7.4.3 Lijsten met meerdere niveaus ....................................................................................... 101 7.4.4 Lijststijlen definiëren .................................................................................................... 103 Alinea-opmaak verwijderen .................................................................................................... 104 Alinea-opmaak kopiëren ......................................................................................................... 104 Standaardalinea-opmaak instellen ........................................................................................... 105

8 Documentopmaak ..................................................................................................... 106 8.1 8.2

8.3 8.4

Wat is documentopmaak?....................................................................................................... 106 Pagina-instellingen ................................................................................................................ 107 8.2.1 Marges ....................................................................................................................... 107 8.2.2 Afdrukstand ................................................................................................................ 109 8.2.3 Formaat ..................................................................................................................... 109 8.2.4 Kolommen .................................................................................................................. 111 8.2.4.1 Wat zijn kolommen? ........................................................................................ 111 8.2.4.2 Het aantal kolommen instellen .......................................................................... 112 8.2.4.3 Een kolomeinde invoegen ................................................................................. 113 8.2.5 Regelnummers ............................................................................................................ 113 8.2.6 Afbreken .................................................................................................................... 114 8.2.7 Het dialoogvenster Pagina-instelling............................................................................... 116 Kop- en voettekst .................................................................................................................. 117 Pagina-achtergronden ............................................................................................................ 119 8.4.1 Watermerk ................................................................................................................. 119 8.4.2 Paginakleur................................................................................................................. 120 8.4.3 Paginarand ................................................................................................................. 121

9 Secties ...................................................................................................................... 122 9.1 9.2

9.3

Wat is een sectie? ................................................................................................................. 122 Een sectie-einde invoegen ...................................................................................................... 123 9.2.1 Een document splitsen in secties ................................................................................... 123 9.2.2 Een sectie-einde verwijderen ........................................................................................ 124 9.2.3 Het type van een sectie-einde wijzigen........................................................................... 124 De gevolgen van secties voor … .............................................................................................. 126 9.3.1 Pagina-instellingen ...................................................................................................... 126 9.3.2 Paginarand ................................................................................................................. 127 9.3.3 Kop- en voetteksten .................................................................................................... 127 9.3.4 Paginanummering........................................................................................................ 128 9.3.5 Kolommen .................................................................................................................. 130

10 Stijlen ....................................................................................................................... 132 10.1 Wat is een stijl? .................................................................................................................... 132 10.2 Stijlen: het basisprincipe ........................................................................................................ 132 10.2.1 Een nieuwe stijl creëren ............................................................................................... 132 10.2.1.1 De korte werkwijze .......................................................................................... 132 10.2.1.2 De uitgebreide werkwijze ................................................................................. 133 10.2.1.3 Het dialoogvenster Nieuwe stijl maken uit opmaak .............................................. 135 10.2.1.4 Een stijl toevoegen aan of verwijderen uit de galerie Snelle stijlen ........................ 136 10.2.2 Een bestaande stijl toepassen ....................................................................................... 137 10.2.2.1 Een gewone stijl toepassen .............................................................................. 137 10.2.2.2 Een snelle stijl toepassen ................................................................................. 138 10.2.3 Een bestaande stijl wijzigen .......................................................................................... 138 © 2011 Dominique Schreurs


vi

10.3 Voorgedefinieerde stijlen ........................................................................................................ 139 10.3.1 Alle stijlen weergeven .................................................................................................. 139 10.3.2 Een aantal voorbeelden ................................................................................................ 140 10.3.3 Kop-stijlen .................................................................................................................. 141

11 Taalkundige controle ................................................................................................ 142 11.1 Spelling- en grammaticacontrole ............................................................................................. 142 11.1.1 Spellingcontrole .......................................................................................................... 142 11.1.1.1 Automatische spellingcontrole ........................................................................... 142 11.1.1.2 Manuele spellingcontrole .................................................................................. 143 11.1.2 Grammaticacontrole .................................................................................................... 145 11.1.2.1 Automatische grammaticacontrole ..................................................................... 145 11.1.2.2 Manuele grammaticacontrole ............................................................................ 146 11.1.3 Taalkeuze ................................................................................................................... 147 11.1.3.1 Taal in een document ...................................................................................... 147 11.1.3.2 Automatische taaldetectie ................................................................................ 148 11.1.3.3 Standaardtaal ................................................................................................. 148 11.2 Uitleg over woorden............................................................................................................... 149 11.3 Synoniemen ......................................................................................................................... 150 11.4 Woorden vertalen .................................................................................................................. 151

12 Tabellen .................................................................................................................... 152 12.1 Wat is een tabel?................................................................................................................... 152 12.2 Een tabel invoegen ................................................................................................................ 152 12.2.1 Het tabelraster ............................................................................................................ 152 12.2.2 Het dialoogvenster Tabel invoegen ................................................................................ 153 12.2.3 Een tabel tekenen........................................................................................................ 153 12.3 Basismanipulaties in een tabel ................................................................................................ 154 12.3.1 Cellen in een tabel invullen ........................................................................................... 154 12.3.2 Selecteren in een tabel ................................................................................................. 154 12.3.2.1 Een of meer rijen selecteren ............................................................................. 154 12.3.2.2 Een of meer kolommen selecteren ..................................................................... 155 12.3.2.3 Een of meer cellen selecteren ........................................................................... 155 12.3.2.4 De volledige tabel selecteren ............................................................................ 155 12.3.3 De kolombreedte en rijhoogte instellen .......................................................................... 156 12.3.3.1 De kolombreedte............................................................................................. 156 12.3.3.2 De rijhoogte ................................................................................................... 156 12.4 De structuur van een tabel ..................................................................................................... 156 12.4.1 Kolommen .................................................................................................................. 156 12.4.1.1 Kolommen invoegen ........................................................................................ 156 12.4.1.2 Kolommen verwijderen .................................................................................... 157 12.4.2 Rijen .......................................................................................................................... 157 12.4.2.1 Rijen invoegen ................................................................................................ 157 12.4.2.2 Rijen verwijderen ............................................................................................ 157 12.4.3 Cellen ........................................................................................................................ 157 12.4.3.1 Cellen splitsen ................................................................................................ 157 12.4.3.2 Cellen amenvoegen ......................................................................................... 157 12.5 Opmaak van een tabel ........................................................................................................... 158 12.5.1 Tabelstijlen ................................................................................................................. 158 12.5.1.1 Een tabelstijl kiezen......................................................................................... 158 12.5.1.2 Opties van een tabelstijl ................................................................................... 158 12.5.1.3 Een nieuwe tabelstijl definiĂŤren ......................................................................... 158 12.5.2 Tabeleigenschappen..................................................................................................... 160 12.5.2.1 Het tabblad Tabel ............................................................................................ 160 12.5.2.2 Het tabblad Rij ................................................................................................ 162 12.5.2.3 Het tabblad Kolom........................................................................................... 163 12.5.2.4 Het tabblad Cel ............................................................................................... 163 12.5.2.5 Alternatieve tekst ............................................................................................ 164 12.5.3 Celformaat ................................................................................................................. 165 12.6 Tabellen converteren in tekst en omgekeerd ............................................................................. 165 12.6.1 Een tabel converteren in doorlopende tekst .................................................................... 165 12.6.2 Doorlopende tekst converteren in een tabel .................................................................... 166 12.7 Een tabel sorteren ................................................................................................................. 166 12.8 Formules gebruiken in een tabel .............................................................................................. 167

13 Grote documenten .................................................................................................... 168 Š 2011 Dominique Schreurs


vii

13.1 Kop-stijlen ............................................................................................................................ 168 13.1.1 Het belang van kopstijlen ............................................................................................. 168 13.1.2 Een kopstijl instellen .................................................................................................... 168 13.2 Kopnummering ..................................................................................................................... 169 13.2.1 Wat is kopnummering?................................................................................................. 169 13.2.2 Kopnummering instellen ............................................................................................... 169 13.2.3 Opties in verband met kopnummering ............................................................................ 170 13.3 Inhoudsopgave ..................................................................................................................... 173 13.3.1 Een inhoudsopgave op basis van kopstijlen ..................................................................... 173 13.3.2 De inhoudsopgave bijwerken ........................................................................................ 175 13.3.3 Een inhoudsopgave op basis van andere stijlen ............................................................... 175 13.4 Voet- en eindnoten ................................................................................................................ 177 13.4.1 Wat is een voetnoot of eindnoot?................................................................................... 177 13.4.2 Voetnoten of eindnoten invoegen .................................................................................. 178 13.4.3 Opmaak van voetnoten en eindnoten ............................................................................. 178 13.4.3.1 De corresponderende opmaakprofielen .............................................................. 178 13.4.3.2 Het voetnoot- en eindnootscheidingsteken ......................................................... 179 13.5 Het navigatievenster .............................................................................................................. 179 13.6 Overzichtsweergave............................................................................................................... 180 13.7 Hoofd- en subdocumenten ...................................................................................................... 182 13.7.1 Wat zijn hoofd- en subdocumenten ................................................................................ 182 13.7.2 Knoppen zichtbaar maken in overzichtsweergave ............................................................ 182 13.7.3 Subdocumenten manipuleren in een hoofddocument........................................................ 182

Š 2011 Dominique Schreurs


1. Word starten en afsluiten

1

Word starten en afsluiten 1.1 Word starten Zoals vrijwel elk programma op je pc, zo ook kun je Word opstarten via het menu Start.  

Je activeert ten eerste de knop Start. Vervolgens activeer je de opdrachten Alle programma's > Microsoft Office > Microsoft Word 2010.

1.

Klik op de knop Starten.

2.

Klik daarna achtereenvolgens op Alle programma's > Microsoft Office > Microsoft Word 2010

Mogelijk staan er snelkoppelingen op je bureaublad of in de taakbalk. Vanzelfsprekend kun je ook hiervan gebruik maken om Word op te starten. Als het bovenstaande niet mocht lukken dan kun je altijd nog terugvallen op de onderstaande werkwijze.  

Activeer het dialoogvenster Uitvoeren met de sneltoets [WINDOWS]+[R]. In dit dialoogvenster tik je de opdracht winword in.

© 2011 Dominique Schreurs

1


1. Word starten en afsluiten

Dit principe moet altijd werken. Als dit niet zou lukken dan is Word 2010 niet of onvolledig geïnstalleerd.

1.2 Word afsluiten Het afsluiten van Word 2010 kan als volgt gebeuren.  

Klik in het lint op het tabblad Bestand. In de Backstage-weergave activeer je de laatste opdracht Afsluiten.

© 2011 Dominique Schreurs

2


2. Help opvragen in Word

2

Help opvragen in Word 2.1 Help voor Word 2.1.1 Het basisprincipe De helpfunctie van Word is enorm uitgebreid. Je kunt deze helpfunctie als volgt activeren. ďƒş

Kies de opdracht Bestand > Help > Microsoft Office Help, druk op de toets [F1] of klik rechtsbovenaan op het pictogram Microsoft Word Help.

Š 2011 Dominique Schreurs

3


2. Help opvragen in Word

ďƒş

In het venster dat nu verschijnt, klik je achtereenvolgens op de gewenste rubrieken totdat de gewenste informatie weergegeven wordt. Meestal wordt gestart met de rubriek Alles weergeven.

Š 2011 Dominique Schreurs

4


2. Help opvragen in Word

Via het tekstvak bovenaan en het corresponderende zoekpictogram kun je ook naar heel specifieke onderwerpen zoeken.

Zoeken naar het trefwoord "symbool" resulteert in het onderstaande dialoogvenster.

Š 2011 Dominique Schreurs

5


2. Help opvragen in Word

2.1.2 Verbonden met Office.com Merk op dat de mogelijkheden van de helpfunctie afhankelijk zijn van het feit of je al dan niet online bent. Indien je online bent dan wordt het dialoogvenster Microsoft Word Help deels gevuld op basis van de website www.office.com. Of dit het geval is, kun je afleiden uit het statuspictogram rechts onderaan in het venster.

Het statuspictogram geeft aan dat je online bent en dat het helpvenster gevoed wordt door de website www.office.com.

Door te klikken op het statuspictogram verschijnt er trouwens een keuzelijst, waarmee je expliciet kunt kiezen om enkel de informatie op je pc te raadplegen.

2.2 Zelfstudie Je kunt een online zelfstudie raadplegen via de onderstaande opdracht.  

Activeer via de Backstage de opdracht Bestand > Help > Aan de slag. Als dit gebeurd is dan verschijnt de onderstaande website in je browser.

Indien je vertrouwd zou zijn met Word 2003 dan is de overgang van menu- en werkbalken naar het lint niet zo evident. In dat geval is het interessant om in het bovenstaande venster de optie Interactieve menu-naar-lint-handleidingen aan te klikken.

© 2011 Dominique Schreurs

6


3. De werkomgeving van Word

3

De werkomgeving van Word 3.1 De verschillende onderdelen Na het opstarten van Word kom je vanzelfsprekend in het venster van Word terecht. Vermits je het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde onderdelen zelf kunt manipuleren, is het mogelijk dat jouw Word-venster er iets anders kan uitzien dan het venster in het onderstaande voorbeeld. In het venster van Word kom je vanzelfsprekend de typische Windows-componenten tegen. Maar ook de typische Word-componenten zullen hieronder beschreven worden.

3.1.1 Windows-componenten van het venster van Word Een toelichting over de typische Windows-componenten zul je zeker kunnen terugvinden in een handleiding over Windows. Volledigheidshalve zullen ze hieronder echter nog eens afzonderlijk beschreven worden. Verkleinen (4) De titelbalk (1) Het systeemmenu (2)

Minimaliseren (3)

Sluiten (5)

Š 2011 Dominique Schreurs

7


3. De werkomgeving van Word

Titelbalk (1): De titelbalk bevat de naam van het actieve document (in het bovenstaande voorbeeld dus paarden) en de titel van het actieve programma (in dit geval dus Microsoft Word) Als het venster verkleind is dan kun je dit venster eventueel verplaatsen door te slepen met de titelbalk. Systeemmenu (2): Met behulp van een afgerold systeemmenu kun je alle venstermanipulaties uitvoeren.

    

Vorig formaat: Een gemaximaliseerd venster wordt verkleind. Verplaatsen: Na het activeren van deze opdracht zul je met behulp van de pijltjestoetsen het respectievelijke venster kunnen verplaatsen. Formaat wijzigen: Deze opdracht geeft je de mogelijkheid om met behulp van de pijltjestoetsen de breedte en hoogte van het venster aan te passen. Minimaliseren: Het venster wordt "onzichtbaar" gemaakt. Enkel een knop in de taakbalk van Windows verwijst nog naar het venster. Maximaliseren: Het venster wordt vergroot zodat het hele scherm benut wordt. Sluiten: Het venster (en het corresponderende bestand) wordt gesloten.

Minimaliseren (3): Met behulp van de knop Minimaliseren kun je het venster "onzichtbaar" maken. Maximaliseren: Met behulp van de knop Maximaliseren kan het venster vergroot worden zodat het hele scherm benut wordt. Verkleinen (4): Als het venster gemaximaliseerd is dan kun je dit venster met de knop Verkleinen terug kleiner maken. Sluiten (5): De knop Sluiten zal er voor zorgen dat het desbetreffende venster gesloten wordt. Randen: Een venster dat niet gemaximaliseerd is, zal altijd afgebakend worden door randen. Deze randen stellen je in staat om het desbetreffende venster te verhogen, te verlagen, te verbreden of te versmallen.

© 2011 Dominique Schreurs

8


3. De werkomgeving van Word

3.1.2 Word-componenten van het venster van Word Met het oog op de weergave-instellingen van Word zullen de Word-componenten een extra woordje uitleg krijgen in de onderstaande opsomming. De werkbalk Snelle toegang (1) Het lint (2) is samengesteld uit tabbladen

De linialen (3)

De statusbalk (4) De schuifbalken (5)

ďƒş

ďƒş

De werkbalk Snelle toegang (1): In de linkerkant van de titelbalk, herken je een aantal knoppen in de werkbalk Snelle toegang. Het is zeer handig om veel gebruikte opdrachten toe te voegen aan deze werkbalk. Dit kan gebeuren met het afrolpijlte aan de rechterkant van de werkbalk. Met de opdracht Meer opdrachten kun je uiteindelijk eender welke opdracht van Word toevoegen aan de werkbalk Snelle toegang. Het lint (2): Het lint is samengesteld uit verschillende tabbladen. Ieder tabblad bevat opdrachten die samengebracht worden in groepen. De uitzondering is het eerste tabblad Bestand. Als je op dit tabblad klikt dan wordt de zogenoemde backstage-weergave geactiveerd. De backstage-weergave bevat allerhande algemene opdrachten over het actieve document.

Š 2011 Dominique Schreurs

9


3. De werkomgeving van Word

De knop Het lint minimaliseren

Het lint kan eventueel (tijdelijk) geminimaliseerd worden met de desbetreffende knop die je rechts bovenaan op je scherm aantreft. In tegenstelling tot de vorige versie van Word, namelijk versie 2007, kun je het lint aanpassen: Bestand > Opties (rubriek Lint aanpassen).

Opdrachten in het lint zullen meestal geactiveerd worden via de computermuis. Je kunt echter ook het toetsenbord gebruiken om opdrachten te gebruiken. Eerst druk je op de toets [ALT]. Daarna druk je op de corresponderende letters die nu in het lint verschijnen. 

De linialen (3): De linialen geven je een indruk met betrekking tot de positie van je tekst. Voor het plaatsen van tabposities en inspringingen is de horizontale liniaal heel handig. Het al dan niet weergeven van de linialen kan gebeuren met het knopje boven de verticale schuifbalk. De statusbalk (4): De statusbalk bevindt zich onderaan in het venster en bevat allerhande interessante informatie, zoals onder andere de bladzijde waarop de cursor staat. Met een rechtermuisklik op de statusbalk kun je vastleggen welke gegevens al dan niet opgenomen moeten worden in de statusbalk. Schuifbalken (5): Met behulp van de schuifbalken kun je grote verplaatsingen doorheen je document maken.

© 2011 Dominique Schreurs

10


3. De werkomgeving van Word

3.2 In- en uitzoomen Hoe gedetailleerd je je document wenst te zien, kun je zelf instellen: 

Activeer de opdracht Beeld > Zoomen > In- en uitzoomen.

In het corresponderende dialoogvenster In- en uitzoomen kies je vervolgens het gewenste percentage. De keuze Paginabreedte is soms een interessant alternatief omdat de breedte van het document dan overeenkomt met de breedte van het scherm.

Ter vervanging van de bovenstaande werkwijze kun je eveneens de corresponderende zoomschuifregelaar In-/uitzoomen in de statusbalk onderaan gebruiken.

© 2011 Dominique Schreurs

11


3. De werkomgeving van Word

3.3 Vijf documentweergaves Hoe je document wordt voorgesteld hangt af van bepaalde instellingen in Word. Dit geldt trouwens ook voor de weergave van de verschillende Word-componenten in het Wordvenster. Een document kan op vijf verschillende manieren worden weergegeven. Een van de documentweergaves is altijd actief. Het uitschakelen van een bepaalde documentweergave wordt dus verkregen door een andere documentweergave te activeren.

3.3.1 De afdrukweergave De standaardweergaven van Word is de afdrukweergave. In deze weergave zul je precies zien hoe je document er zal uitzien als het afgedrukt wordt (met uitzondering van de niet-afdrukbare tekens). In tegenstelling tot de conceptweergave zul je dus ook kop- en voetteksten, voetnoten, zwevende afbeeldingen, kolommen en dergelijke zien. Het eventuele nadeel van deze weergave is dat het bladeren doorheen een zeer groot document trager kan verlopen. Als je met een klein scherm met grove resolutie werkt, dan kan de afdrukweergave ook soms onhandig zijn. Voor het instellen van de afdrukweergave heb je twee alternatieven : 

Klik rechtsonderaan op de knop Afdrukweergave . Je kunt echter ook de opdracht Beeld > Documentweergaven > Afdrukweergave activeren. De knop Afdrukweergave

3.3.2 Lezen in volledig scherm Deze weergave zorgt ervoor dat de tekst gespreid worden over twee bladzijden op het scherm. Enerzijds bevordert dit misschien de leesbaarheid op het scherm. Anderzijds heb je geen zicht op hoe het document afgedrukt zal worden. De weergave Lezen in volledig scherm kun je als volgt instellen. 

Klik rechtsonderaan op de knop Lezen in volledig scherm . Je kunt echter ook de opdracht Beeld > Documentweergaven > Lezen in volledig scherm activeren. De knop Lezen in volledig scherm

Indien je een Word-document als bijlage van een e-mailbericht opent, dan wordt de leesindeling mogelijk automatisch geactiveerd.

© 2011 Dominique Schreurs

12


3. De werkomgeving van Word

3.3.3 Weblay-out Een volgende variant om een document te bekijken is de weblay-out. Deze weergave is vooral interessant indien je Word gebruikt om "webpagina's" te creëren. De andere weergaves gebruik je steeds met in het achterhoofd de gedachte dat het document zal afgedrukt worden. In de weblay-out zul je dan ook geen pagina-einden of kop- en voetteksten zien. 

Klik rechtsonderaan op de knop Weblay-out . Je kunt echter ook de opdracht Beeld > Documentweergaven > Weblay-out activeren. De knop Weblay-out

3.3.4 Overzichtsweergave De overzichtsweergave kan interessant zijn indien je een groot document met niveaus hebt. In de overzichtsweergave kun je niveaus verhogen of verlagen, je kunt niveaus zeer eenvoudig verplaatsen. In de overzichtsweergave kun je bovendien een overkoepelend hoofddocument creëren, dat gebaseerd is op verscheidene subdocumenten. Kenmerkend voor de overzichtsweergave is het extra tabblad Overzicht dat aan de linkerkant in het lint verschijnt. Dit tabblad wordt elders toegelicht (zie bladzijde 180, "Overzichtsweergave") Het switchen naar de overzichtsweergave kan als volgt gebeuren : 

Klik rechtsonderaan op de knop Overzicht . Je kunt echter ook de opdracht Beeld > Documentweergaven > Overzicht activeren. De knop Overzicht

© 2011 Dominique Schreurs

13


3. De werkomgeving van Word

3.3.5 De conceptweergave Een laatste documentweergave is de zogenoemde conceptweergave. In deze weergave zie je de eigenlijke tekst, evenals de karakter- en alinea-opmaak. Kop- en voetteksten, voetnoten, kolommen, zwevende afbeeldingen zul je echter niet zien in de conceptweergave. Indien je in de conceptweergave werkt dan zul je vaststellen dat er op het scherm minder "verloren" ruimte is. Bovendien kun je veel "vlugger" van de ene bladzijde naar de andere bladzijde bladeren. Dit snelheidsverschil zul je tegenwoordig echter enkel merken in zeer grote documenten op zeer trage pc's. Het instellen van de conceptweergave kan zowel via een opdracht in het lint, als via een knop in de statutsbalk gebeuren: ďƒş

Klik rechtsonderaan op de knop Concept . Je kunt echter de opdracht Beeld > Documentweergaven > Concept activeren. De knop Concept

Š 2011 Dominique Schreurs

14


4. Basisprincipes van Word

4

Basisprincipes van Word 4.1 Alinea-, regel- en pagina-eindes invoegen 4.1.1 Een alinea-einde Een groot gedeelte van de opmaakmogelijkheden van Word zullen ingesteld worden op het niveau van een alinea. 

Om een alinea-einde in te voegen, gebruik je de toets [ENTER].

Let op dat niet systematisch op het einde van ieder regel op [ENTER] drukt. Word zal er wel voor zorgen dat automatisch wordt verder gegaan op een volgende regel indien er geen plaats meer is op de huidige regel. Dit principe wordt regeloverloop genoemd. Druk je toch telkens op [ENTER] dan zal dit verwikkelingen veroorzaken indien je achteraf de inhoud en/of de opmaak van je tekst zult wijzigen. De toets [ENTER] mag dus enkel ingedrukt worden indien je zéker wilt dat het volgende karakter onder alle omstandigheden op een nieuwe regel begint, met andere woorden als je een nieuwe alinea wilt beginnen.

4.1.2 Een regeleinde Het is trouwens ook mogelijk om binnen een alinea een nieuwe regel te beginnen. 

Om een regeleinde in een alinea aan te brengen, gebruik je de sneltoets [SHIFT]+[ENTER].

Regeleindes worden meestal vrij beperkt gebruikt. Ingeval je correct selecteert en ingeval je je opmaak instelt met behulp van stijlen, dan zijn er weinig redenen om regeleindes in te voegen.

© 2011 Dominique Schreurs

15


4. Basisprincipes van Word

4.1.3 Pagina-einde 4.1.3.1

Een pagina-einde invoegen

Ook over het einde van een pagina hoef je je vanzelfsprekend niet te bekommeren. Word zal er voor zorgen dat, in het geval de tekst niet meer op een bladzijde past, er automatisch naar een tweede bladzijde wordt overgegaan. Wil je niettemin zelf een pagina-einde invoegen dan kan dit als volgt gebeuren:  

Plaats de cursor op de positie waar het pagina-einde ingevoegd moet worden. Kies de opdracht Invoegen > Pagina's > Pagina of gebruik de sneltoets [CTRL]+[ENTER].

Merk op dat een handmatig ingevoegd pagina-einde voorgesteld wordt door een horizontale lijn, zoals in het onderstaande voorbeeld.

4.1.3.2

Een pagina-einde verwijderen

Vanzelfsprekend moeten een zelf-ingevoegd pagina-einde ook verwijderd kunnen worden.  

Plaats de cursor op het desbetreffende pagina-einde. Druk nu op de toets [DELETE].

Je kunt enkel een handmatig ingevoegd pagina-einde verwijderen. Een pagina einde dat automatisch door Word ingevoegd wordt, kun je nooit verwijderen.

4.1.4 De niet-afdrukbare tekens Een alinea wordt telkens afgesloten door een alineamarkering (¶). Dit teken kan op het scherm getoond worden, maar het zal nooit afgedrukt worden. Dit geldt onder andere ook voor de punten die een spatie symboliseren of voor de pagina-eindes die je invoegt. Het al dan niet weergeven van de niet-afdrukbare tekens kan gebeuren met de opdracht Start > Alinea > Alles weergeven of door de sneltoets [CTRL]+[SHIFT]+[8] in te drukken.

Deze optie is bij voorkeur actief. Het is immers belangrijk dat je weet waar je een nieuwe alinea begint. Ook bij het selecteren van tekst is het vrij belangrijk te weten of deze tekens al dan niet mee geselecteerd worden.

© 2011 Dominique Schreurs

16


4. Basisprincipes van Word

4.2 De cursor verplaatsen 4.2.1 Definitie van de cursor De cursor of invoegpositie, gesymboliseerd door een knipperend verticaal streepje, geeft aan op welke plaats in het document je je bevindt. Op de plaats van de cursor kun je bijvoorbeeld tekst ingeven en verwijderen. Let wel op dat je de cursor niet verwart met de muiswijzer die in de tekst onder andere voorgesteld kan worden door een pijtje of een "hoofdletter I". ,

4.2.2 De cursor verplaatsen Vermits de positie van de cursor zo belangrijk is, is het dan ook interessant om te weten hoe je deze cursor kan verplaatsen. De onderstaande opsomming geeft duidelijk aan dat er een heleboel alternatieven zijn om doorheen je document te navigeren.

 Muisklik in de tekst (muiswijzer ................... De cursor wordt verplaatst naar wordt voorgesteld door een (dichtstbijzijnde) positie waar je klikt. "hoofdletter I"

 Pijltjestoetsen (rechtsonder op ..................... Horizontale verplaatsing (per positie) of het toetsenbord [ ], [ ], [ ] en verticale verplaatsing (per regel) [ ]) [END] ..................... [HOME] ..................... [CTRL]+[END] ..................... [CTRL]+[HOME] ..................... [CTRL]+[ ] ..................... [CTRL]+[ ] ..................... [CTRL]+[ ] ..................... [CTRL]+[ ] ..................... [PAGEUP] ..................... [PAGEDOWN] ..................... [CTRL]+[PAGEUP] ..................... [CTRL]+[PAGEDOWN] .....................

Einde van de regel Begin van de regel Einde van het document Begin van het document Begin van het volgende woord Begin van het huidige woord Begin van de volgende alinea Begin van de huidige alinea Een "scherm" naar boven Een "scherm" naar beneden Een pagina naar boven Een pagina naar beneden

© 2011 Dominique Schreurs

17


4. Basisprincipes van Word

Als je het toetsenbord goed beheerst zijn er dus talloze alternatieven om de cursor in je document te verplaatsen. Er is echter nog een speciale, maar daarom niet minder interessante sneltoets. [SHIFT]+[F5] ..................... De vorige positie in het document waar wijzigingen werden aangebracht (maximaal 3 stappen terug)

4.2.3 Ga naar Indien je naar een bepaalde bladzijde wenst te navigeren dan kun je de onderstaande werkwijze hanteren : 

Druk op de toets [F5] of activeer de opdracht Start > Bewerken > Zoeken > Ga naar.

In het tabblad Ga naar van het dialoogvenster Zoeken en vervangen dat nu verschijnt, kies je in de keuzelijst onder Ga naar het gewenste bladerobject. Dit kan bijvoorbeeld Pagina zijn indien je naar een bepaalde bladzijde wilt navigeren. Vervolgens tik je het gewenste paginanummer in. Je kunt ook relatieve verplaatsingen uitvoeren. Door bijvoorbeeld +2 in te tikken ga je twee bladzijden verder ten opzichte van de huidige bladzijde.

© 2011 Dominique Schreurs

18


4. Basisprincipes van Word

4.2.4 De rechterschuifbalk Ook de schuifbalk aan de rechterkant van het documentvenster kun je gebruiken om doorheen het document te bladeren. Uit het onderstaande overzicht zal blijken dat de rechterschuifbalk meer mogelijkheden biedt dan het klikken op de pijltjes of het slepen met het schuifbalkblokje. 

Door op deze knop te klikken zul je in je document geleidelijk naar boven opschuiven.

Door op deze knop te klikken zul je in je document geleidelijk naar beneden opschuiven.

De knop Bladerobject selecteren geeft je de mogelijkheid om aan te geven op basis van welk object je doorheen het document wenst te bladeren met de onderstaande twee knoppen. Meestal zul je kiezen om hier pagina per pagina te bladeren. Je kunt echter ook andere mogelijkheden kiezen (bijvoorbeeld tabel per tabel, afbeelding per afbeelding,…). In een dergelijk geval zullen de bijbehorende knoppen trouwens blauw gekleurd worden.

De knop Bladerobject selecteren

Door op deze knop te klikken ga je naar boven bladeren in je document op basis van het geselecteerde bladerobject.

Door op deze knop te klikken ga je naar beneden bladeren in je document op basis van het geselecteerde bladerobject.

© 2011 Dominique Schreurs

19


4. Basisprincipes van Word

4.3

Tekst selecteren

Als je een bewerking wilt uitvoeren op een bepaald gedeelte van het document dan moet je uiteraard kenbaar maken op welk gedeelte dit zal gebeuren. Je moet met andere woorden aan Word "meedelen" welk woord, welke regel,... bijvoorbeeld vet gedrukt moet worden. Het aanduiden van tekst om hierop een bewerking uit te voeren wordt "selecteren" genoemd. Door een gedeelte van het document te selecteren geef je dus aan dat je met dat gedeelte iets wenst te doen.

4.3.1 Verschillende alternatieven Tekst selecteren kan op verscheidene manieren gebeuren. Je kunt met behulp van de computermuis selecteren. Maar ook met behulp van het toetsenbord kunnen een heleboel selectietechnieken uitgevoerd worden.

4.3.1.1

Willekeurige selectie

Om een willekeurig gedeelte van je document te selecteren, beschik je over twee alternatieven: de computermuis of het toetsenbord.

  

Klik vóór het eerste karakter van het tekstgedeelte dat je wilt selecteren. Sleep vervolgens tot aan het laatste karakter.

Eventueel kun je het bovenstaande ook in de omgekeerde richting doen. Als je met het toetsenbord wilt selecteren dan kun je de onderstaande techniek toepassen:

   

Plaats de cursor voor het eerste karakter van het tekstgedeelte dat je wilt selecteren. Druk de toets [SHIFT] in en houd deze toets ingedrukt. Gebruik nu de pijltjestoetsen om de selectie uit te breiden. Eventueel kun je ook andere toetsen gebruiken om de cursor te verplaatsen.

Indien het selecteren niet naar wens verloopt, dan verdient het de voorkeur om het tweede alternatief te gebruiken. Selecteren met het toetsenbord verloopt meestal sneller en preciezer als selecteren met de computermuis.

© 2011 Dominique Schreurs

20


4. Basisprincipes van Word

4.3.1.2

Speciale selecties

Er zijn allerhande speciale selectietechnieken in Word. Hieronder volgt een vrij volledig overicht. Een woord ..................... Dubbelklik op het woord dat je wilt selecteren. Een zin ..................... Houd de toets [CTRL] ingedrukt en klik tegelijkertijd ergens in de zin die je wenst te selecteren. Een regel ..................... Plaats de muiswijzer links in de marge naast de regel in kwestie. De muiswijzer zal nu voorgesteld worden door een pijltje.

Klik vervolgens op delinkermuistoets. Meerdere regels ..................... Selecteer een regel en sleep vervolgens naar beneden of naar boven. Een alinea ..................... Plaats het muispijltje links in de marge naast de alinea in kwestie en dubbelklik.

Je kunt eveneens drie keer klikken in de desbetreffende alinea. Meerdere alinea's ..................... Selecteer een alinea met een dubbelklik in de linkermarge en sleep vervolgens onmiddellijk naar beneden of naar boven. Het volledige document ..................... Houd de toets [CTRL] ingedrukt en klik vervolgens in de linkermarge. Een alternatief is drie keer klikken in de linkermarge of de de sneltoets [CTRL]+[A] of de opdracht Start > Bewerken > Selecteren > Alles selecteren.

Š 2011 Dominique Schreurs

21


4. Basisprincipes van Word

4.3.1.3

De uitbreidingsmodus

De bovenstaande selectietechnieken zijn zonder twijfel zeer interessant. Het probleem is echter dat het niet evident is om al deze technieken van buiten te kennen. Een interessant alternatief kan het gebruik van de sneltoets [F8] zijn. Met deze sneltoets activeer je de uitbreidingsmodus. Uit het onderstaande overzicht blijkt dat door slechts één sneltoets te kennen, je toch een heleboel speciale selecties kunt maken: Eén keer [F8] ........... De uitbreidingsmodus wordt geactiveerd. Twee keer [F8] ......... Er wordt een woord geselecteerd. Drie keer [F8] .......... Er wordt een zin geselecteerd. Vier keer [F8] .......... Er wordt een alinea geselecteerd. Vijf keer [F8] ........... Het volledige document wordt geselecteerd. Het probleem van de uitbreidingsmodus is wel dat je deze modus moet uitschakelen om verder te kunnen werken. Dit kan simpelweg gebeuren met de toets [ESC].

4.3.1.4

Afzonderlijke tekstfragmenten tegelijkertijd selecteren

Het is eventueel ook mogelijk om afzonderlijke stukjes tekst tegelijkertijd te selecteren om er daarna eenzelfde bewerking op uit te voeren.   

Selecteer het eerste stukje tekst. Druk op de toets [CTRL] en houd deze toets ingedrukt. Selecteer vervolgens met de computermuis een of meer ander stukjes van je tekst.

4.3.2 Een bestaande selectie aanpassen Indien je een tekstgedeelte geselecteerd hebt en je stelt vast dat je te veel of te weinig geselecteerd hebt dan kun je de selectie nog aanpassen.  

Druk op de toets [SHIFT] en houd deze toets ingedrukt. Gebruik daarna bijvoorbeeld een van de pijltjestoetsen om de selectie aan te passen.

Het aanpassen van een bestaande selectie kan enkel gebeuren met het toetsenbord. Indien je zomaar vanuit een bestaande selectie begint te slepen met de computermuis dan zal de selectie immers niet aangepast, maar verplaatst worden. Dit is een vaak voorkomende fout bij beginnende gebruikers.

4.3.3 Een selectie opheffen Een selectie kun je opheffen door de cursor te verplaatsen. Als je bijvoorbeeld een pijltjestoets [ ] gebruikt dan zal de cursor verschijnen achter de eerder geselecteerde tekst. Let op dat je geen karaktertoets indrukt als tekst geselecteerd is. Beginnende gebruikers gebruiken soms de toets [ENTER] of [SPATIE] om een selectie op te heffen. Dat kun je beter niet doen. De selectie zal weliswaar verdwijnen, maar ook de tekst die erin stond.

© 2011 Dominique Schreurs

22


4. Basisprincipes van Word

4.4 Tekst bewerken 4.4.1 Tekst wissen Om tekst karakter per karakter te wissen, beschik je over twee belangrijke toetsen, namelijk [DELETE] en [BACKSPACE]. Tussen deze twee toetsen bestaat er een essentieel verschil. De toets [DELETE] wist de karakters die rechts van de cursor staan. De toets [BACKSPACE] daarentegen verwijdert de karakters die links van de cursor staan. Indien je een stuk tekst wilt wissen, dan volg je best de volgende werkwijze:  

Selecteer de te verwijderen tekst. Druk vervolgens op [DELETE] of [BACKSPACE].

Ook interessant zijn de sneltoetsen [CTRL]+[DELETE] of [CTRL]+[BACKSPACE]. Met deze sneltoetsen kun je respectievelijk het woord rechts of links van de cursor verwijderen.

4.4.2 Opdrachten ongedaan maken Een zeer interessante functionaliteit in Word is het ongedaan maken van opdrachten. Word laat je toe om een onbeperkt aantal stappen terug te gaan. Indien je met andere woorden vaststelt dat een bepaalde ingreep voor ongewenste gevolgen zorgt dan kan je dus steeds terugvallen op onderstaande procedure. 

Klik in de werkbalk Snelle toegang op de knop Ongedaan maken of gebruik de sneltoets [CTRL]+[Z].

Indien je meer stappen wenst terug te gaan dan hoef je niet herhaaldelijk op de knop Ongedaan maken te blijven klikken. Je kunt ook de desbetreffende keuzelijst opvragen door naast de knop Ongedaan maken te klikken op het bijbehorende afrolpijltje. In de keuzelijst die nu verschijnt klik je op het gewenste item. Indien je bijvoorbeeld 5 stappen wenst terug te gaan dan klik je op het vijfde item.

© 2011 Dominique Schreurs

23


4. Basisprincipes van Word

Merk op dat het dikwijls veel gemakkelijker is om een stap terug te gaan dan om zelf je eigen fouten te corrigeren. Zeker voor beginnende gebruikers is deze stelregel geldig. Indien je iets ongedaan gemaakt hebt dan kun je dit ongedaan maken op zich ook weer herstellen. Daarvoor kun je gebruik maken van de onderstaande alternatieven. 

Klik in de werkbalk Snelle toegang op de knop Opnieuw of gebruik de sneltoets [CTRL]+[Y].

4.4.3 Opdrachten herhalen De laatste opdracht die je hebt uitgevoerd, kun je heel eenvoudig herhalen. 

Klik in de werkbalk Snelle toegang op de knop Herhalen of gebruik de sneltoets [F4].

4.4.4 Tekst verplaatsen en kopiëren 4.4.4.1

Tekst verplaatsen

Verplaatsen houdt in dat de geselecteerde tekst op de oorspronkelijke positie verwijderd zal worden om hem achteraf naar een nieuwe bestemming over te brengen. Het verplaatsen van tekst kan op diverse manieren gebeuren. Eigenlijk gelden hier de klassieke principes van Windows.    

Stap Stap Stap Stap

1: 2: 3: 4:

Selecteer hetgeen je wenst te verplaatsen. Activeer een knipcommando. Zet de cursor op de gewenste bestemming. Activeer een plakcommando.

© 2011 Dominique Schreurs

24


4. Basisprincipes van Word

Verplaatsen via het lint Voor het verplaatsen van tekst, kun je eigenlijk altijd terugvallen op de onderstaande stappen. Dit is trouwens het geval voor vrijwel iedere Windows-programma.  

Selecteer het gedeelte van je tekst dat verplaatst moet worden. Kies de opdracht Start > Klembord> Knippen.

 

Plaats de cursor in het gewenste document op de gewenste bestemming. Kies de opdracht Start > Klembord> Plakken.

Merk op dat je deze procedure mag onderbreken tussen stap 2 en stap 3. Datgene wat je wenst te knippen (of te kopiëren) wordt immers naar het zogenoemde klembord weggeschreven. En zolang je niet opnieuw iets knipt of kopieert blijft de inhoud van dit klembord ongewijzigd. Verplaatsen via het snelmenu Zeer handig in Word zijn de zogenaamde contextgevoelige snelmenu's. Een snelmenu kun je oproepen door ter hoogte van de gewenste positie of selectie op de rechtermuistoets te klikken.  

Selecteer het gedeelte van je tekst dat verplaatst moet worden. Klik ter hoogte van de selectie op de rechtermuistoets en kies in het snelmenu dat nu verschijnt de opdracht Knippen.

© 2011 Dominique Schreurs

25


4. Basisprincipes van Word

 

Plaats de cursor in het gewenste document op de gewenste bestemming. Klik ter hoogte van de gewenste bestemming nogmaals op de rechtermuistoets en klik in het snelmenu in de rubriek Plakopties op de knop Alleen tekst behouden.

De rechtermuistoets kan ook voor andere courant gebruikte commando's gebruikt worden. Let wel op dat je op voorhand de muisaanwijzer op de correcte plaats positioneert. Verplaatsen via sneltoetsen Het verplaatsen van tekst is iets wat waarschijnlijk heel vaak zal gebeuren. Het is dan ook zeer nuttig om te weten welke sneltoetsen je kunt gebruiken om te knippen en te plakken.    

Selecteer het gedeelte van je tekst dat verplaatst moet worden. Activeer de sneltoets [CTRL]+[X] of [SHIFT]+[DELETE]. Plaats de cursor in het gewenste document op de gewenste bestemming. Activeer de sneltoets [CTRL]+[V] of .[SHIFT]+[INSERT].

Verplaatsen via slepen en neerzetten Een methode die zeer interessant is, is het zogenaamde slepen en neerzetten-principe. Voorwaarde is wel dat je vrij handig bent met je computermuis.  

Selecteer het gedeelte van je tekst dat verplaatst moet worden. Klik in de selectie. De muiswijzer zal nu veranderen in een pijltje.

Sleep nu naar de gewenste bestemming. Merk op dat er een soort van grijze cursor meebeweegt en dat de muisaanwijzer verandert in een pijltje met een rechthoekje.

Indien de grijze cursor zich op de gewenste bestemming bevindt dan stop je met slepen. © 2011 Dominique Schreurs

26


4. Basisprincipes van Word

4.4.4.2

Tekst kopiëren

Verplaatsen houdt in dat de geselecteerde tekst op de oorspronkelijke positie verwijderd zal worden. Kopiëren daarentegen houdt in dat de geselecteerde tekst behouden blijft én bovendien op een andere plaats terecht zal komen. Het kopiëren van tekst kan op diverse manieren gebeuren. Ook hier gelden de klassieke principes van Windows.    

Stap Stap Stap Stap

1: 2: 3: 4:

Selecteer hetgeen je wenst te kopiëren. Activeer een kopieercommando. Zet de cursor op de gewenste bestemming. Activeer een plakcommando.

Kopiëren via het lint Voor het kopiëren van tekst kun je gebruik maken van de volgende opdrachten.  

Selecteer het gedeelte van je tekst dat gekopieerd moet worden. Kies de opdracht Start > Klembord> Kopiëren.

 

Plaats de cursor in het gewenste document op de gewenste bestemming. Kies de opdracht Start > Klembord> Plakken.

Deze procedure mag onderbroken worden tussen stap 2 en stap 3 vermits de gekopieerde inhoud naar het klembord overgebracht wordt. En zolang je niet opnieuw iets knipt of kopieert blijft de inhoud van dit klembord ongewijzigd. Dit heeft eveneens als gevolg dat je enkel stap 3 en stap 4 opnieuw dient uit te voeren indien je hetzelfde meerdere malen wenst te kopiëren.

© 2011 Dominique Schreurs

27


4. Basisprincipes van Word

Kopiëren via het snelmenu Ook de contextgevoelige snelmenu's kun je gebruiken om tekst te kopiëren.  

Selecteer het gedeelte van je tekst dat gekopieerd moet worden. Klik ter hoogte van de selectie op de rechtermuistoets en kies in het snelmenu dat nu verschijnt de opdracht Kopiëren.

 

Plaats de cursor in het gewenste document op de gewenste bestemming. Klik ter hoogte van de gewenste bestemming nogmaals op de rechtermuistoets en klik in het snelmenu in de rubriek Plakopties op de knop Alleen tekst behouden.

Kopiëren via sneltoetsen Vermoedelijk zul je heel vaak tekst kopiëren. Daarom is het dan ook zeer nuttig om te weten welke sneltoetsen je kunt gebruiken om te kopiëren en te plakken.    

Selecteer het gedeelte van je tekst dat gekopieerd moet worden. Activeer de sneltoets [CTRL]+[C] of [CTRL]+[INSERT]. Plaats de cursor in het gewenste document op de gewenste bestemming. Activeer de sneltoets [CTRL]+[V] of [SHIFT]+[INSERT].

© 2011 Dominique Schreurs

28


4. Basisprincipes van Word

Kopiëren via slepen en neerzetten Soms is het principe van slepen en neerzetten de snelste manier om tekst te kopiëren  

Selecteer het gedeelte van je tekst dat gekopieerd moet worden. Klik in de selectie en houd tegelijkertijd de toets [CTRL] ingedrukt. De muiswijzer zal nu veranderen in een pijltje.

Sleep nu naar de gewenste bestemming terwijl de toets [CTRL] ingedrukt blijft. Merk op dat er een soort van grijze cursor meebeweegt.

Indien de grijze cursor zich op de gewenste bestemming bevindt dan stop je met slepen. Daarna laat je de toets [CTRL] los.

4.4.4.3

Plakopties

Als je tekst plakt in een document dan verschijnt mogelijk de knop Plakopties op de plaats waar deze tekst geplakt wordt.

Door te klikken op deze knop kun je een aantal opties met betrekking tot het plakken, instellen. De beschikbare opties zijn afhankelijk van hetgeen je plakt (tekst, afbeelding, object,…): Ingeval je tekst plakt, dan kun je kiezen tusssen de onderstaande opties.

 

Opmaak van bron behouden: Als je deze optie aanduidt dan wordt niet alleen de inhoud maar ook de opmaak van het originele stuk tekst geplakt. Opmaak samenvoegen: Deze optie heeft als gevolg dat de in eerste instantie de opmaak van de bestemming van toepassing zal zijn. Eventuele afwijkende opmaak van de bron wordt overgenomen. Alleen tekst behouden: Deze optie heeft als gevolg dat de originele opmaak vervangen wordt door de opmaak die is ingesteld op de plaats waar er geplakt wordt.

© 2011 Dominique Schreurs

29


4. Basisprincipes van Word

4.4.4.4

Het klembord van Office

Als je heel vaak verschillende stukjes informatie moet kopiĂŤren dan kan het klembord van Office een interessant hulpmiddel zijn. In het klembord van Office worden de laatste 24 fragmenten bewaard die met een Office-programma gekopieerd of geknipt werden. Het klembord van Office kun je zichtbaar maken door in de groep Klembord van het tabblad Start te klikken op het startpictogram voor dialoogvensters.

Klik op het startpictogram voor dialoogvensters om het klembord van Office zichtbaar te maken

Om een onderdeel van het klembord in je tekst in te voegen, klik je simpelweg op het gewenste fragment nadat je de cursor op de gewenste positie hebt gezet.

Š 2011 Dominique Schreurs

30


4. Basisprincipes van Word

4.4.5 Symbolen en speciale tekens 4.4.5.1

Een symbool invoegen

Sommige lettertypes, zoals bijvoorbeeld Wingdings, Monotype Sorts en Symbol bevatten allerhande symbolen (in plaats van leesbare letters). Er bestaat een heel handige werkwijze om een dergelijk symbool in je document in te lassen.  

Plaats de cursor op de plaats waar het symbooltje ingevoegd moet worden. Kies de opdracht Invoegen > Symbolen > Symbool > Meer symbolen.

In het dialoogvenster Symbool dat nu verschijnt, kies je in de keuzelijst naast Lettertype eerst het gewenste lettertype. Vervolgens selecteer je het gewenste symbooltje door er op te klikken Het geselecteerde symbooltje wordt tenslotte in de tekst ingevoegd als je op de knop Invoegen klikt. Ook door te dubbelklikken op het desbetreffende symbooltje wordt een symbool ingevoegd.

 

© 2011 Dominique Schreurs

31


4. Basisprincipes van Word

4.4.5.2

Speciale tekens

Door middel van het bovenstaande dialoogvenster Symbool kun je trouwens ook allerhande speciale karakters in je tekst invoegen. Hiervoor moet je simpelweg het tabblad Speciale tekens activeren. Klik op het tabblad Speciale tekens om onder andere een vaste spatie in te voegen.

De meeste tekens die in deze lijst voorkomen, zul je zeer waarschijnlijk zonder problemen kunnen gebruiken. Een extra woordje uitleg over het zogenoemde vast afbreekstreepje enerzijds en de vaste spatie anderzijds is wellicht toch nog nuttig.

Š 2011 Dominique Schreurs

32


4. Basisprincipes van Word

Vast afbreekstreepje Met een vast afbreekstreepje kun je bekomen dat twee woorden die van elkaar gescheiden worden door een afbreekstreepje, nooit onderhevig zullen zijn aan een regeleinde. Het zelfstandig naamwoord "T-shirt" zal met andere woorden volledig naar de volgende regel verschuiven vanaf het moment dat het woordje "shirt" niet meer op de desbetreffende regel past. … Opvallend was de kledij van de persoon die gezocht werd. Op zijn Tshirt stond de afbeelding van een leeuw. …

… Opvallend was de kledij van de persoon die gezocht werd. Op zijn T-shirt stond de afbeelding van een leeuw. …

Om een vast afbreekstreepje in te voegen kun je als volgt te werk gaan:

Plaats de cursor op de plaats waar het afbreekstreepje ingevoegd moet worden. Activeer de opdracht Invoegen > Symbolen > Symbool > Meer symbolen. In het dialoogvenster Symbool dat nu verschijnt, activeer je het tabblad Speciale tekens. In dit tabblad kies je de derde optie Vast afbreekstreepje.

Vervolgens bevestig je je keuze door op de knop Invoegen te klikken.

  

Merk op dat er ook weer een zogenoemd niet-afdrukbaar teken verschijnt op de plaats van het vast afbreekstreepje, namelijk een streepje ( — ) dat ruim dubbel zo breed is als het gewone koppelteken. Het vast afbreekstreepje kun je trouwens ook invoegen met de sneltoets [CTRL]+[SHIFT]+[-].

© 2011 Dominique Schreurs

33


4. Basisprincipes van Word

Vaste spatie De functie van een vaste spatie is gelijkaardig als de functie van een afbreekstreepje. Door middel van een vaste spatie kun je er immers voor zorgen dat twee woorden die van elkaar gescheiden worden door een spatie en toch eigenlijk bij elkaar horen, nooit onderhevig zullen zijn aan een regeleinde. Het bedrag "1 000 EUR" zal met andere woorden steeds volledig naar de volgende regel verschuiven vanaf het moment dat de munteenheid "EUR" niet meer op de desbetreffende regel past. … Men vond dat het product goed en keurig afgewerkt was. Toch is 1 000 EUR een niet geringe aankoopprijs. Er bestaan immers gelijkaardige producten vanaf nauwelijks 700 EUR. …

… Men vond dat het product goed en keurig afgewerkt was. Toch is 1 000 EUR een niet geringe aankoopprijs. Er bestaan immers gelijkaardige producten vanaf nauwelijks 700 EUR. …

Om een vaste spatie in te voegen kun je als volgt te werk gaan:

Plaats de cursor op de plaats waar het afbreekstreepje ingevoegd moet worden. Activeer de opdracht Invoegen > Symbolen > Symbool > Meer symbolen. In het dialoogvenster Symbool dat nu verschijnt, activeer je het tabblad Speciale tekens. In dit tabblad kies je de achtste optie Vaste spatie.

Vervolgens bevestig je je keuze door op de knop Invoegen te klikken.

  

Ook een vaste spatie zal voorgesteld worden door een zogenoemd niet afdrukbaar teken. Er verschijnt op de plaats van de vaste spatie, namelijk een klein bolletje ( ° ). Het invoegen van een vaste spatie kan ook gebeuren met de sneltoets [CTRL]+[SHIFT]+[SPATIE].

© 2011 Dominique Schreurs

34


4. Basisprincipes van Word

Tijdelijk afbreekstreepje Ingeval het principe van woordafbreking (Pagina-indeling > Pagina-instelling > Afbreken) niet actief is dan kun je woorden alsnog laten splitsen door een zogenoemd tijdelijk afbreekstreepje. Het tijdelijk afbreekstreepje zal niet getoond worden in het midden van een regel. Maar indien het woord aan het einde van de regel verschijnt dan zal er gesplitst worden op basis van dit afbreekstreepje. … Een hospitalisatie¬verzekering is eigenlijk noodzakelijk. Anders kan een ziekenhuisopname nog een extra onaangenaam financieel gevolg hebben…

… Welke verzekeringen heb je allemaal nodig? Een hospitalisatieverzekering is eigenlijk noodzakelijk. Anders kan een ziekenhuisopname nog een extra onaangenaam financieel gevolg hebben…

Om een tijdelijk afbreekstreepje in te voegen kun je als volgt te werk gaan:

Plaats de cursor op de plaats waar het afbreekstreepje ingevoegd moet worden. Activeer de opdracht Invoegen > Symbolen > Symbool > Meer symbolen. In het dialoogvenster Symbool dat nu verschijnt, activeer je het tabblad Speciale tekens. In dit tabblad kies je de vierde optie Tijdelijk afbreekstreepje.

Vervolgens bevestig je je keuze door op de knop Invoegen te klikken.

  

Een tijdelijk afbreekstreepje zal voorgesteld worden door een zogenoemd niet afdrukbaar teken. Er verschijnt op de plaats van het tijdelijk afbreekstreepje namelijk een klein winkelhaakje ( ). Het invoegen van een tijdelijk afbreekstreepje kan ook gebeuren met de sneltoets [CTRL]+[-].

© 2011 Dominique Schreurs

35


5. Documenten in Word

5

Documenten in Word 5.1 Een nieuw document creëren 5.1.1 Een leeg document Als je Word opstart dan kom je automatisch in een leeg document of bestand terecht. Het is vanzelfsprekend mogelijk om daarna nog nieuwe documenten aan te maken. Je hoeft hiervoor trouwens niet het actieve document af te sluiten. In Word is het immers mogelijk om tegelijkertijd in meerdere documenten te werken. In de onderstaande werkwijze wordt getoond hoe je een nieuw document creëert dat volledig leeg is. Feitelijk wordt er nu een document aangemaakt dat gebaseerd is op het sjabloon NORMAL.DOT.   

Klik in het lint op het eerste tabblad Bestand. In de zogenoemde backstage klik je aan de linkerkant op de opdracht Nieuw. Daarna klik je aan de rechterkant op de knop Maken. 1.

Klik op Bestand.

2.

Klik daarna op de opdracht Nieuw.

3.

Klik tenslotte op de knop Maken.

© 2011 Dominique Schreurs

36


5. Documenten in Word

Bovenstaande procedure is nogal omslachtig. Daarom is het wellicht handiger om de sneltoets [CTRL]+[N] te gebruiken. Of je kunt natuurlijk ook de knop Nieuw toevoegen aan de werkbalk Snelle Toegang. 1.

Klik op het afrolpijltje van de werkbalk Snelle toegang.

2.

Klik op Nieuw om de corresponderende knop toe te voegen aan de werkbalk Snelle toegang..

Binnen Word kun je tegelijkertijd zoveel documenten aanmaken als je wilt. Je bent alleen beperkt door het geheugen van je PC. Niettemin is het raadzaam het aantal geopende documenten te beperken. Dit zal de snelheid en de overzichtelijkheid zeker ten goede komen. Nieuwe documenten zullen voorlopig (totdat je ze zal opslaan) de naam Document1, Document2,... krijgen. Het volgnummer is afhankelijk van het aantal documenten dat je tijdens de desbetreffende Word-sessie hebt aangemaakt.

5.1.2 Een document op basis van een sjabloon Word is uitgerust met een grote hoeveelheid voorgedefinieerde documenten, de zogenoemde sjablonen. Het is trouwens mogelijk om zelf sjablonen te creëren, zodat je op basis hiervan heel makkelijk nieuwe documenten kunt creëren. Om een nieuw document te creëren op basis van een sjabloon, voer je de volgende stappen uit.   

Klik in het lint op het eerste tabblad Bestand. In de zogenoemde backstage klik je aan de linkerkant op de opdracht Nieuw. Vervolgens kies je de gewenste rubriek. De meest gebruikte rubrieken worden hieronder summier toegelicht. -

-

 

Voorbeeldsjablonen: Deze rubriek bevat een aantal sjablonen die automatisch beschikbaar worden gesteld nadat je Word op je pc hebt geïnstalleerd. Mijn sjablonen: Deze rubriek bevat alle sjablonen die je zelf hebt gecreëerd of die een verantwoordelijke binnen je organisatie beschikbaar heeft gesteld. Office.com-sjablonen: Deze sjablonen worden via de website van Microsoft beschikbaar gesteld. Je moet online zijn om hiervan gebruik te kunnen maken.

Binnen de gewenste rubriek klik je op het gewenste sjabloon. Daarna klik je aan de rechterkant op de knop Maken. © 2011 Dominique Schreurs

37


5. Documenten in Word

In het onderstaande voorbeeld wordt een nieuw curriculum vitae gecreĂŤerd op basis van een voorbeeldsjabloon.

4. 5.

1.

Klik op Bestand.

2.

Klik daarna op de opdracht Nieuw.

3.

Kies de rubriek Voorbeeldsjablonen.

Schuif eventueel met de schuifbalk naar beneden. Selecteer het gewenste sjabloon.

6. Klik op de knop Maken.

Š 2011 Dominique Schreurs

38


5. Documenten in Word

5.2 Een document opslaan 5.2.1 Het nut van opslaan Het opslaan of bewaren van een document gebeurt steeds in het programma waarin je het document aanmaakt. Het document dat je in Word hebt aangemaakt, zul je dus ook vanuit Word moeten opslaan. Het keurig en correct opslaan van documenten is uiteraard zeer belangrijk. Opgeslagen documenten kun je achteraf opnieuw gebruiken om ze bijvoorbeeld nog eens af te drukken of om ze eventueel aan te passen. Al het werk dat je op je pc verricht en dat niet opgeslagen is, zal verloren gaan als je je pc uitschakelt. Hoewel je zal gewaarschuwd worden als je een document sluit zonder het op te slaan, toch verdient het de voorkeur dat je reeds tijdens het werken in documenten je wijzigingen regelmatig opslaat. Bij het afsluiten kun je immers per ongeluk vergeten om op te slaan, zodat alle niet opgeslagen informatie weg zal zijn. Ook een elektriciteitspanne, een crash van het netwerk of het vastlopen van een PC kan als gevolg hebben dat niet-opgeslagen wijzigingen gedeeltelijk of volledig kwijt zullen zijn.

5.2.2 Het basisprincipe Bij het opslaan van een document zal er eerst een onderscheid gemaakt worden tussen het feit dat je een nieuw document voor de eerste maal opslaat of dat je een bestaand document opnieuw opslaat.

5.2.2.1

Een document voor de eerste maal opslaan

Indien je een document voor de eerste maal opslaat dan zijn er twee specificaties uitermate belangrijk: enerzijds de map waarin het document bewaard zal worden en anderzijds de naam van het bestand. Indien je de map of de bestandsnaam achteraf niet meer herinnert dan zul je het bestand in kwestie immers niet meer direct kunnen terugvinden en zul je dus moeten terugvallen op een of ander zoekmechanisme.

Š 2011 Dominique Schreurs

39


5. Documenten in Word

In de onderstaande werkwijze wordt trouwens duidelijk aangetoond dat deze twee parameters onontbeerlijk zijn. 

Activeer de opdracht Bestand > Opslaan (als). Je kunt echter ook de sneltoets [CTRL]+[S] of de knop Opslaan in de werkbalk Snelle toegang gebruiken.

In het dialoogvenster Opslaan als dat nu verschijnt, specificeer je eerst het station en de map en/of submap waarin het desbetreffende bestand opgeslagen dient te worden. Dit kan onder andere gebeuren door middel van de adresbalk bovenaan of door middel van de grote keuzelijst met bibliotheken, mappen en stations aan de linkerkant van het dialoogvenster. Daarna vul je de bestandsnaam in in het tekstvak naast Bestandsnaam. Klik ten slotte op de knop Opslaan in het bovenstaande dialoogvenster.

 

© 2011 Dominique Schreurs

40


5. Documenten in Word

1.

Kies de gewenste map via de adresbalk.

2.

Vul de gewenste bestandsnaam in.

Het correct invullen van het bovenstaande dialoogvenster is uitermate belangrijk. Een extra woordje uitleg is hier dan ook wel op zijn plaats. 

Om het gewenste station en vervolgens de gewenste map of submap te kiezen kun je op verschillende manieren te werk gaan. -

Kies in de keuzelijst aan de linkerkant de gewenste bibliotheek, station of snelkoppeling. Afdalen in je structuur gebeurt door in de grote rechthoek in het midden achtereenvolgens te dubbelklikken op de gewenste submappen. Opstijgen in je structuur kan gebeuren door in de adresbalk op het gewenste hoger liggende niveau te klikken.

Het invullen van de bestandsnaam gebeurt in het tekstvak naast Bestandsnaam. Houd hierbij rekening met het feit dat de volgende karakters niet toegelaten zijn : \ / : * ? ― < > |. Spaties mogen daarentegen wel gebruikt worden. Of de naam in kleine letters of in hoofdletters wordt ingevoerd maakt niet uit. De maximale lengte van een bestandsnaam bedraagt trouwens 255 karakters. Een extensie mag je toevoegen. Indien je dit echter niet doet, dan zal Word automatisch de juiste extensie, namelijk .docx, toevoegen aan de ingegeven bestandsnaam. Het heeft weinig zin om hiervan af te wijken. In eenzelfde map kunnen er nooit twee bestanden zijn met dezelfde naam. Geef je aan een bestand de naam van een bestand dat reeds bestaat dan zal het oude bestand mogelijk overschreven worden door het nieuwe bestand. © 2011 Dominique Schreurs

41


5. Documenten in Word

Tenslotte specificeer je in de vervolgkeuzelijst naast Opslaan als het gewenste bestandstype. Indien het bestand in kwestie een gewoon Word-document is dan laat je de standaardkeuze, namelijk Word Document (*.docx), ongewijzigd. Het is evenwel mogelijk dat je je document naar andere (tekstverwerkings)omgevingen wenst te converteren. Of misschien wil je je document elders laten gebruiken in een oudere versie van Word. In dergelijke gevallen kun je dan ook het respectievelijke bestandstype te kiezen. Word 2010 is bijvoorbeeld niet compatibel met Word 2003. Als je je document toch beschikbaar wenst te stellen voor een Word 2003-gebruiker, dan kun je dit via de optie Word 97-2003-document.

Ook kun je kiezen om een bestand als pdf- of xps-bestand te bewaren. Hiermee creëer je een niet-bewerkbare versie van je document dat dan kan geraadpleegd worden via Adobe Acrobat Reader of Microsoft Internet Explorer.

© 2011 Dominique Schreurs

42


5. Documenten in Word

Het dialoogvenster Opslaan als stelt nog een heleboel andere opties ter beschikking. De verschillende onderdelen worden hieronder toegelicht: 

Organiseren (1): Als je op deze opdracht klikt, dan wordt er een menu geopend. Vanuit dit menu kun bestandsbeheer doen. Je kunt onder andere het geselecteerde bestand hernoemen, verwijderen, kopiëren of verplaatsen. 1.

De opdracht Organiseren

2.

De knop Nieuwe map

3.

De knop Weergaven wijzigen

4.

Het menu Extra

Nieuwe map (2): Deze knop laat je toe om een nieuwe map te creëren in de geselecteerde map. Je bent dus niet verplicht om hiervoor gebruik te maken van Windows Verkenner.

© 2011 Dominique Schreurs

43


5. Documenten in Word

Weergaven wijzigen (3): Met behulp van deze knop kan je instellen hoe je de bestanden en mappen wenst weer te geven. Met de opdracht Details worden naast de bestandsnaam ook nog andere eigenschappen van het bestand (namelijk grootte, type en datum van de laatste wijziging) getoond.

Extra (4): In dit menu kun je diverse opdrachten kiezen. De opdracht Opties voor opslaan geeft je onder meer de mogelijkheid om aan te geven hoe vaak er automatisch opgeslagen moet worden.

Met de opdracht Algemene opties kun je een wachtwoord instellen. Als je in het tekstvak Wachtwoord voor openen een wachtwoord invult, dan zul je het desbetreffende bestand pas kunnen openen na het invullen van dit wachtwoord.

© 2011 Dominique Schreurs

44


5. Documenten in Word

5.2.2.2

Een bestaand document opnieuw opslaan

Als je wijzigingen aanbrengt aan een bestand dat reeds eerder werd opgeslagen dan zullen deze wijzigingen mogelijk verloren gaan indien bijvoorbeeld je pc vastloopt. Om dergelijk gegevensverlies zoveel mogelijk te vermijden, sla je best regelmatig je gewijzigde bestanden op. Het opnieuw opslaan van gewijzigde bestanden, kun je op twee manieren interpreteren. Enerzijds kun je er voor zorgen dat het bestand opnieuw opgeslagen wordt onder dezelfde naam. Anderzijds heb je ook de mogelijkheid om aan het gewijzigde bestand een andere naam te geven. Een bestaand document opnieuw opslaan onder dezelfde naam Indien je een gewijzigd bestaand bestand wenst op te slaan onder dezelfde naam (hetgeen meestal het geval zal zijn) dan heb je verschillende alternatieven. 

Activeer de opdracht Bestand > Opslaan. Je kunt echter ook klikken op de knop Opslaan in de werkbalk Snelle toegang of je kunt gebruik maken van de sneltoets [CTRL]+[S].

De wijzigingen zullen nu bewaard worden in het oorspronkelijke document. Het oude document zal met andere woorden vervangen worden door een nieuwere versie van het document. Merk op dat, vermits je onder dezelfde naam en op dezelfde plaats opslaat, je niet opnieuw een naam en map dient te specificeren. Deze parameters werden immers reeds eerder ingevuld, namelijk toen het document voor de eerste maal bewaard werd. Een bestaand document opnieuw opslaan onder een andere naam Indien je het gewijzigde document wenst op te slaan onder een andere naam, bijvoorbeeld omdat je ook het oude document nog afzonderlijk wenst te bewaren dan dien je als volgt te werk te gaan.  

Activeer de opdracht Bestand > Opslaan Als. In het dialoogvenster Opslaan als specificeer je vervolgens de map (in de adresbalk) en de bestandsnaam (in het tekstvak achter Bestandsnaam).

Indien je aan een bestaand document een nieuwe naam geeft dan zal je dus over twee versies beschikken. De nieuwe versie zal in een dergelijk geval geopend blijven. De oude versie van het document wordt automatisch gesloten. Het principe van "Opslaan als" is echter niet het meeste geschikte instrument om met versies te werken. Word is uitgerust met een functionaliteit die jou echt in staat stelt om een professioneel "versiebeheer" te organiseren. Vaak wordt de bovenstaande procedure ook gebruikt om bijvoorbeeld een ingevuld formulier, bijvoorbeeld een ingevulde bestelbon, op te slaan onder een andere naam dan het lege formulier, dus de niet-ingevulde bestelbon. Dit is echter geen gezonde werkwijze indien je veel bestelbonnen zult maken. Het risico bestaat immers dat je per ongeluk het lege formulier zult overschrijven. Dit potentieel gevaar kun je systematisch vermijden door gebruik te maken van sjablonen.

© 2011 Dominique Schreurs

45


5. Documenten in Word

5.2.3 Automatisch opslaan In Word is er standaard een optie ingesteld die er voor zorgt dat documenten automatisch om de 10 minuten bewaard worden. Deze optie kun je eventueel als volgt aanpassen.   

Activeer de opdracht Bestand > Opties. Klik vervolgens aan de linkerkant op de rubriek Opslaan. Via het eerste selectievakje Elke … minuten AutoHerstel-gegevens opslaan kun je controleren of het automatisch opslaan actief is.

© 2011 Dominique Schreurs

46


5. Documenten in Word

5.3 Een document sluiten Indien je niet meer wenst verder te werken aan een document dan kun je het document sluiten. ďƒş

Het sluiten van een document kan gebeuren met de opdracht Bestand > Sluiten. Een alternatief is ook de opdracht Sluiten in het desbetreffende systeemmenu of een dubbelklik op dit systeemmenu. Of je kunt de respectievelijke knop sluiten rechtsboven aanklikken. Het sluiten van een document kan bovendien ook nog gebeuren met de sneltoets [CTRL]+[W].

Indien er wijzigingen in het af te sluiten document nog niet opgeslagen werden, dan krijg je steeds een waarschuwing.

Klik in een dergelijk geval op de knop Ja indien je deze wijzigingen alsnog wenst op te slaan. Indien je op de knop Nee klikt dan zullen de niet-opgeslagen wijzigingen definitief verloren zijn. Ook de tijdelijke bestanden die ontstaan ten gevolge van het automatisch zullen dan verwijderd worden.

Š 2011 Dominique Schreurs

47


5. Documenten in Word

5.4 Een bestaand document openen Uiteraard sla je een document op met de bedoeling om het achteraf opnieuw te kunnen gebruiken. Om een document opnieuw te raadplegen, moet je het openen. Ook dit kan weer op verschillende manieren gebeuren.

5.4.1 Het dialoogvenster Openen Een eerste mogelijkheid om een document te openen, gebeurt door het vanuit Word zelf te openen. Het traditionele dialoogvenster Openen kun je als volgt oproepen. ďƒş

Kies in Word de opdracht Bestand > Openen. Je kunt ook de sneltoets [CTRL]+[O] gebruiken.

Š 2011 Dominique Schreurs

48


5. Documenten in Word

Het dialoogvenster Openen dat u nu te zien krijgt, vertoont grote gelijkenissen met het dialoogvenster Opslaan als dat getoond werd bij het opslaan van het document. Ten eerste kies je dus weer de desbetreffende submap. Het navigeren doorheen de structuur kan onder andere gebeuren met de adresbalk.

Indien de gewenste map actief is dan zul je een overzicht krijgen van alle Word-documenten die zich in deze map bevinden. In dit overzicht dubbelklik je vervolgens op het gewenste bestand.

© 2011 Dominique Schreurs

49


5. Documenten in Word

5.4.2 De bestandenlijst in het menu Bestand Normaal gezien moet je in staat zijn om met behulp van het dialoogvenster Openen steeds het gezochte document op te vragen. Indien het gezochte document echter een van de laatste documenten is waar je mee gewerkt hebt dan is het echter veel interessanter om gebruik te maken van de zogenoemde bestandenlijst.  

Activeer de opdracht Bestand > Recent. Klik in deze lijst op het document dat je wenst te openen.

Merk op dat de bestandenlijst niet automatisch aangepast wordt indien er manipulaties (kopiëren of verplaatsen van bestanden, naam wijzigen, verwijderen) gebeuren met deze bestanden in Windows Verkenner. Als je verwijst naar een bestand dat op een cd of een USB-stick staat, dan dien je er vanzelfsprekend ook voor te zorgen dat de desbetreffende cd of USB-stick aanwezig is.

5.4.3 Windows Verkenner Ook via Windows Verkenner kun je bestanden openen door er simpelweg op te dubbelklikken. Voor meer informatie over deze werkwijze moet je eventueel een handleiding over Windows raadplegen.

5.4.4 Jump menu's in de taakbalk of het menu Starten Een laatste alternatief dat je soms kunt gebruiken zijn de zogenoemde jump lists van Windows. Via de jump list van de snelkoppeling Microsoft Word krijg je een overzicht van de meest recente documenten waarmee je gewerkt hebt. Indien het gewenste document zich in deze lijst bevindt dan hoef je het enkel maar aan te klikken. Het bestand wordt dan automatisch geopend.

© 2011 Dominique Schreurs

50


5. Documenten in Word

5.5 Een document invoegen Tenslotte is het ook mogelijk om de inhoud van een document in te voegen in het actieve document. Dit kan als volgt gebeuren.  

Plaats de cursor op de plaats waar een bestaand document moet ingevoegd worden. Activeer de opdracht Invoegen > Tekst > Object > Bestand > Tekst uit bestand invoegen.

In het dialoogvenster dat nu verschijnt, kies je het gewenste bestand. Via de knop Bereik kun je zelfs een deel van een bestand aanduiden.

Bevestig je keuze door op de knop Invoegen te klikken.

© 2011 Dominique Schreurs

51


6. Tekenopmaak

6

Tekenopmaak 6.1 Wat is tekenopmaak? 6.1.1 Drie niveaus van opmaak Een van de belangrijkste karakteristieken van de meeste tekstverwerkers is het feit dat er enorm veel opmaakmogelijkheden zijn. Je zult terecht kunnen vaststellen dat dit alles zelfs serieus evolueert in de richting van Desktop Publishing. Wat de opmaak betreft bestaan er eigenlijk drie varianten: 

Tekenopmaak:

Alinea-opmaak:

Documentopmaak :

Tekenopmaak is opmaak die per karakter kan ingesteld worden. Het onderlijnen van letters is een voorbeeld van tekenopmaak. Alinea-opmaak is dan weer opmaak die per alinea ingesteld wordt. Een traditioneel voorbeeld is het uitlijnen van tekst. Documentopmaak is tenslotte opmaak die ingesteld wordt voor het volledige document. De marges vormen hier een treffende illustratie.

Ervaren Wordgebruikers zullen terecht kunnen opmerken dat er eigenlijk ook nog een vierde variant bestaat, namelijk sectie-opmaak. Deze vorm van opmaak is eigenlijk een speciaal geval van documentopmaak. Door je document op te delen in secties kun je bijvoorbeeld ook marges instellen voor een gedeelte van het document. Tekenopmaak is opmaak die je per karakter kunt instellen. Deze vorm van opmaak kan met andere woorden van positie tot positie verschillend zijn. Het is bijgevolg zeer belangrijk dat je bijvoorbeeld bij het selecteren heel precies werkt. De onderstaande werkwijzen zullen dit trouwens bevestigen.

6.1.2 Twee werkwijzen Om tekenopmaak in te stellen, beschik je eigenlijk over twee verschillende werkwijzen. Enerzijds kun je "vooraf" opmaak instellen, anderzijds kun je ook "achteraf" te werk gaan. Welke werkwijze de voorkeur verdient is afhankelijk van de concrete situatie. Meestal geeft het achteraf instellen van opmaak echter de minste problemen. Achteraf:

   

Tik je tekst in zonder je voorlopig iets van tekenopmaak aan te trekken. Selecteer de karakters waaraan je een bepaalde tekenopmaak wilt toekennen. Activeer de gewenste opmaak. Hef de selectie op.

© 2011 Dominique Schreurs

52


6. Tekenopmaak

Indien je de bovenstaande werkwijze hanteert, terwijl er niks geselecteerd werd, dan zul je vaststellen dat de opmaak van toepassing gaat zijn op het woord, waarin de cursor staat. Merk trouwens op dat indien je tekenopmaak wenst te corrigeren of wenst op te heffen, dat je dan verplicht bent om eveneens de bovenstaande procedure te volgen. Vooraf:

  

Activeer de gewenste tekenopmaak. Tik de karakters, die moeten beantwoorden aan deze tekenopmaak, in. Schakel de geactiveerde tekenopmaak uit.

Opmaak wordt ofwel achteraf toegekend op hetgeen je geselecteerd hebt, ofwel vooraf op hetgeen je gaat intikken. Wat gebeurt er echter met betrekking tot tekenopmaak indien je ergens in je document tekst gaat invoegen?Welnu, indien je ergens tekst tussenvoegt dan zal de ingevoegde tekst dezelfde tekenopmaak krijgen als het karakter dat precies voor de ingevoegde tekst staat.

6.2 Tekenopmaak instellen 6.2.1 De groep Lettertype De meest voorkomende vormen van tekenopmaak kunnen ingesteld worden via de groep Lettertype in het tabblad Start.

Lettertype [CTRL]+[SHIFT]+[F]

Als je keuzelijst Lettertype openvouwt dan kun je kiezen tussen diverse lettertypes. Het aantal lettertypes dat je ter beschikking hebt is steeds afhankelijk van het programma waar je mee werkt, maar ook van je printer, van andere geïnstalleerde programma's en eventueel van apart geïnstalleerde lettertypes. Bijvoorbeeld: Word 2010 (Garamond)

© 2011 Dominique Schreurs

53


6. Tekenopmaak

Tekengrootte [CTRL]+[SHIFT]+[P]

Kies de gewenste grootte voor de geselecteerde tekens uit de keuzelijst Tekengrootte. Indien de gewenste grootte niet voorkomt in de vervolgkeuzelijst Tekengrootte dan kun je ook zelf een cijfer intikken. Daarvoor dien je te klikken in het vakje dat het cijfer bevat. Vervolgens tik je de gewenste grootte in en bevestig je je keuze door op [ENTER] te drukken. De maximale lettergrootte bedraagt 1638 punten. De grootte van normale tekst schommelt meestal tussen 10 en 12 punten. Qua leesbaarheid hangt dit ook een beetje af van het gekozen lettertype. Bijvoorbeeld:

Word 2010 (20 pt) 

Lettertype vergroten

Als je op deze knop klikt dan worden de geselecteerde tekens vergroot. Indien de geselecteerde tekens een verschillende tekengrootte zouden hebben, dan wordt dit verschil behouden (hetgeen niet gebeurt als je de tekengrootte zou instellen via de vervolgkeuzelijst Tekengrootte).

Lettertype verkleinen

Als je op de knop Lettertype verkleinen klikt dan worden de geselecteerde tekens verkleind. Indien de geselecteerde tekens een verschillende tekengrootte zouden hebben, dan wordt dit verschil behouden.

[CTRL]+[SHIFT]+[>]

Hoofdlettergebruik

Via de keuzelijst die nu verschijnt, kun je aangeven hoe het hoofdlettergebruik van de geselecteerde tekst moet ingesteld worden. Eigenlijk is dit geen echte vorm van tekenopmaak omdat je dit niet bijvoorbeeld niet kunt koppelen aan een stijl. [SHIFT]+[F3]

© 2011 Dominique Schreurs

54


6. Tekenopmaak

Opmaak wissen [CTRL]+[SPATIE]

Indien je alle tekenopmaak wenst uit te schakelen dan klik je op de opdracht Opmaak wissen. Als je met stijlen zou werken, dan zul je vaststellen dat je terugkeert naar het standaardlettertype van de onderliggende stijl.

Vet [CTRL]+[B] [CTRL]+[SHIFT]+[B]

Het vet maken van tekst gebeurt vooral om woorden te laten opvallen. De knop Vet moet je beschouwen als een knop die in- en uitgeschakeld kan worden. Als je achteraf bijvoorbeeld aan vetgedrukte tekst, terug een normale (dus niet-vette) opmaak wilt toekennen dan moet je de volgende werkwijze hanteren:   

Selecteer de karakters die niet meer vet mogen zijn. Schakel de ingedrukte knop Vet terug uit. Hef de selectie op.

Een gelijkaardige werkwijze geldt eveneens voor het herstellen van andere vormen van tekenopmaak, zoals bijvoorbeeld het cursief maken en onderlijnen van tekst.

Voorbeeld: Word 2010

Cursief

Voorbeeld: Word 2010 [CTRL]+[I] [CTRL]+[SHIFT]+[I]

© 2011 Dominique Schreurs

55


6. Tekenopmaak

Onderstrepen

Als je rechtstreeks op de knop klikt, dan krijg je een enkele volle lijn. [CTRL]+[U] [CTRL]+[SHIFT]+[U]

Voorbeeld: Word 2010 Indien je op het afrolpijltje naast de knop klikt, dan krijg je een keuzelijst met verschillende mogelijkheden om tekst te onderlijnen. Je kunt onder andere stippellijnen, streepjeslijnen en dergelijke kiezen. Via de laatste optie Onderstrepingskleur kun je de kleur van de lijn eventueel laten afwijken van de kleur van de onderlijnde letters.

Doorhalen

Met behulp van de opdracht Doorhalen kun je het gewenste gedeelte van de tekst doorstrepen. Dit principe wordt soms gebruikt bij het redigeren van tekst. Bijvoorbeeld: Word 2010

Subscript [CTRL]+[=]

Het effect Subcript geeft je de mogelijkheid om bepaalde karakters lager te plaatsen dan de basislijn van normale tekst. De desbetreffende letters worden bovendien verkleind. Bijvoorbeeld: H2O

Superscript [CTRL]+[SHIFT]+[+]

Het effect Superscript geeft je de mogelijkheid om bepaalde karakters hoger te plaatsen dan de basislijn van normale tekst. De desbetreffende letters worden bovendien verkleind. Bijvoorbeeld: index2011

© 2011 Dominique Schreurs

56


6. Tekenopmaak

Teksteffecten

Als je op deze opdracht klikt dan verschijnt er een keuzelijst waarin je kunt kiezen tussen talrijke effecten, zoals schaduw, weerspiegeling,… Deze effecten zijn vooral zinvol bij grotere letters (titels, affiches,…) Bijvoorbeeld:

Tekstmarkeringskleur

Als je op de knop Tekstmarkeringskleur klikt dan verschijnt er een raster waarin je kunt kiezen tussen 15 verschillende kleuren om de tekst te markeren. Eigenlijk is dit niet echt een vorm van tekenopmaak. Je kunt dit bijvoorbeeld niet integreren in een stijl, je kunt dit niet verwijderen met de opdracht Opmaak wissen,… Het al dan niet weergeven of afdrukken van markeringen is zelfs afhankelijk van een instelling van Word (Bestand > Opties: rubriek Weergave). Bijvoorbeeld: Word 2010

© 2011 Dominique Schreurs

57


6. Tekenopmaak

ďƒş

Tekstkleur

Door middel van afrolpijltje naast de knop Tekstkleur kun je een selectie maken uit massa's kleuren. Je kunt zelfs kleurovergangen instellen (hetgeen enkel interessant is bij grote letters). Als je rechtstreeks op de knop Tekstkleur klikt dan wordt de laatst gekozen kleur ingesteld. Bijvoorbeeld: Word 2010

Š 2011 Dominique Schreurs

58


6. Tekenopmaak

6.2.2 Het dialoogvenster Lettertype De reeds vermelde vormen van tekenopmaak vormen slechts een beperkte (maar weliswaar belangrijke) greep uit het totale aanbod van tekenopmaak. In het dialoogvenster Lettertype krijg je een overzicht van alle vormen van tekenopmaak. 

Klik in de groep Lettertype van het tabblad Start op het startpictogram voor dialoogvensters of gebruik de sneltoets [CTRL]+[D].

Klik op het startpictogram voor dialoogvensters om het dialoogvenster Lettertype te activeren.

In het dialoogvenster Lettertype activeer je de gewenste opmaak.

Bevestig je keuze door op OK te klikken.

Dialoogvensters kun je ook heel vaak oproepen met een rechtermuisklik op de geselecteerde tekst. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor het dialoogvenster Lettertype. Het bovenstaande dialoogvenster Lettertype bevat twee tabbladen: Lettertype en Geavanceerd. De opties die nog niet aan bod kwamen zullen hieronder verder toegelicht worden.

© 2011 Dominique Schreurs

59


6. Tekenopmaak

6.2.2.1

Het tabblad Lettertype

Vrijwel alle opties in het tabblad Lettertype werden reeds besproken in een vorige rubriek. De opties die nog niet vermeld werden, worden hieronder opgesomd. 

Dubbel doorhalen

Met de optie Dubbel Doorhalen verschijnt er een dubbele lijn door de geselecteerde tekst. Bijvoorbeeld: Word 2010

Klein kapitaal

[CTRL]+[SHIFT]+[K]

Via het effect van Klein kapitaal kan je letters omzetten in hoofdletters. Kleine letters worden omgezet in kleine hoofdletters. De gewone hoofdletters blijven hoofdletters. Bijvoorbeeld: WORD 2010

Hoofdletters

[CTRL]+[SHIFT]+[A]

De optie Hoofdletters zal er simpelweg voor zorgen dat de geselecteerde tekst omgezet wordt in hoofdletters. Bijvoorbeeld: WORD 2010

© 2011 Dominique Schreurs

60


6. Tekenopmaak

6.2.2.2

Verborgen tekst

Door aan tekens de optie Verborgen tekst toe te wijzen kun je tekens "onzichtbaar" maken. De verborgen of onzichtbare karakters zullen (net zoals de andere niet-afdrukbare tekens) wel op het scherm weergegeven worden (op voorwaarde dat de opdracht Alles weergeven actief is), maar ze zullen niet afgedrukt worden.

Het tabblad Geavanceerd

Het tweede tabblad van het dialoogvenster Lettertype is het tabblad Geavanceerd. De lijst met effecten in dit tabblad is vrij uitgebreid. Niettemin worden de meeste van deze effecten eerder weinig gebruikt. 

Schaal

Met de keuzelijst achter Schaal krijg je de mogelijkheid om letters procentueel te versmallen of te verbreden. Als je een klein percentage kiest dan kan dit als gevolg hebben dat letters elkaar gaan overlappen waardoor ze uiteindelijk onleesbaar worden. Bijvoorbeeld: Word 2010

© 2011 Dominique Schreurs

61


6. Tekenopmaak

Tekenafstand

In de vervolgkeuzelijst naast Tekenafstand kun je kiezen tussen Standaard, Verbreed of Versmald. Met deze opties bepaal je de afstand tussen de letters in een woord. In tabellen kan het misschien soms interessant zijn, om te kiezen voor Versmald indien een woord net niet in een cel zou passen. Dit gaat echter wel ten koste van de leesbaarheid. Eventueel kun je in het tekstvak achter Met vastleggen hoe groot deze afstand precies moet zijn. Verbreed is eerder geschikt om in titels te gebruiken. Bijvoorbeeld: W o r d 2 0 1 0

Positie

In de vervolgkeuzelijst naast Positie kun je vastleggen of bepaalde karakters hoger (Verhoogd) of lager (Verlaagd) komen te staan dan de normale letters die op de basislijn staan. In feite komt dit ongeveer overeen met respectievelijk superscript en subscript. Het enige verschil is het feit dat de lettergrootte nu niet automatisch verkleind zal worden en dat je zelf kunt instellen hoeveel hoger of lager de tekst moet staan (via het tekstvak achter Met).

© 2011 Dominique Schreurs

62


6. Tekenopmaak

Afspatiëring

Ten eerste kun je instellen of het effect van afspatiëring al dan niet actief zal zijn. Ten tweede kun je ook aangeven vanaf welke lettergrootte dit effect mag gelden. Met behulp van afspatiëring kun je de afstand tussen letters verkleinen naargelang hun vorm dit toelaat. Afspatiëring zal slechts opvallen bij grotere letters en meestal bij de letters A, V, W en Y. Zonder afspatiëring

Ligaturen

Met afspatiëring

Met het principe van ligaturen worden sommige letters van bepaalde lettertypes tegen elkaar geplakt. De enige reden waarom je dit zou instellen is esthetiek. Met ligatuur

Zonder ligatuur

fles 

Cijferafstand

Als je cijfers onder elkaar plaatst dan is het meestal de bedoeling dat ieder getal evenveel plaats in beslag neemt. Voor de meeste lettertypes is dit sowieso het geval. Bij sommige lettertypes (bijvoorbeeld Calibri) kun je cijfers proportioneel maken hetgeen in doorlopende tekst wel mooier is.

Cijfervormen

Bij sommige lettertypen (bijvoorbeeld Candara) zul je vaststellen dat de cijfers een verschillende hoogte hebben en niet altijd even ver uitsteken boven of onder de basislijn. In een tabel kan het soms mooier zijn om dit soort cijfers keurig in de hoogte uit te lijnen. Standaard

Uitlijnen

15695 © 2011 Dominique Schreurs

63


6. Tekenopmaak

ďƒş

Stijlsets

Sommige lettertypes (bijvoorbeeld Gabriola) zijn samengesteld uit meerdere stijlsets (maximaal 20). Via de corresponderende keuzelijst kun je aangeven welke stijlset je wenst te gebruiken. Gabriola

Gabriola Stijlset 6

Stijlset 1

Dominique Schreurs

6.2.2.3

De knop Teksteffecten

In het dialoogvenster Lettertype staat er onderaan een knop Teksteffecten. Via deze knop kun je allerhande grafische effecten voor je tekst instellen. De verschillende mogelijkheden worden beschikbaar gesteld via het onderstaande dialoogvenster.

De opties zijn zo mogelijk nog uitgebreider dan hetgeen je verkrijgt met de opdracht Start > Lettertype > Teksteffecten.

Š 2011 Dominique Schreurs

64


6. Tekenopmaak

6.2.3 De miniwerkbalk Als je tekst selecteert in Word 2010 dan zul je vaststellen dat er de zogenoemde miniwerkbalk automatisch op je scherm verschijnt. Als je de muiswijzer richt op deze miniwerkbalk dan zal deze volledig oplichten. Met behulp van de miniwerkbalk kun je eveneens een aantal klassieke vormen van tekenopmaak activeren.

6.2.4 Het gebruik van lettertypes Welk lettertype je kiest is vooral een keuze gebaseerd op "esthetiek". En uiteraard hoeft niet iedereen hetzelfde lettertype mooi te vinden. Niettemin moet de keuze van een lettertype toch ook (vooral) gebeuren in functie van leesbaarheid en herkenbaarheid. De onderstaande rubrieken kun je misschien helpen bij de keuze voor een specifiek lettertype (voor zover de huisstijl van je organisatie dit toelaat).

6.2.4.1

Proportionele versus niet-proportionele lettertypes

Soms worden lettertypes opgedeeld in proportionele en niet-proportionele lettertypes. Vooral bij het gebruik van getallen kan dit soms van belang zijn. ďƒş

Een proportioneel lettertype is een lettertype waarbij de breedte van teken tot teken zal verschillen. Bij een proportioneel lettertype zal de hoofdletter "M" bijvoorbeeld breder zijn dan de kleine letter "i". Het werken met proportionele lettertypes geeft een moderne en professionele indruk, maar heeft wel als gevolg dat je je tekst onmogelijk met behulp van spaties kan positioneren. Om tekst correct op een bepaalde plaats te positioneren maak je sowieso best gebruik van tabposities Bekende voorbeelden van proportionele lettertypes zijn onder andere Arial, Century Gothic, Times New Roman en Verdana.

ďƒş

Een niet-proportioneel lettertype is daarentegen een lettertype waarbij alle karakters (en ook de spatie) eenzelfde breedte hebben, zoals dat vroeger bij schrijfmachines het geval was. De hoofdletter "M" zal dus bijvoorbeeld even breed zijn dan de kleine letter "i". Niet-proportionele lettertypes geven meestal een eerder ouderwetse en niet professionele indruk. Het eventuele "voordeel" van een niet-professioneel lettertype is het feit dat je soms je tekst kunt positioneren met behulp van spaties. Een bekend voorbeeld van een niet-proportioneel lettertype is Courier New.

Š 2011 Dominique Schreurs

65


6. Tekenopmaak

Een proportioneel lettertype met niet-proportionele getallen is een lettertype waarbij de getallen elk dezelfde breedte hebben. Dit is het geval voor de meeste lettertypes. Als je getallen keurig onder elkaar wenst te zetten dan moet je een dergelijk lettertype kiezen. Bijvoorbeeld: 1171 + 990 2161

Een proportioneel lettertype met proportionele getallen is een lettertype waarbij de getallen elk hun eigen breedte hebben. Met dergelijke lettertypes is het onmogelijk om getallen keurig onder elkaar te zetten. Een voorbeeld van een dergelijk lettertype is Comic Sans MS. Bijvoorbeeld:

1171 + 990 2161

Sommige lettertypes kunnen zowel proportionele als niet-proportionele cijfers hebben. Dit kun je instellen via de zogenoemde cijferafstanden. Als je het lettertype Comic Sans MS vet maakt, dan zul je eveneens vaststellen dat cijfers niet-proportioneeel worden.

6.2.4.2

Schreeflettertypes versus schreefloze lettertypes

Een andere opdeling tussen lettertypes is het onderscheid tussen schreef- en schreefloze lettertypes. 

Een schreefloos lettertype is een lettertype waarbij de uiteinden van de letters geen krulletjes of streepjes bevatten. Schreefloze letters geven een sobere en moderne indruk. Ook hier kunnen de lettertypes Century Gothic, Verdana en Arial als voorbeeld dienen. Sommige theorieën verkondigen dat schreefloze lettertypes goed leesbaar zijn. Zeker indien de tekst op het scherm gelezen moet worden (zoals bij e-mailberichten, webpagina's en presentaties) is dit duidelijk het geval

Een lettertype met schreef is daarentegen een lettertype waarbij de uiteinden krulletjes en/of streepjes bevatten. Een lettertype met schreef geeft een officiële, maar misschien ook een ietwat ouderwetse indruk. Het bekendste voorbeeld is zonder meer Times New Roman.

© 2011 Dominique Schreurs

66


6. Tekenopmaak

6.3 Tekenopmaak kopiëren Een functie die zeer interessant kan zijn met betrekking tot tekenopmaak is het kopiëren van tekenopmaak. Indien je een zekere vorm van eenvormigheid wenst na te streven dan is het uiteraard belangrijk dat de toegekende opmaak consequent zal zijn. Door opmaak te kopiëren kun je alleszins een zekere vorm van uniformiteit verkrijgen.  

Plaats de cursor in een woord met de gewenste tekenopmaak. Activeer de opdracht Start > Klembord > Opmaak kopiëren/plakken.

Selecteer vervolgens de tekst die dezelfde opmaak dient te verkrijgen. Merk op dat de muiswijzer ondertussen veranderd is.

Op deze manier kun je de tekenopmaak maar naar één selectie kopiëren. Indien je eenzelfde tekenopmaak wenst te kopiëren naar meerdere afzonderlijke selecties dan moet je dubbelklikken op de knop Opmaak kopiëren/plakken. Iedere selectie zal nu de gewenste tekenopmaak krijgen totdat je op de knop [ESC] drukt. Opmaak kopiëren en plakken kan eventueel ook gebeuren met de respectievelijke sneltoetsen [CTRL]+[SHIFT]+[C] en [CTRL]+[SHIFT]+[V]. Het kopiëren van tekenopmaak is vrij handig. Niettemin is dit niet de beste manier om consequent opmaak in te stellen in een document. Het uniform opmaken van documenten gebeurt door middel van stijlen.

© 2011 Dominique Schreurs

67


6. Tekenopmaak

6.4 Standaardtekenopmaak instellen Het instellen van een eigen standaardtekenopmaak kan gebeuren door middel van stijlen. Als je echter (nog) geen kennis hebt van stijlen dan kan dit ook als volgt gebeuren.    

Creëer bij voorkeur eerst een nieuw leeg document. Activeer het dialoogvenster Lettertype door in de groep Lettertype van het tabblad Start te klikken op het startpictogram voor dialoogvensters. Stel via dit dialoogvenster het gewenste lettertype en/of –grootte in. Klik daarna linksonderaan op de knop Als standaard instellen.

Klik op de knop Als standaard instellen om het geselecteerde lettertype vast te leggen als standaardlettertype.

In het venster dat nu verschijnt, kies je of je het standaardlettertype wenst in te stellen voor het huidige document of voor alle nieuwe documenten.

© 2011 Dominique Schreurs

68


7. Alinea-opmaak

7

Alinea-opmaak 7.1 Wat is alinea-opmaak? 7.1.1 Wat is een alinea? Een alinea is een stuk tekst dat beëindigd wordt door een zogenoemde alineamarkering ¶. Met andere woorden iedere keer als je de toets [ENTER] intikt, dan creëer je een nieuwe alinea. Dit geldt niet voor [SHIFT]+[ENTER]. Met deze sneltoets creëer je weliswaar een nieuwe regel, maar dit gebeurt nog steeds binnen dezelfde alinea.

7.1.2 Twee werkwijzen Alinea-opmaak is opmaak die steeds van toepassing is voor een volledige alinea. Net zoals tekenopmaak van teken tot teken kan variëren, zo ook zal alinea-opmaak van alinea tot alinea verschillend ingesteld kunnen worden. Om alinea-opmaak in te stellen, beschik je over twee verschillende werkwijzen. Enerzijds kun je alinea-opmaak "vooraf" instellen, anderzijds kun je ook "achteraf" opmaak instellen. Het "achteraf" instellen van opmaak levert meestal de minste problemen op. Achteraf:

 

 

Tik je tekst in zonder je voorlopig iets van alinea-opmaak aan te trekken. Plaats de cursor in de desbetreffende alinea. Indien de alinea-opmaak op meerdere alinea’s van toepassing moet zijn dan moet je ten minste een gedeelte van al deze alinea’s selecteren. Activeer de gewenste alinea-opmaak. Hef de eventuele selectie op.

Indien je alinea-opmaak wenst te corrigeren of wenst op te heffen dan moet je sowieso de bovenstaande procedure volgen. Vooraf:

   

Activeer de gewenste alinea-opmaak. Tik de alinea’s, die moeten beantwoorden aan deze alinea-opmaak, in. Voeg ten slotte nog een (eventueel lege) alinea toe. Schakel de geactiveerde alinea-opmaak uit terwijl de cursor in deze laatste alinea staat.

Wat gebeurt er echter indien je ergens in je document tekst gaat invoegen? Indien je tekst invoegt binnen een alinea, dus als je geen nieuwe alinea aanmaakt, dan verandert er uiteraard niets. De ingestelde alinea-opmaak blijft actief hoeveel tekst je ook toevoegt of zelfs verwijdert.

© 2011 Dominique Schreurs

69


7. Alinea-opmaak

Als je echter nieuwe alinea's toevoegt, dus telkens als je op [ENTER] drukt, dan is enige omzichtigheid toch wel aangewezen. Een nieuwe alinea zal immers altijd dezelfde alinea-opmaak hebben als de vorige alinea. Indien je een alinea in twee splitst door in het midden van een alinea op [ENTER] te drukken dan blijft de ingestelde alinea-opmaak van toepassing op beide alinea's.

7.2 Tekst positioneren met alinea-opmaak 7.2.1 Uitlijnen Een eerste vorm van alinea-opmaak is het uitlijnen. Het uitlijnen van een alinea heeft te maken met het positioneren van een alinea ten opzichte van de marges (of ten opzichte van de inspringingen als deze aanwezig zouden zijn). Met betrekking tot het uitlijnen bestaan er vier varianten: links, rechts, centreren en uitvullen.

De vier knoppen in de groep Alinea waarmee je het uitlijnen kunt instellen.

7.2.1.1

Links uitlijnen

Indien je kiest voor links uitlijnen dan zal de tekst in kwestie enkel aan de linkerzijde keurig onder elkaar komen te staan. Aan de rechterkant staat de tekst niet onder elkaar (in tegenstelling tot bij het uitvullen, wat later nog aan bod komt). Het principe van links uitlijnen wordt heel vaak gebruikt in gewone doorlopende teksten, zoals brieven, handleidingen,…  

Selecteer de alinea's die je links wenst uit te lijnen. Kies de opdracht Start > Alinea > Links uitlijnen of gebruik de sneltoets [CTRL]+[L].

Klik op deze knop om links uit te lijnen.

Bijvoorbeeld:

... Jommeke is een Vlaamse stripreeks voor de jeugd die werd getekend en geschreven door Jef Nys. Jommeke verscheen voor het eerst in 1955. Het eerste volledige verhaal verscheen in 1959: De jacht op een voetbal. Ondertussen zijn er reeds meer dan 250 albums uitgegeven. In totaal zijn er meer dan 50 miljoen exemplaren verkocht. Bekende personages in deze stripreeks zijn uiteraard Jommeke, maar ook zijn vriend Filiberke, zijn papegaai Flip en de verstrooide professor Gobelijn. ...

© 2011 Dominique Schreurs

70


7. Alinea-opmaak

7.2.1.2

Centreren

Het centreren van tekst leidt er toe, dat de tekst in het midden zal staan ten opzichte van de marges (of inspringingen). Het principe van centreren wordt uiteraard zelden gebruikt voor gewone tekst. Titels worden daarentegen wel soms gecentreerd.  

Selecteer de alinea's die je wenst te centreren. Kies de opdracht Start > Alinea > Centreren of gebruik de sneltoets [CTRL]+[E].

Klik op deze knop om te centreren.

Bijvoorbeeld:

7.2.1.3

... Jommeke is een Vlaamse stripreeks voor de jeugd die werd getekend en geschreven door Jef Nys. Jommeke verscheen voor het eerst in 1955. Het eerste volledige verhaal verscheen in 1959: De jacht op een voetbal. Ondertussen zijn er reeds meer dan 250 albums uitgegeven. In totaal zijn er meer dan 50 miljoen exemplaren verkocht. Bekende personages in deze stripreeks zijn uiteraard Jommeke, maar ook zijn vriend Filiberke, zijn papegaai Flip en de verstrooide professor Gobelijn. ...

Rechts uitlijnen

Als je opteert voor rechts uitlijnen dan zul je vaststellen dat de tekst van de desbetreffende alinea enkel aan de rechterkant onder elkaar gezet wordt. Het principe van rechts uitlijnen tref je wel eens aan in brieven. De datum wordt bijvoorbeeld soms aan de rechterkant van een brief uitgelijnd.  

Selecteer de alinea's die je rechts wenst uit te lijnen. Kies de opdracht Start > Alinea > Rechts uitlijnen of gebruik de sneltoets [CTRL]+[R].

Klik op deze knop om rechts uit te lijnen.

Bijvoorbeeld:

... Jommeke is een Vlaamse stripreeks voor de jeugd die werd getekend en geschreven door Jef Nys. Jommeke verscheen voor het eerst in 1955. Het eerste volledige verhaal verscheen in 1959: De jacht op een voetbal. Ondertussen zijn er reeds meer dan 250 albums uitgegeven. In totaal zijn er meer dan 50 miljoen exemplaren verkocht. Bekende personages in deze stripreeks zijn uiteraard Jommeke, maar ook zijn vriend Filiberke, zijn papegaai Flip en de verstrooide professor Gobelijn. ...

© 2011 Dominique Schreurs

71


7. Alinea-opmaak

7.2.1.4

Uitvullen

Als een alinea tenslotte uitgevuld wordt dan zal de tekst van de alinea zowel tegen de linkermarge, als tegen de rechtermarge keurig onder elkaar staan. Dat tekst uitgevuld kan worden gebeurt dankzij de spaties: de breedte van de spaties zal immers van regel tot regel verschillen. Doorlopende tekst wordt vrij vaak uitgevuld. In formele brieven is het misschien minder raadzaam om tekst uit te vullen. Sommigen beweren dat uitgevulde brieven "onbeleefd" zijn. Qua leesbaarheid zijn er verschillende theorieën. De ene theorie beweert dat links uitgelijnde tekst het best leesbaar is. Andere theorieën beweren dat uitgevulde tekst het meest duidelijk is om te lezen. Uitvullen is soms niet geschikt voor titels. Omwille van de grote letters in een titel is het aantal woorden per regel eerder klein, waardoor de spaties vrij breed kunnen uitvallen.  

Selecteer de alinea's die je wenst uit te vullen. Kies de opdracht Start > Alinea > Uitvullen of gebruik de sneltoets [CTRL]+[J].

Klik op deze knop om uit te vullen.

Bijvoorbeeld:

... Jommeke is een Vlaamse stripreeks voor de jeugd die werd getekend en geschreven door Jef Nys. Jommeke verscheen voor het eerst in 1955. Het eerste volledige verhaal verscheen in 1959: De jacht op een voetbal. Ondertussen zijn er reeds meer dan 250 albums uitgegeven. In totaal zijn er meer dan 50 miljoen exemplaren verkocht. Bekende personages in deze stripreeks zijn uiteraard Jommeke, maar ook zijn vriend Filiberke, zijn papegaai Flip en de verstrooide professor Gobelijn. ...

7.2.2 Inspringingen Een tweede vorm van alinea-opmaak zijn de inspringingen. Een inspringing zou je in zekere zin kunnen interpreteren als een afwijking ten opzichte van de linker- en rechtermarge. Normaal gezien begint je tekst immers links tegen de linkermarge en eindigt je tekst rechts vóór of tegen de rechtermarge. Indien je echter wenst dat er links en/of rechts voor een bepaalde alinea een extra ruimte komt tussen de marge en de eigenlijke tekst dan kan dit gebeuren met het principe van inspringingen. Met betrekking tot het instellen van inspringingen zullen de inspringingpictogrammetjes in de liniaal uiterst belangrijk blijken te zijn.

© 2011 Dominique Schreurs

72


7. Alinea-opmaak

7.2.2.1

Linkerinspringing

De meest gebruikte vorm van inspringen, is wellicht de linkerinspringing. Met een linkerinspringing creëer je een lege ruimte aan de linkerkant van de desbetreffende alinea('s). Inspringen met 1,25 cm Indien je niet zeer precies te werk moet gaan dan kun je gebruik maken van de opdrachten Start > Alinea > Inspringing vergroten of Start > Alinea > Inspringing vergroten. Door op deze knoppen te klikken zal de linkerinspringing steeds met 1,25 cm toenemen of afnemen.

Dezelfde effecten kun je bovendien ook nog verkrijgen door middel van de sneltoetsen [CTRL]+[M] en [CTRL]+[SHIFT]+[M]. Inspringingen instellen via de liniaal Om een linkerinspringing in te stellen voor een alinea kun je veelal best gebruik maken van het inspringingpictogrammetje aan de linkerkant in de liniaal. In de veronderstelling dat je de "achteraf"-werkwijze hanteert moet je de volgende stappen uitvoeren.  

Selecteer alle alinea's die langs links moeten inspringen. Klik in de liniaal op het blokje dat zich onderaan in het linkse inspringingpictogrammetje bevindt en versleep dit symbooltje naar de gewenste positie. Merk op dat de twee driehoekjes in dit inspringingpictogrammetje automatisch mee versleept worden.

Sleep met het blokje van het inspringingpictogram naar rechts om een linkerinspringing in te stellen.

Hef de selectie op.

Bijvoorbeeld:

... Jommeke is een Vlaamse stripreeks voor de jeugd die werd getekend en geschreven door Jef Nys. Jommeke verscheen voor het eerst in 1955. Het eerste volledige verhaal verscheen in 1959: De jacht op een voetbal. Ondertussen zijn er reeds meer dan 250 albums uitgegeven. In totaal zijn er meer dan 50 miljoen exemplaren verkocht. Bekende personages in deze stripreeks zijn uiteraard Jommeke, maar ook zijn vriend Filiberke, zijn papegaai Flip en de verstrooide professor Gobelijn. ...

© 2011 Dominique Schreurs

73


7. Alinea-opmaak

Het is misschien niet erg gebruikelijk maar je mag eventueel de inspringing ook in de linkermarge plaatsen zodat de tekst eigenlijk in de marge komt te staan. In dit geval is er sprake van een zogenoemde negatieve inspringing. Houd hierbij wel rekening met het feit dat je printer een soort van ingebouwde marge heeft. Naargelang het type van printer varieert dit meestal tussen 5 en 10 mm. Tekst die in de marge van de printer ingegeven wordt zal nooit afgedrukt worden.

7.2.2.2

Rechterinspringing

Tegenover de linkerinspringing staat uiteraard de rechterinspringing. Met een rechterinspringing creëer je een lege ruimte aan de rechterkant van de desbetreffende alinea. Om een rechterinspringing in te voegen in een alinea moet je gebruik maken van het inspringingpictogrammetje aan de rechterkant in de liniaal. In de veronderstelling dat je de "achteraf"-werkwijze hanteert, moet je dus de volgende werkwijze hanteren.  

Selecteer alle alinea's die langs rechts moeten inspringen. Klik in de liniaal op het rechtse inspringingpictogrammetje en versleep dit symbooltje naar de gewenste positie.

Sleep met dit inspringingpictogram naar links om een rechterinspringing in te stellen.

Hef de selectie vervolgens op.

Bijvoorbeeld:

... Jommeke is een Vlaamse stripreeks voor de jeugd die werd getekend en geschreven door Jef Nys. Jommeke verscheen voor het eerst in 1955. Het eerste volledige verhaal verscheen in 1959: De jacht op een voetbal. Ondertussen zijn er reeds meer dan 250 albums uitgegeven. In totaal zijn er meer dan 50 miljoen exemplaren verkocht. Bekende personages in deze stripreeks zijn uiteraard Jommeke, maar ook zijn vriend Filiberke, zijn papegaai Flip en de verstrooide professor Gobelijn. ...

Ook een rechterinspringing kan in de marge geplaatst worden. Dezelfde opmerkingen als bij het plaatsen van een linkerinspringing in de marge blijven vanzelfsprekend van toepassing.

© 2011 Dominique Schreurs

74


7. Alinea-opmaak

7.2.2.3

Eerste regel-inspringing

Tenslotte is er nog de eerste regelinspringing. Met behulp van de eerste regelinspringing kun je een extra insprong creëren voor de eerste regel van de geselecteerde alinea('s). Om een eerste regel-inspringing in te voegen in een alinea moet je weer gebruik maken van het linkse inspringingpictogrammetje. Eigenlijk kan dit inspringingpictogrammetje in drie opgesplitst te worden. Het kleine vijfhoekige gedeelte bovenaan kan gebruikt worden om een extra insprong te creëren voor de eerste regel. Weer vanuit de veronderstelling dat je de "achteraf"-werkwijze hanteert, moet je de volgende stappen uit voeren.  

Selecteer alle alinea's die een eerste regel-inspringing moeten krijgen. Klik in de liniaal op het vijfhoekige gedeelte bovenaan in het linkse inspringingpictogrammetje en versleep dit pictogrammetje naar de gewenste positie. Sleep met dit inspringingpictogram om een extra inspringing in te stellen voor de eerste regel van de alinea.

Hef de selectie op.

Bijvoorbeeld:

... Jommeke is een Vlaamse stripreeks voor de jeugd die werd getekend en geschreven door Jef Nys. Jommeke verscheen voor het eerst in 1955. Het eerste volledige verhaal verscheen in 1959: De jacht op een voetbal. Ondertussen zijn er reeds meer dan 250 albums uitgegeven. In totaal zijn er meer dan 50 miljoen exemplaren verkocht. Bekende personages in deze stripreeks zijn uiteraard Jommeke, maar ook zijn vriend Filiberke, zijn papegaai Flip en de verstrooide professor Gobelijn. ...

Indien je aan de linkerkant het bovenste gedeelte van het inspringingpictogrammetje links positioneert ten opzichte van het onderste gedeelte van het inspringingpictogrammetje dan is er sprake van verkeerd-om inspringen. Deze opmaak kun je ook instellen met de sneltoetsen [CTRL]+[T] (onderlinge ruimte neemt toe) en [CTRL]+[SHIFT]+[T] (onderlinge ruimte neemt af).

© 2011 Dominique Schreurs

75


7. Alinea-opmaak

7.2.3 Regel- en alinea-afstanden 7.2.3.1

Alinea-afstanden

In veel teksten zul je vaststellen dat er een lege "ruimte" is tussen opeenvolgende alinea's. Ook tussen titels en tekst komt een dergelijke lege ruimte meermaals voor. De afstand tussen alinea's kan als volgt ingesteld worden.   

Selecteer de desbetreffende alinea('s). Activeer de opdracht Start > Alinea > Regel- en alinea-afstand. Via de laatste twee opdrachten in deze keuzelijst kun je de afstanden voor en/of na de alinea invoegen of verwijderen.

Activeer deze opdracht om extra ruimte in te voegen na de geselecteerde alinea.

© 2011 Dominique Schreurs

76


7. Alinea-opmaak

Indien je een heel specifieke alinea-afstand wenst in te stellen dan moet je gebruik maken van het dialoogvenster Alinea. Dit dialoogvenster kun je activeren door te klikken op het startpictogram voor dialoogvensters in de groep Alinea van het tabblad Start. Of je kunt de opdracht Alinea ook activeren via een rechtermuisklik ter hoogte van de desbetreffende alinea.

Stel alinea-afstanden in via de tekstvakken naast Voor en Na.

Soms worden lege "regels" ook ingevoegd door een extra [ENTER] te plaatsen. Dit is echter een werkwijze die je best vermijdt.

Š 2011 Dominique Schreurs

77


7. Alinea-opmaak

7.2.3.2

Regelafstanden

Regelafstanden zijn afstanden tussen regels in een alinea. Je kunt dit als volgt instellen.   

Selecteer de desbetreffende alinea('s). Activeer de opdracht Start > Alinea > Regel- en alinea-afstand. Kies een van de voorgedefinieerde alternatieven. Met deze optie stel je de regelafstand in op 1,0.

Als je Opties voor regelafstand zou aanduiden, dan verschijnt het dialoogvenster Alinea. Via de keuzelijst Regelafstand kun je nu eender welke afstand instellen.

Gebruik deze keuzelijst om regelafstanden in te stellen.

© 2011 Dominique Schreurs

78


7. Alinea-opmaak

Let op dat je het principe van "regelafstanden" niet verwart met "alinea-afstanden". De regelafstand heeft te maken met de afstand tussen de regels binnen een alinea. De alinea-afstand heeft daarentegen betrekking op de onderlinge afstand tussen de respectievelijke alinea's.

7.2.4 Tabposities 7.2.4.1

Tabposities versus spaties

Een zeer belangrijke vorm van alinea-opmaak zijn de "beruchte" tabposities. Met inspringingen kun je enkel het begin en het einde van een alinea rechtstreeks beïnvloeden. Indien je echter een positie wenst te definiëren voor een bepaald woord in het midden van een alinea dan zul je verplicht worden om gebruik te maken van tabposities. Het gebruik van tabs is misschien niet zo eenvoudig. Vermijd niettemin dat je stukjes tekst gaat positioneren door te "foefelen" met spaties. Het uitlijnen en positioneren van tekst door middel van spaties veroorzaakt immers diverse problemen: 

Een eerste gevolg van het "foefelen" met spaties is het feit dat de tekst niet precies zal afgedrukt worden op de positie zoals dit op het scherm getoond wordt. Windows hanteert weliswaar het WYSIWYG1-principe, niettemin bestaan er soms toch afwijkingen als je tekst "positioneert" met spaties. Indien je "kolommetjes" maakt met behulp van spaties dan zullen de problemen nog groter zijn. Je zult er ten eerste niet perfect in slagen om de items van de tweede, derde,… kolom netjes onder elkaar te plaatsen. Ten tweede zullen de "kolommetjes" misschien wel redelijk geordend op het scherm getoond worden, op de afdruk kan het echter een complete warboel worden. Het zal evenmin mogelijk zijn om keurige pdf-documenten op te stellen indien je spaties "misbruikt". Ten slotte zal het invoegen van tekst en/of het instellen van tekenopmaak als gevolg hebben dat tekst die gepositioneerd werd met spaties zal verschuiven. Hierdoor word je verplicht om de schikking van je tekst telkens opnieuw aan te passen.

De eerste twee opmerkingen zijn eigenlijk niet geldig als je met een niet-proportioneel lettertype werkt (zoals bijvoorbeeld Courier New). Het gebruik van een dergelijk lettertype geeft meestal echter een vrij ouderwetse indruk. Normaal gezien mogen er in je tekst nooit twee of meer spaties achter elkaar staan. Als dat wel zo zou zijn dan ben je van het rechte pad afgeweken. Het is immers niet de bedoeling dat je systematisch terugvalt op principes uit het "schrijfmachine-tijdperk". Als je daarentegen correct gebruik maakt van alinea-opmaak dan zul je terecht kunnen argumenteren dat je document professioneel is afgewerkt. De bedoeling van goede opmaak is dat deze opmaak goed blijft, ook als er inhoudelijke of lay-outwijzigingen gebeuren in je document.

1

WYSIWYG staat voor What You See Is What You Get. Dit houdt in dat hetgeen je op je scherm ziet hetzelfde zou moeten zijn als hetgeen je op papier te zien krijgt. © 2011 Dominique Schreurs

79


7. Alinea-opmaak

7.2.4.2

Het basisprincipe: zes stappen

Indien je een gedeelte van je tekst wenst te positioneren met behulp van tabposities dan is het belangrijk dat je rekening houdt met het feit dat het gebruik van tabs eigenlijk uit twee fases bestaat: 

Ten eerste moet je een tabpositie vast te leggen. De tabpositie is precies die positie waarop het desbetreffende stukje tekst bijvoorbeeld zal beginnen. Het vastleggen van tabposities is een vorm van alinea-opmaak. Alle eerder vermelde principes blijven hier dus nog steeds van toepassing. Ten tweede dien je nog ergens te specificeren welk woord precies op deze tabpositie moet beginnen. Dit gebeurt door middel van de toets [TAB]. Deze toets vind je terug op je toetsenbord links van de toets [A]. De toets [TAB] moet ingedrukt worden precies vóór het desbetreffende woord. Merk op dat het intikken van de toets [TAB] eigenlijk niks met alinea-opmaak te maken heeft. Feitelijk is dit gewoon een karakter dat je intikt. Alle principes in verband met het bewerken van tekst (verwijderen, kopiëren,…) zijn dus ook van toepassing op de [TAB]’s die je plaatst.

Merk op dat er ook een niet-afdrukbaar teken hoort bij de toets [TAB], namelijk een klein pijltje dat naar rechts wijst ( ). De volgorde van de bovenstaande twee fases is eigenlijk niet belangrijk, hoewel de bovenstaande volgorde misschien het meest logisch is. Samengevat komt het er op neer dat je bij het instellen of bewerken van tabposities steeds de volgende 6 stappen dient uit te voeren : 

Fase 1: Tabpositie('s) plaatsen: 1. Tik de tekst in, zonder je voorlopig iets aan te trekken van de posities. 2. Selecteer de desbetreffende alinea('s). 3. Plaats de tabpositie(s), verplaats de tabpositie(s) en/of verwijder de tabpositie(s) 4. Hef de selectie op.

Fase 2: Het tabteken invoegen 5. Plaats de cursor telkens voor het desbetreffende woord. Let op dat je dit woord niet selecteert. 6. Druk op de toets [TAB].

7.2.4.3

Het instellen van tabposities via de liniaal

Om tabposities te plaatsen heb je een tweetal alternatieven. Het gemakkelijkste alternatief is waarschijnlijk het gebruik van de liniaal. Je kunt echter ook via het dialoogvenster Tabs tabposities plaatsen. Het plaatsen van tabposities is alinea-opmaak. Een tabpositie is dus steeds gekoppeld aan een alinea. Het instellen van tabposities kan dus verschillend zijn van alinea tot alinea.

© 2011 Dominique Schreurs

80


7. Alinea-opmaak

Indien je een tabpositie wenst te plaatsen door gebruik te maken van de liniaal dan zul je als volgt te werk moeten gaan.   

Tik de tekst in. Selecteer de desbetreffende alinea('s). Kies helemaal links in de liniaal het gewenste soort tabpositie. Het maken van een keuze gebeurt door links te klikken in de liniaal tot het gewenste pictogrammetje verschijnt. Klik nu in de onderste helft van de liniaal ter hoogte van de desbetreffende positie.

Je kunt een ingevoegde tabpositie nog altijd verplaatsen door deze tabpositie naar links of rechts te verslepen. Het verwijderen van een tabpositie gebeurt door naar boven of naar beneden te slepen. Vermits er vijf soorten van tabposities zijn kan je liniaal er nu als volgt uitzien. Lijntab

Tabp voor centreren Links uitlijnende tab

Rechts uitlijnende tab Decimale tab

© 2011 Dominique Schreurs

81


7. Alinea-opmaak

7.2.4.4

Het dialoogvenster Tabs

Het instellen van tabposities kan ook gebeuren door gebruik te maken van het dialoogvenster Tabs. Dit gebeurt als volgt.       

Selecteer de desbetreffende alinea('s). Activeer het dialoogvenster Alinea. Dit kan gebeuren door te klikken op het startpictogram voor dialoogvensters in de groep Alinea van het tabblad Start. Klik in dit dialoogvenster links onderaan op de knop Tabs. In het dialoogvenster Tabs dat nu verschijnt, tik je in het tekstvak onder Tabpositie de gewenste positie in. Vervolgens kies je in het groepsvak Uitlijnen het gewenste type van uitlijning. Klik op de knop Instellen. Herhaal de vorige drie stappen voor iedere tabpositie die je wenst vast te leggen.

Vanuit het bovenstaande dialoogvenster kun je eventueel ook een of meer tabposities verwijderen. Je dient simpelweg op de knop Wissen te klikken nadat je de desbetreffende tabpositie hebt geselecteerd in de keuzelijst onder Tabpositie. Met de knop Alles wissen kun je zelfs alle tabposities in de corresponderende alinea('s) verwijderen.

7.2.4.5

De links uitlijnende tab

De meest gebruikte tabpositie is de links uitlijnende tab. Met behulp van een links uitlijnende tabpositie kun je aangeven dat het woord volgend op een [TAB] zal beginnen op deze tabpositie. Bijvoorbeeld:

Voornaam:  Dominique¶ Achternaam:  Schreurs¶ Woonplaats:  Paal¶ E-mail:  dominique.schreurs@hotmail.com¶

© 2011 Dominique Schreurs

82


7. Alinea-opmaak

7.2.4.6

De rechts uitlijnende tab

Indien je gebruik maakt van een rechts uitlijnende tab, dan zal het woord volgend op de [TAB] eindigen op deze tabpositie. Bijvoorbeeld :

Amsterdam¶ Berlijn¶ Brussel¶ Londen¶ Luxemburg¶ Parijs¶

     

7.2.4.7

De centrerende tab

Een derde variant is de centrerende tabpositie. Het woord volgend op de [TAB] zal nu gecentreerd worden rond deze tabpositie. Bijvoorbeeld:

B¶ D¶ GB¶ I¶ USA¶ NL¶

     

7.2.4.8

De decimale tab

Ten slotte is er nog de decimale tabpositie. Als je getallen (met decimalen) keurig onder elkaar wenst te plaatsen dan zul je gebruik moeten maken van de decimale tabpositie. De decimale tabpositie bepaalt immers de positie van het decimaalteken van het getal dat volgt op de [TAB]. Bijvoorbeeld:

   

17,25¶ 135,4¶ 8,328¶ 14527¶

© 2011 Dominique Schreurs

83


7. Alinea-opmaak

7.2.4.9

De lijntabpositie

De lijntabpositie is niet afhankelijk van eventuele [TAB]'s in de desbetreffende alinea. De lijntabpositie kan zelfs dwars over tekst geplaatst worden. Bijvoorbeeld:

     

7.2.4.10

De Wilde Geris Janssen Snelders Vandewal Willems

Onderscheiding¶ Niet geslaagd¶ Voldoende¶ Voldoende¶ Voldoende¶ Onderscheiding¶

     

Het opvulteken

Een laatste interessante eigenschap die samenhangt met het plaatsen van tabposities is het zogenoemde opvulteken. Met het opvulteken wordt de lege ruimte voor het woord dat bij een tabpositie hoort, opgevuld. Het instellen van een opvulteken dient te gebeuren met behulp van het dialoogvenster Tabs Bijvoorbeeld:

   

10.00 11.00 12.30 14.00

uur uur uur uur

vergadering in zaal 5A¶ afspraak met de heer Lemmens¶ middagmaaltijd in "Neerhof"¶ conferentie in Leuven¶

   

Een opvulteken wordt vaak in inhoudstafels gebruikt. Ook als je een document maakt dat achteraf met een pen ingevuld moet worden dan kun je met behulp van een opvulteken aangeven waar je verwacht dat er iets ingevuld moet worden. Bijvoorbeeld:

Naam: Voornaam: Functie: Regio:

7.2.4.11

   

¶ ¶ ¶ ¶

Tabs in combinatie met inspringingen

Tabs kunnen ook gecombineerd worden met inspringingen. De inspringingpictogrammetjes in de liniaal worden immers ook herkend als een tabpositie. In het onderstaande voorbeeld zal dit duidelijk geïllustreerd worden. Bijvoorbeeld:

Betreft: 

Ons telefonisch onderhoud van afgelopen maandag (28 november 2011, omstreeks 16.00 uur) met betrekking tot de levering, installatie en betaling van een aantal machines.¶

© 2011 Dominique Schreurs

84


7. Alinea-opmaak

Merk op dat er in dit voorbeeld maar sprake is van één alinea. Enkel de laatste regel wordt immers afgesloten met een alineamarkering ( ¶ ). De bovenstaande combinatie van tabs met inspringingen is in dit geval de enige correcte oplossing. Welke wijzigingen er ook gebeuren qua opmaak en inhoud, de posities zullen steeds keurig behouden blijven.

7.2.5 Het dialoogvenster Alinea Een aantal vormen van alinea-opmaak die reeds aan bod kwamen (uitlijnen, inspringingen) hebben allemaal dezelfde gemeenschappelijk eigenschap, namelijk dat zij de positie van de tekst in de alinea beïnvloeden. Een aantal andere opmaakvormen waarbij ook de principes van alinea-opmaak blijven gelden en die in zekere zin ook het verloop van de tekst beïnvloeden, kun je terugvinden in dialoogvenster Alinea. Dit dialoogvenster kun je als volgt gebruiken.   

Selecteer de alinea's die opgemaakt moeten worden. Klik in de groep Alinea van het tabblad Start op het startpictogram voor dialoogvensters. Stel vervolgens de gewenste opmaak in en bevestig door op de knop OK te klikken.

Een heleboel opdrachten kunnen ook geactiveerd worden met een rechtermuisklik op de geselecteerde tekst. Dat geldt vanzelfsprekend ook indien je het dialoogvenster Alinea wenst te activeren. Het bovenstaande dialoogvenster Alinea bevat twee tabbladen die in de volgende rubrieken verder worden toegelicht.

© 2011 Dominique Schreurs

85


7. Alinea-opmaak

7.2.5.1

Het tabblad Inspringingen en afstand

In het tabblad Inspringingen en afstand van het dialoogvenster Alinea herken je in eerste instantie een aantal vormen van alinea-opmaak die reeds aan bod kwamen.

Uitlijnen: In deze vervolgkeuzelijst kun je de gekende vier varianten kiezen. Voor meer informatie met betrekking tot het uitlijnen van tekst kun je elders in deze handleiding terecht.

Overzichtsniveau: Door middel van de bijbehorende vervolgkeuzelijst kun je aan een alinea een bepaald niveau toekennen. Dankzij deze niveaus kun je het document bewerken in de overzichtsweergave. Het werken met niveaus heeft bovendien tot gevolg dat je gebruik kunt maken van het navigatievenster (Beeld > Navigatievenster).

Inspringen: In het groepsvak onder Inspringen kun je alle specificaties aanbrengen met betrekking tot inspringingen. De eerste twee opties Links en Rechts geven je de mogelijkheid om respectievelijk een linkerinspringing of een rechterinspringing in te stellen. In de vervolgkeuzelijst onder Speciaal kun je een eerste regel inspringing instellen. Indien je kiest voor Eerste regel dan zal de eerste regel rechts beginnen ten opzichte van de tweede en volgende regels van de desbetreffende alinea. Kies je echter voor Verkeerd-om, dan zal de eerste regel links beginnen ten opzichte van de volgende regels. Onder Met dien je tenslotte het interval voor de eerste regel-inspringing te specificeren. Meer informatie met betrekking tot inspringingen kun je trouwens elders terugvinden in deze handleiding. © 2011 Dominique Schreurs

86


7. Alinea-opmaak

Afstand: In veel teksten zul je vaststellen dat er telkens een lege regel geplaatst wordt tussen de verschillende alinea's. Ook tussen titels en tekst komt een dergelijke lege ruimte meermaals voor. Een lege regel invoegen kun je invoegen door een extra [ENTER] te plaatsen. Wens je echter systematisch te werk te gaan dan moet je een alinea-afstand specificeren. Dit kan gebeuren door een afstand in te geven in de tekstvakken naast Voor en Achter. Met behulp van deze instellingen zorg je er dus voor dat er respectievelijk een lege ruimte voor en achter de desbetreffende alinea('s) ingevoegd wordt.

Regelafstand: Ook de afstand tussen de regels in een alinea kun je instellen. In de vervolgkeuzelijst onder Regelafstand kunnen onder andere de traditionele afstanden Enkel, 1,5 regel en Dubbel gekozen worden. De andere drie varianten worden eerder sporadisch gebruikt. Eventueel kun je Meerdere kiezen om een nog grotere regelafstand in te stellen. Let op dat je regelafstand niet verwart met alinea-afstand. De regelafstand heeft te maken met de afstand tussen de regels binnen een alinea. De alinea-afstand heeft daarentegen betrekking op de onderlinge afstand tussen de respectievelijke alinea's.

Geen witruimte toevoegen tussen alinea's met dezelfde stijl. Indien je met stijlen zou werken en indien je alinea-afstanden zou gespecificeerd hebben voor een stijl, dan kun je met deze optie aangeven dat deze alinea-afstand niet geactiveerd moet worden indien de geselecteerde alinea gevolgd zal worden door een alinea met dezelfde stijl. Tabs: Door op deze knop te klikken, wordt het dialoogvenster Tabs geactiveerd. Het correct gebruik van tabs wordt elders verduidelijkt.

© 2011 Dominique Schreurs

87


7. Alinea-opmaak

7.2.5.2

Het tabblad Tekstdoorloop

Hoe het verloop van alinea's op een of meer pagina's moet gebeuren kun je instellen via het tabblad Tekstdoorloop van het dialoogvenster Alinea. Dit dialoogvenster kun je oproepen door in de groep Alinea (van het tabblad Start) op het startpictogram voor dialoogvensters te klikken. In het tabblad Tekstdoorloop zijn er een viertal belangrijke instellingen.

Zwevende regels voorkomen: Met behulp van deze instelling wordt vermeden dat bij een splitsing van een alinea er slechts een aparte regel op een bladzijde zal staan. Als een alinea onderbroken wordt door een pagina-einde dan zul je met deze optie kunnen instellen dat er minstens twee regels overgeheveld worden naar de volgende bladzijde. Een alinea zal met andere woorden nooit gesplitst worden na de eerste regel of voor de laatste regel. Regels bijeenhouden: Deze instelling heeft tot gevolg dat de desbetreffende alinea nooit onderbroken kan worden door een pagina-einde. Als er zelfs maar een woordje van de desbetreffende alinea niet meer op een pagina past dan zal de volledige alinea doorgeschoven worden naar de volgende bladzijde. Bij volgende alinea houden: Het is zelfs mogelijk dat er nooit een pagina einde kan vallen tussen twee alinea's die om een of andere reden inhoudelijk samen horen. Als je wenst dat een alinea zich altijd op dezelfde pagina bevindt als de volgende alinea dan moet je de eerste van deze twee alinea's de opmaak Bij volgende alinea houden meegeven. Dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden om een alinea die een grafiek bevat, te laten samenvallen met de alinea waarin de desbetreffende commentaar is opgenomen.

© 2011 Dominique Schreurs

88


7. Alinea-opmaak

Pagina-einde ervoor: Een pagina einde wordt meestal ingevoegd met de sneltoets [CTRL]+[ENTER]. Het invoegen van een pagina-einde kan echter ook gebeuren door middel van de optie Pagina einde ervoor. Als je met andere woorden wenst dat een bepaalde alinea, bijvoorbeeld een hoofdtitel, altijd op een nieuwe bladzijde begint dan kun je op deze alinea de alinea-opmaak Pagina-einde ervoor instellen. Deze optie is vooral interessant indien je dit integreert in een stijl. Regelnummers onderdrukken: Indien je via de pagina-instellingen (Paginaindeling > Pagina-instelling > Regelnummers) het nummeren van regels zou geactiveerd hebben, dan kun je dat via deze optie uitschakelen in de geselecteerde alinea's. Niet afbreken: Indien je via de pagina-instellingen (Pagina-indeling > Pagina-instelling > Afbreken) het afbreken van woorden aan het einde van een regel zou geactiveerd hebben, dan kun je dat via deze optie uitschakelen in de geselecteerde alinea's.

7.3 Randen en arcering 7.3.1 Arcering 7.3.1.1

Het basisprincipe

Het arceren van alinea's is vergelijkbaar met het omranden van alinea's. Om alinea’s te arceren, doe je het volgende:   

Selecteer de alinea's die gearceerd zullen worden. Ingeval het slechts één alinea betreft, dan volstaat het om de cursor in de desbetreffende alinea te plaatsen. Activeer het afrolpijltje naast de opdracht Start > Alinea > Arcering. In het raster dat nu verschijnt, kies je de gewenste kleur.

Indien je een arcering wenst te verwijderen, dan kies je in het bovenstaande raster de optie Geen kleur.

© 2011 Dominique Schreurs

89


7. Alinea-opmaak

7.3.1.2

Het dialoogvenster Randen en arcering

Als je twee kleuren wilt combineren in een arcering, dan dien je iets omslachtiger te werk te gaan.   

Selecteer de desbetreffende alinea's in je document. Activeer het afrolpijltje naast de opdracht Start > Alinea > Onderrand. In de keuzelijst die nu verschijnt, kies je de laatste optie Randen en arcering.

© 2011 Dominique Schreurs

90


7. Alinea-opmaak

In het dialoogvenster Randen en arcering dat nu verschijnt, kies je het derde tabblad Arcering. Met behulp van de vervolgkeuzelijsten Opvulling, Stijl en Kleur stel je de gewenste kleurschakering in. Klik op het derde tabblad Arcering.

Verifieer tenslotte of in de vervolgkeuzelijst Toepassen op (die je rechts onderaan in dit dialoogvenster aantreft) de optie Alinea actief is.

© 2011 Dominique Schreurs

91


7. Alinea-opmaak

7.3.2 Randen 7.3.2.1

Het basisprincipe

Om een of meer alinea's te omkaderen, kun je als volgt te werk gaan. 

 

Selecteer de desbetreffende alinea's in je document. Ingeval het slechts een alinea betreft, dan volstaat het om de cursor in de desbetreffende alinea te plaatsen. Activeer het afrolpijltje naast de opdracht Start > Alinea > Onderrand. In de keuzelijst die nu verschijnt, kies je de gewenste optie.

© 2011 Dominique Schreurs

92


7. Alinea-opmaak

7.3.2.2

Het dialoogvenster Randen en arcering

Indien je over alle mogelijk opties wenst te beschikken, dan moet je het dialoogvenster Randen en arcering activeren. Dit kan als volgt gebeuren.   

Selecteer de desbetreffende alinea's in je document. Activeer het afrolpijltje naast de opdracht Start > Alinea > Onderrand. In de keuzelijst die nu verschijnt, kies je de laatste optie Randen en arcering.

© 2011 Dominique Schreurs

93


7. Alinea-opmaak

In het dialoogvenster Randen en arcering dat nu verschijnt, kies je de gewenste stijl, kleur en dikte.

Gebruik deze knoppen om aan te geven waar je de geselecteerde stijl, kleur en/of dikte wenst in te stellen.

 

Vervolgens duid je met de desbetreffende knop rond het voorbeeld aan waar de gekozen rand moet ingevoegd worden. Verifieer tenslotte of in de vervolgkeuzelijst Toepassen op (die je rechts onderaan in dit dialoogvenster aantreft) de optie Alinea actief is.

Het instellen van randen (en arceringen) kan ook gebeuren op het niveau van tekens. Dit doe je door op voorhand een stuk van een alinea te selecteren (in plaats van een volledige alinea).

7.4 Lijsten en opsommingen Bij het opstellen van lijsten en opsommingen zal blijken dat de principes van alinea-opmaak nog steeds van toepassing zullen zijn. Het nummeren van lijsten mag je niet verwarren met hoofdstuknummering. Een genummerde lijst heeft immers betrekking op een aantal alinea's die normaal gezien onmiddellijk achter elkaar staan en dus niet onderbroken worden door niet-genummerde alinea's. Als je daarentegen hoofdstukken wenst te nummeren dan heeft dit uiteraard betrekking op de respectievelijke titels die niet op elkaar aansluiten. Tussen de verschillende hoofdstuktitels zullen immers een heleboel alinea's staan die niet genummerd mogen worden. Met betrekking tot het maken van lijsten en opsommingen heb je een een viertal varianten:    

lijsten met opsommingstekens; genummerde lijsten; lijsten met meerdere niveaus; lijststijlen.

© 2011 Dominique Schreurs

94


7. Alinea-opmaak

7.4.1 Lijsten met opsommingstekens Een eerste variant is dus de lijst met opsommingstekens. Je kunt met andere woorden een heleboel opeenvolgende alinea's laten beginnen met een bepaald symbooltje of een met een kleine afbeelding. Bijvoorbeeld:                

België Denemarken Duitsland Frankrijk Griekenland Hongarije Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Polen Portugal Roemenië Spanje Zweden Zwitserland

Het opstellen van een lijst met opsommingstekens gebeurt als volgt: 

 

Tik de verschillende lijstitems in (uiteraard steeds gescheiden door een [ENTER]). Je trekt je voorlopig nog niets aan van de opsommingstekens die ervoor geplaatst moeten worden. Selecteer de items of alinea's die deel uitmaken van de lijst. Activeer de opdracht Start > Alinea > Opsommingstekens. Als je rechtstreeks op de knop klikt, dan verschijnt het laatst gebruikte opsommingsteken. Door op het afrolpijltje naast de knop te klikken, kun je ook nog andere tekens kiezen. Hef de selectie op.

Als je op het afrolpijltje van de opdracht Start > Alinea > Opsommingstekens klikt, dan kun je dus kiezen uit diverse opsommingstekens. Een overzicht van de mogelijkheden zie je in de onderstaande afbeelding.

© 2011 Dominique Schreurs

95


7. Alinea-opmaak

Met de laatste opdracht Nieuw opsommingsteken definiëren krijg je de mogelijk op eender welk symbool of eender welke afbeelding te definiëren als opsommingsteken.

Het bovenstaande dialoogvenster Nieuw opsommingsteken definiëren geeft je de mogelijkheid om nog een heleboel instellingen te specificeren. 

Symbool: Door op de knop Symbool te klikken, krijg je de mogelijkheid om uit een uitgebreide waaier van symbooltjes het gewenste opsommingsteken te kiezen. Merk op dat dit dialoogvenster veel gelijkenissen vertoont met het dialoogvenster dat je verkrijgt via de opdracht Invoegen > Symbolen > Symbool.

© 2011 Dominique Schreurs

96


7. Alinea-opmaak

Afbeelding: Met deze optie kun je eventueel afbeeldingen gebruiken als opsommingsteken. Dit is enkel zinvol indien het kleine "symbool"-achtige afbeeldingen betreft.

Lettertype: Door middel van deze knop kun je de tekenopmaak van het opsommingsteken specificeren. Indien je hier niets instelt dan zal het opsommingsteken dezelfde opmaak hebben als de standaardopmaak van de tekst in de desbetreffende alinea. Uitlijnen: Hier specificeer je hoe het opsommingsteken wordt uitgelijnd ten opzicht van de eerste-regelinspringing.

Merk op dat door een opsomming te maken het principe van verkeerd-om inspringen overgenomen wordt. Indien een opsommingsteken gevolgd wordt door een alinea van meerdere regels dan wordt deze tekst aan de linkerkant immers keurig gepositioneerd. De [TAB] tussen het opsommingsteken en de bijbehorende tekst wordt automatisch geplaatst.

7.4.2 Genummerde lijsten Indien er een bepaalde volgorde in je opsomming aanwezig is dan verdient het misschien de voorkeur om hiervan een genummerde lijst te maken. In een genummerde lijst kun je trouwens achteraf probleemloos alinea's toevoegen of verwijderen. De nummering zal immers steeds automatisch aangepast worden. Bijvoorbeeld: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

In het centrum, volgt u de wegwijzer richting Cultureel Centrum. De tweede straat aan uw linkerkant (na ± 2 km) is de Veldstraat. U rijdt de Veldstraat in. Na ± 500 m is er een rond punt. Aan dit rond punt slaat u rechtsaf. U zal zich nu in de Korenstraat bevinden. Na ± 1 km ziet u aan de linkerkant Slagerij "Koenen" liggen. Twee huizen verder is tenslotte nummer 58, uw bestemming.

© 2011 Dominique Schreurs

97


7. Alinea-opmaak

Het opstellen van een genummerde lijst is vergelijkbaar met het opstellen van een lijst met opsommingstekens: 

 

Tik de verschillende lijstitems in (uiteraard steeds gescheiden door een [ENTER]). Je trekt je voorlopig nog niets aan van de opsommingstekens die ervoor geplaatst moeten worden. Selecteer de items of alinea's die deel uitmaken van de lijst. Activeer de opdracht Start > Alinea > Nummering. Als je rechtstreeks op de knop klikt, dan verschijnt de laatst gekozen nummering. Door op het afrolpijltje naast de knop te klikken, kun je ook nog andere nummeringen kiezen. Hef de selectie op.

Als je op het afrolpijltje van de opdracht Start > Alinea > Nummering klikt, dan kun je kiezen uit diverse nummeringen.

Merk op dat je in een keuze kunt maken tussen Arabische cijfers, Romeinse cijfers en letters. Onderaan zijn er nog een aantal instellingen beschikbaar.

© 2011 Dominique Schreurs

98


7. Alinea-opmaak

ďƒş

Met de laatste instelling Beginwaarde voor nummering kun je kiezen of de nummering met een bepaald getal moet starten of dat de nummering moet aansluiten op de vorige genummerde lijst.

Het al dan niet verderzetten van een nummering kan ook gebeuren met een rechtermuisklik.

Š 2011 Dominique Schreurs

99


7. Alinea-opmaak

Indien je nog meer specificaties wenst aan te brengen dan kies je de optie Nieuwe nummeropmaak definiëren. Het onderstaande dialoogvenster zal dan getoond worden.

-

-

-

-

Stijl: Een genummerde lijst hoeft niet noodzakelijk te beginnen met Arabische cijfers. Je kunt in deze vervolgkeuzelijst ook Romeinse cijfers, letters, rangtelwoorden en dergelijke meer kiezen. Lettertype: Indien de tekenopmaak van het opsommingsnummer moet afwijken van de tekenopmaak in de corresponderende alinea dan moet je op de knop Lettertype klikken. Het dialoogvenster dat nu verschijnt, werd elders reeds uitgebreid beschreven. Nummering: Meestal zul je voor genummerde opsommingen enkel getallen gebruiken. Je kunt deze getallen laten voorafgaan of laten beëindigen door tekst of afzonderlijke symbolen, zoals haakjes, punten, en dergelijke. Uitlijnen: Via deze keuzelijst kun je de uitlijning van het opsommingsnummer specificeren. Als de opsomming uit meer dan 9 items bestaat dan kun je misschien beter rechts uitlijnen instellen. Aldus komen de getallen (of ze nu uit één, twee of meer cijfers bestaan) toch nog keurig rechts onder elkaar te staan. 8. 9. 10. 11.

Hasselt Tongeren Leuven Turnhout

8. 9. 10. 11.

Hasselt Tongeren Leuven Turnhout

© 2011 Dominique Schreurs

100


7. Alinea-opmaak

7.4.3 Lijsten met meerdere niveaus Een lijst kan eventueel opgesteld worden op basis van meerdere niveaus. Dit kan als volgt gebeuren.   

Tik de verschillende items van de lijst in. Stel de opsomming met meer niveaus in door middel van het afrolpijltje van de opdracht Start > Alinea > Lijst met meerdere niveaus. In de lijst die nu verschijnt, kies je het gewenste alternatief. Kies best wel een alternatief zonder de vermelding "Kop 1", "Kop 2",… (omdat dat je dan tegelijkertijd kopstijlen instelt).

Stel daarna per item van de lijst het niveau in door middel van de opdrachten Start > Alinea > Inspringing vergroten en Start > Alinea > Inspringing verkleinen. Je kunt ook aan het begin van iedere alinea op de toets [TAB] (lager niveau) of [SHIFT]+[TAB] (hoger niveau) drukken.

© 2011 Dominique Schreurs

101


7. Alinea-opmaak

Indien je nog verdere aanpassingen wenst aan te brengen op je lijst, dan kies je in de bovenstaande keuzelijst de optie Nieuwe lijst met meerdere niveaus definiĂŤren. In het gelijknamige dialoogvenster dat nu verschijnt, kun je per niveau de gewenste wijzigingen aanbrengen.

Š 2011 Dominique Schreurs

102


7. Alinea-opmaak

7.4.4 Lijststijlen definiëren Door middel van lijststijlen kun je zelfs de tekst van een bepaald niveau in een opsomming systematisch onderwerpen aan een bepaalde vorm van teken- en alineaopmaak. Het definiëren van een lijststijl kan als volgt gebeuren:  

Activeer het afrolpijltje van de opdracht Start > Alinea > Lijst met meerdere niveaus. Kies in de keuzelijst de laatste opdracht Nieuwe lijststijl definiëren.

In het dialoogvenster dat nu verschijnt, kun je per niveau de gewenste opmaak instellen.

Achteraf kun je via de opdracht Start > Alinea > Lijst met meerdere niveaus de nieuwe lijststijl instellen op de geselecteerde alinea's.

© 2011 Dominique Schreurs

103


7. Alinea-opmaak

7.5 Alinea-opmaak verwijderen Alle mogelijke vormen van alinea-opmaak kun je uiteraard telkens afzonderlijk uitschakelen. Als je echter alle ingestelde alinea-opmaak in eenmaal wenst ongedaan te maken dan kun je de sneltoets [CTRL]+[Q] gebruiken. Merk op dat je uiteraard eerst de cursor in de desbetreffende alinea dient te plaatsen. In het geval het meerdere alinea’s betreft dan dien je ze op voorhand te selecteren. In het geval je met opmaakprofielen werkt dan zul je vaststellen dat de bovenstaande sneltoets als gevolg heeft dat je terugkeert naar de standaard-alinea-opmaak van het desbetreffende opmaakprofiel. Heb je al dan niet bewust alinea-opmaak ingesteld door middel van stijlen dan je kun je terugkeren naar de stijl Standaard met de opdracht Start > Lettertype > Opmaak wissen of met de sneltoets [CTRL]+[SHIFT]+[N].

7.6 Alinea-opmaak kopiëren Net zoals tekenopmaak, zo ook kun je alinea-opmaak kopiëren. Je kunt de eerder aangehaalde principes dus bijna letterlijk overnemen.  

Plaats de cursor in de alinea met de gewenste tekenopmaak. Activeer de opdracht Start > Klembord > Opmaak kopiëren/plakken.

Klik vervolgens in de alinea die dezelfde opmaak moet krijgen. Merk op dat de muiswijzer ondertussen veranderd is.

De alinea-opmaak van een alinea wordt eigenlijk opgeslagen in de alineamarkering van de desbetreffende alinea. Door de alineamarkering te kopiëren kun je in feite dus ook alinea-opmaak kopiëren. Het kopiëren van een opmaak is een eenvoudige werkwijze om op een uniforme manier opmaak in te stellen. Ingeval je een document uniform en consequent wenst op te maken dan is het niettemin steeds aangewezen om gebruik te maken van stijlen.

© 2011 Dominique Schreurs

104


7. Alinea-opmaak

7.7 Standaardalinea-opmaak instellen Het instellen van een eigen standaardalinea-opmaak kan gebeuren door middel van stijlen. Als je echter (nog) geen kennis hebt van stijlen dan kan dit ook als volgt gebeuren.    

Creëer bij voorkeur eerst een nieuw leeg document. Activeer het dialoogvenster Alinea door in de groep Alinea van het tabblad Start te klikken op het startpictogram voor dialoogvensters. Stel via dit dialoogvenster het gewenste inspringingen, alinea-afstanden en dergelijk in. Klik daarna linksonderaan op de knop Als standaard instellen.

Klik op de knop Als standaard instellen om de geselecteerde alinea-opmaak vast te leggen als standaard alinea-opmaak..

In het venster dat nu verschijnt, kies je of je het standaardlettertype wenst in te stellen voor het huidige document of voor alle nieuwe documenten.

© 2011 Dominique Schreurs

105


8. Documentopmaak

8

Documentopmaak 8.1 Wat is documentopmaak? Documentopmaak is een vorm van opmaak die op het ganse document, ongeacht het aantal bladzijden, van toepassing zal zijn. In feite is het nauwkeuriger om te spreken van sectie-opmaak. Een document kan namelijk opgesplitst worden in secties. En de opmaakmogelijkheden die in deze rubriek besproken zullen worden, zijn eigenlijk geldig voor een sectie. Is een document echter niet in secties opgedeeld dan wordt het document in kwestie beschouwd als een volledige sectie. De problematiek in verband met secties komt elders nog aan bod. Het instellen van documentopmaak is feitelijk heel eenvoudig. Vermits deze opmaak toch van toepassing is op het volledige document bestaat er eigenlijk geen onderscheid meer tussen het "vooraf" en "achteraf" instellen van opmaak. Het volstaat dus om de cursor op een willekeurige plaats in het document te positioneren. Het enige waar je voor moet opletten is het feit dat je niet per ongeluk secties inlast. Dit kan soms gebeuren door tekst te selecteren als je bepaalde vormen van documentopmaak instelt.

Š 2011 Dominique Schreurs

106


8. Documentopmaak

8.2 Pagina-instellingen De meeste pagina-instellingen van een document kun je rechtstreeks instellen via de opdrachten in de groep Pagina instelling van het tabblad Pagina indeling.

8.2.1 Marges Door middel van de marges kun je instellen hoe veel lege ruimte er is tussen de rand van het blad en de tekstruimte op datzelfde blad. Het instellen van marges, gebeurt als volgt: ďƒş

Activeer de opdracht Pagina-indeling > Pagina-instelling > Marges.

Š 2011 Dominique Schreurs

107


8. Documentopmaak

In de keuzelijst die nu verschijnt, kies je een van de voorgestelde alternatieven. Of je kunt ook de optie Aangepaste marges activeren indien je zelf specifieke marges wenst in te stellen. De verschillende mogelijkheden worden hieronder opgesomd.

-

-

Boven, Onder, Links of Rechts: Via deze tekstvakken kun je respectievelijk de boven- , de onder- , de linker en de rechtermarge instellen. Rugmarge: De rugmarge is een soort van extra linker- of bovenmarge. Indien je van plan bent om het document in kwestie samen te binden of te perforeren dan kun je via de rugmarge instellen hoeveel plaats dit samenbinden of perforeren in beslag neemt. Vervolgens kun je dan via de linker- of bovenmarge de afstand ten opzichte van de rugmarge ingeven. Positie van rugmarge: Hier kun je instellen of de rugmarge links of boven van toepassing moet zijn.

De marges kun je trouwens ook instellen via de liniaal:  

Als je de muiswijzer positioneert op de scheiding tussen de witte en de grijze zone, dan zul je vaststellen dat er een dubbel pijltje verschijnt. Sleep nu in de gewenste richting om de respectievelijke marge te vergroten of te verkleinen.

Sleep met het dubbele pijltje om de marge aan te passen

© 2011 Dominique Schreurs

108


8. Documentopmaak

8.2.2 Afdrukstand Met de afdrukstand kun je aangeven of een pagina staand (=portretformaat) dan wel liggend (=landschapformaat) afgedrukt zal worden. Bij brede tabellen kan het soms zinvol zijn om de afdrukstand op liggend in te stellen.  

Activeer de opdracht Pagina-indeling > Pagina-instelling > Afstand. Kies vervolgens de gewenste optie.

8.2.3 Formaat Via het papierformaat kun je de afmetingen van je pagina's instellen Wellicht zal dit meestal A4 zijn. Het papierformaat A4 komt overeen met een breedte van 21 cm en een hoogte van 29,7 cm. Eventueel kun je de breedte en hoogte ook rechtstreeks zelf invullen.  

Activeer de opdracht Pagina-indeling > Pagina-instelling > Afstand. Kies vervolgens de gewenste optie.

© 2011 Dominique Schreurs

109


8. Documentopmaak

ďƒş

Ingeval je de laatste optie Meer papierformaten kiest dan kun je via het onderstaande dialoogvenster zelf de afmetingen invullen achter de tekstvakken Breedte en Hoogte.

Š 2011 Dominique Schreurs

110


8. Documentopmaak

8.2.4 Kolommen 8.2.4.1

Wat zijn kolommen?

In Word is het mogelijk om je bladzijden op te splitsen in meerdere kolommen, zoals dat bij kranten en tijdschriften het geval is. Verwar dit dus niet met tabellen. In een tabel werk je immers cel per cel. Indien je met kolommen werkt dan zal er daarentegen pas naar een volgende kolom overgegaan worden indien de vorige kolom het einde van de bladzijde (of sectie) bereikt heeft (of indien er expliciet een kolomeinde ingevoegd werd). Het onderscheid tussen kolommen en tabellen kun je ook als volgt interpreteren. In het geval van kolommen kunt je enkel verticale lijnen tussen de tekst plaatsen. Bij tabellen kun je daarentegen verticale én horizontale lijnen tussen de tekst zetten.

Merk trouwens op dat indien je je tekst niet opsplitst in kolommen dat Word je tekst dan interpreteert als één kolom.

© 2011 Dominique Schreurs

111


8. Documentopmaak

8.2.4.2

Het aantal kolommen instellen

Het instellen van kolommen is een vorm van documentopmaak. Als je met andere woorden je document niet rechtstreeks of onrechtstreeks opsplitst in secties dan zal het aantal kolommen dat je instelt van toepassing zijn voor het volledige document.  

Activeer de opdracht Pagina-indeling > Pagina-instelling > Kolommen. Kies het aantal kolommen of de opdracht Meer kolommen.

Als je de opdracht Meer kolommen activeert, dan verschijnt er een dialoogvenster Kolommen. In dit dialoogvenster specificeer je onder andere het aantal kolommen en de respectievelijke breedte van deze kolommen.

Merk op dat je naast Toepassen op kiest voor Heel Document indien je wenst dat het ingestelde aantal kolommen van toepassing zal zijn op het volledige document.

© 2011 Dominique Schreurs

112


8. Documentopmaak

8.2.4.3

Een kolomeinde invoegen

Indien je gebruik maakt van kolommen dan zal de tekst pas verder lopen in een volgende kolom als het einde van de pagina bereikt wordt. Indien je echter niet wenst dat de tekst tot beneden verder loopt vooraleer aan een andere kolom te beginnen dan moet je een kolomeinde in voegen.  

Plaats de cursor op de positie waar de nieuwe kolom moet beginnen. Activeer de opdracht Pagina-indeling > Pagina-instelling > Eindemarkeringen > Kolom.

8.2.5 Regelnummers In Word bestaat er een mogelijkheid om regels te nummeren. Dit is een principe dat eerder weinig gebruikt wordt. Het instellen van regelnummering kan als volgt gebeuren.  

Activeer de opdracht Pagina-indeling > Pagina-instelling > Regelnummers. In de keuzelijst die nu verschijnt, kun je bijvoorbeeld de optie Doorlopend kiezen om iedere regel te nummeren. De laatste optie Regelnummeropties biedt je de mogelijkheid om nog een ganse waaier andere instellingen vast te leggen.

© 2011 Dominique Schreurs

113


8. Documentopmaak

8.2.6 Afbreken Indien een woord niet past op een regel dan wordt dit woord doorgeschoven naar de volgende regel. Van dit principe kan afgeweken worden door woordafbreking in te stellen. Indien je dit wenst in te stellen, dan voer je de volgende stappen uit:  

Activeer de opdracht Pagina-indeling > Pagina-instelling > Afbreken. In de keuzelijst die nu verschijnt, kun je de optie Automatisch aanduiden indien je wenst dat Word zelf regel per regel gaat evalueren of woorden al dan niet gesplitst moeten worden.

Het principe van woordafbreking heeft zijn voor- en tegenstanders. Indien je slechts occasioneel (bijvoorbeeld in titels) woorden wenst af te breken, dan is het misschien zinvoller om gebruik te maken van het tijdelijk afbreekstreepje ([CTRL]+[-]). Ingeval je het afbreken zou activeren dan is het wel belangrijk dat je op voorhand de juiste taal specificeert. Dit kan gebeuren met de opdracht Controleren > Taal > Taal > Controletaal. Op basis waarvan gebeurt het afbreken automatisch? Welnu, dat kun je instellen via de desbetreffende opties (Pagina-indeling > Pagina-instelling > Afbreken > Opties voor woordafbreking).

In het bovenstaande dialoogvenster Woordafbreking kun je nog een aantal opties instellen :  

 

Woorden in document automatisch afbreken: Via deze optie duid je aan dat de woordafbreking automatisch gebeurt. Hoofdletterwoorden afbreken: Indien deze optie aangeduid wordt dan zullen ook woorden die uitsluitend uit hoofdletters bestaan, gesplitst kunnen worden. In het andere geval zullen enkel woorden die kleine letters bevatten afbreekstreepjes kunnen bevatten. Afbreekzone: Hier geef je aan vanaf welke positie (ten opzichte van de rechtermarge) het splitsen van woorden mag plaatsvinden. Opeenvolgende afbreekstreepjes beperken tot: Met deze optie kun je instellen dat het plaatsen van afbreekstreepjes bijvoorbeeld ten hoogste voor drie opeenvolgende regels kan gebeuren.

© 2011 Dominique Schreurs

114


8. Documentopmaak

ďƒş

Handmatig: Met behulp van deze knop kun je het plaatsen van afbreekstreepjes manueel uitvoeren (indien je bijvoorbeeld niet erg zou vertrouwen op het automatisch invoegen van afbreekstreepjes). Je zult achtereenvolgende suggesties krijgen met betrekking tot het splitsen van woorden. Je kunt deze suggesties aanvaarden, negeren of aanpassen.

Š 2011 Dominique Schreurs

115


8. Documentopmaak

8.2.7 Het dialoogvenster Pagina-instelling Wil je tegelijkertijd over alle mogelijkheden beschikken dan moet je het onderstaande dialoogvenster Pagina-instelling activeren.

Dit kan rechtstreeks gebeuren door in de groep Pagina instelling van het tabblad Pagina-indeling op het startpictogram voor dialoogvensters te klikken.

Klik op het startpictogram voor dialoogvensters in de groep Pagina-instelling.

In het eerste tabblad Marges kun je onder andere de marges en afdrukstand vastleggen. In het tweede tabblad Papier bepaal je het papierformaat. In het laatste tabblad Indeling kun je onder meer een aantal specificaties aanbrengen met betrekking tot de kop- en voettekst. Je kunt bijvoorbeeld instellen dat de kop- of voettekst op een even pagina verschillend zal zijn van de kop- of voettekst op een oneven pagina. Of je kunt een afwijkende kop- of voettekst instellen voor de eerste pagina van je document. Elders (zie bladzijde 117 "8.3 Kop- en voettekst") in deze handleiding wordt beschreven hoe je verschillende kop- of voetteksten in eenzelfde document kunt vastleggen door gebruik te maken van secties.

Š 2011 Dominique Schreurs

116


8. Documentopmaak

8.3 Kop- en voettekst Een koptekst is een stuk tekst dat herhaald wordt aan de bovenkant van iedere pagina. Dit kan bijvoorbeeld de titel van een document zijn, een logo, de naam van de auteur,… Voor de voettekst geldt hetzelfde, maar dan aan de onderkant van iedere pagina. 

Om een kop- of voettekst toe te voegen aan je document kies je de opdracht Invoegen > Koptekst en voettekst > Koptekst (of Voettekst).

Je kunt nu kiezen tussen verschillende voorgedefinieerde kopteksten (of voetteksten). Als je onderaan de opdracht Koptekst (of Voettekst) bewerken kiest, dan kom je in een zone terecht waar je de gewenste koptekst (of voettekst) kunt invullen en opmaken.

© 2011 Dominique Schreurs

117


8. Documentopmaak

Als de cursor in de koptekst of voettekst staat, dan verschijnt er in het lint een extra tabblad Ontwerpen (onder Hulpmiddelen voor kopteksten en voetteksten). Met behulp van dit tabblad kun je een heleboel opdrachten uitvoeren die nogal kenmerkend zijn voor kop- en voetteksten.

Dit tabblad geeft je bijvoorbeeld de mogelijkheid om een aantal typische tekstfragmenten in te voegen. Je kunt onder andere de actuele datum en tijd invoegen. Of je kunt het paginanummer opnemen in je kop- of voettekst.

Š 2011 Dominique Schreurs

118


8. Documentopmaak

8.4 Pagina-achtergronden 8.4.1 Watermerk Een watermerk is een stuk tekst of logo dat op iedere bladzijde (meestal in een lichtgrijze tint) herhaald wordt. Meestal worden watermerken gebruikt om het kopiëren van papieren documenten te bemoeilijken. Het instellen van een watermerk kan als volgt gebeuren. 

Activeer de opdracht Pagina-indeling > Pagina-instelling > Watermerk > Aangepast watermerk.

In het venster dat nu verschijnt, kun je een afbeelding of een stuk tekst creëren dat dat op zijn beurt zal fungeren als watermerk.

© 2011 Dominique Schreurs

119


8. Documentopmaak

8.4.2 Paginakleur In Word beschik je over de mogelijkheid om een achtergrondkleur in te stellen. Achtergrondkleuren worden op het scherm getoond, ze zullen echter niet afgedrukt worden. 

Kies de opdracht Pagina-indeling > Pagina-instelling > Paginakleur.

In de lijst die nu verschijnt, kies je de gewenste kleur. De optie Opvuleffecten geeft je nog extra mogelijkheden zoals kleurovergangen.

© 2011 Dominique Schreurs

120


8. Documentopmaak

8.4.3 Paginarand Elders wordt beschreven hoe je tekens en alinea's kunt omkaderen. Je kunt echter ook pagina's omkaderen ongeacht de inhoud op deze pagina's. 

Het dialoogvenster om paginaranden in te stellen kun je oproepen met de opdracht Pagina-indeling > Pagina-instelling > Paginaranden.

 

Achtereenvolgens kies je de gewenste stijl, kleur, dikte en/of illustratie. Vervolgens kun je via de knoppen rond het voorbeeld aangeven waar je de gekozen rand wenst in te stellen.

Spectaculair in het bovenstaande dialoogvenster zijn uiteraard de illustraties: taarten, ijsjes, bomen,…

© 2011 Dominique Schreurs

121


9. Secties

9

Secties 9.1 Wat is een sectie? Het begrip documentopmaak werd reeds uitgebreid beschreven. De marges, het papierformaat, de afdrukstand, de papierinvoer, de paginarand en de kop- en voetteksten waren een aantal belangrijke voorbeelden. In essentie kun je besluiten dat documentopmaak een vorm van opmaak is die steeds van toepassing is op het volledige document. Stel nu dat je een van de bovenstaande varianten wenst in te stellen voor slechts een gedeelte van je document. Als dat effectief zo is dan moet je je document opsplitsen in verschillende secties. Door je document te verdelen in verschillende secties kun je er bijvoorbeeld voor zorgen dat bladzijde 4 tot en met 5 liggend wordt afgedrukt, terwijl de rest gewoonweg staand afgedrukt zal worden. Door middel van secties kun je er voor zorgen dat er verschillende kopteksten bestaan in eenzelfde document…

Sectie 1: Staand

Sectie2 : Liggend

Sectie 3 : Staand

Secties zijn met andere woorden nodig als je de zogenaamde vormen van documentopmaak slechts wenst in te stellen voor een gedeelte van een document. Door gebruik te maken van secties kun je er eigenlijk voor zorgen dat er "sectie opmaak" ingesteld wordt. Feitelijk kun je reeds sectie-opmaak instellen door in het dialoogvenster Pagina-instelling gebruik te maken van de vervolgkeuzelijst Toepassen op. Door hierin te kiezen voor Vanaf dit punt wordt je document eigenlijk reeds opgesplitst in secties. Indien je document niet opgesplitst is in verschillende secties dan kun je eigenlijk stellen dat je document gelijk is aan precies één sectie.

© 2011 Dominique Schreurs

122


9. Secties

9.2 Een sectie-einde invoegen 9.2.1 Een document splitsen in secties Stel dat je je document wenst te verdelen in twee secties. Hoe moet je dan te werk te gaan? Hoe kun je met andere woorden ervoor zorgen dat er op een bepaalde plaats in je document een zogenaamd sectie-einde ingevoegd wordt?   

Verplaats de cursor naar de positie waar je je document wilt splitsen. Meestal (tenzij voor kolommen of beveiliging) is dit bovenaan op een bepaalde bladzijde. Activeer de opdracht Pagina-indeling > Pagina-instelling > Eindemarkeringen. In de lijst die nu verschijnt, opteer je voor Volgende Pagina als je sectie-einde moet samenvallen met een pagina einde.

Op je scherm zal vervolgens een dubbele lijn verschijnen die de overgang tussen de twee secties symboliseert.

Merk op dat dit soort sectie-einde (Volgende pagina) ook nog een pagina-einde creëert. Eventueel moet je dus het bestaande pagina einde verwijderen. Een sectie-einde hoeft echter niet noodzakelijk samen te vallen met een pagina-einde. Bij het gebruik van kolommen zal dit geïllustreerd worden. Het feit of de dubbele lijn die het sectie-einde symboliseert al dan niet getoond wordt, hangt af van het feit of de knop Alles weergeven al dan niet actief is.

© 2011 Dominique Schreurs

123


9. Secties

9.2.2 Een sectie-einde verwijderen Met betrekking tot het verwijderen van een sectie-einde geldt dezelfde werkwijze als bij het opheffen van een pagina-einde. De consequenties zullen echter anders zijn. Door het opheffen van een sectie-einde zal de opmaak van de sectie onder deze scheiding immers ook van toepassing worden op de sectie boven de scheiding. De sectie boven de scheiding verliest met andere woorden zijn eigen sectie-opmaak.  

Plaats de cursor op het sectie-einde. Druk op de toets [DELETE].

9.2.3 Het type van een sectie-einde wijzigen In de bovenstaande procedure kon je reeds vaststellen dat er met betrekking tot sectie-einden verschillende types bestaan. 

Volgende pagina: Door deze optie te kiezen, wordt er niet alleen een sectieeinde, maar tegelijkertijd ook een pagina-einde ingevoegd op de positie van de cursor. Dit is normaal gezien het meest gebruikte type. Doorlopend: Deze optie heeft als gevolg dat het sectie-einde zich eventueel zelfs midden op een bladzijde kan bevinden. Dit type is nuttig als je met kolommen werkt of als je je document inhoudelijk beveiligt. Even pagina: Als je voor dit type kiest dan zal de tekst onder dit sectie einde, geplaatst worden op de eerstvolgende even bladzijde. Er kan met andere woorden dus een volledige lege bladzijde tussengevoegd worden. Oneven pagina: Idem, maar dan voor een oneven bladzijde.

Vanzelfsprekend is het achteraf nog mogelijk om het type te veranderen. Je hoeft dus zeker niet helemaal opnieuw te beginnen.  

Plaats de cursor in de desbetreffende sectie. Klik in de de groep Pagina-instelling (van het tabblad Pagina-indeling) op het startpictogram voor dialoogvensters om het dialoogvenster Pagina-instelling te activeren. Klik in dit dialoogvenster op het tabblad Indeling.

© 2011 Dominique Schreurs

124


9. Secties

In de vervolgkeuzelijst naast Sectie beginnen kies je ten slotte het gewenste type.

© 2011 Dominique Schreurs

125


9. Secties

9.3 De gevolgen van secties voor ‌ 9.3.1 Pagina-instellingen Als je sectie-opmaak wilt toekennen aan een bepaalde sectie dan moet je meestal simpelweg de cursor op voorhand in de desbetreffende sectie plaatsen. Vervolgens stel je de gewenste opmaak in. Indien je gebruik maakt van het dialoogvenster Pagina-instelling dan zul je vaststellen dat onder Toepassen op de optie Deze sectie automatisch geactiveerd wordt.

De pagina-instellingen zijn van toepassing op de sectie waarin de cursor staat.

Š 2011 Dominique Schreurs

126


9. Secties

127

9.3.2 Paginarand Ook de paginarand kun je op een gelijkaardige manier sectie per sectie instellen. Het aanmaken van een paginarand gebeurt met de opdracht Pagina-indeling > Pagina achtergrond > Paginaranden. In de vervolgkeuzelijst onder Toepassen op activeer je de optie Deze sectie. Merk trouwens op dat je in deze vervolgkeuzelijst nog een tweetal extra mogelijkheden hebt, namelijk Deze sectie - Alleen eerste pagina of Deze sectie - Alles min eerste pagina.

Via deze keuzelijst kun je instellen dat de paginarand ingesteld wordt in de actieve sectie.

9.3.3 Kop- en voetteksten Ook het instellen van een kop- en/of voettekst in een bepaalde sectie gebeurt door vanuit de desbetreffende sectie de opdracht Invoegen > Koptekst en voettekst > Koptekst (Voettekst) > Koptekst (Voettekst) bewerken te specificeren. In het geval je document is opgesplitst in secties, dan zul je vaststellen dat naast de vermelding Koptekst ook de desbetreffende sectie vermeld wordt.

Aan de rechterkant zul je de vermelding Zelfde als vorige aantreffen. Deze vermelding heeft als gevolg dat de koptekst die je ziet dezelfde is als de koptekst van de vorige sectie. Indien je verschillende kopteksten wilt instellen dan moet je deze optie uitschakelen: Hulpmiddelen voor kopteksten en voetteksten (Ontwerpen) > Navigatie > Aan vorige koppelen.

Š 2011 Dominique Schreurs


9. Secties

Als je je in de koptekst (of voettekst) bevindt, dan verschijnt er in het lint automatisch een nieuw tabblad Ontwerpen (onder Hulpmiddelen voor kopteksten en voetteksten). Met betrekking tot het toekennen van kop- en voetteksten in verschillende secties zijn een aantal knoppen in dit tabblad toch wel vrij belangrijk. Indien je document opgesplitst is in meerdere secties dan kun je met deze knop direct de kop- of voettekst van de vorige sectie oproepen. Indien je document opgesplitst is in meerdere secties dan kun je met deze knop direct de kop- of voettekst van de volgende sectie oproepen. Indien je document opgesplitst is in meerdere secties dan kun je met behulp van deze knop ervoor zorgen dat de respectievelijke kop- of voettekst identiek is aan de kop- of voettekst van de vorige sectie. Deze instelling zal standaard trouwens steeds actief zijn. Dit houdt met andere woorden in dat eenzelfde koptekst en voettekst van toepassing zal zijn in het volledige document ook al is dit document opgesplitst in verschillende secties. Door deze knop uit te schakelen krijg je de mogelijkheid om voor respectievelijke sectie een afzonderlijke kop- en/of voettekst te creëren.

9.3.4 Paginanummering De paginanummering is eveneens een vorm van opmaak die ingesteld kan worden per sectie. Indien je geen specificaties aanbrengt dan zal de nummering verder lopen over de verschillende secties. Indien je daarentegen per sectie een afzonderlijke paginanummering wenst in te stellen dan kan dit als volgt gebeuren:  

Plaats de cursor in de desbetreffende sectie. Activeer de opdracht Invoegen > Koptekst en voettekst > Paginanummer > Opmaak paginanummers.

© 2011 Dominique Schreurs

128


9. Secties

In het dialoogvenster dat nu verschijnt, kun je in het groepsvak onder Paginanummering aangeven of de nummering verder moet gezet worden vanuit de vorige sectie (Doorlopend vanaf vorige sectie) of dat de nummering met een bepaald cijfer moet starten (Beginnen bij) ongeacht de nummering van de vorige sectie.

Sluit dit dialoogvenster af met de knop OK.

© 2011 Dominique Schreurs

129


9. Secties

9.3.5 Kolommen Het is mogelijk dat het aantal kolommen in eenzelfde document moet variëren. Een gedeelte van je tekst moet misschien de volledige breedte benutten terwijl een ander gedeelte van je tekst dan weer gesplitst moet worden over bijvoorbeeld twee kolommen. In een dergelijk geval moet je je document opsplitsen in secties. Hoe je een document kan splitsen in secties van het type Volgende pagina werd eerder reeds beschreven. Als je kolommen gebruikt dan is het echter ook mogelijk om een sectie-einde in het midden van een pagina in te voeren. Het eerste gedeelte van een pagina kan bijvoorbeeld uit twee kolommen bestaan terwijl het tweede gedeelte van eenzelfde pagina dan weer uit slechts één kolom bestaat. In een dergelijk geval heb je een doorlopend sectie-einde nodig. Een doorlopend sectie-einde kan als volgt in je document ingevoegd worden.  

Plaats de cursor op de plaats waar het sectie-einde ingevoegd moet worden. Activeer de opdracht Pagina_indeling > Pagina_instelling > Eindemarkeringen > Doorlopend.

© 2011 Dominique Schreurs

130


9. Secties

Het onderstaande voorbeeld geeft duidelijk aan dat het aantal kolommen op eenzelfde pagina verschillend kan zijn. De titel bestaat immers uit één kolom terwijl de eigenlijke tekst twee kolommen in beslag neemt. Het doorlopende sectie-einde bevindt zich tussen de titel en de eigenlijke tekst. Lichaamsdelen van een paard … In het paardenhoofd bevinden zich hersenen. Misschien denkt u dat een mensaap er meer heeft dan een paard, maar dat is niet zo. Een paard heeft 500 tot 600 gram hersenen tegen 350 tot 400 gram bij een chimpansee. Wij mensen hebben heel wat meer hersengewicht, namelijk 1275 gram bij vrouwen en 1400 gram bij mannen, aldus de geleerden!

En dan naast de hersenen het hart. Het hart is niet anders dan een grote spier. Het is onvoorstelbaar wat zo'n hart allemaal moet doen. Het klopt zo'n 40 maal per minuut in rust. In stap stijgt dat aantal na 5 minuten tot circa 55 maal, na 5 minuten draf tot 78 maal en na 5 minuten galop tot 98 maal. Een paardenhart verricht dus een enorme hoeveelheid arbeid …

Indien je met secties werkt dan is het uiteraard zeer belangrijk dat je vóór het instellen van het aantal kolommen eerst de cursor in de juiste sectie positioneert.

© 2011 Dominique Schreurs

131


10. Stijlen

10 Stijlen 10.1 Wat is een stijl? Een stijl is een combinatie van opmaakkenmerken, die het mogelijk maakt om op een snelle en consequente manier opmaak in te stellen. Indien je bijvoorbeeld in je document diverse opmerkingen hebt toegevoegd en indien je deze opmerkingen wilt laten opvallen door ze cursief te maken en door een extra inspringing aan de linkerkant, dan kun je bijvoorbeeld een stijl "Opmerking" creëren en gebruiken. Zodoende kun je vermijden dat je alle afzonderlijke opmaak iedere keer opnieuw moet instellen. Het gebruik van stijlen leidt tot drie belangrijke voordelen:  

Met behulp van stijlen kun je sneller opmaak instellen. Je moet immers maar één opdracht activeren om verschillende vormen van opmaak in te stellen. Het gebruik van stijlen leidt tot een uniforme opmaak. Overal waar je dezelfde stijl kiest, zul je dezelfde opmaak hebben. Met stijlen kun je er dus voor zorgen dat alle titels dezelfde opmaak hebben, dat alle opmerkingen dezelfde opmaak hebben, dat alle belangrijke woorden dezelfde opmaak hebben,… Het belangrijkste voordeel is het feit dat je dankzij stijlen je opmaak heel eenvoudig kunt aanpassen. Indien je in een document alle titels dezelfde opmaak hebt gegeven door middel van stijlen, dan kun je bijvoorbeeld op een heel eenvoudige manier het lettertype van alle titels tegelijkertijd aanpassen.

Enerzijds kun je zelf stijlen creëren. Anderzijds zullen in Word heel regelmatig automatisch voorgedefinieerde stijlen ingesteld worden.

10.2 Stijlen: het basisprincipe 10.2.1 Een nieuwe stijl creëren 10.2.1.1

De korte werkwijze

Stel dat je in je document heel regelmatig woorden wilt laten opvallen, door ze bijvoorbeeld vet en blauw te maken. In plaats van dit steeds afzonderlijk in te stellen, kun je hiervoor een stijl creëren.   

Stel ergens in je document de gewenste opmaak in. Selecteer de tekst die de gewenste opmaak bevat. In de groep Stijlen van het tabblad Start klik je op het afrolknopje Meer van de galerie Snelle stijlen.

Klik op het knopje Meer.

© 2011 Dominique Schreurs

132


10. Stijlen

Kies de opdracht Selectie als nieuwe snelle stijl opslaan. (Je kunt deze opdracht ook kiezen met een rechtermuisklik op de tekst die de gewenste opmaak bevat: Stijlen > Selectie als nieuwe snelle stijl opslaan.)

In het dialoogvenster Nieuwe stijl maken uit opmaak dat nu verschijnt, vul je de naam van de nieuwe stijl in.

Klik op de knop OK om dit alles te bevestigen. Of klik op de knop Wijzigen indien je meer specificaties wenst aan te brengen.

10.2.1.2

De uitgebreide werkwijze

Bij het definiëren van een stijl kun je toegang krijgen tot een heleboel opties als je de onderstaande werkwijze volgt.  

Ga op een willekeurige positie in je document staan (bij voorkeur op een positie waar je nog geen opmaak hebt ingesteld). Klik op het startpictogram in de groep Stijlen van het tabblad Start of gebruik de sneltoets [CTRL]+[ALT]+[SHIFT]+[S].

Klik op het startpictogram in de groep Stijlen.

© 2011 Dominique Schreurs

133


10. Stijlen

 

Het taakvenster Stijlen komt nu tevoorschijn aan de rechterkant van je scherm. Klik onderaan links op de knop Nieuwe stijl.

Klik op de knop Nieuwe stijl.

© 2011 Dominique Schreurs

134


10. Stijlen

In het dialoogvenster dat nu actief wordt, kun je enerzijds een aantal eigenschappen vastleggen van de nieuwe stijl (onder andere de naam en het type). Anderzijds kun je met de knoppen in de groep Opmaak of met de knop Opmaak links onderaan, de gewenste opmaak instellen.

10.2.1.3

Het dialoogvenster Nieuwe stijl maken uit opmaak

Het bovenstaande dialoogvenster Nieuwe stijl maken uit opmaak bevat diverse eigenschappen en instellingen. In het onderstaande overzicht wordt dit verder toegelicht.  

Naam: In dit tekstvak vul je de naam van de nieuwe stijl in. Het enige doel van een naam is dat je deze stijl achteraf makkelijk kunt terugvinden. Type stijl: Er zijn verschillende typen. Dit heeft vooral te maken met de "toepasbaarheid" van stijlen. -

-

-

Teken: Een stijl van het type Teken kan alleen tekenopmaak bevatten, zoals vet, cursief, lettertype en –grootte. Je kunt dit soort stijlen achteraf instellen voor ieder teken in je tekst. Alinea: Een stijl van het type Alinea kan zowel teken- als alinea-opmaak bevatten. Als je een alinea-stijl instelt dan zal de opmaak altijd van toepassing zijn op de hele alinea (ook al selecteer je slechts een gedeelte van een alinea). Gekoppeld (alinea en teken): Ook een stijl van het type Gekoppeld (alinea en teken) kan zowel teken- als alinea-opmaak bevatten. Als je echter slechts een gedeelte van een alinea selecteert, dan wordt enkel de tekenopmaak van deze stijl ingesteld. Wil je dat ook de alinea-opmaak ingesteld wordt, dan moet je de volledige alinea selecteren of je zorgt ervoor dat de invoegpositie in de desbetreffende alinea staat.

© 2011 Dominique Schreurs

135


10. Stijlen

-

-

 

 

10.2.1.4

Tabel: Dit type stijl kun je gebruiken bij het systematisch opmaken van een tabel. Als je een tabel selecteert, dan kun je deze stijl terugvinden via de opdracht Ontwerpen > Stijlen voor tabellen. Lijst: Dit type stijl kun je gebruiken bij het opmaken van lijsten met meerdere niveaus. Je kunt deze stijl dan achteraf kiezen via de opdracht Start > Alinea > Lijst met meerdere niveaus.

Stijl gebaseerd op: In een stijl leg je een aantal opmaakkenmerken vast. De opmaakkenmerken die je niet specificeert worden overgenomen van een onderliggende stijl. Deze onderliggende stijl kun je hier kiezen. Als je bijvoorbeeld in een stijl geen lettertype vastlegt, dan zal het lettertype van de onderliggende stijl gebruikt worden. Volgende alinea: Deze optie is enkel beschikbaar indien je het type Alinea of Gekoppeld (alinea en teken) gekozen hebt. Als je niet met stijlen werkt, dan zal een nieuwe alinea de alinea-opmaak van de vorige alinea overnemen. Met deze instelling kun je van dit principe afwijken. Je kunt met andere woorden bijvoorbeeld aangeven dat na het gebruik van je alineastijl Opmerking automatisch de stijl Standaard gebruikt wordt. Toevoegen aan lijst Snelle stijlen: Als je deze optie aanvinkt dan verschijnt de nieuwe stijl automatisch in de galerie Snelle stijlen (Start > Stijlen). Automatisch bijwerken: Als je deze optie aanvinkt dan gebeurt het volgende: als je opmaak rechtstreeks in het document aanpast op een plaats waar deze stijl van toepassing is, dan ben je eigenlijk de achterliggende stijl aan het wijzigen. Alleen in dit document: Deze instelling heeft als gevolg dat je je stijl enkel kunt toepassen in het document waarin je je stijl gedefinieerd hebt. Nieuwe documenten op basis van deze sjabloon: Deze instelling heeft als gevolg dat je stijl bewaard wordt in de sjabloon waarop je document gebaseerd is. Zodoende zal de stijl beschikbaar worden in alle nieuwe documenten die gebaseerd zijn op dit sjabloon.

Een stijl toevoegen aan of verwijderen uit de galerie Snelle stijlen

De galerie Snelle stijlen bevat normaal gezien de stijlen die je vrij regelmatig zult gebruiken. Je kunt je stijlen toevoegen aan of verwijderen uit de galerie Snelle stijlen. Een stijl verwijderen Om een stijl te verwijderen uit de galerie Snelle stijlen, voer je de volgende stappen uit.  

Klik met de rechtermuistoets op de desbetreffende stijl in de galerie Snelle stijlen (tabblad Start). Kies de opdracht Verwijderen uit galerie Snelle stijlen.

© 2011 Dominique Schreurs

136


10. Stijlen

Het verwijderen van een stijl uit de galerie Snelle stijlen heeft niet als gevolg dat de stijl definitief verwijderd wordt. In het taakvenster Stijlen kun je deze stijl nog altijd terugvinden. Een stijl toevoegen Om een stijl toe te voegen aan de galerie Snelle stijlen, voer je de volgende stappen uit.   

Klik in de groep Stijlen van het tabblad Start op het startpictogram. Het taakvenster Stijlen verschijnt nu op je scherm. Klik op het afrolpijltje naast de desbetreffende stijl. Kies de opdracht Toevoegen aan galerie Snelle stijlen.

10.2.2 Een bestaande stijl toepassen 10.2.2.1

Een gewone stijl toepassen

Om gebruik te maken van een stijl, ga je als volgt te werk.    

Selecteer de tekst die de gewenste opmaak moet krijgen. Klik op het startpictogram in de groep Stijlen van het tabblad Start. Het taakvenster Stijlen verschijnt nu op je scherm. Kies de gewenste stijl door er op te klikken.

© 2011 Dominique Schreurs

137


10. Stijlen

10.2.2.2

Een snelle stijl toepassen

Indien een stijl werd toegevoegd aan de galerie Snelle stijlen, dan kun je heel eenvoudig de gewenste stijl kiezen.  

Selecteer de tekst waar je de gewenste stijl wenst in te stellen. Kies in de groep Stijlen van het tabblad Start de gewenste stijl in de galerie met stijlen. Je kunt doorheen deze lijst schuiven met de desbetreffende schuifbalk. Of je kunt de lijst ook openvouwen met het desbetreffende afrolknopje Meer.

10.2.3 Een bestaande stijl wijzigen Een van de grote voordelen van stijlen is dat je makkelijk de opmaak van een document kunt wijzigen. Als je een stijl wijzigt dan wordt immers overal waar deze stijl gebruikt wordt, de opmaak gewijzigd. Het wijzigen van een stijl kan als volgt gebeuren.    

Klik op het startpictogram in de groep Stijlen van het tabblad Start. Het taakvenster Stijlen verschijnt nu op je scherm. Klik op het afrolpijltje naast de stijl die je wenst te veranderen. Kies de opdracht Wijzigen in het menu dat nu te voorschijn komt.

Het venster dat nu verschijnt, geeft je de mogelijkheid om de opmaak en de instellingen aan te passen.

Eventueel kun je een stijl ook wijzigen door met de rechtermuistoets te klikken op de desbetreffende stijl in de galerie Snelle stijlen.

© 2011 Dominique Schreurs

138


10. Stijlen

10.3 Voorgedefinieerde stijlen In de bovenstaande rubrieken werd beschreven hoe je je eigen stijl kunt ontwerpen. Word is echter sowieso reeds uitgerust met tientallen stijlen. Een heleboel van deze voorgedefinieerde stijlen worden trouwens automatisch ingesteld bij het gebruik van bepaalde functionaliteiten van Word.

10.3.1 Alle stijlen weergeven Om alle beschikbare stijlen te kunnen gebruiken, moet je eerst alle stijlen weergeven in het taakvenster Stijlen. Dit gebeurt als volgt.   

Klik op het startpictogram in de groep Stijlen van het tabblad Start. Het taakvenster Stijlen verschijnt nu op je scherm. Klik in dit taakvenster rechts onderaan op Opties.

Klik op de opdracht Opties.

© 2011 Dominique Schreurs

139


10. Stijlen

In het dialoogvenster Opties voor het deelvenster Stijlen, kies je in de eerste vervolgkeuzelijst (Selecteer weer te geven stijlen) het laatste item, Alle stijlen.

Je zult nu vaststellen dat het aantal stijlen in het taakvenster enorm werd uitgebreid.

10.3.2 Een aantal voorbeelden In het onderstaande overzicht worden een aantal stijlen opgesomd die automatisch ingesteld worden bij het gebruik van een bepaalde functionaliteit van Word. Als een voorgedefinieerde stijl automatisch werd ingesteld, dan is het ook zinloos om een nieuwe stijl te creëren. Je kunt beter de voorgedefinieerde stijl gebruiken en eventueel aanpassen. Bij het invoegen van een koptekst wordt bijvoorbeeld automatisch de stijl Koptekst toegepast. Als je de opmaak van je koptekst wilt wijzigen, dan moet je met andere woorden de stijl Koptekst wijzigen.          

Adres envelop: Deze stijl wordt automatisch toegepast in het tekstvak van de bestemmeling als je een enveloppe creëert (zie tabblad Verzendlijsten). Afzender: Deze stijl wordt automatisch toegepast voor het adres van de afzender als je een enveloppe creëert (zie tabblad Verzendlijsten). Eindnootmarkering: Deze stijl is van toepassing op het symbool dat verwijst naar een eindnoot (Verwijzingen > Voetnoten > Eindnoot invoegen). Eindnoottekst: Deze stijl is van toepassing op de eigenlijke eindnoot (Verwijzingen > Voetnoten > Eindnoot invoegen). Koptekst: Deze stijl is van toepassing op de koptekst (Invoegen > Koptekst en voettekst > Koptekst). Paginanummer: Deze stijl is van toepassing op het paginanummer (Invoegen > Koptekst en voettekst > Paginanummer). Standaard: Deze stijl is de stijl die van toepassing is op gewone tekst. Voetnootmarkering: Deze stijl is van toepassing op het symbool dat verwijst naar een voetnoot (Verwijzingen > Voetnoten > Voetnoot invoegen). Voetnoottekst: Deze stijl is van toepassing op de eigenlijke voetnoot (Verwijzingen > Voetnoten > Voetnoot invoegen). Voettekst: Deze stijl is van toepassing op de voettekst (Invoegen > Koptekst en voettekst > Voettekst).

© 2011 Dominique Schreurs

140


10. Stijlen

10.3.3 Kop-stijlen Vrij belangrijk zijn de zogenoemde kop-stijlen. Met behulp van deze stijlen kun je structuur aanbrengen in een document. Zo gebruik je de stijl Kop 1 voor titels van het hoogste niveau, Kop 2 gebruik je voor titels van het tweede niveau,… De structuur van een document komt op diverse vlakken tot uiting. 

Hoofdstuknummering Als je titels hebt opgemaakt met de kop-stijlen, dan kun je alle titels in een keer nummeren (Start > Alinea > Lijst met meerdere niveaus).

Inhoudsopgave Als je koppen in een document hebt ingesteld, dan kun je op een vrij eenvoudige manier een inhoudsopgave generen (Verwijzingen > Inhoudsopgave > Inhoudsopgave).

Navigatievenster Het navigatievenster verschijnt aan de linkerkant van je scherm (Beeld > Weergeven/verbergen > Documentstructuur). De inhoud van dit navigatievenster komt overeen met de koppen die je hebt ingesteld. Met behulp van het navigatievenster kun je heel eenvoudig doorheen een document navigeren. Het navigatievenster kun je ook gebruiken om niveaus aan te passen of om grote stukken tekst te verplaatsen.

Overzicht De overzichtsweergave is eveneens interessant om op een overzichtelijke manier grote stukken tekst te verplaatsen (Beeld > Documentweergaven > Overzicht).

Meer informatie over het nut van kop-stijlen vind je elders terug (blz. 168, "13.1Kopstijlen").

© 2011 Dominique Schreurs

141


11. Taalkundige controle

11 Taalkundige controle 11.1 Spelling- en grammaticacontrole In Word beschik je over een aantal interessante taalkundige functionaliteiten. De meest gebruikte functionaliteit is ongetwijfeld de spellingcontrole. Maar ook het zoeken naar synoniemen, de grammatica-controle, het automatisch plaatsen van afbreekstreepjes op het einde van een regel en het vertalen van woorden zal door menige gebruiker geapprecieerd worden. De Nederlandstalige versie ondersteunt viert talen: Nederlands, Engels, Duits en Frans. Wens je met andere talen te werken, dan moet je het corresponderende taalpakket aankopen en installeren.

11.1.1 Spellingcontrole 11.1.1.1

Automatische spellingcontrole

Zeer interessant is de automatische spellingcontrole. De automatische spellingcontrole is een simpele instelling die er voor zorgt dat woorden die niet herkend worden onmiddellijk onderlijnd worden door een rood golvend lijntje. Dit onderlijnen gebeurt automatisch bij het intikken van je tekst. Zeer handig is bovendien dat je voor dergelijke onderlijnde woorden onmiddellijk suggesties kunt opvragen en gebruiken door middel van een rechtermuisklik ter hoogte van het gemarkeerde woord. Het aan- of uitschakelen van de automatische spellingcontrole gebeurt door middel van de volgende instelling. ďƒş ďƒş

Kies de opdracht Bestand > Opties. Activeer vervolgens aan de linkerkant de rubriek Controle.

Š 2011 Dominique Schreurs

142


11. Taalkundige controle

ďƒş

In deze rubriek vink je de optie Spelling controleren tijdens typen aan. Als de automatische spellingcontrole actief is dan kun je er eventueel toch nog voor zorgen dat in het actieve document de foute woorden niet aangeduid worden. Dit gebeurt door middel van de instelling Spelfouten alleen in dit document niet aangeven. Deze optie heeft als gevolg dat de spelling automatisch wordt gecontroleerd.

11.1.1.2

Manuele spellingcontrole

Het uitvoeren van een manuele spellingcontrole is vrij eenvoudig. Je moet er echter wel rekening mee houden dat een spellingcontrole eigenlijk maar een vrij "oppervlakkige" controle is. Er wordt immers woord per woord nagegaan of de (geselecteerde) woorden al dan niet bestaan (in de woordenboeken van Word). De context waarbinnen de woorden gebruikt worden, wordt dus niet gecontroleerd. Foutieve vervoegingen, verbuigingen of zinsconstructies en dergelijke zullen niet gemarkeerd worden indien je een spellingcontrole uitvoert. En uiteraard is het ook mogelijk dat Word bepaalde woorden als fout markeert terwijl het toch correct geschreven woorden zijn. Indien je in Word een vakterm of een eigennaam invult dan kan dit al eens gebeuren.

Š 2011 Dominique Schreurs

143


11. Taalkundige controle

Hoe je een spellingcontrole uitvoert, wordt in de onderstaande procedure beschreven.   

 

Selecteer het gedeelte van het document dat je wenst te controleren. Indien je geen selectie maakt dan wordt sowieso het volledige document gecontroleerd. Activeer de opdracht Controleren > Controle > Spelling- en grammaticacontrole of druk op de toets [F7]. Telkens Word een woord niet herkent, krijg je het onderstaande dialoogvenster te zien.

In het dialoogvenster Spelling- en grammaticacontrole krijg je de mogelijkheid om het foute woord te corrigeren of om het niet herkende woord toch te aanvaarden. Indien je slechts een gedeelte van het document liet doorzoeken dan wordt er gevraagd of ook de rest van het document doorzocht moet worden. Tenslotte krijg je de mededeling dat alles doorzocht werd.

In het bovenstaande dialoogvenster Spelling- en Grammaticacontrole word je geconfronteerd met een aantal invoervakken en knoppen. De onderstaande opsomming zal een extra woordje uitleg geven. 

 

 

Niet in woordenlijst: In dit tekstvak staat het woord dat niet teruggevonden wordt in de woordenlijsten van Word. Je kunt hier eventueel rechtstreeks de gewenste wijziging aanbrengen. Suggesties: In deze keuzelijst worden een aantal woorden getoond die gelijkenissen hebben met het foutieve woord. In plaats van zelf het foutieve woord te wijzigen kun je hier misschien het correcte woord terugvinden. Taal voor woordenlijst: Via deze keuzelijst kun je aangeven uit welke taal de suggesties afkomstig moeten zijn. Grammatica controleren: Deze optie heeft als gevolg dat na de spellingcontrole ook nog een grammaticacontrole uitgevoerd zal worden. Meer informatie met betrekking tot de grammaticacontrole vind je in de volgende rubriek terug. Eenmaal negeren: Met behulp van deze knop wordt het gemarkeerde woord toch als correct aanvaard. Alles negeren: Als je op deze knop klikt dan zal het aangeduide woord overal in het document als correct aanvaard worden.

© 2011 Dominique Schreurs

144


11. Taalkundige controle

Toevoegen aan woordenlijst: Het kan best zijn dat Word bepaalde woorden niet herkent terwijl ze voor jou toch aanvaardbaar zijn. Dit zal bijvoorbeeld gebeuren met vaktermen en eigennamen. Indien je wenst dat Word deze woorden in de toekomst niet meer als fout gaat beschouwen dan kun je ze toevoegen aan een afzonderlijk woordenboek. Hiervoor moet je op de knop Toevoegen aan woordenlijst klikken. Standaard wordt er reeds een afzonderlijk nieuw woordenboek voorzien, namelijk CUSTOM.DIC. Dit woordenboek is niet meer dan een gewoon tekstbestand waarin alle nieuwe woorden opgenomen worden. Je kunt dit tekstbestand rechtstreeks openen en aanpassen. Waar dit bestand zich bevindt, wordt elders beschreven. Wijzigen: Door op deze knop te klikken wordt het foutieve woord gecorrigeerd door de wijziging die je ingevuld hebt of door de suggestie die je geselecteerd hebt. Alles wijzigen: Indien hetzelfde foutieve woord meerdere malen in je document voorkomt dan kun je alle fouten in eenmaal corrigeren door op deze knop te klikken. AutoCorrectie: Met behulp van deze knop kun je er voor zorgen dat het vervangen van het foute woord in de toekomst automatisch gebeurt bij het intikken. Het lijstje dat tot de Autocorrectie-functionaliteit behoort, wordt met andere woorden aangevuld. Opties: Met behulp van deze knop kun je een heleboel algemene instellingen in verband met de spellingcontrole activeren. Meer informatie over deze instellingen kun je elders terugvinden. Ongedaan maken: Tenslotte kun je de laatste vervanging ook nog steeds herstellen door op deze knop te klikken.

11.1.2 Grammaticacontrole Een tweede taalkundige controle die je in Word kunt laten uitvoeren, is de grammaticacontrole. Door middel van deze controle kun je verifiëren of je geen overtredingen hebt gemaakt tegen allerhande grammaticaregels. Er wordt met andere woorden nagegaan of vervoegingen correct zijn, of je geen vreemde zinsconstructies gebruikt,... Hoewel een grammaticacontrole best nuttig en zinvol is, toch leert de praktijk dat de grammaticacontrole van Word niet perfect is. Eigenlijk komt het af en toe voor dat dt-fouten niet herkend worden. Soms gebeurt het zelfs dat Word voorstelt om dt-fouten te maken.

11.1.2.1

Automatische grammaticacontrole

De automatische grammaticacontrole werkt op ongeveer dezelfde manier als de automatische spellingcontrole. Een instelling zorgt er namelijk voor dat overtredingen tegen de grammatica door een groen golvend lijntje aangeduid worden. Dit onderlijnen gebeurt automatisch nadat je een nieuwe alinea begint. Net zoals bij de spellingcontrole kun je correcties aanbrengen met een rechtermuisklik ter hoogte van het onderlijnde gedeelte van je tekst.

© 2011 Dominique Schreurs

145


11. Taalkundige controle

Het aan- of uitschakelen van de automatische grammaticacontrole gebeurt door middel van de volgende instelling.   

11.1.2.2

Kies de opdracht Bestand > Opties. Activeer vervolgens de rubriek Controle. In deze rubriek vink je de optie Grammaticafouten markeren tijdens typen aan. Als de automatische grammaticacontrole actief is dan kun je er eventueel toch nog voor zorgen dat in het actieve document de fouten niet aangeduid worden. Dit gebeurt door middel van de instelling Grammaticafouten alleen in dit document verbergen.

Manuele grammaticacontrole

Om een grammaticacontrole uit te voeren, moet je de volgende stappen uitvoeren:   

Selecteer het gedeelte van het document dat je wenst te controleren. Indien je geen selectie maakt dan wordt sowieso het volledige document gecontroleerd. Activeer de opdracht Controleren > Controle > Spelling- en grammaticacontrole of druk op de toets [F7]. In het dialoogvenster Spelling- en grammaticacontrole kun je met de optie Grammatica controleren links onderaan aanduiden of je al dan niet een grammaticacontrole wenst te activeren.

In het dialoogvenster Spelling- en Grammaticacontrole kun je aangeven hoe grammaticafouten afgehandeld moeten worden. In de onderstaande opsommingen worden de verschillende specificaties verder toegelicht. 

  

Vermoedelijk onjuiste persoonsvorm: In dit tekstvak staat het woord, het zinsgedeelte of de zin waarin een grammaticafout werd aangetroffen. Je kunt hier eventueel rechtstreeks de gewenste wijziging aanbrengen. Suggesties: In deze keuzelijst worden een aantal mogelijke oplossingen getoond. In plaats van zelf de fout te wijzigen kun je hier misschien een van de voorgestelde alternatieven kiezen. Taal voor woordenlijst: Via deze keuzelijst kun je aangeven uit welke taal de suggesties afkomstig moeten zijn. Grammatica controleren: Zoals eerder reeds werd aangegeven heeft deze optie als gevolg dat de grammaticacontrole uitgevoerd zal worden. Eenmaal negeren: Met behulp van deze knop wordt de aangeduide "fout" niet gecorrigeerd. © 2011 Dominique Schreurs

146


11. Taalkundige controle

   

Regel negeren: Als je deze optie aanduidt dan worden andere fouten tegen dezelfde grammaticaregel genegeerd. Volgende zin: Door op deze knop te klikken wordt de volgende zin gecontroleerd. Wijzigen: Je bevestigt de wijziging die je ingevuld hebt of de suggestie die je geselecteerd hebt. Uitleg: Als je tenslotte op deze knop klikt, dan wordt in het Help-venster uitgelegd waarom de gemarkeerde tekst als grammaticafout beschouwd wordt.

11.1.3 Taalkeuze Vooraleer je een document controleert op spellings- of grammaticale fouten moet je aan Word uiteraard aangeven op basis van welke taal deze controle moet gebeuren. Je kunt eventueel zelfs verschillende talen instellen in eenzelfde document. Eigenlijk kun je woord per woord een andere taal specificeren. Dit kan bijvoorbeeld zeer handig zijn voor iemand die regelmatig termen moet vertalen.

11.1.3.1

Taal in een document

Om een taal in te stellen voor een gedeelte van je documenten, moet je de onderstaande stappen uitvoeren.   

Selecteer het gedeelte van je tekst waarvoor je een specifieke taal wilt instellen. Activeer vervolgens de opdracht Controleren > Taal > Taal > controletaal instellen. In het dialoogvenster Taal dat nu verschijnt, kies je de gewenste taal. Merk op dat de beschikbare talen voorafgegaan worden door een specifiek pictogrammetje.

© 2011 Dominique Schreurs

147


11. Taalkundige controle

De taalkeuze voor een specifiek gedeelte van je tekst kun je steeds terugzien in de statusbalk.

In het bovenstaande voorbeeld zie je in de statusbalk de vermelding Nederlands, waaruit je kunt afleiden dat de cursor op een positie staat waar Nederlands werd ingesteld. In het onderstaande voorbeeld bevestigt de statusbalk dat de cursor in een Franstalig tekstfragment staat.

11.1.3.2

Automatische taaldetectie

Meestal is het zelfs niet noodzakelijk dat je een taal instelt. Word is immers in staat om een aantal talen zelf te herkennen. Dit geldt voor de meeste talen, waaronder dus ook het Nederlands, Engels, Duits en Frans. Als je met andere woorden afwisselend Nederlands en Franse tekstfragmenten in eenzelfde document ingeeft, dan zal Word zelf bepalen welke taal gebruikt werd. De automatische taaldetectie kun je als volgt instellen:  

11.1.3.3

Activeer de opdracht Controleren > Taal > Taal > Controletaal instellen. In het dialoogvenster Taal dat nu verschijnt, moet het selectievakje naast Taal automatisch bepalen aangevinkt worden.

Standaardtaal

Net zoals je een standaardlettertype kunt vastleggen, zo ook kun je een standaardtaal (per sjabloon) definiëren. Indien je teksten bijvoorbeeld voornamelijk in het Frans geschreven zullen worden dan kun je er voor zorgen dat Word je documenten steeds als Franstalige documenten zal beschouwen. De standaardtaal is steeds van toepassing tenzij je voor een gedeelte van een document een andere taal zou kiezen. Indien je bijvoorbeeld met de Engelstalige versie van Word zou werken dan zul je waarschijnlijk opteren voor het Nederlands als standaardtaal.   

Activeer de opdracht Controleren > Taal > Taal > Controletaal instellen. In het dialoogvenster Taal dat nu verschijnt, klik je op de knop Standaard nadat je de gewenste taal hebt gekozen. Vervolgens bevestig je de gemaakte keuze. De gekozen taal wordt eigenlijk vastgelegd binnen het sjabloon waarin je werkt.

© 2011 Dominique Schreurs

148


11. Taalkundige controle

11.2 Uitleg over woorden Het is wellicht niet vaak de bedoeling, maar in principe kun je via Word zelfs zoekmachines op het internet activeren.    

Activeer de opdracht Controleren > Controle > Onderzoek. Tik in het taakvenster Onderzoeken het gewenste woord in. Kies indien nodig de naslagsite Bing. Klik daarna naast het ingegeven woord op de knop Zoekactie starten.

Als je nu even wacht, dan verschijnen de zoekresultaten in het taakvenster Onderzoeken.

© 2011 Dominique Schreurs

149


11. Taalkundige controle

11.3 Synoniemen In Word is er een mogelijkheid voorzien om woorden te laten vervangen door synoniemen (=andere woorden met eenzelfde betekenis). Dit kan als volgt gebeuren:    

Selecteer het desbetreffende woord. Activeer de opdracht Controleren > Controle > Synoniemenlijst of gebruik de sneltoets [SHIFT]+[F7]. Aan de rechterkant op je scherm verschijnt nu het taakvenster Onderzoeken. In dit taakvenster klik je op het gewenste alternatief. In de keuzelijst die nu verschijnt, klik je op de optie Invoegen om het geselecteerde woord te vervangen door het gekozen synoniem.

© 2011 Dominique Schreurs

150


11. Taalkundige controle

11.4 Woorden vertalen Via Word kun je zelfs woorden vertalen. Dit doe je als volgt:

Selecteer het woord dat vertaald moet worden. Activeer de opdracht Controleren > Controle > Taal > Vertalen > Geselecteerde tekst vertalen. Het geselecteerde woord wordt nu automatisch ingevuld in het tekstvak Zoeken naar van het taakvenster Onderzoeken. Klik op de knop Zoekactie starten.

Klik daarna op de knop Invoegen om de voorgestelde vertaling in te voegen.

  

© 2011 Dominique Schreurs

151


12. Tabellen

12 Tabellen 12.1 Wat is een tabel? Bij de toelichting van tabs werd reeds aangehaald dat je door het gebruik van tabs "tabelletjes" kon opstellen. Het probleem is echter dat je nog steeds regel per regel, of beter alinea per alinea diende te werken. Indien je echter cel per cel wenst te werken, dan moet je een "echte" tabel invoegen. Een tabel in Word kun je in zekere zin (met het nodige voorbehoud) vergelijken met een werkblad zoals je dat Excel kunt aanmaken. Toch mag je die vergelijking niet te ver doorvoeren. Als je zeer veel gegevens wenst te beheren in een tabel en/of als je daarenboven nog berekeningen wenst uit te voeren met deze gegevens dan wijk je best uit naar een meer geschikte software, zoals Excel. Zeker wat het maken van berekeningen betreft kan een Word-tabel niet terugvallen op dezelfde mogelijkheden als Excel. Ook het dynamisch karakter van een rekenblad zal niet echt aanwezig zijn in een Word tabel.

12.2 Een tabel invoegen Met betrekking tot het invoegen van Word-tabellen heb je drie alternatieven.

12.2.1 Het tabelraster Een eerste manier om tabellen in te voeren, gebeurt door gebruik te maken van het tabelraster.   

Positioneer de cursor op de plaats waar de tabel ingevoegd moet worden. Kies de opdracht Invoegen > Tabellen > Tabel. In het raster dat nu verschijnt, sleep je van linksboven naar rechtsonder om het gewenste aantal kolommen en rijen vast te leggen.

© 2011 Dominique Schreurs

152


12. Tabellen

Iedere gemarkeerde rij en kolom in het raster vormt dus een soort van symbolische voorstelling van de tabel die ingevoegd zal worden. Het bovenstaande raster zal er bijvoorbeeld voor zorgen dat er een tabel met vijf kolommen en drie rijen gecreëerd zal worden.

12.2.2 Het dialoogvenster Tabel invoegen Een tabel kan eveneens ingevoegd worden door middel van het dialoogvenster Tabel invoegen.   

Positioneer de cursor op de plaats waar de tabel ingevoegd moet worden. Activeer de opdracht Invoegen > Tabellen > Tabel > Tabel invoegen. In het dialoogvenster dat nu verschijnt, specificeert u het aantal kolommen en rijen. Verder kun je ook de breedte van de kolommen instellen, alsook de opmaak van de tabel.

12.2.3 Een tabel tekenen Tenslotte is het ook nog mogelijk om een tabel te tekenen.  

Activeer de opdracht Invoegen > Tabellen > Tabel > Tabel tekenen. De muiswijzer zal nu veranderen in een "potloodje".

 

Teken nu (door te slepen) ten eerste de buitenrand van de nieuwe tabel. Vervolgens teken je horizontale, verticale en/of diagonale lijnen binnen deze nieuwe tabel. Ook dit doe je door te slepen. Druk op de toets [ESC] om de "potlood"-muiswijzer uit te schakelen.

© 2011 Dominique Schreurs

153


12. Tabellen

12.3 Basismanipulaties in een tabel 12.3.1 Cellen in een tabel invullen In een tabel kun je uiteraard tekst ingeven, zoals in een gewoon document. Je kunt zelfs gebruik blijven maken van karakter- en alinea-opmaak. Om naar de volgende cel in je tabel te navigeren kun je de toets [TAB] gebruiken. Terugkeren naar een vorige cel gebeurt met de sneltoets [CTRL]+[TAB]. Merk op dat er automatisch een nieuwe rij wordt toegevoegd als je op [TAB] drukt terwijl de cursor in de allerlaatste cel van de laatste rij staat. Met betrekking tot het verplaatsen van de cursor in een tabel, blijven dezelfde alternatieven gelden als bij gewone tekst. Een klassieke (niet-opgemaakte) tabel kan er dan ook bijvoorbeeld als volgt uitzien. Naam Martens Winters Creemers Janssen

Voornaam Wim Koen Veerle Marc

Leeftijd 19 20 20 21

Graad Voldoende Onderscheiding Onvoldoende Onvoldoende

12.3.2 Selecteren in een tabel Wat het selecteren van tekst betreft, gelden in een tabel dezelfde principes als in gewone tekst. Het selecteren van tabelonderdelen vergt echter enige toelichting.

12.3.2.1

Een of meer rijen selecteren

Om rijen te selecteren heb je weer verscheidene alternatieven. Je kunt rechtstreeks met de muis werken of je kunt gebruik maken van een opdracht in het lint. 

Plaats de muiswijzer in de linkermarge naast de desbetreffende rij. De muiswijzer zal nu veranderen in een pijltje.

 

Klik eenmaal om de desbetreffende rij te selecteren. Sleep naar boven of naar beneden om verschillende opeenvolgende rijen te selecteren.

 

Plaats de cursor in de desbetreffende rij. Activeer de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Tabel > Selecteren > Rij selecteren.

OF

© 2011 Dominique Schreurs

154


12. Tabellen

12.3.2.2

Een of meer kolommen selecteren

Met betrekking tot het selecteren van kolommen heb je eveneens twee verschillende alternatieven. 

Plaats de muiswijzer boven de desbetreffende kolom. De muiswijzer zal nu veranderen in een zwart pijltje.

 

Klik eenmaal om de desbetreffende kolom te selecteren. Sleep naar links of naar rechts om verschillende opeenvolgende kolommen te selecteren.

 

Plaats de cursor in de desbetreffende kolom. Activeer de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Tabel > Selecteren > Kolom selecteren.

OF

12.3.2.3

Een of meer cellen selecteren

Indien je een individuele cel of een groep aaneengrenzende cellen wenst te selecteren dan kun je een van de volgende werkwijzen hanteren. 

Plaats de muiswijzer links in de desbetreffende cel. De muiswijzer zal nu veranderen in een schuin zwart pijltje.

Klik nu eenmaal en sleep eventueel in de gewenste richting om een groep cellen te selecteren.

 

Plaats de cursor in de desbetreffende cel. Activeer de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Tabel > Selecteren > Cel selecteren.

OF

12.3.2.4

De volledige tabel selecteren

Uiteraard kun je een volledige tabel selecteren door alle rijen, kolommen of cellen te selecteren. Er bestaat echter een methode die zeker voor grote tabellen handiger zal zijn.  

Plaats de cursor op een willekeurige positie in de tabel. Activeer de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Tabel > Selecteren > Tabel selecteren.

© 2011 Dominique Schreurs

155


12. Tabellen

12.3.3 De kolombreedte en rijhoogte instellen 12.3.3.1

De kolombreedte

Er zijn verschillende manieren om een kolom te verbreden of te versmallen. Meestal gebeurt dit als volgt: 

Plaats de muiswijzer op de scheiding tussen twee kolommen. De muiswijzer zal nu veranderen in een dubbel verticaal streepje met een dubbel pijltje.

Sleep nu naar links of rechts tot je de gewenste breedte bereikt.

Indien je een kolom versmalt, dan zul je merken dat tegelijkertijd de volgende kolom verbreed wordt. Dit kun je vermijden door de toets [SHIFT] ingedrukt te houden terwijl je sleept.

12.3.3.2

De rijhoogte

Normaal gezien wordt de rijhoogte automatisch aangepast in functie van de inhoud van deze rij. Eventueel kun je rijen toch nog hoger maken dan de inhoud. 

Plaats de muiswijzer op de scheiding tussen twee rijen. De muiswijzer zal nu veranderen in een dubbel horizontaal streepje met een dubbel pijltje.

Sleep nu naar beneden tot je de gewenste hoogte bereikt.

12.4 De structuur van een tabel Als je een tabel ingevoegd hebt dan kun je uiteraard steeds afwijkingen aanbrengen op de oorspronkelijke structuur. Je kunt met andere woorden te allen tijde kolommen, rijen, cellen invoegen of verwijderen.

12.4.1 Kolommen 12.4.1.1

Kolommen invoegen

Kolommen kunnen zowel links als rechts ten opzichte van de geselecteerde kolom ingevoegd worden.  

Plaats de cursor in de desbetreffende kolom. Kies de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Rijen en kolommen > Links invoegen/Rechts invoegen.

© 2011 Dominique Schreurs

156


12. Tabellen

12.4.1.2

Kolommen verwijderen

Het verwijderen van een kolom gebeurt als volgt:  

Plaats de cursor in de desbetreffende kolom. Kies de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Rijen en kolommen > Verwijderen > Kolommen verwijderen.

12.4.2 Rijen 12.4.2.1

Rijen invoegen

Rijen kunnen zowel boven als onder ten opzichte van de geselecteerde rij ingevoegd worden.  

12.4.2.2

Plaats de cursor in de desbetreffende rij. Kies de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Rijen en kolommen > Hierboven invoegen/Hieronder invoegen.

Rijen verwijderen

Het verwijderen van een rij gebeurt als volgt:  

Plaats de cursor in de desbetreffende rij. Kies de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Rijen en kolommen > Verwijderen > Rijen verwijderen.

12.4.3 Cellen 12.4.3.1

Cellen splitsen

In een tabel kunnen je cellen splitsen. Dit kan zowel in horizontale als in verticale richting gebeuren.   

12.4.3.2

Plaats de cursor in de cel die je wenst te splitsen. Activeer de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Samenvoegen > Cellen splitsen. In het dialoogvenster dat nu verschijnt, kun je kiezen in hoeveel rijen en/of kolommen de cel gesplitst moet worden.

Cellen amenvoegen

Ook het omgekeerde is het mogelijk: cellen samenvoegen. Hiervoor voer je de volgende stappen uit.  

Selecteer de cellen die samengevoegd moeten worden. Dit kan zowel in horizontale als in verticale richting gebeuren. Activeer de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Samenvoegen > Cellen samenvoegen.

© 2011 Dominique Schreurs

157


12. Tabellen

12.5 Opmaak van een tabel 12.5.1 Tabelstijlen 12.5.1.1

Een tabelstijl kiezen

In Word zijn er talrijke voorgedefinieerde tabelstijlen. Dankzij deze tabelstijlen kun je op een heel snelle manier je tabel opmaken. Dit gebeurt als volgt.   

12.5.1.2

Plaats de cursor in de desbetreffende tabel. Activeer de opdracht Ontwerpen (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Stijlen voor tabellen. Kies in de keuzelijst de gewenste tabelstijl.

Opties van een tabelstijl

Door het activeren van een tabelstijl moet je de opmaak niet meer afzonderlijk in stellen. Je kunt trouwens instellen welke opmaak je wel en welke opmaak je niet wenst over te nemen van de geselecteerde tabelstijl. Dit kan gebeuren met de opties in de groep Opties voor tabelstijlen van het tabblad Ontwerpen (onder Hulpmiddelen voor tabellen).

12.5.1.3

Een nieuwe tabelstijl definiëren

Je kunt ook zelf een nieuwe tabelstijl creëren.    

Plaats de cursor in de desbetreffende tabel. Activeer de opdracht Ontwerpen (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Stijlen voor tabellen. Open de lijst met tabelstijlen. Kies nu de opdracht Nieuwe tabelstijl.

© 2011 Dominique Schreurs

158


12. Tabellen

ďƒş

Met behulp van het onderstaande dialoogvenster kun je de opmaak van je nieuwe tabelstijl vastleggen.

Het bovenstaande dialoogvenster kwam reeds aan bod in het hoofdstuk over stijlen. Je zult nu wel vaststellen dat het Type stijl standaard wordt ingesteld op Tabel.

Š 2011 Dominique Schreurs

159


12. Tabellen

12.5.2 Tabeleigenschappen Met de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Tabel > Eigenschappen kun je nog verdere specificaties aanbrengen in de geselecteerde tabel. Het dialoogvenster dat nu te voorschijn komt, heeft vier tabbladen. Deze tabbladen zullen toegelicht worden in de volgende vier rubrieken.

12.5.2.1

Het tabblad Tabel

In het eerste tabblad Tabel van het dialoogvenster Tabeleigenschappen kun je diverse opties instellen op het niveau van de geselecteerde tabel.

ďƒş ďƒş

Om te beginnen kun je de breedte van de tabel vast instellen in het tekstvak achter Voorkeursbreedte. In het groepsvak onder Uitlijnen kun je de positie van de tabel instellen. Je kunt de uitlijning van de tabel vastleggen en je kunt ook een inspringing instellen.

Š 2011 Dominique Schreurs

160


12. Tabellen

In het groepsvak onder Tekstterugloop kun je bepalen hoe de gewone tekst zich zal gedragen ten opzichte van de tabel. Met de optie Rondom kun je er voor zorgen dat er tekst naast de tabel kan verschijnen. De knop Plaatsing (die nu ingeschakeld wordt) kun je dan gebruiken om verdere instellingen te specificeren.

Met de knop Randen en arcering kun je randen instellen voor de volledige tabel. Als je op de knop Opties klikt dan krijg je een dialoogvenster waarin je onder andere de standaardmarges in een cel kunt vastleggen.

© 2011 Dominique Schreurs

161


12. Tabellen

12.5.2.2

Het tabblad Rij

Met het tweede tabblad Rij van het dialoogvenster Tabeleigenschappen kun je het volgende instellen:

  

Ten eerste kun je in het groepsvak onder Grootte een andere rijhoogte instellen. De optie Rij eventueel splitsen bij nieuwe pagina heeft als gevolg dat de geselecteerde rij gesplitst kan worden door een pagina einde. Met de optie Rij als veldnamenrij herhalen bovenaan op iedere pagina kun je instellen dat de geselecteerde rij automatisch ingevoegd wordt op meerdere pagina's op voorwaarde dat de tabel natuurlijk meerdere pagina's in beslag neemt. Deze optie kun je ook rechtstreeks instellen met de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Gegevens > Veldnamenrijen herhalen.

© 2011 Dominique Schreurs

162


12. Tabellen

12.5.2.3

Het tabblad Kolom

De mogelijkheden van het derde tabblad van het dialoogvenster Tabeleigenschappen blijven beperkt tot het instellen van de breedte van de geselecteerde kolom.

12.5.2.4

Het tabblad Cel

In het tabblad Cel van het dialoogvenster Tabeleigenschappen kun je het volgende instellen.

 

Ten eerste kun je de breedte van de geselecteerde cel veranderen in het tekstvak achter Voorkeursbreedte. Verder kun je in het groepsvak onder Verticaal uitlijnen ook vastleggen hoe de tekst in een cel verticaal uitgelijnd moet worden. © 2011 Dominique Schreurs

163


12. Tabellen

ďƒş

12.5.2.5

Met de knop Opties rechts onderaan krijg je een dialoogvenster Celopties waarmee je onder andere de marges van de geselecteerde cel kunt instellen.

Alternatieve tekst

In het tabblad Alternatieve tekst kun je een alternatieve titel invullen. Deze titel wordt zichtbaar in een browser als je je document bewaart als webpagina. Alternatieve titels zijn vooral interessant voor slechtzienden die webpagina's bezoeken.

Š 2011 Dominique Schreurs

164


12. Tabellen

12.5.3 Celformaat Als je de groep Celformaat bekijkt in het tabblad Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) dan worden de volgende mogelijkheden aangeboden:     

Tabelrijhoogte: Ten eerste kun je via dit tekstvak de hoogte instellen van de geselecteerde rij of cel. Tabelkolombreedte: Ten tweede kun je via het corresponderende tekstvak de breedte instellen van de geselecteerde kolom of cel. Rijen verdelen: Met deze knop kun je instellen dat de geselecteerde rijen allemaal dezelfde hoogte krijgen. Kolommen verdelen: Met deze knop kun je instellen dat de geselecteerde kolommen allemaal dezelfde breedte krijgen. AutoAanpassen: Hiermee kun je instellen of de kolombreedte vast is (Vaste kolombreedte) of afhankelijk moet zijn van de inhoud (Inhoud van AutoAanpassen).

12.6 Tabellen converteren in tekst en omgekeerd Het kan al eens voorkomen dat je gegevens binnenkrijgt die omgezet moeten worden in een Word-tabel. Of andersom is het misschien ook mogelijk dat je gevraagd wordt om een tabel om te zetten in doorlopende tekst. Word biedt een vrij simpele oplossing om deze conversies probleemloos te laten verlopen.

12.6.1 Een tabel converteren in doorlopende tekst Om een tabel om te zetten in doorlopende tekst ga je als volgt te werk :   

Selecteer de tabel in kwestie. Activeer de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Gegevens > Converteren naar tekst. In het dialoogvenster dat nu verschijnt, specificeer je door welk teken de kolomscheidingen opgevangen moeten worden. Zeer dikwijls is dit het tabteken of de puntkomma.

© 2011 Dominique Schreurs

165


12. Tabellen

12.6.2 Doorlopende tekst converteren in een tabel Om doorlopende tekst om te zetten in een tabel, geldt dan weer de volgende werkwijze:   

Selecteer de tekst die moet omgezet worden in een tabel. Activeer vervolgens de opdracht Invoegen > Tabel > Tekst naar tabel converteren. In het dialoogvenster dat nu verschijnt, specificeer je onder andere het scheidingsteken dat moet overeenkomen met de toekomstige kolomscheidingen in de tabel.

12.7 Een tabel sorteren Een tabel in Word kan soms fungeren als een eenvoudige databank. Een bewerking die zeer dikwijls gebeurt in databanken is het sorteren van records (= rijen). Ook in een Word-tabel is dit mogelijk.   

Plaats de cursor in de desbetreffende tabel. Activeer de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Gegevens > Sorteren. In het dialoogvenster Sorteren dat nu verschijnt, specificeer je achtereenvolgens het veld dat gesorteerd moet worden, het type van dit veld en de volgorde (Oplopend of Aflopend).

© 2011 Dominique Schreurs

166


12. Tabellen

In het bovenstaande dialoogvenster kun je trouwens aanduiden of de eerste rij van de tabel al dan niet mee geselecteerd moet worden. Je moet hiervoor simpelweg het gewenste keuzerondje in het groepsvak Eerste rij aan klikken. In Word is het zelfs mogelijk om gewone alinea's te sorteren. Je bent met andere woorden niet verplicht om een tabel te gebruiken indien je een aantal gegevens in een bepaalde volgorde wenst te plaatsen.

12.8 Formules gebruiken in een tabel In beperkte mate is het mogelijk om in een Word-tabel formules met functies zoals onder andere de som en het gemiddelde in te voegen. Gevorderde gebruikers van rekenbladen (zoals Excel) zullen echter vlug vaststellen dat de mogelijkheden vrij beperkt zijn. Om bijvoorbeeld een som te maken van de getallen die boven de cel in kwestie staan, kun je de volgende stappen uitvoeren.   

Plaats de cursor in de desbetreffende cel. Activeer de opdracht Indeling (onder Hulpmiddelen voor tabellen) > Gegevens > Formule. In het dialoogvenster dat nu verschijnt, stel je de gewenste formule samen. Als je de som van de bovenstaande cellen wenst te maken dan is dat dus de formule =SUM(ABOVE).

Merk op dat je in de vervolgkeuzelijst onder Functie Plakken diverse andere functies, zoals AVERAGE, MAX en MIN kunt kiezen. Let ook op dat je de formule steeds laat beginnen met "=". Verwijzigingen die toegelaten zijn, zijn ABOVE, BELOW, RIGHT en LEFT. Eventueel mag je ook verwijzen naar bladwijzers die cijfers bevatten. Of je kunt zelfs verwijzingen maken naar celreferenties, zoals in Excel. Met behulp van bladwijzers of celreferenties kun je zelfs formules samenstellen zonder gebruik te maken van functies. Een formule is feitelijk een veld. Dit heeft onder andere als gevolg dat het dynamisch karakter van een rekenblad niet terug te vinden is in een tabel. Om het resultaat van een formule bij te werken (indien de brongegevens gewijzigd werden) moet je immers steeds nog een extra manipulatie te doen: druk op de toets [F9] terwijl de cursor in de formule staat.

© 2011 Dominique Schreurs

167


13. Grote documenten

13 Grote documenten Niet alleen voor brieven, nota's en andere kleinere documenten vormt Word een ideaal hulpmiddel. Ook met betrekking tot grote documenten biedt Word een heleboel voorzieningen. Inhoudstafels, hoofdstuknummering, ...: deze en andere functionaliteiten zullen je in staat stellen om op een efficiënte manier grote documenten samen te stellen en te beheren.

13.1 Kop-stijlen 13.1.1 Het belang van kopstijlen Als je uitgebreide documenten gaat schrijven dan ga je hierin zeer waarschijnlijk titels aanbrengen. Om deze titels te accentueren zul je ook een andere opmaak kiezen. Hierbij maak je bij voorkeur gebruik van stijlen vermits het de bedoeling is dat titels van eenzelfde niveau dezelfde opmaak krijgen. Voor titels ga je best geen nieuwe stijlen creëren. In Word zijn er immers stijlen aanwezig die specifiek dienen voor titels, namelijk Kop 1, Kop 2 tot en met Kop 9. Door deze stijlen te gebruiken, herkent Word niet alleen de corresponderende tekst als titel, maar ook het niveau van de respectievelijke titels. Vanzelfsprekend mag je de opmaak die achter deze voorgedefinieerde stijlen schuilgaat, wijzigen. Hoe dit gebeurt, werd elders reeds beschreven.

13.1.2 Een kopstijl instellen Om een kopstijl aan een titel toe te kennen dien je als volgt te werk te gaan:  

Selecteer de desbetreffende titel in je tekst. Kies in de groep Stijlen van het tabblad Start de gewenste kop-stijl.

Je kunt ook gebruik maken van het taakvenster Stijlen. Dit taakvenster kun je oproepen door rechts onderaan te klikken op het startpictogram in de groep Stijlen van het tabblad Start. Het gebruik van de kop-stijlen zal je achteraf vier belangrijke voordelen bieden:   

Ten eerste zul je in staat zijn om op een zeer eenvoudige en vlotte manier de verschillende titels en subtitels te nummeren. Ten tweede kun je met behulp van de kop-stijlen zeer vlug een inhoudsopgave genereren. Ten derde stelt het werken met Kop-stijlen je in staat om met behulp van het navigatievenster zeer snel te navigeren doorheen je document. Het visualiseren van het navigatievenster gebeurt met de opdracht Beeld > Weergeven > Documentstructuur. Ten vierde zullen kop-stijlen onontbeerlijk blijken te zijn indien je in de overzichtsweergave wenst te werken

© 2011 Dominique Schreurs

168


13. Grote documenten

13.2 Kopnummering 13.2.1 Wat is kopnummering? In Word is het zeer eenvoudig om titels conform hun kopstijl automatisch te laten nummeren. In dit geval heb je te maken met kopnummering. Vanzelfsprekend is de kopnummering dynamisch. Indien je met andere woorden koppen toevoegt, verwijdert of van niveau verandert dan zal de nummering zich steeds automatisch aanpassen. Opdat Word de desbetreffende titels zou herkennen is het noodzakelijk dat de corresponderende kopstijlen aanwezig zijn. Is dit nog niet het geval dan kunnen deze kopstijlen eventueel ook nog achteraf aangebracht worden.

13.2.2 Kopnummering instellen Om kopnummering in een document in te voeren, ga je als volgt te werk:    

Pas in alle titels die genummerd moeten worden, een kopstijl toe. Plaats de cursor in een alinea met een een kopstijl. Activeer vervolgens de opdracht Start > Alinea > Lijst met meerdere niveaus. In de lijst die nu te voorschijn komt, kies je in de lijstbibliotheek de gewenste optie. Let wel op dat je een optie kiest waarin de kopstijlen vermeld worden.

Nadat je de bovenstaande stappen hebt uitgevoerd zul je vaststellen dat alle titels overeenkomstig hun niveau voorafgegaan zullen worden door een nummer (en/of een letter).

© 2011 Dominique Schreurs

169


13. Grote documenten

13.2.3 Opties in verband met kopnummering Vanzelfsprekend hoef je je niet definitief tevreden te stellen met de opmaak van de kopnummers die je gekozen hebt. Er worden je nog een heleboel opties aangereikt.   

Activeer de opdracht Start > Alinea > Lijst met meerdere niveaus. In de lijst die nu te voorschijn komt, kies je de optie Nieuwe lijst met meerdere niveaus definiëren. In het dialoogvenster dat nu verschijnt kun je nu per kop vastleggen hoe de corresponderende kopnummering er zal uit zien.

Het bovenstaande dialoogvenster Nieuwe lijst met meerdere niveaus definiëren is heel divers en vrij uitgebreid. Hieronder worden de verschillende mogelijkheden verder toegelicht. 

 

Klik op het niveau dat je wilt wijzigen: Vermits je een instelling kan vastleggen voor ieder afzonderlijk niveau is het natuurlijk uitermate belangrijk dat je op voorhand kunt aanduiden op welk niveau hetgeen je activeert van toepassing is. Het aanduiden van het niveau gebeurt in de keuzelijst aan de linkerkant. Voer opmaak in voor het nummer: Vaak zul je in een kopnummering enkel getallen gebruiken. Je kunt deze getallen echter ook laten voorafgaan of volgen door tekst of door symbolen. Om deze tekst of symbolen in een kopnummering op te nemen, dien je deze simpelweg in te tikken op de juiste positie in het bijbehorende invoervak. Lettertype: Met behulp van deze knop kun je voor je kopnummering eventueel tekenopmaak kiezen die afwijkt van de tekenopmaak van de eigenlijke titel. Stijl voor dit niveau: Kopnummering hoeft niet noodzakelijk te gebeuren met Arabische cijfers. Je kunt in deze vervolgkeuzelijst ook Romeinse cijfers, letters, rangtelwoorden en dergelijke kiezen. Je kunt zelfs allerhande symbooltjes kiezen. Niveaunummer weergeven vanaf: Door middel van deze keuzelijst kun je aangeven of je ook de nummers van de hogere niveaus wenst op te nemen in de kopnummering. © 2011 Dominique Schreurs

170


13. Grote documenten

  

Nummers uitlijnen: Hier kun je vastleggen hoe de kopnummers uitgelijnd zullen worden ten opzichte van elkaar. Als de kopnummering uit meer dan 9 items bestaat dan kun je misschien rechts uitlijnen instellen. Uitgelijnd op: Hier kun je ingeven hoe groot de inspringing is tussen het kopnummer en de linkermarge. Tekst inspringen op: Ten slotte kun je in dit tekstvakje de afstand tussen de bijbehorende tekst en de linkermarge instellen. Indien je bovendien links onderaan in dit dialoogvenster op de knop Meer klikt, dan worden nog een aantal extra instellingen beschikbaar gesteld.

-

-

Wijzigingen toepassen op: Hier kun je instellen op welke gedeelte van je document de ingestelde wijzigingen van toepassing zullen zijn. Niveau koppelen aan stijl: Hier kun je aangeven met welke stijlen je niveaus in je document instelt. Normaal gezien gebeurt dit met kopstijlen: het hoogste niveau komt overeen met de stijl Kop 1, het tweede niveau komt overeen met de stijl Kop 2,… Je kunt eventueel dus ook afwijken van dit principe. Beginnen bij: Normaal gezien zal de kopnummering beginnen met het getal 1. Indien je wenst te beginnen met een ander getal dan kun je dat hier specificeren.

© 2011 Dominique Schreurs

171


13. Grote documenten

-

Lijst opnieuw starten na: Deze optie (die je niet kunt instellen voor het hoogste niveau), heeft als gevolg dat de nummering steeds afgebroken wordt en opnieuw begint indien er een hoger niveau tussenkomt. In het onderstaande voorbeeld wordt dit verduidelijkt. Lijst opnieuw starten na hoogste niveau is niet actief

Lijst opnieuw starten na hoogste niveau is actief

1. 1.1

1. Limburg 1.1 Hasselt … 1.2 Genk … 1.3 Maaseik … 2. Antwerpen 2.1 Antwerpen … 2.2 Lier … 2.3 Mechelen …

1.2 1.3 2. 2.4 2.5 2.6

-

-

-

Limburg Hasselt … Genk … Maaseik … Antwerpen Antwerpen … Lier … Mechelen …

Juridische notatie: Door het aankruisen van deze optie verkrijg je dat eventuele Romeinse cijfers of letters vervangen worden door Arabische cijfers. Nummer laten volgen door: Je kunt het ingevoegde getal laten volgen door een karakter dat niet bewerkt kan worden. Wellicht kies je in deze vervolgkeuzelijst voor Tabteken. In combinatie met het verkeerd-om inspringen (wat standaard actief is) zorgt dit er immers voor dat een titel die uit meerdere regels bestaat links netjes uitgelijnd wordt. Tabstop toevoegen bij: Via deze optie kun je nog een extra tabpositie toevoegen in de corresponderende kopstijl.

© 2011 Dominique Schreurs

172


13. Grote documenten

13.3 Inhoudsopgave Het genereren van een inhoudsopgave kan op een zeer eenvoudige manier gebeuren als je ten minste systematisch gebruik maakt van de kopstijlen. Aldus moet je aan de titels van het hoogste niveau de stijl Kop 1 meegeven. Op titels van het tweede niveau pas je de stijl Kop 2 toe. Je kunt eventueel verder gaan tot Kop 9.

13.3.1 Een inhoudsopgave op basis van kopstijlen Eenmaal je de correcte kop stijlen hebt ingesteld, dan kun je een inhoudsopgave als volgt invoegen.  

Zet de cursor op de plaats waar de inhoudsopgave ingelast moet worden. Vervolgens activeer je de opdracht Verwijzingen > Inhoudsopgave > Inhoudsopgave.

Kies een van de voorgedefinieerde inhoudsopgaven of kies de optie Inhoudsopgave invoegen.

© 2011 Dominique Schreurs

173


13. Grote documenten

Bevestig je instellingen tenslotte met de knop OK.

Hoe je inhoudsopgave er uiteindelijk zal uitzien, hangt af van diverse instellingen die je in het bovenstaande dialoogvenster kunt specificeren: 

 

 

Paginanummers weergeven: Deze optie dien je aan te vinken indien je wenst dat de desbetreffende paginanummers ook geïntegreerd worden in de inhoudsopgave, hetgeen meestal wel het geval zal zijn. Paginanummers rechts uitlijnen: Deze optie geeft je de mogelijkheid om de paginanummers aan de rechterkant netjes onder elkaar te plaatsen. Ook dit is een instelling die meestal wel geactiveerd zal zijn. Opvulteken: Het opvulteken is het teken waarmee de lege ruimte tussen de titel en het paginanummer opgevuld wordt. Je kunt kiezen uit drie opvultekens. Opmaak: In deze keuzelijst kan je de lay-out voor je inhoudsopgave kiezen. Indien je voor Van sjabloon kiest dan zullen de stijlen Inhopg (van de corresponderende sjabloon) gebruikt worden. Kies je daarentegen een van de andere alternatieven dan zullen de corresponderende opmaakprofielen Inhopg aangepast worden. Aantal niveaus: Hier kun je aangeven hoeveel niveaus er in de inhoudsopgave opgenomen moeten worden. Hyperlinks in plaats van paginanummers: Als deze optie actief is dan kun je de inhoudsopgave later ook gebruiken om te navigeren in je document. Iedere titel in de inhoudsopgave zal immers automatisch een hyperlink vormen naar de overeenkomstige titel in het document zelf.

© 2011 Dominique Schreurs

174


13. Grote documenten

13.3.2 De inhoudsopgave bijwerken Indien je na het genereren van een inhoudsopgave toch nog titels hebt toegevoegd dan mag je niet vergeten om de inhoudsopgave bij te werken. Een inhoudsopgave is immers een veld en velden worden niet steeds automatisch aangepast. Het bijwerken van een bestaande inhoudsopgave dient als volgt te gebeuren:  

Plaats de cursor op een willekeurige positie in de inhoudsopgave. Druk vervolgens op [F9] of kies in het snelmenu dat je oproept met de rechtermuistoets voor Veld Bijwerken.

In het dialoogvenster dat nu verschijnt, kies je meestal de tweede optie, waardoor zowel paginanummers als titels aangepast worden.

13.3.3 Een inhoudsopgave op basis van andere stijlen Het genereren van een inhoudsopgave kan ook gebeuren zonder gebruik te maken van kopstijlen. Je kunt immers ook andere stijlen gebruiken of je kunt letterlijk gebruik maken van inhoudsopgavegegevens. Deze werkwijzes zijn echter omslachtiger dan diegene die hiervoor reeds aan bod kwam. Indien je je titels systematisch laat samenvallen met zelf-gedefinieerde stijlen dan kun je je inhoudsopgave ook genereren op basis van deze stijlen.  

Zet de cursor op de plaats waar de inhoudsopgave ingelast moet worden. Vervolgens activeer je de opdracht Verwijzingen > Inhoudsopgave > Inhoudsopgave.

© 2011 Dominique Schreurs

175


13. Grote documenten

Kies de opdracht Inhoudsopgave invoegen.

Klik op de knop Opties in het dialoogvenster Inhoudsopgave.

© 2011 Dominique Schreurs

176


13. Grote documenten

In het dialoogvenster Inhoudsopgave dat nu verschijnt, koppel je de desbetreffende stijl aan het gewenste niveau door onder Niveau het corresponderende cijfer in te vullen.

Indien je absoluut geen gebruik wenst te maken van de kopstijlen dan mag je niet vergeten om het cijfer achter deze velden te verwijderen. Merk op dat dit een interessant middel kan zijn om meerdere stijlen te koppelen aan eenzelfde niveau in de inhoudsopgave.

13.4 Voet- en eindnoten 13.4.1 Wat is een voetnoot of eindnoot? In sommige documenten stel je wel eens vast dat naast bepaalde woorden een symbooltje staat dat verwijst naar extra informatie die je kunt terugvinden aan het einde van de respectievelijke bladzijde of aan het einde van het document. 

Nootmarkering: Een nootmarkering is een getal, een symbool of een combinatie van symbolen die aangeeft dat er extra informatie terug te vinden is in de voetnoot of eindnoot. Bijvoorbeeld: "… In België is de A.R.O.L.1 bevoegd voor …"

Voetnoot: Een voetnoot is extra informatie waarnaar verwezen wordt door de nootmarkering. Een voetnoot bevindt zich steeds op dezelfde bladzijde als de bijbehorende nootmarkering. Bijvoorbeeld: 1

A.R.O.L. is de afkorting van Administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu.

Eindnoot: Een eindnoot is extra informatie waarnaar verwezen wordt door de nootmarkering. Alle eindnoten worden verzameld op de laatste bladzijde van het document.

© 2011 Dominique Schreurs

177


13. Grote documenten

Een voetnoot mag je uiteraard niet verwarren met een voettekst. Een voettekst is weliswaar ook een stukje tekst dat je onderaan een bladzijde kunt terugvinden. Een voettekst komt echter terug op meerdere of zelfs alle bladzijden en bevat meestal algemene informatie met betrekking tot het volledige document. Een voetnoot staat op slechts een bladzijde en bevat normaal gezien heel specifieke informatie.

13.4.2 Voetnoten of eindnoten invoegen Indien je wenst dat er voor een bepaald woord wordt verwezen naar extra informatie in een voetnoot of een eindnoot dan moet je als volgt te werk gaan. 

 

Plaats de cursor op de positie waar de nootmarkering ingevoegd moet worden. Eventueel mag je ook het woord selecteren waarachter de nootmarkering ingevoegd zal worden. Activeer vervolgens de opdracht Verwijzingen > Voetnoten > Voetnoot invoegen of Verwijzingen > Voetnoten > Eindnoot invoegen. Nu kom je automatisch in de voetnoot of eindnoot terecht. Je kunt dan ook meteen de bijbehorende tekst ingeven.

Indien je meer opties wenst in te stellen met betrekking tot je voetnoten en/of eindnoten, dan klik je op het startpictogram voor dialoogvensters van de groep Voetnoten in het tabblad Verwijzingen. In het dialoogvenster dat nu verschijnt, kun je onder andere aangeven of je voetnootmarkering een symbool of een nummer zal zijn.

13.4.3 Opmaak van voetnoten en eindnoten 13.4.3.1

De corresponderende opmaakprofielen

Vanzelfsprekend kan je de opmaak van de voet- en/of eindnoten en ook van de nootmarkering steeds manueel instellen. Het is echter veel interessanter om de corresponderende opmaakprofielen te veranderen. Word zorgt er immers voor dat een nootmarkering automatisch gekoppeld wordt aan het opmaakprofiel Voetnootmarkering ofwel Eindnootmarkering. Een voetnoot krijgt de opmaak van het opmaakprofiel Voetnoottekst. Voor een eindnoot is dit het opmaakprofiel Eindnoottekst.

© 2011 Dominique Schreurs

178


13. Grote documenten

13.4.3.2

Het voetnoot- en eindnootscheidingsteken

En het voetnoot- of eindnootscheidingsteken dan? Het is eveneens mogelijk om deze lijn, die de voet- of eindnoten scheidt van de eigenlijke tekst, te wijzigen.   

Ga naar de conceptweergave met de opdracht Beeld > Documentweergaven > Concept. In de conceptweergave kies je vervolgens de opdracht Verwijzingen > Voetnoten > Tekst weergeven. Het venster wordt nu gesplitst. Onderaan kan je alles met betrekking tot je voetnoten of eindnoten instellen. Dit onderste gedeelte bevat bovendien een typische balk. In de vervolgkeuzelijst in deze balk, kies je eventueel nog eerst voor Alle voetnoten, dan wel voor Alle eindnoten, naargelang je het voetnootscheidingsteken of het eindnootscheidingsteken wenst te veranderen. Vervolgens kies je in dezelfde vervolgkeuzelijst voor Voetnootscheidingsteken ofwel Eindnootscheidingsteken.

Breng ten slotte de gewenste wijzigingen aan. Verwijder eventueel de bestaande lijn.

13.5 Het navigatievenster Navigatie in een groot document is niet altijd evident. Als je naar hoofdstuk 4 wilt gaan, naar welke bladzijde moet je dan navigeren? Het navigatievenster dat gebaseerd is op de kopstijlen kan je hierbij helpen.  

Activeer de opdracht Beeld > Weergeven > Navigatievenster. Aan de linkerkant verschijnt nu de structuur van je document. Door op een titel te klikken, navigeer je automatisch naar de corresponderende rubriek in je document.

Klik in het navigatievenster op een titel om te navigeren naar de corresponderende tekst.

© 2011 Dominique Schreurs

179


13. Grote documenten

Het navigatievenster bevat trouwens een heleboel mogelijkheden die ook beschikbaar zijn in de overzichtsweergave. Je kunt bijvoorbeeld via het navigatievenster grote stukken tekst verplaatsen door met de corresponderende titel te slepen. Als je een rechtermuisklik doet op een titel in het navigatievenster dan kun je bijvoorbeeld het corresponderende niveau verhogen of verlagen. Of je kunt zelfs een gedeelte van je document afdrukken via het navigatievenster.

Het snelmenu dat te voorschijn komt als je rechtsklikt op een titel in het navigatievenster

13.6 Overzichtsweergave In grote documenten komt het nogal eens voor dat je achteraf de volgorde van hoofdstukken of onderdelen van hoofdstukken wenst te wijzigen. Of het kan zijn dat je het niveau van bepaalde titels wenst aan te passen omdat de corresponderende niveaus niet meer consequent blijken te zijn. Dergelijke manipulaties kan je snel oplossen indien je in de overzichtsweergave werkt. Om naar deze weergave te switchen activeer je de opdracht Beeld > Documentweergaven > Overzicht. Je kunt ook rechts onderaan naast de statusbalk op de knop Overzicht klikken.

Š 2011 Dominique Schreurs

180


13. Grote documenten

Je zult nu vaststellen dat er een nieuw tabblad in het lint wordt getoond. De belangrijkste opties worden hieronder toegelicht.

De overzichtweergave kun je trouwens sluiten met de laatste knop in dit tabblad. 

Met behulp van deze knoppen kun je de niveaus van de geselecteerd koppen wijzigen. Na het laagste niveau (Kop 9) kun je zelfs nog kiezen voor platte tekst. Dit houdt in dat er eigenlijk geen niveau meer ingesteld is. Met de knoppen Alinea omhoog en Alinea omlaag kun je titels naar boven of naar onder verplaatsen. De onderliggende titels en tekst worden mee verplaatst op voorwaarde dat die NIET getoond worden in de overzichtsweergave. De corresponderende sneltoetsen zijn [ALT]+[SHIFT]+[ ] en [ALT]+[SHIFT]+[ ]. Met de knoppen Selectie uitvouwen en Selectie samenvouwen kun je aangeven of de onderliggende niveaus al dan niet weergegeven mogen worden. Uitvouwen of samenvouwen kan trouwens ook gebeuren met de pictogrammetjes en die je in de tekst aantreft. Of je kunt de respectievelijke sneltoetsen gebruiken: [ALT]+[SHIFT]+[+] of [ALT]+[SHIFT]+[_] Met deze keuzelijst kun je instellen welke niveaus weergegeven worden in de overzichtsweergave. Met het corresponderende selectievakje beschik je over de mogelijkheid om karakteropmaak al dan niet te tonen. Met behulp van deze optie wordt enkel de eerste regel van een alinea weergegeven. De corresponderende sneltoets is [ALT]+[SHIFT]+[L].

De niet-toegelichte knoppen worden in de volgende rubriek toegelicht. Ze hebben immers betrekking op een heel andere materie.

© 2011 Dominique Schreurs

181


13. Grote documenten

13.7 Hoofd- en subdocumenten 13.7.1 Wat zijn hoofd- en subdocumenten Een laatste functionaliteit die zeer interessant is bij het aanmaken van (zeer) grote documenten, is het principe van hoofd- en subdocumenten. Een hoofddocument is een samenbundeling van subdocumenten, die op hun beurt opgeslagen zijn in afzonderlijke bestanden. Het werken met hoofd- en subdocumenten is interessant indien je zeer grote documenten wenst te maken. Het is echter ook interessant indien je verschillende documenten maakt, waarvan de inhoud gedeeltelijk overeenkomt. Je kunt dan verschillende hoofddocumenten maken die deels op verschillende, deels op dezelfde subdocumenten gebaseerd zijn. Het principe van hoofd- en subdocumenten heeft ook als gevolg dat hoofdstuknummering, inhoudsopgaves en paginanummering automatisch aangepast wordt wanneer je de subdocumenten samenbrengt in een gemeenschappelijk hoofddocument. Manipulatie van tekst is op twee plaatsen mogelijk. Zowel in het hoofddocument als in de afzonderlijke subdocumenten kun je de gewenste wijzigingen aanbrengen. Er blijft met andere woorden een koppeling in twee richtingen bestaan tussen het subdocument en de desbetreffende sectie in het hoofddocument.

13.7.2 Knoppen zichtbaar maken in overzichtsweergave Om met hoofddocumenten en subdocumenten te kunnen werken, moet je de desbetreffende knoppen in het tabblad Overzicht zichtbaar maken. Dit kan als volgt gebeuren.  

Activeer de opdracht Beeld > Documentweergaven > Overzicht. Je kunt ook rechts onderaan naast de statusbalk op de knop Overzicht klikken Klik op de opdracht Overzicht > Hoofddocument Document weergeven om de benodigde knoppen zichtbaar te maken.

13.7.3 Subdocumenten manipuleren in een hoofddocument Het werken met subdocumenten in een hoofddocument gebeurt hoofdzakelijk met behulp van de knoppen uit de groep Hoofddocument van het tabblad Overzicht. Merk trouwens op dat subdocumenten zich steeds in aparte secties bevinden.

© 2011 Dominique Schreurs

182


13. Grote documenten

De belangrijkste knoppen zijn uiteraard de knoppen Invoegen en Maken, waarmee je respectievelijk bestaande (sub)documenten kunt invoegen of (sub)documenten kunt creëren. Een uitgebreid overzicht van de knoppen in de groep Hoofddocument, vind je hieronder terug. 

Door gebruik te maken van de knop Subdocumenten uitvouwen kun je er voor zorgen dat het gevisualiseerde subdocument verandert in een hyperlink, die verwijst naar dit subdocument. Deze knop verandert ook automatisch in de onderstaande knop. Met de Subdocumenten samenvouwen doe je het omgekeerde: de hyperlinks worden vervangen door de inhoud die achter de hyperlinks schuilgaat. Met behulp van de knop Maken kun je nieuwe subdocumenten creëren in een hoofddocument. Dergelijke nieuwe subdocumenten zullen trouwens automatisch in afzonderlijke bestanden opgeslagen worden. De knop Invoegen is waarschijnlijk een van de belangrijkste knoppen, vermits deze je in staat stelt om reeds bestaande bestanden als nieuwe subdocumenten te integreren in een hoofddocument. Met de knop Koppeling verbreken kun je de sectie in het hoofddocument loskoppelen van het achterliggende subdocument. De knop Samenvoegen stelt je in staat om een aantal opeenvolgende geselecteerde subdocumenten samen te voegen tot één subdocument. Merk op dat inhoudelijk alles overgeheveld wordt naar het bestand dat schuilgaat achter het eerste van de geselecteerde subdocumenten. Om deze actie in het hoofddocument te kunnen uitvoeren moeten de achterliggende subdocumenten gesloten zijn.

De knop Splitsen zorgt ervoor dat een sectie in een hoofddocument gesplitst wordt in twee subdocumenten. Merk op dat het nieuwe subdocument wordt opgeslagen in een apart bestand. Om deze actie te kunnen uitvoeren moet de invoegpositie aan het begin van een alinea gepositioneerd worden.

Met behulp van de knop Document vergrendelen wordt het respectievelijke subdocument geblokkeerd. Je kan met andere woorden geen wijzigingen meer aanbrengen in het desbetreffende subdocument. Merk op dat deze instelling automatisch geactiveerd wordt, als je het corresponderende subdocument opent. Vergrendelde secties herken je trouwens aan het pictogram dat aan de linkerkant verschijnt.

© 2011 Dominique Schreurs

183


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.