3 minute read

UBO Banden aan de Kanaalweg

Momenteel verrijzen er woningen in de Merwedekanaalzone, maar in de 20e eeuw was er veel industrie gevestigd. Het Merwedekanaal vormde sinds de aanleg in 1896 de grens tussen Utrecht en buurgemeente Jutphaas, maar in 1954 kwam ook de overzijde bij Utrecht. In dit oude tuindersgebied was vestiging aan het kanaal aantrekkelijk voor industriële bedrijven vanwege het vervoer van materialen en producten. Een van deze bedrijven maakte zware hoogspanningsinstallaties.

Tekst: Arjan den Boer / Fotogra e: Het Utrechts Archief

Advertisement

Net als zijn vader en broer werkte Kornelis Simon de Jonge (1912-1971) als vulcaniseur (rubberbewerker) in Groningen. Op 25-jarige leeftijd, na zijn huwelijk met Ebeltje Engberts, vertrok hij naar Utrecht. In 1937 begon De Jonge in een gebouw van bierbrouwerij De Krans aan de Leidseweg zijn Utrechtsche Banden Onderneming (UBO). Drie jaar later volgde nieuwbouw aan het Kanaalplein (langs het Merwedekanaal bij de latere Socratesbrug). In 1951 was ook die locatie te klein en vestigde UBO zich defnitief op een terrein van 3,5 hectare aan de Kanaalweg 69, tussen carrosseriebedrijf Jongerius en de fabriek van Systeem Coq.

In april 1951 legde De Jonge zelf de eerste steen voor een grote fabriekshal met sheddak, ontworpen door de Utrechtse architect Gerrit Aling (1915-2002). Er verrees ook een ketelhuis met hoge schoorsteen waarin de letters UBO Banden gemetseld waren. Een jaar later volgde al een uitbreiding met een extra productiehal en daarvoor een dubbel woonhuis door architect Gerhardus Anthonius Maria van Bueren (1901-1984) uit Zeist. Ongeveer tien jaar later zou er aan de voorzijde van het complex een breed kantoorpand in lichte baksteen en met veel glas worden toegevoegd.

Rubberrecycling De UBO-fabriek maakte geen autobanden, maar gaf bestaande banden een nieuw leven. Vrachtwagenbanden waren het meest rendabel om te 'coveren', maar ook individuele automobilisten konden er terecht. 'Met elke gave gladde band die U afdankt, gooit U geld weg', adverteerde UBO in 1962 in ANWB's De Kampioen. 'Op het goedgekeurde karkas brengt UBO een nieuw loopvlak aan. Momenteel worden de meeste banden bij UBO zelfs van hiel tot hiel vernieuwd.' De klant kreeg de verzekering: 'Een UBO band is gelijkwaardig aan de beste nieuwe band die er thans wordt gemaakt'. Over de manier van werken stond in de advertentie: 'Vóór het vulcanisatieproces (waarbij de band zijn profel krijgt) wordt de band bij UBO uitgebalanceerd en gecorrigeerd met precies de juiste gewichtshoeveelheid rubber.' In hetzelfde jaar vierde UBO het 25-jarig jubileum met een feest in Tivoli en daarbij noemde een krant het bedrijf 'de grootse bandenvernieuwingsonderneming in de Benelux'.

Het leveren van 'gecoverde' banden met nieuw profel was maar een deel van het verdienmodel. Van de restanten rubber die van de versleten banden kwam, maakte UBO rubbermatten. Die konden worden gebruikt in veestallen en op schepen, stations en vliegvelden. De matten werden ook wel voor huishoudelijk gebruik verkocht. UBO was dus zijn tijd vooruit met een dubbele vorm van recycling: zowel van de banden zelf als van het restmateriaal.

Rubber is erg brandbaar. In maart 1965 kopte het Utrechtsch Nieuwsblad: 'Enorme vuurbal met zware rook trok duizenden naar brand in bandenfabriek', en enige tijd later: 'Niemand vermoedde het: grote brand bij UBO aangestoken. Opzienbarende bekentenis van een fabrieksarbeider'. Deze pyromane medewerker was lid van de bedrijfsbrandweer en had indruk willen maken door een klein brandje te stoken en vervolgens te blussen. In 1966 kreeg het herbouwde deel van de fabriek langs de Overste den Oudenlaan een groot baksteenreliëf van de kunstenares Romualda Bogaerts-van Stolk (1921-2012), dat de bandenproductie uitbeeldde.

Gastarbeiders en faillissement Inmiddels was meer dan de helft van de werknemers afkomstig uit Zuid-Europa en Noord-Afrika. De idealistische priester Frans Vocking (1936-2014) kwam als bandenpoetser in de fabriek werken om zich in te zetten voor de belangen van de 'gastarbeiders' en hun arbeidsomstandigheden, die kennelijk slecht waren bij UBO. Hieraan dankte hij de bijnaam 'bandenpater'. In 1972 trad Vocking op voor de NOS-televisie in een programma over 'Buitenlandse werknemers als de slaven van deze tijd'.

UBO-oprichter Kornelis Simon de Jonge overleed in 1971. Mede door de oliecrisis ging het vervolgens minder. Waren er daarvoor nog zo'n 500 werknemers en werden er 100.000 vrachtwagenbanden per jaar vernieuwd, in 1977 leed UBO een miljoenenverlies en moesten er arbeidsplaatsen worden geschrapt. In 1985 schreef een krant: 'Het Utrechtse bedrijf voor bandenvernieuwing en rubberindustrie UBO heeft een slechte tijd achter de rug. Het personeel kreeg er steeds minder zin in, de vakbond had geen goed woord voor de gang van zaken. Nieuws over UBO was nieuws over achteruitgang en inkrimping. Vrijdag kwam UBO heel anders naar buiten. Het vierde de offciële opening van een nieuwe produktielijn voor bandenvernieuwing, een zogenaamde koudzoollijn.'

Ondanks de positieve wending zou het bedrijf niet lang meer bestaan. In de zomer van 1990 braken er binnen een maand twee branden uit. Een groot deel van het complex moest worden afgebroken. In het voorjaar van 1992 werd het faillissement uitgesproken en verloren 170 werknemers hun baan. Na nog een brand sneuvelden de resterende fabriekshal en de schoorsteen in 1993, waarna het terrein parkeerplaats werd. a

This article is from: