1 minute read

VII Aansprakelijkheid en zorgplicht

De Hoge Raad is in zijn prejudiciële beslissing dus strenger dan de rechtbank: volgens de Hoge Raad had de Staat in ieder geval al vanaf 1 januari 2005 op de hoogte moeten zijn van de reële kans op ernstige of wijdverbreide schade door aardbevingen als gevolg van de gaswinning.

Het antwoord op de vraag óf de Staat aansprakelijk is, is volgens de Hoge Raad afhankelijk van de vraag of de Staat sinds 1 januari 2005 heeft nagelaten om op tijd de nodige maatregelen te nemen om schade door bevingen te voorkomen. De Hoge Raad beantwoordt deze vraag in rechtsoverweging 2.7.4: “Wat de eventuele aansprakelijkheid van de Nederlandse Staat betreft, is de Hoge Raad van oordeel dat de Staat in ieder geval vanaf 1 januari 2005 op de hoogte had moeten zijn van de reële kans op ernstige of wijdverbreide schade door aardbevingen als gevolg van de gaswinning. Voor het antwoord op de vraag óf de Staat aansprakelijk is, is daarmee vanaf die datum beslissend of de Staat heeft nagelaten tijdig de passende en redelijkerwijs te verlangen maatregelen te nemen om dergelijke schade te voorkomen. Die vraag moet de rechtbank beantwoorden. Tegen de achtergrond van de omstandigheden van het geval is geen andere conclusie mogelijk dan dat de Staat in ieder geval vanaf 1 januari 2005 bekend was of bekend had moeten zijn met i. de gevaren verbonden aan de gaswinning in Groningen, ii. de reële kans op verwezenlijking van deze gevaren en iii. de omstandigheid dat verwezenlijking van deze gevaren tot ernstige of wijdverbreide schade kon leiden.”

Tekstkader VII.6 Waarom hanteert de Hoge Raad de datum 1 januari 2005 als startpunt voor schending van de zorgplicht van de Staat?

De Hoge Raad neemt 1 januari 2005 als begindatum voor schending van de zorgplicht door de Staat. De Hoge Raad komt daartoe op basis van de volgende aspecten:

1. De Staat was er vanaf het rapport van de Begeleidingscommissie Onderzoek Aardbevingen (BOA) in 1993 mee bekend dat de gaswinning in Groningen aardbevingen kon veroorzaken.

2. Uit het feit dat het jaar 2003 een piek vertoonde in het aantal aardbevingen en de kracht daarvan en het feit dat in dat jaar voor het eerst schademeldingen werden gedaan en schadevergoeding werd uitgekeerd, blijkt dat de Staat vanaf 2003 ermee bekend was dat aan de gaswinning reële gevaren zijn verbonden, en dat die gevaren kunnen leiden tot ernstige of wijdverbreide schade.

3. Uit een rapport van het KNMI bleek in 2004 dat de situatie in de ondergrond van het Groningenveld, anders dan voorheen genomen, ‘niet stationair’ was. Hierdoor was de formule die tot die tijd was gebruikt om de maximaal te verwachten magnitude van een aardbeving te berekenen niet goed bruikbaar. Ook was er geen alternatieve formule voorhanden.

This article is from: