3 minute read

VIII Achtergrondinformatie schade en versterking

Funderingsproblemen zijn lang niet door het IMG aangepakt. Zij kunnen als het goed is volgend jaar via duurzaam herstel wél worden aangepakt.

Openbaar verhoor Hans Vijlbrief, 12 oktober 2022

[…] want één ding is zeker: als we niks doen aan de funderingen, kunnen we herstellen wat we willen in Groningen, maar dan blijven we nog jaren bezig.

Openbaar verhoor Geert-Jan ten Brink, 3 oktober 2022

De zorg over duurzaam schadeherstel en bevingsbestendigheid leidt ook tot een van de uitgangspunten van het Sociaal Handvest van 11 juli 2022 (zie ook paragraaf 9.5.8 van hoofdstuk 9). Als uitgangpunt 6 is opgenomen: “Beperk het schadeherstel niet tot waar de NAM direct aansprakelijk voor is maar maak woningen tevens meer bevingsbestendig.” In de toelichting bij dit uitgangspunt komt naar voren dat gebreken in de funderingen ertoe kunnen leiden dat toekomstige schade groter is. “Van de overheid mag worden verwacht dat zij deze toekomstige schade zo veel mogelijk beperkt […] De IMG moet als vergoedende instantie aldus de ruimte krijgen constructieve problemen op te lossen bij huizen die gevaar lopen op toekomstige bevingsschade.”

Het IMG gaat voor het duurzame schadeherstel in samenspraak met het ministerie van EZK een aanpak ontwikkelen. Eind januari 2023 is die aanpak Duurzaam herstel nog niet vastgesteld.

VIII.3 De Meijdamnorm

VIII.3.1 Commissie-Meijdam uitvloeisel van bestuursakkoord

In januari 2014 wordt een bestuursakkoord gesloten tussen het Rijk en de regio, getiteld Vertrouwen op Herstel en Herstel van Vertrouwen. 41 Het akkoord besteedt ook aandacht aan het onderwerp veiligheid en de afhandeling van schade. Er wordt een inspectieprogramma opgezet om de veiligheid van gebouwen in kaart te brengen. In 2015 volgt een aanvullend bestuursakkoord. In dit akkoord wordt overeengekomen dat er een commissie komt die advies gaat geven over wat een goede norm kan zijn voor veiligheid van Groningers. De personele invulling van de commissie wordt ook al op hoofdlijnen geschetst: de commissie zal bestaan uit drie bestuurders en drie deskundigen. Niet lang daarna wordt de commissie ingesteld door het ministerie van Economische Zaken en krijgt de naam ‘Omgaan met risico’s van geïnduceerde aardbevingen’. 42

VIII.3.2 Samenstelling van de commissie-Meijdam

Het ministerie benadert Henry Meijdam als voorzitter. Hem wordt gevraagd de andere leden te benaderen. Meijdam ontvangt hiervoor een aantal namen van het ministerie zodat hij een commissie samen kan stellen die de gewenste combinatie van kennis heeft. Het gaat dan om

Boek 5

Themahoofdstukken, verantwoording en bijlagen technisch-wetenschappelijke kennis over onder- en bovengrond, over bouwkundige veiligheid én over veiligheidsbeleid.

De commissiesamenstelling is als volgt:

• H.M. Meijdam, voorzitter Raad voor de leefomgeving en infrastructuur;

• Prof.dr. M.J.G. (Michel) van Eeten, hoogleraar Bestuurskunde TU Delft;

• Prof.dr. I. (Ira) Helsloot, hoogleraar Besturen van veiligheid Radboud Universiteit;

• Prof. L.G. ( Läslo) Evers, hoofd vakgroep R&D Seismologie en Akoestiek KNMI;

• Drs. P.L.B.A. van Geel, voormalig staatssecretaris.43

De commissie is onafhankelijk en wordt ondersteund door een secretariaat vanuit Lysias Advies. De commissieleden zitten op persoonlijke titel in de commissie, nemen kennis en ervaring mee op een specifiek gebied en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke (belangen) organisatie.

VIII.3.3 Opdracht aan commissie-Meijdam is breed Het ministerie van Economische Zaken wil een norm ontwikkelen voor aardbevingsbestendig bouwen en versterken, als praktisch uitvloeisel uit het bestuursakkoord. De commissie krijgt de opdracht advies te geven “over de te hanteren overschrijdingskansen van en normen voor aardbevingen als gevolg van de gaswinning in Groningen, over toepasselijk risicobeleid, over alternatieve benaderingen van preventieve versterking en alternatieve veiligheidsconcepten, alsmede over het omgaan met veiligheidsrisico’s van door menselijk handelen veroorzaakte aardbevingen”.

De hoofdopdracht wordt in vier deelvragen opgedeeld en door het ministerie van Economische Zaken als volgt beschreven:

“Welke overschrijdingskans is technisch-wetenschappelijk realistisch voor geïnduceerde aardbevingen in Nederland? Wat betekent dit voor de aannames in het NPR over de overschrijdingskans en de contouren?

Welke veiligheidsnorm voor geïnduceerde aardbevingen is proportioneel en welke argumenten zijn er voor deze keuze? Hoe verhoudt het risico van door gaswinning veroorzaakte aardbevingen zich tot andere risico’s in de regio?

Zijn er gegeven de bestaande onzekerheden, naast de traditionele preventiemaatregelen eventuele alternatieve benaderingen denkbaar om gebouwen preventief te versterken? Hoe kan in de praktijk rekening worden gehouden met bijstelling van de normen op basis van monitoring en/of eventueel veranderende risicoperceptie?

Zullen alle in gang gezette technische en compenserende maatregelen, hoe belangrijk ook, voldoende effect hebben op de regionale gevoelens van onveiligheid en onrechtvaardigheid of is daarvoor ook iets anders nodig?”44

43 Stcrt. 2015, 15848.

This article is from: