![](https://static.isu.pub/fe/default-story-images/news.jpg?width=720&quality=85%2C50)
4 minute read
VIII Achtergrondinformatie schade en versterking
De opdracht aan de commissie-Meijdam gaat verder dan ‘technische veiligheid’ en normberekeningen; een deelvraag gaat ook over het onderwerp ‘herstel van vertrouwen’. Hoewel de vraag aan de commissie-Meijdam veel breder is, is de commissie vooral bekend geworden door de veiligheidsnorm die ze heeft vastgesteld, ook wel de ‘Meijdamnorm’ genoemd.
Tijdens de eerste vergadering van de commissie ligt er een startnotitie vanuit het ministerie van Economische Zaken voor met daarin de achtergrond van de verschillende vragen voor de commissie.45 In deze notitie wordt duidelijk een link gelegd met de Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR), waarin bouwnormen staan beschreven.
VIII.3.4 Wat is een acceptabel risico voor aardbevingen, 10-4, 10-5 of 10-6?
Belangrijkste vraag aan de commissie is eigenlijk de hoogte van het veiligheidsrisico dat Groningers mogen lopen. Er zijn in Nederland verschillende normen voor verschillende risico’s, die worden uitgedrukt als de kans op overlijden. Een norm van 10-4 betekent dat de overlijdenskans ten gevolge van een bepaalde gebeurtenis kleiner moet zijn dan eens in de 10.000 jaar. Dat geldt voor iedereen die in de nabijheid is. Dijken worden in Nederland ontworpen op een risiconorm van 10-5. De norm betekent dat dat op iedere plek in Nederland, de kans voor een individu om te overlijden door een dijkdoorbraak niet groter mag zijn dan 1 in de 100.000 jaar.
De industrie hanteert een andere norm. De industrie kent sinds 2004 het zogenoemde ‘Bevi’, het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het doel van het Bevi is om mensen in de buurt van een bedrijf met gevaarlijke stoffen te beschermen. Het bevoegd gezag moet bij vergunningen en ruimtelijke besluiten rekening houden met veiligheidsafstanden ter bescherming van individuen, het zogenoemde ‘plaatsgebonden risico’. In het Bevi wordt als norm aangehouden dat die kans kleiner moet zijn dan 10-6 per jaar per individu. Dus voor ieder individu dat in die nabije omgeving woont, mag het risico op overlijden niet groter zijn dan 1 keer in de 1.000.000 jaar. In de omgeving van industrieën werkt dat uit in 10-6-contourlijnen, waarbinnen het risico hoger dan 10-6 is en waarbuiten lager. In gebieden waar het risico hoger dan 10-6 is, is geen nieuwbouw of bestaande bouw toegestaan. De industrie moet dan maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat het risico lager blijft dan 10-6. Deze norm waaraan de industrie moet voldoen is dus ‘tien maal strenger’ dan de norm voor waterveiligheid. Belangrijke afweging daarvoor is dat de norm voor waterveiligheid (overstromingen, watersnood) gezien wordt als een natuurramp met een zekere onvermijdelijkheid. Bij nabijgelegen industrie ligt dat anders, daar is de locatie van de industrie, en daarmee de locatie van het risico een keuze.
Bij een allereerste analyse van het risico voor aardbevingen wordt geconcludeerd dat tienduizenden woningen in Groningen niet aan een norm van 10-5 voldoen. Het advies luidt op dat moment dan ook om de versterkingsoperatie te starten met de huizen waar het risico boven de 1 op 10.000 (10-4) ligt. Dat uitgangspunt betekent dat het risico in die huizen 100 keer groter is dan acceptabel geacht wordt voor gevaarlijke stoffen.
VIII.3.5 Belang van een nieuwe norm
De keuze voor de te hanteren norm en hoe deze zich verhoudt tot andere risico’s is dus belangrijk. Bij de start van de commissie wordt door de directeur-generaal Energie, Telecom
Boek 5
Themahoofdstukken, verantwoording en bijlagen en Mededing van Economische Zaken, Mark Dierikx, een vraag specifiek aan een van de leden voorgelegd: “Specifiek aan commissielid Ira Helsloot legt EZ de vraag voor de veiligheidsnorm voor geïnduceerde aardbevingen in het bredere veiligheidsbeleid te positioneren (bijvoorbeeld in relatie tot waterveiligheid en veiligheidsnormen in de gezondheidszorg). Daarbij merkt EZ ook op dat het van belang is om in de normen ook oog te hebben voor relativiteit en proportionaliteit”.46
Ook het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft interesse in de visie van de commissie op de veiligheidsnormen. In een e-mail van 8 mei 2015 schrijft een medewerker van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vanuit Economische Zaken betrokken ambtenaar onder andere: “En is er ook niet een kans dat de nieuwe commissie een hoger veiligheidsniveau gaat adviseren? Bij milieuinrichtingen en buisleidingen is in NL een veiligheidsniveau van 10-6 gangbaar. De commissie (die bestaat uit externe veiligheidsmensen en geen bouwers) zou best weleens op deze 10-6 kunnen gaan zitten ipv de 10-5 die gangbaar is in bouwregelgeving. Hierdoor zou de opgave nog groter worden?”
Hierop reageert een ambtenaar van Economische Zaken: “De commissie bevat een veiligheidsdeskundige die bekend staat om zijn nuchtere kijk (Helsloot), en ook gezien de verdere samenstelling van de commissie valt er een proportionele norm te verwachten”.47
Voor de eerste inhoudelijke vergadering op 11 mei 2015 schrijft commissielid Helsloot een notitie “Proportionele veiligheidsnormen van risico’s verkend, verklaard en toegepast”.48 Hij schetst een algemeen beeld van de verschillende veiligheidsnormen die in Nederland gelden en discussies hierover in de tijd. Er wordt bijvoorbeeld ingegaan op vrijwillige en onvrijwillige risico’s en hoe de normen over sectoren en per situatie verschillen. Daarnaast wordt er ook op gewezen hoe dit verschillen brengt met betrekking tot de kosten voor een gewonnen levensjaar. De vergadering van 11 mei 2015 gaat vooral over vragen als hoe een risicovergelijking goed vorm kan krijgen, hoe het aardbevingsbeleid in het bredere risicobeleid gepositioneerd moet worden, hoe proportionaliteit goed vorm kan krijgen en of veiligheidsbeleid een rechtvaardiging geeft om te compenseren. De principiële vraag welke norm wenselijk is, lijkt geen groot onderwerp van gesprek.
VIII.3.6 Commissie-Meijdam zoekt brede input van experts
De commissie organiseert in september en oktober 2015, samen met SodM, drie expertmeetings om input te genereren voor haar in oktober uit te brengen advies. De eerste twee sessies in september staan in het teken van de vraag hoe zo snel als mogelijk, met behulp van beschikbare rekenmethoden, tot een betrouwbare aanpak gekomen kan worden voor het bepalen van de sterkte van woningen en andere gebouwen. Tijdens de derde expertmeeting wordt een discussie gevoerd over het maatschappelijk veiligheidsrisico (een maat voor ‘the group of people at risk’).
46 Lysias advies. Verslag conference call – Startgesprek Adviescommissie ‘Omgaan met normen en overschrijdingskansen’, 26 maart 2015.
47 Mailwisseling ministerie van BZK en EZK, 8 mei-12 mei 2015. Onderwerp: Re: NPR.
48 Adviescommissie Omgaan met risico’s van geïnduceerde aardbevingen. Notitie inzake proportionele veiligheidsnormen van risico’s verkend, verklaard en toegepast, 7 mei 2015.