2 minute read

IX Rechtspositie en bewijsvermoeden

In figuur IX.2 is in oranje weergegeven in welke twaalf deelgebieden het bewijsvermoeden wel geldt (op grond van bovengenoemd onderzoek van Deltares).

Figuur IX.2 De twaalf deelgebieden waar het IMG het wettelijk bewijsvermoeden van toepassing acht

Bron: IMG, 202317

Het IMG past het bewijsvermoeden in deze in deze twaalf deelgebieden alleen toe in gevallen waarin sprake is van zettingsschade. Het IMG verklaart dit als volgt op zijn website: “Diepe bodemdaling kan indirect leiden tot schade, maar dit kan alleen zettingsschade zijn. Als er andere schade is, zonder zetting, kan dit niet het gevolg zijn van diepe bodemdaling. In de twaalf oranje gebieden op het kaartje hierboven is het bewijsvermoeden daarom alleen van toepassing op zettingsschade.”18 Voor andere typen schade dan zettingsschade past het IMG het bewijsvermoeden derhalve niet toe in deze twaalf gebieden.

Kritiek op inperking wettelijk bewijsvermoeden

In een recent artikel ‘Afhandeling fysieke mijnbouwschade tien jaar na ‘Huizinge’ in het tijdschrift Jurisprudentie Bestuursrecht plus, signaleren juristen dat de beperking van het effectgebied zich niet goed verdraagt met artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek, dat de gasopslag Norg uitdrukkelijk noemt: ‘ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld of [de] gasopslag bij Norg’. Ook vragen de auteurs zich af of er met deze beleidsaanpassing door het IMG toch niet ‘iets van het bewijsvermoeden wordt afgesnoept’.19

17 IMG (n.d. IXa).

18 IMG (n.d. IXb).

19 Bröring et al. (oktober 2022).

Boek 5

Themahoofdstukken, verantwoording en bijlagen

De discussie over de inperking van het bewijsvermoeden bereikt ook de Tweede Kamer. Kamerlid Sandra Beckerman (SP) dient op 6 december 2022 een amendement in op de novelle verbetering uitvoerbaarheid om het wettelijke bewijsvermoeden ook toe te passen op de gasopslag bij Grijpskerk, omdat deze intensiever wordt gebruikt.20 In de toelichting benadrukt Beckerman het belang ‘om de wet juist uit te voeren en het bewijsvermoeden overal juist te hanteren’. En Kamerlid Agnes Mulder (CDA) dient met een aantal andere Kamerleden op 6 december 2022 een amendement in over het nauwkeuriger formuleren van de reikwijdte van het wettelijke bewijsvermoeden. In het amendement wordt voorgesteld om aan artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek een derde lid toe te voegen, waarin wordt bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur een of meer gebieden kunnen worden vastgesteld waarbinnen het vermoeden, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval geldt. Het amendement beoogt “ervoor te zorgen dat het IMG het bewijsvermoeden toepast in het gebied rondom de gasopslagen bij Norg en bij Grijpskerk en dat schadeclaims in deze gebieden niet op voorhand worden afgewezen. Om dat te bereiken wordt de mogelijkheid gecreëerd om met een algemene maatregel van bestuur te bepalen in welke gebieden (en met welke contouren) het IMG het bewijsvermoeden moet toepassen”.21

Beide amendementen worden op 13 december 2022 met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen.

Beoordelingskader voor het bewijsvermoeden

Het bewijsvermoeden is volgens het IMG pas weerlegd indien de oorzaak van de schade ‘evident en aantoonbaar uitsluitend’ een andere is dan bodembeweging als gevolg van de gaswinning. Uit het beoordelingskader van het IMG volgt dat deskundigen een aantal stappen moeten doorlopen om te beoordelen of het bewijsvermoeden van toepassing is of niet. Voor de beantwoording van de vraag of de schade naar zijn aard redelijkerwijs aardbevingsschade zou kunnen zijn, heeft het IMG in zijn beoordelingskader een aantal typen schade geïdentificeerd die naar zijn aard geen aardbevingsschade kan zijn, zoals bladderend verfwerk en scheuren in tegels op een houten ondervloer. Voor het vaststellen van de trillingssnelheid hanteert het IMG een trillingstool.

Een andere uitsluitende oorzaak van de schade moet worden aangetoond met een deskundigenrapport. Als de deskundige van oordeel is dat er sprake is van een uitsluitende oorzaak, moet hij dat oordeel goed motiveren volgens vijf stappen die in het beoordelingskader beschreven staan. (1) Er moet voldoende duidelijk een andere oorzaak van de schade worden aangewezen. (2) De deskundige moet voldoende zeker zijn over die andere schadeoorzaak. In het beoordelingskader staat daarover: “Dit behoeft geen absolute zekerheid of onomstotelijk bewijs te zijn (100%). Dat is immers onmogelijk. Wel ligt de lat voor het ontzenuwen van het bewijsvermoeden hoog.”22 (3) De uitleg moet voldoende begrijpelijk/ navolgbaar zijn en een toelichting bevatten van het schademechanisme. (4) De motivering moet voldoende specifiek geformuleerd zijn. (5) De motivering moet begrijpelijk zijn.

This article is from: