Duurzaamheidsrapport 2015/2016
Inhoud 1 Inleiding
4
6 6 6 7 9
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Duurzaamheid gedefinieerd Duurzaamheid als onderdeel van de strategie Duurzaamheid gerapporteerd Duurzaamheid in projecten Duurzaamheid in plannen
2 Duurzaamheid in Cijfers
10
13 13 14 15 15 17 20 21 23 28 29 31 33 38 39 39 39 40 40 40 40 41 41 41
2.1 Economisch verantwoord ondernemen Productie gas, olie en condensaat Aangekochte CO2-rechten 2.2 Milieu EBN en haar eigen kantooromgeving Energieverbruik van de Nederlandse industrie Energiebesparing en energieefficiencyverbetering Initiatieven en resultaten op het gebied van energiebesparing Emissies van broeikasgassen Broeikasemissie efficiencyratio NOx, SOx en andere emissies Lozing Afval 2.3 Veiligheid 2.4 Betrokkenheid Op land Op zee 2.5 Integriteit Waardeboetes of sancties wegens overtreden van (milieu) wet- en regelgeving Mensenrechten en kinderarbeid Stappen tegen oneerlijke concurrentie, kartels en monopolies Klachtenregeling of klokkenluidersregeling Duurzaamheidsbeleid FinanciĂŤle of niet-financiĂŤle bijdragen aan instanties, overheid of bedrijven
GRI-indicatoren 42
1. Inleiding
4
EBN draagt als staatsdeelneming bij aan een groot
We dragen bij aan de uitvoering van de plannen
deel van de inkomsten die de Nederlandse staat
die de Nederlandse overheid in het Energierapport
verkrijgt uit de winning van gas en – in geringe mate
beschrijft.
- olie uit de Nederlandse bodem. Als nonoperating partner zijn we actief in zo’n 200 samen-
Binnen de olie- en gasindustrie valt er op het gebied
werkingsverbanden met mijnbouwondernemingen,
van verduurzaming van de keten nog veel winst te
waar we in de regel 40% in investeren. Wij zetten
behalen. Samen met onze partners inventariseren
onze kennis en expertise van de ondergrond, de
we de mogelijkheden om stappen voorwaarts te
olie- en gassector en langjarige, kapitaalintensieve
zetten. In 2016 geven we duurzaamheidsbeleid
projecten in voor een betrouwbare en toekomstbe-
vorm, waarin we binnen onze beleidskaders de bij-
stendige energievoorziening. Daarnaast willen we
drage aan de energietransitie en het verduurzamen
een constructieve bijdrage leveren aan de energie-
van onze activiteiten concretiseren. De grote lijnen
transitie. Deze transitie moet ervoor zorgen dat
hiervan schetsen we in dit Duurzaamheidsrapport
de Nederlandse energievoorziening in 2050
2015/2016. Ook rapporteren we hierin over onze
CO2-neutraal is.
operationele prestatie-indicatoren.
Onze omgeving is sinds een aantal jaren sterk veranderd. Discussies over veiligheid, schaliegas en het klimaat zijn daar de oorzaak van. Deze veranderingen hebben ook invloed op EBN. Met een herijking van onze strategie volgen we het Energierapport, dat de rijksoverheid begin 2016 publiceerde. Daarin is een afweging gemaakt tussen de diverse opties die in de komende jaren beschikbaar zijn om in 2050 een CO2-neutrale energievoorziening te bereiken. Hierin wordt bij het winnen van delfstoffen uit de Nederlandse ondergrond gezocht naar een goede balans tussen enerzijds veiligheid en de gevolgen voor de omgeving, en anderzijds leveringszekerheid en het benutten van de Nederlandse bodemschatten.
5
1.1 Duurzaamheid gedefinieerd
We willen laten zien dat we verduurzaming belang-
Duurzaamheid wordt vaak beschreven aan de hand
rijk vinden en dat we hechten aan een maatschapÂ
van de definitie van de VN-commissie Brundtland
pelijke rol.
(1987), die duurzaamheid definieert als "ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden,
Om die reden willen we bij onze activiteiten:
zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te
Als betrokken staatsdeelneming ondernemen op een
brengen". We maken gebruik van deze definitie
duurzame wijze die bijdraagt aan een betrouwbare, toe-
om het begrip duurzaamheid te vertalen naar
komstbestendige en klimaatneutrale energievoorziening.
onze eigen activiteiten. Daarbij kijken wij verder dan emissies et cetera en richten wij ons tevens op
We zijn ervan overtuigd dat gas een belangrijke
de invulling van onze maatschappelijke verantwoor-
rol kan spelen in de transitie naar verduurzaming
delijkheid.
van onze energievoorziening. Uit diverse scenario’s blijkt dat de klimaatdoelstellingen haalbaar zijn met
Duurzaamheid voor EBN is:
een energiemix waarin (aard)gas een substantiĂŤle
- de omgeving waarin we opereren respecteren en
bijdrage zal leveren.
zorgdragen voor behoud in de toekomst; - (milieu)veiligheid bij onze operaties centraal stellen;
Om invulling te geven aan duurzaamheid en onze rol hierin, zijn we dit jaar gestart met een uitge-
- op economisch verantwoorde wijze ondernemen;
breide dialoog met onze aandeelhouder en diverse
- op transparante wijze communiceren;
stakeholders uit de industrie en samenleving. Op
- onze kennis behouden, overdragen en beschikbaar
basis van de uitkomsten van deze dialoog zullen we
stellen voor nu en in de toekomst.
onze duurzaamheidsdoelstellingen vaststellen en opnemen in ons duurzaamheidsbeleid.
1.2 Herijking van onze strategie op duurzaamheid
1.3 Duurzaamheid gerapporteerd
Begin 2016 zijn we begonnen met een herijking van
Wij vinden het belangrijk dat de activiteiten in onze
onze strategie. Duurzaamheid wordt een steeds
deelnemingen op een duurzame manier plaatsvin-
belangrijker thema in onze samenleving en om
den. Om deze prestaties te kunnen meten, hebben
die reden willen we duurzaamheid dan ook in de
we op basis van de richtlijn van het Global Reporting
herijking van onze strategie een prominentere rol
Initiative (GRI) een aantal relevante prestatie-indica-
geven. Dit gaan we samen met onze aandeelhouder,
toren geselecteerd voor de operationele activiteiten
onze partners, in overleg met milieuorganisaties en
in onze deelnemingen.
experts op het gebied van energie en duurzaamheid
6
bespreken. Ook voor abandonnering, ofwel het
De GRI-richtlijn omvat een lijst algemene indica-
verlaten van boorputten en platforms die niet meer
toren, aangevuld met sectorspecifieke elementen.
worden gebruikt, willen we met onze aandeelhouder
Aan de hand daarvan kunnen organisaties op basis
beleid formuleren waarin duurzaamheid en herge-
van indicatoren over hun duurzaamheidspresta-
bruik belangrijke onderwerpen zijn.
ties rapporteren. Door te rapporteren op basis
van de meest essentiële indicatoren, willen wij de
Gas is niet zozeer het antwoord op onze ener-
duurzaamheidsprestaties van onze deelnemingen
gievraagstukken, maar kan in onze ogen wel een
transparant en duidelijk inzichtelijk maken voor
belangrijke rol spelen in de transitiefase naar een
onze belanghebbenden.
klimaatneutrale samenleving.
1.4 Duurzaamheid in projecten
Gas op maat houdt in:
EBN heeft al diverse projecten gestart om een
• Een gecontroleerde afname van het aandeel gas in
duurzamere weg in te slaan. In alle projecten die we
de totale energiemix;
uitvoeren, delen we onze ervaring en onze kennis.
• CO2-reductie in het overblijvende deel;
Immers, als enige partij werken wij in ruim tweehon-
• Het behoud en aanleg van infrastructuur met
derd samenwerkingsverbanden in de gehele sector
toekomstig nut voor duurzame energie.
en hebben wij overzicht over alle ontwikkelingen in deze samenwerkingsverbanden. EBN zoekt bij haar
Systeemintegratie offshore energy
projecten een brede samenwerking binnen en buiten
Op de Noordzee wordt gewerkt aan diverse vormen
de olie- en gassector. Het delen van onze ervaring en
van energieopwekking. Er is in Nederland nog geen
kennis is bedoeld om bestaande processen continu
integrale studie uitgevoerd om de potentiële syner-
te verbeteren en nieuwe processen te versnellen.
gievoordelen van systeemintegratie in de offshore sectoren te inventariseren. EBN werkt in een zoge-
Ook voor nieuwe energievormen stellen wij onze
heten TKI-project (TKI: topconsortia voor kennis en
kennis beschikbaar. Zo dragen wij op dit moment
innovatie) samen met TNO, Siemens en Shell aan een
op verzoek van het ministerie van Economische
integrale studie die kijkt naar de mogelijkheden voor
Zaken bij aan de verkenning van een mogelijke pilot
energieopslag, conversie en balancering voor ons
om ultradiepe geothermie in Nederland te ontwik-
toekomstige energiesysteem.
kelen. Een voorbeeld van systeemintegratie is de elektriGILDE
ficatie van platforms. Offshore platforms maken
In ons duurzaamheidsbeleid vormt ‘gas op maat’
gebruik van eigen energieopwekking met eigen gas.
een belangrijke leidraad. Daarmee bedoelen we: een
Door de platforms te voorzien van elektriciteit van
hoogwaardige inzet van gas, alleen daar waar geen
windparken op zee, verhoogt dit de energie-efficiën-
duurzamer alternatieven voorhanden zijn. Deze
tie en draagt dit bij aan de reductie van de CO2-uit-
benadering komt voort uit het project GILDE (Gas
stoot. In het kader van het energieakkoord ligt hier
In een Lange termijn Duurzame Energiehuishou-
een potentieel, dat mogelijk kan worden gemaakt
ding). Samen met Gasunie, GasTerra, Shell/NAM,
door de windparken op zee. Door energieopwek-
Nogepa en Stichting Energiedialoog Nederland
king van bijvoorbeeld de tien grootste platforms in
werken we daarin aan een toekomstvisie op gas, in
Nederlandse wateren te voorzien van elektriciteit
antwoord op de maatschappelijke vraag naar een
via de offshore windparken kan de komende 10 jaar
betrouwbare en veilige energievoorziening.
mogelijk tot maximaal 1 miljoen ton CO2 per jaar worden bespaard.
7
NOV-management
van haar prestaties op het gebied van operationele
Om optimaal te kunnen bijdragen aan het Neder-
kosten. EBN gebruikt de benchmark om operators
landse energiebeleid en een relevante bijdrage te
te stimuleren operaties zo (kosten)efficiënt mogelijk
kunnen leveren aan de maatschappelijke welvaart
uit te voeren, nu en in de toekomst. Wij zullen ons er
op de lange termijn, streven we naar optimale pres-
steeds meer voor gaan inzetten dat best practices
taties. Zowel van onszelf als van onze deelnemingen.
die nu (onbewust) aanwezig zijn binnen de industrie
(dat wil zeggen de samenwerkingsverbanden waarin
worden gedeeld, waardoor efficiëntie, veiligheid en
wij actief zijn). Wij sturen operators (en daarmee
verduurzaming continu zal verbeteren.
onze deelnemingen) aan via het Non Operated Venture managementsysteem (NOV). Hierbij volgt
Ontmanteling en hergebruik
EBN de prestaties van onze deelnemingen nauwge-
In de herijking van onze strategie besteden we
zet en stuurt bij waar nodig en mogelijk. Elke twee
intensief aandacht aan het thema Hergebruik &
jaar maken we een gestandaardiseerde analyse van
Ontmanteling van infrastructuur (putten, installaties
onder meer de operationele kosten en tarieven:
en leidingen). In het licht van verduurzaming vraagt
zo kunnen we precies in de gaten houden hoe onze
EBN bij de industrie meer aandacht voor hergebruik
deelnemingen en projecten presteren ten opzichte
van infrastructuur in de gehele cyclus. Hierbij valt
van andere opsporingen en winningen. We kijken en
te denken aan hergebruik van uit bedrijf genomen
denken met de operators en partners mee, en geven
platforms voor nieuwe veldontwikkelingen, maar ook
hen gevraagd en ongevraagd advies. Daarbij gaan we
voor (het bestuderen van) alternatieve toepassingen.
in toenemende mate rekening houden met de totale maatschappelijke kosten en baten van de activiteiten.
Een voorbeeld hiervan is de pilot Platforms Natuurlijk, in samenwerking met ENGIE, voor het achterlaten
We zien het NOV-managementsysteem dan ook
van de stalen onderbouw van twee uit bedrijf geno-
als een middel om niet alleen het ondergrondse
men platforms ter vergroting van de biodiversiteit.
(olie- en) gaspotentieel te beheren, maar ook om
De pilot wordt uitgevoerd in samenwerking met
operators te stimuleren om op een duurzame en
experts uit de wetenschap en met NGO's. We willen
verantwoorde wijze te werken en hierover trans
de samenwerking binnen de industrie vergroten,
parant en duidelijk te rapporteren. In 2016 zetten
onder meer door het inrichten van een kennisplat-
we zo bijvoorbeeld de eerste stappen om de kosten
form op het gebied van ontmanteling, voor het delen
van CO2-uitstoot meer transparant te maken in onze
van algemene kennis, regelgeving, procedures, richt-
besluitvorming, bijvoorbeeld bij het beoordelen van
lijnen en praktijkervaringen. We hebben inmiddels
investeringsvoorstellen.
een eerste studie uitgevoerd ter onderbouwing van de zakelijke rechtvaardiging om ontmantelingsactivi-
BOON benchmark
teiten in campagnes (kosten)efficiënter uit te kunnen
EBN en NOGEPA faciliteren al sinds 1995 de
voeren.
BOON-benchmark, gericht op het in kaart brengen van operationele kosten voor de offshore gas producenten. Deze benchmark wordt tweejaarlijks uitgevoerd om de industrie een overzicht te geven
8
Dynamische analyses van de gasinfrastructuur
productie in gasvelden op land zich verhoudt tot de
In de afgelopen jaren heeft EBN een simulatie- en
seismische activiteit. Hiermee willen we samen met
signaleringstool ontwikkeld om de dynamiek van de
de desbetreffende operator de dialoog voeren over
gasinfrastructuur te simuleren. InfraSim, zoals deze
een zo veilig mogelijke productie van de gasvelden in
tool heet, kan een zeer waardevolle bijdrage leveren
Nederland.
aan het opstellen van onze toekomstige duurzaamheidsdoelstellingen, en aan de ontwikkeling van onze
1.5 Duurzaamheid in plannen
duurzaamheidscenario’s voor een CO2-neutrale
We zetten ons in om de gassector in Nederland
Nederlandse energievoorziening in 2050.
te verduurzamen. Wij zullen hiervoor op diverse onderdelen benchmarks opzetten, met als doel om
Wij delen met InfraSim gemaakte analyses
best practices inzichtelijk te maken en hierop te gaan
regelmatig. De tool geeft inzicht in de gevolgen
sturen. Hierbij zijn we ons er zeer van bewust van
van gewijzigde omstandigheden in bijvoorbeeld
het feit dat de marktsituatie mede bepalend is voor
gasprijs en (operationele) kosten. Uit de analyse kan
de mogelijkheden om dit doel te bereiken.
bijvoorbeeld blijken dat er sprake is van bedreigde infrastructuur op zee. Maar InfraSim kan ook inzicht
Om de veiligheid van werknemers en omwonen-
bieden in hoe de CO2 uitstoot zich ontwikkelt in de
den verder te verbeteren en een proactieve rol
tijd en waar deze kan worden geoptimaliseerd. In de
hierin te nemen, werkt EBN aan de benchmark
toekomst zullen we deze tool ook onshore verder
voor veiligheidsaspecten. Deze Health, Safety
gaan inzetten.
and Environment (HSE) benchmark kan leiden tot continue verbetering door best practices te bepalen
Begrijpen van seismische activiteit
en die met onze operators te delen. Het is evident
Dat de winning van gas en olie op veilige wijze
dat medewerkers van operators hun werk onder
gebeurt, is van groot maatschappelijk belang. Wij
soms moeilijke omstandigheden doen, zeker op zee.
hebben in de afgelopen jaren studies uitgevoerd
Daarom verlangen wij van onze partners dat zij bij de
naar de gaswinning-gerelateerde seismische
uitvoering van hun activiteiten nadrukkelijk rekening
activiteit in Groningen en nemen de effecten ervan
houden met veiligheid en gezondheid van personeel
op de bewoners van deze regio uiterst serieus. In
en omgeving.
februari 2015 publiceerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid het rapport ‘Aardbevingsrisico’s in
Ook voor milieuprestaties van de productielocaties
Groningen’. Dit rapport concludeerde dat veiligheid
werkt EBN toe naar een benchmark. We gaan met
voor de bevolking in de praktijk een ondergeschikte
onze operators in gesprek over het beschikbaar stel-
rol speelde. De commissie Meijdam heeft in oktober
len van (milieu)prestatie-indicatoren per productie
2015 het kabinet geadviseerd over de te hanteren
locatie of per operator. In dit duurzaamheidsrapport
veiligheidsnormen voor aardbevingen als gevolg van
geven we slechts een cumulatief beeld. Net zoals bij
gaswinning. EBN sluit zich aan bij dit advies en ver-
de BOON benchmark, die samen met de industrie
langt van haar operators dat zij zich bij de uitvoering
wordt gerealiseerd, kan de industrie van elkaar leren.
van hun activiteiten houden aan deze veiligheids normen. Met het oog hierop analyseren wij hoe de
9
2. Duurzaamheid in Cijfers
10
We onderscheiden zes duurzaamheidsthema's (zie
Tenzij anders vermeld, geeft deze rapportage een
illustratie). Over deze zes thema’s rapporteren we in
overzicht van ons aandeel in de prestaties van de
het EBN Jaarverslag en het EBN Duurzaamheids-
gehele olie- en gaswinningindustrie in Nederland,
rapport. In het EBN Duurzaamheidsrapport
zowel op land als op zee. De Nederlandse operators
ligt de focus op de operationele prestatie-indi-
voegen hun milieu- en energieprestaties toe in het
catoren, andere indicatoren worden in het EBN
zogenaamde elektronisch MilieuJaarVerslag (eMJV).
Jaarverslag vermeld.
Deze data vormen de basis voor de prestaties zoals we die hierna beschrijven.
In dit hoofdstuk bespreken we meer indicatoren dan we in voorgaande jaren hebben gedaan om alle
In de nabije toekomst willen we concrete doelstelÂ
onderwerpen van onze definitie van duurzaamheid
lingen voor alle duurzaamheidsthema's formuleren.
aan bod te laten komen. Deze indicatoren zijn gekoppeld aan de duurzaamheidsthema's waarbij we over personeelsbeleid alleen in het jaarverslag rapporteren.
ECONOMISCH VERANTWOORD ONDERNEMEN
PERSONEELSBELEID
MILIEU
EBN Duurzaamheidsrapport
INTEGRITEIT
VEILIGHEID
BETROKKENHEID
11
Onze duurzaamheidsthema's
Economisch verantwoord ondernemen
Milieu
Veiligheid
Betrokkenheid
Integriteit
Optimale financiële prestaties
Emissies
Bodemdaling
Mensenrechten
Energiegebruik
Aardbevingen
Nondiscriminatie
Doelmatig opsporen en winnen
Grond- en oppervlaktewater
Transport
Planmatig beheer van koolwaterstoffen
Biodiversiteit Ontmanteling
Personeel operator
Communicatie met (lokale) stakeholders
Mededinging
Personeelsbeleid
Diversiteit
Persoonlijke ontwikkeling
Anti-corruptie Installatieen proces veiligheid
Transparantie
Arbeidsomstandigheden
EBN 2016
Uitgangspunten
Het energiegebruik van booractiviteiten is
Het EBN deel is berekend als percentage van
niet meegenomen, de CO2 en CH4 emissies
de EBN gas-, condensaat- en olieproductie
van booractiviteiten zijn wel opgenomen.
op de totale Nederlandse gas,- condensaaten olieproductie in de milieutechnische en
Voor de conversie van koolwaterstof volumes
economische prestaties. Voor de sociale
naar energetische waarde is de omreken
prestaties wordt het aandeel van de gehele
factor gebaseerd op de onderstaande
industrie (100%) gepresenteerd, aangezien
aannamen:
het niet relevant is hiervoor een EBN-deel
- het energieverbruik en de energiebe-
te vermelden.
sparing zijn gebaseerd op de onderste verbrandingswaarde (LHV) = 31,65 MJ/m³;
De Nederlandse productie van gas-, olie- en
12
- de omrekening van olie- en condensaat
condensaat betreft de fiscaal gerapporteerde
naar gasequivalenten is eveneens geba-
gas-, olie- en condensaat productie cijfers
seerd op de LHV;
van de operators. De injectie- en productie-
- GHV = Gross Heating Value;
hoeveelheden van gas in de gasopslag wordt
- LHV = Low Heating Value;
gezien als bedrijfsinterne activiteit. Op het
- GHV olie = 6,12 GJ/barrel;
moment dat het gas wordt geleverd aan
- soortelijk gewicht condensaat: 700 kg/m³;
derden wordt het fiscaal gerapporteerd.
- soortelijk gewicht olie: 800 kg/m³;
2.1 Economisch verantwoord ondernemen
inkomsten uit onze gas- en olieactiviteiten.
De economische dimensie van duur-
beschrijven we onze koolwaterstofproductie en onze
In ons jaarlijkse rapport ‘Focus on Dutch Gas’
zame ontwikkeling heeft betrekking op de effecten
reserves meer in detail. (www.ebn.nl onder actueel)
van de activiteiten van een organisatie op de economische omstandigheden van haar belanghebbenden
Productie gas, olie en condensaat
en op economische systemen op lokaal, nationaal
De jaarlijkse gasproductie in de periode van 2003
en mondiaal niveau. De economische indicatoren
tot en met 2013 lag gemiddeld rond de 75 miljard
illustreren:
Nm³. Sinds 2014 is de Nederlandse aardgasproduc-
• Kapitaalstroming tussen diverse belang
tie afgenomen door een reductie van de gasproductie uit het Groningen gasveld. De reductie is
hebbenden;
ingezet om in de regio van het Groningen gasveld
• Voornaamste economische gevolgen van
de veiligheid te waarborgen door aardbevingen te
de organisatie in de maatschappij.
beperken. In 2015 was daarmee de Nederlandse Financiële prestaties zijn fundamenteel voor het
aardgasproductie 48,7 miljard Nm³. De totale
inzicht in een organisatie en de eigen duurzame ont-
Nederlandse gasproductie is daarmee met 28,5%
wikkeling. Deze informatie is in het jaarverslag van
afgenomen ten opzichte van 2014. Het EBN deel
EBN opgenomen. In het jaarverslag wordt expliciet
in de gasproductie volgde deze ontwikkeling en
duidelijk hoeveel de Nederlandse Staat ontvangt aan
bedroeg 21,8 miljard Nm³ in 2015.
90
90
80
80
70
70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
EBN aandeel
Totale NL Productie
Gasproductie
0
0 2003
2004
2005
Totale NL gas productie
2006
2007
2008
EBN productie deel
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Productie in miljard Nm3 GE
EBN 2016
13
Olie- en condensaatproductie 3.000
2.500
2.000
2.000 1.500 1.500 1.000
1.000
EBN productieaandeel
Totale NL productie
2.500
500
500 0
0 2003
2004
2005
Totale NL condensaat productie
2006
2007
2008
2009
Totale NL olie productie
2010
2011
2012
EBN olie productie deel
2013
2014
2015
EBN condensaat productie deel Productie in duizend ton
EBN 2016
De Nederlandse olieproductie bedroeg in 2015
Aangekochte CO2-rechten
ruim 2,4 miljoen ton waarmee deze 25% hoger
Overheden proberen activiteiten die leiden tot
is dan in 2014.
klimaatverandering te reguleren, bijvoorbeeld door regelgeving op het gebied van emissies (zie kader).
Deze toename is het gevolg van met name
De extra kosten door deze regelgeving kunnen
een hogere aardolieproductie van het Amstel
een risico vormen voor een organisatie. Het kan
olieveld (Q13). Het aandeel EBN bedroeg hiervan
echter ook gezien worden als een kans door met de
336.000 ton.
ontwikkeling van nieuwe technologieën emissies te reduceren. Dit is vooral van toepassing voor organi-
De Nederlandse aardgascondensaatproductie lag
saties die in staat zijn energie of energieproducten
gemiddeld in de periode 2003 tot en met 2015 rond
efficiënter te produceren.
de 504.000 ton per jaar. De productie steeg lichtelijk van 417.000 ton in 2014 naar 417.888 ton in 2015.
In het jaar 2015 vielen er 27 productielocaties van 7 olie- en gaswinningsbedrijven onder het
Het EBN deel in de condensaatproductie steeg mini-
Nederlandse CO2 emissiehandelssysteem en werd
maal en bedroeg 126.000 ton in 2015 en lag daar-
er in totaal voor € 2.444.090,- aan CO2-rechten
mee iets boven het niveau van 2014. Geleidelijke
bijgekocht. Ten opzichte van 2014 steeg het aantal
uitfasering én opstart van nieuwe condensaatrijke
productielocaties met zes. In 2014 werd voor
gasreservoirs veroorzaken een jaarlijkse fluctuatie in
€ 2.717.330,- aan CO2-rechten bijgekocht.
deze productiehoeveelheden.
14
Klimaatverdrag (UNFCC) en emissiehandel (ETS) Broeikasgassen worden gereguleerd door de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCC), door het Kyoto Protocol en opvolgende klimaatverdragen. Hierdoor zijn verschillende nationale en internationale systemen opgesteld, zoals het ETS-systeem, om het volume van uitstoot te beperken en reductie van uitstoot te belonen. In Europa bestaat sinds 1 januari 2005 een systeem van (CO2) emissiehandel (het 'Emission Trading Scheme', ofwel: ETS). Dit systeem kent Europese regels en afspraken die nationaal geĂŻmplementeerd worden. Zo stelt elke lidstaat in de EU voor een bepaalde periode een eigen nationaal allocatieplan (NAP) op. Dit NAP bevat, naast de maximale hoeveelheid emissierechten die die door het systeem toegewezen mogen worden, ook de regels voor de individuele toewijzing en een indicatieve lijst van olie- en gaswinningsbedrijven die onder de emissiehandel vallen met hun toegewezen CO2-rechten per specifieke productielocaties. Bedrijven compenseren jaarlijks hun actuele CO2-emissie door toegewezen CO2-rechten. Bij tekort aan toegewezen rechten kunnen bedrijven deze middels een handelssysteem bijkopen.
2.2 Milieu
EBN en haar eigen kantooromgeving
De milieudimensie van duurzame ontwik-
EBN is actief in de olie- en gasketen. De meest
keling heeft betrekking op de effecten van
doeltreffende manier om te verduurzamen, is door
de activiteiten van een organisatie op levende en
veranderingen in deze keten door te voeren. Tevens
niet-levende natuurlijke systemen, waaronder land,
willen wij willen onze organisatie van binnenuit
lucht, water en ecosystemen. Milieu-indicatoren
verduurzamen door enerzijds het bewustzijn van
betreffen prestaties met betrekking tot verbruik
onze werknemers te vergroten en anderzijds in onze
(bijvoorbeeld materiaal, energie, water) en emissies
huisvesting actief in te zetten op energiebesparing
(bijvoorbeeld luchtemissies, afvalwater, afval).
en het verminderen van onze CO2-uitstoot. Zo is het
Daarnaast hebben ze betrekking op de presta-
bij ons vanzelfsprekend om te reizen met het open-
ties ten aanzien van biodiversiteit, naleving van
baar vervoer of fiets. Al onze medewerkers krijgen
milieuregelgeving en andere relevante informatie,
een OV-abonnement, zodat woon- werkverkeer met
zoals milieugerelateerde uitgaven en de effecten van
de auto wordt ontmoedigd. Mede om deze reden
producten en diensten.
hebben we dan ook gekozen voor een kantoorlocatie vlakbij Centraal Station Utrecht.
15
CO2 footprint van het energieverbruik door het EBN kantoor
kantoorgebouw Ons kantoorgebouw voldoet aan zeer hoge eisen van de BREEAM certificering. Wij zullen deze certificering handhaven om zeker te stellen dat ons kantoorge-
CO2 emission [tonCO2]
200
Energieverbruik en emissies van ons
bouw aan deze hoge standaard blijft voldoen. Het
78,8 150
100
106,6 77,6
50
0
energieverbruik en de aanverwante CO2 uitstoot van
2014 Elektriciteit
ons kantoorgebouw hebben wij de laatste jaren weten
2015 Warmte
te reduceren door het verhuizen naar het pand aan de Daalsesingel 1 en door een vergroening van onze elektriciteitslevering sinds 1-9-2014 door deelname aan WaarborgWind (zie kader). De CO2 uitstoot is
Energieverbruik met aanverwante CO2 uitstoot
hiermee gereduceerd van 500 g CO2/KWh naar 15 g
in 2015:
CO2/kWh. Voor de warmtelevering maakt het kantoor
Stroomverbruik Piek: 224.687 kWh (3.37 ton CO2)
gebruik van het warmtenet van Utrecht dat wordt
Stroomverbruik Dal: 90.554 kWh (1.36 ton CO2)
geëxploiteerd door Eneco. In Utrecht maakt Eneco
Warmteverbruik:
1.679,84 GJ (77.61 ton CO2)
gebruik van gasgestookte ketels waarmee de CO2 uitstoot voor warmte 46,2 kg CO2/GJ bedraagt. Eneco
De CO2 footprint van het energieverbruik van
geeft aan dat ze bezig is met het ontwikkelen van her-
het kantoorgebouw bedroeg in 2015 daarmee
nieuwbare bronnen voor warmtenetten. De plannen
82.34 ton CO2. De CO2 footprint van het energie-
hiervoor zijn momenteel voor ons nog onbekend.
verbruik van ons kantoor² is door gebruik van 100%
Waarborgwind WaarborgWind is gecertificeerd volgens de Milieukeur eisen van SMK (Stichting Milieukeur). Hiermee wordt verzekerd dat de elektriciteitslevering voldoet aan strenge duurzaamheids eisen. Milieukeur van SMK waarborgt dat uw elektriciteit geheel afkomstig is van Nederlandse windmolens. WaarborgWind is opgewekt met de laagst mogelijke CO2-emissie gedurende de gehele productieketen, vanaf de bouw van de windmolen tot het transport naar het elektriciteits netwerk. Hierdoor scoort u met WaarborgWind maximaal op de CO2 prestatieladder.
1 CO²-emissiefactor van de Nederlandse elektriciteitsproductie in 2014 volgens de CBS integrale methode; https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2016/16/rendementen-en-co2-emissie-elektriciteitsproductie-2014 2 Door de verhuizing per 1 april 2014 naar het kantoor aan de Daalsesingel 1 zijn niet alle gegevens beschikbaar. Om een vergelijkbare CO2 footprint van het kantoorgebouw te presenteren is het eerste kwartaal van 2014 gesimuleerd met de verbruiksdata uit 2015. 16
Elektriciteitsopwekking in Nederland3 In Nederland is in 2014 het rendement van de elektriciteitsopwekking afgenomen en de CO2 emissies per kWh toegenomen. Beide ontwikkelingen hebben vooral te maken met de inzet van steenkool die met 16 procent toenam, terwijl de inzet van aardgas daalde met 8 procent. Gemiddeld genomen wordt elektriciteit met een lager rendement uit steenkool opgewekt dan uit aardgas, waarin meespeelt dat kolencentrales relatief weinig nuttige warmte produceren. Daarnaast heeft steenkool een veel hogere CO2-emissie per joule gebruikte brandstof dan aardgas. Verder is er in 2014 duidelijk minder elektriciteit uit biomassa geproduceerd ten opzichte van 2013. Doordat elektriciteit uit biomassa niet bijdraagt aan de emissie van CO2, was het drukkende effect op de CO2-emissie per geproduceerde kWh in 2014 lager dan in 2013.
Dit in tegenstelling tot de totale elektriciteitsop-
Energieverbruik van de Nederlandse industrie
wekking in Nederland waarbij de CO2 emissies
Het totale energieverbruik van de deelnemende
toenemen (zie kader).
Nederlandse industrie aan het energieconvenant
windenergie aanzienlijk gedaald ten opzichte van 2014.
(zie kader) bedroeg 806 PetaJoules in 2014. De prestaties van alle activiteiten waarin we deel-
De olie- en gasindustrie had hierin een aandeel van
nemen, ligt uiteraard vele malen hoger. Hieronder
een kleine 6% dat overeenkomt met een energieÂ
rapporteren we daar dan ook uitgebreid over.
verbruik van ruim 48,3 PetaJoules. Dit is iets lager dan het verbruik van 2013 en 2014.
Nederlands industrieel energieverbruik door convenant deelnemers 2015: totaal 806 PJ
Raffinaderijen 157 Asphalt / keramisch / beton 16 Overige 55 Voeding en Genotmiddelen 74 Chemie 349 Glas 11 Staal / Metallurie 73 Olie en Gas 48
Het energieverbruik wordt uitgedrukt
Papier en karton 23
in PetaJoules primaire energie, 1 PetaJoules (PJ) = 1015 Joules.
EBN 2016
3 Volgens de website van CBS: https://www.cbs.nl/nl-nl/achtergrond/2016/16/rendementen-en-co2-emissie-elektriciteitsproductie-2014
17
Energieconvenant De Nederlandse industrie heeft met de overheid energieconvenanten afgesloten. Binnen deze energieconvenanten, Meer Jaren Afspraken energie (MJA), spannen deelnemers zich vrijwillig in om hun energieverbruik jaarlijks efficiĂŤnter in te richten. De convenanten hebben een looptijd tot 2020. De olie- en gasoperators, die op het Nederlandse grondgebied, inclusief de territoriale wateren actief zijn, onderschrijven het MJA energieconvenant sinds medio 1996. Door het energieverbruik en de ontwikkelingen in dit verbruik in kaart te brengen, wordt een organisatie bewust van de omvang en impact die deze operationele kostenpost op de bedrijfsvoering heeft. Structurele aandacht hiervoor leidt tot operationele verbeteringen en de inzet van efficiĂŤntere procesapparatuur.
Van het totale energieverbruik (48,3 PetaJoules) in
De onderstaande resultaten betreffen een repre-
2015 bedroeg het stookgasverbruik 26,7 PetaJou-
sentatie van de gehele gas- en olieproducerende
les, het elektriciteitsverbruik 19,2 PetaJoules en
industrie.
werd er voor 2,4 PetaJoules aan andere brandstoffen verbruikt (voornamelijk diesel). Aardgas is
In het jaar 2015 was de energetische waarde van
met ruim 55% de belangrijkste energiedrager in de
de koolwaterstofproductie ruim 1.700 PetaJoules.
sector. Stroom uit het openbare net dekte 40% van
Het directe energieverbruik van de Nederlandse
het energieverbruik af.
olie- en gasproducerende industrie bedroeg in 2015 ruim 48,3 PetaJoules, wat overeenkomt met 2,8% van de energetische waarde van de jaarlijkse kool-
Energieproductie en energieverbruik Nederlandse olie en gasproducerende industrie
3000
3,0%
2500 2250 2000
2,0%
1750 1500 1250 1000
1,0%
750 500 250 0
0,0% 2003
2004
2005
2006
2007
Productie olie en gas in PJ Energie verbuik als % van olie en gasproductie EBN 2016
18
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Energieproductie en verbruik in PetaJoules primaire energie, 1 PetaJoules (PJ) = 1015 Joules.
Energieverbruik ( % productie)
Energieproductie olie en gas ( PJ)
2750
Depletiecompressie Gedurende de gasproductie uit een gasveld neemt de druk af. Hiermee neemt de hoeveelheid geproduceerd gas af. De afnemende productiehoeveelheid noemen we depletie. Wanneer de druk van het reservoir de druk in de hoofdtransportleiding nadert is compressie nodig om het reservoir maximaal te depleteren. In de olie- en gasindustrie wordt offshore grotendeels eigen geproduceerd gas ingezet als energiedrager om te comprimeren.
waterstofproductie. Met andere woorden: 2,8% van
voor ruim 70% van het totale verbruik. Gezien in
de energie die de koolwaterstofproductie oplevert,
Nederland veel reservoirs in ver gevorderde stadia
wordt gebruikt voor het productieproces zelf.
van gaswinning zijn, stijgt het energieverbruik bij
Dit wordt de energie efficiĂŤntie-ratio genoemd.
gelijkblijvende gasproductie. In de komende jaren zal het steeds meer energie vergen om het geprodu-
In relatieve zin neemt dit aandeel toe na 2010. Deze
ceerde aardgas op de vereiste druk te brengen.
lichte stijging ten opzichte van de minimaal dalende
Door toenemende inzet van efficiĂŤntere apparatuur
trend van de voorgaande jaren (2007 t/m 2010)
vlakt dat extra meerverbruik af. EBN blijft daarom
wordt veroorzaakt door de afnemende reservoir-
onderzoeken hoe middels zogeheten end-of-field-
druk van de gasvelden, de daarmee samenhangende
life technieken gaswinning tegen minder inzet van
toename in depletiecompressie, en door de in pro-
energie voor depletiecompressie kan plaatsvinden.
ductie name van de Schoonebeek en Rijn olievelden na 2010.
Het EBN deel van het totale energieverbruik is weerÂgegeven in onderstaande grafiek en bedroeg
Depletiecompressie (zie kader) verbruikt verreweg
20,2 PetaJoules.
de meeste energie. Dit proces is verantwoordelijk
Energieverbruik, EBN-deel
25
Het energieverbruik wordt uitgedrukt in PetaJoules primaire energie, 1 PetaJoules (PJ) = 1015 Joules.
Energieverbruik in PJ
20
15
10
5
0 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
EBN 2016
19
Energiebesparing en energieefficiencyverbetering
operationele kosten daarmee kunnen worden teruggedrongen.
Energie-efficiency is een belangrijk instrument voor het verminderen van de oorzaak van klimaat-
Door een wijziging in de monitoringssystematiek
verandering.
van de olie- en gasproducerende industrie én een wijziging in het referentiejaar is het huidige resultaat
Toepassing van energie-efficiëntere apparatuur
van de energie-efficiencyverbetering niet vergelijk-
en technologieën leidt tot een verminderde inzet
baar met voorgaande jaren. Zie hieronder voor een
van energie, en daarmee tot geringere uitstoot
nadere toelichting.
van broeikasgassen. Met als resultaat dat de
Doelstelling De Nederlandse overheid en het bedrijfsleven hebben doelstellingen en afspraken over de energiebesparing in het MJA (Meer Jaren Afspraak Energie-Efficiency) convenant vastgelegd. Binnen de MJA spannen deelnemers zich vrijwillig in om hun energieverbruik jaarlijks efficiënter in te richten, hun verbruik te monitoren en jaarlijks te rapporteren over hun voortgang. Sinds 1996 zijn de Nederlandse olie- en gasproducerende industrie en het Ministerie van Economische Zaken drie Meerjarenafspraken overeengekomen. Het huidige MJA3 convenant heeft een looptijd tot 2020. Met de ondertekening van de MJA3 heeft de Nederlandse olie- en gasproducerende industrie zich gecommitteerd aan een verbetering van de energie-efficiency met 30% in 2020 ten opzichte van het referentiejaar 2005. Dit betekent een energie-efficiencyverbetering van 2% per jaar. Om invulling te geven aan de MJA3-ambitie van 30% energie- efficiencyverbetering in 2020 ten opzichte van het referentiejaar 2005, hebben de olie- en gasproducerende bedrijven individuele energie-efficiëntieplannen gemaakt. In deze individuele plannen is een doel gedefinieerd voor de periode 2011 t/m 2016 en zijn geplande besparingsmaatregelen opgenomen. De doelstelling betreft het cumulatieve effect van de individuele ambities leidt tot een doelstelling van 15,1% energie-efficiëntieverbetering voor de periode 2011 t/m 2016. Dit betekent gemiddeld een verbetering van 2,5% per jaar. Hiermee wordt door de olie- en gas producerende industrie de 2% MJA3 doelstelling ruim overschreden. Het ministerie van Economische Zaken (EL&I) heeft alle individuele plannen in 2012 goedgekeurd.
20
Onderstaande grafiek geeft de resultaten van de
Initiatieven en resultaten op het gebied van energiebesparing
getroffen besparingsmaatregelen uit de individuele
Efficiënt energieverbruik en het gebruik van
energie-efficiëntieplannen van de operators en de
hernieuwbare energie verminderen niet alleen
verwachte energie-efficiency ontwikkeling door
de oorzaak van klimaatverandering, maar dragen
implementatie van de doelstellingen weer.
ook bij aan operationele kostenvermindering en
Resultaten 2011 - 2016
reputatieverbetering van de industrie. Na vijf jaar (2011 t/m 2015) bedraagt het jaarlijkse effect van de uitgevoerde besparingsmaatregelen
Voor de olie- en gas producerende industrie zijn
5.729 TeraJoules. Dit komt overeen met een
binnen de Meer Jaren Afspraak Energie (MJA)
energie-efficiencyverbetering van 10,5%.
specifieke besparingscategorieën gedefinieerd, waarbinnen besparingsinitiatieven uitgevoerd
De realisatie loopt achter ten opzichte van de doel-
worden die nauw aansluiten bij het olie- en
stelling door een vertraging van de ingebruikname
gasproductieproces:
van de Warmtekrachtcentrale (WKC) in Schoone-
• Verbetering door depletiecompressie /
beek. Deze WKC is in 2012 geïnstalleerd en getest,
Electrical Submersible Pumps (ESP’s)
maar de definitieve ingebruikname is uitgesteld
• Verbetering van procesapparatuur
tot het olieveld voldoende is gestabiliseerd om op
• Procesverbetering
grote schaal stoominjectie toe te passen. Het is
• Emissiereductie
nog niet bekend wanneer de warmtekrachtcentrale ingebruikt wordt genomen.
Energie-efficiency verbetering; resultaat versus doelstelling periode 2011 t/m 2016
16%
Energie-efficiency verbetering
14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0 2010
2011 Doelstelling
2012
2013
2014
2015
2016
Resultaat
EBN 2016
21
3.000
3.000
2.500
2.500
2.000
2.000
1.500
1.500
1.000
1.000
Procesapparatuur Emissiereductie Depletiecompressie
Realisatie TJ per jaar
Planning TJ per jaar
Geplande- versus gerealiseerde besparing EBN deel - periode 2011 t/m 2016 per categorie
Procesverbetering Duurzame energie Ketenefficiency Realisatie
500
500
0
0 2011
2012
2013
2014
2015
2016
Energiebesparing in TJ per categorie besparingsmaatregelen ( 1 TJ = 1012 Joules) en berekend ten opzichte van referentiejaar 2005.
EBN 2016
Voor de periode 2011 tot en met 2016 hebben de
de WKC waarschijnlijk in aangepaste vorm voor de
olie- en gasproducerende bedrijven waarin EBN
benodigde stoomlevering kan worden ingezet.
deelneemt, toegezegd 27 besparingsmaatregelen te treffen die leiden tot een totaal jaarlijks besparing-
Energiebesparing in het proces
seffect van 7.574,5 TeraJoules. Het EBN deel hierin
Procesmaatregelen hebben in 2015 een besparing
bedraagt 2.969 TeraJoules. Na vijf jaar bedraagt
van 698,4 TeraJoules opgeleverd. De belangrijkste
het jaarlijkse effect van de besparingsmaatregelen
procesmaatregelen zijn:
5.729 TeraJoules. Het EBN deel hierin bedraagt
- Installatie elektrisch aangedreven depletie
2.244 TeraJoules.
compressoren. - Aanleg Norgron pijpleiding (vermindering
Hiermee is ruim 75% van de besparingsdoelstelling voor de periode 2011-2016 gerealiseerd.
- Optimalisatie afstelling gas compressoren.
De ingebruikname van een warmtekrachtcentrale bij
Energiebesparing in de keten
de winning van de olie door middel van stoominjectie
Ketenmaatregelen hebben in 2015 een totale
is bepalend voor het behalen van de besparingsdoel-
besparing van 70,0 TeraJoules opgeleverd.
stelling in 2016. Het olieveld was begin 2015 nog
De belangrijkste ketenmaatregelen zijn:
niet voldoende gestabiliseerd om op grote schaal
- Minimalisatie van affakkelen (optimalisatie
stoominjectie toe te passen en daarnaast zorgde een lekkage aan de waterinjectiepijpleiding ervoor dat de olieproductie medio 2015 is gestaakt. De ver wachting is dat in het tweede deel van 2016 de olieproductie weer wordt opgestart, waarbij op termijn
22
benodigd vermogen injectiecompressoren).
productafdanking en – herverwerking). - Vermindering emissie vluchtige componenten in de keten van het tankertransport - Warmte uitwisseling met zwembad Boetzelaar.
Inzet duurzame energie
Emissies van broeikasgassen
De inzet van duurzame energie bij de productie van
Totale emissie CO2 (koolstofdioxide)
aardgas of aardolie is op dit moment zeer beperkt.
De CO2-emissies over de periode zijn gerelateerd
Inkoop van groene stroom op land en energieop
aan het verloop van de gasproductie en de jaarlijkse
wekking via zonnecellen en windturbines op zee
booractiviteiten. Toenemende inzet van compres-
bedroegen in 2015 samen 9,6 TeraJoules.
sie-energie gaat gepaard met hogere CO2-emissies.
Voor het energiesysteem van de toekomst is het
Het EBN-deel van de CO2 -emissies daalde van
nodig dat er mogelijkheden ontstaan voor energie-
814.095 ton in 2014 naar 772.326 ton in 2015.
opslag, energieconversie en energiebalancering. Systeemintegratie en innovatie kunnen bijdragen aan kostenreductie. Samen met Shell, TNO en Siemens werken we aan een studie die een integrale visie op ontwikkeling van energiewinning op de Noordzee als doel heeft. Systeemintegratie betekent voor EBN concreet dat offshore platformen geëlektrificeerd worden. Dat betekent dat de toepassing van gas om energie op te wekken mogelijk in de toekomst geheel of gedeeltelijk zal worden vervangen door windenergie van offshore windparken.
Totale CO2-emissie EBN-deel 1.000 900 800 700 Duizend Ton
600 500 400 300 200 100 0 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
CO2-emissie door venting en flaring bij productie- en booractiviteiten, inl. diffuse emissies (procesgebonden). EBN 2016
23
Totale CH4-emissie EBN-deel
9 8 7
Duizend Ton
6 5 4 3 2 1 0 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
CH4-emissie door venting en flaring bij productie- en booractiviteiten, inl. diffuse emissies (procesgebonden). EBN 2016
Totale emissie CH4 (methaan)
Hoeveelheid afgeblazen en gefakkelde
Methaanemissie, in de vorm van vrijkomend
koolwaterstoffen
onverbrand aardgas, komt zowel op land als op zee
Afblazen en affakkelen van koolwaterstoffen is een
voor bij boor-, productie- en transportactiviteiten. In
zeer zichtbare en soms noodzakelijke activiteit in de
2015 bedroeg de totale methaan emissie 5.951 ton
olie- en gasindustrie. Een reden voor venting- en of
(EBN-aandeel). Diffuse emissies (procesgebonden
flaring is veelal dat een put na boren wordt getest
emissies, lekverliezen, etc) en emissies gerelateerd
op de gashoeveelheid en nog geen evacuatie van
aan transportactiviteiten zijn verantwoordelijk voor
het gas via een pijpleiding mogelijk is of het kan zijn
een relatief gering aandeel van het totaal en worden
dat het systeem of de pijpleiding drukvrij gemaakt
derhalve niet separaat weergegeven.
dient te worden om onderhoud te kunnen uitvoeren. Afblazen en affakkelen is Bij flaring wordt gas ver-
De totale emissie van methaan wordt in hoofdzaak
brand (afgefakkeld); door onvolledige verbranding
bepaald door ’venting’ en ‘flaring’ en is gerelateerd
treedt hierbij methaanemissie op. Bij venting wordt
aan de omvang van de jaarlijkse productie- en boor-
gas gecontroleerd afgeblazen. De zogenaamde
activiteiten. De aan de booractiviteiten gerelateerde
’blow-off’ emissies vallen onder venting.
emissies zijn kwantitatief beduidend geringer dan de productie- gerelateerde emissies.
24
CH4-emissie door venting en flaring (agv productie) EBN deel
8 7 6
Duizend Ton
5 4 3 2 1 0 2003
2004
CH4 emissie totaal
2005
2006
2007
Flaring
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Venting
EBN 2016
Het EBN-aandeel in de CH4-emissie voor productie-
Afhankelijk van de frequentie kan de emissie door
en booractiviteiten steeg van 5.652 ton in 2014 naar
blow-offs (venting) en onvolledige verbranding
5.951 ton in 2015. Deze stijging is een gevolg van
(flaring) voor een enkel jaar een ander patroon ver-
hogere venting volumes in 2015. De venting
tonen dan op basis van de gasproductie kan worden
frequenties worden niet gerapporteerd en zijn
verwacht. Door toename van de venting volumes
derhalve niet bekend.
steeg de CH4-emissie als gevolg van de productieactiviteiten van 4.268 ton in 2014 naar 5.163 ton in
CH4-emissie door afblazen (venting)
2015. Hiervan was 5.110 ton afkomstig van venting
en affakkelen (flaring)
activiteiten (99%).
De methaanemissie door afblazen en affakkelen (venting en flaring) volgt het gasproductieverloop en wordt bovendien beĂŻnvloed door het aantal (al dan niet ingeplande) productiestops voor (regulier) onderhoud.
25
2.500
100
2.000
80
1.500
60
1.000
40
500
20
0
CFK’s en Halonen emissie in Kg
HCFK in kg
Emissie ozonaantastende stoffen EBN deel
0 2003
2004
2005
HCFK
2006
2007
CFKs
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Halonen
EBN 2016
Ozonaantastende emissies
tastende stoffen in de afgelopen 12 jaar in 2014
Door de uitstoot van ozonaantastende stoffen te
wederom is overschreden. De stijging is het gevolg
meten, kan EBN monitoren of de organisatie in staat
van het feit dat koelinstallaties jaarlijks worden
is te werken binnen de wet- en regelgeving.
gecontroleerd op afvuldruk van het koelmiddel.
Vanaf 2000 daalt de emissie van ozonaantastende
Indien deze onder de minimale waarde ligt, wordt er
stoffen door onze deelnemingen, door de uitfasering
koelmiddel toegevoegd, die worden gerapporteerd
van (H)CFK’s en intensiever onderhoud.
als lekverliezen. Dus afhankelijk van de jaarlijkse
De HCFK-emissie daalde tot 20 kg in 2014 (EBN-
drukmeting wordt soms wel en soms niet bijgevuld.
deel) om in 2015 wederom naar 37 kg te stijgen,
Derhalve wisselen jaarlijks de lekverliezen.
waarmee de laagste emissiewaarde van ozonaan-
Halonen: Gehalogeneerde (broom/chloor/fluor) koolwaterstoffen werden tot 2004 als
blusmiddel in brandblusapparatuur gebruikt. (oa.: Halon 1211, Halon 1301)
CFK’s:
Chloor, Fluor en Koolwaterstoffen worden als koudemiddel gebruikt in koel-, vries- en Airconditioninginstallaties.( o.a. : R11, R12, R13, R114, R500, R502, R503)
HCFK’s:
Waterstof, Chloor, Fluor en Koolwaterstoffen worden als koudemiddel gebruikt in koel-, vries- en airconditioninginstallaties.(o.a.: R22, R123, R124, R142b, R40x serie)
26
Wet- en regelgeving In internationaal verband zijn afspraken gemaakt om de productie, de handel en het gebruik van stoffen die de ozonlaag aantasten, zogenaamde gereguleerde stoffen, terug te dringen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Protocol van Montreal dat per 1 januari 1989 van kracht is geworden. Dit protocol is uitgewerkt en aangescherpt in de herziene Europese Verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (Verordening (EG) Nr. 1005/2009, het ’Uitvoeringsbesluit EG Verordening ozonlaag-aantastende stoffen’ en de ‘Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties’. Verschillende verbodsbepalingen zijn van kracht: Halonen Vanaf 1 januari 2004 zijn alle blusapparaten met halonen buiten gebruik gesteld of zijn omgebouwd tot systemen die zonder deze gassen functioneren. CFK’s / HCFK’s, uitfasering Het op de markt brengen en het gebruik van gereguleerde stoffen, zoals CFK’s en HCFK’s, is in de Europese Unie verboden behoudens een aantal specifieke uitzonderingen. Bestaande installaties die nog met HCFK’s als koudemiddel werken, mochten uiterlijk tot en met 31 december 2014 worden bijgevuld met geregenereerde of gerecyclede HCFK’s. Met ingang van 1 januari 2015 geldt een verbod voor alle HCFK’s voor service– en onderhoudstoepassingen dus inclusief geregenereerde stoffen.
27
Broeikasemissie efficiencyratio
De gasvelden in Nederland hebben namelijk ieder
In de hiervoor gerapporteerde emissies zijn alle
een eigen energiewaarde per geproduceerde
zogenaamde broeikasgassen afzonderlijk en
hoeveelheid gas; de stookwaarde of verbrandings-
absoluut gerapporteerd. Door op basis van de IPCC
waarde. Om dat het overgrote deel van het gepro-
gehanteerde ‘Global Warming Potential’ ten opzichte
duceerde gas in Nederland uit het Groningenveld
van CO2 te rapporteren worden de broeikasgassen
komt is gekozen om de verbrandingswaarde van het
als CO2 equivalenten gerapporteerd. Hiermee is het
Gronings gas te gebruiken. De verbrandingswaarde
mogelijk om producten, industrieën, organisatie en
van de overige velden ligt meestal wat hoger, waar-
gebruikers met elkaar te vergelijken. EBN rappor-
mee de CO2 footprint ratio voor de productie van
teert over haar deelnemingen de CO2 footprint
gas in Nederland lager zal zijn.
en over relatieve emissie-intensiteit voor het in Het aandeel Gronings gas heeft een positieve bij-
Nederland geproduceerd gas.
drage op de CO2 footprint van het gas uit Nederland. De CO2 footprint voor het produceren van gas en
Het produceren op land is namelijk veel efficiënter
olie voor het deel waarin EBN deelneemt fluctueert
dan op zee. Dit komt door de beschikbaarheid
over de jaren. Echter deze absolute registratie van
van aanwezige infrastructuren en de eenvoudige
de broeikasgassen geeft onvoldoende inzicht in de
bouwwijze. Het produceren op zee heeft dit veelal
efficiëntie waarmee het gas is geproduceerd. EBN is
niet. Hier hebben economische restricties een veel
van mening dat de emissies van het geproduceerde
sterkere bepalende factor dan energie-efficiënte die
gas per energiewaarde dient te worden beoordeeld.
aan land vanzelfsprekend is. Gewicht beperkingen en
In de grafiek wordt een gemiddelde de CO2 footprint
afstand tot land bepalen in hoge mate de keuzen die
ratio weergegeven van het geproduceerde gas in
zijn gemaakt voor de energieopwekking op de plat-
Nederland. De emissiecijfers die EBN ontvangt van
formen. Deze lagere efficiëntie en daarmee gepaard
RvO zijn geaggregeerd waarmee de weergegeven
gaande hogere CO2 emissies komen tot uiting in
waarden mogelijk een geringe afwijking hebben.
de CO2 footprint van het geproduceerde gas in
CO2 footprint - EBN deelnemingen
1000 CO2 footprint [ktCO2eq/a]
900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 2003
EBN 2016
28
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
CO2 Production & drilling (total)
CH4 Venting
CH4 Flaring
CH4 Transport + diffuse emissions
CFKs production
Halonen production
2013
2014
2015
HCFK production
CO2 footprint ratio - average NL gas
CO2 emission [tCO2 eq/TJ GE]
1,50 1,25 1 0,75 0,50 0,25 0 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
CO2 Production & drilling (total)
CH4 Venting
CH4 Flaring
CH4 Transport + diffuse emissions
CFKs production
Halonen production
2013
2014
2015
HCFK production
EBN 2016
Nederland. Sinds 2014 wordt minder Gronings gas
EBN is zich bewust van de afname van de emissie-
geproduceerd waarmee de dalende CO2 footprint
efficiëntie door de afname het Gronings gas, maar
ratio wordt onderbroken en sindsdien is gestegen.
ook van potentiele optimalisaties. Om deze reden
De broeikasgas emissie-efficiëntie neemt hiermee af.
is EBN al enige tijd actief in het onderzoeken naar mogelijke efficiency verhoging van de offshore
De toename van de broeikas-emissie, en daarmee
geproduceerde energie. Een integratie van offshore
een afname van de emissie- efficiëntie, dient in
olie en gas platformen met windparken kan hierin
perspectief te worden geplaatst. Studies hebben
een zeer grote bijdrage leveren. Momenteel worden
in het verleden de emissies in kaart gebracht van
diverse studies uitgevoerd die de haalbaarheid maar
de geïmporteerde gassen. Hieruit volgt dat dat
ook het potentieel aan broeikasgas reductie inzich-
het gemiddelde geïmporteerde gas uit Rusland en
telijk maken. EBN is bij een aantal van deze studies
LNG uit Algerije een CO2 footprint ratio heeft van
direct of indirect betrokken, zie ook hoofdstuk 1.4.
respectievelijk circa 8,6 en 5,4 ton CO2 equivalent
EBN heeft zich als doel gesteld dit voort te zetten
per TeraJoules. Ondanks dat de studies niet recent
en waar mogelijk een bijdrage te leveren om deze
zijn liggen de waarden veel hoger dan de gemiddelde
initiatieven tot ontwikkeling te brengen.
4
5
waarde van het geproduceerd gas in Nederland: 1,3 ton CO2 equivalent per TeraJoules. Het in
NOx, SOx en andere emissies
Nederland geproduceerd gas is daarmee nog altijd
Luchtvervuiling heeft een effect op de leefomgeving
een van de meest ‘groen’ geproduceerde gassen
van mensen en dieren. De achteruitgang van lucht-
voor de afnemers in Nederland.
kwaliteit, verzuring, maar ook risico’s voor de volksgezondheid hebben geleid tot wet- en regelgeving op het gebied van emissies. Emissiereductie heeft een positieve invloed op de volksgezondheid.
4 source: Greenhouse gas emissions from the Russian natural gas export pipeline system, February 2005 by Wuppertal institute for Climate, environment and Energy / Max-Planck-institute for Chemistry, Mainz 5 source: Comparison of the life cycle greenhouse gas emissions of ..., August 2012 by Artse Louwen of University Utrecht
29
SO2
gasgestookte glycol-regeneratoren op zee zijn een
SO2-emissiebronnen worden met name gevormd
veroorzaker van NOx-emissie. Glycol wordt gebruikt
door dieselmotoren ten behoeve van elektrici-
voor de dehydratatie van geproduceerd gas.
teitsopwekking op zee, kranen, aandrijvingen en pompen. Het gebruik van zwavelarme diesel
Op land wordt veelal gebruik gemaakt van elektrisch
neemt toe, waardoor deze aan diesel gerelateerde
aangedreven compressoren, waarbij elektriciteit
SO2-emissie een dalend verloop laat zien.
uit het landelijke net gebruikt wordt. Het EBN-deel
In absolute zin kan er echter toch zo nu en dan een
van de NOx-emissie vertoonde een substantiële
toename te zien zijn, omdat het totale dieselgebruik
stijging van 300 ton naar 2.300 ton in 2015. De
sterk gerelateerd is aan het aantal boringen en
stijging is het gevolg van het feit dat koelinstallaties
reparatie-activiteiten en de hiermee gepaard gaande
jaarlijks worden gecontroleerd op afvuldruk van het
extra transporten (scheepvaart). Het EBN-deel van
koelmiddel. Indien deze onder de minimale waarde
de SO2-emissie daalde van 98 ton in 2014 naar
ligt, wordt er koelmiddel toegevoegd, die worden
85 ton in 2015.
gerapporteerd als lekverliezen. Dus afhankelijk van de jaarlijkse drukmeting wordt soms wel en
NOx
soms niet bijgevuld. Derhalve wisselen jaarlijks de
Er wordt in toenemende mate depletiecompressie
lekverliezen.
toegepast, vanwege afnemende reservoirdruk van de ouder wordende reservoirs. Een groot deel
VOS (exclusief methaan)
van de NOx-emissies wordt veroorzaakt door de
VOS-emissies omvatten alle vluchtige oliehoudende
opgestelde gasgestookte compressoren op zee en
stoffen. Deze volgen een gelijk emissiepatroon als
gasmotoren die, ondanks de inzet van low NOx
dat van methaan en zijn daardoor gekoppeld aan
branders, in toenemende mate langere bedrijfsu-
de aardgasemissies als gevolg van afblazen en affak-
ren kennen. Vanwege verminderde reservoirdruk
kelen. In het algemeen vormen ook de niet-volledig
door depletie van de reservoirs blijft de inzet
verbrande uitlaatgassen van motoren ten behoeve
van compressie noodzakelijk. Ook de toegepaste
van elektriciteitsopwekking op zee, kranen, aandrij-
NOx-, SO2-, VOS- emissies EBN-deel
6
Duizend Ton
5 4 3 2 1 0 2003
2004
2005
■ SO2 incl. transport EBN 2016
30
2006
2007
2008
■ NOx incl. transport
2009
2010
■ VOS ex. methaan
2011
2012
2013
2014
2015
vingen en pompen een VOS-emissiebron.
Lozingen van productiewater (inclusief
Het EBN-deel van de VOS-emissies steeg met
hemel-, schrob- en dekwater) naar water
514 ton naar 2.076 ton in 2015 en volgde hiermee
(op zee)
het methaan emissiepatroon.
Bij toenemende depletie van gas- en olievelden neemt de hoeveelheid productiewater toe. Na
Kwik-emissie
reiniging wordt dit productiewater op zee geloosd,
Zware metalen zijn afkomstig uit de ondergrondse
inclusief het hemel-, schrob- en dekwater van de
aardlagen en worden in zeer kleine hoeveelheden
platformen.
met het aardgas geproduceerd. De hoogte van de emissie is gerelateerd aan de hoeveelheid geloosd
Vanaf 2008 is door realisatie van waterinjectie
productiewater. In 2015 werd door de totale olie- en
op een productieplatform een grote hoeveelheid
gaswinningsindustrie 3 kg kwik geloosd en lag hier-
productiewater geherinjecteerd via een oude pro-
mee 1 kg boven de lozingswaarde van 2014. Variaties
ductieput en is een dalende trend in productiewater
in de kwikconcentratie van het lokaal geproduceerde
lozing ingezet.
formatiewater liggen hieraan ten grondslag. Door toenemende productie uit het Rijn olieveld
Lozing
en ingebruikname van het Amstel olieveld nam de
De hoeveelheid en de kwaliteit van water dat wordt
hoeveelheid productiewater ten opzichte van 2013
geloosd, heeft een directe invloed op het ecosys-
en 2014 toe. Echter doordat de herinjectie van
teem. Door de kwaliteit van het geloosde water te
productiewater in 2015 met 8% afnam ten opzichte
verbeteren en de hoeveelheid te reduceren, daalt
van 2014, steeg de hoeveelheid in zee geloosd
die impact.
water. In 2015 betrof de hoeveelheid in zee geloosd water 3,42 miljoen m続 en werd 3,33 miljoen m続
Incidentele, onvoorziene lozingen kunnen van
geher誰njecteerd.
invloed zijn op het lokale milieu.
Lozing productiewater in mln m3 EBN deel
6 5
mln m続
4 3 2 1 0 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
EBN 2016
31
30
60
25
50
20
40
15
30
10
20
5
10
0 2003
2004
2005
2006
2007
2008
Hoeveelheid olie en chemicaliën (Ton)
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Aantal lozingen
Hoeveelheid in Ton
Incidentele lozingen naar oppervlakte water aantal en hoeveelheid totale Nederlandse olie en gasproducerende industrie
0
Aantal lozingen
EBN 2016
Het totale aantal installaties met productiewater
In 2015 daalde het aantal van 36 naar 25 incidenten,
lozingen nam in 2015 toe van 91 naar 96 installaties.
waarvan 13 olie gerelateerde- en 12 chemicaliën
(totaal ca. 140 installaties op zee).
gerelateerde lozingen. De incidenteel geloosde hoeveelheid olie steeg aanzienlijk 325 kg naar 6.232
Incidentele lozingen
kg; de incidenteel geloosde hoeveelheid chemicaliën
Het aantal lozingen betreft het totale aantal voor
steeg van 5.855 kg in 2014 naar 6.243 kg in 2015.
de gehele olie- en gasproducerende industrie. Incidentele, onvoorziene lozingen komen voort
Olielozingen naar water
uit milieu-incidenten en lekkages, waarbij veront
De olielozingen naar water volgen grotendeels de
reiniging van het oppervlaktewater plaatsvindt.
productiewaterlozingen. Het productiewater wordt met diverse scheidingstechnieken zoveel mogelijk ontdaan van de nog aanwezige verontreinigingen.
Olie lozingen EBN deel
100
Ton
75
50
25
0 2003
2004
2005
■ Aromaten: Benzeen EBN 2016
32
2006
2007
2008
2009
2010
■ Aromaten: Tolueen, Xyleen, Ethylbenzeen
2011
2012
■ Alifaten
2013
2014
2015
Filtratietechniek voor productiewater De in het productiewater aanwezige opgeloste olie vormt de zogenaamde ‘BTEX’-concentratie, (‘BTEX’ = Benzeen, Tolueen, Ethylbenzeen, Xyleen). De BTEX worden ook wel aromaten genoemd. Succesvolle introductie van de MPPE filtratietechniek (Macro Porous Polymer Extraction) resulteerde de laatste jaren in een geringere benzeenlozing. Voor opgeloste olie is in de Mijnbouwregeling geen wettelijke eis vastgelegd. Hoeveelheden opgeloste olie worden echter wel gemeten, gerapporteerd en door Staatstoezicht op de Mijnen gecontroleerd.
Na dit scheidingsproces bevinden zich in het produc-
Binnen de olielozingen daalden de lozingen van
tiewater nog een aantal overgebleven stoffen, zoals
alifaten iets t.o.v. 2014 en tevens daalden de aroma-
lage concentraties olie (gedispergeerde en opgeloste
tenlozingen met 10%. In 2015 namen de Tolueen-
olie) en zware metalen (o.a. kwik). Het productiewa-
Xyleen- en Ethylbenzeenlozingen in geringe mate
ter wordt na reiniging daar waar mogelijk geherinjec-
af ten opzichte van 2014.
teerd, of op zee geloosd. Het op zee geloosde water voldoet aan de eisen voor gereinigd productiewater.
Afval
Dit mag een maximum concentratie (maandgemid-
Vanaf 2012 rapporteren operators in het eMJV niet
delde) van 30 mg/liter (30 ppm) aan gedispergeerde
meer over afval als gevolg van productiegerelateerde
olie (alifaten) bevatten. Dit is een wettelijke eis, zoals
activiteiten. Derhalve zijn er geen data voorhanden
vastgelegd in de Mijnbouwregeling, art. 9.1.5 lid 1
met betrekking tot vrijgekomen vervuilde grond, niet
onder b.
gevaarlijk- en gevaarlijk afval. Onderstaande grafiek wordt dus niet geactualiseerd met data vanaf 2012.
De hoeveelheid geloosd productiewater nam iets
Voor de volledigheid is de grafiek met data van voor-
toe in 2015 en steeg naar 3,42 miljoen m³.
gaande jaren nog opgenomen in deze rapportage.
300
30
250
25
200
20
150
15
100
10
50
5
0 vrijgekomen vervuilde grond hergebruik
storten
niet gevaarlijk afval verbranden
gevaarlijk afval
Verbranden / Lozen Duizend Ton
Hergebruik / Storten Duizend Ton
Afval naar type en verwijderingsmethode totaal periode 2003-2011, EBN-deel
0
lozen
EBN 2016
33
Afvalstoffen kunnen op verschillende manieren
Hiervan is 27.000 ton verbrand, 18.000 ton geloosd
verwijderd worden. De olie- en gasindustrie kijkt
en 128.000 ton gestort. Het overgrote deel, bijna
bij deze afweging naar de ecologische impact van
414.000 ton (70%), werd hergebruikt.
de verschillende opties. Onderstaande informatie geeft inzicht in de manier waarop afvalstoffen
Hoeveelheid boorafval (drill mud and cuttings)
worden verwerkt.
en de aanpak voor behandeling Tijdens het boren naar olie/gas wordt in het boorgat
De kwalificatie van een stof als ’gevaarlijk afval’
gebruik gemaakt van een boorvloeistof (mud) die is
wordt bepaald door de Europese afvalstoffenlijst,
samengesteld op basis van water of olie (resp. water
Eural. Met de Eural, die in 2002 in werking is
based mud en oil based mud). Gedurende de boring
getreden, is het onderscheid tussen gevaarlijke en
wordt de boorvloeistof in het boorgat rondgepompt
niet-gevaarlijke afvalstoffen in de Europese Unie
en voert de vloeistof het losgeboorde materiaal
geharmoniseerd en gekoppeld aan de Europese
(cuttings) mee naar het oppervlak, waar het van de
regelgeving voor gevaarlijke stoffen en preparaten.
cuttings wordt ontdaan. Boorafval kan schadelijk zijn
In Nederland is deze Europese regelgeving geïm-
voor de omgeving en is afhankelijk van het aantal
plementeerd door het van kracht worden van de
geboorde putten en de lengte van het boortraject.
Regeling Europese afvalstoffenlijst. De boortrajectlengtes, zowel voor oil based mud De juiste definities met betrekking tot de gehan-
(OBM) als voor water based mud (WBM), laten
teerde begrippen zijn te vinden in het Landelijk
jaarlijks een wisselend beeld zien. De totale lengte
Afvalbeheerplan 2009-2021 (LAP) op www.lap2.nl.
van het geboorde traject daalde van 68,9 km in 2014 naar 58,5 km in 2015. Het OBM boortraject
Afgevoerd afval
daalde met 9,9 km 42,4 km naar 32,5 km in 2015
In de periode 2003-2011 bedroeg het EBN-deel
en het WBM boortraject bleef nagenoeg gelijk en
in de totale afvoer van afval ruim 587.000 ton.
daalde iets met0,5 km naar 26,0 km. Het beeld van
45
45
40
40
35
35
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5 0
0 2003
2004
Boorafval WBM EBN 2016
34
2005
2006
2007
Boorafval OBM
2008
2009
Boortrajekt WBM
2010
2011
2012
Boortrajekt OBM
2013
2014
2015
WBM = Water Based Mud OBM = Oil Based Mud
Lengte boortrajekt in Km
Boorafval 1000 Ton
Lengte boortrajekt en hoeveelheid boorafval EBN-deel
Afval door boringen 2003-2015 EBN-deel
12
100
6 40
4
20
2 0
0 WB mud lozen
WB cuttings storten
hergebruik
OB mud
Verbranden
Lozen Storten Hergebruik
Boorafval 1000 Ton
8 60
Boorafval 1000 Ton
10
80
OB cuttings
verbranden
EBN 2016
het jaarlijks geproduceerd boorafval is eveneens
Boorafval, op olie basis (oil based mud)
sterk wisselend. Ondanks een daling in de lengte van
Het gebruik van boorspoeling op basis van olie heeft
het geboorde traject, steeg in 2015 de hoeveelheid
verschillende redenen. De belangrijkste zijn de ver-
boorafval voor WBM. De hoeveelheid boorafval
hoogde stabiliteit van het boorgat bij het doorboren
volgde derhalve de geboorde meters in 2015 niet.
van sommige formaties en de betere geschiktheid om sterk gedevieerde putten te boren. Dit laatste
Een rechtevenredige afhankelijkheid tussen de hoe-
aspect is met name van belang op zee, waar de
veelheid boorafval en de lengte van het boortraject
mogelijkheid bestaat dat vanuit één platform het
is niet eenduidig te bepalen; meerdere factoren
reservoir over een groot oppervlak dient te worden
bepalen deze afhankelijkheid.
aangeboord.
Boorafval op waterbasis (water based mud)
In de periode 2003 t/m 2015 werd door EBN ruim
In de periode 2003 t/m 2015 was EBN’s deel in
182.000 ton boorafval op oliebasis geproduceerd,
het boorafval op waterbasis ruim 366.483 ton.
ongeveer de helft van de hoeveelheid boorafval op
Het overgrote deel hiervan, 291.372 ton, werd
waterbasis. Het overgrote deel hiervan, 151.485 ton,
geloosd. Ruim 47.000 ton werd gestort, 2.565 ton
werd hergebruikt. Ruim 17.100 ton werd verbrand,
verbrand en 25.389 ton hergebruikt. Op zee wordt
12.100 ton gestort en circa 1% werd geloosd (1.770
het overgrote deel van het boorafval op waterbasis
ton). Hergebruik van boorafval op oliebasis wordt
overboord geloosd. Door de samenstelling van boor
om milieutechnische en economische redenen
afval kan dit worden gedaan met minimaal risico op
toegepast.
schade aan het mariene milieu.
35
Chemicaliën
Onderstaand is voor de gehele offshore olie- en gas-
Bij olie- en gaswinning gebruiken operators
industrie het gebruik (“use”), verbruik (“discharge”)
chemicaliën. Bij blootstelling aan of lozing van deze
en de lekkage (“spill”) per chemicaliën categorisatie
mijnbouwhulpstoffen kan dat gevaarlijk zijn voor
aangegeven in absolute (kg) waarden (%):
mens en milieu. Het is daarom belangrijk dat dit veilig gebeurt. Ondernemingen moeten zich houden aan strenge wet- en regelgeving. Jaarlijks rapporteren operators aan de overheid over de hoeveelheden gebruikte en geloosde chemicaliën. Deze rapportage wordt in het kader van de Oslo Parijse Commissie (OSPAR) afspraken uitgevoerd.
HMCS categorie
VERBRUIK PER HMCS CATEGORIE (KG)
LEKKAGE PER HMCS CATEGORIE (KG)
A
0,00
0,00
0,00
B
0,00
0,00
0,00
C
464,8
1,2
0,0010
D
114,3
6,7
0,0004
R
17814,9
460,6
0,0487
P
49608,2
16128,6
5,1678
E
1009,7
119,7
0
69012,0
16716,8
5,2179
Total
36
GEBRUIK PER HMCS CATEGORIE (KG)
OSPAR-Verdrag
lozing van R-stoffen moet verminderd worden
Het OSPAR-Verdrag vormt een overkoepelend
door bijvoorbeeld minder te gebruiken of de
juridisch kader voor de bescherming van het
lozing hiervan te beperken.
mariene milieu, als gevolg van lozingen vanaf mijnbouwinstallaties offshore, in het noordooste-
Voor de E- en P-stoffen geldt alleen de zorgplicht
lijke deel van de Atlantische oceaan. In aflopende
om zo min mogelijk te gebruiken en te lozen.
volgorde qua impact op het milieu is volgens OSPAR gekozen voor de volgende indeling van offshore chemicaliën (HMCS categorisatie):
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) voert het OSPAR-Verdrag namens Nederland uit. Doelstelling is om de impact van gebruik en lozing che-
A-stoffen: Lijst van zeer schadelijke stoffen (zogenaamde “zwarte lijst” stoffen)
micaliën offshore te reduceren. Voor bepaalde chemische producten, bijv. een corrosie-inhibitor,
B-stoffen: Acuut giftige stoffen
waarin B, C en D-stoffen voorkomen moet eerst
C-stoffen: Slecht afbreekbare stoffen, die giftig
een ontheffing worden verleend door SodM
zijn op lange termijn D-stoffen: Matig giftige dan wel matig afbreek-
om te mogen worden gebruikt dan wel geloosd. Ruwweg komt het erop neer dat chemische
bare stoffen, die op lange termijn in
producten, waarin alleen P, E, R-stoffen met een
de voedselketen kunnen ophopen
laag acute giftigheid voorkomen, na een melding
R-stoffen: Goed afbreekbare stoffen die acuut
aan SodM kunnen worden gebruikt en geloosd.
giftig kunnen zijn E-stoffen: Stoffen die niet acuut giftig zijn
Voor A-stoffen wordt sinds 1 juli 2005 geen
P-stoffen: Stoffen die weinig of geen risico op
ontheffing meer gegeven. B, C, D en een deel
schade aan het mariene milieu veroor
van de R-stoffen met hoog acute giftigheid
zaken
moeten in principe worden vervangen door een milieuvriendelijker alternatief. Voor deze B, C,
A-stoffen mogen vanaf 1 juli 2005 niet meer
D en R-stoffen worden bij voldoende motivatie
worden gebruikt dan wel geloosd. De lozing van
voor de redenen voor gebruik onder bepaalde
B,C, en D-stoffen dienen op termijn uitgefaseerd
voorwaarden ontheffing voor de lozing van deze
te worden. Met andere woorden er dient actief
stoffen voor maximaal 3 jaar verleend.
te worden “gezocht” naar alternatieve milieu- en mensvriendelijkere stoffen (“groene stoffen”). Doel is om alle producten, die stoffen bevatten die in aanmerking komen voor substitutie, te vervangen voor 1 januari 2017. Het risico bij
37
80
8
70
7
60
6
50
5
40
4
30
3
20
2
10
1
0
Frequentie (aantal per miljoen manuur)
Aantal
Arbeidsongevallen Nederlandse olie en gasproducerende industrie
0 2003
2004
2005
2006
LTA (Lost Time Accidents)
2007
2008
2009
RWC (Restricted Work Cases)
2010
2011
2012
Dodelijk
2013
2014
2015
Frequentie
EBN 2016
2.3 Veiligheid
In 2015 steeg het aantal arbeidsongevallen (LTA +
Het aantal arbeidsongevallen is een
RWC + dodelijk) alsook het aantal manuren; dit heeft
belangrijke maatstaf voor de prestaties
geresulteerd in een stijging van de arbeidsongeval-
van de organisatie op het gebied van gezondheid
lenfrequentie (per miljoen manuren) van 2,2 in 2014
en veiligheid. Zoals eerder in het rapport toegelicht
naar 2,4 in 2015.
willen we in de komende jaren met de operators
- Het LTA type arbeidsongeval (een ongeval dat
werken aan een Health, Safety and Environment
leidt tot verzuim) nam met 5 eenheden toe naar
(HSE) benchmark om veiligheid in de industrie
27 eenheden in 2015.
verder te verbeteren.
- Het RWC type arbeidsongeval (ongeval dat niet leidt tot verzuim, maar wel tot tijdelijk vervangend
Het aantal incidenten betreft het totale aantal voor de gehele olie- en gaswinningsindustrie.
werk) daalde van 24 naar 22 eenheden. - Het totaal aantal arbeidsongevallen steeg van 46 in 2014 naar 49 in 2015.
Toelichting: 1. Lost Time Accidents (LTA):
arbeidsongevallen die geleid hebben tot verzuim. 2. Restricted Work Cases (RWC):
arbeidsongevallen, die niet geleid hebben tot verzuim, maar tot (tijdelijk)vervangend werk. 3. Totaal aantal arbeidsongevallen: LTA + RWC + dodelijk.
38
2.4 Betrokkenheid
Op land
Aantal productielocaties die zijn
In de periode 2003-2015 zijn geen locaties op land
ontmanteld of die in voorbereiding
volledig ontmanteld en opgeruimd.
zijn voor ontmanteling Het is van belang dat de olie- en gasindustrie
Op zee
rapporteert over plannen voor het verwijderen
In de periode 2003 t/m 2015 zijn diverse installaties
van installaties. Op grond van de Mijnbouwwet is
verwijderd, dan wel hergebruikt.
het verplicht om olie- en gaswinningsinstallaties te verwijderen die niet langer in gebruik zijn.
P15-RIJN-B
2003
satelliet
-
K12-S1
2004
subsea completion
hergebruik op G17a-S1
K10-V
2005
satelliet
hergebruik dek op L5-C
K11-B
2005
satelliet
topside; hergebruik op G14-A
K12-E
2005
satelliet
topside; hergebruik op G16a-A
L10-S3
2005
subsea completion
mogelijk hergebruik K12-17
L11A-A
2005
jacket
Verwijdering jacket (verwijdering topside reeds in 1999 en gebruikt voor K9ab-B)
K12-A
2006
topside
Alleen topside verwijderd. K12-A jacket staat er nog, vanwege riser leiding K12-A naar L10-A leiding, die nog in gebruik is.
P14-A
2008
satelliet
uit bedrijf 2007; hergebruik dek E18a-A
L13-FH
2011
subsea completion
-
Q8-A
2012
satelliet
-
Q8-B
2012
satelliet
-
Q5-A
2013
subsea completion
-
P6-S
2013
multipurpose platform
hergebruik voor Q01-D
K10-BP
2014
productie platform
-
K10-BW
2014
wellhead platform
-
39
2.5 Integriteit
af te dekken door te werken met deels eigen en
Integriteit, maar ook eerlijkheid en
deels branche specifieke systemen en richtlijnen,
fairness, worden expliciet genoemd als
zoals FPAL.
een van de kernwaarden van de meeste operators. FPAL (First Point Assessment Ltd.) heeft het beheer
Waardeboetes of sancties wegens overtreden van (milieu) wet- en regelgeving
over een database waar leveranciers geregistreerd
Het niet naleven van wet- en regelgeving is in strijd
FPAL-registratie wordt gezien als een verplicht item
staan met hun producten en diensten en die door potentiële klanten geselecteerd kunnen worden.
met EBN’s visie op duurzaamheid en brengt financi-
bij prekwalificatie van toeleveranciers in de olie- en
ële risico’s met zich mee, zowel direct via boetes als
gasproducerende industrie.
indirect via geleden reputatieschade. We vinden het naleven van wet- en regelgeving.
Stappen tegen oneerlijke concurrentie, kartels en monopolies
Eén operator geeft specifiek aan een systeem te
Alle operators geven aan dat zij beschikken over
hanteren om aan alle nationale en internationale
een gedragscode en een compliance programma
wetgeving te voldoen en nieuwe wetgeving te
voor het naleven van wet- en regelgeving (meer in
monitoren.
het bijzonder op het gebied van olie- en gaswinning,
belangrijk om transparant te communiceren over het
mensenrechten, mededingingsrecht, anti-corruptie). Geen operator heeft in 2015 een significante boete
Naast de vastlegging hiervan in documenten zoals
(>50.000 euro) ontvangen wegens het niet naleven
beleidsdocumenten, standaarden, principes, worden
van milieuwet- en regelgeving. Eveneens heeft EBN
er trainingen gegeven en audits en controles uitge-
in 2015 geen boetes ontvangen.
voerd. Een aantal operators geeft expliciet aan dat zij ook toezien op de naleving van de gedragscode zelf
Mensenrechten en kinderarbeid
of van de uitgangspunten van de gedragscode door
EBN ziet het als haar verantwoordelijkheid om part-
de contractspartijen met wie zij samenwerken. De
ners te toetsen op het naleven van mensenrechten
gedragscode en andere documenten worden voor het
en kinderarbeid. Vijf van de 13 operators geven aan
merendeel via de website van de operators gepubli-
zeer direct te toetsen op naleving van de mensen-
ceerd en zijn daarmee voor een ieder inzichtelijk.
rechten en gevallen van kinderarbeid bij leveranciers en aannemers.
Eén operator geeft specifiek aan een systeem te hanteren om aan alle nationale en internationale
40
De overige operators verifiëren deze beide
wetgeving te voldoen en nieuwe wetgeving te
elementen niet specifiek, maar geven allen aan dit
monitoren. Een andere operator meldt een register
bij te houden waarin alle uitnodigingen en ontvangen
Twee operators stellen een eigen duurzaamheidsrap-
geschenken worden geregistreerd.
port op dat niet wordt gepubliceerd, maar waarvan de voortgang wel wordt bewaakt. Eén van deze twee
EBN heeft de operators gevraagd naar een audit
operators stelt het rapport wel aan de joint venture
rapport over de gedragscodes en/of compliance pro-
partners ter beschikking en op aanvraag aan andere
gramma’s. Alle operators geven aan dat er geen audit
geïnteresseerde partijen.
rapporten beschikbaar zijn die openbaar gemaakt worden.
Vier operators stellen geen duurzaamheidsrapport op en de activiteiten van deze operators zijn ook
Er zijn geen operators die boetes hebben betaald
niet opgenomen in een duurzaamheidsrapport van
(boven EUR 50.000) wegens overtredingen van het
de groep waartoe zij behoren. Een van deze drie
mededingingsrecht. Twee operators geven expliciet
operators volgt wel het duurzaamheidsbeleid dat
aan geen enkele boete wegens een overtreding
op groepsniveau wordt vastgesteld.
van het mededingingsrecht betaald te hebben.
Klachtenregeling of klokkenluidersregeling
Financiële of niet-financiële bijdragen aan instanties, overheid of bedrijven
Operators geven aan dat medewerkers aangemoe-
Maatschappelijke sponsoring en donaties aan lokale
digd worden om eventuele klachten of dilemma’s
gemeenschappen of Nederlandse goede doelen
te bespreken en te melden. De mogelijkheden om
dragen bij aan de ontwikkeling en de veiligheid
klachten te melden zijn schriftelijk vastgelegd in
van een regio.
klokkenluidersregelingen of algemene klachten regelingen. Naast het melden van klachten is ook
In 2015 is door EBN, direct én indirect via EBN’s
de opvolging van klachten in deze documenten
deelname via de operators, een bedrag van
vastgelegd. Meldingen kunnen anoniem ingediend
€ 2.261.271 gedoneerd aan Nederlandse goede
worden. Eén operator heeft de afhandeling van
doelen en lokale gemeenschappen.
klachten buiten de eigen organisatie belegd. Ook de ondersteuning aan algemene sociale
Duurzaamheidsbeleid
projecten, zoals onderwijs en studieprojecten, is
Sommige operators hebben in Nederland zelf geen
in dit bedrag opgenomen. Het bedrag bevat geen
duurzaamheidsbeleid, maar maken onderdeel uit
uitgaven die zijn gemaakt ten behoeve van olie- en
van een groter concern dat op concernniveau een
gas gerelateerde lidmaatschappen (zoals NOGEPA).
duurzaamheidsbeleid en een duurzaamheidsrapport
Sponsering en donaties varieerden van onder-
opstelt. Onderdeel van de duurzaamheidsrapporten
steuning aan lokale sportevenementen, medisch
is het monitoren en publiceren van de voortgang op
onderzoek, ondersteuning van onderzoek aan
onderdelen uit dit duurzaamheidsrapport.
universiteiten en hogescholen, tot ondersteuning van een werkgelegenheidsproject.
41
GRI- indicatoren In dit rapport is gerapporteerd over de volgende GRI indicatoren.
42
G4-ID
Beschrijving
G4-OG1
Aangetoonde reservevolumes en prodcutievolume
G4-EC2
Financiele gevolgen en risico's ten gevolgen van klimaatverandering
G4-EN1
Totaal gebruik van grondstoffen in gewicht of volume
G4-EN2
Percentage grondstoffen dat bestaat uit afval van een externe bron
G4-EN3
Energieverbruik binnen het bedrijf
G4-EN4
Energieverbruik buiten het bedrijf
G4-EN5
Energie efficiĂŤntieratio
G4-EN6
Energiebesparing door beter beheer en efficiency
G4-EN7
Initiatieven en resultaten op het gebied van duurzame energie en energie-efficiency
G4-EN15
Directe emissies van broeikasgassen
G4-EN16
Indirecte emissies van broeikasgassen
G4-EN17
Andere indirecte emissies van broeikasgassen
G4-OG6
Hoeveelheid afgeblazen en gefakkeld koolwaterstoffen
G4-EN18
Broeikasemissie efficiencyratio
G4-EN19
Initiatieven en resultaten voor beperking broeikas emissies
G4-OG2
Investeringen in hernieuwbare energie
G4-OG3
Geproduceerde hernieuwbare energie per bron
G4-EN20
Ozon vernietigende emissies
G4-EN21
NOx, SOx en andere emissies
G4-OG8
Hoeveelheid Benzeen, Lood, zwavel en kwik in brandstoffen
G4-EN22
Kwantitatief en kwalitatief lozing van water
G4-OG5
Hoeveelheid geloosd formatiewater of geproduceerde water
G4-EN23
Totale hoeveelheid afval en verwerking daarvan
G4-OG7
Hoeveelheid boorafval (drill mud and cuttings) en de aanpak voor behandeling en herschikken
G4-EN24
Aantal en volume relevante verspillingen/lozingen
G4-EN25
Afval van gevaarlijke stoffen
G4-LA6
Soort en aantal van incident, ongeval of beroepsziektes en het aantal gerelateerde verzuimdagen
G4-OG13
Aantal Process Safety voorvallen per bedrijfsactiviteit
G4-OG11
Aantal productielocaties die zijn ontmanteld of die in voorbreiding zijn voor ontmanteling
G4-EN29
Waarde boetes of sancties wegens overtreden van milieu wet- en regelgeving
G4-HR1
Investerings- of contractvoorwaarden t.a.v. mensenrechten
G4-HR5
Benoemde significante risico’s op kinderarbeid en beheersmaatregelen
G4-SO3
Inzet op risicomanagement corruptie per sectoronderdeel
G4-SO4
Percentage medewerkers dat getraind wordt in het anti-corruptiebeleid
G4-SO6
Bijdrage aan politieke partijen, personen of instituties in geld of middelen
G4-SO7
Juridische stappen tegen oneerlijke concurrentie, kartels en monopolies
G4-SO8
Waarde boetes of sancties wegens overtreden van wet- en regelgeving
43
Š2016 EBN Any part of this publication may be copied, reproduced or distributed without the EBN B.V.
permission of EBN, provided that the materials
Daalsesingel 1
are not copied, reproduced or distributed for
3511 SV Utrecht
commercial gain and provided that EBN is credited as the source on all copies, reproductions and
Phone: +31 (0)30 2339001 Mail: ebn.mail@ebn.nl
distributions of the material.