Rapport-hennepteelt-teeltjaren-2023_24-2

Page 1


Verantwoording

Dit rapport is opgesteld als een uitgebreid overzicht van de ontwikkelingen in de vezelhennepteelt in Nederland gedurende de teeltseizoenen 2023 en 2024. Het rapport biedt inzicht in de praktijkervaringen, teeltdata en resultaten die zijn verzameld in deze periode. Het onderzoek en de verslaglegging zijn uitgevoerd met als doel bij te dragen aan de kennisontwikkeling rondom duurzame en innovatieve landbouwpraktijken in Nederland, met een specifieke focus op vezelhennep.

Doel en focus van het rapport

De focus van dit rapport ligt op:

+ Het verzamelen en analyseren van teeltgegevens en ervaringen uit de Stedendriehoek in 2023.

+ Het verkennen van bredere praktijkervaringen uit andere regio’s in Nederland in 2024.

+ Het identificeren van kansen en uitdagingen die vezelhennepteelt biedt in verschillende klimatologische, agrarische en economische contexten.

Data en methodologie

De gegevens voor 2023 zijn voornamelijk afkomstig uit de regio Stedendriehoek, een gebied dat bekend staat om zijn focus op duurzaamheid in de agrarische sector. In deze regio zijn samenwerkingen opgezet met agrariërs, onderzoeksinstellingen en lokale waterschappen, zoals Waterschap Vallei & Veluwe, om praktijkproeven en veldmetingen uit te voeren. Hierbij zijn aspecten zoals bodemkwaliteit, opbrengst, milieu-impact en economische haalbaarheid van vezelhennepteelt gedetailleerd in kaart gebracht.

In 2024 is het onderzoek uitgebreid naar andere regio’s in Nederland om een breder perspectief te verkrijgen. De ervaringen en inzichten uit deze regio’s zijn verzameld via interviews met telers, veldproeven, en deskresearch van beschikbare literatuur en rapportages. De resultaten zijn geanalyseerd en vergeleken met de bevindingen uit de Stedendriehoek om regionale verschillen en overeenkomsten te identificeren.

Bijdrage aan het rapport

Het rapport is onder leiding van Building Balance tot stand gekomen dankzij de betrokkenheid van diverse belanghebbenden, waaronder:

+ Agrariërs die bereid waren hun ervaringen en resultaten te delen.

+ Onderzoeksinstellingen, zoals Wageningen University die ondersteuning boden bij dataverzameling en analyse.

+ Loonwerkers en verwerkers die hun ervaringen met de teelt hebben gedeeld.

Beperkingen en kanttekeningen

Het rapport is gebaseerd op gegevens en ervaringen uit een beperkte tijdspanne en specifieke geografische contexten. Perceelsdata en groeicurven zijn opgehaald bij de telers die gebruikmaken van het platform DACOM. Hoewel de resultaten waardevolle inzichten bieden, wordt aangeraden om verdere studies uit te voeren om trends en ontwikkelingen op langere termijn te volgen. Daarnaast kunnen regionale verschillen in klimatologische omstandigheden en agrarische praktijken de generaliseerbaarheid van sommige bevindingen beperken.

Dankwoord

We willen alle betrokkenen bedanken voor hun waardevolle bijdragen aan dit onderzoek. Zonder hun inspanningen en bereidheid tot samenwerking zou dit rapport niet mogelijk zijn geweest. We hopen dat de inzichten in dit rapport een bijdrage leveren aan de verdere ontwikkeling van vezelhennepteelt als duurzame en innovatieve landbouwoptie in Nederland.

Figuren- en tabellenlijst

Tabel 3 Opbrengst en onttrekking per locatie voor stikstof, fosfaat en kalium 9

Tabel 4 Hoeveelheid minerale stikstof per locatie gemeten in 3 verschillende bodemlagen in september 2023................................................................................................................................................................9

Tabel 5 Opbrengsten per locatie van 60 hectare in 2023

Tabel 6 Kostenraming 1 hectare hennepteelt (per 2023) 23

Tabel 7 Perceelgegevens van onderzoeklocaties 34

Tabel 8 Resultaten grondmonster voor hennepteelt 35

Figuur 1 Delen van de hennepstengels. Links mannelijke soort en rechts de vrouwelijke soort. .................5

Figuur 2 Technische specificaties Ferimon en Felina 32 (bron: Hempit) 6

Figuur 3 Hennepopslag in groenbemester 10

Figuur 4 Beworteling bladrammenas

Figuur 5 Kleigrond zonder groenbemester in november na een periode met veel regen

Figuur 6 Stoppelbewerking met vaste tand cultivator na hennepoogst .......................................................11

Figuur 7 Wortelstelsel van vezelhennep ruim 80 dagen na zaai. Links kleigrond, rechts zandgrond. 12

Figuur 8 Activiteiten ten behoeve van teeltseizoen (Bron: Hofmeijer Voorst) 13

Figuur 9 Voorbeeld grondmonster van perceel 14

Figuur 10 Verdeling dierlijke mest m.b.v. NIRS-techniek. Rechts in legenda kunnen de hoeveelheid m3’s worden afgelezen. 15

Figuur 11 Links: kiemfase 3 dagen na zaai. Rechts: opkomst 7 dagen na zaai..........................................17

Figuur 12 Grond zonder onkruiden na het maaien van hennep 17

Figuur 13 Veldhakselaar met omgebouwde hakselkooi en voorzetstuk aan het maaien in Klarenbeek 18

Figuur 14 Groeiseizoen 100+ dagen op zandgrond 19

Figuur 15 Groeiseizoen 82 dagen op lage en zware zandgronden 19

Figuur 16 Groeiseizoen 89 dagen op zware kleigrond na gescheurd grasland ..........................................20

Figuur 17 Maximale planthoogte van 3,5 meter ruim 70 dagen na zaai 20

Figuur 18 Kaart met henneppartijen in Nederland in 2024 24

Figuur 19 Wateroverlast na 40 mm regenval in een paar uur 26

Figuur 20 Te hoge onkruiddruk in de hennep

Figuur 21 Stormschade in de hennep

Figuur 22 Groeicurve matig tot slechte opkomst..........................................................................................

Figuur 23 Groeicurve goede opkomst 29

Figuur 24 Lichtgrijs gerote hennepstro op de dag van persen 29

Figuur 25 Resultaten N-min monsters in kg/ha van drie verschillende locaties op zandgrond 33

Figuur 26 Vergelijking onttrekking per ha NPK met snijmais op 17 ton DS 34

1. Inleiding

In dit rapport wordt verslag gedaan van de teelt van vezelhennep in nieuwe teeltregio's in Nederland, met een focus op Midden-, West-, Zuid- en Oost-Nederland. Gedurende de seizoenen van 2023 en 2024 is data verzameld om inzicht te krijgen in de teeltpraktijken, opbrengsten en uitdagingen binnen deze regio's. De teelten zijn uitgevoerd door agrariërs, loonwerkers in samenwerking met verwerkers uit de betreffende regio's. Zij hebben waardevolle kennis en ervaring opgedaan, die zij hebben gedeeld met Building Balance, een platform dat zich inzet voor de ontwikkeling van duurzame bouwmaterialen. Voor het seizoen 2023 ligt de nadruk voornamelijk op de Stedendriehoek, waarbij de teeltresultaten en ervaringen binnen deze specifieke regio uitgebreid worden geanalyseerd. In het daaropvolgende seizoen van 2024 wordt een breder perspectief geboden door een eerste verkenning van de teeltprestaties in de overige genoemde regio's. Deze combinatie van praktijkervaring en dataverzameling biedt waardevolle inzichten voor verdere ontwikkeling en optimalisatie van vezelhennepteelt in Nederland.

1.1 Afbakening

De verwachting is dat de teelt van vezelhennep zal opschalen in de verschillende regio’s in Nederland. In de afgelopen twee jaar zijn er veel ervaringen opgedaan met deze teelt. Dit heeft relevante resultaten en data opgeleverd die inzichtelijk maken onder welke omstandigheden de vezelhennepteelt het beste kan renderen en onder welke omstandigheden niet. Vanuit Building Balance is de vraag ontstaan om deze data en resultaten te bundelen en te koppelen aan wetenschappelijke literatuur. De producten die worden opgeleverd dienen ter ondersteuning bij het formuleren van een heldere propositie voor een boer die de vezelhennepteelt wil integreren in het businessmodel. Omdat het initiatief van dit rapport bij Building Balance ligt en de financiële bijdrage voor dit rapport hebben geleverd, ligt de focus duidelijk op de hennepteelt dat in de regionale ketens is uitgevoerd. Dit rapport zal via de website van Building Balance openbaar worden gemaakt en zodoende ook beschikbaar komen voor andere regioketens.

1.2 Leeswijzer

Dit rapport geeft een beeld van kennis en ervaringen die het afgelopen jaar is opgedaan met de teelt van vezelhennep in de Stedendriehoek. In hoofdstuk 2 wordt dieper ingegaan op de toepassing van vezelhennep in het bouwplan en de eigenschappen. In hoofdstuk 3 komen de beweegredenen voor het telen van vezelhennep aan bod. Hoofdstuk 4 geeft handreikingen voor het telen van het gewas, zoals grondbewerking, bemesting, zaaien en oogsten. Hoofdstuk 5 geeft een analyse van het groeiseizoen van vezelhennep en de ondernomen stappen om naar een geslaagde teelt te streven. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische aspecten die komen kijken bij de teelt van vezelhennep.

2. Vezelhennep in het bouwplan

Voor Nederlandse agrariërs is vezelhennep een relatief nieuw gewas, maar wereldwijd wordt de teelt grootschalig uitgevoerd in verschillende klimaten. Vezelhennep is een interessant gewas voor uiteenlopende toepassingen. Ondanks de variëteit aan industriële toepassingen van deze plant, is er sinds 2022 in Nederland veel interesse naar de teelt, vanwege het toenemende belang van biobased bouwmaterialen. In dit hoofdstuk wordt inzichtelijk gemaakt wat de kenmerken en eigenschappen zijn van de plant en hoe dit optimaal kan worden benut in het bouwplan van de agrariër.

2.1 Plant en bouw

Vezelhennep is de term die wordt gebruikt om aan te duiden dat het gaat om de legale hennepteelt. Vezelhennep is hennep dat wordt verbouwd voor industriële toepassingen. Het gaat hierbij dus om rassen waarbij de percentage THC (psychoactieve stof) erg laag ligt. In vezelhennep is de THC dus in kleine hoeveelheden aanwezig. Als grenswaarde wordt uitgegaan van 0,3% THC.

Figuur 1 Delen van de hennepstengels. Links mannelijke soort en rechts de vrouwelijke soort.

Het zaad van hennep is een vrucht met daarin één zaadje. Dit is omgeven met een harde schil. De kleur van het zaad is lichtbruin tot donkergrijs. Hennep staat ook bekend als een plant met een hoog aandeel eiwit en olie. Het zaad van hennep bevat ongeveer 25 % eiwit en 35 % olie. Dit aandeel heeft een goede toepassing als humane- en dierlijke consumptie.

Veel toepassingen van hennep zij gebaseerd op de vezels die zich in de stengels van de plant bevinden. Vezelhennep ontleent zijn naam aan de nuttige eigenschappen van deze stengels, die min of meer gegroefd en hol zijn. Bij het zaaien van hennep met een hoge plantdichtheid vertonen de stengels weinig vertakkingen. De term ‘vezel’ kan soms verwarrend zijn, aangezien het zowel naar een enkel plantaardige cel kan verwijzen als naar een bundel van meerdere vezelcellen. In dit rapport wordt alleen de laatste betekenis bedoeld.

De stengel van de hennepplant kan worden onderverdeeld in een kern en bast, waarbij deze twee delen worden gescheiden door het vasculair cambium (weefsellaag in de plant). De vezels in de kern worden scheven genoemd. Wanneer kern en bast worden gescheiden, komen de scheven vrij in kleine brokjes die lijken op houtspaanders. De uiteindelijke kwaliteit van de vezelhennep wordt bepaald door meerdere factoren, zoals de hoeveelheid vezels, het fysische en chemische gedrag ervan, de anatomie en de chemische samenstelling. De kwaliteit is afhankelijk van het gebruikte ras en de teeltwijze.

2.2 Gewenste eigenschappen voor teelt

Wereldwijd zijn er verschillende hennepvariëteiten die in drie hoofdgroepen worden ingedeeld. Specifiek in Europa zijn er drie regio’s waar men zich heeft gespecialiseerd in het ontwikkelen van bepaalde hennepsoorten. Er zijn rassen ontwikkeld voor klimaten met strenge winters en warme, natte zomers, terwijl anderen juist zijn aangepast voor de teelt in droge, mediterrane omstandigheden. Ook in deze context zijn er soorten die in meer dan één regio kunnen worden geteeld. De keuze voor een specifieke hennepvariëteit hangt dus sterk af van de lokale klimatologische omstandigheden, bodemkwaliteit en de intensiteit van de teeltbegeleiding.

De verschillende hennepsoorten zijn geclassificeerd op basis van hun bloeitijd: vroeg of laatbloeiend

Deze bloeitijd hangt niet af van het zaaimoment, maar van de soort, de geografische hoogte en het lokale klimaat. Dit bepaalt mede de teelt- en oogstmethode. In de Stedendriehoek is de keuze voor een bepaald ras gemaakt op basis van de technische toepassing, de grondsoorten en het klimaat in de regio. Er is de keuze gemaakt voor het ras Ferimon en Felina 32 Dit zijn gecertificeerde eenhuizige rassen die afkomstig zijn uit Duitsland en Frankrijk. Eenhuizig betekent dat de hennepplant zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen op één en dezelfde plant produceert. Deze rassen worden bij voorkeur aanbevolen in NoordEuropa, waar de eigenschappen het beste tot uiting komen. Ferimon en Felina 32 staan bekend als goede rassen die vroegheid, hoge zaadopbrengst en een goed vezelgehalte combineren.

De primaire keuze voor deze rassen is gemaakt vanwege het hoge vezelgehalte, omdat er hoofdzakelijk wordt geteeld voor de toepassing als isolatiemateriaal. De keuze voor het juiste ras hangt dus af van de technische toepassing, grondsoort en lokale klimaat en wordt in overleg met de verwerker gemaakt. In de Stedendriehoek zijn er verschillende grondsoorten die in de hoofdregel geschikt zijn voor Ferimon en Felina 32 Ferimon heeft in de rasontwikkeling aangetoond goed te kunnen presteren op zwaardere gronden Hennep heeft een voorkeur voor gronden met een goed bodemstructuur, om te zorgen dat het wortelstelsel nutriënten uit diepere bodemlagen kan halen. Op zware gronden is dit soms een uitdaging, door het hoge lutumgehalte. In hoofdstuk 3, 4 en 5 wordt hier inhoudelijk dieper op ingegaan.

Figuur 2 Technische specificaties Ferimon en Felina 32 (bron: Hempit)

3. Bemesting en mineralenonttrekking

De hennepteelt heeft in principe een positief invloed op de bodem en het bodemleven, uitgaande van een goede uitgangssituatie Daarnaast heeft hennep een belangrijke rol gekregen in het bouwplan, omdat hennep vanuit het 7e actieplan nitraatrichtlijn wordt erkend als rustgewas. Dat houdt in dat het is toegestaan om hennep in te zetten als rustgewas in de verplichte gewasrotatie. Een agrariër is hierbij verplicht om 1 keer in de 4 jaar op zand- en lössgrond een rustgewas te verbouwen. Dit is één van de meest voorkomende beweegredenen in de Stedendriehoek en omgeving om vezelhennep te verbouwen op landbouwgrond bij melkveehouders en akkerbouwers. Daarnaast zijn er agrariërs die de verschillende eigenschappen van de hennepplant willen inzetten om de bodemstructuur en -gezondheid willen verbeteren.

Ondanks de relatief korte veredeling van hennep in voor het Noordwest Europees klimaat is de productie van vezelhennep onder niet-limiterende omstandigheden hoog. Onder de ideale omstandigheden kan vezelhennep binnen 100 dagen groeien tot een hoogte van 4 meter. Hennep groeit gemiddeld 4 cm per dag. Dit wordt bereikt met een goed verkruimeld zaaibed, voldoende vocht en nutriënten, een bodemtemperatuur boven 12 graden Celsius en een goed bodemstructuur. In samenwerking met Agroinnovatiecentrum De Marke is in 2023 en in 2024 de teelt van vezelhennep op een aantal percelen op zandgrond gemonitord De eerste resultaten hiervan worden in dit rapport behandeld.

3.1 Perceel en bemesting

Een hennepplant bestaat voor ongeveer 99% uit koolstof, zuurstof en water. De hoofd- en sporenelementen vormen de rest. Hoewel de nutriënten maar een klein onderdeel uitmaken van het plantmateriaal, heeft een tekort aan één of meerdere elementen vaak grote gevolgen voor de groei en ontwikkeling van het gewas. Hennep neemt namelijk de hoofd- en sporenelementen op uit de bodem. De beschikbaarheid van de nutriënten is sterk afhankelijk van de grondsoort, de pH, het klimaat en van de aanwezigheid van bodemorganismen. De aanwezigheid van een belangrijke nutriënt geeft echter geen garantie dat de plant het voldoende kan opnemen.

Om te bepalen hoe efficiënt hennep de nutriënten benut, is er samen met Wageningen University en Research een onderzoek gedaan naar de onttrekking van stikstof, fosfaat en kalium. Hiervoor zijn van drie percelen N-min monsters een aantal dagen na het maaien gestoken. Daarnaast is er van deze percelen een gewasanalyse gemaakt. N-min geeft de som weer van NO3- en NH4+ (nitraat en ammonium). Het ammonium (NH4+) wordt in de bodem snel opgenomen door bodemleven en vervolgens omgezet tot nitraat (NO3-). Nitraat is direct en volledig beschikbaar als voeding voor de plant vanwege de hoge mobiliteit in de bodem. De uitslagen van de N-min monsters geven inzicht de hoeveelheid stikstof die beschikbaar is in de bodem. Op basis hiervan kan gestuurd worden met een bemestingsstrategie.

De drie geselecteerde percelen variëren sterk van elkaar (Tabel 1) De variatie is groot in zowel pH, Nleverend vermogen, organische stof als voorvrucht. De grondbewerkingen waren wel hetzelfde, namelijk het eco-ploegen op 15 cm diepte.

Tabel 1 Perceelgegevens per onderzoekslocatie.

Perceelgegevens

Locatie pH-waarde* N-leverend vermogen** OS-gehalte*** Voorvrucht Groenbemester Grondbewerking

Wilp 5,6 130 kg/ha 4,70% Graszaad Rogge Eco-ploeg (15 cm)

Hall 5,9 45 kg/ha 2,70% Pootaardappelen/Graszaad Rogge Eco-ploeg (15 cm)

Empe 5,1 75 kg/ha 4,50% Snijmais Italiaans raaigras Eco-ploeg (15 cm)

* De pH is een maat voor de zuurtegraad van de bodem. In theorie kan een meting van de pH variëren van 0 tot 14 op een logaritmische schaal: een pH van 7 wordt als neutraal beschouwd. Een meting lager dan deze waarde geeft aan dat de bodem “zuur” is, een hogere meting toont een “basische” bodem aan.

** De hoeveelheid stikstof (kg N/ha) die beschikbaar kan komen tijdens het groeiseizoen door mineralisatie. Deze waarde is een berekende waarde. Of de stikstof beschikbaar komt hangt af van de factoren die de mineralisatie beïnvloeden zoals temperatuur, neerslag en bodemleven activiteit

*** Het percentage organische stof in de bodem. Naast organische koolstof bestaat organische stof voornamelijk uit zuurstof, waterstof en stikstof. Organische stof heeft een rol bij heel veel bodemfuncties: het leveren van nutriënten, de activiteit van het bodemleven, vochtvasthoudend vermogen en bodemstructuur.

De bemestingen variëren ook tussen de percelen (Tabel 2) Bij de percelen in Wilp en Hall werd bemest met rundveedrijfmest en het perceel in Empe met kippenmest. Daarbij komt er nog veel stikstof beschikbaar uit de 2e jaars graszode bij Wilp. Dit resulteerde in grote verschillen in hoeveelheden werkzame stikstof (N), fosfaat (P2O5) en Kalium (K2O). Bij de rundveedrijfmest werd met een stikstofwerkingscoëfficiënt gerekend van 60%, en bij kippenmest met 55%.

Tabel 2 Bemesting per locatie

Bemesting

Werkzame hoeveelheid kg per ha

Locatie N uit groenbemester of graszode N

3.2 Opbrengst en N-min

De variatie tussen de percelen was groot qua opbrengst namelijk tussen de 5.4 en 10.7 ton product per hectare (Tabel 3) Wat ook opvalt in de gewasanalyses was het grote verschil in stikstof, fosfaat en kalium van het geoogste product. De percelen varieerden daarnaast ook in kleur, hoogte en dikte van de stengel. Het was onduidelijk of dit één van de mogelijke oorzaken kan zijn. Daarbij waren er geen herhalingen in monstername waardoor mogelijke monster- of analysefouten niet uit te sluiten zijn. De stikstofonttrekking varieerde tussen de 76 en 196 kg per ha, de fosfaatonttrekking was tussen 27 en 54 kg per ha en de kaliumonttrekking tussen 139 en 227 kg per ha. Ter vergelijking, snijmaïs onttrekt gemiddeld 180 kg stikstof, 70 kg fosfaat en 240 kg kalium.

Tabel 3 Opbrengst en onttrekking per locatie voor stikstof, fosfaat en kalium

Opbrengst en onttrekking

Opbrengst Gewasanalyse (g/kg ds)

Onttrekking (kg/ha)

Locatie Ton product/ha N-tot P2O5 K2O N-tot P2O5-tot K2O-tot

Wilp 10,7 21,6 3,8 24,1 196 35 219

Hall 5,9 8,32 3 15,3 76 27 139

Empe 5,4 14,4 5,9 25 131 54 227

Na de oogst werd de hoeveelheid minerale stikstof (n-min) gemeten in drie bodemlagen; 0-30, 30-60, 6090 cm (Tabel 4). N-min is de som van nitraat (NO3-) en ammonium (NH4 +). Ammonium wordt in de bodem omgezet tot nitraat (NO3 -). Nitraat is direct en volledig beschikbaar als voeding voor de plant vanwege de hoge mobiliteit in de bodem. Hoge N-min gehaltes in het najaar vergoot de kans op uitspoeling van nitraat naar het grondwater en is een indicatie dat er niet is bemest naar plantbehoefte. Bij matig droge zandgronden moet de hoeveelheid N-min in bodemlaag 0-90 cm lager zijn dan 117 kg/ha om onder de EU-norm van 50 mg nitraat per liter te blijven.

De hoeveelheden N-min in bodemlaag 0-90 cm variëren tussen 14 en 61 kg per hectare. Hiermee blijven de percelen ruim onder de gestelde grens van 117 kg. Echter was dit een momentopname van één analyse in begin september. De mineralisatie in de bodem is een continu proces, waardoor de hoeveelheid N-min verder zal stijgen in het najaar. Om stikstof verliezen te voorkomen is het telen van een vervolg- of vanggewas cruciaal.

Tabel 4 Hoeveelheid minerale stikstof per locatie gemeten in 3 verschillende bodemlagen in september 2023

N-min per bodemlaag

Locatie 0-30 (cm) 30-60 (cm) 60-90 (cm) Totaal

Wilp 37 13 11 61

Hall 7 2 5 14

Empe 16 8 7 31

Discussie

De variatie tussen de drie gekozen percelen zijn groot. In zowel de eigenschappen zoals pH en stikstof leverend vermogen als de gewasopbrengst, gewasanalyse en totale onttrekking van stikstof, fosfaat en kalium. Daarbij ontbreken er herhalingen, waardoor het niet mogelijk is om conclusies te trekken. Het is enkel mogelijk om de resultaten te tonen.

Structuurverbetering

Hennep heeft in de Stedendriehoek aangetoond een wezenlijk invloed te kunnen uitoefenen op de bodemstructuur, ongeacht de grondsoort. De hennepplanten zijn gevoelig voor wateroverlast en groeien het beste op goed doorwortelbare en losse bodemstructuur. Op de percelen waar de bodemstructuur goed was, heeft de hennep die bodemstructuur verbeterd, wat ook goed is voor andere gewassen in het bouwplan als mais, suikerbieten en aardappelen. Een groenbemester die diep wortelt en een hoge nalevering heeft van nutriënten is gunstig na de hennepteelt. Hierdoor zal de groenbemester de aanwezige nutriënten vasthouden en wordt er voorkomen dat deze uitspoelen. Een diepe beworteling van de groenbemester werkt ook gunstig voor de bodemstructuur en bevordert de waterhuishouding in de winter.

In de Stedendriehoek is er gekozen om de groenbemesters bladrammenas en gele mosterd als groenbemester in te zaaien na de hennepteelt. Er is hiervoor gekozen, omdat beide groenbemesters vorstgevoelig zijn en daardoor in de winter zullen afsterven. Dit is gunstig voor het vernietigen van de groenbemester in het voorjaar en vergt daardoor geen input van glyfosaat of intensieve mechanische bewerkingen. Dit is namelijk vaak het geval met een Italiaans raaigras als groenbemester. Daarnaast beperken deze groenbemesters de vermeerdering van het wortellesieaaltje, omdat zij hier geen waardplant voor zijn. Dit is gunstig in een bouwplan met bijvoorbeeld pootaardappelen, waar schade door het aaltje kan optreden.

Het gewenste zaaitijdstip van deze groenbemesters ligt in de periode augustus-oktober. De vroege oogst van de hennepteelt heeft dit mogelijk gemaakt, waardoor de groenbemester heeft kunnen slagen. Voor gele mosterd geldt als vuistregel dat dit gewas per 10 cm hoogte, ongeveer 10 kg stikstof per hectare bevat. Als er na vernietiging van de groene massa in maart niet erg veel regen valt, zal een groot deel van de stikstof voor het volggewas in 2024 beschikbaar zijn. Voor bladrammenas geldt hetzelfde. Deze groenbemester kenmerkt zich voor zijn diepe penwortel en het vermogen om de bodem te bedekken.

Bladrammenas geeft doormiddel van haar wortels exudaten af. Deze suikers voeden en activeren het bodemleven. Daarnaast voorkomt bladrammenas stikstofuitspoeling. In Figuur 4 is goed te zien hoe de wortels van bladrammenas ruim anderhalve maand na zaai zich hebben ontwikkeld.

Echter is het wel opgevallen dat er hennepopslag kan ontstaan, zie Figuur 3 Dit ontstaat doordat de zaadjes in de toppen tijdens het maaien op de grond vallen en onder vochtige omstandigheden gaan kiemen. Dit heeft geen gevolgen voor de volgteelt, doordat de hennepplanten onder een gemiddelde temperatuur van 10 graden Celsius zullen afsterven.

Figuur 4 Beworteling bladrammenas
Figuur 3 Hennepopslag in groenbemester

In Figuur 5 is goed te zien hoe de bodemtoestand is op kleigrond na een periode met veel regen in november 2023. De maandsom van neerslag in de Stedendriehoek in november was gemiddeld 174 mm. Opvallend is de waterdoorlatendheid van de bodem. De toplaag van de bodem heeft een grove structuur met veel poriën. Onder deze omstandigheden wordt het water goed tijdens zware regenval voldoende afgevoerd en blijft er voldoende zuurstof in de bodem. Dit is gunstig voor het in stand houden van de bodembiologie.

5 Kleigrond zonder groenbemester in november na een periode met veel regen

De stoppelbewerking is in de Stedendriehoek uitgevoerd met een vaste tand cultivator. De bewerkingsdiepte was maximaal 15 cm. diep. In Figuur 6 is goed te zien wat het resultaat is hiervan. In de afbeelding ernaast is de ligging van dit perceel afgebeeld. Dit perceel ligt op zware rivierklei en tegen de uiterwaarden aan van de IJssel Op een aantal percelen is het zaaien van de groenbemester uitgevoerd in combinatie met de stoppelbewerking. Idealiter wordt deze bewerking binnen twee weken na de oogst uitgevoerd, om de waterdoorlatendheid te bevorderen, voordat de periode met zware regenval aanbreekt.

De hennepplanten worden tijdens de oogst afgemaaid op een hoogte van ongeveer 20 cm. De stengels die op het land blijven staan, worden stoppels genoemd. Tijdens het rotingsproces zullen deze afsterven, waardoor de stoppels eenvoudig kunnen worden ondergewerkt met een vaste tand cultivator wanneer de balen van het land zijn gehaald. Een vaste tand cultivator met ganzenvoettanden wordt op basis van deze ervaringen aanbevolen, omdat deze effectief het wortelstelsel lostrekt en vervolgens onderwerkt. Door vervolgens met een rol de toplaag licht aan te drukken, zal het perceel er vlakbij liggen, wat gunstig is voor de vervolgbewerking.

6

met vaste tand cultivator na hennepoogst

Figuur
Figuur
Stoppelbewerking

4.

Teelt

4.1. Bodem

Bodemstructuur

De hennepplant staat bekend om zijn verschillende eigenschappen. Een belangrijk eigenschap van hennep is het verbeteren van de bodemstructuur. Het is hierbij belangrijk om rekening te houden met de bodemtoestand. De hennepplant behoeft een goede structuur. Onder de gewenste omstandigheden kan hennep diep wortelen, tot wel meer dan 120 centimeter diep. De gewenste fysische omstandigheden voor een goed bodemstructuur worden hieronder benoemd:

+ Geen storende lagen door verslemping of insporing van landbouwmachines

+ Organische stofgehalte rond 3,5 %, afhankelijk van grondsoort

+ Goede ontwatering en waterhuishouding van de bodem

+ Zuurtegraad met een pH-waarde boven 5 op zandgrond en 5,5 op kleigrond

+ Goede verhouding bodemleven, organische stof, vocht, lucht en vaste deeltjes

Beworteling

Vezelhennep heeft een penwortel. De penwortel kenmerkt zich als een sterke hoofdwortel die recht naar beneden groeit. De penwortel verankert de plant en zorgt ervoor dat deze ook uit diepere grondlagen vocht en nutriënten kan halen. Dankzij het fijne wortelstel heeft hennep de potentie om onder Nlimiterende omstandigheden nog stikstof uit diepere bodemlagen te halen. De penwortel heeft in de Stedendriehoek op de verschillende grondsoorten een diepte bereikt van 20 tot 40 centimeter. Dit is vaak de maximale diepte van de bovenste teeltlaag.

Figuur 7 Wortelstelsel van vezelhennep ruim 80 dagen na zaai. Links kleigrond, rechts zandgrond.

Perceelskeuze

In de Stedendriehoek is in 2023 bewust de keuze gemaakt om vezelhennep te telen op verschillende grondsoorten met verschillende teeltwijzen. De teelt werd onder verschillende omstandigheden geteeld. Hieronder staat een overzicht van de factoren die invloed hebben gehad op de hennepteelt. Deze factoren zijn bewust gekozen, om te kunnen analyseren hoe de hennepplant hier mee omgaat.

+ Gebruiksbeperkingen en restricties, zoals NKG (niet-kerende-grondbewerking) en alleen vaste mest in plaats van drijfmest

+ Laaggelegen en hooggelegen gronden

+ Biologisch geteelde gronden

+ Blijvend grasland op kleigrond

+ Gronden met continuteelt snijmais en gronden die hoofdzakelijk worden ingezet voor akkerbouwteelten die een gewasrotatie kennen van 1:3 of hoger.

Aanpak

Vervolgens is er een plan van aanpak opgesteld. Hiervoor is in beeld gebracht welke activiteiten moeten plaatsvinden tijdens het teeltseizoen en in welke periode deze moeten plaatsvinden. Hieronder in Figuur 8 staat het teeltseizoen van de hennepteelt in 2023 weergegeven. Er is hierbij gestreefd naar een groeiseizoen met een duur van 100 dagen. Dit betekent dat de planten binnen 100 dagen na zaai moeten groeien naar een hoogte van 3,5 á 4 meter. Het vooraf in beeld brengen van het teeltseizoen is voor een teler en loonwerker belangrijk, omdat de hennepteelt moeten kunnen passen in de cyclus van het bedrijf. Zo kan er op tijd een planning worden gemaakt voor de verschillende activiteiten, rekening houdend met de overige landbouwkundige activiteiten die binnen het bedrijf plaatsvinden.

Figuur 8 Activiteiten ten behoeve van teeltseizoen (Bron: Hofmeijer Voorst)

4.2. Bemestingsrichtlijnen

Voor de bemesting van de percelen is er gekozen voor een gift van ca. 110 kg stikstof per hectare. Dat is omgerekend 28-30 m3 rundveedrijfmest. Vooraf zijn de grondmonsters verzameld van de percelen. Met deze grondmonsters werd er bepaald of de percelen geschikt zijn voor de hennepteelt. Het grondmonster geeft een aantal belangrijke parameters weer die voor de hennepteelt van belang zijn om in orde te hebben. Deze parameters worden hieronder in één van de grondmonsters met blauw aangegeven.

Figuur 9 Voorbeeld grondmonster van perceel

Deze grondmonster is genomen van een perceel op zandgrond. Het monster is genomen op 22 februari 2023, nog ruim voordat er werd bemest. Wat opvalt is de hoeveelheid stikstof dat in de bodem aanwezig is. Dankzij een gunstige zuurgraad van 5,6 en een hoog organisch stofgehalte van 4,7%, is de bodem in staat om voldoende nutriënten beschikbaar te stellen voor de hennepteelt. In theorie is een mestgift van 30 m3 op basis van de hoeveelheid stikstof niet noodzakelijk. Echter is het van belang om het niveau fosfor en kalium op peil te houden. Agrariërs hebben daarnaast de voorkeur om zoveel mogelijk mest te kunnen plaatsen op de percelen, om de afvoerkosten te drukken. De hennepteelt had dus op dit perceel prima met een gift van <30 m3 rundveedrijfmest geteeld kunnen worden, maar voor deze grondeigenaar is het aanvoeren van drijfmest in tegenstelling tot een melkveehouder juist een verdienmodel Het aanvoeren van rundveedrijfmest kan dus voor een agrariër zonder melkvee een interessant aanvullend verdienmodel zijn. Dit is afhankelijk van hoe de mestmarkt zich ontwikkelt.

De dierlijke mest is uitgereden met een zodemester. Hiermee wordt de mest bovengronds uitgereden op een diepte van maximaal 5 cm. en wordt het niet te diep weggestopt in de bodem. Er is voor de zodenbemester gekozen in plaats van een bouwlandbemester, om de meststoffen in de toplaag te houden, zodat het eerder beschikbaar is voor de hennepplanten. Om verschillende bemestingsstrategieën te onderzoeken, zijn twee percelen in de Stedendriehoek niet bemest met rundveedrijfmest. Eén perceel is bemest met biologische kippenmest en de andere met vaste stalmest. Het nadeel van vaste mest is de trage omzetting van de nutriënten. Ondanks de hoge stikstofgehaltes, is de stikstofnalevering van deze mestsoorten trager dan vloeibare meststoffen. Dit is afhankelijk van de bodemtoestand en de hoeveelheid bodemleven dat aanwezig is in de toplaag. Het perceel met kippenmest had een slechte opkomst in de eerste groeifase, maar ongeveer 5 weken na zaai begon de groei zich te herstellen. Door de hoge stikstofnalevering van kippenmest werden de hennepplanten ruim 3,5 meter hoog. Ondanks de gunstige lengte van de planten, waren de opbrengsten op dit perceel niet meer dan 5,5 ton per hectare. Dit komt door de gevolgen van de extreme droge periode na het zaaimoment, waardoor de zaden niet egaal hebben kunnen kiemen een achterstand hebben opgelopen.

Met behulp van een NIRS-sensor is de drijfmest uitgereden. De NIRS-sensor is precisielandbouwtechnologie en staat voor nabij-infrarood (NIR)-spectroscopie. De techniek maakt analyseren van diverse bestanddelen in gewassen, ruwvoer en drijfmest mogelijk. Het wordt door loonbedrijf Hofmeijer vaak toegepast om een analyse te maken van NPK-bestanddelen tijdens bemesting. Met deze techniek kan er plaatsspecifiek gestuurd worden op de NPK-behoefte van de plant en bodem en wordt drijfmest efficiënt benut.

Figuur 10 Verdeling dierlijke mest m.b.v. NIRS-techniek. Rechts in legenda kunnen de hoeveelheid m3’s worden afgelezen.

4.3. Zaaibedbereiding

De hennepteelt is een akkerbouwmatige teelt. Dat houdt in dat niet alleen de bemesting, maar ook de grondbewerking en zaaibedbereiding enige aandacht vergt om hoge opbrengsten te realiseren. De percelen met een groenbemester zijn na de bemesting licht gefreesd met een BIO hakfrees, die maximaal 3-5 centimeter diep freest. Het doel hiervan is om de groenbemester (vanggewas) te mechanisch te vernietigen zonder het gebruik van glyfosaat. Vervolgens is de keuze gemaakt om de percelen ondiep te bewerken met een eco-ploeg. Met de eco-ploeg wordt de grond ondiep omgeploegd op een diepte van maximaal 10 centimeter. Hiermee is het doel om de bodemtemperatuur, nutriënten en vocht boven in de toplaag te houden. Dit is gunstig voor de kiemfase van de plant.

Op de kleigronden is er gekozen om te spitten of ploegen op 25 cm diepte. De keuze voor de grondbewerking hangt af van de samenstelling en vochtigheid van de grond. Kleigrond is wat zwaarder en plakkeriger dan zandgrond door het hoge lutumgehalte. Het omploegen of spitten van de grond zorgt er dan beter voor dat er een schoon en verkruimeld zaaibed wordt achtergelaten. Alleen lostrekken van de bodem is hierbij ook uitgevoerd, om eventuele versmering onder natte omstandigheden te voorkomen.

4.4. Zaaien

Het zaaien is het meest cruciale onderdeel van de teelt. Een gunstige start van hennep is van belang voor een goede ontwikkeling van het wortelstelsel. Het zaaimoment wordt bepaald aan de hand van de bodemtemperatuur. In de Stedendriehoek is er gezaaid met een bodemtemperatuur boven 12 graden Celsius met een vochtige ondergrond. Het gewenste zaaimoment ligt tussen half april en half mei. Door een late start van het seizoen, zijn de eerste percelen pas in de eerste week van mei ingezaaid. De laatste percelen zijn op 2 juni ingezaaid. Dit waren de zware en laaggelegen landbouwgronden.

Voor het zaaien is er gebruik gemaakt van een standaard nokkenrad-zaaimachine in combinatie met kopeg. De kopeg verkruimelt de grond goed en drukt deze aan met een pakkerwals. Het zaad wordt op een diepte van maximaal 2 centimeter gezaaid. Het is daarom gunstig dat de grond voldoende is aangedrukt, zodat de zaadjes in contact komen met vocht. Voor technische toepassingen in de bouw, is een dichtheid van 100 planten per m2 wenselijk. Er wordt daarom een zaaihoeveelheid van 35 kg/ha aangehouden. De rijafstand van de zaaimachine is bij de nokkenrad-zaaimachine 12,5 cm. Indien planten per m2 meer ruimte krijgen, groeien deze in diameter. Hierdoor wordt er in verhouding meer hout verkregen dan vezel. Voor de vezelproductie wordt er daarom gestreefd naar zoveel mogelijk volume en niet de grootste planten. Na het zaaien moeten de etiketten van alle gebruikte zakken zaaigoed per perceel worden ingescand en opgestuurd naar RVO. Deze etiketten moeten minimaal 5 jaar worden bewaard in de administratie.

Het is belangrijk dat de hennepzaadjes binnen 3 á 4 dagen na het zaaien gaan kiemen en dat de planten egaal opkomen. Juist omdat het zaad ondiep wordt gezaaid en niet gecoat is, kan er vogelvraat ontstaan. In de figuren hieronder wordt afgebeeld hoe de zaadjes kiemen. De wortel gaat meteen naar beneden, op zoek naar de nutriënten. In de Stedendriehoek is dit voornamelijk op de zandgronden gelukt, vanwege de goede capillaire werking van deze gronden.

Figuur 11 Links: kiemfase 3 dagen na zaai. Rechts: opkomst 7 dagen na zaai

4.5. Gewasbescherming en onkruidbestrijding

Na een goede opkomst is het niet noodzakelijk om hennep te beschermen tegen eventuele ziekten of plagen. Omdat hennep snel na de kiemfase dichtgroeit, krijgen onkruid en overige vegetatie geen kans zich te ontwikkelen. Binnen 14 dagen na zaai groeit het veld dicht en wordt onkruidgroei onderdrukt. Dit wordt bereikt wanneer de hennepplanten egaal opkomen. Het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen is daarom net als het gebruik van kunstmest niet noodzakelijk.

Na de oogst is de grond schoon van onkruiden. De onkruiden hebben op een paar enkele percelen na geen kans gehad om te kiemen, omdat de hennep sneller is gaan groeien. Hieronder in Figuur 12 is goed te zien dat er na de oogst alleen stoppels op het land blijven staan. Dit is voornamelijk gunstig op percelen waar de onkruiddruk hoog is.

Figuur 12 Grond zonder onkruiden na het maaien van hennep

Doordat er geen activiteiten plaatsvinden op de henneppercelen tussen het zaaien en het maaien, krijgen insecten en wild de kans om zich te huisvesten in het gewas. Op diverse locaties in de Stedendriehoek zijn tijdens het groeiseizoen meerdere vossen, reeën en verschillende insectensoorten gespot.

4.6. Maaien

Vanaf half augustus is de hennep in de Stedendriehoek binnen drie dagen gemaaid met een speciaal omgebouwde oogstmachine, zie Figuur 13. Met deze oogstmachine worden de planten volledig afgemaaid en in stukken gesneden op een lengte van 50-60 cm. De toppen van de hennepplanten worden niet apart afgemaaid. De stengels worden vervolgens dakpansgewijs op één zwad gelegd. De werkbreedte van de oogstmachine is 4,5 meter. Idealiter gebeurt het maaien met een maximale rijsnelheid van 12 km/uur, waarbij een capaciteit van ca. 2 hectare per uur kan worden bereikt. Deze capaciteit wordt bereikt bij het maaien van donkergroene stengels, omdat deze makkelijker worden afgemaaid dan gele stengels die snel vervezelen. Hierdoor hoeft de chauffeur minder vaak uit te stappen om de oogstmachine vrij te maken van de vezels die de kans op schade of slijtage kunnen verhogen.

Figuur 13 Veldhakselaar met omgebouwde hakselkooi en voorzetstuk aan het maaien in Klarenbeek

Om te mogen maaien in augustus, moet de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) daarvoor toestemming geven. Vlak voor de oogst neemt de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) steekproefsgewijs monsters van de hennep op verschillende locaties. Toestemming om te maaien wordt verkregen nadat de NVWA het THC-gehalte in de plant heeft gecontroleerd. Dit gehalte mag niet meer dan 0,3% zijn. De NVWA stelt hierbij als voorwaarde dat de hennep in bloei moet staan.

4.7. Roten, harken en persen

Na het maaien blijft het stro 14 tot 17 dagen op het land liggen om te roten. Tijdens dit proces wordt de lijmlaag tussen de bastvezel en de houtkern verzwakt, doordat het stro wordt blootgesteld aan vochtige omstandigheden, zoals dauw en regenbuien. Door minimaal twee keer het stro te keren, zal het stro homogeen roten. In de Stedendriehoek is het stro op een aantal locaties een derde keer gekeerd met een schudder of bandhark, zodat het stro nog homogener kon roten. Tijdens dit proces is het belangrijk dat er zo min mogelijk groene stengels op het land blijven liggen. Wanneer de stengels een lichtgrijze/oranje kleur hebben, kan het stro geharkt worden en meteen in balen worden geperst. De balen mogen een vochtpercentage hebben van maximaal 15 %. Om te voorkomen dat het vochtpercentage van de balen toeneemt, wordt aanbevolen om tussen 12:00 uur in de middag en uiterlijk 21:00 uur in de avond te persen tijdens droge omstandigheden. Door een te hoge luchtvochtigheid, zal er te veel vocht in het stro blijven zitten. Vochtige balen zijn namelijk niet wenselijk voor de opslag, omdat de kans op broei in de balen dan groot is. Dit zal het verwerken van de balen negatief beïnvloeden. In de Stedendriehoek was de keuze gemaakt om het stro te keren met een schudder en te harken met een bandhark. Een groot voordeel van de bandhark is dat het stro schoner in de baal komst, omdat stof en zand niet wordt opgeharkt. Daarnaast is door Hofmeijer ervaren dat er met de bandhark een hogere capaciteit kan worden gehaald onder de juiste omstandigheden.

5. Groeiseizoen

Over het algemeen was het groeiseizoen van 2023 gunstig voor de hennepteelt. Echter begon het seizoen wat later dan gewenst, vanwege een nat voorjaar. De daaropvolgende extreme droogte heeft voornamelijk op de zware gronden invloed gehad op de opkomst van de hennepplanten. Het groeiseizoen van de hennepteelt heeft afgelopen jaar een gemiddelde duur gehad van 97 dagen. De eerste percelen zijn in de eerste week van mei gezaaid. De laatste percelen, voornamelijk de zware kleigronden, zijn op 2 juni ingezaaid. De opkomst op de zandgronden was gemiddeld genomen beter dan de zware kleigronden, ondanks de keuze voor een ras (Ferimon) dat goed presteert op zware gronden. In de derde week van augustus is de vezelhennep gemaaid met een aangepaste veldhakselaar. In totaal was de teelt op 50 hectare geslaagd. De opkomst op de overige 10 hectare was niet voldoende om te oogsten. Hiervan zijn alleen de toppen gemaaid, om de plant te laten afsterven. In Tabel 5 staan de gemiddelde opbrengsten (t/ha) van alle teeltlocaties weergegeven.

Verloop groeiseizoen

In de grafieken hieronder is het verschil in groeiseizoen goed te zien tussen de hennepteelt op kleigrond en zandgrond. De groene lijn geeft het verloop van de NDVI-waarden aan. NDVI is een indicator dat de hoeveelheid groene biomassa aangeeft. De hennepteelt op de zware kleigronden had een duur van 89 dagen. Het zaaitijdstip was laat en de teelt werd negatief beïnvloed door de extreme droogte. De opkomst was 21 dagen na zaai nog beperkt. Dit is goed te zien in Figuur 16. De hennepteelt op zandgrond had een groeiduur van 108 dagen, waarbij het zaad binnen 3-4 dagen na zaai heeft gekiemd. Hier hebben de planten over het algemeen een goede start kunnen maken in de eerste periode na zaai. De percelen vezelhennep op zand- en kleigrond zijn allemaal in dezelfde week gemaaid.

14 Groeiseizoen 100+ dagen op zandgrond

15 Groeiseizoen 82 dagen op lage en zware zandgronden

Figuur
Figuur

Figuur 16 Groeiseizoen 89 dagen op zware kleigrond na gescheurd grasland

Op de kleigronden is de vezelhennep pas na de eerste regenbui in juli gaan groeien. De planten hebben in de maand juli een goede inhaalslag kunnen maken, omdat de weersomstandigheden toen wenselijk waren voor de groei. Door hoge temperaturen in combinatie met een hoge luchtvochtigheid werden de planten voldoende geprikkeld om te gaan groeien.

De vezelhennep op de zandgronden heeft gedurende de maanden mei en juni goed kunnen groeien tot een maximale hoogte van 3,5 meter. Op deze gronden was de capillaire werking voldoende en was er voldoende vocht aanwezig in de toplaag om het zaad te laten kiemen. Dit zegt iets over de invloed van de bodemstructuur. In de Handboek Hennepteelt (Van den Oever, et al., 2023), dat is gepubliceerd door de Wageningen University en Research, staat dat vezelhennep goed kan groeien op verschillende typen bodem: zavel, leem, zand, veen en klei, mits aandacht wordt besteed aan de waterhuishouding. Een beperkte wortelgroei in het begin van de groei leidt er ook toe dat de plant het bij een latere droge periode zwaarder krijgt. Vezelhennep gedijt dus niet goed op gronden die zijn verzadigd met vocht of een slechte ontwatering hebben.

Figuur 17 Maximale planthoogte van 3,5 meter ruim 70 dagen na zaai

Vezelhennep is een relatief snelgroeiend gewas dat 80 tot 100 dagen na inzaaien geoogst kan worden. Voor het verkrijgen van hoogkwalitatieve vezels voor toepassingen in de bouw, is het van belang dat een groeiseizoen van rond de 100 dagen wordt bereikt. Vanaf begin augustus staat vezelhennep in de bloei. Dit betekent dat het oogstmoment rond dit tijdstip moet plaatsvinden. Het is daarom wenselijk om vroeg in het jaar te zaaien, tussen half april en half mei. De groeiduur van de hennepteelt in de Stedendriehoek was gemiddeld 97 dagen.

Het voorjaar in 2023 was een extreem nat voorjaar. Op de hoger gelegen gronden en voornamelijk de zandgronden in de Stedendriehoek was de hennep in de eerste week van mei gezaaid. Onder de gewenste weersomstandigheden was de bodem in goede toestand om ingezaaid te worden. De zaadjes konden in deze periode snel kiemen, door een periode van voldoende zonlicht, vocht en een gunstige opname van nutriënten in de toplaag (bovenste 20 cm). Op deze percelen waren de opbrengsten het hoogst.

De laaggelegen percelen die wat noordelijker lagen in de Stedendriehoek, zijn in de laatste week van mei gezaaid. Op één perceel na, waren dit allemaal kleigronden. De kleigronden waren door de natte weersomstandigheden nog slecht toegankelijk voor de landbouwmachines. Pas vanaf de tweede week van mei waren deze percelen berijdbaar voor zware landbouwmachines. De organische mest is vlak voor de grondbewerking en het zaaien aangewend. Dit heeft op een aantal percelen invloed gehad op de eerste groeifase. De stikstof uit de dierlijke mest en uit de vernietigde groenbemester kwam laat vrij. Hierdoor hebben de hennepplanten na het kiemen zelf moeten zoeken naar de benodigde nutriënten, die nog niet voldoende beschikbaar waren. Echter door de extreme droge periode in mei en juni was de toplaag van deze kleigronden extreem droog en hard. Er was geen vocht beschikbaar in de toplaag voor de zaadjes om verder te kiemen, waardoor de groei werd geremd. In Figuur 14, Figuur 15 en Figuur 16 is goed te zien hoe de verdeling was van de opkomst op de zandgronden en de zware kleigronden. Bij deze drie percelen is het zaaimoment verschillend.

Opbrengsten 2023

De opbrengsten per locatie van het eerste teeltseizoen in de Stedendriehoek staan hieronder in Tabel 5 weergegeven. De grondsoorten en teelten van 2022 en 2021 staan hier ook in vermeld, om inzichtelijk te maken hoeveel invloed deze factoren kunnen hebben op de opbrengsten. Dit zijn resultaten van één teelseizoen en kunnen niet als uitgangspunten worden geïnterpreteerd. Echter kan er worden geconcludeerd dat gronden met vruchtwisseling beter presteren dan percelen met een continuteelt, met beperkte rotatie met groenbemesters of andere (rust)gewassen.

Tabel 5 Opbrengsten per locatie van 60 hectare in 2023 (Bron: Boerenbunder)

De continuteelt van snijmais van de afgelopen jaren heeft aangetoond invloed te hebben op de opbrengsten van de volgteelt. Dit is goed te zien in Tabel 5. Het advies is daarom om maisteelt af te wisselen met tijdelijk grasland of een rustgewas om de bodemvruchtbaarheid te bevorderen Echter is continuteelt snijmais als voorteelt niet per definitie fout. Met de teelt van een goed vanggewas in de winter, die echt dient als groenbemester en met andere maatregelen, zal de percentage organische stof op peil kunnen worden gehouden, wat ten goede komt van de bodemvruchtbaarheid. Mits tijdig gezaaid en in het voorjaar tijdig ondergewerkt. De manier van uitvoering zal nauwkeurig moeten worden afgestemd op de grondsoort en weersomstandigheden, om storende lagen door verslemping en verdichting te voorkomen.

Mochten er storende lagen ontstaan door de maisteelt, dan wordt lostrekken op 40-60 cm diepte in sommige gevallen aanbevolen. Het doel hiervan is om de waterdoorlatendheid van de bodem te bevorderen en lucht in de bodem te krijgen. Dit verhoogt de kans van slagen voor de hennepteelt, om de diepere beworteling op de percelen te bevorderen. Ook hier zal de manier van uitvoering nauwkeurig moeten worden afgestemd op de grondsoort en weersomstandigheden. Daarnaast is het belangrijk om kritisch naar het organische stofgehalte en zuurgraad te kijken, voordat er wordt overgestapt op de hennepteelt na een continuteelt van snijmais. Voor de teelt van hennep is het daarnaast van belang om in beeld te brengen wat de nalevering stikstof is van de groenbemester in de bodem. Aan de hand hiervan zal een bemestingsplan moeten worden opgesteld die inzichtelijk maakt hoeveel stikstof de bodem nodig heeft uit dierlijke mest of andere organische meststoffen afgestemd op de behoefte van de teelt.

6. Economische aspecten

In de regio’s zijn afspraken over de afzet van de balen hennepstro vooraf vastgelegd in een afnameovereenkomst met de verwerker. In deze overeenkomst is de land-to-factory-gate methode aangehouden, waarbij de strobalen worden geleverd aan de poort van de verwerker. Een indicatie van alle kosten ten behoeve van de hennepteelt staan in Tabel 6 weergegeven. Voor elke geleverde ton hennepstro wordt een vaste prijs per ton uitgekeerd. Hiervoor stelt de verwerker enkele eisen met betrekking tot de kwaliteit van de vezel. De balen mogen een vochtpercentage hebben van maximaal 15 % en moeten vrij zijn van grond en overig vuil. Daarnaast mogen de stengels geen groene kleur meer hebben, omdat dit niet gunstig is voor de verwerking van het stro.

De hennepteelt is economisch interessant, wanneer de plant op verschillende manieren kan worden verwaard. De vezels, houtscheven en het stof van de hennepplant worden door de verwerker van elkaar gescheiden. Vervolgens worden deze halffabricaten als verschillende industriële toepassingen afgezet in verschillende markten, zoals de bouw. In deze markt is de potentie het grootst voor opschaling van de houtscheven en vezels, door landelijke ontwikkelingen rondom biobased bouwen die deze markt moeten stimuleren Daarom ligt in de Stedendriehoek de focus voornamelijk op het verbouwen van vezelhennep voor toepassingen in de bouw.

Kostenplaatje

In de regio’s hebben de telers een hectarebegroting opgesteld die inzicht geeft in welke kosten worden gemaakt t.b.v. van de hennepteelt. Met een hectarebegroting kan worden bepaald vanaf welk areaal een efficiëntieslag wordt gemaakt, om de kosten te drukken. De begroting wordt opgesteld met als primair belang: een zo hoog mogelijk saldo per hectare. Om dit te behalen, is een weloverwogen aanpak nodig, want elk perceel heeft zijn eigen kenmerken: oppervlakte, ligging, grondsoort, hoogte, bodemvruchtbaarheid, etc.

Tabel 6 Kostenraming 1 hectare hennepteelt (per 2023)

Omschrijving Aantal Eenheid Prijs per eenheid

Grondbewerking 1 ha

Zaaien 1 ha

Zaaigoed 35 kg

Maaien 1 ha

Keren 2 keer

Harken 1 ha

Persen 20 baal

Laden/lossen 20 baal

Transport 7 ton

€150-200

€120-150

€5-6

€160-225

€30

€30-40

€11-13

€5-6,5

€30

7. Het teeltseizoen van hennep in 2024

De ervaringen en lessen van het teeltseizoen van vezelhennep in 2024 in de nieuwe teeltregio’s Midden, West-, Zuid- en Oost-Nederland kende aanzienlijke uitdagingen. De percelen bestonden voornamelijk uit zandgrond, met enkele vruchtbare kleigronden. Veel nieuwe telers zijn met de teelt gestart en zien veel potentie in de hennepteelt als aanvullend of alternatief verdienmodel. Echter, extreme weersomstandigheden, teelttechnische uitdagingen en organisatorische knelpunten hadden een groot impact op het succes van de teelt en de oogstresultaten afgelopen jaar.

Nieuwe regio’s en telers in de vezelhennepteelt

In 2024 werden nieuwe teeltregio’s voor vezelhennep geïntroduceerd buiten de traditionele gebieden Groningen, Drenthe en Friesland. Deze uitbreiding omvatte diverse regio’s in de provincies: Salland, de Achterhoek, de Stedendriehoek, Twente, de Gelderse Vallei, Limburg, Brabant, Utrecht, Zuid-Holland en Flevoland.

Figuur 18 Kaart met henneppartijen in Nederland in 2024

De nieuwe telers in deze regio’s waren grotendeels voormalige of actieve melkveehouders, akkerbouwers en regeneratieve boeren. Deze teelt vond voornamelijk plaats op zandgronden en in sommige regio’s specifiek op de kleigronden.

Rassen en bemesting

In de nieuwe teeltgebieden werden diverse henneprassen verbouwd, waaronder Fedora 17, Felina 32, Ferimon en Futura 83 De rassen verschillen onderling van elkaar in hoeveelheid vezel- en houtproductie in de stengel. De gemiddelde zaaidichtheid lag tussen 32 en 35 kilogram per hectare. Het laat maaien van de hennep in de eerste week van september in de regio’s Utrecht en Gelderse Vallei bleek in veel gevallen moeizaam te gaan, doordat de planten aan het afrijpen waren. Vooral de vezelrijke rassen Felina 32 en Ferimon konden slecht worden afgemaaid, doordat de planten zorgden voor verstoppingen bij de oogst. Het slecht kunnen afmaaien van de planten heeft invloed gehad op de opbrengst. Echter de percelen waar de stengels dik en donkergroen waren, ging het maaien eenvoudig zonder verstoppingen. Dit werd bereikt door uiterlijk derde week augustus te maaien

De bemesting werd op de meeste plekken uitgevoerd met rundveedrijfmest. Gemiddeld 32 m3 per hectare, wat omgerekend ca. 76 werkzame stikstof is per hectare. De overige mestsoorten waren varkensmest, kalvermest en vaste mestsoorten. Vooral op de wat schrale zandgronden hebben telers gekozen om stalmest en compost te strooien voor de teelt, om het organische-stofgehalte op peil te houden.

Grondbewerking en zaaien

Om de grond zaaiklaar te maken en in te zaaien, werd voornamelijk gekozen voor het spitten en direct inzaaien van de bodem, het gebruik van een eco-ploeg tot max. 20 centimeter diep of het ploegen tot een diepte van 25 á 30 centimeter. In vrijwel alle gevallen werd de grond ook extra losgetrokken om verdichting tegen te gaan. Het gebruik van een (gangbare) ploeg op 25-30 cm diepte, werd afgelopen seizoen voornamelijk ingezet om de waterhuishouding in orde te krijgen. Vooral op de zware kleigronden is dit een gewenste grondbewerkingsmethode geweest.

Bij het zaaien bleek de combinatie rotorkopeg-zaaien het meest populair, terwijl het spitten in combinatie met een voorzetwoeler werd geadviseerd voor een optimaal resultaat onder natte omstandigheden Hierdoor werd de grond nog extra losgetrokken tijdens het zaaien, om de waterdoorlatendheid te bevorderen en de rijsporen van de trekker op te heffen. Het zaaien in combinatie met rotorkopeg zorgt ervoor dat er een egaal zaaibed wordt gecreëerd Dit is vooral goed inzetbaar op gronden die een te grof zaaibed kennen.

Weersomstandigheden en teeltproblemen

De weersomstandigheden speelden opnieuw een grote rol in het teeltseizoen. Zware regenval veroorzaakte verdichting en uitspoeling van voedingsstoffen, wat de groei van de hennep bemoeilijkte. Daarnaast zorgde stormschade, vooral in de vorm van legering (het omvallen van de planten), voor extra uitdagingen.

Zaaimoment en opbrengsten

Het zaaimoment was op veel locaties uitgesteld en vond plaats tussen half mei en half juni. Dit leidde ertoe dat overzaaien nodig was en dat het groeiseizoen van 100 dagen in veel gevallen niet werd gehaald. Hierdoor waren de opbrengsten lager dan verwacht. Bovendien leidde een overvloed aan onkruid op sommige percelen tot problemen, waardoor afzet van de vezels onmogelijk werd, door ‘vervuiling’ van het stro.

Invloed van regenval en wateroverlast

De overvloedige neerslag veroorzaakte op veel plekken wateroverlast, cruciaal voor de voortgang en het succes van de teelt. Percelen stonden soms te nat om tijdig te kunnen worden ingezaaid, waardoor de groei van de hennep laat in het seizoen op gang kwam. Deze vertragingen resulteerden in een aanzienlijk lagere opbrengst. Sommige percelen konden door aanhoudend wateroverlast zelfs helemaal niet worden ingezaaid, wat direct verlies betekende voor de betrokken agrariërs en loonwerkers. Daarnaast bleek dat op percelen met een te lage bemesting de planten zich minder snel herstelden van de wateroverlast.

Figuur 19 Wateroverlast na 40 mm regenval in een paar uur

Stormschade in het zuiden Het zuiden van Nederland kampte vooral in Limburg met zware stormschade, wat een belangrijke negatieve factor was voor de teeltresultaten. De schade werd deels veroorzaakt door overbemesting. Hennepplanten die te veel stikstof hadden gekregen door te veel bemesting of een hoge nalevering uit de bodem, groeiden te snel en ontwikkelden slappe stengels, die niet bestand waren tegen harde windstoten. Hierdoor knakten of beschadigden veel planten, wat de opbrengst aanzienlijk verlaagde. Tegelijkertijd was er in sommige regio’s sprake van onderbemesting, wat resulteerde in trage groei en kleine planten die eveneens niet bestand waren tegen de te hoge onkruiddruk.

Figuur 20 Te hoge onkruiddruk in de hennep
Figuur 21 Stormschade in de hennep

Bodemverdichting en onkruidproblemen

Een bijkomend probleem was bodemverdichting, veroorzaakt door zware machines op natte percelen of verslemping door zware regenval Verslemping ontstaat vaak doordat het zaaibed te fijn is klaargelegd, waardoor zware regenval vlak na het zaaien een korstlaag kan veroorzaken. Hierdoor kan er onvoldoende lucht in de bodem komen en stikken de zaadjes of jonge plantjes. De verdichte bodems belemmerden de opname van water en voedingsstoffen, wat leidde tot slechte groei van de hennepplanten. Op deze percelen kreeg onkruid de overhand, met name de welbekende melde en kweekgras, die de kleine hennepplanten verder verdrongen. Percelen met onvoldoende bemesting waren bovendien extra vatbaar voor deze onkruidproblemen, omdat de hennepplanten onvoldoende concurrentiekracht ontwikkelden.

Kwaliteitsproblemen

Naast teeltproblemen speelden uitdagingen in de afzet voor sommigen een rol. De agrariërs konden hun strobalen niet kwijt, vanwege de te lage kwaliteit van de geoogste hennep. Op overbemeste percelen werd hennep geoogst met een te hoog vochtgehalte, door een matige rotingsproces, terwijl onderbemeste percelen vezels van een slechte kwaliteit opleverden. Deze kwaliteitsproblemen resulteerden in afwijzingen door afnemers De hoofdzakelijke verwerkers voor de afname van hennep waren Exie, DunAgro, Hempflax, GreenInclusive en Biobased Factory. Hoewel er vraag was naar de hoogwaardige hennepvezels, was de afzet beperkt door de wisselende kwaliteit van de oogst. Organisatorische factoren speelden eveneens een belangrijke rol. De oogstmachines, beschikbaar gesteld door bestaande hennepverwerkers en nieuwe partijen, zoals Hofmeijer Voorst en Van Land naar Pand zorgde ervoor dat er voor het areaal in 2024 voldoende oogstcapaciteit was.

Voor de afgekeurde henneppercelen waren alternatieve afzetkanalen gevonden. Zo werd er op een aantal plekken in Midden, Zuid en Oost-Nederland de hennep geoogst voor de afzet in de melkveehouderij. De hennep werd gehakseld door de loonwerker en bij de betreffende melkveehouder ingekuild als veevoer. Op deze manier hebben de betreffende henneptelers alsnog een kleine vergoeding voor de teelt kunnen ontvangen.

7.1 Opbrengsten en samenvatting van de impact

Variatie in opbrengsten

De opbrengsten van vezelhennep in 2024 liepen sterk uiteen en waren afhankelijk van de lokale omstandigheden. Percelen die optimale groeiomstandigheden boden, zoals kleigrond en lemig zand binnen een akkerbouwrotatie, presteerden het best. Hier werden op bepaalde plekken opbrengsten behaald van 8 ton per hectare. De belangrijkste succesfactoren waren een groeiseizoen van minimaal 100 dagen, voldoende nutriënten in de bodem en een goede waterdoorlatendheid gecombineerd met een stabiele bodemstructuur.

Daarentegen lagen de opbrengsten aanzienlijk lager op percelen waar minder gunstige omstandigheden speelden. Op deze locaties werd slechts 2 tot 5 ton per hectare geoogst. De oorzaken hiervan waren met name een laat zaaimoment, waarbij half juli soms de laatste inzaai plaatsvond, verdichting van de toplaag tijdens of na het zaaimoment en een tekort aan nutriënten. Deze factoren beperkten de groei van de hennepplanten aanzienlijk en resulteerden in tegenvallende opbrengsten. In Figuur 22 en Figuur 23 is de groeicurve te zien van een perceel met slechte opkomst en een perceel met goede opkomst.

Figuur 22 Groeicurve matig tot slechte opkomst

Figuur 23 Groeicurve goede opkomst

Het rotingsproces van het hennepstro duurde gemiddeld zo’n 20 dagen, met enkele uitschieters die opliepen tot 34 dagen. De rotingsgraad was op veel plekken lichtgrijs, wat wijst op een goed rotingsgraad voor de vezelindustrie. Het droge-stofpercentage lag meestal tussen de 85 en 90%, maar op sommige plekken in Midden-Nederland was het soms moeizaam om boven de 80% uit te komen.

Wat betreft de opslag werd het materiaal in de meeste gevallen opgeslagen in vierkante balen van 70x120x230 cm. In het zuiden van Nederland, vooral in de regio van de verwerker Exie, werden ook ronde balen gebruikt. Het stro werd van het land gehaald tussen half september en uiterlijk begin november.

Figuur 24 Lichtgrijs gerote hennepstro op de dag van persen

Lessen voor de toekomst

Het seizoen werd gekenmerkt door een combinatie van wateroverlast, late inzaai, stormschade door overbemesting, bodemverdichting en onkruidgroei. Samen met organisatorische uitdagingen rond de beschikbaarheid van passende teeltbegeleiding en beperkte afzetmogelijkheden zorgden deze problemen voor tegenvallende opbrengsten en financiële verliezen voor veel agrariërs.

De ervaringen in 2024 benadrukken de noodzaak van verdere optimalisatie van teeltpraktijken. Dit omvat betere bemestingsstrategieën, de ontwikkeling van robuustere henneprassen en verbeterde watermanagementsystemen. Ook is er behoefte aan meer samenwerking en coördinatie tussen agrariërs, verwerkers en nieuwe spelers zoals afgebeeld in Figuur 18. Een efficiënter gebruik van oogstmachines en een betere afstemming tussen teelt en afzet zijn daarbij cruciaal om de weerbaarheid van de hennepteelt tegen extreme weersomstandigheden te vergroten en de economische haalbaarheid te verbeteren.

8. Conclusie

De hennepteelt vertoont duidelijke voordelen voor de bodem en het bodemleven, mits uitgevoerd onder optimale omstandigheden. Deze teelt draagt bij aan de nutriëntenefficiëntie door een effectieve benutting van stikstof, fosfaat en kalium, wat resulteert in een positief invloed op de bodemvruchtbaarheid. Het onderzoek, uitgevoerd in samenwerking met Wageningen University en Research, toont aan dat hennep een significante hoeveelheid nutriënten kan onttrekken, wat essentieel is voor een doordachte bemestingsstrategie. Dit is vooral relevant in het licht van de 7e actieplan nitraatrichtlijn, waarbij hennep als rustgewas een cruciale rol speelt in gewasrotatie, mede door de eis om eens in de vier jaar een rustgewas te verbouwen op zand- en lössgrond.

Bovendien heeft hennep een gunstige invloed op de bodemstructuur. De diepe beworteling en de verbetering van de waterhuishouding dragen bij aan een gezondere bodem, die op zijn beurt voordelig is voor opvolgende gewassen. De keuze voor groenbemesters zoals bladrammenas en gele mosterd na de hennepteelt ondersteunt deze positieve effecten verder door het voorkomen van nutriëntenuitspoeling en het stimuleren van een rijke bodembiologie.

Het is echter van belang te benadrukken dat de keuze voor het juiste perceel, met aandacht voor aspecten zoals waterdoorlatendheid en structuur, cruciaal is voor het maximaliseren van deze voordelen. De aanwezigheid van storende lagen door verdichting kan de diepe beworteling van hennep belemmeren en daarmee de positieve impact op de bodemstructuur en -gezondheid verminderen.

Samenvattend biedt de hennepteelt, indien goed beheerd, niet alleen economische kansen voor agrariërs maar draagt het ook bij aan de verduurzaming van landbouwpraktijken door het verbeteren van de bodemkwaliteit en het stimuleren van biodiversiteit. Dit maakt hennep tot een waardevolle toevoeging aan het bouwplan, zowel vanuit agronomisch oogpunt als in het kader van milieubeheer en duurzaamheid.

Verwijzingen

Van den Oever, M., de Wagenaar, D., Hosper, G., Reinders, M., Vermeire, S., de Raeve, A., . . . Mahy, J. (2023). Handboek vezelhennepteelt, -verwerking en -toepassingen. Wageningen Food & Biobased Research. Walvoort, R. (2023). WR Onderzoeker.

Bijlagen

Onderbouwing N-onttrekking onderzoek 2023

De N-min monsters zijn genomen zo snel mogelijk na het afmaaien van de hennep, om te bepalen hoeveel stikstof er nog in de bodem aanwezig is in drie verschillende bodemlagen; 0-30 cm, 30-60 cm en 60-90 cm. In de grafiek hieronder staan de uitslagen van drie percelen op zandgronden. Donkergroen geeft het perceel weer met de hoogste opbrengsten van 10,7 ton per hectare. Oranje en lichtgroen geven de percelen weer met een gemiddelde opbrengst tussen 5 en 6 ton per hectare.

Er zijn een aantal opmerkelijke factoren in de grafiek. In de drie bodemlagen in Wilp was er meer dan voldoende stikstof beschikbaar voor de hennep. Dit heeft geresulteerd in hogere opbrengsten. In Hall en Empe was de aanwezigheid van stikstof tot 90 cm diepte beperkt. De planten hebben onvoldoende kunnen opnemen op deze percelen. Dit heeft geresulteerd in onderlinge concurrentie tussen de planten.

Er is tussen de percelen een wezenlijk verschil in de hoeveelheid stikstof dat nog aanwezig is in de drie bodemlagen. In de situatie van donkergroen en lichtgroen is er een gelijkmatige afname in stikstof per bodemlaag. In het geval van oranje zien we een toename in stikstof van 30-60 naar 60-90. Dit betekent dat de bodemlaag 30-60 flink is uitgeput en dat de nutriënten uit 60-90 beperkt zijn benut. De hennepplanten op dit perceel stonden er ook minder goed bij dan op de overige percelen. De hennepplanten hadden dunne stengels en waren geel van kleur. Dit is een indicatie van een stikstoftekort.

Figuur 25 Resultaten N-min monsters in kg/ha van drie verschillende locaties op zandgrond

N-MIN

De oorzaak hiervan is een laag stikstof leverend-vermogen van de grond, zoals staat weergegeven in Tabel 8. Daarnaast kan een slecht doorlatende laag op 60 cm diepte ook de oorzaak zijn voor een slechte onttrekking van de stikstof op 60-90 cm diepte. Dit perceel overigens gedraineerd op een diepte van 60-90 cm. Drainage zorgt over het algemeen voor een goede waterhuishouding. Het is daarom onwaarschijnlijk dat de planten last hebben gehad van wateroverlast.

In Figuur 26 staat de onttrekking van stikstof, fosfaat en kalium weergegeven van de drie locaties. Ter vergelijking is de gemiddelde onttrekking van snijmais weergegeven. Voor het onderzoeken van de onttrekking zijn gewasanalyses gedaan. Hierbij zijn willekeurige hennepplanten van de drie locaties binnen een aantal dagen na het maaien onderzocht op het laboratorium door Eurofins Agro.

Figuur 26 Vergelijking onttrekking per ha NPK met snijmais op 17 ton DS

ONTREKKING NPK - ZANDGROND

Met de resultaten in de grafiek kan er worden geconcludeerd dat hennep bij een opbrengst van >10 ton hennepstro ongeveer een gelijke onttrekking heeft van stikstof als snijmais. De onttrekking van fosfaat is een stuk lager dan dat van snijmais. Er is geen causaal verband tussen de fosfaat onttrekking en de opbrengsten per hectare. Daarnaast kan er worden geconcludeerd dat dit N-min onderzoek een goede indicatie geeft van totale stikstofbenutting en de stikstofvoorraad na de oogst. Met een N-min onderzoek kan een advies worden opgesteld voor de hoogte van de benodigde stikstofgift uit een groenbemester en mestgift.

Hieronder in Tabel 7 staan de algemene gegevens van de hennepteelt op de drie locaties. Met de mestgift is er gestreefd naar een gemiddelde stikstofgift van 110 kg N per hectare op advies van ervaren henneptelers in Nederland. Er is met de mestgift bewust niet ingespeeld op de bodemtoestand met de gegevens uit Tabel 8. Het doel hiervan was om te kunnen zien hoe de hennep reageert op de bodemtoestand van de verschillende locaties. Met de data uit de onderstaande tabellen kan er worden geconcludeerd dat een te laag stikstof leverend-vermogen (< 95) en een te lage stikstofgift niet resulteert in opbrengsten van > 6 ton per hectare. Echter is het met deze grafieken en tabellen enkel mogelijk om de resultaten te tonen en zijn de conclusies die hierboven zijn getrokken niet definitief.

Tabel 7 Perceelgegevens van onderzoeklocaties

Perceelgegevens

Locatie Oppervlakte Mestgift Stikstofgift* Voorvrucht Groenbemester Grondbewerking

Wilp 3,5 ha 100 m3 rvdm 114,3 kg N Graszaad Nee Eco-ploeg (15 cm)

Hall 5,5 ha 153 m3 rvdm 111,3 kg N Pootaardappelen/Graszaad Nee Eco-ploeg (15 cm)

Empe 3 ha 33 ton kippenmest 165 kg N Snijmais Italiaans raaigras Eco-ploeg (15 cm)

*Houd hier rekening met een werkingscoëfficiënt van 60 % bij rundveedrijfmest en 55 % bij vaste mest van pluimvee

Tabel 8 Resultaten grondmonster voor hennepteelt

Resultaten grondmonster (0-meting)

Locatie pH-waarde* N-leverend vermogen** N-totale bodemvoorraad*** OSgehalte**** Monsterdatum

Wilp 5,6

Hall 5,9

Empe 5,1

kg/ha

kg/ha 4,7 % Feb. 2023

2,7 % Sep. 2022

kg/ha 4,5 % Mrt. 2023

* De pH is een maat voor de zuurtegraad van de bodem. In theorie kan een meting van de pH variëren van 0 tot 14 op een logaritmische schaal: een pH van 7 wordt als neutraal beschouwd. Een meting lager dan deze waarde geeft aan dat de bodem “zuur” is, een hogere meting toont een “basische” bodem aan.

** De hoeveelheid stikstof (kg N/ha) die beschikbaar kan komen tijdens het groeiseizoen door mineralisatie. Deze waarde is een berekende waarde. Of de stikstof beschikbaar komt hangt af van de factoren die de mineralisatie beïnvloeden zoals temperatuur, neerslag en bodemleven activiteit.

*** De totale hoeveelheid stikstof in de bodem in mg N/kg Het geeft aan hoeveel N in potentie zou kunnen vrijkomen. Deze omvat zowel de direct opneembare voorraad voor de plant, de voorraad die de plant in een seizoen kan opnemen, als ook de restvoorraad die moeilijk opneembaar is en de komende jaren langzaam vrijkomt. Deze meting is nodig om het N-leverend vermogen te kunnen berekenen.

**** Het percentage organische stof in de bodem. Naast organische koolstof bestaat organische stof voornamelijk uit zuurstof, waterstof en stikstof. Organische stof heeft een rol bij heel veel bodemfuncties: het leveren van nutriënten, de activiteit van het bodemleven, vochtvasthoudend vermogen en bodemstructuur.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.