Leen van den Berg Illustraties van Kaatje Vermeire
Over lijstjes, pannenkoeken en een geheim plan Lesmap
Voorwoord
Thema’s
Deze lesmap bij het jeugdboek Over lijstjes, pannenkoeken, en een geheim plan van Leen van den Berg, kan worden gebruikt in de drie laatste jaren van het lager onderwijs (bij leerlingen van 9 tot 12 jaar). De lesmap is aangepast aan de recentste leerplannen en aan de nieuwste visies op werken met literatuur. De opdrachten en werkvormen trainen diverse basisvaardigheden zoals lezen, spreken, luisteren, kijken en inleven. Daarnaast levert deze lesmap heel wat stof om met het boek aan de slag te gaan in de lessen wereldoriëntatie (mens en maatschappij, tijd, ruimte,…) en in de lessen muzische vorming (beeld, drama, muziek, beweging, media). Heel wat opdrachten combineren ook basisvaardigheden en muzische vaardigheden. Je kan zelf een keuze maken uit de opdrachten en er creatief mee omgaan in functie van je eigen doelstelling en van de groep waarmee je werkt. Ook ouders, pleegouders en zorgverleners die meer specifiek met pleegkinderen rond het boek willen werken, vinden in deze map hun gading.
✽
Leen van den Berg
–2–
familie ✽ zelfbeeld: wie ben ik? wat kan ik? ✽ toelaten van gevoelens, ze leren benoemen en ermee leren omgaan ✽ nood aan geborgenheid ✽ schuldgevoel ✽ fantasie ✽ humor ✽ pleegkinderen
Overzicht opdrachten 01 | Kijken en observeren (voor het lezen)
04 | Inleven
1.1 de cover 1.2 de flaptekst
4.1 4.2 4.3 4.4
02 | Lezen
Ik ben iemand anders (een personage naspelen) Reporter spelen (een interview afnemen) Kruip in je pen (een brief schrijven) Lijstjes, lijstjes en nog eens lijstjes
05 | Wereldoriëntatie
2.1 2.2 2.3 2.4
Voorlezen als een acteur Levensweg: het echte begin van het verhaal Opsporing verzocht (personages) Een verhaal met plaatjes (waar speelt het verhaal zich af?) 2.5 De klok tikt (wanneer speelt het verhaal zich af?) 2.6 De stem van de verteller 2.7 Speurtocht naar symbolen in het verhaal
5.1 Zoek het eens op (info zoeken en verwerken) 5.2 Op bezoek: bezoek aan een pleegdienst, bezoek van een pleegouder
06 | Muzische vorming: 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8
03 | Spreken en luisteren 3.1 Een eigen mening formuleren in een klasgesprek 3.2 Een scène naspelen 3.3 Reclame!
Een brief schrijven Een gedicht schrijven Een tekening maken Een gezelschapsspel maken Een vervolg schrijven Een scène anders doen aflopen en spelen Pannenkoeken met letters! Top secret!
07 | Informatie voor de leerkracht
–3–
01
Kijken en observeren (voor het lezen) 1.1 De cover (in groep) De leerkracht laat de cover zien. •Wie? - Wie is de auteur? - Wie is de illustrator? - Wie is de uitgever? •Wat? - De leerkracht laat de kinderen hun verwachtingen uiten rond de cover van het boek: Welke sfeer roepen de cover, de titel, de kleuren,… op? Welk soort verhaal verwacht je? - Nadat de leerlingen het boek gelezen hebben: Kan je nu uitleggen waarom het boek deze titel heeft? Beantwoordde het verhaal aan je verwachtingen?
1.2 De flaptekst - De leerkracht leest de flaptekst (of het eerste hoofdstuk) voor en vraagt naar de verwachtingen over het vervolg. - Wil je dit boek graag lezen? Waarom? Waarom niet?
–4–
02
Lezen
2.1 Voorlezen als een acteur (expressief voorlezen) De leerlingen kiezen zelf een passage uit het boek die ze expressief willen voorlezen, een fragment dat hen om één of andere reden aanspreekt. De leerkracht geeft enkele aandachtspunten waarmee ze bij de voordracht rekening dienen te houden (intonatie, tempo, overbrengen van de juiste stemming, articulatie,…)
2.2 Levensweg: het echte begin van het verhaal - Het verhaal begint op een moment dat Raf al heel wat heeft meegemaakt. Kan je de levensweg van Raf tekenen en daarop aangeven waar hij allemaal heeft gewoond voor hij bij Ruud en Conny is komen wonen? - Kan je ook jouw levensweg tekenen? Waar heb jij allemaal gewoond? - Beide levenswegen kunnen worden vergeleken. Wat zijn de verschillen?
2.3 Opsporing verzocht (de personages) - Stap 1: De klas maak samen een lijstje van alle personages in het boek - Stap 2: De klas wordt opgedeeld in groepjes. Elk groepje bestudeert één bepaald personage. Ze maken er op een groot vel een portret van. De naam van het personage komt niet op het blad. Onder het portret schrijven ze, in de stijl van ‘opsporing verzocht’: • Hoe ziet het personage eruit? • Wat zijn belangrijke karaktertrekken van dat personage. • Waar is hij/zij het laatst gezien? - Stap 3: Elk groepje stelt zijn portret voor. Samen zoekt de klas over welk personage het gaat. Wie verandert het meest doorheen het verhaal (wie is het hoofdpersonage)? Wat is zijn houding bij het begin van het verhaal? En op het einde? Wat heeft hij bijgeleerd of niet bijgeleerd?
–5–
2.4 Een verhaal met plaatjes (Waar speelt het verhaal zich af?) - De klas zoekt samen naar de verschillende plekken waar het verhaal zich afspeelt (de school, de woonkamer, keuken, slaapkamer van Raf bij Conny en Ruud, het tekenatelier van Bep,…). - Elk groepje kiest één van deze plekken. Ze zoeken naar een stuk uit het verhaal dat zich daar afspeelt en tekenen die plek op basis van wat ze erover lezen, aangevuld met hun eigen fantasie. - Van de tekeningen wordt een tentoonstelling gemaakt
2.5 De klok tikt (Wanneer speelt het verhaal zich af?) - In welke tijd speelt het verhaal zich af, historisch gezien? De speurneuzen gaan op zoek naar iets in het verhaal waardoor je weet dat het zich nu afspeelt (bv. de GPS). - In welke tijd van het jaar speelt het verhaal zich af? Ga in het verhaal op zoek naar aanwijzingen daarvan (bv. ‘herfstvakantie’, ‘geschoren veldjes’, ‘bladeren die moeten geharkt worden’,…) - Hoe lang duurt het verhaal? Hoeveel dagen? Hoe weet je dat? (bv. ‘schoolrapport’, ‘herfstvakantie’,…). - Soms gaat de verteller terug in de tijd. Dat noemen we een flashback. Duid een stukje aan waarin dat gebeurt.
2.6 De stem van de verteller - Stap 1: Wie vertelt het verhaal? (de ik-verteller (Raf): we lezen het verhaal door zijn ogen) - Stap 2: De klas wordt verdeeld in 5 groepjes die respectievelijk op zoek gaan naar: - zinnen waarin de ik-verteller boos is. - zinnen waarin de ik-verteller bang is. - zinnen waarin de ik-verteller verdrietig is. - zinnen waarin de ik-verteller grappig is. - zinnen waarin de ik-verteller blij of opgelucht is. - Stap 3: Om beurten roept elk groepje een zin uit zijn lijstje. De zinnen moeten elkaar snel opvolgen zodat de leerlingen merken hoe Raf heen en weer wordt geschud door een mengelmoes van gevoelens. - Elk groepje kan ook een tekening maken of een muziekinstrument kiezen dat dit gevoel illustreert. Voor er een zin wordt geroepen kan de groep het bordje met de tekening omhoog steken of het gekozen geluid laten klinken.
2.7 Speurtocht naar symbolen in het verhaal - De klas gaat samen op zoek naar elementen in het verhaal die vaak terugkomen (bv. het ‘Grote-reis-naarmama-spel’, papa en kindje olifant, pannenkoeken, beer,…) - In kleine groepjes maken de leerlingen in klei of plasticine een figuurtje van dit symbool. - De figuurtjes kunnen toegevoegd worden aan de tentoonstelling van prenten (zie 2.4).
–6–
03
Spreken en luisteren 3.1 Een eigen mening formuleren in een klasgesprek - Stap 1: Vooralleer het boek klassikaal wordt besproken, gaan de leerlingen zelf na wat ze van het boek vonden. Om hun eigen mening weer te geven, vullen ze onderstaande waardeschalen in. Is het boek erg spannend, dan omcirkel je een 4 of 5 naast het woord ‘spanning’. Is het boek volgens jou helemaal niet spannend, dan omcirkel je 1 of 2. Bij jongere kinderen kan je ook met symbolen werken die een waardering uitdrukken i.p.v. cijfers.
1. Het is een origineel verhaal. 2. Het is een spannend verhaal. 3. Het verhaal kan echt gebeurd zijn. 4. Het einde was zoals ik verwachtte. 5. Het verhaal is moeilijk te volgen. 6. Het verhaal boeide me. 7. Ik kon me inleven in het verhaal. 8. Ik voelde mee met Raf. 9. Ik vond het goed geschreven. 10. Ik kon me voorstellen wat er gebeurde. 11. Het is duidelijk hoe het verhaal afloopt.
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
- Stap 2: De individuele antwoorden van de waardeschalen zijn het vertrekpunt voor een gesprek in groep of in subgroepjes. Volgende vragen kunnen het gesprek richten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wat vind je origineel aan dit verhaal? De inhoud? De personages? (Welke personages wel? Welke minder of niet? Waarom?) De manier waarop het geschreven is? De plek waar het zich afspeelt? Welke waren de meest spannende momenten? Op welk moment had je het gevoel dat je echt wou doorlezen? Wat vind je geloofwaardig? Ken je iemand zoals Raf? Zoals Conny en Ruud? Zoals Sam en Bep? Zoals de ouders van Raf? Wat vond je minder of niet geloofwaardig in dit verhaal? Welk einde had je verwacht? Zou je liever een ander einde hebben gehad? Waar kon je het verhaal moeilijk volgen? Hoe komt dat, denk je? Wat boeide je aan dit verhaal? Waarom heb je het graag gelezen? Waarom heb je het niet graag gelezen? Met wie leefde je het meest mee? Waarom? Heb je ooit al gevoeld wat dat personage voelt? Meegemaakt wat hij of zij meemaakt? Wat voor iemand is Raf? Hoe voelt hij zich? Heb jij dat ook al gevoeld? Wanneer? In welke omstandigheden?
–7–
9.
Waarom vond je het goed geschreven? Welke stukjes heb je het liefst gelezen? Waarom vond je het niet goed geschreven? 10. Kon je in je hoofd ‘zien’ wat er gebeurde? ‘Waar’ het gebeurde? Kan je beschrijven hoe het huis van Ruud en Conny eruit ziet? En dat van Bep en Sam? De eerste school van Raf? En de tweede? Kan je beschrijven hoe de verschillende personages eruit zien? Zoek een stukje uit het verhaal dat voor jou heel visueel is, dat je als het ware met je ogen kan zien. 11. Hoe loopt het af? Hoe denk je dat het leven van Raf verder zal verlopen? Blijft hij bij Sam en Bep? Gaat hij terug naar mama? Wanneer? 12. Wat wil de schrijver volgens jou met dit verhaal zeggen?
3.2 Een spannende scène naspelen - De klas wordt ingedeeld in groepjes van twee of drie. - Elk groepje kiest een spannende scène in het boek. - Vervolgens spelen ze die scène na voor de klas.
3.3 Reclame! - Maak een reclamespotje van 1 minuut voor het boek. In die ene minuut vertel je in 1 zin waar het verhaal over gaat en probeer je het boek aan te prijzen zodat de luisteraar het boek gaat lezen. Er kan gewerkt worden met en klankopname of met een Powerpoint-presentatie (media).
–8–
04
Inleven 4.1 Ik ben iemand anders (een personage naspelen) (zie 3.2)
4.2 Een scène herschrijven vanuit een ander standpunt De leerlingen herschrijven een stukje uit het boek vanuit het standpunt van een ander personage. Geschikte passages zijn bijvoorbeeld p.8: de ruziescène vanuit het standpunt van Conny; p. 43: de scène waarin mama op de mat moet blijven staan vanuit het standpunt van mama; p.72: de scène waarin Raf met de boeken gooit vanuit het standpunt van Bep. De situatie blijft dezelfde, maar de leerling dient er bij het herschrijven op te letten dat hij de gedachten weergeeft van het personage uit wiens standpunt hij/zij schrijft.
4.3 Reporter spelen (een interview afnemen) De leerlingen maken groepjes van twee. Iemand is de reporter, de ander de geïnterviewde. De geïnterviewde leeft zich in in één van de personages uit het verhaal. De reporter stelt vragen (vb. Wat vind je van Raf? Waar is hij goed in? Welk probleem heb je met Raf? Hoe voel je je daarbij?...)
4.4 Kruip in je pen (een brief schrijven) De leerlingen krijgen de opdracht in de huid van een van de personages te kruipen en een brief te schrijven naar een ander personage uit het verhaal. Enkele mogelijkheden: • Nina schrijft een antwoord op de brief die Raf aan het eind schrijft. • Raf schrijft een brief aan mama. • Raf schrijft een brief aan papa. • Raf schrijft een brief aan Conny en Ruud. • Ruud of Conny schrijven een brief aan Raf nadat hij verhuisd is naar Bep en Sam. • Mama schrijft een brief aan Raf. • Papa schrijft een brief aan Raf. • De leerlingen schrijven een brief aan Raf waarin ze zeggen wat ze knap vinden van hem, waarin ze hem goede raad geven, troosten, moed inspreken,…
–9–
4.5 Lijstjes, lijstjes en nog eens lijstjes De kinderen maken lijstjes: • Een lijstje van dingen waar ze goed in zijn. • Een lijstje van dingen waar ze niet goed in zijn. • Een lijstje van dingen die ze zouden willen meenemen als ze in een pleeggezin zouden moeten gaan wonen. • Een lijstje van dingen die ze moeilijk zouden vinden als ze in een pleeggezin zouden wonen, waar ze het meest bang van zouden zijn (vb. slapen in een kamer die je niet kent, dingen eten die je niet lust,…).
– 10 –
05
Wereldoriëntatie 5.1 Zoek het eens op (info zoeken en verwerken) De leerlingen zoeken in de bib en op internet informatie over pleegzorg (www.pleegzorgvlaanderen.be). Ze maken een collage met het gevonden materiaal of een powerpoint-presentatie. Eventueel kan men opzoeken wat er in vroegere tijden gebeurde met kinderen die thuis niet konden worden opgevangen.
5.2 Op bezoek: bezoek aan een pleegdienst, bezoek van een pleegouder (adressen van pleegdiensten via Pleegzorg Vlaanderen)
– 11 –
06
Muzische vorming: 6.1 Een brief schrijven (zie 4.4)
6.2 Een gedicht schrijven Raf houdt erg van pannenkoeken en van spaghetti. De leerlingen brengen iets mee dat ze erg lekker vinden. Ze proeven ervan en bedenken associaties erbij. (Als ik dit eet, zie ik…, als ik dit eet, moet ik denken aan…) Ze schrijven vervolgens op hoe ze zich voelen als ze dat eten en gaan bij de gevonden woorden vergelijkingen bedenken (spinassociatie). Op basis van de gevonden woorden en vergelijkingen schrijven ze een stapelgedicht. Het gedicht wordt afgesloten met een uitsmijter (1 woord) vb. Pannenkoek Hemelse pannenkoek Hemelse pannenkoek die me doet kwijlen als een hond. Slik
6.3 Een tekening maken Raf maakt in het verhaal veel tekeningen. Maak een tekening naar keuze: • Een tekening van wat jij later zou willen gaan doen (vgl. Rafs tekening van de raket). • Een tekening voor iemand die je heel erg mist (vgl. Rafs tekening van mama). • Een tekening van hoe je droomhuis eruit zou zien als je ergens anders zou moeten gaan wonen.
6.4 Een gezelschapsspel maken Elk kind haalt uit zijn lijstje van ‘dingen die hij/zij goed kan’, iets wat hij/zij goed kan (zie 4.5) en dat uitgevoerd kan worden in de klas of buiten op de speelplaats. Hij formuleert dat op een kaartje als een opdracht (vb. ‘Ik kan goed buitelen’ wordt ‘Maak een buiteling’; ‘Ik kan goed breuken maken’ wordt ‘Schrijf het volgende getal … als een breuk’; ‘Ik kan goed voetballen’ wordt ‘Maak een goal van op … meter afstand’, …). In de klas of op de speelplaats maakt de klas een ganzenbord met daarop alle opdrachtkaartjes. Je kan het spel individueel of in groepjes van twee of drie spelen.
– 12 –
Als de spelers op een opdrachtvakje komen, voeren ze de opdracht uit (bv. een buiteling maken). Wie als eerste aan het eindpunt komt, wint. Doel van het spel: elk kind komt naar buiten met iets wat hij/zij goed kan. De anderen proberen dat uit (als ze op een opdrachtvak komen) en krijgen zo meer waardering voor wat een ander kan. Tip: het ganzenbord kan later nog gebruikt worden.
6.5 Een vervolg schrijven De leerlingen schrijven een vervolg op het laatste hoofdstuk.
6.6 Een scène anders doen aflopen en spelen • De leerlingen kiezen een scène uit het boek. Ze spelen die scène na, maar laten ze anders eindigen. • Een moeilijke: De leerkracht bespreekt de thema’s van het boek met de leerlingen. De leerlingen vormen nu groepjes en kiezen één thema uit. Elk groepje gaat nu improviseren rond het opgegeven thema en verzint een conflictsituatie die met dat thema te maken heeft. Ze verdelen de rollen en spelen de verzonnen scène.
6.7 Pannenkoeken met letters! In het boek schrijven Bep en Sam met chocoladesaus een troetelnaam op elkaars pannenkoek. We gaan samen met de kinderen pannenkoeken bakken. Ze verzinnen een troetelnaam voor iemand van de klas. Die naam zegt iets over waar die ander goed in is, het liefst een verzonnen woord (vb. turnprinses, danserientje,…). Ze schrijven die naam met chocoladesaus op een pannenkoek die ze aan de betrokkene geven.
6.8 Top secret! De leerlingen maken, net als Raf, een map waarin ze hun geheimpjes kunnen bewaren
– 13 –
07
Informatie voor de leerkracht 7.0 Korte inhoud Raf en zijn zusje verhuizen van pleeggezin naar pleeggezin. Raf hoopt dat ze uiteindelijk terug bij hun moeder mogen gaan wonen. Hij heeft alvast een plan bedacht om dat te bereiken…
7.1 Intrige Raf woont met zijn zusje Saar bij Ruud en Conny. Deze pleegouders zorgen voor hen tot ze weer bij mama kunnen gaan wonen. Maar dat duurt Raf veel te lang. Over de reden waarom hij bij pleegouders is geplaatst, rept hij met geen woord. Zelfs niet tegen Nina, zijn boezemvriendin, die twee klassen hoger zit. Maar Nina weet wel dat hij geplaagd wordt op school en dat hij zijn mama mist. Daarvoor heeft ze zelfs geen woorden nodig, zo goed kent ze hem. Raf heeft haar verteld over het geheime plan dat hij heeft bedacht om zo snel mogelijk terug naar mama te kunnen: het ‘Grote Reis naar Mama Spel’. Hij speelt het spel niet alleen in zijn fantasie maar ook in de werkelijkheid. Je zou het ook ‘Pleegoudertje Pesten’ kunnen noemen. Als hij maar lastig genoeg doet bij Ruud en Conny thuis en slechte punten haalt op school, zullen ze hem wel aan de deur zetten, ‘als een lastig pakje’. Tot er geen pleegouders meer over zijn en hij terug naar mama kan. Op een dag vertellen Ruud en Conny hem dat hij de volgende dag met vakantie vertrekt. En dan blijkt dat het helemaal geen vakantie is, maar dat Raf naar een ander pleeggezin wordt gebracht. Zijn nieuwe pleegouders zijn twee zonderlinge vrouwen: de ene maakt tekeningen voor kinderboeken en de andere heeft een kinderboekenwinkel. Deze vrouwen sturen zijn plan in de war. Met hun verhalen en vreemde gedrag brengen ze hem niet alleen aan het lachen maar ook aan het huilen. Voor het eerst brokkelt het muurtje af waarachter hij zich al jaren verborgen houdt…
7.2 Verhaalstructuur en sleutelpassages Inleiding / expositie Raf heeft een slecht schoolrapport en toont het fier aan zijn boezemvriendin Nina. Met dit rapport zal zijn plannetje vast opschieten, denkt hij. Hij klimt met Nina in de toren op het schoolplein en denkt aan zijn mama. Nina weet niet wat er vroeger bij Raf thuis is gebeurd, maar ze weet wel dat hij aan zijn mama denkt, als hij over de daken van het dorp tuurt. Daar ergens, ver weg, woont Rafs mama in een caravan. (p.5-7)
– 14 –
Verwikkelingen - Als Raf met zijn schoolrapport thuiskomt, krijgt hij de wind van voren van pleegvader Ruud die hij geen ‘papa’ Ruud wil noemen. Conny is helemaal overstuur door zijn rebelse gedrag. (Hij heeft net een glas fruitsap tegen de muur gekeild.) Als Ruud Raf de les leest, vlucht hij naar zijn zolderkamertje, boos op Ruud en boos op alle pleegouders die hij voordien al versleten heeft. Zijn zusje daarentegen lijkt zich veel beter te schikken in de situatie. Ze blinkt uit in alles, behalve in eten… (p.8-13) - In zijn kamer haalt Raf zijn map met geheime plannen boven, die hij zorgvuldig achter de kast bewaart. In die map zitten ook de lijstjes die hij over van alles en nog wat maakt. Zijn lijstje van ‘dingen waar hij goed in is’ bracht hem op het idee van zijn geheime plan: het ‘Grote-reis-naar-mama-spel’. Op het speelbord passeer je langs de verschillende instellingen en pleeggezinnen waar Raf ooit gewoond heeft. Het einddoel is het ‘huis van mama’. Hoe meer je spuugt, roept en stampt, des te sneller geraak je bij je einddoel. Raf speelt dat spel in zijn fantasie, maar ook in de werkelijkheid. Hij maakt het leven van zijn pleegouders onmogelijk in de hoop zo sneller terug naar mama te mogen. Terwijl Raf zijn ‘Grote-reis-naar-mama-spel’ bekijkt, sluipt zusje Saar zijn kamer in. Bijna heeft ze zijn geheim ontdekt. (p.14-23) - Omwille van de ruzies met Saar deelt Raf niet langer de slaapkamer met zijn zusje. Hij heeft een eigen kamertje gekregen op de zolder. Dat Saar ook schuld heeft aan die ruzies weten Ruud en Conny niet, maar Raf wil zijn zusje niet verklikken. Hij vindt het best zo, op zijn kamertje. Hier kan hij naar de sterren kijken en dromen over later als hij in het circus gaat werken, samen met zijn boezemvriendin Nina. Samen met haar en met zijn zusje wil hij dan met een raket naar de sterren vliegen. (p.24-28) - Raf moet de volgende dag niet naar school. Hij verheugt zich al op een uitje met Conny, maar dan blijkt dat hij naar de psycholoog moet in het ziekenhuis. De testjes die hij er moet afleggen maken hem zenuwachtig tot hij uiteindelijk de puzzel die hij moet maken door de spreekkamer van de psycholoog gooit. (p.29-40) - Mama komt vandaag op bezoek. Raf en Saar gaan met haar naar de kermis. Per abuis schiet mama bij het schietkraam een teddybeer in plaats van een raket, maar Raf pruttelt niet tegen. Hij is bang dat mama anders nog een keer gaat schieten en al haar centen opmaakt. En dan kan ze nooit het huisje kopen of huren waar ze met z’n allen kunnen gaan wonen. Op weg naar huis pest Saar Raf met de teddybeer. ‘Jongens van 10 zijn te groot voor een teddybeer,’ pest ze, ‘maar jij niet want er is iets mis in je hoofd.’ Raf houdt z’n woede in en geeft de beer aan Saar. Bij het afscheid van mama, aan de deur van Conny en Ruud, ziet Raf de blauwe plekken in mama’s nek. Hij weet dat papa weer hardhandig tekeer is gegaan en wordt woest omdat mama zijn papa weer heeft binnengelaten. Maar onmiddellijk heeft hij spijt en geeft mama de tekening die hij voor haar heeft gemaakt. (p.40-48) Wending Raf speelt met Nina piraat en prinses in de klimtoren in de tuin van Conny en Ruud. Conny roept hem naar binnen om pannenkoeken te komen eten. Raf begrijpt er niks van. Hij heeft geen pannenkoeken verdiend want hij heeft die ochtend nog kamerarrest gekregen omdat hij de dag voordien Saar van de trap heeft geduwd. Eigenlijk is ze gevallen toen hij haar een duwtje gaf. En dat duwtje had ze verdiend, vindt Raf, omdat ze in zijn spullen had zitten neuzen. Maar dat heeft hij niet verteld aan Conny en Ruud. ‘Je zusje verlink je niet.’ Tijdens de pannenkoekenmaaltijd zijn Ruud en Conny erg gespannen. Ze vertellen hem dat hij morgen met vakantie gaat. Saar reageert jaloers. Raf is enthousiast over de reis, maar bedenkt ’s avonds dat hij een briefje moet achterlaten voor Nina, want die komt morgen spelen. Hij sluipt uit bed om het briefje op te hangen in de klimtoren en botst op z’n zusje, die hem de beer meegeeft op vakantie. Zo is hij niet alleen. ‘Je kan het niet helpen dat er iets mis is in je hoofd,’ voegt ze er nog aan toe. Raf begrijpt niet waar ze het over heeft, maar houdt opnieuw zijn woede in. (p.49-57)
– 15 –
Nieuwe verwikkelingen - Raf voelt dat er iets niet klopt als hij de volgende dag met Ruud naar zijn vakantieadres rijdt. Als ze aankomen bij een huis dat op het huis van de heks uit Hansje en Grietje lijkt, raakt hij in paniek. Bep, de vrouw die opendoet, ziet er niet echt als een heks uit en dat stelt hem wat gerust. ‘We hebben hem laten testen,’ zegt Ruud bij het afscheid tegen de vrouw, ‘er is iets mis in zijn hoofd’. Nu begrijpt Raf wat zijn zusje eerder bedoelde. Ze moet een gesprek tussen Ruud en Conny hebben afgeluisterd. Bep reageert verrassend op de woorden van Ruud: ‘Iets mis in zijn hoofd? Dat komt goed uit,’ zegt ze, ‘we hebben er hier allemaal een beetje last van’ en ze trekt er een gekke snoet bij. Ruud maakt zich verveeld uit de voeten en Raf gaat samen met Bep pannenkoeken bakken want Sam komt straks thuis van het werk. Sam blijkt, tot Rafs verrassing, een vrouw te zijn. Ze lijkt al even kierewiet als Bep. Onder het pannenkoeken eten vliegt de fles chocoladesaus over de tafel en maken beide vrouwen grapjes. (p.58-69) - Raf is al vier dagen bij Bep en Sam. Hij mist Nina maar heeft toch een fijne tijd op zijn vakantieadres. Bep heeft een tafel bij geschoven in haar tekenatelier, waar Raf nu ook mag zitten tekenen. Ze zegt dat hij ‘een hele goede hand heeft’. Zelf wil het tekenen bij haar vandaag niet lukken. Eindelijk heeft ze het verdrietige olifantje op papier. Als Bep aan Raf vertelt waar het verhaal over gaat, een olifantje dat op zoek is naar zijn vader, gaat Raf door het lint. Hij rent naar de woonkamer waar hij alle boeken van het boekenrek maait. Sam ruimt samen met hem alles netjes op. Raf verwacht dat hij een uitbrander van Sam zal krijgen, maar hij krijgt een boek van haar cadeau. ’s Avonds in bed kan Raf niet in slaap geraken omdat hij steeds aan Nina en Saar moet denken. Hij leest dan maar het boek dat hij van Sam gekregen heeft. Het verhaal gaat over een ridder, die alles wat op zijn weg komt met zijn zwaard neer maait, zodat hij op het eind helemaal alleen overblijft op de wereld. Raf vindt het een stom boek. (p.70-76) - Als Raf, samen met Bep en Sam, de volgende dag even zit uit te rusten na het bladeren harken, zegt Bep dat ze straks even naar zijn nieuwe school gaan. Raf begrijpt er niks van, tot blijkt dat hij hier niet met vakantie is, maar blijft wonen. Dit is zijn nieuwe pleeggezin. Bep en Sam zijn verbaasd dat Ruud en Conny dat verzwegen hebben voor Raf. ‘Leugenaars! brult Raf. Hij loopt naar binnen, verscheurt in het tekenatelier de tekening die Bep gemaakt heeft van de olifant, pakt z’n spullen bij elkaar en rent de heuvel af. Hij wil naar mama toe, maar kan geen kant op. Hij weet niet eens waar ze woont. Naar Conny en Ruud kan hij ook niet terug en aan Bep en Sam durft hij zich niet meer te vertonen omdat hij vreselijke dingen tegen hen heeft geroepen en die tekening heeft gescheurd. Hij kruipt in de boomhut in de tuin van Bep en Sam, haalt zijn geheime map uit zijn reistas om een nieuw plan te bedenken. Hij moet naar mama, maar eerst moet hij Saar gaan halen. Hoe krijgt hij dat voor elkaar? Hij breekt er zijn hoofd over en valt uiteindelijk in slaap. (p.77-85) Crisis ’s Ochtends merkt Raf dat Sam en Bep naast hem hebben geslapen in de boomhut. Ze ontbijten ‘gezellig’ in de boomhut; Sam en Bep reppen met geen woord over wat er de vorige dag is gebeurd. Raf is verwonderd dat ze niet boos zijn. Uiteindelijk vraagt hij waarom ze in de boomhut hebben geslapen. ‘Omdat we je graag zien, sufferd,’ lacht Bep. Dan komt bij Raf het verdriet. Zijn muurtje barst. Eerst uit hij zijn verdriet in woede, maar dan komen eindelijk de tranen. ‘Huil maar, kleine prins,’ fluistert Bep terwijl ze hem in haar armen houdt. ‘Het is allemaal de schuld van papa’, hikt Raf en dan loopt hij pas echt leeg. (p.85-90) Afwikkeling Raf vertelt Bep over vroeger. Over wat er thuis is gebeurd. Over hoe zijn vader zijn moeder sloeg. Samen met Bep en Sam gaat hij zijn nieuwe school bezoeken. De meester geeft hem een tekenkoffertje. Deze school zal wel meevallen, denkt Raf, maar hij mist Saar en Nina. Thuis maakt hij een tekening voor Bep, om het goed te maken van die verscheurde tekening. (p.91-97)
– 16 –
Ontknoping - Raf geeft de tekening aan Bep. Het is een tekening van de olifant die zijn papa heeft gevonden. Bep is ontroerd door de tekening en neemt Raf op schoot. Opnieuw begint hij te huilen en vertelt dan over hoe zijn eigen gedrag voor papa telkens de aanleiding vormde om mama te slaan. En over die ene dag, toen hij zich niet het telefoonnummer van de politie kon herinneren, toen papa mama weer bont en blauw sloeg. Die dag is mama met hem en Saar het huis uit gevlucht, naar het politiekantoor. Diezelfde dag nog werden hij en zijn zusje geplaatst in een instelling. ‘En nu denk jij dat het allemaal door jou komt,’ raadt Bep. Het hoge woord is eruit. Raf voelt zich schuldig en dat gevoel sleept hij al enkele jaren met zich mee. Bep vraagt hem of zijn nieuwe tekening in haar nieuwe boek mag. Raf is in de wolken. (p.98-102) - Raf is Sam gaan helpen op een voorleesdag in haar boekenwinkel. Hij moet, verkleed in een drakenpak, drankjes aanbieden aan de kinderen. Als Sam en hij in het naar huis gaan, nog steeds in drakenpak, langs de bakker gaan, schaamt hij zich eerst te pletter, maar dan krijgt hij er wel smaak in. Als ze thuiskomen blijkt er bezoek te zijn: mama zit in de keuken bij een kopje koffie. Raf vertelt haar over zijn nieuwe school en is blij als hij hoort dat ze volgende week Saar gaan ophalen en samen naar mama op bezoek gaan. Voorgoed terug naar mama kan nog niet. Daarvoor moet hij nog veel oefenen in geduld. Tot mama weer op haar eigen benen staat. (p.103-108) - De laatste avond van de herfstvakantie kan Raf de slaap niet vatten. Hij schrijft een brief naar Nina over waar hij nu woont. En hij nodigt haar uit om een keertje te komen logeren. Dat mag gerust, hebben Sam en Bep gezegd. Hij sluit zijn brief af met een ‘lijstje van wat ik je nog wilde vertellen’. (p.109-112)
7.3 Personages Raf Raf is het hoofdpersonage. Hij is 10 jaar in het verhaal. Elke keer als zijn vader zijn moeder sloeg, kreeg hij een grote verantwoordelijkheid. Hij moest de politie bellen, zijn zusje troosten en beschermen. Na één van die vechtpartijen is hij, samen met zijn drie jaar jongere zusje, in een instelling geplaatst omdat zijn moeder psychisch labiel was en niet meer voor haar kinderen kon zorgen. Vader kreeg verbod zijn kinderen nog te zien. Van de instelling gingen de kinderen naar een pleeggezin. In het eerste pleeggezin, bij Peter en Marth, ging het fout omdat Saar er heel bang was voor de hond. Raf probeerde voor zijn zusje op te komen door zich te misdragen, zodat ze naar een ander pleeggezin moesten. In het nieuwe pleeggezin, bij Conny en Ruud, blijft Raf zich misdragen. Hij heeft ontdekt dat, als hij vervelend doet, de pleegouders het opgeven, zodat ze naar een nieuw pleeggezin gaan. In zijn hoofd (en op papier) heeft hij een plan bedacht: als hij maar lang genoeg doorgaat met zich te misdragen zullen ze wel terug mogen naar mama. Dat is zijn einddoel. Raf mist niet alleen zijn mama, maar voelt zich ook schuldig over wat er is gebeurd met zijn ouders. Telkens wanneer hij niet deed wat papa vroeg, werd papa agressief tegen zijn mama. En op het kritieke moment vergat hij het telefoonnummer van de politie. Onmiddellijk nadien werden hij en zijn zusje geplaatst in een instelling. In zijn hoofd is het dus zijn schuld dat zijn vader zijn moeder sloeg en dat ze gescheiden werden van mama. Hij heeft een spraakgebrek ontwikkeld (kan de ‘r’ niet zeggen’) door de traumatische gebeurtenissen thuis (alle scheldwoorden met een ‘r’ die zijn vader riep tegen zijn moeder). Hij kan/wil met niemand over zijn problemen praten. Door het verhuizen van school naar school en door zijn geslotenheid maakt hij geen vrienden. De kinderen van de klas plagen hem met zijn spraakgebrek, dus zwijgt hij zoveel mogelijk. Zijn enige vriendinnetje is Nina, die twee klassen hoger zit.
– 17 –
Raf is een fantasierijke jongen, vaak is zijn duik in de fantasiewereld een middel om de werkelijkheid aan te kunnen. vb. - zijn tekeningen - p. 31: hij probeert zichzelf wijs te maken dat ze naar een kasteel gaan in plaats van naar een ziekenhuis - p. 49: het spel dat hij speelt met Nina - p. 62: hij beeldt zich in dat hij bij de heks van Hans en Grietje is - p. 70: ‘Als ik mijn ogen dichtknijp zijn het geen auto’s maar paarden. Op een van die paarden zit Nina.’ Hij durft/kan zijn gevoelens niet onder ogen te zien. vb. - p. 6: hij krijgt tranen in zijn ogen als hij aan mama denkt, maar hij maakt zichzelf wijs dat de tranen komen door de wind daarboven op de klimtoren. - p. 76: hij verzet zich tegen het boek over de boze ridder, wil niet zien dat hij zich net zo gedraagt als die ridder. Hij is een gevoelige jongen die alle indrukken om zich heen opneemt. vb. - p. 9: ‘Zijn linkeroog knippert de hele tijd. Alsof er binnen in zijn hoofd iemand aan een elastiekje trekt.’ -p. 101: ‘ In het hoekje van haar ogen zit een traan.’ Door wat hij heeft meegemaakt, is hij hard voor de wereld en voor zichzelf. vb. - p. 11: ‘Hadden ze maar niet zo idioot moeten zijn. Wie haalt er nu vreemde kinderen in huis? Ze hadden beter een hond genomen…’ - p. 12: ‘Ze kakelen als kippen die op hun ei zitten…’ - p. 20: ‘Dat vond ik pas echt achterlijk. Zo’n oude vent die met poppen speelt.’ - p. 37: zijn harde oordeel over ‘kale Karel’, de psycholoog - p. 72: ‘Ik wil niet gaan zitten grienen.’ - p. 73: ‘…dat ik helemaal geen cadeautje heb verdiend.’ Hij heeft een rauwe, sarcastische humor: vb. - p. 21: ‘Daar gingen we weer met onze doos. Gelukkig niet erin. Met zo’n strik eromheen. Als cadeautje voor onder de boom.’ - p. 81: ‘God was niet thuis. Of potdoof, net zoals al die andere keren toen ik hem riep als papa mama weer verrot sloeg.’ Het vertrouwen in grote mensen is hij kwijt. vb. - p. 22: ‘Ik doe niet aan handen geven.’ - p. 63: ‘Ik hoefde dat natte vingertje niet.’ Hij ziet zijn moeder graag, wil haar beschermen en zo weinig mogelijk last berokkenen. vb. - p. 45: ook al is hij niet blij met de beer, hij zegt het niet. - p. 46: als hij de blauwe plekken in mama’s hals ziet, is hij boos omdat ze zichzelf weer in gevaar heeft gebracht door papa binnen te laten. Hij is boos op haar, maar heeft al meteen spijt. Hij is loyaal naar zijn zusje toe. vb. - p. 26: Hij verraadt niet dat zijn zusje stickers steelt.
– 18 –
Saar Saar is drie jaar jonger dan Bram. Bij Ruud en Conny heeft ze zich goed aangepast. Ze is verstandig, doet het goed op school en gedraagt zich voorbeeldig in het pleeggezin. Maar ze is sluw, luistervinkt en manipuleert haar omgeving. Dat is haar manier om te overleven, controle te houden en dus veiligheid voor zichzelf in te bouwen. Raf raakt vaak geïrriteerd door haar, maar hij verraadt haar nooit als hij weet dat ze iets heeft mispeuterd. Hij blijft haar beschermen, een rol die hij thuis vroeger ook al op zich nam. Nina Nina is Rafs enige vriendin, twee jaar ouder dan hijzelf. Ze is kwajongensachtig, doet het niet zo best op school en heeft, net als hij, een rijke fantasie. Samen spelen ze ‘piraat sterrenkijker’ en ‘prinses heen en weer van trapeze’. Ze dromen allebei van acteren in het circus, zij aan de trapeze, hij als stuntman die met een raket door de nok van de tent vliegt. Door hun rijke fantasie en hun slechte prestaties op school zijn ze allebei een beetje een buitenbeentje. Daardoor hebben ze elkaar gevonden. Nina heeft niet veel woorden nodig om te begrijpen wat er omgaat in Raf. Ruud en Conny Ruud en Conny proberen hun taak als pleegouders zo goed mogelijk te vervullen. Ze zijn allebei eerder van het rationele type (hij is boekhouder, zij erg gesteld op netheid in huis) en erg perfectionistisch. Ze willen het zo goed mogelijk doen, maar slagen er niet in een manier te vinden om Raf succesvol aan te pakken. Ze geraken niet door zijn muur van agressie en verzet. Ze stellen Saar als voorbeeld voor hem, maar dat werkt averechts. Bep en Sam Bep en Sam zijn extravagante types met een creatieve job, veel fantasie en zin voor humor. Ze hebben het kind in zichzelf bewaard, kunnen nog uitgelaten en gek doen. Ze zien Raf onvoorwaardelijk graag, zelfs als hij woedeaanvallen heeft en de huisraad door de kamer slingert. Ze lossen conflicten op met een kwinkslag, maken contact met hem via humor en fantasie, een taal die hij begrijpt. Deze aanpak schijnt te werken. Ze laten ook meer ruimte voor de mama van Raf. Bij hen mag ze wel binnen, terwijl ze bij Ruud en Conny op de deurmat moet blijven staan. Mama Mama ziet Raf en Saar graag. Als ze met hen haar de kermis gaat, verwent ze haar kinderen met allerlei eten, snoep en attracties. Ze is een vrouw die niet geleerd heeft op eigen benen te staan en die niet opkomt voor zichzelf. Haar centen kan ze moeilijk beheren. Haar man, die haar mishandelt en die een belangrijke oorzaak is van de scheiding van haar kinderen, laat ze telkens opnieuw binnen. Zelfs nu nog, nu de kinderen geplaatst zijn in een pleeggezin. Papa Papa heeft een drankprobleem en kan de stress van werk en gezin niet aan. Net als Rafs mama, is hij labiel. Goede voornemens kan hij niet lang volhouden. Zijn kinderen graag zien, verwart hij met ze materieel verwennen. Hij heeft zelf een moeilijke jeugd met weinig nestwarmte achter de rug, net als zijn vrouw.
– 19 –
7.4 Thema Op het eerste niveau gaat deze roman over pleegzorg: het verhaal toont een pleegzorgsituatie en de evolutie daarvan. Het toont hoe pleegkinderen zich vaak voelen, wat er in hen omgaat en wat het betekent een veilige thuis te moeten missen, ver weg van papa en mama. In de roman schuilen echter een aantal thema’s die herkenbaar zijn voor alle kinderen, ook voor kinderen die in een ‘normale’ gezinssituatie leven. - Nood aan geborgenheid: Raf is op een agressieve manier ontworteld. Veel van zijn agressief gedrag kan worden verklaard door zijn gemis aan geborgenheid en veiligheid. - De rol van fantasie en humor: Het verhaal toont hoe fantasie en humor kunnen helpen bij het verwerken van problemen. Het helpt de situatie en jezelf te relativeren, je eigen gebreken, fouten en situatie te aanvaarden. - Het leren herkennen, benoemen en toelaten van gevoelens: Soms ben je ergens verdrietig over, teleurgesteld of voel je je schuldig en uit je dat in woede. In dit verhaal leert Raf zijn gevoelens adequaat te uiten. Hij leert een onderscheid te maken tussen al deze gevoelens en hij leert ook dat hij ze mag toelaten. Dat leert hij niet via praatsessies maar door te tekenen, creatief bezig te zijn en verhalen te lezen. Spelenderwijs dus, zonder dat er druk op hem wordt gezet. Hij mag zijn wie hij is, wordt graag gezien zoals hij is en daardoor breekt zijn muurtje af en maakt hij contact met zichzelf. - Schuldgevoel en negatief zelfbeeld: Raf voelt zichzelf schuldig, vindt zichzelf dom en een lastpak. Daardoor stormt het in zijn hoofd. Als er verandering komt in dat zelfbeeld (doordat Bep en Sam hem het gevoel geven dat hij wel iets kan en dat ze hem graag zien) komt er ook rust bij hem vanbinnen.
7.5 Verhaalmotieven en symboliek - De raket waarmee Raf naar de sterren wil vliegen, is een metafoor voor zijn vlucht uit de reële wereld, die voor hem te zwaar om dragen is. Hij hoopt tussen de sterren een veilige plek te vinden. - De lijstjes die Raf maakt zijn een metafoor voor de greep die hij op zijn eigen leven wil houden. Zolang hij de wereld om zich heen kan ordenen in lijstjes, kan hij controle houden, een controle die hem houvast biedt, de veiligheid die hij mist. - Het tekenen is eerst een middel om weg te vluchten uit de werkelijkheid, zijn dromen waar te maken op papier. Nadien wordt het een manier om met zijn gevoelens om te gaan. - Zijn spraakgebrek is een metafoor voor zijn trauma. Naarmate hij het verleden weer onder ogen durft te zien en zich veiliger voelt, verdwijnt het spraakgebrek ook een beetje. Het feit dat hij, door zijn spraakgebrek, zijn eigen naam uitspreekt als ‘Laf’ en ook met die naam geplaagd wordt, voedt zijn schuldgevoel. Hij vindt van zichzelf dat hij laf is geweest, telkens papa mama sloeg. Hij had mama ter hulp moeten snellen en vindt dat hij daarin tekort geschoten is. - De teddybeer staat voor zijn verlangen naar veiligheid, naar ‘kind mogen zijn’. - Het ‘Grote-reis-naar-mama-spel’ staat symbool voor zijn overlevingsstrategie.
– 20 –
7.6 Ruimte Het begin van het verhaal speelt zich af in een niet nader bepaald dorp. Bep en Sam daarentegen wonen afgelegen. Het huis van Ruud en Conny is netjes en ordelijk; dat van Sam en Bep is een beetje excentriek, zit vol fantasie, net als de dames zelf. En er zijn veel boeken. De twee scholen waar Raf naartoe gaat; het ziekenhuis; de kermis; de boekenwinkel van Sam.
7.7 Tijd Het hele verhaal speelt zich af vanaf de tweede dag voor de herfstvakantie tot aan het eind van de herfstvakantie.
7.8 Vertelperspectief Het verhaal is geschreven vanuit een vertellende en belevende ik. We lezen het verhaal door de ogen van Raf.
– 21 –
7.9 Stijl De auteur roept in haar stijl de denkwereld van een 10-jarige op. Sommige woorden of uitspraken begrijpt hij niet of vat hij letterlijk op. vb. - p. 39: Hij gaat de betekenis van het woord ‘psycholoog’ opzoeken. - p. 66: Het halve brilletje: ‘misschien had ze geen geld genoeg om een heel brilletje te kopen.’ - p. 94 en p. 96: De uitspraak ‘op je eigen benen staan’ vat hij letterlijk op, net zoals de uitspraak ‘wij kopen geen kat in een zak’. De gedreven en directe stijl geeft de storm weer die woedt in Rafs hoofd en zijn ontgoocheling in zichzelf en de wereld. Raf is een jongen die fantasierijk is en erg visueel ingesteld. Hij denkt ‘in beelden’, metaforen, vergelijkingen,… Personificaties: vb. - p. 70: ‘de boeken groeien…’ - p. 62: ‘alsof de wind mijn naam zou vertellen aan die natte vinger.’ Vergelijkingen: vb. - p. 86: ‘gesnurk als een verkouden kat die te lang in de regen heeft gelopen.’ - p. 87: ‘haar wang is gekreukt als een tekening die te lang in een reistas heeft gezeten.’ Metaforen: vb. - p. 88: ‘de boomhut lijkt wel een bijennest.’ - p. 91: ‘ik leek een lekke kraan.’ - p. 93: ‘er loeiden binnen in huis sirenes. Van mama die gilde en van Saar die lag te huilen in haar wieg.’ - p. 100: ‘die kraan in mijn buik is weer lek.’ - p. 106: ‘drakenbloed’ i.p.v. kersensap. Figuurlijk i.p.v. letterlijk: vb. - p. 99: ‘met mijn hoofd in mijn schoenen.’
7.10 Genre Over lijstjes, pannenkoeken en een geheim plan is een realistisch verhaal over een pleegjongen die via zijn fantasie probeert te overleven in de wereld.
– 22 –
7.11 Vertelstructuur Het verhaal is opgebouwd volgens een chronologische structuur. Nu en dan wordt deze structuur doorbroken door flashbacks die opgeroepen worden door het associatieve denken van het hoofdpersonage. vb. - p. 24 e.v.: Raf vertelt hoe het komt dat hij een eigen kamertje heeft gekregen. Hij vertelt dus over wat er voordien is gebeurd. - p. 77: hij zit in de boomhut en blikt terug op wat er eerder die dag is gebeurd. Tegelijk is het ook een ontvouwende roman. Stilaan komt de lezer te weten wat er precies aan de hand is met Raf en wat er in het verleden is gebeurd.
7.12 De schrijver in beeld Leen van den Berg werd op 8 april 1956 geboren in Brussel en woont nu in Rotselaar bij Leuven. Ze studeerde geschiedenis en later psychoanalyse. Ze gaf een tijdje les, werkte als museumconservator en deed meer dan tien jaar lang psychologisch onderzoek naar het gedrag van mensen. Dat laatste bracht haar in alle uithoeken van de wereld. Ze schrijft scenario’s en sinds 1996 ook jeugdboeken. Ze organiseert schrijfateliers en geeft les als schrijfdocente in Vlaanderen, Nederland, Zuid-Afrika en Suriname. Ze vertaalt ook werk van buitenlandse collega’s. Meer info op: http://users.belgacom.net/leenvandenberg e-mail: leenvandenberg@skynet.be Reacties en neerslag van je werk rond dit boek in de klas kan je opsturen of mailen naar Leen van den Berg Panoramalaan 9 3110 Rotselaar e-mail: leenvandenberg@skynet.be Je kan de auteur ook uitnodigen voor een lezing of workshop in je klas.
– 23 –
– 24 –
– 25 –
Over pleegouders en pannenkoeken Nele De Ganseman
“Hoe is het in godsnaam mogelijk?’ briest hij terwijl hij rondjes om me heen gaat draaien. Typisch Ruud. Als hij het niet van me kan halen, sleurt hij er God bij. God heeft wel wat anders aan zijn hoofd. Die houdt zich heus niet bezig met rapporten en al helemaal niet met het mijne. God weet niet eens waar ik woon, anders had ie er allang voor gezorgd dat Saar en ik weer bij mama waren. (...) Hadden ze maar niet zo idioot moeten zijn. Wie haalt er nu wildvreemde kinderen in huis?” (Uit: Over lijstjes, pannenkoeken en een geheim plan door Leen van den Berg, uitgeverij De Eenhoorn) Meer dan 4000 gezinnen in Vlaanderen en Brussel halen pleegkinderen in huis, zo bleek op de boekvoorstelling van Over lijstjes, pannenkoeken en een geheim plan. Leen van den Berg, auteur van het boek en zelf pleegmoeder, schreef het verhaal van Raf. Hij is een pleegkind dat lijstjes maakt over wat hij kan en niet goed kan (het ene lijstje al wat langer dan het andere) en bovenal plannen blijft smeden om opnieuw bij zijn moeder te kunnen gaan wonen. “Respect van de pleegouders voor de echte ouders is erg belangrijk”, zegt Marijke Wieërs, directeur Jeugdzorg in Gezin vzw, en ook zelf pleegmoeder. “Pleegkinderen moeten de kans hebben om hun verdriet en pijn weer te geven, maar toch ook positieve gevoelens ten aanzien van hun ouders te blijven houden.” Dat dit continu zoeken naar evenwicht en omgaan met de loyaliteitsconflicten van het pleegkind geen eenvoudige klus is, wordt treffend omschreven in het boek. Veel pannenkoeken bakken blijkt te helpen, maar vooral ook: rust en vertrouwen bieden aan het gekwetste kind dat aan je wordt toevertrouwd. Pleegzorg Vlaanderen is blijvend op zoek naar alleenstaanden, koppels of gezinnen die zich daartoe willen verbinden. Op www.pleegzorgvlaanderen.be vind je meer informatie (LAPP, van en voor Leuvense afgestudeerde psychologen en pedagogen)
– 26 –