Het is te koud om te sterven
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 2
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 3
HET IS TE KOUD OM TE STERVEN CHRISTIAN FRASCELLA Vertaling Henrieke Herber & Ada Duker
uitgeverij brooklyn
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 4
Oorspronkelijke titel Fa troppo freddo per morire Copyright © 2018 Christian Frascella Copyright Nederlandse vertaling © Henrieke Herber en Ada Duker Omslagontwerp Claudia Claas/Valetti Typografie binnenwerk Sander Pinkse Boekproductie isbn 978 94 92754 219 nur 302 www.uitgeverijbrooklyn.nl
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 5
Voor Fabrizio Peirone, met wie ik mijn eerste boek las
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 6
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 7
1
Ik zit in de wasserette in Corso Giulio, waar ik werk. Beter gezegd, vanwaaruit ik opereer. Niet dat ik me bezighoud met wasmachines en waspoeder, ik ben een privédetective zonder kantoor. De huur voor een kantoor is met wat ik verdien niet op te brengen, dus heb ik in de buurt rondverteld dat ik hier te vinden ben als iemand mijn diensten nodig heeft. Van Mohamed Sabil, de Marokkaanse eigenaar van de zaak, mag ik hier zitten omdat ik af en toe voor zijn gemeenschap werk, met goede resultaten. Mijn inzet moet op z’n minst zijn gewaardeerd, want geen van mijn klanten heeft nog mijn hoofd geëist. Buiten deze wijk is er echter een lange lijst van mensen die me graag dood zouden willen, onder anderen mijn ex-vrouw. En waarschijnlijk ook mijn dochter, die ik al een maand of acht niet heb gezien. Af en toe komt Mohamed langs om het geld uit de automaat te halen en de muntjes bij te vullen. Meestal wisselen we geen woord, knikken we elkaar alleen toe. Maar vandaag begroet hij me en vraagt hij hoe het met me gaat. ‘Goed. Afgezien van die klotekou.’ Het is ver in januari, twee dagen geleden is er sneeuw gevallen en nu ligt die als ijs op de stoepen. Vanochtend zag ik iemand vreselijk onderuitgaan. Meteen schoot iemand anders hem te hulp; de wereld is vol goede mensen die ’s ochtends iemand die is gevallen te hulp schieten, maar ’s nachts misschien wel meisjes verkrachten. Wie deze paradox begrijpt hoeft zich nergens meer over te verbazen — en dat is wat ik van plan ben in de jaren die me nog resten in dit leven. ‘Heb je het druk deze dagen?’ informeert Mohamed. Zijn stem is laag, schor. Als hij geïrriteerd is kun je maar beter uit zijn buurt blijven. Ik leg de Gazzetta dello Sport op een wasmand. ‘Met krant lezen. Hoezo?’ 7
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 8
Met zijn smalle neus snuffelt hij even aan de lucht, dat is een tic van hem. ‘Mijn neef Driss zit in de problemen.’ ‘Wat voor problemen?’ ‘Leningen bij Albanezen voor weddenschappen. Hij is ze behoorlijk wat geld schuldig.’ Hij komt erbij zitten. ‘Hoeveel?’ ‘Rond de zevenduizend.’ Ik fluit even. ‘Paardenraces?’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik weet het niet precies. Wel dat de schuld de laatste tijd opgelopen is.’ Hij steekt een sigaartje op. Hij is rond de vijftig, lang en mager, met donkere vlekken op zijn huid en hagelwitte tanden. ‘Maar nu hebben die Albanezen gezegd dat het basta is: of je betaalt of we vermoorden je.’ De rook komt uit zijn neus en vormt een merkwaardige arabesk rond zijn hoofd. ‘En wat verwacht je nu van mij?’ ‘Je zou met ze kunnen gaan praten.’ ‘Met die Albanezen?’ Hij knikt. ‘En wat moet ik dan zeggen?’ ‘Dat ze nog even geduld moeten hebben, zodat hij tijd heeft om het geld bij elkaar te krijgen.’ Met Albanezen die woekerleningen geven valt niet te praten. Ik heb wat dat betreft weinig sympathieke verhalen gehoord. ‘Ik denk niet dat ze dat accepteren,’ zeg ik. ‘Bovendien zullen ze om een onderpand vragen. Heeft Driss iets, weet ik het, iets als een auto die hij kan verkopen om snel aan geld te komen?’ ‘Hij heeft niets, hij werkt al een jaar niet meer. Hij was in vaste dienst bij loodgieter Pavarà, maar hij heeft ontslag genomen. We houden nu een inzameling om hem te helpen.’ ‘We?’ ‘Ik en de anderen hier uit Barriera.’ ‘En hoeveel hebben jullie al bij elkaar?’ ‘Duizend.’ Uit zijn broekzak haalt hij de bankbiljetten tevoorschijn, bij elkaar gehouden met een paperclip. Hij geeft ze me. ‘Ik heb niet gezegd dat ik het doe. En waarom breng je dat geld eigenlijk zelf niet?’ ‘Ik heb een bloedhekel aan ze.’ Uit zijn andere zak haalt hij 8
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 9
een stiletto tevoorschijn en klikt hem open. ‘Ik ben in staat er een overhoop te steken als ik tegenover ze sta.’ ‘Met dat ding haal je niks uit. Die lui schieten je neer zodra ze één spier van je zien bewegen.’ ‘Daarom vraag ik jou.’ ‘Oké. Dan vermoorden ze mij. Niet jou, niet je neef. Mij.’ ‘Jij hebt bij de politie gezeten, Contrera. Dat weten mensen. Dat zullen zij ook weten.’ ‘En dus?’ ‘Misschien denken ze dan wel twee keer na voor ze je vermoorden.’ ‘Misschien ook minder.’ Dit zou weleens een lastige zaak kunnen worden. Maar de ellende is dat ik al een tijdje geen werk heb gehad en wel wat geld kan gebruiken. Aan de andere kant word ik bepaald niet enthousiast van het vooruitzicht te maken te krijgen met een bende Albanezen. Ik sta op en open mijn privékoelkast, waarin ik mijn bier bewaar. Mohamed gunt me dat hoekje en vraagt er niets voor terug. Ik moet zeggen dat hij me als huisbaas altijd heel erg vrij heeft gelaten. Daarbij zijn in de loop der tijd veel van zijn vrienden op zijn advies naar me toe gekomen. Ik trek een Corona open en ga weer zitten. Hem bied ik niets aan, hij is geheelonthouder en keurt alcohol af. Die koelkast is van zijn kant echt een grote gunst. Er komen klanten binnen die hem begroeten. Twee vrouwen in lange gewaden met hoofddoeken die deels hun gezicht bedekken, die manden vol vuile was bij zich hebben. Mohamed beantwoordt hun groet met een knikje. Hij is in afwachting van wat ik ga zeggen. Ik kijk naar de twee vrouwen die in het Arabisch met elkaar praten en geroutineerd de trommels van de wasmachines opentrekken. Ik heb geen idee waarom ze hun spullen niet thuis wassen. Dat zal ik een keer vragen. Ik neem een grote slok. ‘Vertel eens wat over Driss,’ vraag ik ten slotte. ‘Driss Bouda. Hij is de zoon van een goede vriend van mij die overleden is.’ 9
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 10
‘Hoe oud is hij?’ Ik heb inmiddels mijn opschrijfboekje en pen uit de zak van mijn jack gehaald en maak aantekeningen. ‘Twintig. Maar je herinnert je Driss toch nog wel?’ ‘Vaag. Getrouwd? Kinderen?’ ‘Een verloofde, Naima. Driss woont bij zijn moeder, Hafida. Die van niks weet en ook niks mag weten.’ ‘Duidelijk. Wat doet hij in het dagelijks leven, behalve geld van anderen vergokken?’ Mohamed kijkt naar de twee vrouwen die al ruim een minuut zijn gestopt met kletsen en naar ons staan te kijken. Zodra ze zijn blik ontmoeten, draaien ze zich om en praten wijzend naar de wasmachines verder. Mohameds blik is dan ook afschrikwekkend. Hij snuffelt even aan de lucht en wijdt zich dan weer aan mij. ‘Niets, dat zei ik al. Hij leeft van het geld dat zijn vader hem heeft nagelaten, afkomstig van stukken land die hij in Rabat voor een paar stuivers had verkocht en zijn pensioen. Hamid, zo heette zijn vader, heeft twintig jaar bij Magneti Marelli gewerkt. Toen ging hij dood.’ ‘Hoe?’ ‘Een hartaanval. Terwijl hij met collega’s aan het jeu-de-boulen was. Zes jaar geleden.’ Zijn stem klinkt schor. Ik neem nog een slok. De Corona stijgt naar mijn hoofd, het is al mijn derde sinds ik binnen ben. Met bier op lijkt de wereld minder lelijk, dat is nu eenmaal zo. ‘Kan ik met Driss praten?’ ‘Nee, hij zou onze hulp weigeren. Ik wil dat je je met de kwestie bemoeit zonder dat hij het te weten komt. Ik vertel het hem alleen als de Albanezen uitstel accepteren.’ ‘Oké. En mijn beloning?’ Deze keer haalt hij geld uit zijn portemonnee. Drie biljetten van honderd die zo van de drukker lijken te komen. Ik pak ze niet direct aan. ‘Is dit genoeg? Je hoeft alleen maar naar ze toe te gaan en het eens te worden.’ ‘En als ze mijn armen of benen breken?’ Hij glimlacht. ‘Dan zullen wij je verzorgen.’ Ik pak de driehonderd euro aan en hij staat op. De kleur lijkt weggetrokken uit de vlekken op zijn gezicht. 10
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 11
‘Ik hou je op de hoogte,’ zeg ik tegen hem. ‘Minder drinken, Contrera.’ En hij loopt weg. Ik blijf zitten kijken naar de twee vrouwen die doen alsof het ze niet interesseert en druk met elkaar praten. Ik wil net vragen waarom ze die was niet thuis doen, maar mijn telefoon gaat en ik moet wel opnemen. Het is Anna, mijn ex-vrouw. Ze heeft me al een tijdje niet gebeld, ondanks het feit dat ik mijn financiële verplichtingen jegens onze dochter Valentina de laatste tijd niet bepaald ben nagekomen. Daarom ben ik in de verleiding om niet op te nemen, maar uiteindelijk wint het gezond verstand. Of de angst voor juridische represailles. ‘Ja hallo, met mij.’ ‘Je dochter zit in de problemen,’ begint ze op de toon die ze tegen mij aanslaat sinds ik ben vertrokken. Er loopt een rilling over mijn rug. ‘Wat voor problemen? Is ze zwanger?’ Ze slaakt een gesmoorde kreet, alsof ze een lachbui of kokhalsneigingen onderdrukt. ‘Waar heb je het over?’ Ik zucht, opgelucht dat ik geen opa word op mijn veertigste. ‘Nou?’ ‘Ze is betrapt op stelen.’ ‘Wanneer?’ ‘Vanochtend. In plaats van naar school is ze met een vriendin naar een parfumerie gegaan.’ Ze noemt de naam van de zaak, nooit van gehoord. Ze hadden make-uptasjes in hun rugzak gestopt, en toen ze naar buiten liepen ging het alarm af. Ze zijn weggerend, maar voorbijgangers hebben ze tegengehouden. ‘Konden ze zich niet met hun eigen zaken bemoeien?’ ‘Wie?’ ‘Die voorbijgangers. Moesten die zelfs met deze kou nog zo nodig de held uithangen?’ Er valt een korte stilte. Dan zegt ze: ‘Je maakt een geintje, hè?’ ‘Hoezo?’ ‘Ik bel je verdomme om te zeggen dat je dochter een dieveg11
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 12
ge is en dan kom jij met dit soort idiote opmerkingen?’ ‘Anna, rustig. Dat soort dingen hebben we allemaal uitgehaald toen we veertien waren…’ ‘Ten eerste, jouw dochter is vijftien en je hebt haar in november niet eens gefeliciteerd. Ten tweede, het is niet normaal, misschien voor jou maar niet voor mij. Ik heb mijn hele leven nog geen paperclip gestolen. Hoe dan ook, jij bent haar vader en jij moet met haar praten, jij moet zorgen dat ze haar hersens gaat gebruiken…’ Het idee om oog in oog te staan met Valentina lokt me totaal niet, maar ik heb geen keus, ik kan niet de struisvogel uithangen — al liggen struisvogels, laten we eerlijk zijn, een behoorlijk stuk voor op ons mensen. ‘Ik zal met haar praten,’ stem ik toe. ‘Wanneer?’ ‘Kijk, op dit moment heb ik een klusje waar ik mee bezig zal zijn tot...’ ‘Om drie uur,’ besluit ze. ‘Kom om drie uur langs, dan zorg ik dat ze beneden voor de deur staat.’ ‘O-oké.’ ‘Om drie uur,’ zegt ze nog eens. Uiteraard sluit ze af zonder te groeten. ‘Kutwijf !’ roep ik. De twee vrouwen kijken me aan alsof ik ze tot in de zevende generatie heb beledigd. Na de laatste slok bier loop ik mijn warme en lawaaiige kantoor uit. En daar strekt zich de wijk Barriera voor me uit, Corso Giulio Cesare, kloppend hart van een bizarre smeltkroes. Marokkanen, Soedanezen en Congolezen die elkaar groeten, elkaar negeren of in hun mobiel schreeuwen alsof ze de hele wereld orders uitdelen, terwijl ze waarschijnlijk alleen maar vragen hoe het gaat. Chinezen staan voor hun restaurants om bezoekers te verwelkomen die geen geld hebben voor een fatsoenlijke maaltijd en sommen desondanks op wat er zoal te krijgen is. Een man van wie ik weet dat hij uit Ivoorkust komt staat tegen de muur naast de apotheek te wachten op klanten: hij draagt een krappe, vaalgrijze jas en rookt zonder zijn sigaret uit 12
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 13
z’n mond te halen; in de voering van zijn jaszakken bewaart hij een beetje hasj voor de jongeren die uit school komen. Lijn vier, de bovengrondse metro van Turijn, flitst voor me langs en ik versnel mijn pas, spring over een berg sneeuw die tegen de vuilcontainers is geveegd en stap in. Ik moet naar Corso Taranto, twee haltes, mijn auto laat ik staan. Ik ga de kost verdienen. De Andromeda is een donkere kroeg, ingeklemd tussen flats met afbladderende muren en roestige balkons. Voor ik binnenstap controleer ik de bankbiljetten in de paperclip. Ik kijk naar de lucht, die is asgrijs. Ze zeggen dat het weer gaat sneeuwen. De Andromeda is niet alleen een café: achterin is een grote zaal met biljarttafels en gokkasten, twee internetcomputers en een service om ‘direct en wereldwijd’ geld te versturen. Van de aanwezige mensen is het merendeel Albanees. Er is maar één biljarttafel bezet, vier keus kruisen elkaar in het gedempte, knipperende licht. Ik stap af op een man die met zijn knie tegen een gokkast staat te bonken. ‘Mag ik je iets vragen, voor je miljonair wordt?’ Het is een gedrongen kerel met een ovaal hoofd onder een lelijk kapsel. Hij haalt zijn vingers van de geluksknoppen en werpt me een blik toe die even vriendelijk is als een tandartsboor. ‘Wie mag jij dan wel wezen?’ ‘Ik ben op zoek naar iemand.’ Hij roept: ‘Smerissen!’ Elke handeling in de kroeg bevriest, alsof ze de stekker eruit hebben getrokken. Iedereen kijkt naar me, ik begin het behoorlijk warm te krijgen. Ik ben toe aan nog een Corona. ‘Luister,’ begin ik. ‘Ik ben geen smeris. Ik ben gestuurd door een vriend. Driss. Iemand die jullie geld schuldig is.’ De vier van de biljarttafel staren me aan, dan doet de langste, met een spinnenweb aan tatoeages tot in zijn hals, een stap in mijn richting, de keu nog in zijn hand. ‘Ik snap even niet wat jij te maken hebt met die Afrikaan.’ ‘Ben jij de baas? Die over het geld gaat?’ 13
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 14
Hij geeft een knikje naar een van zijn medewerkers, eentje met een scheve neus en zijn rechteroor vol piercings. De man komt op me af en gromt, duwt mijn armen omhoog en begint me te bekloppen, voelt in de zakken van mijn jack en van mijn broek. ‘Pas maar op, ik raak nog opgewonden,’ laat ik me ontvallen. Hij geeft me een duw en ik kom tegen de gokkast terecht. ‘Rustig,’ zeg ik. ‘Ik ben niet gewapend. Ik heb geld bij me voor de persoon van wie Driss het heeft geleend. Niet alles, helaas.’ De vent die me de duw gaf zegt: ‘Hij is schoon, de lul.’ ‘Kom mee,’ zegt de man met de tatoeages. Ik loop voor de andere twee biljarters langs, die eruitzien als een door een heks gebaarde tweeling in een winternacht in Vlorë. Als ik achter de man aan loop, ontdek ik dat er in de hoek van de zaal een deur zit. Voor die deur blijven we staan, Tattooman klopt aan. Er volgt een antwoord dat ik niet versta, dan doet hij de deur open en komen we in een kantoor met hightech meubilair, een bureau met een laptop, een dossierkast langs de muur en een lelijk schilderij van een zwarte vrouw in bikini op een strand van een of ander koraaleiland. Op een chaise longue ligt een man in een leren pak, zijn blonde haar strak tegen zijn schedel, op zijn neus een donkere Ray-Ban die zijn staat van euforie of wanhoop voor de rest van de wereld verbergt. Er is ook een vrouw van een jaar of dertig, ze staat tegen het bureau geleund te roken. Ze heeft zwart haar en is agressief opgemaakt. Ook haar blik is oorlogszuchtig. Tattooman introduceert me met: ‘Oskar, deze vent zegt dat hij komt voor het geld van Driss, die Marokkaan.’ Oskar verschuift geen millimeter, zet ook zijn bril niet af. ‘Wie ben jij?’ vraagt hij. ‘Contrera. Een vriend van een vriend van Driss.’ ‘Een vriend van een vriend?’ ‘Inderdaad.’ Ik wil net ter zake komen om hier zo snel mogelijk weer weg te kunnen, als de vrouw haar mond opendoet. 14
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 15
‘Jij bent die man uit de wasserette.’ ‘Ja…’ ‘Je bedoelt?’ vraagt Oskar. ‘Nou ja,’ zegt ze met een lach. Ik kan niet horen of ze Italiaans is of Albanees of Nieuw-Zeelands, haar stem heeft geen enkel accent. ‘Hij is een privédetective die zijn klanten ontvangt… in de wasserette van Mohamed. Belangrijk type.’ Ze lacht opnieuw. Als ze niet zo’n mooie mond had, zou ik haar tanden kapotslaan met de asbak die ze tegen haar schoot houdt. Ook Tattooman lacht. En dan komt Oskar eindelijk overeind. ‘Privédetective? Zoals in films?’ Zijn cynische toon irriteert me meer dan het gelach van de twee anderen. ‘Maar die hebben secretaresses,’ zegt zij. ‘Heb jij een secretaresse in de wasserette?’ ‘Hoezo,’ vraag ik haar, ‘zoek je werk?’ De vrouw trekt haar wenkbrauwen op, haast vol medelijden. ‘Niet mijn vriendin beledigen,’ zegt Oskar. Tattooman grijpt me bij mijn arm en knijpt erin. Het doet gruwelijk veel pijn maar ik probeer niets te laten merken. ‘Laat hem los,’ commandeert zijn baas. Het is alsof ik mijn arm uit een pers trek. Ik zou mezelf willen masseren. ‘Het geld?’ zegt Oskar dan. Ik gooi de paperclip met de bankbiljetten op de stoel. Hij raakt ze niet aan. ‘Dat lijkt mij geen zevenduizend.’ ‘Het is duizend.’ Er loopt een zweetdruppel langs mijn schouderblad. ‘De rest komt binnenkort.’ ‘Binnenkort wanneer?’ ‘Als het bedrag bij elkaar is.’ ‘Wie regelt dat?’ informeert Tattooman. ‘Wat maakt jullie dat uit?’ Oskar pakt het geld en weegt het in zijn hand. ‘Ik geef hem nog tien dagen.’ Hij kijkt op de kalender. ‘Volgende week donderdag. Maar het blijft zevenduizend. Dit is net genoeg als rente.’ De vrouw zegt: ‘Ik snap nog steeds niet wat jij met Driss te maken hebt.’ 15
Te koud om te sterven.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 29/04/2020 / 19:18 | Pag. 16
‘Dan staan we quitte, ik snap ook niet wat jij hiermee te maken hebt.’ De vrouw schudt haar ravenzwarte bob. Tattooman wacht op definitieve orders. Oskar zet zijn zonnebril af. Hij heeft kille grijze ogen. Ze weerspiegelen geen enkele ziel. ‘Hoe zei je dat je heet?’ ‘Contrera.’ ‘En je voornaam?’ ‘Contrera en verder niks.’ Hij grijnst. ‘Oké, Contrera Contrera. In feite maakt het me geen ruk uit wie mij het geld brengt. Jij, Driss, Mohamed of Allah in hoogsteigen persoon. Ik wil het donderdag. Als ik het donderdag niet ziet, snij ik je lul eraf en schiet ik Driss door z’n kop. Of,’ hij lijkt even na te denken, zijn hand aan zijn kin, ‘snij ik de lul van Driss eraf en schiet ik jou door je kop.’ Afgezien van een enkele grammaticale fout zou ik zeggen dat zijn verhaal behoorlijk helder is. Oskar wijst naar de deur. Tattooman doet die open en duwt me naar buiten, zonder dat ik nog een laatste blik op de vrouw kan werpen. Onder de dreigende blikken van de aanwezigen begeleidt hij me door het officiële en verlichte deel van de kroeg en zegt onderwijl: ‘Je mag nooit meer op die manier tegen Lidia praten. Want als hij je niet vermoordt, dan vermoord ik je de volgende keer.’ Kortom, de kou die me tegemoet slaat als ik naar buiten stap is haast geruststellend.
16