Geven of Nemen

Page 1



GEVEN OF NEMEN; WAT IS DE MOTIVATIE VAN DE FILMDONATEUR? Aanbevelingen voor het succesvol aanspreken van de CineCrowd donateur nu en in de nabije toekomst

Bachelorthesis Arts & Media Management Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) Faculteit Kunst en Economie Utrecht, Augustus 2012 Onderzoeksbegeleiders: Mevr. C. Hermans (HKU) Dhr. R. Van de Weijer (CineCrowd) Onderzoeker: E.W.J. Beekman



EEN WOORD VOORAF Met het schrijven van deze thesis heb ik mij in de afronding van mijn bachelorstudie opnieuw in het diepe gegooid. Crowdfunding was begin 2012 voor mij een geheel nieuw begrip en ik merkte dat ik hierin niet de enige was. Het is tevens een begrip dat een uitwerking heeft op een veelvoud aan aspecten binnen het filmproces, waar mijn huidige interesse ligt. Wie denkt dat crowdfunding vooral bedoeld is om geld op te halen, zal een breed scala aan instrumenten en mogelijkheden ontdekken tijdens het lezen van dit onderzoek. Tijdens mijn research bleek ik niet de enige te zijn die momenteel dieper op fenomeen van crowdfunding in gaat. Ook niet binnen de filmsector. Alle bevindingen, ook die van andere studenten en onderzoekers, hebben zonder meer bijgedragen aan het continu bijschaven van de discussie. Een discussie die nog geen eenduidig antwoord kent en zeker ook een basis biedt voor verder onderzoek in de nabije toekomst. Een woord van dank gaat uit naar CineCrowd voor de mogelijkheid om het crowdfunding proces enkele maanden van dichtbij te mogen ervaren. En aan Rob en Anna die tijdens het onderzoek ten allen tijden klaarstonden met hun scherpe visie. En uiteraard de donateurs en experts die hun motivatie en visie, ook op een korte termijn nog, wilden toelichten. Bijzondere dank gaat uit naar Carolien voor een uitmuntende begeleiding en steun tijdens het gehele schrijfproces. En naar Nel, Willem, Amanda en Rianne die ook in de laatste fase niet te ontkennen ondersteuning hebben geboden. Utrecht, 7 augustus 2012


SAMENVATTING CineCrowd introduceerde crowdfunding begin 2011 voor de Nederlandse filmsector. Inmiddels zijn er een twintigtal projecten succesvol gefinancierd en blijft de vraag vanuit de filmsector nog altijd stijgen. Zeker nu de cultuurbezuinigingen onder staatssecretaris Halbe Zijlstra in de loop van 2012 merkbaar worden. CineCrowd wil de komende jaren uitgroeien naar een volwaardig financieringsalternatief voor de Nederlandse film, maar55 moet hiervoor verder groeien in het aantal projecten en donateurs. In dit onderzoek wordt daarom gekeken in hoeverre de CineCrowd donateur en de sector hiervoor open staan. Er kunnen vier typen CineCrowd donateurs worden onderscheiden. De ‘onbaatzuchtige donateur’ doet een bijdrage vanuit een overtuiging van de film of de filmmaker en vindt een tegenprestatie in ruil voor de donatie veelal niet direct van belang. De ‘donateur die een specifieke tegenprestatie wenst’, kent tevens een sterke affiniteit met de film, maar laat zich voornamelijk leiden door een specifieke tegemoetkoming gekoppeld aan het donatiebedrag. Het derde type donateur stelt de tegenprestatie wel op prijs, maar verlangt eerder persoonlijke erkenning in ruil voor de bijdrage. En er is een donateur die in zekere mate bekend is met de context van crowdfunding of het filmproces en hierdoor de urgentie van de financieringsvraag van de filmmaker in ziet. In alle donaties middels CineCrowd is de passie voor de film en betrokkenheid bij filmmaker of -proces aanwezig, veelal als belangrijkste factor. De literatuur en de eerste analyses geven voldoende aanleiding voor CineCrowd om in de nabije toekomst voornamelijk in te zetten op de persoonlijke betrokkenheid met de donateur, middels een tweeledige strategie. Omdat de donateur de sterkste binding vertoont met de film of de filmmaker, zal CineCrowd middels de filmmaker moeten bouwen aan de donateurrelatie. Een betrokkenheid bij de filmmaker leidt namelijk niet tot een automatische betrokkenheid bij CineCrowd. Middels deze reeds bestaande band tussen maker en donateurs kan CineCrowd het snelste tot de doelgroep van donateurs geraken. De statistieken laten zien dat de gemiddelde donateur tweemaal een donatie overweegt. Een aantal donateurs vormt hierop een uitzondering en is vanaf de start van het platform reeds betrokken. Deze selecte groep van trouwe volgers is voor CineCrowd relatief gemakkelijk te benaderen om een nog sterkere band mee op te bouwen. Het netwerk van deze ‘sleuteldonateurs’ kan vervolgens verder worden aangesproken om, met de focus op het persoonlijke contact, de kring met trouwe donateurs langzaam maar gestaag te laten doorgroeien. De sector zal de komende tijd op zoek gaan naar en verdere inzet van crowdfunding. Platforms als CineCrowd kunnen mogelijk een grotere rol gaan spelen in het systeem van beoordeling, dat indirect gecreëerd wordt door het geven van financiële support. Het publiek kan in zekere mate haar stem laten horen om een waardeoordeel over de film uit te spreken. De filmsector heeft vervolgens de taak om de juiste insteek voor de platforms te kiezen. De expert


wijst in het onderzoek op een juiste inzet van de ‘geldvraag’, die in verhouding moet zijn met de gevraagde bijdrage. De donateur ziet het model namelijk liever niet te commercieel worden. Tevens spreekt de expert de verwachting uit dat crowdfunding ook voor de grotere (speel)films kan gaan werken, maar wel gericht op de private investeerder. De kleinere initiatieven en platforms kunnen zich volgens experts het beste blijven richten op de donatiestructuur om hun doelen te bereiken.


INHOUDSOPGAVE 1

INTRODUCTIE 1.1. INLEIDING 1.2. ONDERZOEKSKADER 1.3. PROBLEEMSTELLING 1.4. INTRODUCTIE VAN CINECROWD 1.5. MAATSCHAPPELIJKE EN WETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE 1.6. BETROUWBAARHEID EN VALIDITEIT VAN HET ONDERZOEK 1.7. STRUCTUUR VAN DE THESIS

4 5 5 6 7 8 9

2

FINANCIERING VAN DE FILMSECTOR 2.1. GESCHIEDENIS VAN EEN GESUBSIDIEERDE SECTOR 2.2. HET SUCCES VAN DE NEDERLANDSE FILM 2.3. DE ROL VAN HET NEDERLANDS FILMFONDS 2.4. EEN VERANDERENDE FILMSECTOR 2.5. DE OPKOMST VAN CROWDFUNDING 2.6. OMVANG VAN CROWDFUNDING IN NEDERLAND 2.7. CROWDFUNDING IN DE NEDERLANDSE FILMSECTOR 2.8. DE IMPACT VAN CROWDFUNDING OP DE FILMSECTOR 2.9. PRIVATE FILMFONDSEN

12 13 13 14 16 18 19 22 24

3

MOTIVATIE VOOR GEEFGEDRAG 3.1. MECHANISMEN EN MOTIVATOREN OM TE GEVEN 3.2. INTRINSIEKE VERSUS EXTRINSIEKE MOTIVATIE

28 31

4

DRAAGVLAK VOOR GEEFGEDRAG 4.1. DONATIE AAN GOEDE DOELEN 4.2. DONATIE AAN KUNST EN CULTUUR 4.3. DRAAGVLAK VOOR CULTUUR 4.4. GEEFGEDRAG VAN DE CINECROWD DONATEUR

36 36 37 40

5

ONDERZOEKSMETHODEN 5.1. KWANTITATIEF ONDERZOEK 5.2. ONDERZOEKSPOPULATIE KWANTITATIEF ONDERZOEK 5.3. KWALITATIEF ONDERZOEK 5.3.1. ONDERZOEKSGROEP DONATEURS 5.3.2. ONDERZOEKSGROEP EXPERTS 5.4. ONDERZOEKSPOPULATIE KWALITATIEF ONDERZOEK 5.4.1. ONDERZOEKSGROEP DONATEURS 5.4.2. ONDERZOEKSGROEP EXPERTS 5.5. TOELICHTING ANALYSE KWANTITATIEF ONDERZOEK. 5.6. TOELICHTING ANALYSE KWALITATIEF ONDERZOEK

44 44 45 46 47 47 47 48 48 49

1


6

7

ONDERZOEKSRESULTATEN 6.1. ANALYSE UITKOMST ENQUÊTE 6.2. ANALYSE INTRINSIEKE MOTIVATOREN 6.2.1. INTERESSE 6.2.2. PERSOONLIJKE OVERTUIGING 6.2.3. RELATIE MET HET FILMPROCES 6.2.4. RELATIE MET DE FILMMAKER 6.3. ANALYSE EXTRINSIEKE MOTIVATOREN 6.3.1. ERKENNING OF INVLOED VAN OMGEVING 6.3.2. BETROKKENHEID 6.3.3. TEGENPRESTATIE 6.3.4. RENDEMENT EN FINANCIEEL VOORDEEL 6.3.5. FISCAAL VOORDEEL 6.4. OVERIGE MOTIVATOREN 6.5. ANALYSE AXIALE VERBANDEN 6.5.1. NORMEN & WAARDEN 6.5.2. OPVATTINGEN 6.5.3. CONTEXT 6.5.4. DOORSLAGGEVENDE MOTIVATOREN 6.5.5. OVERIGE MOTIVATOREN/VOORWAARDEN 6.5.6. UITKOMSTEN 6.6. VERBAND TUSSEN ANALYSES

52 52 52 53 53 54 54 54 54 54 55 55 55 55 56 56 56 56 56 57 57

CONCLUSIE EN DISCUSSIE 7.1. CONCLUSIE 7.2. DISCUSSIE

60 62

BIBLIOGRAFIE

66

BIJLAGEN I SCHEMATISCH OVERZICHT AXIALE VERBANDEN DONATEURS II SCHEMATISCH OVERZICHT AXIALE VERBANDEN EXPERTS III OVERZICHT MENTALITY GROEPEN IV OPROEP INTERVIEWS V OPZET INTERVIEW DONATEUR VI VRAGENLIJSTEN EXPERTS VII CV ELWIN BEEKMAN

2


3


1

INTRODUCTIE

1.1. INLEIDING “Voor concrete innovatieve plannen op het gebied van filmfinanciering, marketing en promotie, distributie en vertoning trekt het [Film] Fonds ook middelen uit. Te denken valt aan (…) nieuwe vormen van crowd funding en crowd sourcing, waarbij het publiek als medemaker of medefinancier optreedt. Deze steun is bedoeld voor initiatieven die openstaan voor de sector en kunnen uitgroeien tot een nieuwe standaard” (Boonekamp, 2012;p.64).

Directeur van het Nederlands Filmfonds Doreen Boonekamp begint haar ‘Beleidsplan’ voor 2013-2016 met bovenstaande toelichting. Het is opmerkelijk dat iemand in haar positie anno 2012 crowdfunding en crowdsourcing als mogelijke ‘nieuwe standaard’ binnen de filmfinanciering bestempelt. Dit is voor platforms als CineCrowd, het crowdfunding platform dat zich richt op financiering van de korte Nederlandse film, dan ook een eerste bevestiging van haar jonge bestaansrecht. Nu de eerste crowdfunding successen geclaimd kunnen worden, rijst langzaam de vraag wat het toekomstperspectief is van dit groeiende initiatief. De bestaande platformen als CineCrowd worden nu nog voornamelijk ingezet om het tekorten op algehele projectbegrotingen op te vullen,

naast bijdragen uit diverse andere subsidiebronnen, zoals het Nederlands Filmfonds. Hierbij gaat het echter nog niet om bedragen die op kunnen wegen tegen de aanstaande kunsten cultuurbezuinigingen, die momenteel aan de andere kant van de begroting ingeboekt worden. In het Beleidsplan 20132016 (Boonekamp, 2012) wordt eveneens de beperkte aanwezigheid van private investeringsopties aangehaald. “Filmproductie draait op projectfinanciering en is kostbaar en risicovol. Producenten voorzien in hun financieringsbehoefte voor producties door kapitaal aan te trekken van marktpartijen (distributeurs, televisie, sales agents), private investeerders en bijdragen van lokale, regionale en landelijke filmfondsen” (Boonekamp, 2012;p.20). Nu ook die regionale fondsen minder gaan bijdragen (Ministerie van Onderwijs,

4


Cultuur en Wetenschappen, 2011) wordt duidelijk dat crowdfunding een belangrijke rol kan gaan spelen voor de Nederlandse filmsector in de komende jaren. Bekkers & Wiepking (2011) hebben een uitgebreid filantropisch onderzoek gedaan naar de motivatoren en mechanismen achter donaties, wat onlangs verder gespecificeerd is voor de kunsten cultuursector door Koen van Vliet (2011). Hiermee is in kaart gebracht welke factoren er spelen in de besluitvorming om te doneren. De vervolgstap binnen deze thesis is dan ook het onderscheiden van deze motivatoren en mechanismen binnen de huidige doelgroep van CineCrowd, in een poging deze verder te stimuleren tot geven. Dat de bestedingen van de Nederlandse (film)donateur verder kunnen stijgen, blijkt uit een enquĂŞte die NRC Handelsblad eind 2011 liet uitvoeren door onderzoeksbureau Intomarkt GfK (Dool, 2011). De helft van de mensen wil namelijk zelf als mecenas voor de kunsten optreden. Het is voor CineCrowd dan ook interesssant om aan te haken bij deze trend. Hiervoor moet echter achterhaald worden welke motivatie er meespeelt in de bereidheid van de CineCrowd donateur, in hoeverre deze in is te zetten in de huidige filmfinanciering en hoe deze ook op de lange termijn vast te houden is. Met een antwoord hierop, kan CineCrowd aan een lange termijnrelatie met haar donateurs gaan werken. Het geeft nieuwe inzichten voor de toekomstige beleidsvorming, en kan mogelijk de grenzen van het huidige CineCrowd-

5

platform in kaart brengen, als het aankomt op bereidheid van de donateur.

1.2. ONDERZOEKSKADER In deze thesis wordt bewust gekozen om de motivatie van de donateur voor de Nederlandse film te onderzoeken. Er is getracht om ook een verkenning van de investeerder met winstoogmerk mee te nemen in het theoretisch onderzoekskader. Echter is deze grotendeels verenigd in besloten vennootschappen en buiten dat intieme netwerk zeer lastig te benaderen. Ook binnen het gegeven tijdspad voor dit onderzoek. Zowel de onderzoeker als CineCrowd beschikken op dit moment niet over genoeg ingangen in deze netwerken. Desondanks blijft het crowdfunding vraagstuk zeer relevant in tijden van bezuinigingen op de kunst- en cultuursector en de verschuivingen die hierdoor in de sector optreden. Daarnaast heeft CineCrowd na haar eerste bestaansjaar input nodig op haar diensten, om het businessmodel te kunnen evalueren en een succesvolle strategie voor de komende tijd te kunnen bepalen.

1.3. PROBLEEMSTELLING Ondanks het feit dat crowdfunding zich nog moet bewijzen als volwaardig financieringsalternatief, is er de afgelopen twee jaar relatief veel onderzoek gedaan. Zo is er inmiddels een duidelijke omschrijving van crowdfunding als economisch model dankzij Lambert & Schwienbacher (2010) en zijn


de belangrijkste drijfveren achter crowdfunden in kaart gebracht door Bekkers & Wiepking (2011). Met deze kennis over crowdfunding, kan de vergelijking worden doorgetrokken om de motieven en mechanismen achter donaties verder te onderzoeken. Bijvoorbeeld in de specifieke toepassing voor een platform als CineCrowd. De belangrijkste vraag die in dit onderzoek zal worden beantwoord is (als volgt): In hoeverre is de filmdonateur te motiveren tot een financiële bijdrage, die voldoet aan de huidige financieringsvraag van de sector? Om de beslissingsfactoren van de donateur voor CineCrowd inzichtelijker te maken en te kunnen vergelijken met de behoefte uit de sector, moeten ook de volgende aspecten nader onderzocht worden: . In welk financieringslandschap bevindt CineCrowd zich als crowdfunding platform voor de Nederlandse film? . Welke in- of extrinsieke motivatoren en mechanismen liggen ten grondslag aan het geefgedrag van de filmdonateur? . In hoeverre zijn de in- en extrinsieke motivatoren van de CineCrowd donateur leidend voor de financiële bijdrage aan de Nederlandse film? . In hoeverre liggen er in het huidige film financieringslandschap mogelijkheden voor grotere investering middels crowdfunding?

Enkele begrippen hebben nadere toelichting nodig om het onderzoekskader vast te kunnen stellen. Wanneer wordt gesproken over de (film)donateur, wordt specifiek verwezen naar individuen die een financiële bijdrage doen, zonder daar een financiële tegemoetkoming voor te ontvangen. In zekere zin wijkt deze definitie niet al van de gangbare opvatting van een donateur. Een (film)investeerder anderzijds, doet een financiële bijdrage met de intentie om het geld ooit weer terug te zien. In ieder geval de investering, met mogelijk ook rendement hierover. Het onderscheid hierin wordt ook verduidelijkt in de toelichting van in- en extrinsieke motivatie. Ryan & Deci (2000) maken brengen veschil aan tussen motivatie in het verlengde van de eigen normen & waarden of een instrumentele aanzet anderzijds. Voor het begrip crowdfunding wordt verwezen naar de definitie volgens Lambert, Belleflamme & Schwienbacher (2011). Vrij vertaald omschrijven zij crowdfunding als ‘een open oproep, meestal via het internet, voor het verlenen van financiële middelen in ruil voor een schenking of andere tegenprestatie’.

1.4. INTRODUCTIE VAN CINECROWD Het CineCrowd platform is in februari 2011 opgericht op initiatief van een drietal jonge filmmakers die tegen de grenzen van de toenmalige filmfinanciering aanliepen. Reeds 19 filmmakers hebben sindsdien, mede dankzij

6


CineCrowd, de beoogde financiering voor hun film kunnen behalen middels de ‘crowd’. Een initiatief dat zowel door filmmakers als fondsen met interesse gade wordt geslagen als (zijnde) een serieus alternatief binnen de financiering van de Nederlandse film. CineCrowd wil de komende jaren (dan ook), van een startend crowdfunding platform, dat voornamelijk korte Nederlandse film financiert, doorgroeien naar een volwaardig financieringsalternatief voor de Nederlandse film. Idealiter kunnen de grotere Nederlandse films uiteindelijk ook gefinancierd worden met budgetten boven de 100.000 euro. Tot nu toe is er slechts één project geweest dat een budget van meer dan 20.000 euro bijeen wist te halen; de gemiddelde (haalbare) budgetten liggen met 7.000 euro een stuk lager. De stichting CineCrowd ontvangt op dit moment een fee van 10% van alle geslaagde projecten, waarmee de overheadkosten kunnen worden gedekt. Dit is echter niet genoeg om uit te groeien tot een rendabel platform in 2013 (Van de Weijer, 2011). Om door te groeien naar een positief dekkingsplan, moet onder meer het aantal succesvolle Nederlandse projecten omhoog naar 65 films en buitenlandse projecten naar 120 films in 2013 (om de CineCrowd-fee, samen met een aanvulling uit sponsoring, voor een positief dekkingsplan te laten zorgen) (Van de Weijer, 2011).

7

1.5. MAATSCHAPPELIJKE EN WETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE Begin 2012 worden de eerste gevolgen van de bezuinigingen onder het demissionaire kabinet Rutte I op het kunst- en cultuurbeleid merkbaar. Zo wordt er onder andere vanuit de Nederlandse Overheid vanaf januari 2013 maar liefst 6,15 miljoen euro gekort op de begroting van het Nederlands Filmfonds (Graveland, 2011). Mede door deze ingreep, ziet het Nederlands Filmfonds zich in haar beleidsplan dan ook geroepen om haar beleid voor de komende jaren aan te passen; “Het nieuwe beleid van het Fonds zet in op minder subsidie-afhankelijkheid door een grotere nadruk op eigen inkomsten van aanvragers”, aldus Boonekamp (2012;p.90). Het mag duidelijk zijn dat de Nederlandse filmsector de gevolgen van deze bezuinigingen begint te voelen, wanneer ook het Nederlands Filmfonds deze moet onderkennen. Tegelijkertijd gaat het fonds een nieuw beleid inzetten om de Nederlandse film gerichter te ondersteunen vanaf 2013 (Boonekamp, 2012). Hierbij wordt crowdfunding genoemd als een mogelijk aanvullende financieringsbron, naast bestaande financiering. Ook aan de kant van de filmmakers worden steeds meer activiteiten ontplooit in de zoektocht naar financiering, te merken aan het aantal projecten op de verscheidene crowdfunding platforms. De filmsector, en daarmee ook de kunst- en cultuursector, is duidelijk op zoek naar nieuwe financieringsbronnen.


Wanneer een film grotendeels door het Nederlands Filmfonds of een andere subsidieverstrekker wordt gefinancierd, wordt het publiek – de bioscoopbezoeker – pas tegen het eind van het project betrokken, wanneer de film daadwerkelijk te zien is. Het filmproductietraject is hier op ingericht. Wanneer crowdfunding een rol gaat spelen binnen het productietraject, heeft dit een aantal gevolgen voor de productieplanning. Het publiek wordt reeds in de financieringfase benaderd voor een bijdrage, waarbij idealiter al voorbeelden van het eindproduct worden getoond. Het produceren van dit beeldmateriaal moet dus ook naar een eerder tijdstip in de planning. Kortom, een andere inzet van het publiek vereist een ander productietraject. Dit vereist een aanpassing in bestaande werkprocessen. Wanneer de filmsector naar het publiek moet voor haar financiële middelen middels crowdfunding, moet er ook een groter draagvlak onder dat publiek gecreëerd worden. Van het publiek wordt al in een eerder stadium van het project betrokkenheid verwacht. Dit lijkt een gunstige ontwikkeling, omdat het cultuurdebat en de betrokkenheid bij kunst en cultuur opnieuw onder de aandacht worden gebracht.

invalshoeken. Middels literatuur en eerder onderzoek vanuit de sociologische invalshoek is getracht tot de kernfactoren van het geefgedrag te komen, wat de werking van de geeffactor in crowdfunding kan verklaren. Middels diepte-interviews is gekeken of dezelfde factoren ook bij de CineCrowd donateurs te onderscheiden zijn en of er mogelijk nog andere, verborgen motivatie een rol speelt. De kwantitatieve data van de CineCrowd doelgroep moet vervolgens inzicht geven of de mening van de geïnterviewden daadwerkelijk representatief is voor de gehele groep van CineCrowd donateurs. Dankzij deze onderzoeksstructuur moet naast een actuele beeldvorming van de CineCrowd donateur, ook een verklaring van het geefgedrag te geven zijn.

1.6. ONDERZOEKSTRIANGULATIE EN VALIDITEIT

Ondanks de beperking van de populatie in het kwalitatieve deel van het onderzoek, door het uitsluitend interviewen van actieve CineCrowd donateurs, is het mogelijk dat een aantal respondenten heeft geantwoord vanuit een oogpunt van sociale

Om de kwaliteit van dit onderzoek te verhogen, is gebruik gemaakt van bronnen- en datatriangulatie vanuit een aantal verschillende

Omdat de onderzoekspopulatie van deze thesis zich specifiek richt op de donateur van CineCrowd, zijn de resultaten van dit onderzoek niet automatisch van toepassing op andere crowdfundingplatforms in de kunst, cultuur en filmsector. De resultaten kunnen echter wel bruikbare aanknopingspunten of verklaringen geven voor de werking en verdere begripsvorming van crowdfunding. Zeker nu ook andere startende platforms met hun eerste onderzoek en cijfers komen.

8


wenselijkheid. Donateurs zijn mogelijk loyaal aan het CineCrowdplatform en kunnen hierin een bepaald standpunt aannemen. Deze factor wordt minder van invloed, wanneer er een grotere onderzoekspopulatie ondervraagd kan worden. Vanwege de bescheiden populatie is daarom gekozen voor het gebruik van meerdere invalshoeken om zo een bredere context te kunnen creĂŤren.

1.7. STRUCTUUR VAN DE THESIS Deze thesis kan globaal in drie onderdelen worden ingedeeld. Deel 1, respectievelijk de hoofdstukken 1, 2, 3 en 4, geeft een theoretisch kader aan dit onderzoek. Het tweede deel, hoofdstuk 5, beschrijft de uitvoering van het korte kwantitatieve en uitgebreidere kwalitatieve onderzoek waarvan de resultaten in het laatste deel, in hoofdstukken 6 en 7 worden samengevat en bediscussieerd. Verder gespecificeerd, is de inhoud van de hoofdstukken als volgt. Hoofdstuk 1 beschrijft de achtergrond van dit onderzoek en de relevantie van de mogelijke uikomsten voor CineCrowd. Hoofdstuk 2 geeft een theoretisch kader aan de financiering van de Nederlandse filmsector en de crowdfunding initiatieven daarbinnen anno 2012. Een inzicht in de motivatie en mechanismen achter de filantropie volgt in hoofdstuk 3 en 4.

9

In hoofdstuk 5 wordt de inzet van het kwantitatieve- en kwalitatieve onderzoek uiteengezet alsmede een beschrijving van de onderzoekspopulatie. De analyse en discussie aan de hand van de onderzoeksresultaten worden beschreven in de hoofdstukken 6 en 7. Hierin wordt gepoogd een profiel te schetsen van de CineCrowd donateur en worden uitspraken gedaan over de bruikbaarheid van dit profiel voor CineCrowd. In de managementsamenvatting heeft dat geleid tot een advies voor de toekomstige strategie voor CineCrowd.


10


11


2

FINANCIERING VAN DE FILMSECTOR

2.1. GESCHIEDENIS VAN EEN GESUBSIDIEERDE SECTOR Financieren van films is ongeacht de daadwerkelijke productiekosten altijd een risicovolle investering. Vooraf kan immers nooit met zekerheid aangetoond worden dat een film succesvol gaat worden en geld zal opleveren. Daardoor werd reeds eind jaren veertig van de vorige eeuw besloten tot het subsidiëren van de filmsector door de Nederlandse overheid. De eerste stimuleringsmaatregel voor de korte film was in 1947 een feit en kreeg snel een vervolg in de oprichting van het Productiefonds in 1956, voor stimulering van de lange speelfilm. Toen in de tweede helft van de jaren 1960 het Nederlandse bioscoopbezoek terugliep, was dit de reden om tevens de kwetsbare distributeurs en filmimporteurs te ondersteunen (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2007). Ook in de jaren negentig waren investeringen in de sector nodig, omdat de populariteit van de Nederlandse film een nieuw dieptepunt bereikte. Slechts 1% van het totale bioscoopbezoek kwam door van het nationale filmproduct (Van Der Burg & Wolfs, 2004). Met de fusie van de fonsen in het ‘Nederlands Fonds voor de Film’ (NFF) en de start van de ‘CV-

Regeling’ in respectievelijk 1993 en 1999 speelde de Overheid een belangrijke rol in het ondersteunen van de filmsector. En niet zonder succes: het afgelopen decennium groeide het marktaandeel van de Nederlandse speelfilm van 0,8% in 1994 tot 16% in 2011 (Bolwijn, 2011). Tot 2007 kende de filmsector de zogenoemde ‘CV-regeling’, een fiscale stimuleringsregeling waarbij investeerders belastingvoordeel konden behalen bij investering in filmproducties van eigen bodem. De maatregel hield nog geen tien jaar stand, omdat investeerders de regeling anders interpreteerden dan bedoeld door de overheid, zodat onbedoeld veel geld naar buitenlandse filmproducenten vloeide (Broeren, 2005). Behalve met fondsgeld financieren filmproducenten zich door investeringen van diverse marktpartijen, privaat geld en regionale fondsen aan te trekken. In de volgende paragrafen wordt verder ingegaan op de rol van het Nederlands Fonds voor de Film en van de overige financiële middelen die de filmsector anno 2012 kan aanwenden, met crowdfunding als opkomend alternatief voor het verkrijgen van privaat geld. Vanwege de bescheiden omvang

12


Figuur 1: Bioscoopbezoeken en –recettes, 2005-2010 (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2011).

van de regionale fondsen, worden deze laatste niet verder meegenomen in deze thesis.

2.2. HET SUCCES VAN DE NEDERLANDSE FILM In totaal gingen ruim 6,8 miljoen mensen in 2011 naar een Nederlandse bioscoopfilm, waaronder: ‘Nova Zembla 3D’ (624.327), ‘Sonny Boy’ (417.270), ‘New Kids Nitro’ (366.887) en ‘New Kids Turbo’ (358.743). ‘Gooische Vrouwen’ was veruit de meest bezochte film met 1,9 miljoen bezoekers en overtrof daarmee de bezoekeraantallen van grote Amerikaanse films (De Volkskrant, 2012). Het bioscoopbezoek lijkt hiermee weinig hinder te ondervinden van de economische crisis. Wanneer gekeken wordt naar de afgelopen jaren [figuur 1] is een gemiddelde bezoekersstijging van 6,4% per jaar te zien en over de periode 2005-2010; ruim 36%. De grootste stijgingen vonden plaats tussen 2006-2007 en 2008-2012 (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2011). 

13

Mede dankzij de opkomst van de 3D-films is het bioscoopbezoek in 2009 en 2010 verder gestegen. De hogere toegangsprijzen zorgden voor een sterkere stijging van de recettes en de bioscopen de filmhuizen werden in toenemende mate een goedkoop alternatief voor de podiumkunsten (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2011) (De Volkskrant, 2012).

2.3. DE ROL VAN HET NEDERLANDS FILMFONDS Filmfondsdirecteur Boonekamp licht in de inleiding van haar beleidsplan (2012) toe dat de Nederlandse Film het beter doet dan ooit, maar dat er in Nederland geen nationale filmsector van betekenis kan bestaan zonder overheidssteun. Ook de grote Nederlandse bioscoopfilms kunnen niet gemaakt worden zonder een grote mate van overheidssubsidie. Het beperkte taalgebied en de dominantie van de Amerikaanse film maken investeringen van het fonds noodzakelijk. “Deze leggen de kritische financiele basis voor filmproducties en vormen daarmee een hefboom om een veelvoud


aan privaat geld te genereren” (Boonekamp, 2012;p.6). Het Nederlands Filmfonds ontvangt subsidie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Haar missie: “Het stimuleren van de filmproductie in Nederland, met nadruk op kwaliteit en diversiteit, en het bevorderen van een goed klimaat voor de Nederlandse filmcultuur” (Het Nederlands Filmfonds, 2009). Zo is het voor individuele filmmakers mogelijk om een fondsaanvraag te doen voor een ‘experimentele film’ of voor ‘scenariotalent/speelfilm’. De subsidie moet uit opbrengsten terugbetaald worden. Om het huidige marktaandeel te kunnen behouden, ondanks de terugloop van financiele middelen van het Fonds, pleit Boonekamp voor gerichte economische maatregelen in de sector en wordt het beleid voor de periode 2013-2016 aangepast. Vanaf 2013 worden drie nieuwe profielen ingesteld waarmee de filmaanvragen worden ingedeeld naar ervaring (van de maker) en naar publieksbereik [figuur 2].

‘New Screen NL’ wordt het profiel voor nieuw talent en filmisch experiment, ‘Screen NL’ wordt het profiel voor de langere films en de makers vanaf hun 3e film. ‘Screen NL Plus’ wordt het profiel voor bioscoopfilms met een groter publiekbereik. In dit laatste profiel geschiedt ondersteuning op basis van de reeds bestaande ‘Suppletieregeling’ (Boonekamp, 2012).  Het fonds gaat tevens het publieksbereik verder stimuleren. Producenten en distributeurs moeten tot één crossmediaal plan komen voor het publiekbereik, met een inzet op verschillende platforms (Boonekamp, 2012). “Ook worden er digitale crowd funding en crowd sourcing platforms ontwikkeld, waar nieuwe projecten worden gepresenteerd, gefinancierd en getoond”, aldus Boonekamp (2012;p.12).

2.4. EEN VERANDERENDE FILMSECTOR Het bezuinigingspakket van staatsecretaris Zijlstra treft de

Figuur 2: De nieuwe profielen van het Filmfonds (Boonekamp, 2012).

14


sector extra hard in de huidige economische recessie. Niet alleen heeft de sector te maken met bezuinigingen op zowel landelijkals regionaal fondsenniveau (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2011), ook de afwezigheid van fiscaal stimulerende regelingen voor private filminvestering maken filmfinanciering moeilijker. Sinds het afschaffen van de CV-regeling in 2007 meent Boonekamp (geciteerd in Bolwijn, 2011) dat zowel binnenals buitenlandse producenten hun kapitaal niet meer in Nederland investeren, waardoor belangrijke investeerders uit de sector dreigen te verdwijnen. De overheid hecht naast de bezuinigingen ook waarde aan het vergroten van het maatschappelijk en financiele draagvlak van kunst en cultuur (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2011). Om deze reden zijn er in de Geefwet 2012 aanpassingen gedaan om de betrokkenheid van het publiek te vergroten. Zo is de uitoefening van commerciĂŤle activiteiten voor Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI), waartoe onder andere CineCrowd behoort, niet langer uitgesloten (Staatssecretaris van Financien, 2011). Deze maatregel stelt instellingen in de culturele sector, die momenteel van subsidies verstoten worden, in staat meer commerciele activiteiten te ontplooien. Ook voor donateurs aan ANBI-instellingen zijn maatregelen opgenomen. Eenmalige en periodieke giften kunnen door de gever van zijn inkomstenbelasting worden afgetrokken. Afhankelijk van het belastbaar inkomen

15

kan dat oplopen tot 52% van het geschonken bedrag (Staatssecretaris van Financien, 2011) Ook het Nederlands Fonds voor de Film kijkt momenteel naar alternatieve investeringopties voor de filmsector en noemt crowdfunding daarvoor een interessant initiatief (Boonekamp, 2012). Met de steun vanuit het fonds kan crowdfunding een waardevolle financieringsbron worden binnen de filmsector, al is het nog de vraag op welke termijn en in welke mate. De financieringsproblematiek van de filmsector vertoont sterke overeenkomsten met die van startende ondernemingen. Zowel bij het financieren van een filmproductie als van een jonge onderneming zal een bank of investeringsmaatschappij zeer voorzichtig zijn om een lening of kapitaal te verstrekken. Durfkapitaal of een private investering komt vaak in meer bescheiden bijdragen van een filmmaker zelf of van vrienden, familie en kennissen (Lambert, Belleflamme, & Schwienbacher, 2011). Het is dan ook niet verwonderlijk dat een financieringsbron als crowdfunding, waarbij het publiek wordt aangesproken voor de financiering in plaats van een selecte groep investeerders, wordt toegejuicht door startende ondernemers en filmmakers. Niet voor niets trok de Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten (NVS) vorig jaar juni, toen de belastingplannen voor 2012


werden behandeld, aan de bel voor extra stimuleringsmaatregelen in de private filminvestering (Nederlandse Beroepsvereniging van Film- en televisiemakers, 2011). Directeur van de NVS, Marjan van der Haar, stelde vast dat de toenmalige Geefwet vooral was gericht op donaties en giften, maar geen aanknopingspunten bood voor het aantrekken van risicodragend privaat vermogen. Ze wees daarbij naar de omliggende landen als België, Duitsland, Ierland, Engeland en Luxemburg was dergelijke regelingen wel bestaan en al succesvol blijken (Nederlandse Beroepsvereniging van Film- en televisiemakers, 2011).

2.5. DE OPKOMST VAN CROWDFUNDING Het concept van crowdfunding kan volgens Lambert, Belleflamme & Schwienbacher (2011) gezien worden als een onderdeel van het bredere concept van ‘crowdsourcing’. Die term dook in 2006 op in het artikel van Jeff Howe: ‘The Rise of Crowdsourcing’ en wordt door diverse analisten (o.a. Kleemann, 2008; Lambert, Belleflamme & Schwienbacher, 2011) gezien als het begin van crowdsourcing. Nog voordat er van ‘crowdfunding’ werd gesproken. Howe maakte de stap van ‘outsourcing’ naar ‘crowdsourcing’ toen hij ontdekte dat bepaalde organisatorische functies, die eerder door de eigen werknemers werden uitgevoerd, in een open oproep aan het publiek werden voorgelegd: “the new pool of cheap labour: everyday people

using their spare [resources] to create content, solve problems, even do corporate R & D.” (Howe, geciteerd in Kleemann, Gunter Voss en Rieder, 2008;p.5). We praten dus over een ontwikkeling van outsourcing die oorspronkelijk niet als doel had om financiering te vergaren, maar om kennis aan de organisatie te verbinden1. Om het begrip nog verder te verduidelijken, kan onderscheid gemaakt worden tussen twee inzetbare vormen van crowdsourcing, te weten: ‘mass customization’ en ‘open innovation’. Bij mass customization wordt de ‘crowd’, of de consument, ingezet om het product aan de eigen wensen aan te passen een eenzijdige samenwerking. ‘Open innovation’ gaat uit van het daadwerkelijk ontwikkelen of vernieuwen van producten door inzet van de crowd. Deze uitleg komt het dichtste in de buurt bij de oorspronkelijk uitleg van Howe en is volgens Kleemann, Gunter Voss en Rieder de enige juiste toepassing (2008). Zij merken in hun research op aan dat er voor de organisatie wel degelijk een financieel voordeel aan verbonden is. Het gebruik van kennis uit de ‘crowd’ kan immers leiden tot minder eigen arbeidskosten, omdat de eigen werknemers of afdelingen deze taken niet helemaal hoeven uit te voeren. Vooral in de bedrijfssector is het daarbij interessant wie uiteindelijk de eigenaar wordt van het via ‘crowdsourcing’ ontwikkelde product. Het idee en de kennis komen weliswaar vanuit ‘de crowd’,

1. Voor een uitgebreide introductie op het onstaan van crowdsourcing, zie het artikel van Howe (2006).

16


maar worden in veel gevallen eigendom van de organisatie. Bij crowdfunding is het juist tegenovergesteld; de kunstenaar of kunstinstelling heeft de kennis en de kunde om een project te organiseren, maar blijft eigenaar van het product, zoals Koen van Vliet (2011;p.10) terecht opmerkt. Of het altijd de wens van de kunstenaar is om geen inhoudelijke inmenging te wensen, is een andere discussie. Hier wordt verderop in de thesis nog verder op ingegaan, bij het schetsen van de praktische aspecten van ‘crowdfunding’ in de filmsector. Uiteindelijk ligt het voornaamste verschil tussen ‘crowdsourcing’ en – ‘crowdfunding’ in het feit dat ‘crowdfunding’ het primaire doel heeft om financiele middelen te vergaren. Over het algemeen zijn dit vrijwillige financiële bijdragen met, afhankelijk van project, wel of niet tegen een bepaalde vorm van vergoeding in financiele zin, aandelen, een aandeel in de winst of het exclusieve recht op het eerste product (Lambert, Belleflamme & Schwienbacher, 2011;p.7). In sommige gevallen kan als tegenprestatie ook een vorm van inspraak of betrokkenheid bij de ontwikkeling worden aangeboden. Dergelijke afspraken komen in de volgende paragraaf aan de orde. Lambert, Belleflamme & Schwienbacher concludeerden in hun onderzoek ook dat er sprake is van een nieuw type ‘crowdsourcing’ en gaven de volgende definitie: “Crowdfunding involves an open call, mostly through the Internet, for the provision of

17

financial rescources either in form of donation or in exchange for some form of reward and/or voting rights” (2011;p.3-7). Van Vliet (2011) komt grotendeels tot dezelfde uitleg, maar focust daarbij op ‘crowdfunding’ als alleen maar een financiële mogelijkheid. In deze thesis wordt echter vastgehouden aan deze definitie, omdat deze binnen de ‘crowdfunding’ voor film het meest toepasselijk lijkt, gezien de geringe inspraak van de ‘crowd’ op het artistieke product. In vergelijking met de definitie van Lambert, Belleflamme & Schwienbacher (2011), lijken de kenmerken van ‘crowdsourcing’ minder van toepassing; de filmmaker komt naar het publiek met een financieringsvraag. De definitie van ‘crowdfunding’ wordt momenteel nog verschillend gedefinieerd, wat direct duidelijk wordt wanneer we kijken naar de uitwerking van ‘crowdfunding’ in de verschillende ‘crowdfundingplatforms’. Binnen het begrip ‘crowdfunding’ worden ‘equity- (investering met aandeelhouderschap), incentive(donaties met tegenprestatie) en ‘debt-crowdfunding’ (lening met mogelijk rendement) nog apart aangemerkt (Zandvliet, 2011). Hierdoor begeeft ‘crowdfunding’ zich op vlak van mecenaat, filantropie, investering en sponsoring (Vliet, 2011). De begrippen die ook in de filmsector terugkomen worden in de volgende alinea dan ook nader toegelicht in hun uitwerking. Van Vliet vraagt zich in zijn onderzoek (2011) dan ook terecht of we ‘crowdfunding’ wel tot de filantropische sector mogen rekenen. Het Centraal


Bureau Fondsenwerving (CBF) erkent dat het geven aan de kunsten cultuursector in het algemeen gerekend mag worden tot de filantropie, wat Schuyt weer als volgt definieert: “Filantropie staat voor bijdragen in de vorm van geld, goederen en/of tijd (expertise), vrijwillig ter beschikking gesteld door individuen of organisaties (fondsen, bedrijven, goededoelenloterijen), waarmee primair algemeen nut doelen worden gesteund” (Schuyt, geciteerd in Van Vliet, 2011). Van Vliet (2011) merkt tevens op dat nog geen enkel ‘crowdfundingplatform’ van Nederlandse bodem het CBF-keurmerk draagt. Hoe ‘crowdfunding’ zich de komende tijd verder gaat ontwikkelen is dan ook nog niet duidelijk. Het is nog maar de vraag of de relatief jonge platforms het zelf financieel kunnen redden. Er wordt dan ook voorspeld dat in 2012 de eerste initiatieven zullen sneuvelen (Vermeulen, 2012). Daarnaast gaat

de Autoriteit Financiële Markten (AFM) zich nog dit jaar uitspreken over regelgeving omtrent de ‘crowdfundingplatforms’’, vooral met betrekking tot de ‘opvorderbare gelden’; hoe wordt het geld opgehaald en beheerd. Tot aan het bereiken van de benodigde financiële middelen, wordt bij de meeste platforms in de regel nog niet uitbetaald (Vermeulen, 2012).

2.6. OMVANG VAN CROWDFUNDING IN NEDERLAND Onderzoeksbureau Douw & Koren (2012) stelt na onderzoek onder de verscheidene ‘crowdfundingplatforms’ in Nederland vast dat ‘crowdfunding’ inmiddels definitief is doorgebroken. In 2011 werden 250 projecten succesvol gefinancierd met een totaalwaarde van 2,5 miljoen euro. Er bestaan inmiddels een twintigtal platforms van Nederlandse bodem [figuur 3], 12 daarvan gericht op de creatieve sector en maar liefst 46 nationale en internationale platforms die zich richten op de Nederlandse markt. De creatieve

Figuur 3: Groei van de Nederlandse crowdfundingplatforms per jaar (Douw & Koren, 2012)

18


sector maakt tot nu toe het meest gebruik van ‘crowdfunding’ gezien het overgrote deel , meer dan 1,3 miljoen euro, uit de creatieve hoek komt (Douw & Koren, 2012). Er wordt (nog) niet verondersteld dat er sprake is van een nieuw financieringsmodel of –alternatief. Wel wordt de verwachting uitgesproken dat 2012 een doorslaggevend jaar wordt voor ‘crowdfunding’ en dat er goede regelgeving vanuit de overheid nodig is om de groei te laten doorzetten. Ook is de verwachting dat het aandeel van bedrijven in ‘crowdfundinginitiatieven’ verder zal groeien, tot 10 miljoen euro (Douw & Koren, 2012). De huidige crowdfundingplatforms bevinden zich op het terrein van de

‘equity-gap’; een financieringsgat dat bestaat doordat informele investeerders, mede door de financiele crisis, minder gëinteresseerd zijn in initiatieven met een relatief hoog kapitaalrisico te investeren. Een probleem voor de filmproductie maar ook kenmerkend voor bijvoorbeeld startende ondernemers. Nieuwe initiatieven als ‘Symbid’ (Symbid, 2012) maken sinds kort ook de stap naar participatie met een rendement, met het doel de equitygap te kunnen overbruggen.

2.7. CROWDFUNDING IN DE NEDERLANDSE FILMSECTOR Onder de Nederlandse crowdfunding initiatieven is momenteel een vijftal platforms aan te wijzen, waaronder

Figuur 4: Een projectpagina op de Voordekunst website (Voordekunst, 2012).

19


CineCrowd, dat zich specifiek richt op de Nederlandse film. Na een eerdere toelichting op CineCrowd in hoofdstuk 1, is hierna aandacht voor de overige platforms. ‘Voordekunst’ [figuur 4] is in september 2011 opgericht als breed inzetbaar platform voor de kunst en cultuursector en is ontwikkeld door het Amsterdams Fonds voor de Kunst en het toenmalig crowdfunding platform ‘Sellaband’. Het platform biedt net als CineCrowd de mogelijkheid om te doneren met een mogelijke materiële of immateriële tegenprestatie. Inmiddels heeft Voordekunst middels 7726 donateurs een 111-tal projecten succesvol weten te financieren met een totaalbedrag van meer dan 900.000 euro. Daarmee is het één van de meest succesvolle platforms op dit moment (Voordekunst, 2012). Het platform ontvangt per succesvol gefinancierd project een fee van 5% voor de overheadkosten

en biedt, anders dan CineCrowd, de mogelijkheid om bij een slagingspercentage van 80% alsnog het geld te houden in overleg met de donateurs. Het geld dat wordt gedoneerd komt in tijdelijk beheer van Voordekunst, totdat het streefbedrag volledig behaald is en naar de makers wordt overgemaakt (Voordekunst, 2012). ‘EU1’ is dit voorjaar (2012) gelanceerd als platform voor professionele Nederlandse filmen televisiemakers op initiatief van twee Nederlandse televisieen filmacteurs: Ruben Nicolai en Waldemar Torenstra [figuur 5]. ‘EU1’ onderscheidt zich van CineCrowd door, naast alleen films, een veel breder aanbod van projecten op het platform aan te bieden. De donatiestructuur werkt volgens dezelfde incentive/ donatie structuur als CineCrowd en Voordekunst, waarbij de filmmaker de tegenprestatie bepaalt. De projecten varieren van korte

Figuur 5: Een projectpagina op de EU1 website (EU1, 2012).

20


Figuur 6: Een projectpagina op de Symbid website (Symbid, 2012).

tot lange speelfilms en van pilotafleveringen tot mogelijke series in de nabije toekomst (EU1, 2012). Het EU1 platform zet zich naast financiering ook in voor distributie van de voltooide films en series en heeft daarvoor Ziggo en UPC als mediapartners aangetrokken. Het EU1 platform ontvangt voor zijn overheadkosten een fee van 15% en fungeert niet als financiele tussenpartner, omdat de bijdragen pas na voltooiing van een project wordt afgeschreven (EU1, 2012). ‘Symbid’ is in het voorjaar van 2012 opgericht als investeringsplatform dat ook gebruik maakt van het crowdfundingprincipe [figuur 6]. Het biedt de mogelijk om te investeren in startende of bestaande ondernemingen en

21

tevens in filmproducties. Een recent voorbeeld is de speelfilm ‘Het Bombardement’ van filmproducent ‘Fu Works’ wat via het platform een financieringsdoel van 100.000 euro heeft gesteld. Nieuw aan Symbid is de combinatie waarbij zowel een rendement als aandeelhouderschap wordt aangeboden. Deze constructie kan hierdoor gezien worden als een vorm van ‘crowdsourcing’. Tevens faciliteert het platform in het opbouwen van een investeerdersnetwerk (Symbid, 2012). Omdat het Symbid platform een andere constructie kent staat het onder toezicht van de Autoriteit Financiele Markten en De Nederlandse Bank. Voor de overige crowdfunding platforms gelden deze regels vooralsnog niet. Een deelname aan Symbid kost de investeerder 250 euro, ex BTW en


de investeerder stapt al in vanaf van 20 euro (Symbid, 2012). Het Nieuw Nederlands Film Platform [figuur 7] combineert naar eigen zeggen het principe van crowdfunding met de constructie van een commanditaire vennootschap (Nieuw Nederlands Film Platform, 2012). Het in 2011 opgerichte platform biedt een maandelijks lidmaatschap aan waarbij iedere participant medeeigenaar wordt van de films die het platform realiseert en distribueert. De participanten worden commanditaire, stille vennoot en zijn daardoor slechts aansprakelijk voor het bedrag dat gĂŤinvesteerd is, die niet met hun privĂŠ vermogen. Momenteel realiseert het platform een viertal low-budget horrorfilms waarbij op jaarbasis 50% van de rendement zal worden uitgekeerd. Het Nieuw Nederlands Film Platform heeft een partnerschap met de Friesland Bank en hoopt, naast inkomsten uit het platform,

aanvullende financiering te behalen uit bijdragen van filmfondsen, distributiegaranties en andere additionele financieringsbronnen (Nieuw Nederlands Film Platform, 2012).

2.8. DE IMPACT VAN CROWDFUNDING OP DE FILMSECTOR In de omschrijving van crowdfunding, zoals die in deze thesis wordt gehanteerd, (Lambert, Belleflamme en Schwienbacher;p.26) wordt in eerste instantie verwezen naar de veelzijdige inzet, met het oog op het crowdsourcing aspect. Maar omdat de toepassing van crowdfunding letterlijk betekent dat de financiering nu direct de start van de realisatie vormt, zou dit zeker impact hebben op de inrichting van het productieproces; de creatie van waarde en het

Figuur 7: Een projectpagina op de NNFP website (Nieuw Nederlands Film Platform, 2012)

22


culturele product. Het is interessant om stil te staan bij de mogelijke impact van crowdfunding als nieuw financieringsmodel op de structuur en rolverdeling binnen de kunstenen filmsector. Cultuur- en mediaspecialist Julia de Roeper stelt dat er, ondanks het groeiend aantal onafhankelijke bloggers en creatieven die zich online begeven, nog steeds sprake is van een ‘gatekeepers dilemma’ (geciteerd in Nita, 2011). Een ‘gatekeeper’, veelal een artistiek directeur, uitgever of (film)distributeur neemt de rol van bemiddelaar of sociale onderhandelaar tussen beide in en heeft hiermee een invloed op de daadwerkelijke productie. De Roeper stelt dat de gatekeeper als het ware de tegengestelde belangen moet proberen te lijmen (geciteerd in Nita, 2011). Een doel dat op zich niet vreemd lijkt omdat een kunstenaar zich vaak in een nieuwe sociale- of politieke stroming bevindt en vooruitloopt op ontwikkelingen in de maatschappij; een maatschappij die daar soms nog niet klaar voor is. Dit betoog wordt nog interessanter naast dat van kunstsocioloog en econoom Abbing die aantoont dat van alle professionals de kunstenaar zich het minste laat leiden door extrinsieke motivatie als een financiele beloning of reputatie. Dezelfde Abbing beargumenteert dat deze motivatie zelfs verdwijnt wanneer een kunstenaar voldoende geld ontvangt uit fonds of subsidie (Abbing, geciteerd in Nita, 2011) wat overeenkomt met de visie van de Tafel van Zes (Bockma, 2011)

23

en die ook genoemd wordt door De Roeper (geciteerd in Nita, 2011). De Roeper betoogt dan ook in haar vergelijkend onderzoek van bovengenoemde theoretici dat kunstenaars, wanneer ze aanspraak maken op de faciliteit van een crowdfundingplatform, gedwongen worden om extrinsieke motieven na te streven. Het is een feit dat op het platform zowel geld als reputatie twee van de belangrijkste factoren zijn, waar de kunstenaar op dat moment afhankelijk van wordt. Hierdoor zal de frictie tussen kunstenaar en publiek idealiter verminderd worden (geciteerd in Nita, 2011;p.7). In vergelijking met de traditionele structuur in de kunstdistributie via de gatekeepers, is dezelfde weg via crowdfunding bevorderlijk voor zowel de vrijheid van de kunstenaar als de keuzevrijheid van de kunstconsument. Wanneer de gatekeepers wegvallen zou er idealiter niet langer een kloof tussen product en publiek bestaan (Nita, 2011;p.8). Een kanttekening wordt gemaakt bij het feit dat de grotere investeerders mogelijk invloed willen uitoefenen op het uiteindelijke artistieke eindproduct, afhankelijk van de mate van bijdrage (Nita, 2011). Een laatste belangrijk argument is dat de waardecreatie ook verandert op een crowdfundingplatform. De investering en/of aankoop vindt reeds op het platform plaats, voorafgaand aan de eigenlijke productie. De creatie van waarde komt daarmee al reeds in de cocreatie met de consument te liggen (Nita, 2011;p.10).


Kijkend naar de filmsector tekent zich een zelfde structuur af. Voornamelijk binnen Hollywood bestaat er sinds de oprichting van de eerste studio’s een machtsverdeling die Stephan Paternot (2011;p.1) als volgt typeert: “Unfortunately, Hollywood remains inefficient, insular and opaque, always acting as an agent between investors and the projects that need their capital and collecting its “fees” on the backs of investors. Combine this gatekeeper mentality with the closed communication silos of the agencies and studios, and the results are massive inefficiencies across all levels of the industry (...)” Paternot is tevens oprichter van het online filminvesteringsplatform ‘Slated’ en gaat in zijn uitspraak nog verder. Hij stelt tevens in bovengenoemd citaat dat de huidige werking van Hollywood voor een inefficiënte Amerikaanse filmsector zorgt. Open handelsplaatsen als Slated zullen volgens van Paternot zorgen voor meer financiële transparantie, wat het voor investeerders gemakkelijker maakt om producten te vergelijken en het rendement op hun potentiële investering in te schatten (Paternot, 2011). Iets wat in de huidige Hollywood structuur absoluut niet inzichtelijk is. Een overgang van een traditioneel financieringstraject voor film naar een crowdfunding platform brengt echter nog een ander gevolg met

zich mee. Wanneer we kijken naar de opzet van CineCrowd, zien we dat het platform haar filmmakers verplicht tot het maken van een teaser, of een promotievideo voor de campagne. Een aantal filmmakers laat in deze teaser (deels) scènes van de film van tevoren aan het publiek zien, in de hoop deze tot investering over te halen. Dit betekent dat een deel van de uiteindelijke film gefilmd en geproduceerd moet worden voordat er al geld binnen is gekomen. De traditionele structuur van het produceren van film komt hiermee te verschuiven, nu de financiering niet langer het startsein is van het project maar een deel van de productie. Een relatief grote omschakeling in werkmethode, waarvan het nog maar de vraag is hoeveel filmmakers die op (korte) termijn willen doorvoeren.

2.9. PRIVATE FILMFONDSEN Er zijn in de culturele sector tevens fondsen met privaat vermogen die een bijdrage leveren aan diverse vormen van kunst en cultuur. Binnen de filmsector zien we deze initiatieven voornamelijk ontplooid worden door de grotere filmproducenten. Voor productiemaatschappijen als ‘Eyeworks’ [figuur 8], ‘Fu Works’ en ‘Klaas de Jong’ is het mogelijk om diverse individuele fondsen aan de eigen Besloten Vennootschap (of dochtervennootschappen) te koppelen. De recente bioscoopsuccessen ‘Nova Zembla 3D’ en ‘Süskind’ zijn hier voorbeelden van (Süskind Filmfonds, 2011) (iBiZa Filmfonds, 2012) (Investeringsfonds Nova

24


Zembla, 2011). Het investeren via bovenstaande fondsen gebeurd in de regel buiten het toezicht van de Auriteit Financiële Markten en De Nederlandse Bank om. Dan is ook een ondernemingsinschrijving vereist, waardoor directe particuliere investeringen niet mogelijk zijn. De participanten genieten dan ook fiscale voordelen over de winst uit hun onderneming.

kon tot 3.630 euro van de investering (onder voorwaarden) teruggevorderd worden, wat gunstig is voor de participanten wanneer een fonds ontbonden wordt. Mede vanwege de bovenstaande restricties en regelingen is deze investeringsoptie niet voor iedere particuliere investeerder weggelegd.

De fondsen zijn vrij om hun eigen winstverwachting vast te stellen, afhankelijk van de ingeschatte successen. De omvang van de minimale participatie is bij de meeste fondsen gelijk, namelijk 4.000 euro (Süskind Filmfonds, 2011) (iBiZa Filmfonds, 2012) (Investeringsfonds Nova Zembla, 2011). De reden hiervoor, ligt ten grond aan de zogenoemde ‘stakingsaftrek’, een belastingmaatregel bij het overdragen of optheffen van een onderneming, die tot 2012 een maximumgrens van 3.630 euro had. Met deze maatregel

Figuur 8: Structuur van het Nova Zembla Investeringsfonds (Investeringsfonds Nova Zembla, 2011)

25


26


27


3

MOTIVATIE VOOR GEEFGEDRAG

Sinds het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) erkent dat het geven door particulieren aan kunst- en cultuur tot de filantropie mag worden gerekend, is het mogelijk de filantropische en psychologische literatuur ook op crowdfunding toe te passen. CineCrowd mag zich net als vele nonprofitorganisaties tot de filantropische sector rekenen, omdat zij beschikt over ANBI-status; CineCrowd is daarmee een Algemeen Nut Beogende Instelling. Zodoende kan een donateur onder bepaalde voorwaarden fiscaal voordeel behalen met zijn of haar schenking aan CineCrowd. Nu is er vanuit deze invalshoek meer dan genoeg relevante literatuur, misschien wel teveel om te overzien. Om deze reden schreven Bekkers en Wiepking (2011) hun ‘Literature Review of Empirical Studies of Philantrophy’ waarin zij de uitkomsten van meer dan 500 eerdere publicaties over goede doelen hebben weten te bundelen. De acht mechanismen die zij hieruit destilleerden, aangevuld met sociaaleconomische en demografische kenmerken, geven een omvattend beeld van de motivatoren tot donatie.

3.1. MECHANISMEN EN MOTIVATOREN OM TE GEVEN Het besef van noodzakelijkheid is een eerste belangrijke vereiste voor het doen van een donatie. De donateur zich ervan bewust zijn dat de donatie echt nodig is. Een studie van Wagner & Wheeler uit 1969 toont aan dat de ‘subjectieve’ noodzaak zelfs nog belangrijker is (in Bekkers & Wiepking, 2011). Men moet er volledig van doordrongen zijn dat de begunstigde het echt niet zonder hulp kan oplossen. In het geval van de filmmaker, moet hij de motivatie tot het (af)maken en vertonen van de film volledig kunnen overbrengen.

Er zijn diverse factoren van invloed op het vergroten van de noodzaak en Van Vliet (2011) licht één van de belangrijkste aspecten op; Het leren kennen of laten zien van de begunstigde werkt als een van de beste motivatoren op geefgedrag (Vliet, 2011). Bull en Gibson-Robinson onderschreven dit effect reeds in 1981, toen uit hun onderzoek bleek dat bij deurtot-deur donaties het zoeken van oogcontact met de donateur meer impact had dan wanneer men naar de collectebus keek (geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2011). Een verzoek tot donatie is het tweede mechanisme waarbij de donateur actief aangespoord of

28


gevraagd wordt om een bijdrage te leveren. De manier waarop bepaalt uiteindelijk ook de uitkomst. Zo toonden Bekkers & Wiepking in 2005 aan dat 85% van alle Nederlandse donaties uit een dergelijk verzoek voortkomt en dat 68% van de aangespoorde donateurs binnen twee weken na het verzoek tot daadwerkelijk doneren over gaat (Bekkers & Wiepking, 2011). Tevens komt uit eerdere studies naar voren dat hoe vaker men in aanraking komt met verzoeken, des te meer men overgaat tot filantropische activiteiten. Dit moet volgens echter niet de reden zijn om de frequentie van verzoeken te verhogen, omdat dit ook een aantoonbaar averechts effect kan hebben (Bekkers & Wiepking, 2011). Een crowdfundingcampagne brengt niet alleen geld op, maar kost dat zeker ook. Zowel de financiele bijdrage als het vervullen van de betaling kosten geld en voor de

filmmaker betekent een financiële bijdrage, in de context van CineCrowd, het verlenen van een immateriële tegenprestatie. Het aanbieden van een tegenprestatie brengt kosten met zich mee. Naarmate de kosten hiervan ook weer geld kosten, stijgt de uiteindelijk benodigde bijdrage. Dit geldt tevens voor de ‘perceptie’ van de kosten (Bekkers & Wiepking, 2011). Eerder onderzoek van Bekkers uit 2004 (geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2011) toont aan dat de vraag om hogere donaties dan ook leidt tot minder toezeggingen. Het tegendeel lijkt waar te zijn voor het effect van belastingvoordelen ten aanzien van een donatie. In Groot Brittannië is belastingvoordeel de voornaamste reden om te schenken (Romney-Alexander, geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2011). Op een crowdfundingplatform werkt dit mogelijk ook. Evenals men eerdere donaties als referentie te zien krijgt. Een hoge bijdrage van

Figuur 9: Verklaringsmodel voor geefgedrag (Schuyt, Gouwenberg, & Bekkers, 2011)

29


een voorgaande donateur zorgt tevens voor een groter totaal aan bijdragen, zonder dat de kans op donaties daarmee afneemt (Bekkers & Wiepking, 2011). Belangrijk zijn ook de obstakels en ongemakken die een donateur tijdens het donatieproces kan ervaren. Wanneer men minder ongemakken ervaart is men eerder geneigd om te geven (Smith & McSweeney, geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2011). En in de categorie ‘externe ongemakken’ blijken zelfs het weer en de tijd van het jaar van invloed te zijn. Men is eerder geneigd te geven bij mooier weer en in de periode rond Kerstmis (Jiobu & Knowles, 1974; Pharoah & Tanner, geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2011). Net als de kosten, zijn ook de baten van invloed op het geefgedrag. Een interessant gegeven voor crowdfunding platforms, die tegenover een gift vaak een tegenprestatie plaatsen; zo ook CineCrowd. Echter niet alle onderzoeken komen tot de conclusie dat een gift voor meer donaties zorgt. Materiële tegenprestaties in loterijen blijken het aantal donateurs te verhogen, maar niet de hoogte van de bijdragen (Landry, Lange, List, Price & Rupp, geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2011). Wanneer men zich laat tegenhouden door een zekere vorm eigenbelang, kan een materiële tegenprestatie van belang zijn. Miller toonde in 1999 aan dat donateurs voor een gift kunnen kiezen als men een ‘excuus’ voor de donatie zoekt (Bekkers & Wiepking, 2011). Wanneer een financiële bijdrage wordt beantwoord met een exclusieve wederdienst zoals

een uitnodiging voor een première, diner of speciale vertoning zijn Bekkers en Wiepking (2011) ervan overtuigd dat men wel eerder tot een donatie zal overgaan. Het aanbieden van een tegenprestatie heeft echter wel gevolgen. Donateurs gaan de donatie namelijk beoordelen met de vraag: ‘Krijg ik waar voor mijn geld?’ (Zuckermann, Lazzaro & Waldgeir, geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2011). De inzet van een tegenprestatie moet dus zorgvuldig worden aangepakt. Ook de mate van onbaatzuchtigheid speelt een rol in de keuze tot donatie, maar wordt sterk beinvloed door het ‘crowding-out’ effect. Kingma toonde in 1989 aan dat een bijdrage van de Amerikaanse overheid van 1 dollar ervoor zorgde dat individuele bijdragen met een gelijke omvang afnamen (Bekkers & Wiepking, 2011). Brooks heeft dit in verschillende studies proberen te ondervangen, met telkens een ander resultaat. Waar hij in 1999 nog geen effect wist te ontdekken, vond hij in 2003 juist een ‘crowding-in’ effect (Brooks, 2003). Hoewel het bestaan van het effect wordt betwist, impliceert het in ieder geval dat er sterkere motivatoren zijn dan alleen onbaatzuchtigheid. Maar nog belangrijker is, dat het terugtrekken van subsidie niet direct betekent dat privatie donaties dat gat kunnen opvullen (Payne, geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2011). En dat is een zeer belangrijke opvatting in het licht van de huidige Nederlandse subsidies; indirect impliceert dit dat crowdfunding de bezuinigingen niet kan opvullen. Gulle gevers genieten vaak een hoog aanzien in hun sociale

30


omgeving en verkrijgen van daaruit goedkeuring en erkenning (Bekkers & Wiepking, 2011). Wanneer men niet doneert kan het de reputatie schaden. Om deze reden kiezen donateurs er dan ook veelal voor om hun donatie openlijk kenbaar te maken (Andreoni & Petrie, geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2011). Omdat de Nederlandse filmsector relatief kleinschalig is en het netwerk van filmmakers uit eigen ervaring vrij goed, verspreidt een oordeel over een donatie zich relatief snel in het netwerk. Dit levert mogelijk ook extra aanleiding om een donatie aan een bekende filmmaker te doen. Er wegen ook psychologische factoren mee in de besluitvorming om te doneren, waarvan het ‘plezier van het geven’ er één van is (Andreoni, 2007). We krijgen een goed gevoel van het doen van een donatie, waarmee we schuldgevoelens verlichten, aan bepaalde sociale normen en waarden proberen te voldoen of ons zelfbeeld proberen te verbeteren (Tankersley, Stowe & Huettel, geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2011). Het helpt hierbij om de de donateur als ‘helper’ te bestempelen (Kraut, geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2010) en om deze via de ‘foot-in-the-door’ benadering (Rittle, geciteerd in Bekkers & Wiepking, 2011) eerst om een kleine bijdrage te vragen, daarna om een grotere. Beide tactieken versterken het gedrag om te helpen, waarbij de tweede ook een mate van druk uitoefent. Het advies dat Bekkers & Wiepking (2010) meegeven na beoordeling van factoren uit diverse publicaties, is om fondsenwervingsmateriaal

31

eerst op hun effect op de stemming van de donateur te testen. Er bestaat weinig onderzoek naar het effect van de menselijke waarden op filantropie omdat deze waarden moeilijk te beinvloeden zijn. Bekkers & Wiepking (2010) concluderen uit een tiental studies dat onder meer de betrokken, sociale, minder materialistische, morele en verantwoordelijke burgers meer geneigd zijn om te geven, om van de wereld een betere plek te maken. Organisaties waarbij hun visie die aansluit bij bepaalde waarden van de donateur, vergroten de kans om van die donateurs een gift te ontvangen. En ‘last but not least’ moet een donateur het idee hebben dat zijn bijdrage, behalve dat deze noodzakelijk, ook efficiënt is (Bekkers & Wiepking, 2011). Efficientie is een lastig aspect omdat donateurs de neiging hebben om hun eigen bijdrage (Kerr, 1989) evenals de kosten voor fondsenwerving te overschatten (Bekkers R. , 2003).

3.2. INTRINSIEKE VERSUS EXTRINSIEKE MOTIVATIE Zoals de acht mechanismen al duidelijk maken, is motivatie zeker niet als een eenduidig fenomeen op te vatten. Ieder mens laat zich leiden door andere soorten en hoeveelheden motivatie. Ryan & Deci (2000) maken in hun SelfDetermination Theory (SDT) daarom verder onderscheid tussen ‘intrinsieke motivatie’, waarbij men iets doet omdat het van nature als interessant of plezierig wordt


ervaren of in het verlengde van de eigen normen en waarden ligt, en ‘extrinsieke motivatie’, wanneer een actie leidt tot een ander gevolg, dat hier los van staat. Een theorie die in het bijzonder interessant wordt als we kijken naar de motivatie achter crowdfunding, omdat de donateur zowel op moreel (intrinsiek) als materieel niveau (extrinsiek) wordt aangesproken. De filmmaker vraagt zijn of haar donateur of het crowdfundingplatform om een bijdrage omdat de film anders niet gemaakt kan worden. Wanneer de donateur vervolgens een bijdrage levert, zonder daar specifiek een externe beloning voor te willen krijgen, onderschrijven Ryan & Deci dit aan de intrinsieke motivatie. Dit spontane gedrag lijkt niet toe te schrijven aan een instrumentele reden, maar draait eerder om de positieve ervaring van het geven (Ryan & Deci, 2000). Van alle vormen van motivatie lijkt dit de meest basale, gezien het feit dat er reeds vanaf de geboorte van de mens gebruik van wordt gemaakt. Mensen zijn van nature geïnteresseerd en nieuwsgierig om te ondernemen en ontdekken, zonder externe prikkels te verwachten. Clark Hull, een van de belangrijkste grondleggers van de gedragstheorie, omschreef reeds in 1933 in zijn [tweede] Drive Reduction Theory (DRT) dat de mens wel een zekere wilskracht, oplettendheid en actieve houding moet hebben, waar een voldoening van het geleerde uit volgt (Ryan & Deci, 2000). Er mag dan in ieder mens een sterke mate van intrinsieke

motivatie aanwezig zijn, maar al van jongs af aan leiden sociale eisen en rolverdeling tot het maken van keuzes die juist niet gebaseerd zijn aan intrinsieke motivatie. ‘Extrinsieke motivatie’ is aanwezig wanneer men handelt naar een losstaand, extern resultaat. Ryan & Deci verwijzen naar het schoolvoorbeeld van een hardwerkende student. ‘Wanneer deze zijn huiswerk maakt omdat hij niet gelooft dat dit waardevol is voor zijn carrière, is hij ook extrinsiek gemotiveerd door een instrumentele reden, dan slechts voor de interesse (Ryan & Deci, 2000;p.60). Beide motivatoren zullen in de regel dus naast elkaar bestaan. Waar non-motivatie in de regel nauwelijks te beïnvloeden is, omdat men zich niet competent voelt of bijvoorbeeld geloof heeft in de gewenste uitkomst van een crowdfunding campagne, onderscheiden Ryan & Deci nog een viertal sub-motivatoren die ieder een andere mate van autonomie kennen (Ryan & Deci, 2000). ‘Externe regulatie’ zorgt ervoor dat men een externe behoefte probeert te verkrijgen, bijvoorbeeld een ‘externe reward’. Deze behoefte kan vervolgens nog aangewakkerd worden door een onderdrukking vanuit schuld, angst of ego. Meer aan de rechterkant van de verhouding staan de autonome, onafhankelijke motivatoren, die dichter tegen intrinsieke motivatie liggen. Men erkent hierbij de persoonlijke noodzaak van het gedrag of heeft het zich volledig eigen gemaakt. Vertaald naar crowdfunding, kan de donateur zich vinden in de overtuiging van de filmmaker, of valt deze samen met zijn of haar eigen overtuiging.

32


Ryan & Deci stellen dat de mens naar verloop van tijd geneigd is om meer autonoom en zelfregulerend te worden en te handelen, maar ook te allen tijden weer kan veranderen van motivatie, afhankelijk van situaties en ervaringen. Een grotere autonome extrinsieke motivatie is in eerder onderzoek wel geassocieerd met een beter sociaal welzijn en een grotere betrokkenheid (Ryan & Deci, 2000;p.63), die idealiter ook bij donateurs kan worden gevonden. Maar bovenal stellen beide heren dat extrinsiek gemotiveerd gedrag ook be誰nvloed wordt door externe gedrag, in de vorm van waardering van familie, van een bepaalde groep of van de samenleving als geheel (Ryan & Deci, 2000;p.64). Dit kan op crowdfundingplatforms als belangrijke factor kan meewegen. Iedereen is immers onderdeel van

een grotere groep, ook een geheel van donateurs. Koen van Vliet ging in recent onderzoek (2011) over crowdfunding reeds in op het belang van de extrinsieke motivatie. Waar hij zich terecht af vroeg of een externe beloning via crowdfunding kan leiden tot een afname van de intrinsieke overtuiging, lieten de ondervraagde donateurs dat niet overtuigend merken (Van Vliet, 2011). Wel overduidelijk aanwezig, is de constante aanwezigheid van intrinsieke motivatie in de beslissing tot donatie, wat volledig in lijn ligt met de eerdere bevindingen van Buraschi & Cornelli (2002). Heel vreemd is de conclusie van Van Vliet (2011) dan ook niet, wanneer hij stelt dat de intrinsiek gemotiveerde

Figuur 10: Schematische weergave van menselijke motivatie (Ryan & Deci, 2000).

33


donateur beter reageert op een crowdfundingcampagne die laat zien hoe de donatie de begunstige precies helpt, versus de extrinsiek gemotiveerde donateur die liever ziet wat het hem zelf oplevert. Wanneer het specifiek over het filmproces gaat, is het interessant om te zien in hoeverre extrinsieke prikkels van invloed zijn. Omdat het filmproces pas na de donatie van start gaat en het filmproduct lange tijd nog niet tasbaar is, is de vraag in hoeverre een beschikbaar exemplaar van de film een belangrijke externe prikkel kan zijn. Buraschi & Cornelli (2002) wijzen er op dat het voordeliger lijkt om, bij extrinsieke motivatie, pas het product aan te schaffen wanneer het tastbaar is. Tussen het moment van donatie aan film en de uitgifte van een dvd kan zomaar een jaar tijd verstrijken. Van Vliet concludeert dan ook dat ‘donateurs die hoge bedragen doneren meer intrinsiek gemotiveerd zijn dan donateurs die lage bedragen geven’ (Van Vliet, 2011).

te doneren bedrag hoger moet zijn dan de kosten ervan (Buraschi & Cornelli, 2002). Hoe levensvatbaar dit ‘donatiemodel’ is, moet blijken uit de groei van diverse initiatieven naar een ‘volwassen’, en mogelijk rendabel, crowdfundingplatform waarbij een zekere marge blijft bestaan.

Op het moment dat we bij crowdfunding voor film naar daadwerkelijke effectiviteit gaan kijken, worden er in beide eerdere rapportages vragen gesteld naar de rendabiliteit. Ook de eerdere vraag of crowdfunding wel echt tot de geefcultuur behoort, wordt weer relevant omdat we feitelijk kijken naar een ‘ruilmodel’ in plaats van ‘puur’ een donatie. Het ruilmodel kan verwarrend worden voor de donateur (Van Vliet, 2011) omdat hij zich kan afvragen waar die tegenprestatie van betaald wordt; of dat geld er eigenlijk wel is. En voor de filmmaker betekent dat het

34


35


4

DRAAGVLAK VOOR GEEFGEDRAG

4.1. DONATIE AAN GOEDE DOELEN Om de bijdragen via het CineCrowd platform een kader te kunnen geven, is het zinvol om te kijken naar het geefgedrag van de Nederlander als het gaat om kunst en cultuur, en film als onderdeel daarvan. Een veelbesproken thema de afgelopen tijd, met name door de reeds aangekondigde bezuinigingen van staatssecretaris Zijlstra. Een goed uitgangspunt is het tweejaarlijks onderzoek ‘Geven in Nederland’ van de Vrije Universiteit Amsterdam, waarin het brede geefgedrag en motivatie van de Nederlandse donateur uiteen wordt gezet. Nederland heeft een rijke traditie van particuliere vrijgevigheid die, ondanks de economische recessie, in de afgelopen jaren zelfs toegenomen. In 2009 gaven individuele Nederlanders, fondsen, het bedrijfsleven en goede doelenloterijen bij elkaar 4,7 miljard euro aan liefdadigheid. Hiervan waren de huishoudens voor 41% verantwoordelijk, zo’n 1,93 miljard euro, in zowel geld als materiële bijdragen. Dit bedrag is vrijwel terug op het niveau van 2007 (Schuyt, Gouwenberg, & Bekkers, 2011). Nog steeds forse percentages als deze

naast de bijdragen uit wervende fondsen, vermogende fondsen en nalatenschappen worden gezet; respectievelijk 4%, 5% en 5% van het totaal aan bijdragen in 2009 (Schuyt, Gouwenberg, & Bekkers, 2011). Gemiddeld gaf ieder huishouden in 2009 ongeveer 200 euro aan goede doelen (Van Vliet, 2011) waarbij het meeste werd gedoneerd aan ‘kerk en levensbeschouwing’ (19%), gevolgd door ‘sport en recreatie’ (15%). Een belangrijk element in de goede doelencampagnes, waar crowdfunding op in kan spelen, is het persoonlijk contact met de donateur. Uit de cijfers van Schuyt, Gouwenberg & Bekkers (2011) blijkt namelijk dat de huisaan-huis collectes nog steeds het meest effectief zijn (83% van de bijdragen). Via het internet werd de donateur in 2009 nog maar in 2% van de gevallen bereikt, maar deed 16% hiervan uiteindelijk wel een donatie van gemiddeld 50 euro (Van Vliet, 2011).

4.2. DONATIE AAN KUNST EN CULTUUR De donaties gericht op film betreffen een zodanig klein percentage dat dit niet apart vermeld word in recent onderzoek.

36


Tevens wordt in het onderzoek van Schuyt, Gouwenberg & Bekkers (2011) opgemerkt dat er geen zicht is op het precieze aantal privé donaties, in het bijzonder de grotere incidentele bijdragen. De overkoepelende cijfers voor donaties aan de cultuursector geven echter een voldoende beeld van de omvang van deze giften ten opzichte van het totaal gedoneerde bedrag aan goede doelen. De culturele sector haalde in 2011 bij huishoudens, fondsen en bedrijven ongeveer 454 miljoen euro op (Schuyt, Gouwenberg & Bekkers, 2011). De huishoudens alleen waren goed voor 33 miljoen euro met een gemiddelde donatie per huishouden van 47 euro. Opgemerkt moet worden dat in deze en voorgaande cijfers nog geen donaties zijn meegenomen via crowdfunding en dat de gepresenteerde cijfers uit het Geven In Nederland, –onderzoek gemiddelde schattingen betreffen (op een deel van de cijfers is geen zicht). Desondanks steekt het aantal donaties aan kunst en cultuur schraal af tegen het totaal bedrag besteed aan goede doelen. Al merkt Van Vliet (2011) wel een stijging op de totale cultuurdonaties; van 24 miljoen euro (2007) naar 33 miljoen euro (2009). In het tweejaarlijks onderzoek (Schuyt, Gouwenberg, & Bekkers, 2011) wordt ook een gedeeltelijk inzicht gegeven in de kenmerken van de cultuurdonateur. Over het algemeen zijn ouderen (56+), singles, hoger opgeleiden en huiseigenaren eerder geneigd te geven aan cultuur. Ook interessant

37

in het kader van dit onderzoek is, dat mensen met een altruïstische instelling die een sociale druk ervaren om te doneren, eerder geven aan culturele doelen. Een vaststelling die tevens gelieerd is aan de hoeveelheid oproepen die er door instellingen worden gedaan. En niet geheel onverwacht; blijkt dat huishoudens die inkomsten uit eigen vermogen hebben, eerdere grotere bedragen aan cultuur schenken (Schuyt, Gouwenberg, & Bekkers, 2011).

4.3. DRAAGVLAK VOOR CULTUUR Uit de enquête die NRC Handelsblad in september 2011 liet uitvoeren door Intomarkt GfK (Dool, 2011) blijkt dat een derde van de Nederlanders van mening is dat de burger kunst en cultuur meer rechtstreeks moet steunen. Zes op de tien Nederlanders staat daarmee achter het beleid van Zijlstra en nog geen 10% van de Nederlanders zou kunst en cultuur willen ontzien op de begroting. Verassend is dat de helft van de mensen wel degelijk aan geeft als mecenas op te willen treden en daarbij denkt aan een maximum schenking van 50 euro per jaar. Ook in de cijfers van Schuyt, Gouwenberg & Bekkers is die bereidheid wel enigzins terug te vinden. De culturele doelen ontvingen in zijn totaal ten opzichte van 2007 zo’n 68 miljoen euro extra (Schuyt, Gouwenberg, & Bekkers, 2011). Onderzoek van Motivaction, in opdracht van CultuurOndernemen, onthult al voor de recente bezuinigingen van Zijlstra een relatief groot animo voor kunst en cultuur, gespecificeerd naar


bevolkingsgroepen. Ruim tweederde van de Nederlanders vindt kunst en cultuur belangrijk voor de samenleving en meer dan de helft ook in het dagelijks leven. Zelfs het niveau van overheidsuitgaven van voor de bezuinigingsronde kon nog rekenen op steun van ruim tweederde van de Nederlanders (Motivaction, 2010). Een toch wel ander beeld vergeleken met van de cijfers van het onderzoek van NRC (Dool, 2011), die tegelijkertijd uitkwamen en een lichtelijk negatiever sentiment aantonen. Voor iedere Nederlander betekent kunst en cultuur wel iets, maar

de persoonlijke voorkeur loopt sterk uiteen onder verschillende lagen in de samenleving. Het ‘Mentality-model’21 (Motivaction, 2010) kijkt naar de samenleving als het gaat om levensinstelling en maatschappelijke normen en waarden en maakt op basis hiervan onderscheid in verschillende ‘milieu’s’ in de samenleving. Hierin ligt volgens Motivaction een groot deel van de motieven tot cultuurdeelname besloten.

2 Een korte toelichting op de verschillende Mentality doelgroepen is te vinden in de bijlage.

Figuur 11: Clustering groepen op basis van Mentality (Motivaction, 2010).

38


De verschillende milieu’s laten zich op het gebied van cultuurdeelname onderverdelen in drie clusters waar de kunst- en cultuursector zich op kan richten [figuur 11]. De ‘moderne burgerij’, de ‘opwaarts mobielen’ en de ‘gemaksgeorienteerden’ vormen weliswaar het grootste cluster, maar beslaan met 44% een relatief klein deel van de Nederlandse beroepsbevolking. Motivaction duidt deze groep aan als de laagdrempelige amusementsdeelnemers, omdat het grootste deel hiervan “een smalle, elitaire definitie van kunst en cultuur hanteert, weinig tot niets met kunst en cultuur heeft (of denkt te hebben) en het minste open staat voor de subsidiering ervan” (Motivaction, 2010;p.10). Het voornaamste motief om toch deel te nemen is vooral vermaak en gezelligheid, waardoor deze groep vooral laagdrempelige culturele activiteiten bezoekt. Gezien de betrokkenheid die crowdfunding vraagt, lijkt deze groep volgens met Mentality model niet echt een doelgroep voor crowdfunding. Het tweede cluster met overwegend ‘nieuwe conservatieven’ en ‘traditionele burgerij’ is vooral trots op de Nederlandse historie. Deze groep is zeer kennisgericht maar deelt deze niet snel met anderen (Motivaction, 2010). De interesse kan mogelijk een aanknopingspunt zijn voor crowdfunding campagnes, maar dan moet het thema voor deze groep wel vooral op geschiedenis gericht zijn. De meest interessante doelgroep voor crowdfunding zijn de

39

‘kosmopolieten’, ‘postmaterialisten’ en ‘postmoderne hedonisten’ die intrinsiek sterk gemotiveerd zijn en het meeste tijd besteden aan kunst en cultuur vergeleken met de andere groepen (Motivaction, 2010). Ze erkennen in het bijzonder het belang van kunst en cultuur, ook gericht op de toekomst en dragen zelf ook bij aan culturele initiatieven. Ook de eerder genoemde intrinsieke motivatoren als inspiratie en zelfontplooiing zien we terug bij deze groep. Op basis van het Mentality-model kan ‘een kloof’ constateerd worden in de toegankelijkheid van bepaalde kunstvormen (Motivaction, 2010). De sector als geheel kampt met een ‘elitair imago’: bij kunst en cultuur denkt men voornamelijk aan de traditionele kunstuitingen (musea, schouwburg, concert) en minder aan de kunstvormen. Hiertoe behoort bijvoorbeeld de popmuziek, maar vooral ook de film. Het onderzoek toont aan dat wanneer men vanuit een bredere defintie doorvraagt naar kunst en cultuur, men zich er wel van bewust wordt en de betrokkenheid met sprongen omhoog gaat (Motivaction, 2010). In figuur 12 is te zien dat film slecht scoort wanneer er gevraagd wordt naar de associaties met kunst en cultuur. Slechts 6% van de Nederlandse cultuurliefhebbers maakt de associatie tussen film en cultuur. Omdat men film niet snel associeert met kunst en cultuur is donatie aan filmprojecten ook geen voor de hand liggende optie voor cultuurdonateurs. De groep cultuurliefhebber die volgens Motivaction het snelst geneigd zijn om te participeren,


Figuur 12: Associaties bij ‘kunst en cultuur’ (Motivaction, 2010).

ook in nieuwe initiatieven in kunst en cultuur, omvat slechts een derde van de Nederlandse beroepsbevolking (Motivaction, 2010). Daarmee lijkt slechts een klein deel van de cultuurliefhebbers voor crowdfunding interessant , en vissen een twintigtal Nederlandse platforms in dezelfde relatief kleine donatievijver.

4.4. GEEFGEDRAG VAN DE CINECROWD DONATEUR Om het geefgedrag van de CineCrowd donateur inzichtelijk te maken, kunnen twee bronnen aangewend worden. De bezoekersstatistieken van de CineCrowd website worden geanalyseerd door Google Analytics en gaan in databereik terug tot 5 december 2010. Er zijn diverse variabelen in het bezoekersverkeer bruikbaar om inzicht te krijgen in de

40


precieze omvang en karakteristiek van de bezoekersstromen. Daarnaast zijn aan de hand van de gebruikersaccounts van donateurs en de daaraan gekoppelde bijdragen uitspraken te doen over het daadwerkelijke geefgedrag. Deze data gaan terug tot de eerste projecten in het voorjaar van 2011. Om beide gegevensbronnen met elkaar te kunnen vergelijken is dezelfde periode bekeken, namelijk 5 december 2010 tot en met 29 mei 2012. Een belangrijke factor ten aanzien van het geefgedrag van de donateur is het aantal donaties per donateur. Wanneer de data van alle projecten uit het verleden worden gekoppeld [figuur 13] is duidelijk te zien dat het merendeel van de donateurs (74 in totaal) twee donaties in anderhalf jaar heeft gedaan. Een derde donatie volgt

maar in 14 gevallen. Een opvallende uitschieter in het geheel is ĂŠĂŠn donateur die in totaal 32 bijdragen heeft gedaan. De statistieken van Google Analytics laten een tweede perspectief zien ten aanzichte van het geefgedrag. Het percentage nieuwe bezoekers ten opzichte van het totale percentage [figuur 14] blijkt voor de CineCrowd website bijzonder hoog te liggen. Meer dan 85% is een nieuwe bezoeker, tegen iets meer dan 14% dat de website meerdere keren bezocht heeft. Wanneer dit percentage tegen de tijd wordt uitgezet [figuur 15] blijkt hier een licht stijgende lijn in te liggen. Het percentage nieuwe bezoekers is de afgelopen anderhalf jaar licht door blijven stijgen. De totale bezoekersstroom is over het algemeen constant te noemen, met uitschieters in april 2011 en

Frequentie 80

Aantal maal gedoneerd

70 60 50 40 30 20 10 0 Frequentie

2 74

3 14

4 3

5 4

6 2

7 1

8 1

9 2

13 1

32 1

Figuur 13: Frequentie van terugkerende donateurs (Stichting CineCrowd, 2012).

41


in april 2012. CineCrowd ontvangt momenteel meer bezoekers dan voorheen, maar het percentage

nieuwe bezoekers is ook hoger dan voorheen.

Figuur 14: Percentage nieuwe bezoekers (Google Inc., 2012).

Figuur 15: Percentage nieuwe bezoekers in tijd (Google Inc., 2012).

42


43


5

ONDERZOEKSMETHODEN

Om inzicht te verkrijgen in de motivatie van de CineCrowd donateur en de visie van diverse experts op de ontwikkelingen in crowdfunding, is een combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek ingezet. De enquête is uitgevoerd tussen 30 mei en 12 juni 2012. De interviews zijn afgenomen bij donateurs en experts, in de periode 22 mei tot en met 16 juni 2012. Alle respondenten zijn persoonlijk benaderd, de donateurs tevens via de eerder genoemde nieuwsbrief. In dit hoofdstuk wordt een verdere toelichting gegeven op de onderzoeksopzet, de populatie en de analyse.

5.1. KWANTITATIEF ONDERZOEK

5.2. ONDERZOEKSPOPULATIE KWANTITATIEF ONDERZOEK

De vragenlijst is opgemaakt met behulp van de software van ‘SurveyMonkey’ (Surveymonkey, 2012) en bevat een 8-tal demografische vragen en een 16tal vragen over de motivatie en reden tot donatie, afgeleid van de mechanismen en factoren uit het theoretisch onderzoek. Het doel van de enquete is om de bevindingen uit de theorie onder de huidige CineCrowd doelgroep te toetsen en hier antwoorden uit te verkrijgen ten aanzien van de onderzoeksvraag. Deze worden samen met de motieven uit het kwalitatieve onderzoek, de statistieken uit de CineCrowd database en de Google Analytics samengebracht in de conclusie van deze thesis.

De enquête is via de maandelijkse CineCrowd nieuwsbrief verspreid onder 1791 respondenten die zich hierop geabonneerd hebben. Tevens is deze aangekondigd via de CineCrowd facebookpagina. Hiervan is niet bekend hoeveel abonnees er in het verleden daadwerkelijk een donatie hebben gedaan middels CineCrowd. Middels de statistieken van zowel de nieuwsbriefsoftware als Facebook, kan worden nagegaan hoeveel mensen er potentieel bereikt zijn. Dit is relevant omdat door diverse oorzaken de oproep de respondent mogelijk niet bereikt, bijvoorbeeld het niet openen van de e-mail. De statistieken van Mailchimp [figuur 16] laten zien dat er potentieel een gecombineerd bereik was van 1467 personen. Hierin worden ook de statistieken van Twitter meegenomen, omdat de nieuwsbrief ook automatisch dat de

44


Figuur 16: Campagnebereik CineCrowd nieuwsbrief Juni 2012 (The Rocket Science Group, 2012).

Figuur 17: Bereik facebook-oproep enquĂŞte (Facebook, 2012).

oproep op respectievelijk 30 en 31 mei 2012 een potentieel gecombineerd bereik van 646 personen had, via 39 betrokken gebruikers.

45

5.3. KWALITATIEF ONDERZOEK Aanvankelijk was de insteek van dit onderzoek om de motivatie te vergelijken tussen donateur en investeerder, in


de hoop gemeenschappelijk bruikbare aanknopingspunten voor crowdfunding te vinden. Het bleek echter al snel dat de CineCrowd (film)doelgroep nog amper in kaart was gebracht om die te kunnen vergelijken met de filminvesteerder. Uit een eerste verkennend interview met Arthur van de Graaf, ABN AMRO Dialogues Incubator & Seeds, bleek vervolgens ook geen duidelijke filminvesteerdersdoelgroep te bestaan in het netwerk van ABN AMRO en CineCrowd (A. van de Graaf, persoonlijke communicatie, 13 april 2012). De weinige filminvesteringskantoren en producenten wilden ook geen medewerking verlenen. Om toch een beeld van de donateurs en hun motivatie te kunnen schetsen is vervolgens op zoek gegaan naar een tweede visie in de vorm van experts uit de sector. Zodoende is uiteindelijk gekozen om de motivatie vanuit twee verschillende invalshoeken te bekijken. Bij de analyse en discussie in de volgende hoofdstukken moet opgemerkt worden dat er binnen dit onderzoekskader nog geen definitieve uitspraken kunnen worden gedaan ten aanzien van de motivatie. De populatie is hiervoor nog niet groot genoeg. Echter kunnen in combinatie met de bevindingen uit de literatuur en de statistieken wel verbanden worden geschept, die leiden tot aanbevelingen voor de CineCrowd strategie.

5.3.1. Onderzoeksgroep donateurs De eerste onderzoeksgroep bestaat uit donateurs die in de afgelopen anderhalf jaar een of meerdere financiële bijdragen via het CineCrowd platform hebben gedaan. Bij deze groep is gekozen voor een semi-gestructureerde interviewstructuur (Gibbs, 2008) die, vanwege de verschillende expertises, is afgestemd op de invalshoek van de expert. Er is met name gekozen voor een open structuur om de respondenten de ruimte te geven om unieke motivaties, die afwijken van de literatuur, naar voren te laten komen. De vragen zijn gebruikt om het gesprek zoveel mogelijk te structureren en om er zeker van te zijn dat alle onderwerpen beantwoord zouden worden. Het merendeel van de respondenten gaf als enige voorkeur uitgeproken een benadering via telefoon of Skype. Om er zeker van te zijn dat de gesprekken geen hinder van tijdsdruk of ongemak zouden ondervinden, zijn alle interviews minstens een halve week van tevoren bevestigd. Aan alle respondenten is tevens gevraagd of er bezwaar was tegen opname, was niet het geval was. De opnamen zijn gemaakt via de telefoon of vanuit Skype en hierna uitgeschreven. Echter één opname is helaas om technische reden mislukt. Bij dit gesprek zijn er al tijdens de vraagstelling aantekeningen gemaakt, die na afloop direct zijn uitgeschreven. Hiermee is dit interview alsnog bruikbaar geacht.

46


Tabel 1: Overzicht donateur interviews

5.3.2. Onderzoeksgroep experts De tweede groep bestaat uit vijf experts uit de kunst en cultuursector die vanuit hun beroepsachtergrond dagelijks te maken hebben met filmproductie en/of culturele financiering. Ook bij deze groep is gekozen voor een semi-gestructureerde interviewstructuur (Gibbs, 2008). Er is specifiek gekozen voor een open structuur om een discussie op gang te brengen over de motieven van de filmdonateur en de mogelijkheden voor crowdfunding binnen de filmsector. Tevens is de ruimte gebruikt om de hypothese in dit onderzoek te bediscussieren vanuit het oogpunt van de expert, met als doel het verkennen van opties die niet uit het literatuuronderzoek naar voren kwamen. Twee respondenten wilden alleen via telefoon of Skype benaderd worden. Om er zeker van te zijn dat deze gesprekken geen hinder

47

van tijdsdruk of ongemak zouden ondervinden, zijn alle interviews minstens een halve week van tevoren bevestigd. Bij aanvang van de gesprekken is nogmaals om de gelegenheid gevraagd. Aan alle respondenten is gevraagd of er bezwaar was tegen opname, was niet het geval was.

5.4. ONDERZOEKSPOPULATIE KWALITATIEF ONDERZOEK 5.4.1. Onderzoeksgroep donateurs De donateurs voor dit onderzoek zijn via twee oproepen benaderd. De eerste oproep vond plaats op 30 mei 2012 en werd via de CineCrowd nieuwsbrief verstuurd aan 1791 respondenten. Het gecombineerde potentiĂŤle bereik bedroeg 1467 personen [tabel 1]. Vanuit de crowdfundinggedachte is gekozen voor een open oproep aan de donateurs. Hiervan werden 739 e-mails geopend wat


resulteerde in slechts één enkele reactie. Omdat het resultaat beneden alle verwachting lag, is hierna een tweede persoonlijke verstuurd naar 29 donateurs van één van de CineCrowd projecten, na persoonlijke toestemming van de filmmaker. Hierop kwamen vijf positieve reacties, waar een drietal interviews uit volgde. De bijzonder lage respons geeft binnen deze thesis een eerste indruk van de omvang en betrokkenheid van de actieve groep CineCrowd donateurs wat in de conclusie verder bediscussieerd worden. De namen en leeftijden van de donateurs zijn bij de onderzoeker bekend en zullen niet in dit onderzoek worden vermeld, ter bescherming van hun privacy. 5.4.2. Onderzoeksgroep experts De ondervraagde experts [tabel 2] zijn op basis van aanraden en hun connectie met de filmsector en crowdfunding voor een eerste contact via e-mail benaderd. Vervolgens is een afspraak

gemaakt voor persoonlijk contact of benadering per telefoon of Skype gezien het beschikbare tijdsaspect. In totaal hebben er 6 gesprekken plaatsgevonden, waarvan één in een zeer vroeg stadium. Omdat dit interview niet is opgenomen is het niet bruikbaar geacht in het kwalitatieve onderzoek onder de experts.

5.5. TOELICHTING ANALYSE KWANTITATIEF ONDERZOEK Ondanks de potentiële onderzoekspopulatie telt de totale enquêterespons slechts 28 volledige reacties [figuur 18]. Deze respons is zodanig laag dat er hieruit geen valide steekproef mogelijk is om de gegevens bruikbaar te achten. De beeldvorming die hierbij ontstaat kan echter wel ingezet worden in de discussie ten aanzien van de hypothese binnen dit onderzoek. In de conclusie zullen de bevindingen ten aanzien van het enquêtebereik worden meegenomen.

Tabel 2: Overzicht expert interviews

48


5.6. TOELICHTING ANALYSE KWALITATIEF ONDERZOEK Alle afgenomen interviews zijn volledig letterlijk uitgeschreven en geanalyseerd met behulp van twee modellen. Om de in- en extrinsieke motivatie in kaart te brengen is eerst een open codering gebruikt om alle motivatie gerelateerde input te selecteren. Vervolgens is een thematisch codering op basis van de Ground Theory Coding (Gibbs, 2008) gebruikt de ruim honderd open codes te groeperen. Na het verwijderen van dubbel en gelijksoortige codes zijn er vijftig codes overgebleven in negen categoriën. Omdat de categorien niet in bij beide groepen overeenkwamen, zijn deze apart uiteengezet om later met elkaar te vergelijken (overzicht in bijlage I).

Om ook de verbanden in de repons van zowel donateurs als experts inzichtelijk te maken, is alle respons tevens op basis van axiale codering (Gibbs, 2008) op een vijftal aspecten geselcteerd, te weten: normen & waarden van de donateur, overtuigingen van de donateur, voornaamste motivatoren toto donatie, context van de donatie, overige invloeden op de donatie en ervaringen. Hieruit werden 260 codes verkregen die vervolgens in de bijgevoegde schema’s (bijlage II en III) zijn onderbracht. Zodoende zijn de onderlinge verbanden tussen donateur en experts snel inzichtelijk te maken. In de analyse volgt een toelichting waarbij verwezen wordt naar de schematsche uitkomsten.

Figuur 18: Enquête respons (Surveymonkey, 2012).

49


50


51


6

ONDERZOEKSRESULTATEN

6.1. ANALYSE UITKOMST ENQUÊTE Ondanks een groot potentieel bereik van donateurs, is er zeer weinig feedback verkregen op de uitgezette enquête. Met een totaal van 27 reacties binnen een potentiële doelgroep van ruim 1700 donateurs, zijn de bevindingen verre van representatief voor het sentiment van de CineCrowd donateur. Er kunnen op basis van deze gegevens geen valide uitspraken worden gedaan over onder meer concrete percentages van verschillende typen donateurs en hun motivatie. Het lijkt er dan ook op dat CineCrowd voor nu moet wachten op een bruikbare kwantitatieve data die inzicht kan geven in de omvang van de doelgroep en motivatie. Echter laten de eerste inzichten uit de databases van de eigen website en Google Analytics al waardevolle data zien, die naar inzicht van de onderzoeker ook nog verder benut kunnen worden. Een verder kwantitatief beeld kan dan ook het beste middels dit instrumentarium verder worden verkregen. De lage respons duidt echter wel op een ander beeld van de CineCrowd donateur. Een minimale respons onder een dusdanig grote doelgroep, zou

bijvoorbeeld kunnen duiden op een achterblijvende bereidbaarheid en betrokkenheid van de donateur. Verdere veronderstellingen ten aanzien hiervan worden, samen met de resultaten uit het kwalitatieve (deel)onderzoek, in de conclusievorming van deze thesis verder uitgewerkt.

6.2. ANALYSE INTRINSIEKE MOTIVATOREN De motivatoren die uit het kwalitatieve onderzoek naar voren komen laten zich in een aantal categorieën indelen. Hierna volgt een opsomming van de belangrijkste categorieën met een toelichting van de concrete respons. Er is gekozen om de respons van zowel donateur als expert gezamenlijk toe te lichten, om ook de onderlinge overeenkomsten en verschillen eenvoudig toe te lichten. 6.2.1. Interesse Onder alle ondervraagde donateurs blijkt er een brede interesse voor film ten grondslag te liggen. Een enigszins voor de hand liggend gegeven voor een filmplatform, al geeft het wel aan dat er bijvoorbeeld niet alleen voor een tegenprestatie of connectie met de filmmaker wordt gekozen, maar

52


de film op zichzelf altijd een grote factor in de donatie is. Een tweetal donateurs geeft ook specifiek aan dat de interesse in het verhaal de leidende motivator was tot de bijdrage. Alle ondervraagde experts noemden dit echter wel als meest leidende motivatie. Het kan dus zo zijn dat de experts in het ontwerp of de begeleiding in het bijzonder letten op het te vertellen verhaal, maar de donateur daar zich in mindere mate aanvankelijk door laat leiden. Als detail wordt het doneren ‘om te leren’ over de film(sector) nog genoemd door een expert en een donateur. De donateur geeft aan betrokken te zijn bij CineCrowd, omdat hij zijn aspiraties in de filmsector wil bereiken. 6.2.2. Persoonlijke overtuiging Aan het doneren aan films middels CineCrowd ligt een brede basis van overtuigingen ten grondslag. Opmerkelijk genoeg komen de experts met meer schillende motivatoren dan de donateurs. Zowel het vertrouwen in de filmmaker als in CineCrowd als platform komen onder donateur en expert naar voren, maar ook de overtuiging dat crowdfunding in het algemeen werkt wordt opgemerkt. Eén donateur gaf specifiek de passie voor de arthouse/indie film aan als een van de belangrijkst redenen tot donatie. Eén expert noemt het doneren ‘puur voor het plezier van het geven’ aan als reden, die de donateurs verder niet noemden.

53

Een sympathie voor crowdfunding en CineCrowd wordt wel breed gedragen en aangewezen door alle respondenten. Belangrijker is de overtuiging tot het doen van een onbaatzuchtige bijdrage. Het merendeel van de donateurs deelt de mening dat de donatie middels crowdfunding er simpelweg ‘toe doet’ (letterlijk) en geeft aan zeer bereid te zijn tot het doen van een donatie. Ook het merendeel van de experts merkt dit op, maar geven allen aan dat de donateur het specifiek de filmmaker gunt, wat niet even helder overeenkomt met het verhaal van de donateurs. Specifieke motivatie die experts noemen, maar de donateurs niet, zijn de donatie als protest/ solidariteit met de situatie van de kunstsector anno 2012. Ook komt de motivatie vanuit ondernemerschap niet onder de donateurs naar voren, maar dat kan gezien de doelgroep niet als zeer vreemd worden beschouwd. Overigens is een tweetal experts er wel van overtuigd dat een grotere bijdrage of investering in de film zeker niet alleen om het rendement ging, maar absoluut een intrinsieke grondslag nodig heeft. 6.2.3. Relatie met het filmproces Een drietal donateurs blijkt zelf filmmaker te zijn en een tweetal geeft aan in dezelfde sector actief te zijn. Dit schetst een beeld van een donateur die de ‘ins-enouts’ van de sector kent en zich mogelijk een betere inschatting kan maken van het product. De


experts noemen de professionele binding met de filmsector niet als voornaamste motivatie tot bijdrage. 6.2.3. Relatie met de filmmaker Vanuit beide invalshoeken wordt de binding met de filmmaker erkent als belangrijke reden tot de bijdrage. Alle donateurs geven aan een persoonlijke binding met de maker te hebben. Dit ligt voor de hand gezien het feit dat een groot deel van de donateurs vaak hun eerste lijn van contacten benaderen. Het kan echter wel suggereren dat het mogelijk ook een voorwaarde is tot donatie.

6.3. ANALYSE EXTRINSIEKE MOTIVATOREN 6.3.1. Erkenning of invloed van omgeving Zowel onder donateurs als experts wordt de invloed van de omgeving erkend als aanzet tot de donatie. De helft van beide groepen geeft aan dat vanuit de directe omgeving een zekere mate van druk meespeelt. Zeker wanneer de filmmaker een bekende is zal deze factor opgaan. In sommige gevallen is het echter niet de druk, maar ook de erkenning die van de omgeving wordt verwacht. En zoals blijkt uit de literatuur, worden beide gerekend tot de extrinsieke motivatoren omdat het bewerkstelligen van verwachtingen niet terug te voeren is op de menseigen patronen; dit zijn keuzes om een bepaald doel te bereiken.

Overigens hebben twee donateur de directe erkenning van de filmmaker op hun donatie ontvangen. Beide geven aan deze zeer op prijs te stellen en in zekere mate ook in volgende projecten als zeer belangrijk te verwachten. Ook de experts geven erkenning als een van de belangrijkste factoren aan. 6.3.2. Betrokkenheid Een drietal donateurs noemt betrokkenheid in het project na de donatie als voorwaarde. Dit is echter afhankelijk van de tijd en moeite die de filmmaker er voor uittrekt en daarom ook een moeilijk te behalen verwachting. 6.3.3. Tegenprestatie Onder de noemer tegenprestaties worden vanuit beide invalshoeken diverse motivatoren genoemd. Slecht één donateur wilde specifiek het eindresultaat kunnen zien in ruil voor de donatie. En in één enkel geval wordt verwezen naar een specifiek gekozen tegenprestatie, een dvd en premièrekaart. De experts (drie) laten zich niet uit over het soort tegenprestatie, maar zijn wel van mening dat deze in verhouding moet staan tot het bedrag van de donatie. En dat deze tevens in verhouding groter moet zijn, wanneer er om een groter bedrag gevraagd wordt. Ook de donateurs (een tweetal) noemt dit als motivatie/voorwaarde. Vier experts noemen een grotere schaal van de organisatie ook als motivator tot het vragen van grotere tegenprestaties.

54


Alle experts noemen een zekere tegenprestatie als absolute leidende motivatie achter elke bijdrage; bijdrage staat niet op zichzelf. Hiermee dragen ze allen in zekere mate bij aan het ontwikkelen van crowdfunding als een vorm van marketing, een ruilmodel. Drie experts geven aan dat het de donateur specifiek om een tastbare tegenprestatie gaat. 6.3.4. Rendement en financieel voordeel Bij grotere bedragen of investeringen ligt er volgens eenzelfde aantal respondenten altijd een financiële tegenprestatie aan ten grondslag. De rest geeft dit ook aan, maar erkent ook dat dit samengaat met een intrinsieke factor. Ook risicospreiding als onderdeel van een grotere portefeuille wordt door experts aangemerkt als motivator in combinatie met een eventuele ‘funfactor’ in doneren aan film of kunst in algemeen. Eén donateur geeft aan dat er een persoonlijk rendement in het spel is; hij zoekt een tegenprestatie in de vorm van een netwerk in de filmsector. 6.3.5. Fiscaal voordeel Opmerkelijk noemen alleen de experts de fiscale voordelen van donatie (of investering) als mogelijk motivator. Geen van de donateurs geeft dit als factor aan. Na doorvragen hierop geeft tevens niemand aan hier ook gebruik van te hebben gemaakt of op de hoogte te zijn van de details hiervan.

55

6.4. OVERIGE MOTIVATOREN De eigen financiële situatie werd door zowel donateurs als experts nog genoemd als basis genoemd tot donatie. Een tweetal donateur gaf aan een nieuwe bijdrage te overwegen, wanneer de financiële middelen dat toe zouden laten. Eén van de experts wees tevens nog op het ondersteunen van een (film)project omdat het in de directe omgeving van de donateur plaatsvindt. Uit eigen ervaring bleek een van de projecten buiten de Randstad voornamelijk de steun van lokale donateurs te krijgen. Deze regionale binding is echter door geen enkele donateur in de interviews genoemd als mogelijke motivator.

6.5. ANALYSE AXIALE VERBANDEN Middels de axiale codering kunnen, naast de in- en extrinsieke motivatoren, ook verbanden en invloeden getoond worden die ook van invloed zijn op de donatie middels crowdfunding. Dit geeft een breder en verklarend kader voor factoren die niet uit de directe motivatieanalyse voortkomen, maar wel van invloed zijn. Net als bij de donateurs, is onder de respons van de experts gekeken naar de factoren die zij uit ervaring met crowdfunding en financiering aanwijzen. Deze zijn onder dezelfde noemer ondergebracht. Net als bij de thematische analyse worden de resultaten van beide onderzoeksgroepen gezamenlijk toegelicht, om de onderlinge verschillen helder weer te geven.


6.5.1. Normen & waarden Naast de passie voor film en crowdfunding, zijn de donateurs ook van mening dat vooral de jonge filmmaker of CineCrowd platform de bijdrage nog hard nodig heeft. Er wordt ook geloof in de kracht van crowdfunding en CineCrowd uitgesproken, als zijnde daadkrachtig systeem. Waar de donateur aangeeft betrokken te zijn bij film of crowdfunding, meer nog dan bij kunst en cultuur in het algemeen, denkt de expert dat men zich ook in zekere mate probeert te verhouding tot een groter geheel. 6.5.2. Opvattingen Wanneer gekeken wordt naar de opvattingen over crowdfunding, geven de experts aan hoge verwachtingen te hebben van crowdfunding voor de komende tijd. De CineCrowd donateurs zijn hier in zekere mate al van overtuigd. Echter geeft een aantal van hen wél aan dat ze het platform maar voor een beperkte doelgroep zien werken. Eén donateur ziet CineCrowd vooral als platform voor de arthouse film. Naast de doorslaggevende motivatie tot bijdrage, geven diverse donateurs aan dat de tegenprestatie belangrijker wanneer er om een grotere bijdrage wordt gevraagd. Eén donateur gaf specifiek aan dat CineCrowd niet tot commercieel platform uit zou moeten groeien en de huidige focus op cinema moet behouden.

6.5.3. Context Uit de context tot donatie komt onder donateurs wederom de directe betrokkenheid bij de filmmaker, of zelf als maker naar voren. Geen enkele expert merkt dit zelfde fenomeen op en acht het daarmee opmerkelijk genoeg mogelijk niet van toepassing. Overigens geven de experts wel aan dat het Nederlandse filmproduct kwalitatief goed. De verwachting wordt echter uitgesproken dat de donateur de producten en platforms nog niet goed kan analyseren, in zowel succes als rendement. Opmerkingen van donateurs over de financiële bijdrage, komen niet verder dan ‘doneren wanneer de financiën het toelaten.’ De verwachtingen op rendement in enige vorm zijn ook niet bijzonder hoog. 6.5.4. Doorslaggevende motivatoren De expert ziet een veelvoud aan motivatoren die de doorslag geven, maar ziet zeker ook de ‘onbaatzuchtige bijdrage’ terugkomen. Volgens de expert speelt deze onbaatzuchtigheid, of een vorm van plezier, vooral bij kleinere bedragen mee. Bij de grotere bedragen gaat het veelal om (meer) erkenning, of een grotere (tastbare) tegenprestatie. De motivatie van de donateur ligt in lijn met de eerdere analyse. 6.5.5. Overige motivatoren/ voorwaarden Donateurs verwijzen ook naar de passie van de filmmaker die aanspreekt in de pitch op het

56


platform. En ook de omgeving speelt bij sommige donateurs mee; men is verwezen naar een specifiek project of bevindt zich in hetzelfde filmmakersnetwerk. Ook wordt sympathie genoemd als een tweede belangrijker factor, naast een leidende andere motivator. Overigens komt ook uit deze analyse komt de verschillende overtuiging over de fiscale voordelen tussen donateur en expert naar voren. 6.5.6. Uitkomsten De donateur en expert geven beide aan dat er systeem of vorm van regulering voor crowdfunding en/ of de platforms nodig is. Ook uit de voorgaande analyses blijkt dat men nog zoekt naar de juiste inzet en toenadering van crowdfunding. De donateur geeft over het algemeen aan geen bijzonder hoge verwachtingen van crowdfunding of CineCrowd te hebben, maar wil wel graag meer betrokken of geïnformeerd worden. De expert geeft aan dat de inzet van crowdfunding gaat veranderen; de kleine films houden een donatiestructuur en de grotere (speel)films gaan richting de mogelijkheden voor grotere bijdragen/investeerders. Het eerder genoemde belastingvoordeel ziet men ook in de toekomst werken, maar wel indien er langdurige relaties met de donateurs worden opgebouwd. Wanneer men vaker bereidt is om te geven, wordt een dergelijk fiscaal voordeel pas toepasbaar en interessant.

57

6.6. VERBAND TUSSEN ANALYSES Uit beide analyses komen duidelijk meerdere leidende motivatoren naar voren. De passie voor de film blijkt een zeer belangrijker factor, evenals de betrokkenheid bij het filmproces en het eindresultaat. De analyse naar verbanden onderling laat ook de affiniteit met de filmsector of filmmaker zien. De experts merken een duidelijk verschil in schaal van de tegenprestatie. Nieuwe uitkomsten uit de laatste analyse laten zien dat alle respondenten een structuur voor crowdfunding als nodig achten. Experts geven daarbij tevens aan dat het voor donateur op dit moment nog moeilijk in te schatten is wat er ‘wel’ en ‘niet’ werkt.


58


59


7

CONCLUSIE EN DISCUSSIE

In dit hoofdstuk worden het literatuuronderzoek, de beschikbare statistieken en analyses bij elkaar gevoegd om een antwoord te geven op de belangrijkste vragen in dit onderzoek. De discussie geeft een opmaat voor de concrete aanbevelingen voor CineCrowd. 7.1. CONCLUSIE In deze thesis is geprobeerd een antwoord te vinden op de vraag: ‘In hoeverre is de filmdonateur te motiveren tot een financiële bijdrage, die voldoet aan de huidige financieringsvraag van de sector?’ Hiervoor moest een inzicht worden verkregen in de huidige situatie van de filmsector, evenals de sociologische basis voor het geefgedrag. De motivatie tot het maken van een donatie of schenking aan de CineCrowd film kan grofweg worden opgedeeld in intrinsiek gestuurde motivatie en motivatie vanuit een extrinsieke (externe) overweging. Bekkers en Wiepking (2011) onderscheiden een achttal mechanismen die dit gedrag aansturen. Het zijn diezelfde mechanismen die Van Vliet (2011) al eerder heeft bekeken. Hij doet dan ook de aanname dat de persoonlijke betrokkenheid in het crowdfunden een sterke invloedsfactor is. Uit de analyses binnen dit onderzoek, komt deze

persoonlijke betrokkenheid tevens vanuit diverse invalshoeken naar voren. Zowel in de betrokkenheid bij het filmproject als direct met de filmmaker. Al kan niet met zekerheid gezegd worden dat iedere donateur hier dezelfde waarde aan hecht. Een andere affiniteit, zoals een tegenprestatie in tastbare of immateriële vorm wordt daarnaast ook graag gezien. Het is overigens opmerkelijk hoeveel verschillende wensen er door de donateurs worden aangegeven wanneer gevraagd wordt naar de voorkeuren van de tegenprestatie. Op basis van de theorie, de statistieken en de analyses komen vier verschillende filmdonateurs binnen de CineCrowd doelgroep naar voren, met ieder een eigen reden tot bijdrage: 1. De onbaatzuchtige donateur De donateur die (in de interviews) uitdrukkelijk laat merken dat de donatie vanuit een sterke overtuiging voor de film of de filmmaker te doen is en hier geen tegenprestatie voor terug verwacht.

60


Het eindresultaat wordt echter wel op prijs gesteld en bepaalt in zekere mate de motivatie tot een vervolgdonatie.

financieringsvraagstuk gezeten. Hij ziet vanuit dit oogpunt de urgentie van het crowdfunden en verleent om deze reden een bijdrage.

2. De donateur die een tegenprestatie wenst, waar de sector op inspeelt Er bestaat een tweede type donateur dat in zekere mate graag een bijdrage aan de Nederlandse film levert, maar niet geheel onbaatzuchtig. Er worden hierbij specifieke tegenprestaties of ‘rewards’ aangewezen als leidende factor tot de keuze. De filmsector en platforms spelen hier gretig op in door een scala aan tegenprestaties aan te bieden, waarmee de donatie lijkt te verschuiven van een geefmodel naar een ruilmodel. Er blijft echter wel een intrinsieke factor aanwezig, die zich veelal laat vertalen in een passie voor de film of affectie met de sector.

Vooralsnog ziet alleen de expert de fiscale voordelen van de donatie. De nieuwe Geefwet 2012 biedt nu ook belastingvoordeel voor de kleinere giften, maar de donateur lijkt dit vooralsnog niet mee te nemen in de besluitvorming tot donatie. Wanneer de expert tegelijkertijd aangeeft hier meer op in te willen spelen in de nabije toekomst, is nog maar de vraag in hoeverre dit ook voor de donateur een meerwaarde gaat bieden. Waar zowel de donateur als expert het over eens zijn, is een mogelijke standaard of structuur binnen de veelvoud aan crowdfundingplatforms en initiatieven. Dit lijkt in mindere mate een aanbeveling voor een enkel platform, maar eerder voor een gezamenlijke inzet. In het belang van de sector, maar ook de donateur die bekender en vertrouwder gaat raken met crowdfunding voor de Nederlandse film. Vanuit de sector klinkt echter ook een vraag voor de Nederlandse Overheid om met een degelijk financieel en fiscaal kader te komen wat langer dan één regeringsperiode aanhoudt, zodat de sector de komende jaren aan deze systemen kan gaan bouwen. De literatuur en de eerste analyses geven voldoende aanleiding om in de nabije toekomst voornamelijk in te zetten op de persoonlijke betrokkenheid met de donateur, middels de filmmaker. Deze hebben vaak al een sterke band,

3. De donateur die onder enige voorwaarde doneert Een derde onderscheiding wordt gemaakt door de donateur die wel een voorwaarde stelt aan de donatie, maar in een beduidend andere vorm. Betrokkenheid of erkenning wordt namelijk veel belangrijker gevonden dan een tastbare tegenprestatie. Deze donateur laat meer intrinsieke motivatie zien in zijn of haar bijdrage. 4. De donateur die zich identificeert met de maker; een zelfde situatie kent De donateur die zich kan identificeren met de filmmaker kent de sector en de financieringproblematiek of heeft zelf ooit in eenzelfde

61


waardoor de donateur zich in mindere mate laat leiden door een specifieke tegenprestatie. Ook laten de statistieken zien dat de gemiddelde donateur weliswaar tweemaal doneert, maar een vast aandeel hierop een uitzondering maakt. CineCrowd weet om welke donateurs dit gaat en kan ze mogelijk gericht(er) benaderen om een sterke band mee op te bouwen. Mogelijk kan ook het netwerk van deze ‘sleuteldonateur’ vervolgens verder worden aangesproken, waarmee de kring van donateurs langzaam maar gestaag door blijft groeien. De sector zal de komende tijd op zoek gaan naar en verdere inzet van crowdfunding, maar zal moeten oppassen voor de juiste insteek. De expert wijst in het onderzoek op een juiste inzet van de ‘geldvraag’, die in verhouding moet zijn met de gevraagde bijdrage. De donateur ziet het model liever niet te commercieel worden. Er is reden om te geloven dat een deel van de donateurs, die vooral uit intrinsieke motivatie deelneemt, in dat geval zal afvallen. Tevens spreekt de expert de verwachting uit dat crowdfunding ook voor de grotere (speel)films kan gaan werken, maar wel gericht op de private investeerder. Hier moet een groter of zelfs financieel rendement tegenover komen te staan. De kleinere initiatieven en platforms kunnen zich volgens experts het beste blijven richten op de donatiestructuur om hun doelen te bereiken. Er is echter nog een andere, misschien belangrijkere rol voor crowdfunding weggelegd.

De Roeper (Nita, 2011) ziet de crowdfundingplatforms een ‘sleutelfunctie’ vervullen als de ‘nieuwe gatekeepers’, die het bestaande beoordelingsmodel voor de kunst mogelijk overnemen van de expert uit de sector. Middels crowdfunding kan het publiek in zekere mate ook haar stem laten horen om een eigen waardeoordeel uit te spreken, naar eigen interesse.

7.2. DISCUSSIE In deze paragraaf worden onbeantwoorde vragen en overdenkingen nog eenmaal benoemt, om aan de hand hiervan een aantal extra aanbevelingen te doen. Als er een kanttekening moet worden gemaakt bij de inzet van dit onderzoek, is dit ten aanzien van de populatie donateurs. Een bescheiden groep van CineCrowd donateurs is bereid gevonden om hun motivatie toe te lichten. Met een grotere onderzoeksgroep waren een aantal bevindingen mogelijk beter te bevestigen. Op één respondent na, zijn alle donateurs direct gevraagd om hun motivatie toe te lichten. Dit eigen initiatief kan mogelijk corresponderen met de betrokkenheid, waardoor naar verwachting vooral de meer betrokken donateurs hebben gereageerd in het kader van dit onderzoek. De literatuur vanuit de filantropische invalshoek geeft veel inzichten op de motivatie achter crowdfunding, maar onder meer het effect van de tegenprestatie op de intrinsieke motivatie kan

62


nog niet volledig beantwoord worden, hooguit in aannames. De literatuur biedt tevens nog geen eenduidig economisch model voor crowdfunding. Onderzoeken als deze zullen hier in de toekomst ongetwijfeld tot bijdragen. Het lijkt dan ook belangrijk om crowdfunding vanuit meerdere invalshoeken te blijven bekijken, omdat er een breder scala aan aspecten en context aan ten grondslag lijkt te liggen dan op het eerste gezicht duidelijk is. Voor de filmsector lijk het opstellen van nieuwe modellen in ieder geval van belang om crowdfunding ook de komende tijd interessant en inzetbaar te maken.

63


64


65


BIBLIOGRAFIE

Andreoni, J. (2007). Altruism in Experiments. New Palgrave Dictionary of Economics, 2nd Edition. Bekkers, R. (2003). Trust, Accreditation, and Philanthropy in the Netherlands. Utrecht: Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, vol. 32, no. 4. Bekkers, R., & Wiepking, P. (2010). A Literature Review of Empirical Studies of Philantropy: Eight Mechanisms That Drive Charitable Goving. Nonprofit and Voluntary Sector Quarterly, 40. Bockma, H. (2011, 03 29). Kunstwereld bereikt akkoord over hervormingen. Opgeroepen op 05 06, 2011, van Volkskrant.nl: http://www.volkskrant.nl/ vk/nl/2676/Cultuur/article/detail/1866517/2011/03/29/Kunstwereld-bereiktakkoord-over-hervormingen.dhtml Boeije, H. (2005). Analyseren In Kwalitatief Onderzoek. Boom Lemma Uitgevers. Bolwijn, M. (2011, 1 12). Filmindustrie in Nederland krimpt: interview directeur Filmfonds Doreen Boonekamp. De Volkskrant , p. 1. Boonekamp, D. (2012). Beleidsplan 2013-2016; Innovatie en perspectief. Nederland Filmfonds. Amsterdam: Nederlands Filmfonds. Broeren, J. (2005). In de branding: Een golfbeweging in de Nederlandse filmproductie. BLIK: Test issue student journal for audiovisual media , 1-20. Universiteit Utrecht. Opgehaald van http://issuu.com/blik/docs/blik0_0 Brooks, A. C. (2003). Do Government Subsidies To Nonprofits Crowd Out Donations or Donors? Public Finance Review. vol. 31 no. 2. Buraschi, A., & Cornelli, F. (2002). Donations. London Business School, Institute of Finance, London. De Volkskrant. (2012, 01 10). Recordaantal mensen brengt bezoek aan bioscoop in 2011. Opgeroepen op 06 18, 2012, van Volkskrant.nl: http:// www.volkskrant.nl/vk/nl/3376/film/article/detail/3113805/2012/01/10/ Recordaantal-mensen-brengt-bezoek-aan-bioscoop-in-2011.dhtml

66


Dool, v. d. (2011, 03 09). Onderzoek NRC: brede steun voor kunstbeleid Zijlstra. Opgeroepen op 05 30, 2012, van NRC.nl: http://www.nrc.nl/ nieuws/2011/09/03/onderzoek-nrc-brede-steun-voor-kunstbeleid-zijlstra/ Douw & Koren. (2012, 01 09). Crowdfunding breekt door: In 2011 is 2,5 miljoen euro gecrowdfund in Nederland. Amsterdam. Opgeroepen op 06 17, 2012, van http://douwenkoren.pressdoc.com/31191-2-5-miljoen-eurogecrowdfund-in-2011 Douw & Koren. (sd). Crowdfunding In Nederland. Opgeroepen op 06 17, 2012, van Douwenkoren.nl: http://www.douwenkoren.nl/crowdfunding-in-nederland/ EU1. (2012). EU1. Opgeroepen op 06 17, 2012, van EU1: www.eu1.tv Ferrari, M. J., & Rudd, A. (2006). Investing in Movies. Procinea Management LLC, Emeryville. Graveland, M. (2011, 06 10). Brief Zijlstra: Cinekid, Binger, HAFF en NIAf buitenboord. Opgeroepen op 04 07, 2012, van De Filmkrant: http://www. filmkrant.nl/nieuws_2011/6998 Het Nederlands Filmfonds. (2009, 10 03). Statuten. Amsterdam. Howe, J. (2006, 06). The Rise of Crowdsourcing. Wired Magazine , 14. iBiZa Filmfonds. (2012). Prospectus: Allemaal naar Ibiza! Investeringsfonds Nova Zembla. (2011). Informatie Memorandum. Kerr, N. L. (1989). Illusions of efficacy: The effects of group size on perceived efficacy in social dilemmas. Michigan State University USA. Kleemann, F., Gunter Voss, G., & Rieder, K. (2008, 07 1). Un(der) paid Innovators: The Commercial Utilization of Consumer Work through Crowdsourcing. Science, Technology & Innovation Studies , Vol. 4. Lambert, T., & Schwienbacher, A. (2010, Maart). An Empirical Analysis of Crowdfunding. Social Science Research Network. Lambert, T., Belleflamme, P., & Schwienbacher, A. (2011). Crowdfunding: tapping the right crowd. Louvain-la-Neuve: Center for Operations Research and Econometrics. Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. (2011). Cultuur In Beeld. Den Haag: Ministerie OCW. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2007). Cultuurbeleid In Nederland. In C. Smithuijsen. Den Haag/Amsterdam: Ministerie van OCW/ BoekmanStudies.

67


Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. (2011). Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid. Den Haag: Ministerie van OCW. Motivaction. (2010). Betekenis van kunst en cultuur in het dagelijks leven. Amsterdam: Motivaction International B.V. Nederlandse Beroepsvereniging van Film- en televisiemakers. (2011, 06 30). NVS – Investering in film dient extra te worden gestimuleerd. Opgeroepen op 05 31, 2012, van Nbf.nl: http://www.nbf.nl/2011/06/30/nvs-investering-infilm-dient-extra-te-worden-gestimuleerd/ Nieuw Nederlands Film Platform. (2012). NNFP. Opgeroepen op 06 17, 2012, van NNFP.nl: http://www.nnfp.nl/ Nita, A. (2011). The Social Crowdfundnetwork; Crowdfunding in relatie tot publiek, kunstenaar en product. Utrecht: Universiteit Utrecht. Paternot, S. (2011, 11 03). Hollywood 2.0: Film Finance Meets Crowdfunding. Opgeroepen op 05 06, 2012, van alchemy: http://alchemy.secondmarket.com/ offtheexchange/hollywood-2-0-film-finance-meets-crowdfunding/ Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Intrincis and Extrinsic Motivations; Classic Definitions and New Directions. University of Rochester. Contemporary Educational Psychology 25. Schuyt, T., Gouwenberg, B., & Bekkers, R. (2011). Geven in Nederland 2011. Amsterdam: Reed Business bv. Staatssecretaris van Financien. (2011). Wijziging van enkele belastingwetten; Memorie van toelichting. Den Haag: Ministerie van Financien. Stots, F. (2011). Master Thesis Strategic Product Design & Design For Interaction. Industrial Design Engineering. Delft: Delft Technical University. Suskind Filmfonds. (2011). Prospectus Suskind. Symbid. (2012). Symbid. Opgeroepen op 06 17, 2012, van Symbid.nl: www. symbid.nl Van de Weijer, R. (2011). Strategiestuk CineCrowd 2.0. Amsterdam: Stichting CineCrowd. Van Der Burg, J., & Wolfs, K. (2004). R.I.P. CV; De waan van de dag. De Filmkrant (259), 1. Verhoeven, N. (2008). Wat is onderzoek? Amsterdam: Boom Onderwijs. Vermeulen, S. (2012, 02 03). Crowdfunding: alleen voor kleine bedragen &

68


liefhebbers? Opgeroepen op 05 19, 2012, van Frankwatching.com: http:// www.frankwatching.com/archive/2012/02/03/crowdfunding-alleen-voorkleine-bedragen-liefhebbers/ Verschuren, P., & Doorewaard, H. (2007). Het ontwerpen van een onderzoek. Den Haag: LEMMA. Vliet, K. (2011). Crowdfunding: Waarom doen we mee? Universiteit Utrecht, Media en Cultuurwetenschappen. Utrecht: Universiteit Utrecht. Voordekunst. (2012). Voordekunst. Opgeroepen op 06 17, 2012, van Voordekunst.nl: http://voordekunst.nl/ Zandvliet, K. (2011, 01 25). Equity or Debt?; the Next Step in Crowdfunding. Opgeroepen op 06 17, 2012, van Crowdfundnews Blog: http://crowdfundnews. blogspot.nl/2011/01/equity-or-debt-next-step-in.html

Persoonlijke communicatie Van de Graaf, A. (13 april 2012) Persoonlijk interview over toekomstvisie crowdfunding & investering. (E. Beekman, Interviewer) Amsterdam. Cremers, R. (1 juni 2012). Persoonlijk interview over toekomstvisie crowdfunding. (E. Beekman, Interviewer) Amsterdam.

69


70


71


BIJLAGEN

I SCHEMATISCH OVERZICHT AXIALE VERBANDEN DONATEURS


II SCHEMATISCH OVERZICHT AXIALE VERBANDEN EXPERTS


III OVERZICHT MENTALITY GROEPEN

(Motivaction, 2010)


IV OPROEP INTERVIEWS Datum: 29 mei 2012 Onderwerp: Onderzoek naar Crowdfunding

Beste , Ik heb uw e-mailadres ontvangen van [naam filmmaker], maker van [naam filmproject], en wil u kort een vraag stellen over crowdfunding. Mocht u bij voorbaat geen interesse hebben, leest u dan alstublieft niet verder en beschouwt u deze mail als niet verzonden. Ik heb begrepen dat u in het verleden een bijdrage heeft geleverd aan [naam filmproject], wat interessant is in het kader van het onderzoek naar crowdfunding dat ik momenteel voor CineCrowd uitvoer. In mijn bachelorthesis voor de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) hoop ik te beantwoorden met welke persoonlijke motivatie een bijdrage aan een film op CineCrowd precies tot stand komt. Mocht u hierin ge誰nteresseerd zijn, dan wil ik u van harte uitnodigen voor ontmoeting met een goede kop koffie. Uw toelichting zal vanzelfsprekend volledig anoniem worden gehouden en niet in het onderzoek worden vermeld. Uw reactie via telefoon of Skype is eventueel ook mogelijk, en evenzeer welkom. In afwachting van uw reactie, Met vriendelijke groet, Elwin Beekman | CineCrowd elwin@cinecrowd.nl +31 6 45 76 33 76 CineCrowd: Start je eigen filmavontuur! Volg ons op Facebook / Twitter / LinkedIn


V OPZET INTERVIEW DONATEUR VRAGENLIJST INTERVIEW CINECROWD DONATEUR Introductie Voorstellen van de interviewer Korte toelichting van het onderzoek Doel van het interview toelichten Toestemming voor opname Persoonlijke achtergrond • Wat is uw persoonlijke en professionele achtergrond? Beoordelen van een project • Aan welk project op CineCrowd heeft u in het verleden een donatie gedaan? - Omschrijving project •

Hoe bent u bekend geraakt met het project en/of CineCrowd?

• In hoeverre heeft u informatie ingewonnen over het project? - CineCrowd website - Website filmmaker - Eerdere films • Waar let u op bij het kiezen voor een project? - CV en eerdere films - Passie en overtuiging filmmaker - Persoonlijke interesse - Potentieel van de film - Trailer - Input in de film • In hoeverre speelden ervaring van vrienden, kennissen, netwerk of experts een rol in de beoordeling van het project? • Op welke manier heeft u de hoogte van uw deelname bepaald? - Draagkracht - Reward • Welke tegenprestatie was verbonden aan uw bijdrage? In hoeverre waardeerde u deze tegenprestatie? • Wat zou voor u een reden kunnen zijn om in het vervolg een grotere bijdrage te leveren aan een CineCrowd project?


Wat was uw uiteindelijke ervaring met het project?

Betrokkenheid • In hoeverre was u betrokken bij het project? • In hoeverre had u betrokken willen blijven bij het project? • Op welke manier zou u betrokken willen blijven? - Communicatie - Input geven - Netwerken - Info ontvangen •

Met welke frequentie wilt u betrokken blijven?

Ervaringen met crowdfunding • Met welke andere crowdfunding initiatieven bent u bekend? • Wat is uw mening over crowdfunding binnen de film? • Neemt u tevens deel aan andere initiatieven in kunst of cultuur? Identificatie met film • Wat is uw relatie met films, de filmmaker of het filmproductieproces? Afsluiting


VI VRAGENLIJSTEN EXPERTS VRAGENLIJST EXPERT INTERVIEW PRODUCENT Introductie Voorstellen van interviewer Korte toelichting van het onderzoek Doel van het interview Toestemming voor opname Achtergrond filmfinanciering • Welke ervaring heeft u met filmdonatie en of -investering in de Nederlandse film? • Om hoeveel donateur/investeerder ging het in dit geval? (kleine groep/ groot geld of grote groep/weinig geld) • Hoe werkt het zoeken van donateurs/investeerders bij een tweede film/ initiatief? • In hoeverre zijn tegenprestaties belangrijk voor de donateur/ investeerder? Aan welke moeten we denken? Crowdfunding • In hoeverre bent u bekend met crowdfunding en het CineCrowd platform? • Hoe schat u de groei en kansen/bedreigen van de platforms en initiatieven in voor de komende tijd? Motieven van de donateur/investeerder • In hoeverre heeft u zicht op de motieven van de donateur/investeerder? Wat valt daarin op? Hypothese: motieven van de donateur Welke motivaties vermoeden we? Wat zien we in de praktijk? Eerste inzicht in werking van de netwerken <> zelfde werking als bij CineCrowd? • In hoeverre verwacht u dat een persoonlijke binding met de film/ filmmaker van belang is? Donateurs vs. Investeerder? • Is voor een grotere financiële bijdrage naar uw idee meer persoonlijke motivatie nodig, of juist een grotere tegenprestatie? •

Waar zitten in de praktijk de drempels voor grotere investeringen?

Afsluiting


VRAGENLIJST EXPERT INTERVIEW CROWDFUNDING PLATFORM Introductie Voorstellen van interviewer Korte toelichting van het onderzoek Doel van het interview Toestemming voor opname Crowdfunding • Hoe schat u de groeikansen/bedreigen van de platforms en initiatieven in voor de komende tijd? • Wordt crowdfunding volgens u de alternatieve financiering, of volgt er een nieuw model? Hypothese: motieven van de donateur • Welke motivatoren zijn voor donateurs op uw platform het meest dominant? • In hoeverre verwacht u dat een persoonlijke binding met de maker van belang is? • Is voor een grotere financiële bijdrage naar uw idee meer persoonlijke motivatie nodig, of juist een grotere tegenprestatie? • Waar zitten in de praktijk de drempels voor grotere donaties? • In hoeverre speelt een gunstige belastingaftrek een rol in de motivatie tot donatie? Motieven van evt investeerder • In hoeverre heeft u zicht op de motieven van de investeerder? Afsluiting


VRAGENLIJST EXPERT INTERVIEW CULTUURDONATIES Introductie Voorstellen van interviewer Korte toelichting van het onderzoek Doel van het interview Toestemming voor opname Algemeen • Kunt u kort de werkzaamheden van Cultuur-Ondernemen binnen de kunstensector toelichten? Crowdfunding en de donateur • Wat is uw mening over crowdfunding anno 2012? Wat werkt er wel/niet volgens u? • Welke in- en extrinsieke motivatie ziet u terug bij donateurs om te participeren in kunst en cultuur? • Hoe denkt u dat dit initiatief zich gaat ontwikkelen de komende tijd? Langdurige mecenasstructuur/investeringen? Motieven van de investeerder • In hoeverre bent u betrokken bij investering (evt rendement) in de kunstensector? • Welke in- en extrinsieke motivatie ziet u terug bij investeerders om te participeren in kunst en cultuur? • Wat zijn volgens u de belangrijkste motivatoren van investeerders? Hypothese • In hoeverre verwacht u dat een persoonlijke binding met de maker van belang is? • Is voor een grotere financiële bijdrage naar uw idee een grotere persoonlijke motivatie nodig, of juist een grotere tegenprestatie? • Waar zitten in de praktijk de drempels voor grotere donaties/ investeringen? • In hoeverre speelt een gunstige belastingaftrek een rol in de motivatie tot donaties/investeringen? • In hoeverre denkt u dat de individuele bijdrage aan kunst en cultuur nog kan stijgen? Afsluiting


VRAGENLIJST EXPERT INTERVIEW PRODUCENT Introductie Voorstellen van interviewer Korte toelichting van het onderzoek Doel van het interview Toestemming voor opname Achtergrond filmdonatie en filminvestering • Welke ervaring heeft u met filmdonatie en of -investering in de Nederlandse film? • Om hoeveel donateur/investeerder ging het in dit geval? (kleine groep/ groot geld of grote groep/weinig geld) • Hoe werkt het zoeken van donateurs/investeerders bij een tweede film/ initiatief? • In hoeverre zijn tegenprestaties belangrijk voor de donateur/investeerder? Aan welke moeten we denken? Crowdfunding • In hoeverre bent u bekend met crowdfunding en het CineCrowd platform? • Hoe schat u de groei en kansen/bedreigen van de platforms en initiatieven in voor de komende tijd? Motieven van de donateur/investeerder • In hoeverre heeft u zicht op de motieven van de donateur/investeerder? Wat valt daarin op? Hypothese: motieven van de donateur Welke motivaties vermoeden we? Wat zien we in de praktijk? Eerste inzicht in werking van de netwerken <> zelfde werking als bij CineCrowd? • In hoeverre verwacht u dat een persoonlijke binding met de film/filmmaker van belang is? Donateurs vs. Investeerder? • Is voor een grotere financiële bijdrage naar uw idee meer persoonlijke motivatie nodig, of juist een grotere tegenprestatie? • Waar zitten in de praktijk de drempels voor grotere investeringen? Afsluiting


VRAGENLIJST EXPERT INTERVIEW CROWDFUNDING PLATFORM Introductie Voorstellen van interviewer Korte toelichting van het onderzoek Doel van het interview Toestemming voor opname Crowdfunding • Hoe schat u de groeikansen/bedreigen van de platforms en initiatieven in voor de komende tijd? • Wordt crowdfunding volgens u de alternatieve financiering, of volgt er een nieuw model? Hypothese: motieven van de donateur • Welke motivatoren zijn voor donateurs op Voordekunst het meest dominant? • In hoeverre verwacht u dat een persoonlijke binding met de maker van belang is? • Is voor een grotere financiële bijdrage naar uw idee meer persoonlijke motivatie nodig, of juist een grotere tegenprestatie? • Waar zitten in de praktijk de drempels voor grotere donaties? • In hoeverre speelt een gunstige belastingaftrek een rol in de motivatie tot donatie? Motieven van de investeerder • In hoeverre heeft u zicht op de motieven van de investeerder? • Voordekunst gaat zogenaamde ‘partnerships’ met organisaties en donoren aan; Welke motivatoren vallen hierbij op? Afsluiting


VRAGENLIJST EXPERT INTERVIEW ALGEMEEN Introductie Voorstellen van interviewer Korte toelichting van het onderzoek Doel van het interview Toestemming voor opname Algemeen • Kunt u kort de werkzaamheden binnen de kunstensector toelichten? Crowdfunding en de donateur • Wat is uw mening over crowdfunding anno 2012? Wat werkt er wel/niet volgens u? • Welke in- en extrinsieke motivatie ziet u terug bij donateurs om te participeren in kunst en cultuur? • Hoe denkt u dat dit initiatief zich gaat ontwikkelen de komende tijd? Langdurige mecenasstructuur/investeringen? Motieven van de investeerder • In hoeverre bent u betrokken bij investering (evt rendement) in de kunstensector? • Welke in- en extrinsieke motivatie ziet u terug bij investeerders om te participeren in kunst en cultuur? • Wat zijn volgens u de belangrijkste motivatoren van investeerders? Hypothese • In hoeverre verwacht u dat een persoonlijke binding met de maker van belang is? • Is voor een grotere financiële bijdrage naar uw idee een grotere persoonlijke motivatie nodig, of juist een grotere tegenprestatie? • Waar zitten in de praktijk de drempels voor grotere donaties/ investeringen? • In hoeverre speelt een gunstige belastingaftrek een rol in de motivatie tot donaties/investeringen? • In hoeverre denkt u dat de individuele bijdrage aan kunst en cultuur nog kan stijgen? Afsluiting


VII CV ELWIN BEEKMAN

Elwin Beekman Curriculum Vitae

Volledige gegevens E.W.J. Beekman Geboren 19 augustus 1989 te Tiel In bezit van rijbewijs B Fahrenheitlaan 17 3553 HZ Utrecht 06 - 45 76 33 76

Profiel Met een brede basis aan werkzaamheden, ligt mijn focus de laatste 1,5 jaar op productie en conceptontwikkeling voor bewegend beeld. Ik zie mezelf als nieuwsgierig, kritisch & analytisch maar ook als doorzetter. Anderen zien mij als betrokken, dienstbaar en accuraat. In mijn vrije tijd produceer ik (mede) diverse korte filmprojecten, blijf op de hoogte van binnen- en buitenlandse ontwikkelingen in de media, de technische ontwikkelingen binnen de film en en doe ik aan mountainbiking.

Recente ervaring Co-Uitvoerende productie, Gliese 581 (HKU), Hilversum Mrt 2012-heden

mail@elwinbeekman.nl www.elwinbeekman.nl @elwinbeekman

De korte science-fiction film ‘Gliese 581’ (post-productie) is de afstudeerfilm van Rianne Haak (Hogeschool voor de Kunsten Utrecht). Van de productionele taken verzorg ik de planning, coördinatie en communicatie. Projectmanagement, CineCrowd, Amsterdam - Apr 2012-Jul 2012

Click here to visit my LinkedIn profile

Voor CineCrowd verzorgde ik, aansluitend op mijn afstudeerstage, de

begeleiding van diverse crowdfunding projecten, alsmede de dagelijkse administratieve taken en droeg mijn onderzoek bij aan nieuwe structuur voor dit jonge platform. Redactie/afstudeeronderzoek, CineCrowd, Amsterdam - Jan 2012-Mrt 2012 Onderzoek voor CineCrowd naar de motivatie van haar filmdonateurs (HKU, 2012).

Eerdere ervaring Productie-assistentie, Closing Time (DeVore Films), Amsterdam - Apr 2011

Productie-assistentie, Pravini; Armed and Sexy (Floris Parlevliet), Utrecht - Apr 2011

Projectmanagement/Productie Ives Ensemble (HKU), Hilversum - Sep 2011-Jan 2012

Projectmanagement/Productie, De Rode Schoentjes (HKU), Hilversum - Mei 2011-Nov 2011 Productieleiding, Tussenstop (Zuiderlicht Film) - Apr 2011-Jun 2011 Redactie stagiair, CampusTV, Amsterdam - Aug 2010-Jan 2011

Opleiding HBO Kunst & Economie (Minor Arts & Media Management), Hogeschool voor de Kunsten Utrecht 2008-2012 HBO Facility Management, Hogeschool Utrecht, Amersfoort - 2007-2008 (Niet voltooid) HAVO, O.R.S. Lek en Linge, Culemborg - 2000-2007

Vaardigheden Windows/Mac, Microsoft Office, IWork, Photoshop Basics, FinalCut Basis

Referenties Referenties zijn mogelijk op aanvraag.



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.