2010
Kennisdag ruimtelijke sector
BUNDEL
Gemeente Amsterdam
2010
Kennisdag ruimtelijke sector
BUNDEL
Gemeente Amsterdam
Colofon Organisatie De Kennisdag ruimtelijke sector 2010 is een initiatief van
Foto’s Vincent den Hoogen, Hollandse Hoogte (omslagfoto)
de stuurgroep Kennisdelen, een samenwerking van stad en stadsdelen.
Teksten Auteurs: zie bijlagen
Amsterdam, 10 juni 2010 Felix Meritis
Eindredactie
Keizersgracht 324 www.kennisbankruimtelijkesector.nl
Stuurgroep Kennisdelen Stadsdeel Nieuw West: Ernest de Rijk (voorzitter) Dienst Wonen, Zorg en Samenleven: Ebeth van Loon Stadsdeel West: Mirjam van ’t Hof Stadsdeel Oost: Marten Klein Dienst Ruimtelijke Ordening: Eric van der Kooij Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer: Gerard Groot Dienst Milieu- en Bouwtoezicht: Lucas Oost Lievense Ontwikkelingsbedrijf: Annius Hoornstra Projectmanagementbureau: Niko Koers Ingenieursbureau Amsterdam: Paul Rebel Kennismakelaar: Maarten Kraneveld Werkgroep Kennisdag ruimtelijke sector 2010 De Kennisdag 2010 is voorbereid door een werkgroep bestaande uit:
Ontwikkelingsbedrijf: Simone van Harten Projectmanagementbureau: Ingrid van Leeningen en Esther Sondaar Dienst Wonen, Zorg en Samenleven: Gozewijn Bergenhenegouwen en Eugénie de Bruijn. Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer: Pauline Koerselman Dienst Milieu- en Bouwtoezicht: Diana Landveld Stadsdeel Oost: Caro Schenk Stadsdeel Nieuw West: Cecile Gronert Ingenieursbureau Amsterdam: Jeany Wijngaarde Dienst Ruimtelijke Ordening: Suzanne Jeurissen en Hubertine Peters
Vormgeving Dienst Ruimtelijke Ordening, Ronald Rijntjes Financiele bijdragen De Kennisdag ruimtelijke sector wordt mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van de stadsdelen en de diensten in de ruimtelijke sector.
2010
Kennis maken en kennis delen in de ruimtelijke sector Voor het vijfde achtereenvolgende jaar wordt de Kennisdag ruimtelijke sector georganiseerd. Ook nu weer is de Kennisdag het resultaat van intensieve samenwerking van stad en stadsdelen. Alhoewel de sprekers uit ‘eigen kring’ komen hebben we ook dit jaar met de blik naar buiten ook onze buren in de regio uitgenodigd om op deze dag aanwezig te zijn. Dit onder het motto ‘kom kennismaken en kennis nemen van de Amsterdamse verhalen en ervaringen’. En omgekeerd is Amsterdam natuurlijk zeer
BUNDEL
geïnteresseerd in hun ervaringen en verhalen.
Kennisdelen is het uitwisselen van ervaringen, ideeën en harde feiten. Kennisdelen is gericht op het laten ontstaan van nieuwe producten en diensten. Maar kennisdelen richt zich ook op verbeteringen in onze dagelijks werk; in onze manier van werken. Het delen van onze ervaringen met het werken in de Amsterdamse ruimtelijke sector tijdens onze jaarlijkse kennisdag, is inmiddels een belangrijk en succesvol platform voor verbetering en innovatie geworden. Met gepaste trots kan ik u dan ook melden dat de kennisdag ruimtelijke sector dit jaar haar eerste lustrum viert. Jaarlijkse evaluaties onder deelnemers en sprekers laten telkens weer zien dat de dag als uiterst leerzaam en onderhoudend wordt ervaren. Leerzaam omdat de dag elk jaar weer een uitwisseling op hoog niveau van nieuwe ontwikkelingen, expertise en ervaringen in de Amsterdamse ruimtelijke sector is. Onderhoudend omdat het ons elk jaar weer lukt om markante gastsprekers over actuele thema’s uit te nodigen. En niet op de laatste plaats hét jaarlijkse netwerkmoment om weer nieuwe contacten op te doen uit zowel stadsdelen als centrale stad. Waar onze omgeving voortdurend verandert en onze kennis zich voortdurend ontwikkelt, staat het concept van de kennisdag ook niet stil. Naast het delen van ‘inhoud’ is ook steeds meer aandacht gegeven aan manieren waarop kennis wordt overgedragen. Steeds meer aandacht voor de meest uiteenlopende presentatievormen naast het
vorig jaar voor het eerst inzetten van 2.0 voor het delen van kennis en nieuws binnen de Amsterdamse ruimtelijke sector. Behalve de wens om een aantal thema’s wat diepgaander te behandelen wees de evaluatie van vorig jaar op de behoefte aan meer interactie tussen gastspreker en publiek. De workshops ‘Open innovatie’, The Floating Office en Risicomanagement geven zondermeer gehoor aan beiden! Maar met het noemen van deze drie workshop doe ik de 28 andere workshops over zeer uiteenlopende thema’s méér dan tekort. Ik ben blij met de even enthousiaste als kwalitatief hoogwaardige bijdragen van onze collega’s van diensten en stadsdelen. Deze reader, voor het eerst alleen digitaal, geeft een korte weergave van de onderwerpen: een goede geheugensteun en voor degenen die er niet bij konden zijn een inkijkje van wie wat doen. Want ook dit keer wordt de jaarlijkse kennisdag méér dan boeiend en ontspannend. Dé dag van kennismaken en kennisdelen. Ik hoop jullie nog vaak op deze dag te zien.
Ernest de Rijk Voorzitter stuurgroep Kennisdelen Stadsdeelsecretaris a.i. Geuzenveld-Slotermeer
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
1
2
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Inhoud Kennis maken en kennis delen in de ruimtelijke sector Dagprogramma Sitopia: how food can reshape our lives | Carolyn Steel Ritmes uit de Stad | Maurits de Hoog Ontwikkelen na fraude en crisis | Lenny Vulperhorst
Duurzaamheid en energie Duurzaam! Bloemendal, Duurzame selectie Buiksloterham Boer, Klimaatbeleid met beperkte middelen Ramaker, Duurzaamheid in GWW-sector Energiezuinig (ver)bouwen Teeuwen, Klimaatneutraal bouwen in Amsterdam Vink, Energiebesparing in de bestaande woningbouw Waal, Duurzaamheid en welstand: wat willen we anders? Schone Energie Jolink, Energiestrategie 2040 Kurschner, Elektriciteit uit Wind Stam, Zonne-energie en warmte-koudeopslag Warmerdam, Stad en Energie Linnenkamp, Elektrisch vervoer Climate Healty – Anja Boon
Amsterdam ontwikkelt Crisis en Leegstand Jadnanansing, Transformatie en herontwikkeling van commercieel vastgoed Teppema, Signalen van de Stadsloods Wien, 15 by 15 Dippel, Winkelpanden: hoge huurprijzen en leegstand Oude Ophuis, De Zuidas in crisistijd Visie op de structuurvisie Daalder, Ontwerp-Structuurvisie Amsterdam 2040 Grunhagen, Verdichten met visie. De Ontwerp-Structuurvisie 2040 en de verdichtingsopgave Kuik, Ontwerp-Structuurvisie Amsterdam 2040 en de mobiliteitstoets Megaprojecten Ineke, Dokmodel Zuidas Poelsma, Een nieuwe sluis in IJmuiden Reith, Olympische Spelen 2028 Inzet op transformatie Leuven, Transformatie Amstel III Rienstra, De Concurrentie Gerichte Dialoog Vinken, Kansen voor jongeren- en studentenhuisvesting Mobiliteit Grooten, Mobiliteit in en rond Amsterdam Terpstra, Voetgangers in de stad Ommeren, Economische waarde van parkeren Ontwikkelen en realiseren Honing, Bouwlogistiek in Centrum ArenA gebied Putten, Oostpoort: ontwikkelovereenkomsten en bouwenveloppe Rusman, Omgevingsmanagement
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
3
De ambitieuze stad Drogendijk, Image is everything, de vernieuwing van Lelylaan Ven, Sloterplas: ambities voor een aantrekkelijk en levendig stadspark Stokman, Bestemming De Pijp: Een wijk voorbereiden op de komst van de NZ-lijn
Ruimte en randvoorwaarden Ons erfgoed Agricola, Monumenten in de Amsterdamse Metropool Alberts, Tegelportieken: onbekend maakt onbemind Lempke, De archeologische Signaleringskaart Amsterdam Op basis van het verleden Boer, Eigentijds bouwen in de geest van het AUP Feddes, Toekomst van de groenstructuur van Parkstad Aardse, Cultuurhistorie in de westelijke haven van Amsterdam Bommen, buizen en balken Ponten, Grondwater en houten funderingen Baars, Praktijk van het opsporen van explosieven in Buiksloterham Tienkamp-Beishuizen, De ondergrond: the final frontier voor ontwerpers Fysieke veiligheid Manders, Risicobeheersing Musch, Vervoer gevaarlijke stoffen door Amsterdam Stapel, Vernieuwend bouwtoezicht
Amsterdam in de Buitenlucht Agrarisch Amsterdam Haccou, Metropolitaan Landschap Lems, Proeftuin Amsterdam. Naar een metropolitane voedselstrategie. Nobel, Innovatieprogramma stadslandbouw Tuinen van West De verlichte stad Akkerman, Lichtvisie openbare ruimte Hoebe, Stand van zaken LED-verlichting Teunissen, Aanpak onnodige verlichting Ruimte voor gezondheid Gadet, Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk Bergen, Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Koeverden, Climate Healthy Bomen en buitenruimte Atten, Kansen voor bomen Spaans, Spelregels Bomentaal Ulle, Create your own paradise Pompen of verzuipen Bakker, Amsterdam Rainproof Boesveldt, WATERgraafsmeer Jong, Water: de drijvende kracht voor gebiedsontwikkeling
4
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Wonen, wijken en bewoners Wijken in ontwikkeling Dubbeldam, Stedelijke vernieuwing in de Staalmanpleinbuurt Roos, Stimuleren van wijken in de Van der Pekbuurt Verwaal, Buitenveldert in Balans Ruimte voor wonen Hertog, Woningmarktontwikkeling en voor ouderen met een beperking Kroon, Vraag en aanbod middensegmentwoningen Uittenbogaard, Het woningmarktteam: juist nu! Bewoners maken de stad Daman, Bewonersparticipatie en gebiedsgericht werken Ploeg, Ons Rembrandtpark Steur, Bewonersparticipatie Tugelawegblokken en omgeving De sociale factor Bromm, Sociaalruimtelijke ambitie & infrastructuur Gemert, Programma Maatschappelijke investeringen Helm, (natuurlijk spelen) in de stad
Kennis van het proces Open innovatie Oost Lievense, Open innovatie Risicomanagement Kleeven, Risicomanagement, met beide benen op de grond Research & Development Haan, De Woningmarkt in Kaart Ponse, 18 jaar Stadsdeelmonitor De Baarsjes Vermeulen, Creatieve industrie of congrescentra
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
5
6
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Dagprogramma Kennisdag ruimtelijke sector, 10 juni 2010 8.30 uur
Ontvangst
9.00 uur
Welkomswoord door de Ernest de Rijk, voorzitter stuurgroep Kennisdelen
9.10 uur
“Hungry City - How Food Shapes Our Lives” | Carolyn Steel
10.00 uur
Pauze, koffie en thee
10.15 uur
1e Workshopronde
11.30 uur
Pauze, koffie en thee
11.45 uur
2e Workshopronde
13.00 uur
Lunchprogramma: Lunchlezing 1: “Nieuwe Ritmes van de stad - Metropoolvorming in Amsterdam” | Maurits de Hoog Lunchlezing 2: “Ontwikkelen na fraude en crisis” | Lenny Vulperhorst
14.15 uur
3e Workshopronde
15.30 uur
Pauze, koffie en thee
16.00 uur
Voorzitter stadsdeel Centrum | Jeanine van Pinxteren
16.45 uur
Slotwoord door Ernes de Rijk
17.00 uur
Napraten met een drankje
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
7
Gastspreker: Carolyn Steel
Sitopia: how food can reshape our lives We live in a world shaped by food. Our cities and hinterlands were shaped by it. Our daily routines are structured around it. Politics and economics are driven by it. Our ecological footprint is determined by it. Our sense of identity is inseparable from it. Our survival depends on it. How, then, have we come to consider food as just another commodity: something to be made as cheap and convenient as possible, while we get on with the ‘more important’ things in life? Our profound disconnection with food, our most vital necessity, is the curious legacy of industrialisation. It is also the symptom of a way of life we can no longer afford. With a rapidly increasing global population, urbanisation, climate change and peak oil, we face a ‘neo-geographical age’; one in which our way of life and use of resources will matter as much to us as they did to our ancient ancestors. In her 2008 book Hungry City: How Food Shapes Our Lives, Carolyn Steel argued that food is not only the most powerful human agent shaping our world, but one that we can harness as a design tool to rethink our way of life and create new dwelling models. She coined the term sitopia (food-place) to describe this approach. The primary focus of sitopia is to rethink the urban-rural relationship, the basic dynamic of human civilisation. Within this framework, sitopia addresses such questions as how and where we should build cities, how we should feed and live in them, how we might ‘post-fit’ existing ones to make them more sustainable, how cultural attitudes toward food and diet shape our habits, beliefs and relationships. Food is the great connector: by thinking, not just about food, but through it, we can gain vital insight into the hidden structures of our lives, and change them for the better. Carolyn Steel is an award-winning architect, writer and lecturer. Her work has focused on the everyday lives of cities, particularly in relation to food. She has run successful design units at the London School of Economics, London Metropolitan University and at Cambridge University, where her lecture series Food and the City is an established part of the architectural degree programme. She is currently a Visiting Professor in Food and Urban Design at Lincoln University and a Visiting Lecturer in the Rural Sociology Group at Wageningen University. In 1995-6 she was a Rome Scholar, researching the Mundane Order of the City. She is a Director of Kilburn Nightingale Architects, with whom she has completed several major buildings for the Central School of Speech and Drama. Her media work includes presenting on BBC TV’s ‘One Foot in the Past’, and she is a regular columnist for Building Design. Her
8
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
first book, Hungry City: How Food Shapes Our Lives, was published by Chatto & Windus in 2008, winning the Royal Society of Literature Jerwood Award for Non-Fiction and chosen as one of BBC Radio 4 The Food Programme’s books of the year. Carolyn spoke at TEDGlobal in 2009, and was profiled by The Ecologist magazine as a ‘21st Century Visionary’.
Gastspreker: Maurits de Hoog
Nieuwe ritmes van de stad Wat maakt een grote stad tot een metropool? Een sublieme ligging, aan en af rijdende metro’s, een inspirerende geschiedenis, een concentratie van hoofdkantoren, een veelkleurige bevolking, een opwindend nachtleven? In de Amsterdamse discussie over metropoolvorming van de laatste jaren is terecht het internationale aspect benadrukt: een metropool is een internationale stad, waarin ontmoeting en kennisuitwisseling een centrale rol spelen. Het gaat niet alleen om de veelzijdigheid van de historische binnenstad maar ook om de kwaliteit van zeer uiteenlopende stedelijke elementen als evenemententerreinen, cultuurclusters, markten, stadsparken, stadions, badplaatsen, convention centres en campussen. Deze vormen bouwstenen voor de metropool. In het project Interactiemilieus doen DRO Amsterdam, de Vereniging Deltametropool en de TU Delft gezamenlijk (ontwerp)onderzoek naar deze bouwstenen in Amsterdam en de Randstad. We hebben een mooie traditie opgebouwd als het gaat om het ontwikkelen en ontwerpen van woonmilieus (en al wat minder van productiemilieus), maar kunnen nog wel een stap maken als het gaat om de kwaliteit van onze interactiemilieus. De stand van zaken van het onderzoek De focus ligt op de stormachtige ontwikkeling van het bezoek aan Amsterdam in de laatste decennia en schetst een perspectief voor interventies gericht op versterking van het internationale profiel van Amsterdam als een aantrekkelijke en gastvrije metropool. Maurits de Hoog (1955) is stedebouwkundige en sinds 1995 werkzaam bij DRO Amsterdam, o.a. als teamleider IJ-oevers en Ontwerpteam Stad en recent als adviseur voor projecten zoals Haven-Stad en de RAI. Hij is supervisor in de vernieuwing van Jeruzalem in Oost, lid van het landelijke kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier en voorzitter van de stichting Van Eesterenmuseum. Sinds 2008 is hij praktijkhoogleraar Stedebouwkundig Ontwerpen Stad en Regio aan de faculteit Bouwkunde van de TU-Delft en voorzitter van de afdeling Urbanism.
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
9
Gastspreker: Lenny Vulperhorst
Ontwikkelen na fraude en crisis Lenny Vulperhorst (1955) is werkzaam als adviseur bij Andersson Elffers Felix op gebied van publiek-private samenwerking, infrastructuur, stedelijke inrichting en cultuur. Vulperhorst studeerde politicologie in Amsterdam en promoveerde in Leiden op de bouwfraude (“Verzwegen Onderneming”). In 2009 verzorgde hij de Vastgoedlezing van de Amsterdam School of Real Estate. Onderwerpen waar hij op dit moment aan werkt zijn integriteit in de bouw- en vastgoedsector, de rol van woningcorporaties en lokale overheden bij het wonen, emancipatie van bewoners in kwetsbare wijken en het vernieuwen van het businessmodel in de bouw- en vastgoedsector. Hij bereidt twee nieuwe boeken voor. Een gaat over wethouders. De ander over de achtergronden van de integriteitskwesties die in de bouw- en vastgoedsector spelen. Dat laatste boek is een vervolg op “Hebzucht in vastgoed” (2008) Hieronder volgt de essentie van de verandering van het businessmodel in de bouw en vastgoedsector. Vulperhorst gaat hierbij in op de rol van de lokale overheid. Kenmerken van het oude en nieuwe businessmodel: Oude businessmodel (1945-2010)
Nieuwe businessmodel (2010-..)
Blindeman
Coproducent
Grond
Kennis
Massa maken
Anonieme markt
10
Klein denken Klanten (bewoners, gebruikers)
Anoniem gebouw
Persoonlijk gebouw
Immobiel gebouw (groot; veel eigenaren)
Aanpasbaar gebouw
Standaardisatie met detailvariatie
Maatwerk vanuit modules en standaarden
Schaarste
Kieskeurig, keuzevrijheid
Improviseren
Gegarandeerde eindproducten
Eenmalige transactie
Langdurige klantrelatie
Grootschalig, gebiedsgericht, complex proces
Kleinschalig, stap voor stap, simpel proces
Nieuwbouw
Transformeren
Financiering van banken en beleggers
Directe financiering bewoners en gebruikers
Start bij 70% verkoop
Kleine eenheden
Overheid steunt aanbodzijde
Overheid steunt vraagzijde
Macht aanbodzijde
Cocreatie bewoners en gebruikers
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Gastspreker: Jeanine van Pinxteren Jeanine van Pinxteren is voorzitter van stadsdeel Centrum, met in haar portefeuille: Openbare ruimte (incl. groen) en Verkeer, Milieu en Duurzaamheid, Water, Veiligheid, evenementen, algemene bestuurlijke & juridische zaken, handhaving, Personeel en Organisatie en Coรถrdinatie 1012. Tot voor kort was zij gemeenteraadslid voor Groen Links, zij is vooral bekend van de grote dossiers, waaronder Noord/Zuidlijn. Voorheen was ze voorzitter van de Welstandscommissie Zaanstad, Wormerland, Oostzaan en Zakelijk leider bij ARCAM Architectuurcentrum Amsterdam
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
11
Kennisdag ruimtelijke sector
Duurzaamheid en Energie – Duurzaam! Duurzame selectie Buiksloterham Eind 2009 is een unieke selectiemethode van marktpartijen voor vier kavels in de Buiksloterham (BSH) in Amsterdam-Noord van start gegaan. Het belangrijkste selectiecriterium is duurzaamheid; ontwikkelaars krijgen een kavel niet op basis van wie het meeste geld biedt, maar wie het meest duurzame plan indient. De Buiksloterham, een industriegebied aan de noordelijke IJ-oevers, verandert de komende jaren in een uniek en duurzaam gemengd werken woongebied, met ruimte voor bestaande en nieuwe bedrijven en avontuurlijke bewoners. In het gebied komen in de periode tot 2015 ongeveer tweeduizend woningen, gemengd met bijzondere bedrijfspanden. Amsterdam heeft zichzelf ten doel
gesteld dat in 2015 alle nieuwe projecten klimaatneutraal worden gebouwd. Amsterdam-Noord gaat nu in de Buiksloterham het voortouw nemen om dat doel te bereiken. Zoals gezegd is niet traditioneel geselecteerd op de grondprijs, maar op basis van duurzame innovatie. Voor een kavel is een vaste prijs bepaald. Daarover viel niet te onderhandelen. De gemeente daagt de ontwikkelaars met deze selectiemethode uit om het beste op het gebied van duurzaamheid te laten zien. De selectie van marktpartijen vond plaats in twee fasen. In de eerste fase werd gevraagd naar de visie ten aanzien van de duurzame ontwikkeling in BSH. Vervolgens zijn maximaal vier partijen per kavel geselecteerd. In de tweede fase werd de partijen gevraagd de visie uit te werken tot een concreet duurzaam plan.
De plannen zijn met elkaar vergeleken door een selectiecommissie. Het meest duurzame plan heeft gewonnen. Voorjaar 2010 zijn de winnaars bekend gemaakt.
Dienst Ruimtelijke Ordening Marcel Bloemendal (020) 552 5821 m.bloemendal@dro.amsterdam.nl
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
13
Klimaatbeleid met beperkte middelen Op nationaal en lokaal niveau zijn ambitieuze klimaatdoelen geformuleerd. Die doelen dreigen niet gehaald te worden. Als gevolg van de economische crisis zijn de budgettaire mogelijkheden van de overheid beperkt. Van verschillende kanten wordt daarom gepleit voor opleggen van verplichtingen. Voordat dit instrument wordt ingezet is het zaak te onderzoeken waarom er onvoldoende tempo wordt gemaakt. Daarom heeft het klimaat bureau een analyse laten uitvoeren van de oorzaken van de vertragingen. In de analyse wordt geconstateerd dat er een groot potentieel is van maatregelen die zich zelf terugverdienen: “Goed voor de planeet en goed voor portemonnee”. Voor Amsterdam bestaat dat potentieel uit energiebesparing in de bestaande voorraad en benutting restwarmte elektrische centrales en afval energiebedrijf en in beperkte mate uit duurzame energieopwekking. Hoewel veel maatregelen zich zelf terug verdienen, laat het tempo toch te wensen over. De grote vraag is: waarom? In de analyse wordt geconstateerd dat de trage benutting is te wijten aan twee factoren: 1. De, vaak beperkte, omvang van het financiële voordeel 2. De inspanningen die nodig zijn om het voordeel daadwerkelijk te realiseren Op beide factoren kan gestuurd worden: met behulp van prijsbeleid kan de (Rijks-) overheid invloed uitoefenen op het financiële voordeel. Het tempo van realisatie kan worden bevorderd door het wegnemen van belemmeringen en het faciliteren van partijen die zelf niet over de benodigde expertise beschikken.
Op grond van die analyse wordt aanbevolen om in te zetten op: Rendabele ingrepen Benutting van de natuurlijke momenten Ontzorgen van eigenaren en bewoners (één pakket incl. financiering) Veel partijen willen verder gaan en willen ook maatregelen afdwingen die zich zelf niet terug verdienen. Dergelijke maatregelen zullen negatief uitwerken op de koopkracht, de winstgevendheid en de concurrentiepositie van het bedrijfsleven en op de overheidsuitgaven. Onder de huidige economische omstandigheden lijkt dat geen verstandige koers. Veel partijen zijn ook beducht dat het benutten van natuurlijke momenten een te laag tempo zal opleveren. Gezien het tempo waarin die zich voordoen (koop, mutatie, grootonderhoud, verbouwingen, vervanging installaties) lijkt die vrees ongegrond. De grote opgave zal worden om partijen, die zelf niet over de benodigde expertise en middelen beschikken, te ontzorgen. Op dat vlak doet Amsterdam al het nodige waaronder: ondersteuning MKB en Scholen. Het klimaat bureau studeert nu op de mogelijkheden van ESCO’s (Energie Saving corporations) die kant en oplossingen kunnen bieden inclusief de financiering.
lov klimaatbureau Amsterdam Maarten de Boer 06 53 30 42 20 mdb@hlfp.nl
Duurzaamheid in de GWWsector Neem kennis van duurzaamheidscriteria van Agentschap. nl in GWW – sector (Grond,- Weg- & Waterbouw). Hoe zijn deze criteria praktisch in te passen in RAW - bestekken (Standaard systematiek voor het opstellen van bestekken in de GWW-sector). Agentschap.nl heeft een aantal criteria ontwikkeld (o.a. voor grondwerken, conserveringswerkzaamheden, wegen, straatmeubilair, kunstwerken, groenvoorzieningen, gemalen, kabels- & leidingen) welke door OGA in samenwerking met DMB zijn opgenomen in een matrix. De matrix is opgebouwd uit voorstellen van Agentschap.nl en voorstelen hoe het een en ander praktisch kan worden ingevuld met voorbeeld (besteks)teksten. Tevens zijn er gemeente brede speerpunten aan toegevoegd betreffende Inkoop FSC-hout, Social return & Milieuzone voor vrachtverkeer. Tevens wordt ingegaan op de voortgang van de monitoring van het toepassen van deze criteria in het najaar van 2010.
14
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Relevante informatie is te vinden op de (mini)site van concern inkoop van de gemeente Amsterdam op intranet Amsterdam en o.a. de volgende websites: www.agentschapnl.nl/duurzaaminkopen www.pianoo.nl www.duurzameoverheden.nl
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam L.C.A. Verwijs (OGA) & F.A. Kartsen (DMB) (020) 552 6048 & (020) 551 3807 b.verwijs@oga.amsterdam.nl & f.karsten@dmb.amsterdam.nl
Energiezuinig (ver)bouwen Klimaatneutraal bouwen in Amsterdam Op 10 september 2008 heeft de Amsterdamse gemeenteraad unaniem de ambitie vastgesteld om vanaf 2015 alle nieuwbouwwoningen en utiliteit klimaatneutraal te bouwen. Tijdens de huidige collegeperiode (2010-2014) worden de eerste stappen gezet met 40% klimaatneutrale nieuwbouw. Hiermee loopt Amsterdam vooruit op de landelijke regelgeving, die inzet op klimaatneutraliteit vanaf 2020. Het rijksbeleid krijgt vooral vorm door het stapsgewijs aanscherpen van de energieprestatienorm in het Bouwbesluit. Duidelijk is dat hier voor alle bouwprojecten een grote en onontkoombare uitdaging ligt. Klimaatneutraal betekent dat alle energie voor verwarmen, koelen, tapwater en alle gebouwgebonden elektragebruik wordt bespaard of duurzaam wordt opgewekt, zonder gebruik te maken van fossiele brandstoffen. Consumentenelektra (zoals audio/video/computers, keukenapparatuur en persoonlijke verzorging) valt hierbuiten. Klimaatneutraal bouwen van woningen is technisch, financieel en juridisch haalbaar, rendabel en uitvoerbaar. In Amsterdam is klimaatneutraal bouwen mogelijk met circa € 17.000,- meerkosten ten opzichte van de Amsterdamse referentiekwaliteit. Deze extra investering verdient zich ruimschoots terug via de energierekening. Om het klimaatneutraal bouwen te stimuleren heeft de Woningbouwregisseur begin 2009 de Taskforce Klimaatneutraal Bouwen opgericht. Deze Taskforce is samengesteld uit deskundigen van OGA, DMB, DRO en IBA.
Inmiddels zijn veel projecten met de ambities aan de slag gegaan. Ontwikkelaars en corporaties zijn kleinschalige experimenten gestart. De Taskforce denkt mee met projecten en ondersteunt hen waar mogelijk in deze spannende zoektocht. Een van de methoden om klimaatneutraal bouwen te stimuleren is het selecteren van ontwikkelaars op basis van duurzaamheid. Deze selectiemethode heeft in de Buiksloterham verrassende nieuwe en creatieve ontwerpen opgeleverd. Bovendien ontwikkelt de Taskforce nieuwe instrumenten. Zo wordt op dit moment hard gewerkt aan een ‘vehikel’ om de voorfinanciering van de extra investering te faciliteren, zodat het voor ontwikkelaars eenvoudiger wordt de benodigde maatregelen toe te passen. Ook wordt in overleg met VROM een label voor klimaatneutrale woningen ontwikkeld, dat aan de consument duidelijk maakt dat de betreffende woning bijzonder energiezuinig is. Dit label moet de afzet van de woningen ondersteunen, onder meer door de vraag te stimuleren en extra hypotheekverstrekking door banken mogelijk te maken.
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam - Taskforce Klimaatneutraal Bouwen Baltie Teeuwen (020) 552 6069 b.teeuwen@oga.amsterdam.nl
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
15
Duurzaamheid en welstandscriteria Het beeld is ontstaan dat het verbeteren van duurzaamheid van de gebouwde omgeving en het toetsen aan de redelijke eisen van welstand zich soms moeilijk tot elkaar verhouden. Dit is in het onlangs toegezonden rapport van het instituut Nyenrode bevestigd. Daarnaast krijgt de Commissie Welstand en Monumenten herhaaldelijk adviesaanvragen voor duurzaamheidsmaatregelen waarvoor geen beoordelingscriteria bestaan. Daardoor loopt de afhandeling van die bouwaanvragen moeizaam. Ook bestuurders van stadsdelen vragen om meer regels om duurzaamheidmaatregelen te kunnen toetsen. Dienst Milieu en Bouwtoezicht heeft het project duurzaamheid en welstandscriteria gestart. Doel van het project is dat de welstandscriteria worden aangevuld en - waar nodig – verruimd of eenduidiger gemaakt om bij te dragen aan het verduurzamen van Amsterdam. Duurzaamheidsmaatregelen die in beschouwing worden genomen zijn: isolatie van dak, voor- en achtergevel, kozijnvervanging en dubbele beglazing, ventilatievensters en installaties voor lucht, zonwering, zonnecollectoren, PV-panelen elektrische oplaadpunten, gebouwgebonden windinstallaties, dakisolatie, groene daken en gevels. Het project maakt gebruik van de concept-richtlijnen voor kleine windinstallaties die in opdracht van ARC (Amsterdam reduceert CO2) zijn gemaakt. In het project gaat het over bestaande gebouwen en over nieuwe gebouwen die binnen een bestaand welstands-
16
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
kader worden gebouwd. Nieuwbouwprojecten waarvoor een apart welstandskader wordt opgesteld behoren dus niet tot de focus van het project. Het is de bedoeling dat het project nieuwe criteria levert die in de Basisnota welstand worden opgenomen. Vervolgens zal bekeken worden in hoeverre de welstandsnota’s van de stadsdelen aangepast worden of dat er kaderstellende criteria komen voor duurzaamheidsmaatregelen. Voor de zomer worden richtlijnen voor achtergevelisolatie en zonnepanelen aan het centrale bestuur voorgelegd, vooruitlopend op de overige duurzaamheidsmaatregelen. Gepland is dat eind 2010 de nieuwe welstandscriteria vastgesteld worden.
Dienst Milieu en Bouwtoezicht Jeroen van der Waal (020) 551 3854 j.vanderwaal@dmb.amsterdam.nl
Schone energie Energiestrategie 2040 Amsterdam wil het kloppend hart zijn van een duurzame metropoolregio. Creatief, innovatief, gezond en divers. Sociaal en economisch sterk. Zuinig met ruimte en energie. Alleen een stad waar schone energie, schone lucht en water voorhanden zijn, blijft aantrekkelijk om in te wonen en werken. Het tijdperk van goedkope fossiele brandstoffen loop op zijn eind. Om de betaalbaarheid en de levering van schone energie te kunnen garanderen is een omslag nodig naar een duurzame energievoorziening. Dit vraagt om een lange termijnstrategie. Gebouwen, energiecentrales en infrastructuur hebben een lange levensduur. Om de omslag te kunnen maken moeten we nu de koers bepalen en de route uitstippelen. In de Amsterdamse Energiestrategie 2040 zijn de lijnen uitgezet waarlangs deze verandering, in Amsterdam, gestalte moet krijgen.
Klimaatbureau Amsterdam Gerrit Jolink 06 53 29 37 76 g.jolink@dmb.amsterdam.nl
Elektriciteit uit Wind Amsterdam wordt duurzaam: Energie besparing en duurzame energieopwekking staan hoog op de agenda. Windenergie staat daarbij bovenaan: het nieuwe college zet in op fors uitbreiden ervan. Al langer wordt windenergie benut in Amsterdam. Historische kaarten laten zien dat windmolens vroeger onderdeel van het stadssilhouet waren, maar er wordt nu al elektriciteit uit wind gewonnen. In de haven zijn al 26 windmolens gerealiseerd, genoeg voor 40.000 huishoudens. Maar dit zou pas het begin kunnen zijn: op termijn wordt geschat dat het mogelijk is om voor Amsterdam ca. 25% van zijn elektriciteitsbehoefte uit windenergie te dekken. Wat betekent zo‘n ingreep in het stadsbeeld en voor het grondgebruik in Amsterdam? Past dat überhaupt? En om hoeveel molens gaat het? Om grip op de ruimtelijke consequenties van deze opschaling te krijgen heeft het Klimaatbureau samen met DRO en de Haven een studie naar de mogelijkheden voor de opschaling van windenergie in opdracht gegeven. Deze studie is uitgevoerd door Paul van Beek landschappen. De studie heeft ontdekkingen opgeleverd: Er is ruimte genoeg om in
Amsterdam de totale elektriciteitsbehoefte van alle huishoudens met wind te dekken. Opschaling van windmolens betekent niet zomaar een beetje winst, maar betekent een substantiële toevoeging in het vermogen. De nu grootste molens kunnen 5000 huishoudens met stroom verzorgen! Als je met minder grote molens meer elektriciteit kan opwekken, betekent dat effectief ruimtebesparing voor een dichtbevolkte metropool als Amsterdam. Deze molens zijn groot, zeer groot. De tiphoogte ligt bij 190 m, de ashoogte op 135m. Maar Paul van Beek toont aan, dat het menselijk oog ons bij de beleving van hoogte bedriegt. Je kan vanaf de verte niet het verschil zien tussen verschillend hoge molens: molens van 80m ashoogte lijken net zo hoog als molens met het rotorhuis op 135m. Waar het dan wel op aankomt is vooral de voet: hier ligt een immense ontwerpopgave. Molens moeten onderdeel worden van het stedelijk weefsel. En we moeten innoveren: gebruik die lege schacht van 5000m3. De conclusies uit deze studie en de ambities van Amsterdam geven aanleiding het huidige beleid op windmolens te veranderen. Hoeveel windmolens er komen en waar hangt vooral af van draagvlak: politiek en economisch, bij vakgenoten en burgers. Amsterdam móet ruimte maken voor nieuwe oplossingen, maar oog houden voor de schoonheid van de stad. Wil je meer weten over dit onderwerp of heb je een mening?
Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam Juliane Kürschner
(020) 552 7764 j.kurschner@dro.amsterdam.nl Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
17
Zonne-energie en warmtekoudeopslag Het vergroten van de lokale duurzame energieproductie is een van de pijlers van het Amsterdamse energiestrategie 2040. Zon-PV is één van de energietechnologieën waarmee duurzame energie geproduceerd kan worden. Zon-PV is op dit moment weliswaar nog te duur om zonder nationale subsidie op grote schaal te exploiteren. Op niet al te lange termijn (2015) is echter wel een positieve exploitatie mogelijk en kan de grootschalige uitrol op de Amsterdamse daken beginnen. De periode tot dat moment kan benut worden om aan de hand van pilotprojecten te leren hoe wij, gemeente, woningcorporaties, bedrijven en bewoners, met deze technologie moeten omgaan. Bij deze projecten staat centraal dat deze de opmaat moeten zijn voor grootschalige uitrol.
voor de Amsterdamse markt. Daartegenover staat dat de gemeente Amsterdam het netwerk van oplaadpalen verder uitrolt. Waarom Elektrisch Vervoer Amsterdam wil een schone, gezonde, leefbare stad voor de huidige generatie en voor de Amsterdammers van de toekomst. Daar wordt al hard aan gewerkt met tal van maatregelen, maar er moet meer gebeuren. Elektrisch vervoer kan de luchtkwaliteit flink verbeteren, is beter voor het klimaat en kan een impuls voor de economie betekenen. Amsterdam wil daarom de overstap naar elektrisch vervoer een flinke impuls geven en versnellen. Amsterdam faciliteert elektrisch vervoer in de stad door het aanleggen van oplaadpunten, en neemt maatregelen om het voor bedrijven en Amsterdammers aantrekkelijk maken om over te stappen op elektrisch vervoer. Ook rijdt de gemeente zelf steeds meer elektrisch, samen met een groot aantal bedrijven. Elektrisch = goed voor lucht, klimaat en economie Elektrisch rijden is goed voor de luchtkwaliteit, het klimaat, én de economie. Elektrisch vervoer stoot lokaal namelijk geen schadelijke stoffen uit en is door de technologie aanzienlijk zuiniger, waardoor de voertuigen veel minder CO2 uitstoten. Wanneer de benodigde stroom duurzaam wordt opgewekt zijn elektrische auto’s echt schoon! Met elektrisch vervoer investeren we in innovatie en duurzame ontwikkeling. Dat biedt ook kansen voor nieuwe bedrijvigheid. Bovendien maakt elektrisch vervoer ons minder afhankelijk van fossiele brandstoffen. Elektrisch vervoer heeft de toekomst De verwachting is dat in 2015 in Amsterdam reeds 10.000 elektrische auto’s rijden. In 2040 zijn vrijwel alle autokilometers in Amsterdam elektrisch. Maar dan moet Amsterdam wel door met de koers die we hebben ingezet. Realiseren we ons dit voldoende en zijn we hierop voorbereid?
Klimaatbureau Amsterdam Tjeerd Stam 06 52 58 10 90 t.stam@dmb.amsterdam.nl
Elektrisch Vervoer Amsterdam heeft een koppositie ingenomen als het gaat om elektrisch vervoer en is een serieuze gesprekspartner voor nationale en internationale spelers op dit gebied. Eind 2010 rollen de eerste elektrische auto’s bij de grote automerken van de band. Auto’s zijn dan beter verkrijgbaar en de prijzen zullen dalen. Met deze grote autoproducenten worden afspraken gemaakt over het later dit jaar beschikbaar stellen van elektrisch auto’s
18
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Programmabureau Luchtkwaliteit Maarten Linnenkamp (020) 520 6375 m.linnenkamp@dro.amsterdam.nl
Stad en Energie: Wie is aan zet? De energie van de gebouwde omgeving. De koolzuurgas reductiedoelstelling van de gemeente gaat eigenlijk over het energiegedrag en het energiegebruik van de stad, van de mensen, van de bedrijven en van de woningen waarin we wonen. De gebouwen gebruiken circa 70% van alle energie in de stad en deze gebouwen waaronder 390.000 woningen en zeven miljoen vierkante meter kantoor zijn nog niet aangepast op de koolstofarme toekomst. De gebouwen zijn in bezit van beleggers, eigenaar bewoners, corporaties, particuliere verhuurders en deels de overheid. De Nederlandse bouwwetgeving is (nog) niet afgestemd op de doelstelling van de gemeente en de vraag is of de eigenaren van gebouwen de verantwoordelijkheid hebben hun bezit energetisch op te waarderen. Misschien hebben huurders en kopers wel de verantwoordelijkheid om zuinigere woningen te eisen waardoor de markt van vraag en aanbod gaat werken en de ontwikkelaars en corporaties zuinige woningen gaan aanbieden.
De gemeente zet een eerste stap en heeft onder andere in 2008 bepaald dat alle toekomstige nieuwbouw klimaatneutraal uitgevoerd moet worden. Klimaatneutrale gebouwen hebben ongeveer de helft van de energie nodig van een gemiddeld bestaand gebouw. Dat is dus een forse verbetering. Omdat klimaatneutraal bouwen niet in het bouwbesluit is opgenomen koppelt de gemeente de doelstelling aan het erfpachtcontract. Dit mechanisme kan zij niet toepassen bij de bestaande gebouwen. Probleem is dat de grootste opgave tot energiereductie wel ligt in de 390.000 bestaande woningen en zeven miljoen vierkante meter bestaande kantoren. Mensen kunnen zuiniger leven maar het is onmogelijk alleen door gedragsverandering twintig tot veertig procent minder energie te gebruiken. De meeste bestaande gebouwen zijn daarvoor niet ontworpen. Bij renovatie en restauratie hebben we dus een enorme opgave. Aangezien tachtig procent van de milieu impact wordt bepaald in het ontwerp van een gebouw moet daar de volle aandacht naar toe gaan bij renovatie. Moet de overheid de wet aanpassen? Zal de markt in de toekomst die betere gebouwen gaan maken? Gaan de consumenten zuinigere gebouwen en woningen eisen? Met andere woorden: wie is aan zet?
Project Management Bureau Ronald van Warmerdam
ď‚š rvwarmerdam@pmb.nl Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
19
Climate Healthy GRaBS Klimaataanpassingsproject in Nieuw-West GRaBS De klimaatverandering is geen verre toekomst, maar vindt nu al plaats! Er worden veel maatregelen genomen om de klimaatverandering tegen te gaan (mitigatie), bijvoorbeeld door het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Om de stedelijke omgeving aan te passen (adaptatie) aan de effecten van de klimaatverandering, moeten nu ook al maatregelen worden genomen. Om kennis uit te wisselen en innovatieve projecten te ontwikkelen op het gebied van klimaataanpassing, is het Europese project GRaBS (Green and Blue space adaptation in urban areas and eco towns) gestart. Binnen GRaBS werkt stadsdeel Nieuw West samen met 13 partnerorganisaties uit 7 andere EU-lidstaten (Engeland, Italië, Griekenland, Litouwen, Slowakije, Zweden en Oostenrijk ).
Het groen in de stad - zoals tuinen, parken, groene daken en muren - draagt bij aan verkoeling van de stedelijke omgeving. Water in de stad - zoals grote waterpartijen, grachten en duurzame drainage systemen - zorgt voor een goede opvang en afvoer van water. Deze rol van de groene en blauwe infrastructuur wordt nog onvoldoende erkend en benut in de ruimtelijke planvorming en het beheer van de openbare ruimte. Klimaatverandering: een Actie Plan! Stadsdeel Nieuw-West onderzoekt hoe de groene en blauwe infrastructuur gebruikt kan worden om klimaatveranderingen zoals hogere temperaturen, toenemende droogte in de zomer en wateroverlast als gevolg van extreme regenbuien, op te vangen. Alle mogelijke maatregelen worden opgenomen in een ‘Adaptatie Actie Plan’ (AAP). Het AAP is één van de beleidskaders waaraan ruimtelijke plannen getoetst kunnen worden. Participatie Participatie is een centraal thema binnen GRaBS; duurzame stedelijke ontwikkeling is immers niet alleen een milieutechnische kwestie voor overheden. Ook bewoners, ondernemers en organisaties spelen daarbij een belangrijke rol. Stadsdeel Nieuw-West heeft veel ervaring op het gebied van participatie in de wijken. Daarom heeft het stadsdeel een leidende rol bij de ontwikkeling van participatiestrategieën en het betrekken van bewoners en maatschappelijke organisaties bij klimaataanpassing. Het stadsdeel adviseert op verzoek de GRaBS partners over de opzet en de uitvoering van participatie in plannen voor klimaataanpassing, daarbij rekening houdend met verschillen in de bestuurscultuur, de sociaal-economische situatie en de noodzakelijke fysieke maatregelen. Meer informatie kunt u vinden op: www.nieuwwest.amsterdam.nl http://www.grabs-eu.org
Stadsdeel Nieuw-West Aga Niels Holstein (020) 253 8204 a.holstein@nieuwwest.amsterdam.nl
Klimaataanpassingen Het project GRaBS onderzoekt de mogelijkheden om stedelijke gebieden aan te passen aan veranderingen van ons klimaat. De huidige prognose is dat we in Nederland de komende 15 jaar drie keer zo vaak te maken krijgen met ernstige droogte in de zomer. Tegelijk neemt de wateroverlast als gevolg van extreme regenbuien toe. Stedenbouwkundige ontwerpen en ontwerpen voor de openbare ruimte kunnen voorzien in oplossingen die de stad minder kwetsbaar maken voor de klimaatverandering.
20
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Crisis en leegstand Transformatie & herontwikkeling van commercieel vastgoed in Amsterdam Op 1 september 2009 is de bestuursopdracht transformatie behandeld in het College. Uit de bestuursopdracht volgt dat er beleidsmatige en financiële instrumenten moeten worden uitgewerkt om transformatie en herontwikkeling van leegstaand commercieel vastgoed naar andere functies te bevorderen. Verouderde kantoor- en bedrijfsgebouwen en de kantooren bedrijfsgebouwen op de slechtere locaties lijken in het geheel niet meer verhuurbaar. Dit is niet alleen nadelig voor de erfpachters van deze percelen, die de waarde van hun vastgoed zien verminderen, maar ook voor de gemeente. Voor de gemeente betekent dit een inefficiënt gebruik van de schaarse ruimte, een ongewenste ruimtelijk-economische ontwikkeling, kans op imagoschade en verlies van werkgelegenheid en grondwaarde. Niet alleen de ruimtelijk-economische, maar ook de financiële belangen van de gemeente zijn groot. Dit heeft onder andere te maken met het Amsterdamse erfpachtstelsel. Eens in de 50 jaar vindt er een canonherziening einde tijdvak (CHET) plaatst. Investeren in bedrijfs- en kantoorgebieden die binnen enkele decennia aan het einde van hun tijdvak lopen, kan rendabel zijn. Door de investeringen zullen de grondwaarden en daarmee ook de canonopbrengsten voor de gemeente toenemen. Hoe kan de gemeente er nu voor zorgen dat de transformatie en herontwikkeling op gang komt, daar waar dat niet door de markt gebeurt? Het Transformatieteam is door het Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, naar aanleiding van de bestuur-
opdracht, ingesteld. Het Transformatieteam heeft als doel te onderzoeken of het gemeentelijk beleid kan worden aangepast om zo transformatie en herontwikkeling op gang te brengen. Hierbij wordt samengewerkt met de Kantorenloods en verschillende projectbureaus. Voor het erfpachtbeleid wordt er in samenwerking met de “Proeftuin Amstel III” een aantal instrumenten onderzocht. De voorstellen voor het aanpassen van het gemeentelijk beleid om transformatie en herontwikkeling op gang te brengen zullen gemeentebreed worden gepresenteerd.
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam Rayen Jadnanansing (020) 552 6221 r.jadnanansing@oga.amsterdam.nl
Signalen van de Stadsloods: Het matchen van leegstaande ruimten en nieuwe gebruikers De stadsloods van de gemeente Amsterdam brengt vraag en aanbod bij elkaar om ruimtezoekers in Amsterdam te huisvesten, leegstand van panden tegen te gaan en strategische locaties verder te helpen ontwikkelen. De stadsloods werkt stadsbreed. Amsterdam is een stad waar voortdurend allerlei organisaties op zoek zijn naar een geschikte plek. Ook het aanbod van verhuurbare ruimtes is steeds in beweging. De leegstand doet zich meestal voor in grootschalige panden, terwijl de vraag naar ruimte doorgaans kleinschalig is. De Stadsloods draagt bij deze mismatch tussen vraag en aanbod op te lossen door verschillende partijen bij elkaar te brengen. Zij werkt daarbij intensief samen met de stadsdelen, gemeentelijke diensten, de kantorenen bedrijvenloods, gemeentelijke projectbureaus, woningbouwcorporaties, regiogemeenten en zogenaamde doelgroep organisaties, zoals FanU en Codum. Deze organisaties treden op als huurder van een groot (leegstaand) gebouw om dat vervolgens onder te verhuren aan creatieve ondernemers. Dergelijke organisaties zijn belangrijk om de problematiek van gedeeld beheer en exploitatie op te lossen. De stadsloods heeft een breed scala van zoekers in haar bestand: creatieve ondernemingen, scholen, culturele Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
21
voorzien. Deze vijftien maatregelen zijn voor 2015 gerealiseerd. Fifteen by Fifteen. Hoe hebben we gekozen, waar lopen we tegenaan.
instellingen, maatschappelijke voorzieningen, mediabedrijven, religieuze organisaties en leisure bedrijven. Het zijn vaak ruimtezoekers die bijzondere huisvestingseisen hebben, zoals een acrobatenschool die een hoog lokaal nodig heeft voor oefeningen in de trapeze, een orkest dat een ruimte zoekt met een bijzondere akoestiek of een reizend museum dat een voorkeur heeft voor tijdelijke locaties. Vorig jaar is de Stadsloods betrokken geweest bij de invulling van 88 panden. Voorbeelden zijn het voormalig Storkterrein in Noord, de brandweerkazerne aan de Weesperzijde, de Montelbaanstoren, de Kauwgomballenfabriek, het NDSM-terrein, Citroengebouwen Stadionplein, het GAK gebouw en diverse panden in eigendom van stadsdeel Centrum. De afgelopen tijd stond wereldwijd in het teken van de economische recessie. In Amsterdam en op het werk van de stadsloods heeft dat zijn weerslag. De stadsloods merkt de effecten van de crisis in Amsterdam aan de toenemende vraag naar goedkopere huisvesting. Sommige organisaties stellen hun plannen voor vestiging in Amsterdam uit en bij nieuwbouwprojecten haken huurders af en benaderen projectontwikkelaars de stadsloods met de vraag naar kandidaten. De crisis heeft ook een voordeel: makelaars zijn bereid hun prijzen voor vastgoed te laten zakken of tijdelijke huurcontracten aan te bieden, waardoor de kans op passende huisvesting voor een bredere groep zoekers toeneemt.
Dienst Ruimtelijke Ordening Aukje Teppema (020) 552 7849 a.teppema@dro.amsterdam.nl
15X15 Alle projecten ondervinden de gevolgen van de crisis. Ook op de Zuidas is de voortgang van projecten langzamer dan gedacht. Hoe wordt van dit gegeven een kans gemaakt? De Zuidas heeft 15 maatregelen benoemd die voor een groot deel in een aanpak van de crisisgevolgen
22
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Zuidas Amsterdam/Project Management Bureau Harry Wien 06 22 21 86 70 h.wien@pmb.amsterdam.nl, hwien@zuidas.nl
Wettelijke huurprijsbescherming voor winkelpanden Huurprijzen van winkelpanden komen tot stand door vraag van winkeliers en aanbod van pandeigenaren. De belangrijkste bouwsteen bij de vraag naar winkelpanden is het aantal passanten (potentiële klanten). In beginsel geldt: hoe groter het aantal passanten in een straat, hoe hoger het huurprijsniveau. Daarnaast speelt bij de huurprijshoogte het type passant een rol. Zo kan - als gevolg van verschillen in het gemiddelde inkomen- een gelijk aantal passanten in twee verschillende gebieden toch leiden tot een verschillend huurprijsniveau. Bij het aangaan van het eerste huurcontract tussen pandeigenaar en winkelier, geldt de (markt)huurprijs, die door onderhandeling tot stand komt. Partijen zijn hierin vrij. Na verloop van tijd hebben zowel eigenaar als huurder het recht om een nieuwe huurprijs te bedingen. Ook in dit geval zijn partijen in principe vrij om een (hogere of lagere) huurprijs vast te stellen. Het kan voorkomen dat partijen het niet eens kunnen worden over de huurprijsaanpassing. In dat geval treedt de wettelijke huurprijsbescherming in werking. Deze houdt in dat huurder en verhuurder samen een (vastgoed)deskundige moeten aanwijzen die volgens een vaste methode een nieuwe huurprijs berekent. Deze deskundige kan een makelaar zijn of de Bedrijfshuuradviescommissie, die is ondergebracht bij de Kamer van Koophandel. De methode is vastgelegd in de wet en houdt in dat de deskundige een aantal panden zoekt die vergelijkbaar zijn met het betreffende pand. Op basis van de werkelijk betaalde huren over de afgelopen vijf jaar van die panden wordt een nieuwe huurprijs bepaald. Dit leidt ertoe dat in een opgaande markt de huurprijs wordt
gedempt, waardoor de huurder een lagere prijs moet betalen dan de op dat moment geldende markthuur. Als winkelier en pandeigenaar het ook over deze prijs niet eens kunnen worden, kunnen zij naar de kantonrechter stappen. Deze zal dan de definitieve huurprijs voor de nieuwe huurtermijn vaststellen.
EZ Amsterdam CJ Dippel (020) 254 9702 dippel@ez .amsterdam.nl
Zuidas in crisistijd Contractmanagement Het onderwerp van deze bijdrage is actieve sturing op intentie-, ontwikkelings- en erfpachtovereenkomsten met marktpartijen aan de hand van het project Gershwin (en zonodig andere Zuidasprojecten). Partijen worden gedwongen hun contractuele verplichtingen na te komen en indien zij dat niet willen of kunnen, worden overeenkomsten ontbonden. Partijen komen niet weg met het argument dat het zulke moeilijke economische tijden zijn. Met deze werkwijze worden locaties vrijgespeeld van marktpartijen die niet serieus aan het ontwikkelen zijn en slechts enkel hun ontwikkelpositie willen behouden. Locaties die vervolgens vrijkomen zullen worden ingevuld met tijdelijke functies (15 by 15 aanpak Zuidas).
Ontwikkelings Gemeente Amsterdam Alfons Oude Ophuis (020) 255 6187 a.oudeophuis@oga.amsterdam.nl
^ artist impression Zuidas compleet vanuit het zuiden
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
23
Visie op de structuurvisie Ontwerp-Structuurvisie Amsterdam 2040 De ontwerp-structuurvisie “Amsterdam 2040: Economisch sterk en duurzaam” is in januari aangenomen en vervolgens ter visie gelegd door het college van B en W. Inmiddels zijn meer dan vierhonderd zienswijzen binnengekomen op de structuurvisie. Dat betreft particulieren die zich zorgen maken om hun volkstuin of woonwijk. Maar ook allerlei organisaties stuurden zienswijzen, van het Milieucentrum Amsterdam tot de Kamer van koophandel. De grote keuzen uit de structuurvisie, 70.000 woningen erbij door binnenstedelijke verdichting en het vervoersaccent op openbaar vervoer en fiets, worden nauwelijks betwist. De discussie gaat vooral over detailleringen. Al dan niet een verlenging van de Bos en lommerweg of verlaging van de Gooise weg. Wel of geen bebouwing aan de Zuidoever van de Gaasperplas. De zienswijzen geven een goed beeld hoe Amsterdammers tegen hun stad aankijken en waar ze zich druk om maken. De zienswijzen, de antwoorden daarop en de voorstellen tot wijziging worden na de zomer door B & W besproken.
Dienst Ruimtelijke Ordening Remco Daalder (020) 552 7927 r.daalder@dro.amsterdam.nl
bepaalde plek niet mag worden gebouwd. Bovendien wil niet iedereen overal wonen. Het risico bestaat dat de zoektocht naar locaties leidt naar plekken waar de weerstand het kleinst is, maar waar ook de markpotentie gering is. Om dat te voorkomen pleit de Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling (ARS) ervoor de huidige pauze in de bouwproductie te gebruiken om eerst een visie te ontwikkelen op de verdichtingsopgave. Kern van onze benadering is dat er meer zou moeten worden gefocust op kansrijke plekken en de daarbij passende woonmilieutypen die de kwaliteiten van deze locaties optimaal benutten. Zelfs als daardoor de kwantitatieve doelstelling niet helemaal zou worden gehaald. Het pleidooi dat de ARS hiervoor heeft geschreven, is besproken met een aantal deskundigen. Dat heeft verrassende inzichten opgeleverd: ‘Omwonenden zijn in de regel tegen verdichting. Op echt kansrijke plekken moet de gemeente daar overheen durven stappen.’ Jack Stein (ORAM/ARS) ‘Verdichten is niet alleen ruimte afnemen, maar ook kwaliteit teruggeven.’ Charlotte ten Dijke (Tangram Architecten)
Verdichten met visie
‘Op de goede plekken gaat verdichten vanzelf.’ Constan van Ginneken (OGA)
Waar bouwen we de 70.000 woningen uit de Structuurvisie? Binnen de bebouwingsgrenzen van Amsterdam is terecht het uitgangspunt, maar makkelijk te realiseren is dat niet. Velen hebben een overtuigend verhaal waarom op een
‘Transformatie van woonmilieus heeft tijd nodig. Forceer geen ontwikkeling op plekken waar de markt nog niet rijp is. Hou dat soort plekken in reserve.’ Han Michel (ARS) ‘Fixeer niet op aantallen. Investeer in kwaliteit, dan blijkt vanzelf wel hoeveel vraag er is. Misschien kom je dan wel hoger uit dan die 70.000.’ Wouter Veldhuis (MUST/ARS) De ARS zet de discussie graag voort en hoopt op meer verrassende, gedurfde en inspirerende suggesties voor een kansrijke verdichting in Amsterdam.
24
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling Harm Grünhagen (020) 552 2719 h.grunhagen@ars.amsterdam.nl
Mobiliteitstoets Structuurvisie De (ontwerp) Structuurvisie zet een ambitieus toekomstbeeld neer voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Amsterdam. Mobiliteit is cruciaal bij het dichterbij brengen van het leidende motto: Amsterdam 2040 Economisch Sterk en Duurzaam.
de toets niet de prestaties zien die de enorme investeringen die ermee gemoeid zullen zijn rechtvaardigen. In de verdeling van de ruimtelijke ontwikkeling over de verschillende locaties die in de Structuurvisie worden genoemd kan nog behoorlijk wat geoptimaliseerd worden. Meer ruimtelijk programma bij bestaande OV-lijnen en knooppunten en minder op plekken die vooralsnog heel moeilijk of alleen tegen zeer hoge kosten te ontsluiten zijn.
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Fokko Kuik (020) 556 5246 f.kuik@ivv.amsterdam.nl
De centrale vraag die ten grondslag ligt aan het uitvoeren van een Mobiliteitstoets op de (ontwerp) Structuurvisie is: lukt het om de stad met 70.000 woningen en 100.000 arbeidsplaatsen erbij bereikbaar en leefbaar te houden? En wat moet er gebeuren om de groei van de mobiliteit, die daar ongetwijfeld het gevolg van is, in goede banen te leiden.
De uitkomsten van de toets laten zien dat de groei van de totale mobiliteit in, van en naar de stad als gevolg van de Structuurvisie-plannen fors zal zijn. Doordat de groei van de automobiliteit vooral in de binnenstad beperkt blijft en in het Centrum zelfs afneemt zullen het openbaar vervoer en de fiets daar het grootste deel van de groei moeten opvangen. Buiten de ring en in Noord zal naar verwachting ook de auto een fors aandeel in de groei van de mobiliteit voor zijn rekening nemen. Of het openbaar vervoer inderdaad haar toegeschreven rol als drager van de ruimtelijke ontwikkeling kan waarmaken is nog de vraag. De Noord/Zuidlijn en de uitbreiding van het aantal treinen over de Zuidas komen als zeer nuttig uit de toets. Andere in het kader van de Structuurvisie bedachte uitbreidingen van het OV, zoals de Oost/ Westlijn en doortrekking van de ring naar Noord, laten in Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
25
Kennisdag ruimtelijke sector
MEGAPROJECTEN
Zuidas: Dok onder de grond
actoren. Begin 2010 hebben Rijk en Regio hun voorkeur uitgesproken voor een Dok onder de grond. Dit naar aanleiding van het advies van de Rijksvertegenwoordiger Zuidas.
^ Luchtfoto Dokzone
^ Dok onder de grond
De ambitie van de Zuidas is te excelleren als stedelijk centrum. Een centrum van internationale allure, onderscheidend doordat het aansluit bij lokale kwaliteiten. Een stuk Amsterdam met toekomstwaarde, een verrijking van de stad en versterking van de economische potentie van de regio. Kortom een duurzaam en succesvol stedelijk topmilieu, van internationale allure, met Amsterdamse kwaliteiten. Een randvoorwaarde om de Zuidas een integraal deel van de stad te laten worden, is het ondergronds brengen van de infrastructuur in het zogenaamde Dok. De Dokzone wordt gevormd door de A10 Zuid, station Amsterdam Zuid en de sporen van trein en metro; een infrastructuurbundel in het hart van de Zuidas, ingeklemd tussen de verschillende deelgebieden.
In mei 2010 wordt een gezamenlijke organisatie van RWS, ProRail en de gemeente Amsterdam in het leven geroepen om te werken aan een voorkeursbesluit voor de variant Dok onder de grond. In deze presentatie ‘Van Prospectus (2007) naar Dok onder de Grond (2010)’ een inhoudelijke en procesmatige terug- en vooruitblik. Ingegaan wordt op lessons learned op het gebied van samenwerking, het goedkoper worden van het dokmodel en de teruggebrachte risico’s.
Door de ondertunneling van deze infrastructuur wordt optimaal gebruik gemaakt van de schaarse ruimte. Bovendien neemt het Dok de belangrijkste bron van milieuhinder weg, zonder de bereikbaarheid te verminderen. Het Dok voorziet zelfs in meer vervoersruimte dan de huidige situatie. In de toekomst zal station Amsterdam Zuid met zo’n 300.000 reizigers per dag tot de vijf grootste stations van Nederland behoren. Het uitbreiden en ondergronds brengen van de infrastructuur in combinatie met het ontwikkelen van een hoogwaardig station en vastgoed is een complex vraagstuk met verschillende oplossingsrichtingen en zeer veel
Zuidas Amsterdam Elian Ineke 06 11 90 57 70 eie@zuidas.nl
Een nieuwe sluis in IJmuiden (Haven). Amsterdam, het Rijk en de provincie Noord-Holland op een lijn. Hoe doe je dat? Het sluiscomplex in IJmuiden uit de periode 1878 – 1929 en een moderne haven met een toekomstvisie naar 2040, hoe maak je daar een goede match van? Anders gezegd, hoe waarborg je de zeetoegang die past bij het formaat en de aantallen van de schepen van nu. Drie partijen, Rijk, Provincie Noord-Holland en gemeente Amsterdam, ieder met hun eigen visie en gewend in hun
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
27
eigen context te opereren, merken dat ze bij dit vraagstuk niet zonder elkaar kunnen: het Rijk - het ministerie van Verkeer en Waterstaat , als eigenaar van de sluizen, verantwoordelijk voor de technische staat en het onderhoud; de Provincie Noord-Holland, als stimulator van de economie in Noord-Holland, nauw betrokken bij de havenontwikkeling; de gemeente Amsterdam, die de haven voor bedrijven nu en in de toekomst bereikbaar wil houden. Hoe komen deze partijen tot elkaar? Welke andere partijen vanuit overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties zijn hierbij betrokken? En met wat voor factoren van ‘binnen’ en van ‘buiten’ het project krijg je als ambtenaar van de gemeente Amsterdam te maken? Eind november 2009 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat vol enthousiasme de bereikte overeenstemming over de aanleg van een moderne sluis en de kostenverdeling gemeld. Het feit dat hij in zijn speech tot het laatste moment de spanning er in hield en aangaf hoezeer Rijk, Provincie Noord-Holland en gemeente Amsterdam elkaar nodig blijven hebben, illustreerde de spanning en druk om tot een goede balans te komen. Positiebepaling, weten wat je nu en straks van elkaar nodig hebt, vertrouwen, flexibiliteit, organisatievermogen, effectief gedrag en een non-conventionele houding, zijn zomaar een greep factoren uit de samenwerking die voor deze balans bepalend zijn geweest. De kennis en ervaringen die we daarbij hebben opgedaan, willen we graag delen om bij te dragen aan resultaten van samenwerking met andere partijen waardoor Amsterdam zich als metropool verder kan blijven ontwikkelen.
Haven Amsterdam Toon Poelsma (020) 523 4741/06 41 31 99 46 toon.poelsma@amsterdamports.nl
28
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Olympische Spelen 2028 Waarom zet de gemeente Amsterdam in op de Olympische Spelen 2028? De Olympische Spelen staan nadrukkelijk op de kaart. De emoties van Vancouver staan ieder nog helder voor de geest. Er leeft een droom om in 2028 de Olympische Spelen weer naar Nederland te halen. Het Olympisch Plan 2028 verwoordt deze droom en stippelt de route uit. De eerste stap is Nederland in 2016 naar Olympisch niveau te brengen. Dit plan is vorig jaar met brede maatschappelijke steun aangenomen. Amsterdam is alliantiepartner van het Olympisch Plan 2028. In het recente conceptprogramakkoord 2010-2014 voor Amsterdam bevestigt de nieuwe coalitie dit. In het Olympisch Plan 2028 zijn acht ambities geformuleerd. Een daarvan is de Ruimtelijke ambitie. In 2010 starten vier projecten om deze ambitie waar te maken, waaronder de ontwikkeling van een Olympische Hoofdstructuur (OHS) en een verkenning naar de ruimtelijke inrichting van grootschalige en bovenregionale sportaccommodaties over Nederland, de zogenaamde Sportkaart. De projecten moeten uiteindelijk leiden tot de ruimtelijke inpassing van de Olympische Spelen in Nederland indien deze in 2028 zullen plaatsvinden. Amsterdam is nauw betrokken bij de uitwerking hiervan.
De ruimtelijke ambitie moet ook leiden tot een keuze voor de kandidaat-stad eind 2010; vanuit de gedachte dat beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening en infrastructuur niet in 2016, maar eigenlijk nu al genomen moeten worden. Amsterdam is in beeld als kandidaat-stad. De stad anticipeert hierop door in haar Ontwerp Structuurvisie aan te geven een mogelijke Olympische Spelen te willen en kunnen accommoderen. De Olympische Spelen zijn daarbij geen doel op zich, maar kunnen juist beoogde ruimtelijke ontwikkelingen aanjagen die nodig zijn om van Amsterdam een internationaal concurrerende en duurzame metropool te maken. De schaal en maat van de stad dwingen daarbij om na te denken over creatieve en innovatieve oplossingen.
Voor de oostelijke monofunctionele kantorenstrook is een andere koers gekozen: mengen met wonen en voorzieningen met behoud van de werkfunctie. De inzet is hier om in de komende 30 jaar 5000 woningen te bouwen. Het motto is ‘Urban district Amstel III, anders wonen en werken’. Kernwoorden: mengen van wonen en werken; casco’s; maximale flexibiliteit en veranderbaarheid; de gebruiksvrijheid staat centraal; tijdelijkheid van gebruikers en gebouwen als ontwikkelingsinstrument. De Visie Amstel III wordt binnenkort als Strategiebesluit vastgesteld waarna een Projectbesluit/Investeringsbesluit en een bestemmingsplan zullen worden opgesteld.
Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam Esther Reith (020) 552 7895 e.reith@dro.amsterdam.nl
Transformatie Amstel III Hoe transformeer je een monofunctioneel werkgebied naar een gemengd gebied met –op termijn - 5000 woningen? de “Visie Amstel III 2040, Urban district, anders wonen en werken tussen ArenA en AMC” moet die ontwikkelingsstrategie tot uitvoering brengen. In 2008 was de toekomst voor het werkgebied Amstel III onduidelijk en onzeker. Er was sprake van een forse leegstand in de kantoren -30%- en veel klachten over de openbare ruimte, het parkeren en de interne bereikbaarheid. De planvorming is toen gestart met een serie economisch-geografisch getinte onderzoeken die hebben geresulteerd in de “ Visie Amstel III 2040”, waarin de koers en ambitie voor het gebied worden gedefinieerd. De uitkomst is heel helder: de westelijke bedrijvenstrook blijft behouden als bedrijventerrein. Het recept is hier optimaliseren, intensiveren en mengen met voorzieningen voor werknemers en bedrijven.
ProjectmanagementBureau i.o.v. Projectbureau Zuidoostlob Willem van Leuven (020) 552 9728 wvleuven@pmb.amsterdam.nl
De Concurrentie Gerichte Dialoog: gebiedsontwikkeling op andere wijze Wat doe je als er sprake is van een opgave voor gebiedsontwikkeling waar wij als gemeente nu eens niet alle ruimtelijke, financiële en juridische kaders op voorhand kunnen aangeven. Waar wij niet aan kunnen geven welk plan de beste oplossing biedt voor het betreffende terrein? Dan moeten we het anders doen dan we gewend zijn. En anders doen we het voor de Herstructurering Food Center Amsterdam. Om hiervoor een goed, efficiënt en haalbaar plan te ontwikkelen is ook de kennis van de markt nodig. Dat
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
29
kan op meerdere manieren, maar voor deze opgave is gekozen om een aanbesteding te doen via de Concurre ntie Gerichte Dialoog. Deze nieuwe aanbestedingsvorm is bij uitstek geschikt voor complexe projecten waarbij de optimale oplossing niet op voorhand vast ligt. Het is een intensieve en langdurige procedure, bestaande uit meerdere fases: Selectiefase: selecteren op basis van ervaring en financiële draagkracht Consultatiefase: marktpartijen kunnen aangeven of er onhaalbare eisen gesteld worden die eventueel aangepast kunnen worden Dialoogfase: basisplannen van de marktpartijen worden parallel aan elkaar in dialoog met de Gemeente uitgewerkt tot niveau van definitieve inschrijving. Cherry Picking door de Gemeente mag niet! Gunningfase: beoordeling definitieve inschrijvingen op basis van gunningcriteria; de hoogst scorende krijgt de opdracht en sluit een overeenkomst met de Gemeente Het interessante aan deze aanbestedingsvorm is dat door in dialoog te treden met de marktpartijen over de gekozen oplossing, de gemeente én de ontwikkelaar de ruimte krijgen om het plan te optimaliseren. Daarnaast zal het commitment van de marktpartij aan het plan groot zijn: de Gemeente heeft het tenslotte niet opgelegd, de markt heeft het zelf bedacht. Het vergt wel een heel andere rol van de Gemeente, zowel van de ambtenaren als de bestuurders. Waar normaal de gemeente leading is en bepaald in welk jasje de ontwikkelaar moet passen, is het in deze procedure zaak om als gemeente alleen dát vast te leggen wat echt noodzakelijk is en daarnaast de wensen als ambities mee te geven aan de markt. Als dat lukt, is het een kwestie van op gepaste afstand blijven en de kleermaker zijn werk laten doen.
Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam Marlene Rienstra 06 51 54 12 98 m.rienstra@oga.amsterdam.nl
30
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Kansen voor jongeren- en studentenhuisvesting Om aan de grote behoefte aan studenten- en jongerenwoningen te kunnen voldoen, zal niet alleen de toegang tot de bestaande woningvoorraad moeten worden verbeterd: nieuwe woningen moeten worden bijgebouwd. Locaties daarvoor liggen niet voor het oprapen. Maar nu door de crisis stagnatie optreedt in projecten, lijken zich nieuwe kansen aan te dienen voor de bouw van studentenwoningen. Voor kantoorontwikkeling bestemde locaties worden voorlopig niet bebouwd en het planaanbod met woningbouw wordt teruggebracht tot een meer realistisch programma. Dit wordt sterk ingegeven door de teruglopende vraag naar kantoren en nieuwe (duurdere) koopwoningen. Vanuit de optiek van studentenhuisvesting gaat de beweging de andere kant op: er is een bestendige vraag en studentenhuisvesting kan projecten op gang brengen. Studentenhuisvesting wordt in de crisis gezien als kans “to limit the depth, to accelerate recovery and to shoot higher”.
In verschillende delen van de stad komen nu locaties beschikbaar waarvan de aanvankelijke functie is komen te vervallen. Deze zouden gebruikt kunnen worden voor studentenhuisvesting. Het zijn soms locaties voor permanente studentenwoningen, maar vaak gaat het om tijdelijke locaties. De locaties van enige omvang en/of strategisch belang waaraan gedacht wordt zijn: Teleport, Zuidas, verschillende locaties in Zuidoost en station Lelylaan. Jongeren en studenten kunnen die gebieden (verder) op de kaart zetten. Ze brengen leven in de brouwerij. Ze vormen het draagvlak voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van cultuur, economie en creatieve werkgelegenheid. Zij zorgen voor dynamiek en levendigheid. Het is echter de vraag of deze locaties - nodig om aan de behoefte aan studenteneenheden te kunnen voldoen - ook daadwerkelijk benut kunnen worden voor studentenhuisvesting. Met name corporaties dragen zorg voor studentenhuisvesting, maar hebben als gevolg van de kredietcrisis weinig tot geen investeringsruimte beschikbaar voor het realiseren hiervan. Een ongecoĂśrdineerde mismatch tussen aanbod van locaties en investeringsmogelijkheden van de betrokken corporaties moet worden voorkomen. Afstemming en regie is noodzakelijk. Dit gebeurt door de programmamanager jongeren- en studentenhuisvesting in opdracht van de woningbouwregisseur.
Project Management Bureau Lous Vinken ďƒ… (020) 552 9894 ď‚š lvinken@pmb.amsterdam.nl
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
31
MOBILITEIT Mobiliteit in en rond Amsterdam Trends en ontwikkelingen in Amsterdams verplaatsingsgedrag: een blik op de toekomst vanuit historisch perspectief.
in de mobiliteit en de achterliggende oorzaken. Deze kennisbehoefte werd zo’n 25 jaar geleden al onderkend. Op dat moment begon de gemeente met het houden van huishoudenquêtes onder Amsterdammers over hun mobiliteitsgedrag. Dit levert sindsdien kostbare informatie op over herkomst en bestemmingen, tijdstippen en lengtes van verplaatsingen, keuzes in vervoerwijzen en motieven om te reizen. Al 25 jaar worden huishoudenquêtes gehouden. Dat levert niet alleen feedback op over het gevoerde beleid, maar vooral ook inzicht in mogelijk mobiliteitsgedrag en beïnvloeding daarvan in de toekomst.
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Jeroen Grooten (020) 556 5204 j.grooten@ivv.amsterdam.nl
Voetgangers in de Stad Amsterdam ontwikkelt zich meer en meer tot kernstad van een metropool. Deze ontwikkeling brengt met zich mee dat Amsterdam haar centrumfunctie vergroot, maar ook dat er meer subcentra in de regio ontstaan. Amsterdam vormt wel het hart van de regio, maar de ruimtelijke activiteiten zijn niet langer allemaal gericht op Amsterdam. Deze intensivering, in combinatie met een grotere spreiding, leidt tot meer interactie en dus ook tot meer mobiliteit.
In de ‘Ontwerp Structuurvisie Amsterdam 2040: Economisch Sterk en Duurzaam’ legt Amsterdam de ambitie neer om zich verder te ontwikkelen tot hoogstedelijke kern van de Metropoolregio. Dit vraagt om meer ruimtelijke kwaliteit in het stedelijk kerngebied en om ruimte voor het groeiend aantal inwoners en bezoekers. De toenemende druk op de openbare ruimte vraagt in oudere delen van de stad - die nooit ontworpen zijn voor de auto - om prioriteit voor de voetganger, de fietser, het openbaar vervoer en vervoer over water. De praktijk is echter dat bij veel herprofileringen met name de positie van de voetganger zeker niet is verbeterd. Dit probleem doet zich vooral voor bij gebiedsontsluitingswegen (50 km/uur) met veel publiektrekkende functies langs de straat: de drukke winkel- en/of uitgaansstraten (de zogenaamde ‘grijze wegen’) en bij drukke knooppunten zoals stations.
Amsterdam is, in haar historische kern maar ook daarbuiten, beperkt in haar ruimte om dit groeiende verkeer probleemloos op te vangen. Ook de netwerken rond Amsterdam hebben hun grenzen. Ze liggen bovendien in een waardevol en kwetsbaar landschap. Er zal beleid nodig zijn om de verkeersgevolgen van de verdere metropoolvorming in goede banen te leiden. Om beleid te kunnen maken, is kennis nodig over trends en ontwikkelingen
32
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
De belangrijkste oorzaak van de problemen is het tekort aan ruimte voor de diverse ruimteclaims. Het resultaat van een herinrichting is vaak het maximaal haalbare zonder echte keuzes te maken met vaak (te) weinig ruimte voor voetgangers als gevolg. Dit door het ontbreken van voetgangersbeleid, belangenorganisaties en/of financieringsbronnen, zoals de fietser, het openbaar vervoer, de auto en het groen deze wel hebben.
Het is nodig om in het ontwerpproces voortaan keuzes te maken, waarbij de voetganger gelijkwaardig aan de andere vervoerswijzen meegenomen wordt in de discussie. De Dienst Ruimtelijke Ordening heeft een microsimulatiemodel gericht op auto, openbaar vervoer en fietsers. Sinds kort heeft DRO als eerste in Nederland de beschikking over een gedetailleerd voetgangersmodel. Hiermee zijn complexe voetgangersstromen nauwkeurig in beeld te brengen om zodoende ook voor voetgangers de consequenties van ontwerpkeuzes inzichtelijk te maken.
Dienst Ruimtelijke Ordening Sjoerd Linders en Dirk-Iede Terpstra (020) 552 7743 d.terpstra@dro.amsterdam.nl
ONTWIKKELEN EN REALISEREN Bouwlogistiek in de ArenApoort Om de bouwactiviteiten te structureren en het gebied optimaal onder deze bouwomstandigheden te kunnen laten functioneren, dienen goede afspraken tussen alle betrokken partijen zoals ontwikkelaars, gemeentelijke diensten en bedrijven, aannemers en economisch belanghebbenden te worden gemaakt. De voor werkterrein en bouwwegen beschikbare ruimte is uitermate beperkt. Tevens speelt het aanbod van grote evenementen in het gebied (ArenA 50.000 pers. Heineken Music Hall 5.500 pers. Kantoren en
winkels 50.000 pers.).Ten einde een zo goed mogelijke voortgang voor de belanghebbende te garanderen is het noodzakelijk de bouwactiviteiten, de daaraan verbonden logistieke en kraanactiviteiten als mede opslagcapaciteit en tijdelijke bouwonderkomens, in te plannen en te coördineren. Om de bouwcoördinatie te kunnen realiseren is een protocol opgesteld welke van toepassing zal zijn op alle erfpachters en aannemers van de in het plangebied gesitueerde projecten. De erfpachter en/of de aannemer heeft voorts de plicht dit protocol op te leggen, respectievelijk op te doen leggen aan alle, direct en indirect in zijn opdracht werkende bedrijven. Ten einde deze bouwcoördinatie zo probleemloos mogelijk te laten verlopen, stelt de gemeente een Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
33
Complexe projecten en complexe contracten Het project Oostpoort (het voormalig Polderweggebied) is een complex project met een grote dynamiek. Vroeger stond er de Oostergasfabriek; uiteindelijk wordt het gebied het centrum van oost Amsterdam met een winkelcentrum van 15.000m2, 780 woningen alsmede ettelijke maatschappelijke voorzieningen zoals stadsdeelkantoor, muziekmakerscentrum, danshuis, brede school etc. De voorbereiding van de planontwikkeling heeft meer dan 20 jaar geduurd. Op dit moment zijn de maatschappelijke voorzieningen klaar en wordt gestart met de ‘commerciële’ bouw parkeergarage, winkelcentrum en woningen. Gedurende lange tijd hebben sanering, planontwikkeling, daadwerkelijke nieuwbouw en aanleg van openbaar gebied gelijk opgelopen. In de workshop kijken we vooral naar de functie van de
bouwlogistiek coördinator aan in overleg en voor gezamenlijk te dragen kosten met de erfpachters. Het is in het belang van de gemeente en gezamenlijke erfpachters/ aannemers en overige betrokkenen om hun medewerking te verlenen aan de coördinator en op juiste wijze gehoor te geven aan de afstemming van hun planningen door de coördinator. Een goede samenwerking is daarbij essentieel. Gerefereerd wordt aan de aftrap op 14 januari 2008, waar een ieder zijn committent heeft gegeven. Adequate communicatie is een must! Aan de basis van de bouwcoördinatie dient een protocol te worden overeengekomen met de opdrachtgevers, ontwikkelaars en/of de aannemers in het gebied. Het doel van de bouwcoördinatie is een zorgeloze voortgang van de diverse bouwprojecten en aanleg van (ondergrondse) infrastructuur in het plangebied.
Projectbureau Zuidoostlob Dick Honing (020) 254 2962 / 06 52 51 38 06 d.honing@zuidoostlob.amsterdam.nl
34
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
verschillende ontwikkelings- en uitvoeringscontracten met de commerciële (parkeergarage, winkelcentrum en woningenetc.) ontwikkelaar Ontwikkelingscombinatie Polderweggebied. Deze combinatie bestaat uit Bouwfonds/ MAB en de woningcorporaties Ymere en Stadgenoot. Zo is voor het project in 2005 een ontwikkelovereenkomst gesloten. Ontwikkelaar en gemeente hebben sedertdien vele geschillen gehad over de uitleg en uitvoering van dit contracten. In februari 2010 heeft de rechter een uitspraak gedaan, die voor de gemeente niet gunstig is. In de workshop komt aan de orde: welke ervaringen kunnen we uit de rechterlijke uitspraak trekken; dit gezien het feit dat het hier om een complex project (sanering; binnenstedelijk) gaat met een zeer lange voorbereidings- en uitvoeringstijd? welke fasen en activiteiten zijn te onderscheiden bij een dergelijk project? welke soorten overeenkomsten met ontwikkelaars zijn er dan (idealiter) aan de orde?
Stadsdeel Oost Eric van der Putten 06 51 91 96 54 evanderputten@oost-wgm.amsterdam.nl
Omgevingsmanagement Een project bestaat niet alleen uit plannen, ontwerp en techniek. Bij projecten is een omgeving, projecten hebben raakvlakken met de omgeving en vragen om een goede afstemming. Niet alleen de opdrachtgever bepaald, steeds meer spelen omgevingspartijen bij het ontwikkelen/tot stand komen van plannen een belangrijke rol. Rekening houden met je projectomgeving is mede bepalend voor het succes van het project. Het betrekken van de omgeving vraagt specifieke kennis die met name bij grotere projecten expliciet aanwezig moet zijn. Naast managen van Geld, Organisatie, Tijd, Informatie, Communicatie en Kwaliteit is managen van de omgeving noodzakelijk. Het is niet meer een taak die een projectmanager of projectleider erbij doet, nee omgevingsmanagement wordt een volledige rol en taak voor een omgevingsmanager De omgevingsmanager fungeert primair als intermediair tussen het projectbelang en omgeving en stemt af met omgevingspartijen en omgevingsprojecten op verschillende niveaus. Hij kent de omgevingspartijen en weet hen te betrekken bij het project. De omgevingsmanager zoekt de samenwerking, stuurt, coördineert en neemt maatregelen die bijdragen aan de soepele voortgang van de planvorming, ontwerp, voorbereiding, realisatie en soms ook beheer. Vanuit de omgevingspartijen zorgt de omgevingsmanager voor randvoorwaarden voor het contract en de uitvoering van de werkzaamheden. Hij bouwt voldoende flexibiliteit in om eventuele omgevingsinvloeden in te inpassen.
Zelf heb ik vanuit mijn functie als projectleider ruime ervaring met het managen van omgevingspartijen. Je omgeving goed en transparant meenemen in je projectproces verhoogd onder andere de kwaliteit en betrouwbaarheid van je planning. Geen onverwachte uitloop van planningen omdat omgevingspartijen zich niet kunnen vinden /terug kunnen vinden in de uitwerking ervan. ProRail en Rijkswaterstaat schakelen bij hun project al geruime tijd omgevingsmanagers. Zij zijn de smeerolie die hedendaagse projecten nodig heb ben. ProRail is bezig met het project OV SAAL, men heeft mij voor het deel dat door Amsterdam loopt ingehuurd als omgevingsmanager. Doordat ik de omgevingspartijen hier ken en ook de Amsterdamse procedures ken zorg mijn rol het project in Amsterdam te ankeren en zorgen dat de omgeving blijft aangehaakt. Wil je dat ook jouw project een succes wordt vergeet dan de omgeving niet. Afhankelijk van de omvang maak je iemand verantwoordelijk voor het managen van deze omgeving of je stelt expliciet een omgevingsmanager aan.
Ingenieursbureau Amsterdam Leo Rusman (020) 251 1366 lrusman@iba.amsterdam.nl
DE AMBITIEUZE STAD Image is everything, de Vernieuwing van de Lelylaan Hip en trendy wonen in een luxe appartement op een fashionable toplocatie, aan de rand van het geliefde Amsterdam Zuid. Met deze slagzin worden de woningen in het Andreasensemble (op het voormalige Andreas Ziekenhuis) op de markt gezet. In werkelijkheid valt dit gebied onder Stadsdeel Nieuw-West (voorheen Slotervaart) en maakt het onderdeel uit van het stedelijke vernieuwingsgebied Lelylaan. Image is everything, ook in stedelijke ontwikkeling.
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
35
De opgave van de Lelylaan is vernieuwing van de naoorlogse stedelijke omgeving en een verbinding tussen Slotervaart en de oude 19e eeuwse stad van Oud Zuid en Oud West. Het gebied wordt doorsneden door twee grote barrières: A10 en de ringlijn. Vondelpark en Andreasensemble liggen op vijf minuten fietsen van Station Lelylaan. Het zijn werelden van verschil.
Na het Andreasensemble is de Stationslocatie het volgende vernieuwingsgebied dat richting uitvoering gaat. De stationslocatie Lelylaan is dé aanjager voor de sprong over de ring. De ambitie is letterlijk torenhoog. Het project bestaat uit een flinke opknapbeurt van het station, kleinschalige bedrijfsruimte, een nieuw busstation en een groot bouwwerk met ondergrondse parkeergarage, hoteltoren, woontoren, en voorzieningen. LPM en Ymere zijn ontwikkelaars van dit bouwwerk. Architect is Pi de Bruijn. Zeker in deze tijd van crisis is het een hele opgave om de potentie van de Stationslocatie te benadrukken, terwijl de knelpunten voor iedereen zichtbaar zijn. Daarnaast is de Stationslocatie een postzegel binnen het gehele vernieuwingsgebied van de Lelylaan. Dit maakt de planontwikkeling kwetsbaar. Tijdens de Kennisdag zullen de plannen voor de stedelijke vernieuwing worden toegelicht tegen de achtergrond van het imago van het gebied. Ook wordt de zaal uitgenodigd om ideeën uit te wisselen over het verbinden van de gebieden en het verbeteren van het imago.
Project Management Bureau Dries Drogendijk 06 30 94 60 22
ddrogendijk@pmb.amsterdam.nl
36
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Sloterplas wordt stadsplas De bestuurders van de stadsdelen die samengaan in het stadsdeel Nieuw West, willen, samen met de gemeente Amsterdam en de woningcorporaties Stadgenoot en Far West, van de Sloterplas een attractief en goed bezocht stadspark maken. De ambitie van de bestuurders is een levendige Sloterplas waar ruimte is voor sport, cultuur, recreatie en stedelijke ontmoeting. De betrokken partijen willen de plas aantrekkelijker maken met meer voorzieningen en activiteiten ondertekenden een overeenkomst om de samenwerking aan de verbetering van de Sloterplas vast te leggen. Sloterplas als groene hart van Nieuw-West De Sloterplas vormt samen met het omliggende park straks het groene hart van het nieuwe stadsdeel NieuwWest. Voor 200.000 Amsterdammers is dit het meest dichtbij gelegen park. Het is dus een belangrijk recreatiegebied voor veel Amsterdammers. Toch zijn de voorzieningen en de activiteiten rond de Sloterplas nog relatief onbekend in Amsterdam. Er zijn nieuwe voorzieningen en activiteiten nodig die nieuwe bezoekers naar de binnenstedelijke plas trekken, die passen bij de karakteristieke kwaliteiten van de Westelijke Tuinsteden en tegelijkertijd de oevers van de plas meer allure zullen geven. Ontwikkelingen op gang brengen De centrale stad, de stadsdelen en de ontwikkelaars Stadgenoot en FarWest leveren ieder een bijdrage van € 2 miljoen om de ontwikkeling op gang te brengen met interventies die passen bij de ambities. De ambities zijn vastgelegd in een inspiratieboekje en moeten bewoners, potentiële ondernemers en ontwikkelaars uitnodigen om tot concrete plannen te komen. Bewoners en ondernemers in de omgeving van het Sloterpark zullen op de gebruikelijke wijze via participatie en inspraak bij de ontwikkeling van de plannen betrokken worden.
Kwaliteitsimpuls De ambities om te investeren in de Sloterplas sluiten goed aan bij de transformatie die Nieuw West momenteel doormaakt in het kader van de stedelijke vernieuwing. Zowel qua bevolkingssamenstelling als woning-en voorzieningenaanbod verandert er veel. Er wordt flink geïnvesteerd in type woningen en functies die tot nu toe in Nieuw-West werden gemist. En de openbare groene ruimte wordt hierbij niet vergeten. Het park is ook toe aan een kwaliteitsimpuls. Er is achterstallig onderhoud en de toegangen van het park hebben onvoldoende uitstraling. De eerste verbeteringen zijn al klaar of in gang gezet.
Project Management Bureau Olga van de Ven (020) 552 9793 ovdven@pmb.amsterdam.nl
ONS ERFGOED Niet zomaar aan voorbijgaan: tegelportieken Iedereen kent wel tegelportieken in zijn wijk of plekken waar je regelmatig komt. Het wordt als een vanzelfsprekendheid beschouwd. Niets is minder waar, de tegelportieken zijn betrekkelijk kwetsbaar. Tegeltableaus worden dikwijls verkocht, de prijzen zijn momenteel goed. Elke verbouwing of verhuizing geeft kans op schade. Ook is er sluipend verval. De portiek is geen interieur, maar ook geen echte buitenruimte. Bij verbouwingen waakt de welstandscommissie over het exterieur, wijzigingen binnenshuis zijn vaak vergunningsvrij. De portiek is van iedereen en daardoor van niemand. Nergens is geregeld dat tegelportieken intact blijven.
huizen is eenvoudig, de decoratie minimaal. De portieken maken dat er wat te beleven is in het voorbijgaan. De tegelportieken zijn daarmee belangrijk voor het beleven van de straat, voor de kwaliteit van de openbare ruimte. Hoe zou je nu die tegelportieken in stand kunnen houden? Als overheid kun je een financiële stimulans geven bij herstel van een portiek. De geplande pot voor gevel-uitingen (een bredere groep waaronder ook geschilderde reclames, emaille borden, gevelstenen etc. vallen) zou hiervoor gebruikt kunnen worden. Bij het uitvallen van een tegel wordt er dan snel een blanco tegel geplaatst, zodat de rest op z’n plek blijft. De overheid kan verder praktische en financiële hulp bieden bij het laten bijmaken van het ontbrekende dessin. Daarnaast is echter ook monitoring nodig. In het kader van een publicatie over tegelportieken is een inventarisatie per stadsdeel gemaakt van alle nu nog aanwezige portieken. Zou het helpen indien de overheid bv. jaarlijks de portieken monitort? Heeft het zin de eigenaren en bewoners van deze portieken er actief bij te betrekken? Kun je deze inspanning onderbrengen in de kwaliteitsbewaking van de openbare ruimte?
Stadsdeel Zuid Sanne Alberts (020) 252 1673 s.alberts@zuid.amsterdam.nl
Deze betegelde portieken bevinden zich in Amsterdam vaak in relatief sobere straten. De architectuur van de Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
37
OP BASIS VAN HET VERLEDEN De Archeologische Signaleringskaart Amsterdam Bestemmingsplan Het is bij wet geregeld dat de bescherming van archeologie via het bestemmingsplan plaats vindt. Het bestemmingsplan regelt dat in archeologisch waardevolle gebieden bij de aanvraag van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport overlegd moet worden. In
er op te wijzen, dat zij weliswaar vanuit het bestemmingsplan niet verplicht zijn archeologisch onderzoek te laten uitvoeren, maar het wel verstandig is dit te doen. In de praktijk blijken initiatiefnemers liever van te voren archeologisch onderzoek te laten uitvoeren, dan tijdens de bouw risico’s te lopen.
Bureau Monumenten & Archeologie Ivonne Lempke (020) 251 4991 i.lempke@bma.dmb.amsterdam.nl
Eigentijds bouwen in de geest van het AUP
Amsterdam betekent dit dat er eerst een archeologisch bureauonderzoek plaats moet vinden, waarin bepaald wordt of bij (bouw)werkzaamheden archeologische maatregelen moeten worden getroffen of dat het terrein kan worden vrijgegeven. Signaleringskaart Om projecten en bouwprocessen niet te vertragen heeft het Bureau Monumenten & Archeologie de Archeologische Signaleringskaart Amsterdam ontwikkeld. Deze kaart geeft aan op welke plaatsen in de stad een archeologisch bureauonderzoek nodig is. De signaleringskaart is zorgvuldig samengesteld, met gegevens van historische kaarten, de resultaten van eerdere bureauonderzoeken en opgravingen en met behulp van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de Provincie Noord-Holland. Handig instrument De archeologische signaleringskaart kan in die gevallen gebruikt worden waar archeologie (nog) niet in het bestemmingsplan is opgenomen. Het is een instrument om initiatiefnemers van bouwplannen en projectleiders
38
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Het ACTA- en Louweshoekterrein ligt aan de Louwesweg, ten zuiden van het Slotervaartziekenhuis. Woningbouwcorporatie De Alliantie heeft de gebouwen gekocht en wil er woningbouw realiseren. Het gebied ligt in de overgang van het tuin- of groenstedelijk woongebied van het AUP en de meer recent gerealiseerde woonwijken Nieuw Sloten en Park Haagseweg. Momenteel werkt het gebied, evenals het Medisch Centrum West, als een barrière tussen deze woonwijken. De bedoeling is om met de herinrichting van dit gebied een betere verbinding tot stand te brengen tussen de ‘oudere’ AUP-wijken en de eengezinswijken van latere datum. Ook is er geprobeerd om het karakter van de westelijke tuinsteden in te brengen in deze buurt van ca. 450 woningen. Maar wel met eigentijdse middelen en eigentijdse randvoorwaarden. Karakterbepalende elementen uit het AUP die zijn meegenomen in het ontwerp zijn o.m. de open blokverkaveling waardoor openbare en semi-openbare ruimte in elkaar overvloeien, de ritmiek, de weg- en straatprofielen en inrichting openbare ruimte (bomentaal). Eigentijdse opvattingen waarmee rekening is gehouden zijn o.m. de hogere bebouwingsdichtheid, de relatie privé – openbaar en de parkeerbehoefte. Hiertussen zit een zekere spanning, bijvoorbeeld de openheid van de binnenterreinen versus de behoefte aan privacy en veiligheid, en dichtheid versus groen karakter. Het plan bestaat uit zeven half-open bouwblokken, waarvan 2x3 in een strak ritme. Twee van de vier randen
liggen aan een lange lijn met een meer stedelijk karakter en zijn 5 tot 7 lagen hoog, de andere twee randen liggen aan het groen en zijn lager en meer open. De binnenterreinen lopen visueel over in de openbare ruimte, maar doordat deze verhoogd liggen, op een parkeerdek, wordt het privé-karakter meer benadrukt. De bouwblokken zijn gelijkvormig, maar binnen de bouwblokken is een geleding van meer individuele eenheden. In de openbare ruimte zijn de profielen asymmetrisch, zowel in de bebouwingswand als in de inrichting.
Stadsdeel Nieuw-West Coen de Boer (020) 798 9548 c.deboer@nieuwwest.amsterdam.nl
Toekomst van de groenstructuur van Parkstad De vier stadsdelen Geuzenveld-Slotermeer, Slotervaart, Osdorp en Bos & Lommer hebben een onafhankelijk onderzoek laten doen naar de ‘Toekomst van de groenstructuur van Parkstad’. Groenstructuur De essentie van de groenstructuur van Parkstad is de doorkoppeling van de groene onbebouwde ruimte, vanaf de besloten verblijfsruimtes bij de woning, naar de grote schaal van het landschap en de stad. In het Algemeen Uitbreidings Plan van Amsterdam (AUP, 1934) werd de hiërarchische opbouw van woonstraat, buurtstraat, wijkweg, stadstraat naar autoweg al vastgelegd. Dit AUP werd wereldberoemd vanwege de manier waarop de stedenbouwkundige structuur vorm kreeg in samenhang met het groen. In de uitwerking van de groenstructuur is parallel aan deze indeling, een verschillende karakteristiek voor de groene ruimte bepaald. Het onderzoek legt de ruimtelijke kenmerken van de doorgaande groenstructuur van de westelijke tuinsteden bloot: van de lange groene lijnen van park tot parkstrook, via de groene hoven tot het groen aan de voordeur. De groenstructuur is onlosmakelijk verbonden met de kenmerkende open bouwstijl. Deze open bouwstijl kent bovendien een heel grote variatie in de westelijke tuinsteden.
Hiërarchie Op basis van de analyse werd het ruimtelijke systeem getekend. De ‘middenschaal’ met groenstroken en parkstroken, buurtstraten en wijkwegen (met daaraan gekoppeld de ligging van de sportveldjes en de openbare gebouwen, de schoolwerktuinen) zijn echt specifiek voor de Tuinsteden. Transformatie De vernieuwing van Amsterdam Nieuw West is een opgave met een belangrijke cultuurhistorische dimensie. Door de verdichtingsopgave komt het groen in de verdrukking. Door goed naar het ruimtelijke systeem te kijken kan de kenmerkende structuur ook met minder (openbaar) groen behouden blijven respectievelijk hersteld worden. Een andere tendens in Amsterdam is om binnen de verkeerssystemen minder onderscheid te maken: het moet eenvormiger worden. Als deze visie ook binnen de Tuinsteden zou worden toegepast, wordt een wezenlijk onderdeel uit de structuur gesneden.
Fesdes/Olthof landschapsarchitecten Angela Hinz (020) 245 6123 angele@feddes-olthof.nl
Cultuurhistorie in de westelijke haven van Amsterdam In het kader van het onderzoek naar de mogelijkheden om het projectgebied Haven Stad vanaf 2030 tot woonwerkgebied te ontwikkelen, heeft Bureau Monumenten & Archeologie de cultuurhistorische waarden op hoofdlijnen in kaart gebracht. De havens zijn een onmisbaar deel van de Amsterdamse economische en stedebouwkundige ontwikkelingsgeschiedenis. Een bijzonder kenmerk van Amsterdam is dat de verschillende uitbreidingsfases afzonderlijk herkenbaar zijn, ook in de industrie- en havengebieden. Het huidige havengebied van Amsterdam werd tot in de 19e eeuw grotendeels gevormd door het IJ. De bescherming hiertegen werd gevormd door de Noorder en Zuider IJ- en Zeedijken met enkele nederzettingen en verder overwegend agrarisch land. Dichtbij het centrum van Amsterdam was sprake van enkele havengebonden functies gericht op scheepsbouw, houtopslag en de overslag van goederen. Traditioneel waren de havenfuncties gevestigd aan de oostkant van de stad gezien de verbindingsroutes via de Zuiderzee en de Amstel. Houtopslag was aan de westzijde. De aanleg van het Noordzeekanaal (1865-1876) betekende een korte route aan de westzijde van de stad Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
39
Kennisdag ruimtelijke sector
die bovendien geheel getijdevrij was. Niettemin zijn de daaropvolgende havenuitbreidingen nog overwegend in oost en wordt pas in de loop van de 20ste eeuw het Westelijk Havengebied ontwikkeld. Tegelijk nam de schaal van de zeeschepen steeds verder toe. Een en ander laat zich nog grotendeels aflezen aan de kleinschalige havens en werven in het centrum, houthavens als ruime bekkens aan de westzijde, de langgerekte dokeilanden in het Oostelijk Havengebied, industriegebieden in Noord met lange en smalle insteekkanalen en grootschalige scheepswerven met droogdokken en schuin op het IJ georiënteerde hellingbanen. Het Westelijk Havengebied – de meest recente schakel in deze morfologische en typologische ontwikkelingsgeschiedenis- toont van oost naar west steeds grootschaliger op- en overslaghavens met bijbehorende insteekhavens en vertakkingen. Deze cultuurhistorische identiteitsdragers zijn van betekenis voor Amsterdam en kunnen als inspirerend uitgangspunt gelden bij de transformatie van Haven Stad. Daarbij gaat het om de structuren en ensembles als de dijklinten, de prestedelijke ontginningen met kleinschalige bebouwing, de waterwegen en de ontwikkeling van steeds grootschaliger industrie en havenbekkens met ‘kernlocaties’ als de Volewijck, de Spaarndammerdijk, de Noorder IJ-plas, het Houtveem, Shell, Cargill, de Hemwegcentrale, de Petroleumhaven, de NDSM-werf en het IJ/ Noordzeekanaal met het kenmerkende havensilhouet van haar oevers.
(Mogelijke) blindgangers in je projectgebied, en dan? Gedurende WOII zijn vele vliegtuigbommen boven Nederland en ook Amsterdam afgeworpen. Daarbij wordt ervan uit gegaan dat gemiddeld 10 tot 15 procent niet tot ontploffing is gekomen en als niet ontploft explosief (blindganger) in de ondergrond verdwenen is. Hiervan is in de afgelopen decennia slechts een klein gedeelte geruimd. De problematiek van vervuiling met niet geëxplodeerde explosieven (NGE’s) is onderbelicht bij ruimtelijke ontwikkelingsprojecten. Het gevolg is dat de aanwezigheid van explosieven meestal pas in een laat stadium wordt geconstateerd. Of dat men tijdens bouwwerkzaamheden onverwacht en onvoorbereid op een explosief ‘stoot’, met alle risico’s en mogelijke gevolgen van dien. Bij het transformatieproject Buiksloterham is besloten in het kader van het nieuwe bestemmingsplan onderzoek uit te laten voeren naar mogelijke aanwezigheid van niet geëxplodeerde vliegtuigbommen. Het was namelijk bekend dat de voormalige Fokkerfabriek in Buiksloterham tijdens de WOII gebombardeerd was. Ook voor de rest van Amsterdam wordt gewerkt aan een nieuwe bommenkaart om de ‘risicogebieden’ in beeld te brengen. Als die bommenkaart er eenmaal is, is dit informatie waar je als project rekening mee moet houden en waar je ook iets mee moet. Maar waar loop je als project vervolgens tegenaan als je weet dat er mogelijke blindgangers in je projectgebied liggen? Waar moet je allemaal rekening mee houden? Wat zeggen de wet en regels hier wel of juist niet over? Hoe kan je als gemeente invulling geven aan je verplichting in het kader van openbare orde en veiligheid?
Bureau Monumenten & Archeologie Hester Aardse (020) 251 4952 h.aardse@bma.dmb.amsterdam.nl
In deze workshop neemt het projectteam Buiksloterham u mee in de wereld van de blindgangers. Zij vertellen u over de opgedane kennis en ervaring bij het project Buiksloterham. De workshop is tegelijkertijd zeker ook bedoeld om ervaringen en vragen over dit onderwerp met elkaar uit te wisselen.
Projectbureau Noordwaarts Joreen Röben / Nienke Baars
(020) 630 6322 j.roben@noordwaarts.nl
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
41
FYSIEKE VEILIGHEID De ondergrond: ‘the final frontier’ voor ontwerpers Met één voet op en één voet onder de grond Waarom moet een ontwerper rekening houden met de ondergrond? Hoe zorgt hij ervoor dat de ondergrond aansluit bij zijn bovengrondse ontwerp? Welke kansen biedt de ondergrond? Wat is mogelijk en wat is niet mogelijk? De ondergrond is geen onbeschreven blad, integendeel zelfs. Het is een gebied vol voorzieningen en vele kabels en leidingen die in stilte de stad voorzien van nuttige zaken. Er ligt veel meer dan we ons beseffen. In sommige straten ligt niet eens meer zand. Het wegdek wordt ondersteund door buizen. Voor bovengrondse projecten zit de ondergrond vol verrassingen. De breedte van een straat blijkt niet bepaald te worden door de hoeveelheid verkeer, maar door het aantal kabels en leidingen die er onder komen te liggen. Bij een volledig plat maaiveld wordt opeens de aanleg van een gebouw geweigerd omdat er sprake zou zijn van een ‘verholen waterkering’. Een straat lijkt ruim genoeg om er bomen te planten. Bovengronds geen probleem, maar ondergronds helaas wel… Maar de ondergrond biedt ook kansen. Bij een volle binnenstad als Amsterdam, kan het onderbrengen van bepaalde functies op de ‘-1 etage’ een uitkomst zijn. Daarnaast is de ondergrond geschikt voor duurzame energie-opwekking en -opslag.
Een ontwerper moet dus integraal kijken. Naar het hele plaatje. Het maaiveld is slechts een dun lijntje dat boven en ondergrond scheidt. Bij het ontwerp van de bovengrond moet je eigenschappen van de ondergrond meenemen. Hoeveel kabels en leidingen liggen er? Hoe hoog staat het grondwater? Welke mogelijkheden biedt
42
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
de ondergrond? Hoe zorg je dat je dit tijdig weet? En waar kan je terecht? Wil je hier meer over weten? Kom dan naar Final frontier voor ontwerpers: De ondergrond.
Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer Rachel Tienkamp-Beishuizen (020) 556 5605 r.tienkamp@ivv.amsterdam.nl
Risicobeheersing: aandacht voor fysieke veiligheid in ruimtelijke plannen Bij het begrip Risicobeheersing bij ruimtelijke plannen wordt veelal gedacht aan de beheersing van de financiële risico’s. De brandweer denkt echter aan hele andere risico’s, namelijk de risico’s op rampen, crises, calamiteiten, ongevallen en incidenten. De beschikbare ruimte in Amsterdam wordt steeds intensiever gebruikt. Dit schept uiteraard vele kansen, maar de grote dichtheid van activiteiten brengt ook risico’s met zich mee. Risico’s zijn nooit helemaal uit te sluiten, maar vaak is het wel mogelijk om maatregelen te nemen om de risico’s en de effecten van een incident te beperken. Het is van belang dat het bestuur zich bewust is van de risico’s die een plan met zich mee brengt, zodat het veiligheidsbelang kan worden afgewogen tegen de
overige belangen. Daarnaast is het van belang dat het veiligheidsbewustzijn van burgers, bedrijven en instellingen wordt vergroot, zeker in gebieden waar sprake is van een verhoogd risico op specifieke incidenten (bijvoorbeeld langs transportassen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd).
Brandweer Amsterdam-Amstelland streeft naar structurele aandacht voor fysieke veiligheid in ruimtelijke plannen, bij voorkeur door het opnemen van een veiligheidsparagraaf in de toelichting bij bestemmingsplannen. In een dergelijke paragraaf kan worden toegelicht op welke wijze in het plan rekening is gehouden met veiligheidsaspecten, zoals de in (de omgeving van) het plan aanwezige risicobronnen en kwetsbare bestemmingen, vluchtwegen, de bereikbaarheid van het plangebied voor hulpdiensten en de bluswatervoorziening. De adviseurs van de Sector Expertise & Regie van Brandweer Amsterdam-Amstelland adviseren over de risico’s, de mogelijke beheersmaatregelen en de veiligheidsvoorzieningen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Zij worden graag vroegtijdig bij een plan betrokken, zodat eventuele beheersmaatregelen nog kunnen worden ingepast.
Brandweer Amsterdam-Amstelland, Sector Expertise & Regie Peter Bals / Iris Manders (020) 555 6915 / (020) 555 6942 office@brandweer.nl
Vervoer gevaarlijke stoffen door Amsterdam Alles over de stand van zaken, risico’s, regelgeving en de praktijk In Amsterdam worden dagelijks aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd over weg, water, spoor en via ondergrondse buisleidingen. De regelgeving voor externe veiligheidsrisico’s van vervoer van gevaarlijke stoffen verandert. Wat betekent dit voor uw ruimtelijke plannen? Er komt een basisnet voor transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In dit basisnet wordt gezocht naar een balans tussen (toekomstige) ruimtelijke ontwikkelingen en de verwachte groei van transport. Ruimtelijke plannen moeten rekening houden met nieuwe veiligheidsafstanden en een verantwoording voor het groepsrisico. Daarnaast verandert de regelgeving voor buisleidingen. Er komen risico afstanden die voor ruimtelijke plannen gaan gelden en ook hier wordt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico ingevoerd.
Tevens gaat voor alle ruimtelijke plannen de plicht gelden om advies aan de brandweer te vragen indien risico’s van transport van gevaarlijke stoffen relevant zijn voor het plangebied. In de nieuwe regelgeving is ruimte voor beleidsvrijheid. Hoe nu deze vrijheid in te vullen bij ruimtelijke ontwikkelingen? Wat zijn de gevolgen van deze veranderingen voor ruimtelijke plannen in nabijheid van de transportassen?
Dienst Milieu en Bouwtoezicht Stefan Musch (020) 520 6334 s.musch@dmb.amsterdam.nl
Amsterdam vernieuwt het bouwtoezicht bij grote infrastructurele projecten De bouw van de Noord/Zuidlijn (NZL) is een uitzonderlijke opgave voor de stad, ook waar het gaat om de vervulling van de rol van het ‘Bevoegd gezag’. Die rol wordt in Amsterdam voor de grootstedelijke projecten vervuld door de Dienst Milieu en Bouwtoezicht (DMB). Het betreft vergunningverlening, toezicht en handhaving. Ingrijpen van het bevoegd gezag kan leiden tot grote meerkosten en vertragingen in de bouw. Door op een andere manier het toezicht te organiseren, kan voorkomen worden dat de toezichthouder een hindermacht wordt, terwijl het niet minder effectief is. Voor het toezicht op de bouw van de NZL is binnen DMB een aparte projectorganisatie opgericht onder leiding van een onafhankelijk hoofdinspecteur die rechtstreeks verantwoording aflegt aan de wethouder. Traditioneel gezien is het bouwtoezicht vrij passief en repressief. Bouwplaatsen worden regelmatig bezocht, voor de stort van beton wordt de wapening gecontroleerd, etc. Bij elke nieuwe fase van een groot bouwwerk worden een paar weken van tevoren constructieve tekeningen ingediend ter goedkeuring. Door op deze wijze toezicht te houden, wordt het bevoegd gezag al snel een hindermacht. Het toezicht kan veel effectiever als er eerder in het proces wordt meegekeken met de bouwer, liefst al in de
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
43
ontwerpfase. Dan valt er nog goed te corrigeren zonder dat dit vertragingen of kosten tot gevolg heeft. Daarvoor is dan wel vereist dat de bouwer de toezichthouder eerder in het proces betrekt. Met de Dienst Noord/ Zuidlijn zijn goede afspraken gemaakt waardoor DMB nu veel minder in de bouwput hoeft te staan en veel meer in de voorbereidingen meekijkt met de opdrachtgever. Daarnaast wordt er veel meer gelet op de kwaliteit van het toezicht dat de bouwer zelf organiseert om zich ervan te verzekeren dat hij waar krijgt voor zijn geld. Daarmee houdt DMB nu vooral toezicht op de toezichthouders.
Dienst Milieu en Bouwtoezicht Otto Stapel (020) 551 3481 o.stapel@dmb.amsterdam.nl
AGRARISCH AMSTERDAM Metropolitaan Landschap Wat is de betekenis van het Metropolitaan landschap, het landschap in en om de Metropoolregio Amsterdam? Welke autonome ontwikkelingen ondervindt dit landschap en welke ruimtelijke opgaven staat het te wachten? Hoe moet het landschap opnieuw worden gepositioneerd ten opzichte van de stad? De Dienst Ruimtelijke Ordening is bezig te onderzoeken hoe het landschap van de grote regio van Amsterdam zal veranderen en welke keuzes hierbij komen kijken. Autonome ontwikkelingen hierbij zijn bijvoorbeeld de recreatieve druk op het landschap, de schaalverbreding en schaalvergroting van de boerenbedrijven in het landschap om de stad. Welke ruimtelijke ontwerpopgaven kunnen gezien deze autonome ontwikkelingen voor
het landschap worden opgesteld en wat zijn hiervan de consequenties? Eén van de onderwerpen in het onderzoek is de stadsrand van Amsterdam. Hoe moeten we met de randen van de stad omgaan als er tegelijkertijd enorme druk is op de ruimte in de stad? Moeten we deze randen dan volbouwen of niet? En tot hoever? En met wat? Sommige stadsranden van Amsterdam zijn heel scherp, zoals de stadsrand Noord. De keuze kan zijn om dit zo te houden of om te zorgen voor een overgangszone. Welke functies passen er dan in zo’n overgangszone? Welke functies zijn gewenst en welke niet?
Dienst Ruimtelijk Ordening Femke Haccou (020) 552 5851 f.haccou@dro.amsterdam.nl
Hoe kunnen ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan een duurzaam voedselsysteem? De manier waarop wij in onze voedselbehoeften voorzien stuit op grenzen. Er ontstaan tekorten aan water, de grond wordt uitgeput, het milieu verpest en grondstoffen
44
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
raken op. Het systeem produceert honger en overvloed tegelijk. Een miljard mensen is ondervoed, evenveel mensen lijden aan ernstige zwaarlijvigheid. We moeten naar een nieuwe manier van eten die gezond is, het klimaat ontziet, de biodiversiteit behoudt en wat er is eerlijk verdeelt. (Tim Lang, 2009) Amsterdam heeft in 2004 als eerste Nederlandse gemeente een voedselstrategie opgesteld: de Proeftuin Amsterdam. Hoe kunnen we als gemeente zorgen voor een duurzaam voedselsysteem in de metropoolregio Amsterdam? Dat blijkt niet eenvoudig. Een duurzaam voedselsysteem (van grond tot mond) vraagt om integratie van verschillende beleidsterreinen; landbouw, transport en infrastructuur, volkshuisvesting, natuur, milieu, cultuur en gezondheid. Hoe kunnen ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan een duurzaam voedselsysteem? Het is tegenwoordig makkelijker om een doosje druiven uit Chili te vinden op de markt, dan appels uit de buurt. Dat is niet logisch en niet duurzaam. Terwijl het anders kán!
Hoe creëren we een metropolitaan voedselproductiepark? Rond 2020 wordt de Gaasperdammerweg (A9) overkapt. Op het ‘dak’ van deze overkapping, komt een gebied van 90 hectare vrij te liggen. Dit ‘wegdekdak’ kunnen we inrichten met stadslandbouw (groente en fruitteelt binnen de stad) in de vorm van een ‘metropolitaan’ stadspark. Door de verkeersstructuur zo in te bedden in het stedelijk weefsel kan de weg bijdragen aan voedselduurzaamheid, wonen, milieu, werkgelegenheid, recreatie en natuur. Bestaande groene scheggen (Amstelscheg en Diemerscheg) worden verbonden en bovendien wordt voorzien in de vraag naar recreatief groen en open ruimte.
Innovatieprogramma stadslandbouw Tuinen van West
Tuinen van West omvat 4 polders aan de westkant van Amsterdam. Het gebied wordt ontwikkeld tot nieuw groen recreatiegebied, waarbij behoud van natuur en landschap een belangrijke rol spelen. Een deel van het gebied blijft landbouwgebied. “Koeien in de wei” horen bij het polderlandschap. Maar de omstandigheden voor boeren en tuinders zijn moeilijk. Bovendien ligt het gebied pal tegen de Westelijke Tuinsteden aan, waar forse vernieuwingen plaatsvinden. Hoe kunnen de Tuinen van West meer bijdragen aan Amsterdam en de regio dan alleen door aanleg van recreatievoorzieningen. En hoe kunnen we zorgen voor rendabele bedrijven? Het antwoord moet komen uit het Innovatieprogramma Stadslandbouw, dat de projectorganisatie Tuinen van West samen met het InnovatieNetwerk, uitvoert. Stadslandbouw omvat vormen van verbrede landbouw, die zich richten op de stadse vraag. Dit in tegenstelling tot gangbare landbouw die vaak aanbodgericht is. Najaar 2009 is fase 1 uitgevoerd. Nu zijn we bezig met fase 2, die voor de zomer van 2010 wordt afgerond. De innovatieopgaven die nu uitgewerkt worden zijn: Tuinen van West als banenmotor voor West Tuinen van West als gezondheidscentrum voor ouderen Tuinen van West voeden de Buiken van West Tuinen van West als openbare lagere school.
Voedsel creëert op deze manier op synergie tussen stad en landelijke gebied en draagt bij aan een transitie naar een duurzaam voedselsysteem. Hoe kunnen we dit op korte termijn realiseren?
Dienst Ruimtelijke Ordening Eva Lems (020) 552 5863 e.lems@dro.amsterdam.nl
De eerste gedachte die veelal opkomt bij stadslandbouw, is die van een zorgboerderij. Maar er is zoveel meer mogelijk. Bij het uitwerken van deze innovatieopgaven gaat het echter niet alleen om vernieuwende functiecombinaties. Het gaat vooral ook om nieuwe financieringsvormen Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
45
en organisatievormen. De bedrijven moeten rendabel zijn om hun voortbestaan te garanderen, maar er zijn activiteiten die meer en die minder geld opbrengen. Hoe kunnen opbrengsten uitgewisseld worden? Zijn er nieuwe partijen/organisaties die willen meebetalen aan deze producten?
Stadsdeel Nieuw West Arja Nobel 06 25 08 120 57 a.nobel@nieuwwest.amsterdam.nl
DE VERLICHTE STAD Lichtvisie openbare ruimte In de openbare ruimte komen (bijna) talloze toepassingen van kunstverlichting voor. Daarnaast zijn er vele vormen van verlichting in de omliggende bebouwing (van kantoren, winkels en woningen) die ook effect hebben richting de openbare ruimte. Wie ’s avonds en ’s nachts door de stad loopt of rijdt, ervaart vele en zeer uiteenlopende vormen van verlichting. Met het gebruik van licht moet zorgvuldig worden omgegaan. Soms is er sprake van ‘overbodige verlichting’: verlichting die geen doel dient (en toch brandt); die onnodig veel energie verbruikt; die hinderlijk is voor mens, dier en leefmilieu. Dit vraagt om een kritische analyse van hetgeen aan uiteenlopende verlichtingstoepassingen in de stad aanwezig is en om maatregelen om overbodige verlichting tegen te gaan of terug te dringen. Het is van belang om ook het totale effect van de diverse lichttoepassingen in de openbare ruimte kritisch te bekijken. Het volledige lichtbeeld in de openbare ruimte is in de praktijk meestal niet meer dan de optelsom van allerlei vormen van verlichting. Elke verantwoordelijke voor een verlichtingsvorm plaatst deze louter vanuit het specifieke doel ervan; niet vanuit een beeld welk effect deze heeft voor het geheel van de openbare ruimte. Onderlinge afstemming van verlichtingsvormen is er dus meestal niet. Soms is zelfs sprake van ‘concurrentie’ en is hierdoor mogelijk sprake van overbodige verlichting. Dit alles komt de esthetische kwaliteit van de verlichting in de openbare ruimte niet ten goede. De Gemeenteraad heeft in 2008 ingestemd met het ontwikkelen van een visie op
46
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
de gewenste kwaliteit van de verlichting in de openbare ruimte. DIVV doet verslag van de stand van zaken.
Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Hans Akkerman (020) 556 5361 h.akkerman@ivv.amsterdam.nl
RUIMTE VOOR GEZONDHEID Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk Een groot aantal welvaartsziekten wordt in verband gebracht met te weinig beweging. Veel mensen denken dat de meeste van deze welvaartsziekten onvermijdelijk zijn. Maar dat minder eten en meer bewegen positieve effecten op de gezondheid van mensen heeft, daarover bestaat consensus in de academische gezondheidswereld. Bovendien kun je nog steeds meer dan de helft van de ziektelast voorkomen door het veranderen van omgevingsfactoren.
obstakels in straten, vergroten nabijheid voorzieningen). Ruimtelijk beleid is in dit verband het instrument bij uitstek (structuurvisie, bestemmingsplannen, inrichtingseisen, verkeersplannen, parkeerbeleid, commissie winkelplanning, groenbeleid, openbare ruimtebeleid en dergelijke). De ruimtelijke kansen en interventies zijn blijkens het onderzoek legio, maar vormen geen blauwdruk. Sommige zijn geschikt voor ook andere wijken in de stad, andere weer niet. De essentie van het onderzoek is dat locatiespecifieke interventies het resultaat zijn van schouwen (visit by experts) op basis van negen ruimtelijke condities. Dit zorgt verder voor zich onderscheidende plekken in de stad en verhinderen ruimtelijke sjablonen of stempelstedenbouw. Dat doorbreekt monotonie, en stimuleert bewegen.
Dienst Ruimtelijke Ordening Jos Gadet (020) 552 7861 j.gadet@dro.amsterdam.nl
Hebben ruimtelijke omgevingsfactoren invloed op gezondheid? Zeker! In het recent in Amsterdam uitgevoerde Grote Groenonderzoek wordt een significant verband geconstateerd tussen obesitas en monofunctionele stadsdelen in de hoofdstad. En volgens een onderzoek naar de relatie tussen fysieke wijkkenmerken en lichamelijke activiteit is het goed voorstelbaar dat de inrichting van de buurt hierbij een belangrijke rol speelt. Het project Ruimtelijke condities voor een gezonde wijk gaat preciezer in op de ruimtelijke condities die uitlokken tot bewegen. Bovendien is hiervoor de veel snellere methode van het schouwen gekozen. Door dit project is duidelijk geworden dat enerzijds bewegen beloond moet worden (variatie in winkelaanbod, gevelversieringen, kunst in de openbare ruime, galeries, interessante etalages, markten, stads- en vergezichten, architectuur, stedenbouw, reliëf); en dat anderzijds gemotoriseerd verkeer ontmoedigd moet worden (verhogen parkeerdruk,
Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat langdurige blootstelling aan luchtverontreiniging van verkeer nabij drukke wegen nadelig is voor de gezondheid, vooral voor de zogenaamde kwetsbare groepen: kinderen, ouderen en mensen met al bestaande luchtwegklachten en hart- en vaataandoeningen. Gezondheidseffecten die kunnen optreden zijn: levensduurverkorting, longfunctiedaling en verergering en vaker voorkomen van hart- en vaatziekten en luchtwegaandoeningen. De invloed van een snelweg op luchtkwaliteit en gezondheid is tot op een afstand van minimaal 300 meter merkbaar. Ook langs binnenstedelijke wegen treden gezondheidseffecten op. Deze effecten treden ook op locaties waar aan de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
47
Vooralsnog geldt de Amsterdamse richtlijn alleen voor ruimtelijke projecten die vallen onder de bevoegdheid van de centrale stad. Omdat het wenselijk is dat de centrale stad en de stadsdelen zoveel mogelijk vanuit hetzelfde beleidskader en dezelfde uitgangspunten handelen, wordt bekeken of de werking van de richtlijn kan worden uitgebreid naar projecten die vallen onder de bevoegdheid van de stadsdelen.
B&W hebben op 5 januari 2010 de “Richtlijn gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit Amsterdam” vastgesteld. De bestaande landelijke regelgeving heeft betrekking op rijkswegen en provinciale wegen. Aanvullend hierop biedt de Amsterdamse richtlijn gevoelige groepen ook langs drukke binnenstedelijke wegen (meer dan 10.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal) extra bescherming tegen de schadelijke effecten van luchtverontreiniging: nieuwe voorzieningen voor ouderen, kinderen of mensen met een kwetsbare gezondheid worden in Amsterdam voortaan niet meer langs drukke wegen gerealiseerd.
Dienst Milieu en Bouwtoezicht Harry van Bergen (020) 551 3836 h.vanbergen@dmb.amsterdam.nl
BOMEN EN BUITENRUIMTE Kansen voor bomen Hoe krijgen bestaande en nieuwe bomen de kans om oud te worden? Bomen gedijen het beste als ze “lekker in hun vel” zitten. Voor veel bomen in het openbaar groen is dit helaas niet het geval. Sortimentskeuze, bodemgesteldheid en bewortelbare ruimte bepalen het “welzijn” van onze bomen. In de praktijk wordt aandacht besteed aan het ontwerp van wijken en stadsvernieuwingsprojecten en de hierin aan te planten bomen. Er is oog voor de kwaliteit van deze nieuwe bomen en voor monumentale bomen. Helaas wordt er hierbij vaak niet gezorgd voor voldoende bewortelbare ruimte. Voor de gezondheid van bomen zijn Voldoende bewortelbare ruimte en de bescherming van deze wortelzone cruciaal.
48
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
De buitenruimte wordt steeds “drukker” door meer en zwaarder verkeer. Bomen krijgen het moeilijker en de conditie wordt hierdoor gemiddeld genomen minder. Eén van de grootste aanslagen is de verdichting van de bewortelbare ruimte. Wortels moeten ook ademen en in een verdichte bodem lukt dit niet, de wortels die hier al groeien sterven af. Hoe nu de bomen zo te beschermen dat ze wel oud worden en vitaal blijven? wat doen we en wat doen we vooral niet. Het grootste wapen in de strijd tegen verloedering van ons bomenbestand is om de bomen inclusief de wortels met rust laten. De vraag is hoe met bovenstaande rekening te houden bij zowel nieuwe projecten als bij onderhoudsplannen. Wie bewaakt de bomen? En zijn deze mensen getraind de problemen te herkennen? En wie mag vervolgens ingrijpen?
Stadsdeel Nieuw-West Maarten van Atten (020) 518 0714 mvatten@osdorp.amsterdam.nl
Belangrijke aanvulling ten opzichte van De Bomentaal van Slotervaart is het expliciete onderscheid dat is gemaakt tussen Raamwerk-, Woonveld- en Bouwblokniveau. Per niveau is uiteengezet welke plaatsingsprincipes van toepassing zijn en hoe de relatie met de stedenbouw in elkaar zit. Hierbij valt op dat naarmate het schaalniveau lager wordt, er sprake is van een toenemende vervlechting tussen bomentaal en stedenbouw. Omdat stedelijke vernieuwingsingrepen bovenal op bouwblokniveau plaatsvinden, leveren de spelregels een belangrijke bijdrage aan goede inpassing van de bomentaal, waarmee de bomentaal als identiteitsbepalend kenmerk van de Westelijke Tuinsteden op een effectieve manier in nieuwe stedenbouwkundige situaties wederom kan worden toegepast. Stadsdeel Nieuw-West Jan Spaans 020 8898462 JSpaans@geuzenveld.amsterdam.nl
Stadsdeel Nieuw-West Jan Spaans (020) 889 8462 jspaans@geuzenveld.amsterdam.nl
Spelregels Bomentaal
Create your own paradise
De Bomentaal van Slotervaart is het resultaat van een door Frank de Josselin de Jong geleid onderzoek naar de plaatsing van bomen in de Westelijke Tuinsteden in het algemeen en Slotervaart in het bijzonder. De Bomentaal bestaat uit een verzameling begrippen en spelregels die aangeeft hoe en welke bomen geplaatst kunnen worden, ten opzichte van infrastructuur, bebouwing of ten opzichte van elkaar. Met De Bomentaal van Slotervaart in de hand, is de bomentaal voor Stadsdeel GeuzenveldSlotermeer eveneens in kaart gebracht.
Ik pleit voor meer en mooiere pareltjes in de openbare ruimte. Mooie duurzaam vormgegeven plekken in de stad waar het goed toeven is. Passend in de gedachte van de postzegelparken maar dan met een ruimere scoop. De normale straten moeten uiteraard functioneel en eenduidig worden ingericht (Handboek openbare ruimte en Puccini-methode). Het gaat mij vooral om de overige plekken: de parels in de stad. Geen richtlijnen en voorgeschreven regels voor dit soort plekken maar een juiste attitude van lef, creativiteit en deskundigheid in combinatie met een fijn ontwikkelde antenne voor maatschappelijk draagvlak.
Omdat de stedelijke vernieuwing in Slotermeer nog moet beginnen, kan de bomentaal integraal meegenomen worden in het proces van vernieuwing. Om die reden is de relatie tussen stedenbouw en bomentaal verder uitgediept. De essenties van de spelregels zijn in samenwerking met Frank de Josselin de Jong ontwikkeld en na diens plotselinge overlijden in januari 2010 door Stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer verder uitgewerkt. Resultaat is een uitbreiding en precisering van de spelregels die zijn opgenomen in De Bomentaal van Slotervaart. Door deze eenvoudig te hanteren spelregels toe te passen bij het opstellen van stedenbouwkundige plannen ontstaat een optimale context voor de toepassing van de bomentaal.
“Create your own paradise” waar je ook bent en wat je ook doet. Privé en in je werk. Een ontwerp moet functioneel zijn, maar mag het ook een onsje meer zijn?..., iets extra’s waarmee het zich onderscheidt van het alledaagse, wat tot de verbeelding spreekt, of zomaar iets verrassends. Een kleine oase van palmbomen midden in de stad, waarom niet ? Gefladder en gezoem van vlinders en bijen, heerlijk. Geborrel en gespetter van water in de zomer, genieten! Elke plek is uniek en onderscheidt zich daarmee van de rest. De ligging, het gebruik, de behoefte van de gebruikers en omwonenden of reeds aanwezige elementen kunnen voldoende aanknopingspunten bieden Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
49
om met een goed ontwerp te komen waarmee een sterke identiteit kan worden verkregen. Toon lef, en inspireer! Mijn ervaring is ondertussen dat een dergelijke houding tot mooie dingen kan leiden zoals bijvoorbeeld net dat beetje extra sponsoring uit de particuliere sector. Is er een mooie parel tot stand gekomen dan wil je dat natuurlijk ook zo houden. Het gebeurt nog al eens dat de afdeling beheer niet de financiële middelen heeft om de gewenste kwaliteit te handhaven. In het voormalige stadsdeel Westerpark werd om die reden geen enkel herinrichtingsplan meer vastgesteld zonder een beheerplan, waarmee structureel geld werd vrijgemaakt voor beheer. …Want genieten wil je morgen ook !
Stadsdeel West Peter Ulle (020) 253 0114 p.ulle@west.amsterdam.nl
50
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
POMPEN OF VERZUIPEN Amsterdam Rainproof 2015 Klimaatverandering betekent in Amsterdam onder andere dat we zwaardere regenbuien en langere periodes van droogte krijgen. Regenwater hebben we nodig maar hevige regenbuien kunnen in korte tijd zeer veel overlast en schade veroorzaken. Stadsdelen, Waternet, DIVV en DRO werken samen aan de vraag hoe we nu en in de nabije toekomst droge voeten kunnen behouden in de stad. De kwetsbaarheid van de stad is te hoog, om problemen te voorkomen is actie noodzakelijk. Gezamenlijke aandacht voor water in plannen, projecten en beheer voorkomt overlast en schade en leidt tot kostenbesparingen. De gezamenlijke partijen hebben een nieuwe standaard straatkolk ontwikkeld, welke beter inpasbaar is in de straat en beter schoon te houden is door de beheerder. Ook hebben zij de wildgroei aan toegepaste materialen in Amsterdam een halt toegeroepen. In Amsterdam willen we voortaan met vijf standaard kolken werken, wat resulteert in een beter straatbeeld, betere beheerbaarheid, kostenreductie en bovenal meer zekerheid van regenwaterafvoer. Bij een hevige bui kan water tijdelijk op straat blijven staan, een gegeven waar we rekening mee moeten houden. De inrichting van de openbare ruimte bepaalt of het water een veilige plek heeft of tot schade leidt. In de openbare ruimte ligt dus een wateropgave. In het kader van de Puccinimethode heeft DRO een standaard straatprofiel ontwikkeld dat meer water kan opvangen. Door de vormgeving van de parkeervakken is de straat daarnaast beter te beheren.
hemelwaterbestendige stad. Gezamenlijk wordt een programma opgesteld om ons streefbeeld te kunnen realiseren: Amsterdam Rainproof 2015.
Waternet Wiebe Bakker (020) 608 2323 wiebe.bakker@waternet.nl
WATERgraafsmeer, de kunst van het polderen Een innovatieve aanpak zonder doorbraak!? Het programma Leefbare toekomstbestendige WATERgraafsmeer wil slimme ideeën en innovaties voor duurzaam water in de praktijk toepassen, in de bestaande stad: integraal werken op een slimme, interactieve en innovatieve manier, op zowel proces als inhoud. Goede oplossingen staan centraal, niet de verdeling van verantwoordelijkheden of bevoegdheden. In de polder WATERgraafsmeer is een aantal lastige wateropgaven op te lossen. Deze gaan over het samenspel van grondwater, polderriolering, overstromingsrisico
Maar ook op particulier terrein ligt een wateropgave. De eigenaar is verantwoordelijk voor het hemelwater van zijn terrein. De mogelijkheden van particulieren om bij te dragen aan een veilig en gezond watersysteem zullen verder uitgewerkt, gecommuniceerd en gestimuleerd worden. De gemeente Amsterdam heeft daarom al een subsidieregeling voor groene daken. De genoemde ontwikkelingen passen in de opgave om Amsterdam klimaatsbestendig te maken. Waternet is aanjager om Amsterdam verder te helpen naar een Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
51
vanwege lage maaiveldligging, de riolering en het watersysteem. Tegelijkertijd kent het gebied vele stedelijke opgaven: herstructurering en verdichting van diverse wijken en aanpassingen aan infrastructuur. Gezamenlijk werkt dit programma aan een actief netwerk van publiek én private partijen. Samen gebruiken we water als hefboom in de totale opgaven in het gebied: leefbaarheid, verdichting en klimaatverandering. Betrokken bewoners, beheerders, ondernemers, beleidsmakers, bestuurders en wetenschappers spelen hierin een cruciale rol. Nieuwe vormen van communicatie en participatie zijn de kern om te komen tot een geslaagde transitie van de bestaande stad. WATERgraafsmeer wil het inspirerende voorbeeld geven hoe dit kan! Niet in de eerste plaats met plannen maar met een open en praktische houding.
Innovatieve, (klimaat)robuuste oplossingen die flexibel zijn naar de lange termijn, ter verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving voor bewoners, bedrijven en natuur. Er worden geen dikke rapporten geschreven maar direct ingesprongen op lopende projecten. Impulsen zijn zowel procesmatig als concreet in de praktijk: bijvoorbeeld een watercafé met bewoners, een ondernemerswatertafel, toepassen van doorlatende verharding en water en energie oplossingen.
Door dit proces vroeg op te starten, kunnen vragen beantwoord worden zoals “is dit gebied geschikt om water in de bodem te infiltreren?” of “wat zijn de mogelijkheden hier kelders te bouwen?”. Een integrale blik loont: soms kan de wateropgave van een project verderop in dezelfde polder gerealiseerd worden, of valt het plan binnen een integraal Natstructuurplan (voorbeeld Buikslotermeerpolder). Het watertoetsproces levert soms een gezonde spanning op tussen ontwikkelingswensen en eisen aan het watersysteem. Bij het (her)inrichten van een gebied bepaalt de waterstructuur sterk hoe de wijk eruit komt te zien en de woonkwaliteit. Zo kan men kiezen voor bijvoorbeeld wonen aan het water of drijvend wonen. Hier ontmoeten stedenbouwkundigen en hydrologen elkaar. De afstand tussen de watergangen bepaalt echter ook de grondwaterstand. Om voldoende ontwatering te krijgen, moet het maaiveld hoog genoeg worden aangelegd. Door te spelen met de opzet van het watersysteem kan geoptimaliseerd worden. Voorbeelden zijn IJburg of Centrum Amsterdam Noord. In een groot project kan men honderdduizenden kuub ophoogzand besparen. Het is goed om hemelwater zo lang mogelijk op de kavels waar het valt vast te houden. Vervolgens kan het vertraagd worden afgevoerd, zodat de watergangen ontlast worden. Er zijn allerlei mogelijkheden dit te doen: groene daken, wadi’s, infiltratiebermen, waterpleinen, halfverhardingen, waterdoorlatende wegfunderingen enzovoort. Voorbeeld hierbij is Zuidas. Deze alternatieve waterberging kunnen worden aangelegd in plaats van oppervlaktewater. Veel alternatieve waterbergingen gebruiken de ruimte dubbel: in een wadi kan tevens een speelvoorziening komen.
De kunst van het polderen: vragen, kansen en valkuilen en hoe hierin tot doorbraken te komen.
Stadsdeel Oost Jasper Boesveldt (020) 253 5315 j.boesveldt@oost.amsterdam.nl
Water: de drijvende kracht voor gebiedsontwikkeling Door water bij gebiedsontwikkeling in een vroeg stadium mee te nemen in de plannen, kan een duurzaam, robuust, ruimtelijk goed ingepast en kosteneffectief watersysteem bereikt worden. Zowel het zichtbare als het onzichtbare, ondergrondse water spelen daarbij een rol. Aan de hand van enkele voorbeelden komen voordelen als ruimtewinst en woonkwaliteit naar voren.
52
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Waternet de Jong (020) .... dejong@waternet.nl
Stedelijke vernieuwing in de Staalmanpleinbuurt
Stimuleren van wijkeconomie in de Van der Pekbuurt
Het zijn de grote projecten die in de media de aandacht krijgen. Een communicatiemachine ondersteunt de grootstedelijke projecten. Ontwikkelingen buiten het centrum/ buiten de ring zijn onbekender. Dat is jammer want er zijn ook daar mooie voorbeelden. Een daarvan is de vernieuwing van de Staalmanpleinbuurt, gelegen tussen de ringlijn en Medisch centrum Slotervaart. Deze buurt vernieuwt. Langs de spoordijk is de Haust koekjesfabriek gesloopt. Van een 100% sociale huur woonmilieu gaat de ontwikkeling naar een sociaal economisch gemengder woon/werkmilieu. Dat lijkt te lukken. De gerealiseerde ingrediënten zijn: een brede school, een zorggebouw, bedrijfsruimten, een moskee, een park en een grotere variatie aan woningtypen.
Het hoofddoel van de Kansenzone in de Van der Pekbuurt is het stimuleren van ondernemerschap en daarmee van de sociaaleconomische structuur en lokale economie in dit gebied. Ondernemers kunnen gebruik maken van een subsidieregeling. Bij de verbouwing van hun pand krijgen zij maximaal 50% subsidie, tot een maximum van € 40.000,-. Op 2 maart 2009 is de eerste kansenzone subsidie in Amsterdam Noord uitgereikt aan de eigenaar van Kapshop Rob op het Meidoornplein. Inmiddels slaat de regeling ook volop aan in de Van der Pekstraat.
De aanpak is divers: er is een mix van behoud, renovatie en sloop/nieuwbouw. Naast het behoud van gebouwen sluit het gebied mooi aan op de groenstructuur van west. In de Staalmanpleinbuurt zelf worden veel bomen en groene binnenterreinen behouden. De brede stoepen blijven voor de deur speelruimte bieden. Parkeren is inpandig of op eigen terrein. De vernieuwing maakt gebruik van de stadsverwarming. De corporatie De Alliantie doet er alles aan om de vernieuwing te laten slagen en laat op overtuigende wijze zien dat men de stedelijke vernieuwing serieus aanpakt. Daarbij hebben de huidige bewoners veel invloed gehad op de veranderingen en plannen. Een hoog percentage stemde in met de vernieuwingen.
De sociale en economische peilers worden eveneens door alle partijen ondersteund, maar bevinden zich veelal in een startfase. De brede school heeft daarbij een rol en het park is de nieuwe plek voor ontmoetingen. De broedplaats (OH3=Ottho Heldringstraat nr 3) wil ook bijdragen aan de lokale activiteiten.
Stadsdeel Nieuw-West Frans Dubbeldam (020) 253 7840 f.dubbeldam@nieuwwest.amsterdam.nl
De Van der Pekstraat is op termijn de verbindingsstraat tussen de nieuwbouwwijk Overhoeks en het nieuwe Wijkwinkelcentrum Oud Noord. De uitdaging in deze straat is om oude en nieuwe ontwikkelingen aan elkaar te koppelen. Het zou mooi zijn als de mensen die op Overhoeks wonen niet de pont pakken rechtsaf, maar linksaf gaan en Oud Noord in lopen. Voor hun dagelijkse boodschappen en voor bijzondere aankopen. Bij het winkeltje op nummer 36 kunnen deze mensen bijvoorbeeld een prachtige houten tafel laten maken voor hun nieuwe, vast nog lege, woning. De ontwikkeling van de van der Pekbuurt in Oud Noord is een voorbeeld van een wijk waar de eerste resultaten van deze aanpak zichtbaar worden. In nauwe samenwerking wordt de beste ondernemer op de juiste plek gezocht. In de Van der Pekbuurt maken Ymere en ondernemers afspraken over gezamenlijke investeringen in de panden. Ymere pakt het blok aan door het totaalaanzicht van de panden te verbeteren en daardoor de straat meer uitstraling te geven. De ondernemers pakken –met behulp van de subsidie- hun bedrijf in dat blok aan. Ymere draagt bij aan het succes van een aantal starters door hen het eerste jaar ook huurgewenning te geven. En juist als de nieuwe ontwikkelingen door de economische crisis langer op zich laten wachten dan gehoopt, gaan we door met deze succesvolle aanpak.
Stadsdeel Amsterdam-Noord en Ymere Suzanne Roos (020) 634 9949 / 06 22 07 60 35 s.roos@noord.amsterdam.nl Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
53
Buitenveldert in Balans Buitenveldert bestaat ruim 50 jaar. Door onder andere de komst van de Zuidas zal er in de toekomst veel veranderen. De vraag is: hoe komen al deze ontwikkelingen in balans en welke kwaliteiten zijn doorslaggevend. Stadsdeel Zuideramstel heeft in 2009 een interactief proces opgezet waarin bewoners en instellingen zijn gevraagd mee te denken over de toekomst van hun wijk. Informatie en Inventarisatie Op verschillende manieren is mensen gevraagd hun mening te geven. Er is een tentoonstelling gemaakt met de huidige ontwikkelingen en 4 mogelijke toekomstbeelden. Via een enquête zowel op de website als op papier hebben mensen vragen beantwoord over wat men nu belangrijk vindt en wat voor soort wijk Buitenveldert in de toekomst moet worden. Hieraan hebben ruim 200 mensen deelgenomen. Op diverse plekken in de wijk kon men een videoboodschap inspreken. Dit leverde ruim 100 bruikbare reacties op van zowel jong als oud. In bijeenkomsten met bedrijven en instellingen werd gereageerd op elkaars ideeën. Tijdens een bewonersbijeenkomst zijn de resultaten uit de eerdere inventarisaties gepresenteerd en de uitgangspunten voor verdere ontwikkeling van de wijk aangescherpt. Dit traject heeft geleid tot een aantal uitgangspunten voor de verdere ontwikkeling van de wijk.
Stadsdeel Zuid Netty Verwaal (020) 252 4645 n.verwaal@zuid.amsterdam.nl
Ruimte voor wonen Geschikte woningen voor ouderen in het duurdere segment Ouderen en mensen met een beperking zullen in de toekomst veel langer zelfstandig willen (en moeten?) wonen. Het blijkt dat één op de drie 65+ ers die niet passend woont en zijn woning ook niet kan aanpassen, een bovenmodaal inkomen heeft en dus niet terecht kan in een corporatiewoning. Door Europees ingrijpen moet vanaf september 2010 90% van de corporatiewoningen onder de liberalisatiegrens (€ 648) verhuurd worden aan mensen met een bruto-inkomen van maximaal € 33.000 (in plaats van de huidige ruim € 36.000). Mensen met verhuisplannen en een bovenmodaal inkomen kunnen dus niet langer terecht in corporatiewoningen. De particuliere markt voor wonen met zorg staat nog in de kinderschoenen. Er zijn levensloopbestendige woningen beschikbaar, maar het inschakelen van zorg en/ of diensten is lang niet altijd mogelijk. Met een huurprijs van meer dan € 1000 per maand is een fors deel van dit segment tevens te duur voor mensen met een ‘tot-tweekeer-modaal’-inkomen.
Uitgangspunten voor de toekomst van Buitenveldert Verbinden met de stad Verbeteren van het openbaar vervoer in combinatie met verdichting langs de OV-lijnen en het winkelcentrum, toevoegen van culturele en maatschappelijke voorzieningen en een diversere bevolking zijn de belangrijkste thema’s. De gewaardeerde rustige woonbuurten in stand houden.
54
Versterk het groen De ligging tussen de scheggen en het vele groen in de wijk zijn de sterke troeven van Buitenveldert. Het recreatieve gebruik en de kwaliteit kunnen verbeterd worden.
De conclusies uit de quick scan ‘Zorgwoningen in het duurdere segment’ zijn dat: er weinig ontwikkelingen op stapel staan; er voor luxueuze, kleinschalige verpleeghuizen helemaal geen plannen bestaan.
Versterk de dynamiek Bewoners en instellingen vragen om meer levendigheid en culturele voorzieningen. Zo kan de VU-campus meer bij de wijk betrokken worden en kunnen meer evenementen worden gehouden.
De belangrijkste belemmeringen zijn: het tekort aan geschikte en betaalbare locaties; het onderwerp staat te weinig op het netvlies van regievoerders/planeigenaren; de vigerende financiële regels voor zorgaanbieders;
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
voor de doelgroep staat het woonaspect los van eventuele zorg en diensten, met name ook bij de marketing van een project; de taal en werkwijze van ontwikkelaars en zorgaanbieders verschillen sterk. De markt wil graag dat de gemeente in dit segment een pro-actieve rol speelt. Die rol neemt de gemeente op dit moment niet. Wel verbindt de dienst Wonen, Zorg en Samenleven partijen met elkaar, als het gaat om woonservicewijken en stedelijke vernieuwing. Daarnaast wijst de dienst andere partijen op interessante werkwijzen van particuliere ontwikkelaars.
Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Karen den Hertog (020) 552 7241 k.den.hertog@wzs.amsterdam.nl
Vraag en aanbod middensegmentwoningen De “Amsterdamse mix” gaat uit van 30 procent sociale woningen, 40 procent middensegment koop en 30 procent dure koop. Het middensegment is onderverdeeld in goedkoop (maximaal € 157.200) en middelduur (maximaal € 270.800). Deze indeling is gebaseerd op de leencapaciteit van huishoudens met een lager of hoger middeninkomen. Het merendeel van de huizenkopers kan extra middelen inzetten. Dat kan om flinke bedragen gaan, vooral bij mensen boven de 45 jaar. Ook sluiten veel mensen een hypotheek af van meer dan 4,5 maal hun bruto-inkomen. Figuur 1: Maximaal bereikbare oppervlakte per nieuwbouwwoning voor middeninkomens per (oud) stadsdeel Stadsdeel prijs m² Maximaal bereikbaar aantal m² gbo* Stadsdeel
Centrum
prijs m2
€ 4.560
maximaal bereikbaar aantal m2 gbo* goedkope koop
middeldure koop
34,5
59,4
Oud-West
€ 4.203
37,4
64,4
Oost-Watergraafsmeer
€ 3.613
43,5
75,0
IJburg
€ 3.194
49,2
84,8
Bos en Lommer
€ 3.134
50,2
86,4
Noord
€ 2.524
62,3
107,3
Osdorp
€ 2.505
62,7
108,1
Geuzenveld
€ 2.390
65,8
113,3
Zuidoost
€ 2.090
75,2
129,6
*Exclusief extra eigen middelen of een riskante financiering.
Middeninkomen-huishoudens met behoefte aan veel ruimte kunnen in grote delen van de stad geen geschikte koopwoningen kopen. Gezinnen zijn in dergelijke gebieden aangewezen op de sociale sector. Middeninkomenhuishoudens die met weinig oppervlakte genoegen nemen, kunnen wel een kleine woning kopen. In centrale gebieden, centrum of de Zuidas, is er vraag naar kleine koopwoningen in het middensegment. En er zijn gebieden, bijvoorbeeld IJburg 2e fase, waar het moeilijk is om aanbod te creëren voor huishoudens met een middeninkomen. Te ver van het centrum voor de doelgroep van kleine woningen, te duur voor de doelgroep van grote woningen. Markthuur is geen oplossing voor bovenstaande mismatch. Sterker nog, het is op populaire plekken onmogelijk markthuurwoningen in het middensegment te bouwen. Door de hoge marktprijs zijn betaalbare huurwoningen klein en dan vallen ze door het Woningwaarderingsstelsel in de sociale sector.
Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam Peter Kroon (020) 552 5628 p.kroon@oga.amsterdam.nl
Het Woningmarktteam: juist nu! Het is crisis op de Amsterdamse woningmarkt: er worden weinig huizen verkocht en veel woningbouwprojecten liggen stil. Het Woningmarktteam van de gemeente Amsterdam helpt bij het maken van keuzes over de te bouwen woningen, zodat vraag en aanbod beter op elkaar aansluiten. Wat is er aan de hand? Hypotheekverstrekkers zijn strenger geworden en consumenten zijn afwachtend en onzeker over het kopen van een woning. Hierdoor worden de voorverkooppercentages van 70% niet gehaald waardoor bouwprojecten stil komen te liggen. Er worden hierdoor ook minder sociale huurwoningen en maatschappelijke voorzieningen gebouwd, met als gevolg dat de stedelijke vernieuwing in gevaar komt. Wat kunnen we als gemeente doen? In de eerste plaats is het belangrijk dat er woningen worden gebouwd waar vraag naar is. Dat betekent woningen met een goede verhouding tussen prijs, kwaliteit en locatie. Dat lijkt een open deur, maar er worden nog steeds woningen gebouwd die te weinig aan de eisen van consumenten voldoen. We zien bijvoorbeeld veel grootschalige appartementencomplexen terwijl veel mensen juist behoefte Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
55
hebben aan kleinere bouwblokken met een eigen sfeer en identiteit.
en aan andere zijde ontstaan juist lagere grondwaterstanden (zie figuur 1). Het kan hierdoor voorkomen dat houten funderingen droog komen te staan en langzaam maar zeker wegrotten (zie figuur 3). Figuur 1. Effecten van ondergrondse bariere op grondwaterstand
Het Woningmarktteam (W-team) bestaat uit woningmarktdeskundigen van het Ontwikkelingsbedrijf, de dienst Ruimtelijke Ordening en de Dienst Wonen Zorg en Samenleven. Het W-team geeft op verzoek afzetadvies aan projectbureaus en stadsdelen voor specifieke woningbouwlocaties. Dus: wat moet je bouwen voor welke prijs en voor welke doelgroepen om te zorgen dat de woningen straks daadwerkelijk verkocht worden? Het W-team kijkt daarbij naar verkoopcijfers, overige woning bouwplannen, woonwensen van bewoners en (demografische) ontwikkelingen. Een advies van het W-team kan in verschillende fasen van het bouwproces van pas komen: van strategiefase tot programma en ontwerp. Belangrijk is dat bij woningbouwprojecten goed wordt nagedacht over wat consumenten willen. Het W-team kan daarbij helpen: juist nu!
Ontwikkelingsbedrijf gemeente Amsterdam Laura Uittenbogaard (020) 552 6067 l.uittenbogaard@oga.amsterdam.nl
Grondwater en houten funderingen Amsterdam gaat steeds meer ondergronds. Ondergrondse ruimtelijke ontwikkelingen hebben vaak grote invloed op de grondwaterstand, wat weer invloed kan hebben op de houten funderingen. Hoe klein het plan ook is, de effecten voor de omgeving kunnen groot zijn. Hydrologie Een deel van het regenwater valt op straat en wordt onder meer via straatkolken afgevoerd. Een ander deel van de regen infiltreert in de onverharde bodem en stroomt als grondwater langzaam af naar het oppervlakte water. Als er echter een parkeerkelder gebouwd is kan het grondwater niet meer vrij afstromen. Er ontstaat opstuwing van het grondwater aan de ene zijde van de kelder
56
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Een algemeen verschijnsel in Amsterdam is dat de tuinen in de loop van de jaren zetten en inklinken waardoor het maaiveld daalt. De grondwaterstand daalt niet mee. Het grondwater komt relatief hoog t.o.v. het maaiveld in de tuin te staan. Hierdoor kunnen boomwortels gaan rotten, met gevaar van omvallende bomen (zie figuur 2). Figuur 2. Hoge grondwaterstanden in binnentuinen
Verantwoordelijkheden De Gemeente heeft de zorgplicht voor het grondwater gedelegeerd aan Waternet. De zorgplicht betekent: het in de openbare ruimte, structurele grondwaterproblemen zoveel mogelijk voorkomen of beperken. Waternet is niet verplicht om een goede grondwaterstand te realiseren, maar heeft wel de plicht om te onderzoeken of doelmatige maatregelen mogelijk zijn. Deze maatregelen hoeven alleen in openbaar gebied te worden genomen, dus nooit op particulier terrein. Waternet is niet de verantwoordelijkheid voor de grondwaterstand. De eigenaar is zelf verantwoordelijk voor de grondwaterstand op zijn/haar eigen perceel. Bij nieuwe ontwikkelingen, zoals de bouw van een parkeerkelder, heeft de initiatiefnemer de plicht om nadelige effecten op de grondwaterstand te voorkomen. Dit geldt zowel voor grondwaterstanden binnen als buiten het plangebied. De maatregelen moeten ook duurzaam zijn. (Drainage is niet duurzaam!) Figuur 3. Schimmelaantasting van funderingspaal
Adviseur grondwater Waternet Jeroen Ph. Ponten (020) 608 3636 jponten@waternet.nl
BEWONERS MAKEN DE STAD Bewonersparticipatie Het doel van de Amsterdamse wijkaanpak is om vierentwintig aangewezen buurten te verbeteren. Buurtgericht en vraaggericht werken zijn dé kenmerken van de Amsterdamse aanpak. Extra inspanningen moeten voor verbetering zorgen op de volgende terreinen: krachtige mensen (leren en opgroeien, integratie en participatie) krachtige buurten (werken en economie, wonen en leven, veiligheid) krachtige uitvoering Bewoners doen mee in de Amsterdamse wijkaanpak, dat is de rode draad van het programma en wordt breed gedragen door vele bestuurders en professionals van stadsdelen, corporaties en organisaties. Bewonersparticipatie staat hoog op de agenda in het gezamenlijk programma van de wijkaanpak. In 2010 ligt het accent op samenwerken. Samen werken aan partnerschappen tussen bewoners, gemeente, corporaties en bewonersondersteuners op de verschillende lagen van de piramide. Zodat met recht gezegd kan worden: bewoners zijn partner in de wijkaanpak. Participatie piramide De participatiepiramide toont verschillende manieren waarop bewoners invulling kunnen geven aan hun betrokkenheid. Ze kunnen informatie tot zich nemen over de wijkaanpak in hun buurt. In interactie en dialoog kunnen zij meepraten met professionals over de thema´s of over concrete inspanningen die hen raken. Bewoners kunnen actief deelnemen aan concrete projecten waarbij zij een coproductie aangaan met een organisatie, corporatie, school of stadsdeel. En tot slot kunnen bewoners zelf het initiatief nemen en daarmee bouwen aan een sterke civil society. In de Amsterdamse wijkaanpak vormt deze participatiepiramide het handvat om per buurt aan een participatieagenda te werken. Met elkaar stellen stadsdeel, corporaties, bewoners en andere partners per buurt het Buurt Uitvoeringsprogramma vast. Bewonersparticipatie is daarin een onderdeel en wordt in steeds meer buurten uitgewerkt in een participatieagenda.
Sterke civil society Partnerships: bewoner als actieve partner in concrete projecten
Interactie en dialoog: Bewoner als deskundige en mede-eigenaar wijkaanpak / wijkactieplan
Informeren: bewoner als consument
Stedelijk kader Het stedelijk kader voor bewonersinitiatieven bevat de uitgangspunten voor de manier waarop we in Amsterdam het budget voor bewonersinitiatieven besteden. Dit kader biedt ruimte voor een eigen invulling per buurt.
Dienst Wonen Zorg Samenleven Karin Daman (020) 552 7432 k.dam an@wzs.amsterdam.nl / www.wijkaanpakamsterdam.nl
Rembrandtpark Stadsdeel West wil in het noordelijk deel van het Rembrandtpark een ‘Community Playground’. Een groene beschermde speelplek waar kinderen uit o.a. een achterstandswijk kunnen spelen. Het idee is geboren in het kader van de prachtwijken van Minister Vogelaar. In 2008 is een breed participatietraject gestart waarbij vooral bewoners van Overtoomse Veld worden betrokken. Projectvorming Na het toekennen van subsidie door het Ministerie in 2008, is een projectorganisatie ingericht. Naast stadsdeel West zit hierin ook de centrale stad (herontwikkeling Jan Evertsenstraat, herprofilering Amsterdamse parken) en de ontwikkelaar van het in het park gelegen Getronicscomplex. Ontwerpbureau Carve (het spelende kind) ondersteunt de projectgroep in zowel het planvormings- als het participatieproces. Planvorming 1. De ruimtelijke planvorming In 2009 hebben meer dan 250 buurtbewoners en belanghebbenden input gegeven. Via enquêtes, interviews, groepsgesprekken en netwerkbijeenkomsten komen vijf Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
57
thema’s duidelijk naar voren: ruimtelijk, spelen, voorzieningen, gebruik, snelle verbeterpunten. Een stedenbouwkundig bureau en een landschapsarchitect maken een ruimtelijke analyse en een wensenkaart. De resultaten vanuit o.a. bewonersparticipatie vormen input voor de planvorming. Op basis van de analyses, de participatieresultaten en de uitkomsten van het overleg met de belanghebbende partijen is een programma van eisen gemaakt. 2. Technische analyse en verbeteringen Er wordt een beheerplan opgesteld voor het Rembrandtpark. De analyse van het groenbestand, de waterhuishouding, de bestaande infrastructuur en de beheerorganisatie leidt tot aanbevelingen gericht op een fysieke verbetering van het park. 3. Directe maatregelen en activiteiten Bewoners stellen het zeer op prijs om mee te kunnen denken over het park en om hun ervaringen in te kunnen brengen. De periode tussen planvorming en uitvoering zal ongeveer twee tot vijf jaar duren. Om bewoners enthousiast en betrokken te houden worden er concrete activiteiten georganiseerd. Bijvoorbeeld kinderfestivals, opknapbeurt van een bestaande speelplaats en plannen om schoolwerktuinen uit te breiden. Kortom, het onder de aandacht brengen van het Rembrandtpark en de gebruiksmogelijkheden.
58
nersparticipatie speelt een sleutelrol in de vormgeving en het succes van het project. Eerdere renovatie in de jaren ‘70 en ‘80 had de problemen met gehorigheid en gebrekkige isolatie niet echt opgelost. Nieuwe plannen kwamen echter niet verder dan de tekentafel. Pas nadat de wijk werd aangewezen als Vogelaarwijk ontstond een gevoel van urgentie: het is nu of nooit. Het project is nog lang niet halverwege, maar de gekozen werkwijze pakt tot nu toe goed uit. Binnen vooraf opgestelde randvoorwaarden was en is veel ruimte voor bewoners om zelf mee te tekenen aan de contouren van de plannen voor de woningen en de woonomgeving.
Stadsdeel West Lizette Ploeg (020) 798 9248 l.ploeg@slotervaart.amsterdam.nl
Het plan op hoofdlijnen kan steunen op een groot draagvlak onder bewoners en mede daarom ook bij de politiek. Bijna 90% van de bewoners is bereid om een keer te verhuizen om een ingrijpende aanpak mogelijk te maken. De slechtste woningen worden gesloopt; voor de mooiste woningen wordt een renovatieplan gemaakt. Het stadsdeel en Ymere zijn verder bereid gezamenlijk te investeren in de vernieuwing van de openbare ruimte.
Bewonersparticipatie Tugelawegblokken en omgeving
Stadsdeel Amsterdam Oost Ron Steur (020) 253 5337 r.steur@oost.amsterdam.nl
De Tugelawegblokken zijn vijf verouderde woonblokken in de Transvaalbuurt. Samen met bewoners zijn plannen gemaakt voor vernieuwing van de 450 woningen tussen de Retiefstraat en de Tugelaweg en de omliggende openbare ruimte. Er is besluitvorming op hoofdlijnen en de eerste bewoners hebben inmiddels al een andere woning gevonden. Groot was de deelname van bewoners aan de planvorming, ook van bewoners uit moeilijk bereikbare groepen.
Sociaal Ruimtelijke Ambitie
Het project is een gezamenlijk project van Ymere en het stadsdeel, waarbij Ymere trekker is van het proces. Bewo-
Van oudsher is de verbinding tussen opgaven uit de sociale en ruimtelijke sector echter moeilijk gelegd. Er
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Een sociaal duurzaam Amsterdam 2040 is Amsterdam op z’n best: een gevarieerde, tolerante en cultureel innovatieve stad. Een metropool in de meest brede zin des woords. Amsterdammers voelen zich ondersteund in hun eigen identiteit. De publieke voorzieningen, ruimten en buurten weerspiegelen dat.
ontbreekt vaak een sociaalruimtelijke of ruimtelijksociale vertaalslag van de wederzijds ambities. Dat is begrijpelijk: sociale ambities zijn moeilijk in ruimtelijke programma’s te vatten. Puur de aanwezigheid van voorzieningen staat niet garant voor een optimaal functioneren van de stad of haar inwoners. Immers, ondanks mooie scholen is er nog veel schooluitval, ondanks mooie sportvoorzieningen nog steeds dikke kinderen, ondanks stedelijke vernieuwing toch probleemwijken. Sociaal en fysiek moeten de handen ineen slaan om verbindingen te leggen. Centrale vraag is daarbij: hoe krijgen we de juiste voorzieningen op de juiste plek en hoe komen op de juiste plekken de juiste voorzieningen? We willen werken aan het scheppen van zogenaamde interactiemilieus, waarbij de samenhang tussen voorzieningen en openbare ruimte (waaronder groen), door een aantal structuur- en inrichtingsingrepen wordt versterkt.
De Sociaalruimtelijke Ambitie beschrijft vijf condities die we vanuit het sociale domein meegeven aan ruimtelijke planvorming, zonder daarbij een blauwdruk te leveren voor de sociale stad. Dit zijn identiteit, diversiteit, flexibiliteit, eigenaarschap en bereikbaarheid/ toegankelijkheid. In eerste instantie worden deze condities vooral gekoppeld aan maatschappelijke voorzieningen, maar op een hoger schaalniveau zijn het breder gangbare inrichtingen ordeningprincipes. In de Sociaalruimtelijke Ambitie worden de condities vervolgens op een aantal bestaande voorbeeldplekken in de stad geprojecteerd.
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Project- en Adviesbureau SPA Susan Bromm (020) 251 8298 s.bromm@dmo.amsterdam.nl
Programma maatschappelijke investeringen Goed onderwijs, voldoende sport- en cultuuraanbod, talentontwikkeling, hoogwaardige zorg, ontmoeting en participatie staan of vallen met de faciliteiten die we hiervoor in de stad aanbieden: hoogwaardige scholen, goede en bereikbare sportparken en speelplekken, jongerenvoorzieningen, top en laagdrempelige cultuurvoorzieningen, zorgcentra, etc. De pregnante vraag van dit moment is hierbij: hoe gaan we in de crisis om met de
beperktere middelen voor investeringen in maatschappelijk vastgoed? Het PMI is een programma met een drieledige doelstelling: de verbinding tussen sociaal en fysiek bevorderen en versterken; inzicht in de meerjarige investeringsopgave; bevorderen van een reële exploitatie van door stadsdelen te realiseren maatschappelijk vastgoed door uit te gaan van een maatschappelijk aanvaardbare huur en de daardoor ontstane onrendabele top in de stichtingskosten te financieren. In de vorige collegeperiode was er circa € 50 miljoen beschikbaar voor het bekostigen van de onrendabele top. In het nieuwe programakkoord is voor het PMI2 € 20 miljoen gereserveerd. Met het PMI2 staan we een belangrijke kwalitatieve slag voor: de sociaalruimtelijke infrastructuur en de integrale afwegingen die daarbij horen, worden leidend voor toekenning van PMI-middelen. Het realiseren van maatschappelijk vastgoed gaat vanwege de crisis steeds moeilijker: het is vaak onderdeel van een groter bouwprogramma met woningbouw die onder druk staat, corporaties trekken zich op onderdelen terug uit projecten en een exploitatie die afhankelijk is van beleidsbudgetten in de sociale sector die ook onder druk staan. Ambtelijk doen we voorstellen om het PMI gezien de crisis (tijdelijk) ook te benutten voor interventiemaatregelen: maatschappelijk vastgoed als ‘vliegwiel’-instrument voor nieuwbouw en grote renovatieprojecten; ‘keep it simple’: minder multifunctioneel bouwen als de ruimte dat toestaat; focus op herontwikkeling en renovatie; dempen nadelige effecten van de crisis door bijvoorbeeld ook tijdelijke voorzieningen te financieren vanuit het PMI; versterking van de bestaande positieve wijkontwikkeling waardoor met een extra impuls langdurige duurzame effecten kunnen worden bereikt.
Dienst Maatschappelijk Ontwikkeling Marc van Gemert (020) 251 8308 / 06 13 08 04 12 m.van.gemert@dmo.amsterdam.nl
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
59
Natuurlijk spelen in de stad Kinderen hebben prikkelende speelruimte nodig, zeker in de stad. Niet alleen maar speeltoestellen uit de catalogus, maar een avontuurlijke speelomgeving die nieuwsgierig maakt en stimuleert tot bewegen. Cijfers van de GGD Amsterdam liegen er niet om: van de kinderen op de basisschool in groep 3 tot 8 heeft: 30,5% overgewicht (nationaal 15 %) 9% obesitas (nationaal 3,1%) 77,3 % is niet lid van sportclub 10% motorische belemmeringen 34,7% geen zwemdiploma in groep 8 Spelen is zo belangrijk omdat kinderen door middel van spelen veel vaardigheden ontwikkelen die zij later in hun leven nodig hebben, zoals:
Dienst Ruimtelijke Ordening Iris van der Helm (020) 552 7909 i.vanderhelm@dro.amsterdam.nl
De Woningmarkt in Kaart Waar in Amsterdam krijg je nog veel woning voor je geld? En waar in Amsterdam zijn de buurten zo aantrekkelijk dat je er vierkante meters voor wilt inleveren? Met een Geografisch Informatie Systeem (GIS) en alle transactiewaarden van woningen vanaf 1995 tot heden heeft DRO de woningmarkt in kaart gebracht. Door de woningwaarde in een reeks van jaren te beschouwen ontstaat ook een beeld van de woningmarktpositie van een buurt: is een buurt hoopvol of al gearriveerd? Moet een buurt oppassen of behoort ze tot de achterblijvers? En wat kunnen stedenbouwers en planologen met deze informatie?
Op motorisch gebied: conditie, evenwicht en het leren ontdekken van het eigen kunnen van het lichaam. Op mentaal gebied: ontdekken, onderzoeken, fouten maken en er van leren, ontwikkeling van de creativiteit, het zoeken en vinden van oplossingen. Op sociaal/communicatief gebied: speelgoed delen, winnen en verliezen, helpen en geholpen worden, samen uitvinden/ontdekken. Uiten wat leuk is en wat niet en waar je grenzen liggen. Maar ook op gebied van natuurlijke oriëntatie: dit punt wordt vaak onderschat. Ontdekken dat mensen een onderdeel zijn van de natuur. Seizoensbeleving, ontdekken van de grenzen van het leven. Leven en dood, winter en zomer, doorns en stekels, warmte en kou, droog en nat, ruw en glad, aaibaar en walging. Maar al te vaak wordt natuurlijk spelen in verband gebracht met hogere risico’s op lichamelijk letsel. Is dit terecht? Of is het niet spelen met en in de natuur uiteindelijk zelfs een groter gevaar voor de gezondheid van de mens? Kán er überhaupt natuurlijk gespeeld worden in een stad zoals Amsterdam? En zo ja, met welke ontwerpfacetten moet er dan rekening worden gehouden?
60
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
Dienst Ruimtelijke Ordening KlaasBindert de Haan (020) 552 7858 kb.dehaan@dro.amsterdam.nl
18 jaar Stadsdeelmonitor De Baarsjes Vanaf 1991 heeft Stadsdeel De Baarsjes onderzoek gedaan naar de opvattingen van de bewoners. Dit is uitgegroeid tot een tweejaarlijkse Stadsdeelmonitor met een uitgebreide enquête over onderwerpen als leefbaarheid, verkeer, veiligheid, wonen, winkelen en dienstverlening. De laatste jaren wordt dit gemixt met informatie uit stedelijk onderzoek, statistische cijfers en andere gegevensbronnen.
De start kwam voort uit de portefeuille sociale vernieuwing. Dit fenomeen was in 1990 nieuw net toen 10 nieuwe stadsdelen in Amsterdam begonnen. De eerste enquête was gefocust op leefbaarheid, veiligheid, opvattingen over de bevolkingssamenstelling en op communicatie. Anno 1990 heerste er in bepaalde buurten onvrede, waren er grote sociaaleconomische problemen en werd gesproken over segregatie. Dit uitte zich in veel stemmers op ultrarechtse partijen.
Aan de hand van een onderzoek naar expositiecentra wordt bekeken hoe vooral aan dit laatste iets gedaan kan worden. Over de hele wereld worden nieuwe expositiecentra gebouwd en bestaande gerenoveerd. Steden als München, Milaan en Madrid bouwen nieuwe centra tussen stad en vliegveld terwijl Frankfurt, Barcelona en Wenen faciliteiten dicht bij de stad hebben. Op hetzelfde moment denkt Amsterdam na over de toekomst van de RAI.
De vragenlijsten van de enquête werden ontwikkeld met gebruikmaking van ander onderzoek in het eigen stadsdeel en ook in goed overleg met onderzoek uit enkele andere stadsdelen. Eind jaren ’90 werd de rol van het Dagelijks Bestuur belangrijker. Maatschappelijke partners werden geconsulteerd en de raadscommissie boog zich nadrukkelijker over de stukken. Na de dualisering van raad tegenover bestuur in 2002, kwamen raadsleden met wensen voor extra vragen. Dit is in goed overleg allemaal afgehandeld. Het uitgangspunt was en bleef dat tenminste 90% van de vragen van de vorige monitor gehandhaafd moesten worden. Dat hoort bij het karakter van een monitor. De dienst O+S die het onderzoek uitvoert, heeft in 2002 voor het eerst het proces van gentrification gesignaleerd. Een lichte verschuiving van minder lagere inkomensgroepen en meer hogere inkomensgroepen, wat te maken heeft met de uitdijende binnenstad. Dit proces heeft zich gestaag voortgezet. In het Trendrapport Binnenstad 2009 wordt hier ook over gerapporteerd. Het 18 jaar lopende project heeft geresulteerd in een succesvolle mix van zogenaamd “zachte” naast “harde” cijfers uit zowel stadsdeel- als stedelijke bronnen.
Stadsdeel West Jan Ponse (020) 253 0018 j.ponse@west.amsterdam.nl
Een academische blik op de RAI Universiteiten zijn bij uitstek plekken waar Research en Development plaatsvindt, ook op ruimtelijk gebied. Onderzoeksresultaten vinden echter maar moeilijk hun weg naar de gemeente. Ambtenaren zijn vaak niet op de hoogte van wetenschappelijk onderzoek, academici zoeken te weinig het maatschappelijk debat en wetenschappelijke conclusies zijn vaak vaag en weinig toegepast op de beleidscontext.
Wanneer de theorie van padafhankelijkheid wordt toegepast op de ontwikkeling van expositiecentra blijkt dat de historie van de faciliteiten en de ontwikkeling van de steden waarin deze liggen van grote invloed zijn op nieuwe investeringen. Faciliteiten passen zich aan hun context aan. De RAI heeft zich door de ontwikkeling van Schiphol en de toeristische sector van Amsterdam ontwikkeld tot een internationaal expositiecentrum terwijl de Jaarbeurs door de centrale ligging van Utrecht is uitgegroeid tot een nationaal centrum. De schaalsprong van de Frankfurter Messe was gekoppeld aan de ontwikkeling van het naastgelegen zakencentrum. In Munchen en Milaan kwam de koppeling tussen een gloednieuw expositiecentrum en het vliegveld voort uit het besef dat de steden internationaal moesten concurreren. De RAI kan leren van deze voorbeelden. Welke keuzes hebben steden met vergelijkbare condities als Amsterdam voor hun expositiecentra gemaakt? Het is echter niet aan wetenschappelijk onderzoek een oordeel te vellen over de kant die de RAI op moet. Wel is het van belang de verkregen inzichten aan de gemeente te presenteren en de implicaties voor Amsterdam onderling te bediscussiëren.
Universiteit van Amsterdam / Dienst Ruimtelijke Ordening Rick Vermeulen (020) 552 7761 rick.vermeulen@uva.nl / r.vermeulen@dro.amsterdam.nl
Kennisdag Ruimtelijke Sector 2009
61