5 minute read

Wat zegt de nieuwe TV binnenbepleisteringen over het droogproces?

Gipsbepleisteringen moeten uitdrogen en dat kost tijd. Maar vaak hebben klanten of collega-aannemers geen geduld en word je langs verschillende kanten onder druk gezet om het drogingsproces te versnellen. Daarom zetten we in dit artikel alle voorschriften in verband met het droogproces uit de nieuwe TV 284 op een rijtje. Wat zegt de TV over het droogproces en de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen?

De meeste voorschriften over het droogproces staan opgesomd in hoofdstuk 6 ‘Uitvoering’ van de TV 284 Binnenbepleisteringen van Buildwise (het vroegere WTCB). In een opsomming van de verantwoordelijkheden van de stukadoor staat onder andere:

• het informeren van de opdrachtgever over de maatregelen die na de werken genomen moeten worden om een goede droging van het pleister te waar- borgen (bv. via de offerte, de algemene voorwaarden en/of stickers)

Ook staat vermeld dat het nemen van maatregelen die na de werken noodzakelijk zijn voor een adequate droging van het pleisterwerk (ventilatie, ontvochtiging ...) niet tot de verantwoordelijkheid van de stukadoor behoort, tenzij in het contract iets anders is afgesproken.

Een aparte paragraaf, aan het einde van het hoofdstuk, verduidelijkt nogmaals dat de aannemer-stukadoor tijdens de werkzaamheden verantwoordelijk is voor de maatregelen ter bevordering van de droging. Na de uitvoering van de pleisterwerken moet de klant daarop toezien (bv. een ontvochtiger of bouwdroger op zijn kosten).

De aannemer-stukadoor moet de opdrachtgever informeren, die op zijn beurt de klant op de hoogte brengt over de manier waarop het pas bepleisterde gebouw moet drogen.

Coördinatie met andere bouwberoepen

Ook in de paragraaf die de coördinatie met de andere bouwberoepen beschrijft, komt het droogproces verschillende keren ter sprake. Zo staat in een opsomming dat de pleisterwerken pas kunnen beginnen wanneer onder andere:

• het mogelijk is om venster- en buitendeuropeningen te sluiten (gesloten ruwbouw)

• na voldoende verharding en droging van de ondergrond.

Uiteraard heeft ook het droogproces van de dekvloer een grote invloed op de luchtvochtigheid in het gebouw. Bij het dogen van de dekvloer komt immers een enorme hoeveelheid vocht vrij. Daarom bevat de TV ook hierover verschillende voorschriften (zie tabel).

Wat met ETICS?

Het is aangewezen om de pleisterwerken vóór de plaatsing van een ETICS uit te voeren. Zo kan het bouwvocht via de binnenlucht of door diffusie doorheen de buitenmuur afgevoerd worden zonder risico op schade aan het ETICS. Wanneer de draagmuur niet voldoende waterdicht is (bv. metselwerk), bestaat er een risico op regendoorslag met vochtvlekken in de bepleistering tot gevolg. Water dat vervuild is door bitumen of houten panelen kan bijvoorbeeld aanleiding geven tot blijvende vlekvorming in de bepleistering.

Wanneer de ondergrond veel wateroplosbare zouten bevat, kunnen deze door de regenwaterinfiltraties naar binnen toe migreren en de hechting van het pleister in het gedrang brengen of aanleiding geven tot uitbloeiingen aan het pleisteroppervlak.

Een mogelijke oplossing voor de regendoorslag bij waterdoorlatende en sterk blootgestelde gevels bestaat erin om de buitenkant van de draagmuur te beschermen door deze af te dekken met een dekzeil, eventueel met behulp van een stelling. In dat geval zal deze bescherming ook gunstig zijn voor de uitvoering van het ETICS.

Het is mogelijk deze fasering om te keren, mits goedkeuring van de ETICS-fabrikant en afhankelijk van het type ondergrond, het binnen- en vooral het buitenklimaat, en de eigenschappen van de ETICS-materialen. Hoewel de muur door het ETICS beschermd wordt, verloopt de droging van de vochtige binnenelementen langzamer.

Tijdens het aanbrengen van het pleister

Tijdens de uitvoering van de pleisterwerken moeten de ruimten in kwestie be- schermd zijn tegen vorst, regen en wind. De temperatuur van de omgeving, de ondergrond en de te gebruiken producten – met inbegrip van het aanmaakwater – schommelt tussen 5 °C en 30 °C (tenzij anders aangegeven in de uitvoeringsvoorschriften van het product). Deze temperatuur moet gedurende minstens 10 dagen na het beëindigen van de werken gehandhaafd worden.

Als het kwik buiten onder nul daalt, kan het nodig zijn de ruimten tot deze temperaturen te verwarmen. Pleisters die nog vers zijn (alle soorten pleister) of die na droging opnieuw bevochtigd kunnen worden en daaraan gevoelig zijn (bv. gipspleister), mogen niet blootgesteld worden aan temperaturen onder het vriespunt, omdat anders vorstschade kan ontstaan.

Bij warm weer (meer dan 30 °C) of bij wind tijdens het bepleisteren moeten de nodige maatregelen genomen worden om het risico op te snelle droging te beperken. Zo moeten tocht en direct zonlicht vermeden worden.

Bij warm en droog weer moeten pleisters op cement- en/of kalkbasis bevochtigd worden om oppervlaktekrimp te beperken. De ruimten moeten gedurende ongeveer acht uur na de uitvoering geventileerd worden zonder tocht te veroorzaken.

Van deze voorschriften mag alleen afgeweken worden indien de fabrikant van de bepleistering andere gegevens verstrekt of voorafgaandelijk toestemming verleent.

Maatregelen voor een goede droging

Onderstaande tabel somt een aantal maatregelen op die de stukadoor moet nemen om een correcte verharding en droging van de bepleistering te verzekeren in functie van de aard van het pleister.

Intensieve ventilatie en sterke tocht moeten tijdens de verhardingsfase vermeden worden, omdat dit de hydratatie en/of de binding van de aangemaakte pleisters kan beïnvloeden (verbranden). Zodra het pleister uitgehard is (bv. na enkele uren voor gipspleisters), moeten tijdens de drogingsfase verschillende maatregelen genomen worden om ervoor te zorgen dat het pleister zonder schade het verwachte gedrag en de verwachte prestaties kan bereiken. Er moet gezorgd worden voor adequate drogingsomstandigheden van het pleister, zoals:

• het hydratatieproces bevorderen en schadelijke uitdroging van cement- en/of kalkpleisters voorkomen (risico op scheurvorming)

• overtollig vocht uit gips- en kleipleisters verwijderen

• zorgen voor geschikte, relatief droge omstandigheden voor organische pleisters.

In de zomer moet de ventilatie van de ruimten gewaarborgd worden om een toereikende luchtverversingsgraad te behalen. Hiertoe volstaat het doorgaans om de ramen in de verschillende gevels van het gebouw op een kier open te laten staan.

Deze maatregel is echter niet altijd voldoende wanneer intensieve ventilatie (voor gipspleisters) noodzakelijk is. In dat geval moeten binnendeuren en ramen wijd open gelaten worden, op voorwaarde dat de weersomstandigheden buiten voldoende droog zijn.

Indien er in bepaalde ruimten geen opengaande vensters zijn (bv. in een badkamer of toilet), kan het nodig zijn om ontvochtigers te gebruiken, zodat een deel van de waterdamp uit de lucht onttrokken kan worden (afgeraden en zelfs verboden bij cement- en/of kalkpleisters). Deze ontvochtigers kunnen voorzien zijn van een toestel dat de relatieve luchtvochtigheid controleert (vastgesteld op ongeveer 50 % RV). Ze moeten dan ook gebruikt worden tot het binnenklimaat rond deze vastgestelde waarde gestabiliseerd is.

In het geval van gebouwen die uitgerust zijn met een gecontroleerde mechanische ventilatie (kantoorgebouwen, passiefhuizen met een balansventilatiesysteem ...) en die voorzien zijn van overwegend vast schrijnwerk, zijn de ventilatiemogelijkheden vaak beperkt zolang het mechanische-ventilatiesysteem niet operationeel is. De ontwerper dient er dus voor te zorgen dat er een aantal opengaande vensters aanwezig zijn.

In de winter, wanneer het door de lage temperaturen niet mogelijk is om een toereikende droging te verkrijgen, moet men de ruimten ventileren en verwarmen. Meer weten? www.buildwise.be

Op 22 december 2023 heeft de Vlaamse regering een aanpassing aan het Vlaams Reglement voor duurzaam beheer van Materialenkringlopen en Afvalstoffen (VLAREMA) goedgekeurd. En dat heeft ook gevolgen voor het afval van gipsproducten.

Het VLAREMA bevat ook de Vlaamse regels voor bedrijfsafval en beschrijft hoe bedrijven hun afval in de juiste afvalcontainer moeten sorteren en laten ophalen door een erkend inzamelaar. Het uitgangspunt is dat afval moet zo veel mogelijk moet gesorteerd worden aan de bron. Dat levert immers de zuiverste fracties op en zorgt zo voor de meest hoogwaardige recyclage.

Vlaamse bedrijven waren reeds verplicht om 24 verschillende materialen te sorteren en apart in te zamelen. Door de aanpassing aan het VLAREMA komen daar vanaf 1 juli 2024 vijf nieuwe stromen bij, waaronder dus gipskartonplaten en gipsblokken.

Meer weten?

In Info NaVAP/UNEP 04 van 2017 verscheen een uitgebreide reportage over de recyclage van gispkartonplaten. Je kan die online nog steeds lezen via www.issuu.com/embuild

This article is from: