3 minute read
Kennis delen tijdens de negende Nationale Datacenterdag
In totaal namen in juni tien
Nederlandse datacenters deel aan de Negende Nationale Datacenterdag. Een van die datacenters was Interconnect. “Veel IT’ers zijn volledig afhankelijk van datacenters, maar zij er nog nooit binnen geweest.” Tekst: Mels Dees
Rob en Jeroen Stevens waren pioniers in datacenterland toen ze in 1995 hun datacenter Interconnect in Den Bosch openden. En pioniers zijn ze nog, zo schakelden ze begin deze maand over op volledig groene stroom. “In die tijd was inter-connectiviteit nog een ‘nice tot have’,” legt directeur Rob Stevens uit. “Ik heb meegemaakt dat een website soms een uur niet werkte voordat we een telefoontje kregen met de vraag of er iets aan de hand was.”
Het is anders geworden, wil de medeoprichter maar zeggen. “Iedereen is afhankelijk van internet. IT-bedrijven, cloud-bedrijven en datacenters vormen het fundament van de samenleving.” Stevens vertelt dat hij zijn dochters van 19 en 15 vaak heeft geprobeerd uit te leggen was hij, zijn broer en de collega’s in het datacenter doen, maar dat blijft een uitdaging. “Papa zorgt ervoor dat het wifi werkt,” is de boodschap die dan blijft hangen. “Voor hen is internet vanzelfsprekend. Dat is de essentie van ons werk: die vanzelfsprekendheid garanderen.”
Maar vanzelfsprekendheid mag niet leiden tot onzichtbaarheid en onbekendheid. “Daarom zijn we niet alleen een van de initiatiefnemers geweest bij het oprichten van de Dutch Datacenter Association (DDA), maar deden we ook mee aan alle datacenterdagen, waarvan we dit jaar de negende editie beleven.” De directeur geeft aan dat het hem steeds weer verbaast dat mensen die midden in de IT zitten en er sterk van afhankelijk zijn nog nooit een datacenter van binnen hebben gezien. En dat ze niet weten wat erin gebeurt. Deze dag laat de bezoekers de zalen van het datacenter zien.”
Kennisdelen over datacenters
De Managing Director van DDA, Stijn Grove, was ook afgereisd naar Eindhoven. Voor hij zijn toespraak begon in het auditorium van het datacenter, vroeg ChannelConnect of het anno 2023 nog mogelijk zou zijn als mkbbedrijf een datacenter te starten, zoals de gebroeders Stevens voor de eeuwwisseling deden. “Je moet niet de ambitie hebben meteen een datacenter op hyperscalerformaat neer te zetten,” geeft Grove aan. “Maar een datacenter met een focus op colocatie, met persoonlijk contact in een regionale en wellicht ook verticale specialisatie, waar bijvoorbeeld bepaalde servers van klanten op een private floor staan, is zeker nog mogelijk.” Stijn Grove wees de aanwezigen nadrukkelijk op het feit dat de bijeenkomst in een goed geoutilleerd auditorium kon plaatsvinden, midden in een datacenter. “Interconnect wil al vanaf de oprichting kennis delen over de praktijk van de datacenters en het belang van datacenters voor bijna elke Nederlander.
Stevens gaf daar voorbeelden van. “Vodafone huurt hier ruimte, dus hun klanten bellen wellicht via servers in dit pand. Een grote bank huurt hier ook, dat maakt onder meer pintransacties nodig. En dankzij collega’s van anders datacenters kijken we Netflix of plannen routes in de auto.”
Snelle groei
Uiteraard ging Grove in op het publieke debat. “Datacenters zijn nog steeds in het nieuws en het is vaak dezelfde riedel: stroomverbruik, watergebruik, lelijke grote gebouwen. Maar we zijn afhankelijk van deze centra voor de diensten die Stevens net noemde.” Overigens liet de datacenterdirecteur later die middag foto’s zien van het nieuwe datacenter van Interconnect langs de A2 bij Den Bosch, dat toch beslist niet als lelijk omschreven kan worden.
“En ook daar is ruimte voor uitbreiding, want al sinds 1995 weten we dat de hoeveelheid ruimte die we nodig hebben altijd sneller groeit dan verwacht.” De datacentersector is nog steeds volop in ontwikkeling en beweging, en die trends brengt DDA jaarlijks naar buiten in een rapport dat Stijn Grove aan Rob Stevens overhandigde.
Out-of-the-box denken
Vervolgens kreeg Carlo van de Weijer het woord. Hij is directeur van het EAISI (Eindhoven Artificial Intelligence Systems Institute) en ging in op de opmars van AI en applicaties als ChatGPT, die nogal wat rekenkracht vergen. “Veel mensen denken dat de opmars van AI zal leiden tot een enge toekomst en denken aan films die laten zien dat machines de wereld overnemen,” begon Van de Wijer zijn bijdrage. “We kunnen de ontwikkeling van AI niet stoppen, maar we kunnen ons er wel tegen wapenen.” De specialist verwachtte zeker wel dat bepaalde banen en functies overgenomen worden door steeds slimmere technologie. “Dat proces speelt al heel lang, er zijn nauwelijks bankmedewerkers meer of mensen die loonstrookjes invullen.” Het zijn de creatieve beroepen én de vakmensen die mooie dingen kunnen maken met hun handen waar vraag naar blijft. “AI is heel goed in het volgen van protocollen, in het binnen de lijntjes kleuren. Wij mensen zijn juist goed in out-of-the-box denken en wellicht het randje van de wet opzoeken, en daar ook even overheen gaan. Als we er zo tegenaan kijken maakt AI het leven veel leuker.” ◾