Een lampenglas met een verhaal Inleiding
In de museumcollectie van Erfgoed Lommel bevindt zich een lampenglas dat ooit op een petroleumlamp stond. Op het eerste gezicht is het een gewoon lampenglas. Het is er eentje zoals er honderden, duizenden … zijn gemaakt . Of is er toch iets bijzonders mee?
Petroleum
In 1859 slaagde Edwin L. Drake er voor het eerst in om aardolie op te pompen uit een geboorde put. Plaats van het gebeuren: Titusville in de staat Pennsylvania van de Verenigde Staten van Amerika. Dit was het beginpunt van een omwenteling in de energievoorziening. Men kon nu beschikken over grote hoeveelheden fossiele brandstof en bovendien was deze aardolie relatief goedkoop. In 1861 verschenen de eerste schepen met petroleum (geraffineerde aardolie) in de haven van Antwerpen. Vanaf dan werden er petroleumlampen gebruikt om straten en huizen te verlichten. Olielampen – de voorlopers van de petroleumlampen – verdwenen uit beeld. Kaarsen bleven nog wel in gebruik, zeker in vele huizen op het platteland.
De jongste aanwinst in de collectie van Museum De Kolonie: een lampenglas vervaardigd op Lommelse bodem.
Maar, om te verlichten waren er niet alleen petroleumlampen of kaarsen. Tijdens het eerste kwart van de twintigste eeuw kende de gasverlichting in België haar hoogtepunt. In Lommel werd tussen 1910 en 1914 gasverlichting aangebracht in het dorpscentrum. Het gas werd
geleverd door een gasfabriek in de … Gasstraat! Na de Eerste Wereldoorlog maakten kaarsen, petroleum- en gaslampen geleidelijk plaats voor elektrische verlichting. Maar dat is weer een ander verhaal. Keren we terug naar de petroleumlamp.
Lampenglas
Op een petroleumlamp hoorde natuurlijk een lampenglas thuis. Dit glas schermde de vlam af van de omgeving en tegelijkertijd zorgde het glas voor een betere verspreiding van het licht. Het lampenglas was al langer bekend. In 1785 gebruikte de Fransman Antoine Arnold Quinquet het lampenglas voor het eerst op een door hem uitgevonden gesofisticeerde olielamp. Onderaan, tot op een hoogte van ongeveer 3 cm, zijn vele lampenglazen gewoon ringvormig. Hogerop krijgen ze vaak de vorm van een peer. Dit peervormige silhouet verleent de lampenglazen een elegante vorm. Ons lampenglas heeft dit elegante uiterlijk niet. Het is gewoon een glazen cilinder van ongeveer 25 cm hoog, die tussen 3 en 9 cm hoogte een bolvormige verdikking vertoont. De cilinder versmalt een heel klein beetje naar boven toe: onderaan bedraagt de diameter 48 mm en bovenaan 43 mm. Ons lampenglas heeft dus een eenvoudige vorm die het glas daarom niet minder geschikt maakte voor zijn functie, namelijk het licht van een petroleumlamp verspreiden.
Een lampenglas met een verhaal
15
Bovenaan op het lampenglas merk je een witte stempel. In de rand van de stempel zijn de letters uitgespaard en je leest er volgende tekst : VERRERIES DES STEVENSVENNEN – LOMMEL – BELGIQUE. In de stempel staan de witte letters S.E.L. en boven deze letters is een gestileerd boompje/struikje afgebeeld. Deze stempel maakt ons lampenglas bijzonder.
Wit zand
Om dergelijke lampenglazen te maken had men wit zand nodig. In onze streek ontdekte men grote hoeveelheden wit zand bij het graven van het Kempens Kanaal en vanaf 1850 was er interesse om het zand op een industriële wijze te ontginnen. Het gemeentebestuur van Lommel startte in mei 1887 met een eerste zandgroeve op de Hoogmaatheide, nabij het gehucht Blauwe Kei. De uitbating van deze zandgroeve was echter geen succes en na een tiental jaren stopte men met de ontginning ervan. Stanislas Emsens opende in 1896 op het gehucht Stevensvennen een particuliere zandgroeve. Om het zand uit de ondergrond te halen, maakte zijn bedrijf gebruik van een gemechaniseerde zandzuiger, aangedreven door stoomkracht. In de beginjaren van deze particuliere zandgroeve werd het witte zand naar Wallonië getransporteerd. Daar werden er allerlei glazen voorwerpen van gemaakt. In Kattenbos werd in 1891 een tweede gemeentelijke zandontginning geopend en in 1896 was de schepzak er nog
16
Een lampenglas met een verhaal
altijd het instrument bij uitstek om het witte zand te ontginnen. Pas in 1906 zou de gemeente een baggermolen kopen die op stoomkracht functioneerde. Het zand uit de gemeentelijke zandgroeve in Kattenbos werd via een smalspoor tot aan het Kanaal van Beverlo getransporteerd. Daar werd het zand overgeladen in binnenschepen en ook dit “gemeentelijke zand” werd, net als het zand van Emsens, verder vervoerd naar de zandverwerkende glasindustrie in Wallonië.
Glasfabriek
De ondernemer Stanislas Emsens waagde zijn kans en ging in 1908 de concurrentieslag met de Waalse glasindustrie aan. Hij stichtte in dat jaar de glasfabriek Verreries des Stevensvennen S.E.L.(Stanislas Emsens à Lommel), waar zand uit de eigen groeve werd verwerkt. In de Kempen was er echter geen traditie van glasblazen en Emsens moest glasblazers van elders aantrekken om in zijn Verreries te werken.
De stempel die van ons doodgewone lampenglas een bijzonder item maakt.
Met dank aan:
Antiquair Villa Helena, Mol; Dominique Vanpée, Leuven; Alex Lefevere, Mol.
Lees ook:
- LEYSEN Veerle en INDEKEU Bruno, Van teutendorp tot bruisende stad. Lommel in de voorbije twee eeuwen (1800-2000), in de reeks “Publicaties van de V.Z.W. Museum Kempenland te Lommel”, nr. 18, Lommel, 2001. - WEYNS Jozef, Volkshuisraad in Vlaanderen, deel 2, Beerzel, 1974 - VAN DE MAELE Romain John, Licht en vuur, eenvoudige dingen. De nieuwe verlichtingsmiddelen in de Ieperse en Leuvense pers (1880-1930), in Ons Heem, jg. 61, nr. 3, 2008, p. 2 – 18.
Hij vond die arbeidskrachten in Duitsland en hij bouwde voor hen en hun familie zes gekoppelde woningen, dus twaalf huizen in totaal, in het gehucht Blauwe Kei nabij het Kempens Kanaal. De bakstenen voor de huizen werden (vermoedelijk) geleverd door de steenfabriek die Emsens in 1906 in Stevensvennen had opgericht. Al vlug kreeg de wijk waar de Duitse glasblazers woonden de naam “Klein Duitsland” (nu Ankerstraat). De Verreries des Stevensvennen S.E.L. waren gespecialiseerd in de productie van flessen, uitsluitend bestemd voor de Belgische markt. Er werden echter niet uitsluitend flessen geblazen, maar ook lampenglazen! Jammer genoeg was de concurrentie van de Waalse glasindustrie te sterk en moest de glasfabriek op Stevensvennen al op 1 maart 1913 de deuren sluiten. De Duitse glasblazers trokken terug naar Duitsland. Iets meer dan een jaar later brak de Eerste Wereldoorlog uit. Een succesvolle glasnijverheid in de Kempen kwam er pas toen in 1921 in Mol de bedrijven S.A. Glaces en Verres (Glaver) en Compagnie des Verreries du Pays de Liège et de la Campine S.A. werden opgericht. In Lommel werd in 1924 het bedrijf Verreries Campinoises opgericht, maar dit bedrijf was helaas geen lang leven beschoren. Het ging ‘op de fles’ in 1930.
Even samengevat
Het lampenglas uit onze collectie werd op een dag tussen 1908 en 1913 geblazen in de eerste glasfabriek in de Kempen. Deze fabriek lag in het Lommelse gehucht Stevensvennen en droeg als naam Verreries des Stevensvennen S.E.L.. Eigenaar van de fabriek was de Lommelse ondernemer Stanislas Emsens (S.E.L.!) , die met deze fabriek niet aan zijn proefstuk toe was. Hij was ook de eigenaar van de zandgroeve waaruit het witte zand afkomstig was, dat als grondstof voor het lampenglas werd gebruikt. Een Duitse arbeider blies het lampenglas. Hij verbleef samen met zijn gezin in een woning, gebouwd door Emsens in de wijk “Klein Duitsland”.
Slot
Het lampenglas is zeker geen kunstwerk. Maar het eenvoudige gebruiksvoorwerp vertelt aan wie aandachtig kijkt en vragen stelt een boeiend sociaal-economisch verhaal uit een vervlogen verleden. Het lampenglas is een topstuk uit het Lommelse erfgoed! Het is vanaf nu te bekijken in de vaste museumopstelling in Museum De Kolonie. Ferdi GEERTS
Een lampenglas met een verhaal
17