De Herberg, een terugblik

Page 1

IN De Herberg

1


De rode draad De WRZV-hallen zijn dit jaar bijna 25 jaar oud. Reden om terug te blikken, om betrokkenen te interviewen, om tevreden te zijn over de manier waarop deze plek in Zwolle zijn rol vervult. Behalve een multifunctioneel sportcentrum is het ook een plek geworden waar kansarmen zich thuis voelen. Bovendien is het de plek waar De Herberg, opvang voor dak- en thuislozen, ‘geboren’ werd. In dit boek wordt de geschiedenis van de WRZV-hallen en van De Herberg op een prachtige wijze verhaald. Ruim vijfentwintig betrokkenen schetsen hun ervaringen, hun beelden.

Al eerder verschenen de publicaties ‘Van het putje tot de Herberg’ (2004) en ‘Van de Straat’ (2008). Daarmee vormt dit boek ‘In De Herberg’ een sluitstuk, het laatste van een drieluik. De gezamenlijke corporaties van Zwolle en de regio IJssel-Vecht zijn blij met de positie die De Herberg zich in de loop van de jaren heeft verworven. Ze zijn blij met de nieuwe huisvesting die in 2009 voor De Herberg werd gerealiseerd en de rol die wordt vervuld bij de opvang van dak- en thuislozen. Ze zijn daarbij bijzondere dank verschuldigd aan Joop van Ommen, die met zijn meer dan tomeloze inzet de samenleving bij de les houdt als er wat mis gaat. Zijn motto en dat van de corporaties is: ‘de rode draad, niemand op straat’. Daar gaat dit boek dus over! Gerrit Teunis, oktober 2012

2

3


Inhoud

>

4

3 5 6 9 13 15 16 17 21 24 28 29 30 35 39 42 46 47 51 56 61 65 68 74 75 79 82 85 89 93 97 100 103 105

De rode draad Inhoud Ballade van De Herberg Gerard de Goede over 25 jaar WRZV-hallen. Waar blijft de tijd? Buitengasthuis ‘Het kerkhof ontruimen? Over mijn lijk’ Bekende gezichten Joop van Ommen Joyce Conrad Bewoner Abel de haan WRZV-hallen Slopen kunnen we al, bouwen nog niet Ontwikkeling WRZV-hallen Willemien van Haeringen over persoonlijke ervaringen Plaatsing containers achter de WRZV-hallen Bewoner Rob Lindveld Meer dan sport Kerstdiner in de ‘WRZV-stallen’ Dikky van Gijssel over het recht op een derde, vierde of vijfde kans Bewoner Brammetje de Jeude De Herberg en de politiek Eddy van Hijum over de voorbeeldfunctie van De Herberg Bewoner Eric Mulder Een ander dagritme Pauropus, werken is gezond Gerrit Teunis over het Herberg-voetbalteam Bewoner Jacqueline Jaap Hagedoorn over de zoektocht naar een geschikte locatie Nelleke Vedelaar over het recht op een plek in de samenleving Een gebouw van tweedekansmaterialen voor tweedekansmensen Eelke Blokker over De Herberg als instituut voor de onderkant Bewoner Jacob de Vries De Herberg in de media Michael Amsman over zijn twee petten

5


Ballade van De Herberg

Al zo veel jaren zoekend naar een herbergier troffen we aan het einde van een lange weg iemand die ons zonder vragen naar de plek bracht waar we ons verhaal probeerden te begrijpen.

En jij prikte naald na naald in het koningsblauw van je langzaam tot kippenpoot gekrompen arm. Je netvlies werd een mozaïek, je kreeg het warm en toen weer koud in de tunnels naar de morgen.

Maar wanneer het ooit begon is niet te zeggen. Er waren tekens van schimmel en betonrot onder ons schedeldak en in onze levens, die we verborgen, ontkenden of negeerden.

En ik knokte om een sigaret of leugens; ik verloor een oor, een oog, mijn slaapplaats onder de bruggen. Gehavend als een kater trok ik verder, blij met elke mistbank in mijn denken.

Voor Joop van Ommen

Levenspartner, kind en vriend en baas vervaagden; alleen nog schimmen in de verlaten kamers die zich met kapotte vuilniszakken vulden, het stinkende gezelschap van vergooid bestaan.

Paul Gellings

Restte nog het huis dat allang geen thuis meer was; niet meer dan een samenraapsel van wat muren, een afgesloten telefoon, geen gas, geen licht, nachten in een krul om een gedoofde kachel. Niemand weet precies wanneer we zijn vertrokken; een stem zei: ‘Die woning is niet meer te kraken.’ En plots lag daar de straat tot aan de horizon, een rouwrand, een vergeten spooremplacement. De een bouwde kaartenhuizen in portieken, hazenlegers in het struikgewas van parken, logeerde in hotel De blote Hemel waar hij onder de verkeerde sterren wakker lag. De ander zoog de geest van vruchtvlees uit een fles, waarna zijn eigen geest zijn hoofd al snel verliet, dubbelziende ogen die de grauwe rimboe van de straten kleurden met een penseel van pijn.

6

7


Gerard de Goede over 25 jaar WRZV-hallen. Waar blijft de tijd? In 2012 bestaan de WRZV-hallen precies 25 jaar. In die relatief korte tijd zijn de hallen een baken geworden voor veel mensen. Een belangrijk onderdeel van hun bestaan: van sporters die er hun vrije tijd doorbrengen en christenen die er God ontmoeten, tot daklozen en minderbedeelden die er onderdak vinden, werkervaring opdoen, een warme hap krijgen en er hun hart kunnen luchten. Toch weten maar weinig mensen hoe het ook alweer begon. Gerard de Goede weet dat nog precies, want hij was er vanaf het begin bij betrokken. Werkzaam bij de KNVB afdeling Zwolle, mocht Gerard in zijn jonge jaren zelf ook graag een balletje trappen. Daarom werd hij lid van de Zwolse zaalvoetbalvereniging WRZV. Samen met zijn teamgenoten trainde hij wekelijks in de IJsselhallen. Toen Joop van Ommen als initiatiefnemer van de zaalvoetbalclub, doorhad dat Gerard meer dan gemiddeld thuis was in de voetbalwereld, vroeg hij hem steeds vaker om advies. “Dat was in de periode dat ze van ‘wild’ zaalvoetbal naar regulier zaalvoetbal gingen. Zodoende heb ik er dus een paar keer wat hand en spandiensten verleend”, vertelt Gerard. “Daarna ben ik er altijd blijven hangen.”

Veiligheid Het zaalvoetballen was enorm populair. Het mooie van de club was dat de leden geen contributie 8

hoefden te betalen, maar slechts moesten zorgen voor een sponsor om de zaalhuur en hun shirtjes te bekostigen. Als een bepaald team dat niet voor elkaar kreeg, kende Joop altijd nog wel iemand die wilde sponsoren. Mede daardoor groeide de club en telde binnen de kortste keren zo’n 1400 leden, die verdeeld over 36 teams iedere week kwamen spelen. “Qua ruimte voldeden de IJsselhallen prima en hadden we nog jaren door kunnen groeien, maar wat betreft de veiligheid, ging het op een gegeven moment niet langer meer”, herinnert Gerard zich. “De vloeren werden steeds slechter en er waren regelmatig spelers die hun enkelbanden scheurden. Het werd gewoon te gevaarlijk om er te voetballen, dus kwam Joop met het idee om een eigen hal te bouwen. Dat leek mij wel een mooi avontuur, dus zo kwam ik terecht in de werkgroep die het een en ander zou voorbereiden.”

Buitengasthuizen De werkgroep bestond uit Henk Klompenmaker, Gerard Evers, de heer Riksman, Joop van Ommen en Gerard de Goede. Ze waren ervan overtuigd dat het zou gaan lukken. “Ik was toen midden twintig, dan vind je zoiets geweldig. Je leert er ook veel van. De eerste stap was het zoeken naar een goede locatie. Ons oog viel al snel op de buitengasthuizen. De huizen en flatjes die daar stonden, werden niet meer gebruikt. Het stuk grond tussen de woningen en het kerkhof leek ons een geschikte locatie voor een 9


multifunctionele hal”, vertelt Gerard. “De aankoop was veel te duur voor ons als stichting, maar via Joop kwamen we in aanraking met woningcorporatie SAVO, die er wel wat voor voelde om de huisjes te renoveren en te verhuren. Zo werd het voor ons mogelijk om het stuk grond te kopen. Hoewel, kopen… we hadden zelf geen geld, maar gelukkig besloot de gemeente, nadat wij een plan hadden ingediend met een uitgebreide begroting, ons te financieren.”

Beheerder Hoofddoel van de stichting WRZV was het exploiteren van een hal waar iedereen, en met nadruk ook de zwakkeren in de samenleving, terecht konden om te sporten en zich te ontspannen. “Het was vooral Joop die daarop hamerde. Hij wilde de minderbedeelden en gehandicapten ook een kans gunnen en werkte keihard aan de komst van de hallen. Dat was een mooie tijd. Toen alle plannen rond waren en er gebouwd kon worden, focusten wij ons op de exploitatie. Hoewel wij als bestuur eindverantwoordelijk waren, moest er wel een directeur komen die verantwoordelijk zou zijn voor de dagelijkse gang van zaken. Omdat Joop zo ontzettend hard had gewerkt aan de tot standkoming van de hallen, gunden wij hem deze baan van harte. Sterker nog, een betere kandidaat zouden we nooit kunnen vinden, want Joop had een enorm netwerk, organiseerde van alles en was voor niets en niemand bang.” 10

Dat Joop een man met een gouden hart was, wist het bestuur allang. Dat hij mensen die het even moeilijk hadden, in zijn huis opving ook. Maar het bestuur vernam vanuit de krant dat Joop mensen onderdak gaf in de kleedkamers van de WRZV. “Dat verbaasde ons eigenlijk niets, want zoiets was net iets voor hem. Hoewel wij in theorie wisten dat zoiets eigenlijk niet kon, waren we het er wel over eens dat iedereen recht heeft op een dak boven zijn hoofd. Dus we gedoogden het, omdat we de doelstelling ‘niemand op straat’ ook wel vonden passen bij de WRZV. Tegelijkertijd was het wel een duidelijk signaal naar de gemeente: er moest iets gebeuren.” Het aantal van daklozen dat onderdak vond in de kleedkamers, groeide en groeide. Praktisch was het niet, want het kostte een hoop organisatie omdat de opvang natuurlijk niet ten koste mocht gaan van het gebruik van de hallen. “Juist toen we ons begonnen af te vragen hoe dat nu verder moest, kwam Joop op het idee om containers te plaatsen achter de sporthal. Hoe groter de groep werd, hoe moeilijker het in de hand te houden werd. Want je hebt het wel vaak over verslaafden en mensen met een psychische stoornis die dag in dat uit op elkaar lip zaten. Via de gemeente kwam Joop toen in contact met de RIBW, die samen met hem meer structuur in de opvang bracht.”

Exploitatie

Collectief geheugen

Dat dat na verloop van tijd Stichting De Herberg werd opgericht, die zich inzette voor een permanente opvang, werd van harte toegejuicht door het WRZV-bestuur. “Wij waren verantwoordelijk voor de exploitatie van de hallen en daar hadden we onze handen vol aan. Het draaiend houden van een sporthal is geen eenvoudige klus, al zit hij bijna altijd vol. We hebben weleens een uitschieter naar beneden gehad, maar we draaien nu weer rond de nul, al wil dat niet zeggen dat we een rijke club zijn. We krijgen van de gemeente een sportsubsidie en daarnaast een kleine sociale subsidie, maar voor het overige valt de WRZV net altijd overal buiten de regels, om de doodeenvoudige reden dat wij mensen opvangen die zich niet aan de regels houden.” Volgens Gerard wordt er dan ook om de zoveel tijd door een ambtenaar geroepen dat de hallen moeten sluiten, omdat ze economisch niet verantwoord zijn. “Dan zeg ik: vind je het gek? Wij vervullen voor een groot deel jullie taak. Maar doe de boel maar dicht en zie maar wat er gebeurt. Want economisch gezien hebben ze gewoon gelijk, dan moet er geld bij. Maar op maatschappelijk en politiek terrein heb je een ongelofelijk grote opbrengst, die niet is uit te drukken in geld.”

Vijfentwintig jaar WRZV-hallen, vijfentwintig jaar Gerard de Goede in het bestuur. Wordt het niet eens tijd om te stoppen? “Ik denk wel eens: nu is het tijd om plaats te maken voor iemand anders. Maar dat stel ik dan altijd nog even uit. Want ik blijf erbij betrokken. Het is inmiddels echt wel mijn ding. Het wordt ook nooit saai. We zijn nu in gesprek met de gemeente over de toekomst van de hal, want die is inmiddels dus 25 jaar oud en vergt steeds meer onderhoud. Ik weet niet wat daar uitkomt. Het kan ook best zijn dat, wanneer het ooit goed gaat lopen, ik er dan mee stop. Eigenlijk denk ik daar nooit zo over na. De WRZV is een deel van mijn leven. En na al die jaren ben ik een beetje het collectieve geheugen van het bestuur, dus ik kan eigenlijk niet weg”, besluit hij met een glimlacht.

11


Buitengasthuis Eeuwenlang voordat Joop van Ommen de eerste zwervers onder zijn hoede nam en onderdak verschafte in de kleedkamers van de Zwolse WRZV-hallen, vonden op precies dezelfde locatie vreemdelingen, zwervers, zieken en ouden van dagen een veilig onderkomen in het Buitengasthuis. Het Buitengasthuis werd in 1377 als verpleeghuis voor melaatsen gesticht onder de oorspronkelijke naam Ten Heilige Cruse. Het gasthuis stond in de wijk Kamperpoort, ver buiten de stadspoorten van Zwolle, want voor lijders aan deze gevreesde ziekte was geen plek in de stad. Uit angst voor besmetting mochten zij zelfs niet in de stad ter kerke gaan of zelfs maar begraven worden. Er werd daarom naast het gasthuis een begraafplaats aangelegd met daarop een kleine kapel. De begraafplaats Het Heilige Kruis bestaat nog steeds, maar de kapel werd al in 1703 door een storm verwoest.

hun oude dag. Toen het Buitengasthuis na de Tweede Wereldoorlog in de rode cijfers kwam te staan en zelfs geen geld meer had om de woningen goed te onderhouden, werd er aan de bewoners een financiĂŤle bijdrage van een gulden per week gevraagd. Dit was de eerste stap tot de verhuur van bejaardenwoningen. Vanwege de geĂŻsoleerde ligging werd het Buitengasthuis aan het einde van de jaren 80 uit de vorige eeuw verkocht aan woningstichting SAVO en aan de Stichting Sporthal WRZV. Naast het bieden van ruimte aan sporters, kreeg het voormalige Buitengasthuis dankzij Joop van Ommen al snel haar eerste functie terug: een plek waar vreemdelingen en zwervers welkom zijn.

Nadat de laatste melaatse was gestorven en de ziekte was uitgeroeid, werd het gasthuis bestemd voor de verpleging van zieken en bejaarden. Het kreeg de naam Buitengasthuis, te onderscheiding van het Binnengasthuis dat middenin de stad stond. Gaandeweg verschoof de functie van het Buitengasthuis van ziekenhuis naar bejaardenhuis. De bewoners kregen gratis huisvesting en een zakcentje en konden daar ontspannen genieten van 12

13


‘Het kerkhof ontruimen? Over mijn lijk’ Bij leven werden ze de stad uitgezet, maar ook na hun dood waren de Zwolse leprozen in de Middeleeuwen niet welkom in de stad. De angst voor besmetting was te groot. Hun laatste rust vonden ze op begraafplaats Het Heilige Kruis naast het Buitengasthuis. Deze begraafplaats werd tot in het midden van de vorige eeuw gebruikt. Van de eerste gebruikers van de dodenakker is tegenwoordig geen spoor meer te bekennen. De oudste zerk die er te vinden is, stamt uit 1863 en de jongste werd geplaatst in 1950. Toch maakt het kerkhof geen vereenzaamde of verwaarloosde indruk. De stenen met bekende Zwolse namen als Van Beek, Rigter, Roelofs en Van Marle, zijn schoon en zien eruit alsof ze pas geplaatst zijn. Er is geen spoortje onkruid te vinden en de paden zijn netjes aangeharkt. Werk van de bewoners van De Herberg. In 2007 dreigde het kerkhofje te worden geruimd en scheelde het maar een haartje of de luttele vierkante meters van het historische stukje grond waren ten prooi gevallen aan projectontwikkelaars. Om dat te voorkomen is Joop van Ommen er dwars voor gaan liggen, want ‘zijn’ begraafplaats ruimen? “Over mijn lijk, heb ik toen gezegd en ik heb alles uit de kast getrokken om dat te voorkomen”, vertelt Van Ommen. “Het is me uiteindelijk gelukt en dan denk ik er maar niet aan dat al die moeite niet nodig was 14

geweest als ik in 1987 was ingegaan op het aanbod van de gemeente. Ik kon de begraafplaats toen namelijk kopen voor een het symbolische bedrag van één gulden. Alle bomen en stenen mocht ik weghalen, als ik maar een herinneringssteen zou plaatsen. Ik heb dat toen niet gedaan omdat ik de doden hun laatste rustplaats gunde. En misschien ook wel niet omdat mijn moeder toen zei: Jopie, wat jij doet in de WRZV-hallen is prachtig, maar van de dooien blijf je af. Maar ja, dat is achteraf gepraat.” Dankzij zijn inspanningen ademt het door hekken afgesloten kerkhof nog steeds een serene rust uit. Hoewel de daklozen allang zijn verhuisd naar de nieuwe Herberg aan de Nijverheidsstraat, voelt Van Ommen zich nog steeds verantwoordelijk voor het onderhoud van het hofje. “Toen de opvang nog bij de WRZV-hallen was, ging dat wel iets gemakkelijker”, bekent hij. “Het was naast de deur, dus stuurde ik er iedere dag een paar van onze gasten heen om het netjes bij te houden. Nu moet ik er echt aan denken dat ik ze regelmatig vraag om er even met de hark en schoffel heen te lopen.”

15


Joop van Ommen Zeg Herberg en je zegt Joop van Ommen. Zeg Joop van Ommen en je zegt Herberg. De Zwolse jongen die al op 12-jarige leeftijd zijn vader verloor en opgroeide in een gezin met veel liefde en weinig geld, heeft altijd een warm hart gehad voor degenen die het minder goed getroffen hebben in hun leven. Zijn leven staat in het teken van geven.

Bekende gezichten

Na het overlijden van zijn vader, wist de jonge Joop zich al snel zelf te redden. In plaats van naar school te gaan, scharrelde hij graag rond op het Rodetorenplein en langs de Thorbeckegracht waar destijds veel handel gedreven werd. Door allerlei hand- en spandiensten te verrichten, sprokkelde hij een mooie cent bij elkaar en hielp op die manier zijn moeder de touwtjes aan elkaar te knopen.

Nadat hij op 18-jarige leeftijd ‘moest’ trouwen, ging hij bij Zilvertax aan de slag als taxichauffeur. Gestoken in een afgedankt pilotenuniform van de KLM, compleet met pet, kwam hij heel Zwolle door en zag vanachter zijn stuur de maatschappij veranderen. “Ik praat graag met de mensen en hoorde zodoende heel veel verhalen. Mooie verhalen, maar vaak ook moeilijke dingen, want mensen storten graag hun hart uit bij een onbekende. Ik hoorde verhalen over gezinnen waar de vader zoop en de boel kort en klein sloeg. Ik zag de verwaarloosde kinderen die over straat zwierven. Ik heb daardoor heel veel geleerd. Sterker nog, ik had mij geen betere sociaal-maatschappelijke opleiding kunnen wensen”, zegt hij. Het bleef niet bij luisteren alleen. In zijn vrije tijd zette Joop zich in voor het jongerenwerk en deed vrijwilligerswerk in het huis van bewaring, waarin tegenwoordig het hotel van Jonnie en Therese Boer is gevestigd. Ook politiek was hij actief. Op 15-jarige leeftijd werd hij lid van de Jonge Socialisten en later van de PvdA. Aan salonsocialisten heeft hij een broertje dood. Joop brengt het socialisme graag in de praktijk. Als het moet dwars tegen alle politieke meningen in. Tussen de bedrijven door deed de Zwollenaar ook graag aan sport. Vooral de zaalvoetbal had zijn interesse. En omdat Joop is wie hij is, vond hij het na een

16

17


paar jaar ‘wild voetballen’ in de IJsselhallen tijd worden voor een echte zaalvoetbalvereniging. En zo werd op 21 april 1978 de Woensdag Recreatie Zaalvoetbal Vereniging (WRZV) opgericht. De club werd een hit en groeide in zeven jaar tijd van acht naar drieënzeventig teams. Er bestond behoefte aan een eigen plek en aan een echte sportaccomdatie en dus zette Joop zich in voor de bouw van een eigen sporthal. Vanuit de WRZV werd vervolgens een werkgroep opgericht (Werkgroep Sporthal WRZV) die de mogelijkheden ging onderzoeken om een eigen accommodatie te bouwen. Deze werkgroep heeft de samenwerking gezocht met de woningbouwvereniging SAVO om het terrein aan de Buitengasthuisstraat (samen) te ontwikkelen. Voortkomend uit de werkgroep is de Stichting Sporthal WRZV daarna opgericht door Joop en Gerard de Goede; ook een man van het eerste uur. Deze stichting werkte de plannen verder uit en niet lang daarna werd op 14 november 1987 door bestuursleden Joop van Ommen en Okke Koning de eerste paal geslagen van de toekomstige WRZV hallen, die een klein jaar daarna, op 12 september 1988 haar deuren opende. Joop werd directeur en zou in de loop der jaren de WRZV-hallen uitbouwen tot meer dan alleen een sportpaleis. .

18

19


Joyce Conrad Voor Joop van Ommen was het liefde op het eerste gezicht, bij Joyce Conrad duurde het wat langer. Maar hoe beter ze hem leerde kennen, hoe meer ze hem ging waarderen. Inmiddels zijn ze alweer twaalf jaar bij elkaar. Naast echte liefde is het vooral hun passie die hen bindt: het werken in en rond de Herberg.

Liefde voor elkaar en passie voor het werk

Net als Joop, groeide ook Joyce op in een gezin waarin het omzien naar anderen als vanzelfsprekend werd geacht. Waar je een helpende hand kon bieden, deed je dat gewoon. Het is dus niet zo vreemd dat zij zich het lot aantrok van een oude kennis die in een tbs-kliniek verbleef. “Ik hoorde van mijn vriendin dat haar broer die daar zijn straf uitzat, vereenzaamde omdat niemand hem daar meer opzocht”, vertelt ze. “Natuurlijk zat hij er niet voor niets, maar het leek me vreselijk dat ik zelf in een situatie zou zitten waarin niemand meer iets van zich liet horen en niemand zich mijn lot aantrok. Hoe blij zou ik dan zou zijn als er af en toe eens iemand bij me op bezoek kwam? Ik vroeg mijn vriendin of ze haar broer eens wilde polsen hoe hij het zou vinden als ik hem af en toe eens een bezoekje zou brengen. Dat vond hij natuurlijk geweldig. Vanaf dat moment ging ik regelmatig bij hem op bezoek.”

Nieuwsgierig De broer leefde altijd enorm naar die bezoekjes toe en dat kon Joyce zich wel voorstellen. Al zitten die 20

jongens daar niet voor niets, een mens is ook maar een mens en iedereen heeft een bepaalde vorm van aandacht nodig. “Het was voor mij niet echt een opoffering om hem te bezoeken. Ik vond het mooi dat ik zoiets voor iemand kon en mocht doen. Toch moet ik wel heel eerlijk zeggen dat ik niet weet of ik ook gegaan was als hij veroordeeld was voor een zeden- of geweldsdelict. Ik denk dat ik er dan wel meer moeite mee zou hebben”, bekent ze. “Toen hij op een gegeven moment op de half open afdeling werd geplaatst, ging hij een cursus volgen in de horeca en liep in het kader daarvan stage in de WRZV-hallen in Zwolle. Hij had het daar enorm naar zijn zin en kon goed overweg met zijn stagebegeleider Joop. Dat kwam in al zijn verhalen naar voren. Het was Joop, Joop en nog eens Joop. Ik woonde toen nog in Almere en had nog nooit van die man gehoord, maar volgens mijn kennis was hij het einde. Hij vond dat ik maar eens een keer moest komen kijken op zijn stageadres, zodat ik ook kennis met Joop kon maken. Omdat ik inmiddels wel nieuwsgierig was geworden, leek me dat wel leuk en zodoende kwam in op een dag terecht in de WRZV.” Ze lacht. “Joop zei later dat hij, toen hij me binnen zag komen, meteen wist dat hij met mij zou gaan trouwen. Dat gold voor mij niet direct. Ik was daar eigenlijk helemaal niet mee bezig. Ik was alleenstaand en had het prima naar mijn zin. Ik had een leuke baan, een mooi huis en een lieve dochter. Ik zat helemaal niet te wachten op een man. Het heeft 21


dus nog best een hele tijd geduurd voor het echt wat werd.”

Bewondering Joop maakte er echt werk van om Joyce ’s hart te veroveren. Hij belde haar regelmatig en nodigde haar uit voor etentjes. “Hij overlaadde me met aandacht en vertelde me veel over zijn werk. Die verhalen vond ik geweldig, ik had daar wel iets mee. Ik had bewondering voor wat hij allemaal deed en daardoor werd ook hijzelf voor mij ook steeds mooier en mooier.” Uiteindelijk sloeg de vonk over en kreeg het stel een relatie. Joyce bleef aanvankelijk wonen in Almere en kwam in de weekends naar Zwolle. Het was geen doorsnee verkering, maar dat vond ze juist wel leuk. “Als ik hier dan op zaterdag kwam om samen uit eten te gaan, maakten we voor die tijd eerst een rondje langs de bruggen en parken om te kijken of er misschien nog iemand dronken op straat lag en wie er misschien hulp nodig had. Ik zie mezelf nog zo lopen in een mooi zomerjurkje en op pumps, terwijl ik samen met Joop een dronken zwerver in de auto duwde. Hup, de tas met lege flessen erachteraan en op naar de WRZV-hallen. Het was heel apart, maar ik vond het prachtig.” Het ‘latten’ beviel in de eerste instantie prima. “We riepen altijd: trouwen, daar doen we niet aan. Maar hoe harder we het riepen, des te meer zin kregen we om het juist wel te doen. Uiteindelijk hebben we de knoop doorgehakt en besloten we in het huwelijksbootje te stappen. Joop wilde natuurlijk graag dat ik 22

naar Zwolle kwam en dat wilde ik ook wel, maar ik vond het toch best moeilijk om alles wat ik opgebouwd had in Almere op te geven. Ik was mijn hele leven zelfstandig geweest en vond het ook wel spannend om me aan iemand te binden. Daarom heb ik eerst nog lange tijd mijn eigen huis aangehouden, gewoon voor de zekerheid. Maar het voelde goed en dat voelt het nu nog steeds.”

Genieten Omdat Joyce niet lang daarvoor in Almere was gestart met haar eigen cateringbedrijf Conrad Catering en ze in haar nieuwe woonplaats wel graag wat om handen wilde hebben, ging ze zich intensief met de horeca in de WRZV-hallen bemoeien. Tegelijkertijd bouwde ze haar cateringbedrijf verder uit. In de hal kookte ze dagelijks samen met Joop een warme maaltijd voor hun dakloze gasten. Daarnaast draaide ze bardiensten en voerde ze de administratie van de hal. “Ik had altijd in de horeca gewerkt en voelde me hier direct als een vis in het water. De sfeer was gezellig, ondanks het feit dat we natuurlijk best veel moeilijke dingen tegenkwamen. We kookten dagelijks voor zo’n vijftig a zestig mensen en werden daarbij geholpen door de doelgroep zelf. We zagen het ook als een soort dagbesteding. Door het bezig zijn met koken, schoonmaken en opruimen, kregen mensen toch weer een bepaald soort ritme. Het was ook goed voor hun eigenwaarde om te zien dat anderen genoten van iets wat

zij hadden gemaakt. Of het moeilijk was iedere keer weer met een nieuw menu te komen? Daar draaide ik mijn hand niet voor om, want het koken is me met de paplepel ingegoten. Mijn beide ouders konden het goed en hadden het talent om van niets iets maken. Als kind was ik al dol op lekker eten en altijd bij mijn moeder in de keuken te vinden. Ik ben nog steeds dol op eten en vind dan ook dat ik het leukste beroep van de wereld heb. Heerlijke dingen maken en alles proeven, dat is voor mij echt genieten. Maar hoe leuk ik het ook vond, zeven dagen per week koken, werd na verloop van tijd wel wat zwaar. Gelukkig konden we er op den duur een kok bij in dienst nemen en toen we later verhuisden naar De Herberg kwam er nog eentje bij. We hebben echt een topteam. Tegenwoordig koken zij om beurten en doe ik de kwaliteitscontrole en de inkoop, maar wanneer zij op vakantie gaan of het extra druk is, dan spring ik bij. Dat werkt prima.”

Verzoeknummers Ook voor het jaarlijkse daklozendiner dat in december gehouden wordt, draait ze haar handen niet om. “Ik ben heel goed in het plannen en het inkopen. Wanneer je alles goed voorbereidt, maakt het niet uit of je nu voor vijftig of vijfhonderd man kookt. Ik vind het zelfs ontzettend leuk. Iemand verwennen met eten is voor mij echt een vorm van aandacht geven. Want wanneer ik dan al die tafels vol mensen zie genieten, dan weet ik het waar ik het

voor doe. Daarom hebben we in De Herberg ook de mogelijkheid tot verzoeknummers ingesteld. Onze gasten kunnen wanneer ze dat willen een verzoekmenu indienen. Ik zou het liefst willen dat dat iedere dag gebeurde. Het is een heerlijk gevoel om te weten wanneer je op verzoek hachee met rode kool staat te koken, dat er die avond iemand denkt: wat fijn, dit hebben ze speciaal voor mij gedaan. Dat vind ik het mooie van dit werk.”

Grenzen Getrouwd zijn met een man wiens passie letterlijk op straat ligt en die onvoorwaardelijk gelooft in de goedheid van ieder mens, is niet altijd even gemakkelijk, maar Joyce kan het prima aan. “Joop is heel fanatiek. Wanneer je hem niet afremt, gaat hij altijd maar door, want hij kan heel moeilijk ‘nee’ zeggen. Er zijn mensen die daar misbruik van maken. Dat ziet hij niet, maar ik zie het wel en daar waarschuw ik hem regelmatig voor. Gelukkig neemt hij dat ook van mij aan. Je kunt gewoon niet de hele wereld op je schouders nemen. En daarbij, wat je ook doet, het mag nooit ten koste van jezelf gaan. Grenzen stellen, dat probeer ik hem te leren en dat gaat goed. We wonen sinds vijf jaar in een heerlijk appartement. Als we thuis zijn, dan zijn we ook echt thuis. Dan kleden we ons om in gemakkelijke huiskleding en gaan we de deur niet meer uit. Zo houden we onze energie op peil en dat moet ook wel, want die hebben we overdag hard nodig.” 23


Bewoner Abel de Haan:

Joop is als een vader voor me Wat er ook gebeurt, bij Joop ben ik altijd welkom. Ik heb al vaak geprobeerd om op eigen benen te staan, maar op een of andere manier lukt het niet. Als ik dan weer met hangende pootjes voor hem sta klinkt er nooit een verwijt, maar heet hij mij hartelijk welkom. Joop is als een vader voor me.

24

Aan het woord is Abel de Haan. Een vlotte vent met een vrolijke babbel. Hij draagt nette kleding en heeft een vlot kortgeknipt kapsel. Zo op het eerste gezicht zou je het niet zeggen, maar ook Abel behoort tot het leger van daklozen. Van tijd tot tijd probeert hij op eigen benen te staan, maar komt uiteindelijk altijd weer terug in de Herberg, die voor hem inmiddels voelt als zijn thuis. Dat het hem zelfstandig niet gaat lukken heeft hij inmiddels geaccepteerd. Hij slaapt nu nog in het voorportaal, maar zijn droom is een vaste pensionkamer in De Herberg en een baantje in de WRZV-hallen. “Joop leert mij dingen door mij een spiegel voor te houden. Hij is eigenlijk de eerste die mij een soort van opvoeding geeft, want thuis heb ik die niet gehad”, vertelt Abel.

Altijd een hok vol volk De Groninger werd 38 jaar geleden geboren in Delfzijl als de op een na jongste in een niet alledaags gezin met zes kinderen. “Ik werd geboren in wat je noemt een problematisch gezin”, zegt Abel. “Mijn epileptische moeder was al tweemaal eerder getrouwd geweest en mijn vader was een alcoholist. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik vijf jaar oud was. Mijn vader kon daarna niet voor me zorgen en mijn moeder eigenlijk ook niet, al heeft zij daarvoor wel heel erg haar best gedaan. Mijn moeder was een bijzondere vrouw en betekent nog steeds alles voor me, al is ze al jaren geleden overleden. Ze kon niet tegen onrecht en vocht altijd tegen alles en iedereen. Maar mensen die het slechter hadden dan wij, trok ze juist naar zich toe. Ze maakte altijd extra eten en nodigde iedereen uit om mee te eten. We hadden altijd een hok vol volk, dat was heel gezellig. Mijn opa, oma, ooms en tantes dachten daar anders over. Ze vonden het bij ons thuis een onhoudbare situatie en ze vonden ook dat ik een moeilijk kind was, dat maar beter uit huis geplaatst kon worden. Dat ik moeilijk was, was geen wonder, want ik heb altijd moeten vechten. Ik had een broertje dat na een hersenvliesontsteking in coma was gebleven en een moeder die vaak epileptische aanvallen had. En vanaf het moment dat ik kon lopen, moest ik mijn vader regelmatig uit het café halen. Hoe jong ik ook was, ik voelde me op de een of andere manier altijd verantwoordelijk voor mijn ouders. En dat was nou precies de reden waarom mijn familie dacht dat ik beter af zou zijn in een pleeggezin.”

25


Schone schijn

Hangende pootjes

Op zijn zevende kwam Abel terecht bij zijn oom en tante en twee nichtjes. Voor het oog een voorbeeldige familie, maar binnenshuis ging het er vaak ruig aan toe. “Mijn oom en tante hadden nogal last van losse handjes. Mijn nichtjes werden regelmatig in elkaar geslagen. Ik moest het helemaal ontgelden, want ik was in hun ogen een dwars en onhandelbaar kind. Maar wat wil je. Ik was zomaar bij mijn moeder weggehaald en moest opeens wonen in een gezin met andere gewoonten en gebruiken. Een gezin waarin alles werd gedaan volgens vaste regels en op vaste tijden. Dat was totaal anders dan thuis en dat kon ik niet bevatten. Ik kon in hun ogen niets goed doen en werd regelmatig volledig in elkaar geslagen.”

“Uiteindelijk ben ik gaan zwerven. Toen ik hoorde dat er in Zwolle goede opvang was bij het Leger des Heils, toog ik naar Zwolle. Bij het Leger werd ik er al snel uitgetrapt omdat ik niet tegen regels kan. Of liever gezegd; huisregels vind ik prima, maar ik vind het raar dat ze je verplichten om steeds te melden waar je heen gaat, wat je gaat doen en wanneer je weer terugkomt. Ik wilde niets verantwoorden, dus werd het weer heibel. Via-via kwam ik uiteindelijk in aanraking met Joop. Ik zie hem nog steeds staan. Een kleine stevige man, met een witte kuif. Hij stond daar, hij stelde geen vragen, maar bood me een plek aan in de keten achter de WRZV-hallen en zette me aan het werk. Ik draaide mee in de horeca, hielp bij de schoonmaak en bij de evenementen. Het ging goed tot ik een leuke vrouw tegenkwam waar ik voor de volle 100% voor ging. Ik verbrandde alle schepen achter me en dat was niet verstandig. Inmiddels weet ik dat dat mijn valkuil is. Dat ik alles uit mijn handen laat vallen als ik denk dat ik het ergens anders beter kan krijgen. Natuurlijk ging dat fout en zo keerde ik met hangende pootjes terug naar Joop. Ik was bang dat hij boos was, maar dat was dus niet zo. Hij zei alleen maar: ‘wie zonder fouten kan leven, mag vandaag nog mijn baan overnemen en morgen beginnen. Iedereen maakt fouten.’ En dat was dat.”

Een man mag niet huilen Nadat Abel zijn buurjongen had gevraagd of hij ook weleens werd geslagen, sprong zijn buurvrouw voor hem op de bres. Dat deed ze vol goede bedoelingen, maar voor Abel pakte dat slecht uit. “De buurvrouw trok de stoute schoenen aan en kwam praten met mijn oom en tante. Dat werd niet gewaardeerd. Ze werd het huis uitgetrapt en daarna moest ik het helemaal bezuren. Het allerergste was dat niemand mij geloofde. Ik zat onder bewindvoering van de stichting Jeugd en Gezin en kreeg af en toe een voogd op bezoek, maar die geloofde me niet. Ik was diep ongelukkig, maar ik mocht niet huilen van mijn oom en tante. Een man mag niet huilen. Dat werd mij stevig ingeprent. Toen ik zestien was, overleed mijn moeder en kreeg ik van niemand liefde meer. Ik werd eenzaam, emotieloos en tegelijkertijd keihard. Na verloop van tijd kreeg ik een nieuwe voogd. Die had meer oog voor de situatie en plaatste me in een internaat in Leeuwarden. Ook daar ging het niet goed. In de jaren die daarop volgden zat ik op allerlei jeugdinternaten en in jeugdgevangenissen. Ik was totaal verhard, mensen konden niet meer tot me doordringen. Zodra ik het gevoel kreeg dat mij onrecht werd aangedaan, maakte ik de ander af. Niet met de vuisten, maar verbaal. Want dat heb ik wel geleerd van mijn oom en tante: al sla je nog zo hard, je lost er niets mee op.”

26

Welkom thuis “Later overkwam het me nogmaals. Ik ontmoette weer een geweldige vrouw en woonde een tijd met haar samen in Leeuwarden. Dat ging goed tot zij vreemd ging. Ik ging bij haar weg en trok bij een oom in die zwaar dement was. Dat was niet vol te houden. Daarna heb ik nog een poosje met begeleid op mezelf gewoond, maar ook dat ging niet. Een vaste regelmaat, het op tijd betalen van huur, gas, water en licht, ik kon het gewoon niet voor elkaar krijgen. Dus ging ik opnieuw terug naar Joop. Het was op 5 december van het afgelopen jaar. Ik kwam binnen en zag daar dat mannetje weer staan, met zijn witte kuif nog altijd rechtop. ‘Welkom thuis Abel’, dat was alles wat hij zei. En zo voelt het ook. Ik ben weer thuis en ik weet nu dat ik hier wil blijven. Ik ben inmiddels al 25 jaar op de vlucht voor mezelf. Dat wil ik niet meer. Mijn hoop is dat er in De Herberg een pensionkamer vrijkomt waar ik permanent kan blijven wonen onder begeleiding van Joop. Mijn tweede vader.”

27


WRZV-hallen

Slopen konden we al, bouwen nog niet Hoewel het idee om een eigen sporthal te bouwen afkomstig was vanuit de zaalvoetbalvereniging WRZV, was de doelstelling voor de WRZV-hallen breder dan alleen maar die van het bieden van een ruimte voor sport en spel. De WRZV-hallen moesten een recreatieoord worden in de ruimste zin van het woord. Een soort van sport- annex clubhuis, met de functie van een inloopcentrum. Een plek voor iedereen.

naar de overleden politicus Hein Roethof. Die prijs is in 1987 in het leven geroepen door het ministerie van Justitie. Doel van deze onderscheiding is het geven van nationale bekendheid aan projecten die resultaten bereiken op het gebied van preventie van criminaliteit of die sociale veiligheid bevorderen. De organisatie van deze prijs is in handen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) in Utrecht.

Het toenmalige college van B & W verwachtte dat een rendabele exploitatie voor een hal als deze niet haalbaar zou zijn, toch verleende ze een bouwvergunning vanwege het unieke karakter ervan. Het bouwen van een dergelijk complex zonder een cent startkapitaal vergde creatief denken. Het was Joop van Ommen die op het idee kwam om criminele jongeren met een taakstraf in te zetten tijdens het bouwproces. Dat beviel van weerskanten zo goed, dat tientallen jeugdige delinquenten ook na de oplevering bleven rondhangen bij het gebouw. Joop trok zich hun lot aan en zette ze aan het werk. “Ze maakten schoon, zetten koffie, bouwden beurzen op en braken ze weer en zetten ’s zondags de stoelen klaar voor de kerkdiensten die in de hal gehouden werden”, vertelt Van Ommen. “Door ze een taak te geven, kregen ze weer zelfrespect en zin in het leven.” Het hele project leverde Van Ommen kort na de opening in 1988 de Hein Roethofprijs op, genoemd 28

29


Ontwikkeling WRZV hallen Vanaf het moment van oplevering, in 1988, waren de WRZV-hallen een succes. Naast de zaalvoetbalvereniging waarmee het allemaal begon, vonden er vele verenigingen een thuis. Behalve gehandicaptensport, acrogym en volleybal, gaven scholen er hun gymlessen en werden er kerkdiensten, bingoavonden, carnaval, rommelmarkten, beurzen en andere evenementen gehouden. Daarnaast werden de hallen regelmatig verhuurd voor openbare en besloten feesten. De WRZV-hallen waren ook de thuishaven voor de Show- en Marchingband Jubal.

Medelijden Vanaf het begin van de jaren ’90 kregen de hallen nog een functie erbij. Het begon allemaal toen Joop, destijds nog taxichauffeur, een jongen van een jaar of 14 in zijn auto kreeg, die vastbesloten was om weg te lopen. Hij trok zich het lot van de jongen aan en nam hem mee naar huis. “Ik had medelijden met hem. Hij was wanhopig en had geen idee waar hij heen wilde, alleen maar dat hij nooit meer thuis wilde zijn. Dat kwam volgens hem voornamelijk door zijn stiefvader met wie hij op zijn zachtst gezegd niet door één deur kon. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om zo’n jonge jongen te laten gaan. Ik nam hem mee naar huis en maakte zijn school af en heeft tegenwoordig een goede baan.”

De jonge wegloper was de eerste van een lange reeks mensen die door Joop met raad en daad werd bijgestaan. Aanvankelijk in zijn eigen huis, maar dat werd al snel te klein. Zo begon hij mensen zonder een dak boven hun hoofd op te vangen in de kleedkamers van de WRZV-hallen. Samen met een medewerkster zorgde hij maandenlang voor eten, drinken, een bed en bad. Het duo betaalde de kosten uit eigen zak en nodigde regionale journalisten uit om te komen kijken en verslag te doen van de bizarre omstandigheden in de Zwolse sporthal. Dat werkte. De verhalen maakten iets wakker onder de bevolking en langzaam maar zeker kwam er een stroom van geld, voedsel en kleding op gang en kwamen na ieder verhaal in grote partijen binnen. Om de liefdadigheid een beetje structuur te geven, werd in 1998 onder leiding van oud-wethouder Margriet Meindertsma de Stichting Sociale Vrienden van de WRZV opgericht.

Eten, bed en bad

30

31


32

33


Willemien van Haeringen over persoonlijke ervaringen Het ‘Onze Vader’ bidden in het chinees, zingen, dansen, eten, je kunt het zo gek niet bedenken, of het werd door de zondagmiddagvrijwilligers van de Zwolse gevangenis georganiseerd voor de gedetineerden. Willemien van Haeringen was één van die vrijwilligers. Dertien jaar lang was ze iedere zondag present en zorgde met veertien vrijwilligers voor een beetje vertier in de levens van de gedetineerden. Op verzoek van het Podium van Kerken assisteerde de vrijwilligersgroep op zondag bij de kerkdiensten in het huis van bewaring Zwolle. Soms namen de vrijwilligers hun grotere kinderen mee en organiseerden na een korte Bijbeluitleg een gezellig samenzijn, zoveel mogelijk met een muziekgroep. “Het sociale contact was het belangrijkste op die middagen. We mochten toen soms een cake meenemen, met Kerst en Pasen bereidde de kok een maaltijd, dan werd er op de zolder gezamenlijk gegeten. Muziek bleek een geweldig middel om iedereen er bij te betrekken. Er werd soms zelfs gedanst”, vertelt Willemien. “Die jongens fleurden er helemaal van op. De activiteiten werden bekostigd door collectes te houden in de kerken waar mijn man op zondag preekte. Van het Vrije Evangelische gemeente aan de Hogenkampseweg kregen we ooit zo’n serieuze gift, dat we een mooie buffer op konden bouwen.”

34

Professioneel De vrijwilligersclub was trouw. Slechts zelden viel er iemand af en heel af en toe kwam er iemand bij. Ook Joop was een van die vrijwilligers. “Hij was een aanwinst”, vindt Willemien. “Hij had de juiste toon om met die jongens om te gaan en het kwam regelmatig voor dat ze bij hem hun hart uitstortten. Toch bleven we professioneel. We gebruikten alleen onze voornamen en vertelden niets over ons privéleven. Andersom was het ook zo. We wisten niets van de achtergronden van de gevangenen, maar gingen gewoon met ze om zoals we ook met onze buurman om zouden gaan.” Het waren gouden tijden, vindt Willemien achteraf. “Ik kijk er met een goed gevoel op terug. Misschien speelde de sfeer van het oude gebouw ook mee. Toen de gevangenis verhuisde naar een nieuw gebouw vond ik het tijd om ermee te stoppen. De sfeer was anders en als vrijwilligers mochten we veel minder. Toen ik zei tegen Joop dat ik ermee wilde ophouden, vroeg hij me voor het bestuur van de Stichting Sporthal WRZV. Joop was hij inmiddels directeur van de accommodatie geworden. Ik kende de situatie daar goed, want ik zat in die tijd ook in de gemeenteraad en had regelmatig contact met de met de SSW-voorzitter Leen van Rij.”

Sporten is gezond Nog altijd zit Willemien in het bestuur van de Stichting Sport WRZV. “Een hele mooie en goede 35


organisatie, die als doel heeft om kinderen van mensen die een sport eigenlijk niet kunnen betalen, toch te laten sporten. Er sporten ook gehandicapten in de hal. We zitten redelijk goed met de bezetting van de hallen, toch balanceren we regelmatig op de financiële grens. Maar daar maken we ons geen zorgen meer over, want het is altijd nog goed gekomen”, lacht ze. “Toen Joop in het begin van de jaren ’90 mensen in nood begon op te vangen in de kleedkamers hebben wij daar als bestuur nooit moeite mee gehad. Persoonlijk vond ik het zelfs heel oké, want ik ben echt op gevoed met de gedachte dat je nooit een mens in de kou moet laten staan. Mijn vader was namelijk justitiepredikant in Veenhuizen. Wij woonden ook op het terrein. Er zaten in die periode geen criminelen, maar oudNSB-ers. Daar heb ik geleerd om nooit te veroordelen. Iedereen is een mens, dus groet je mensen, legde mijn vader ons uit”.

een bed. Ik gunde hem van harte onderdak, maar kon hem dat niet aanbieden in de Esdoorn. Dat was absoluut tegen de regels in en dat zou me mijn baan kosten. Ik stond vreselijk in dubio en heb uiteindelijk de politie gebeld. Die brachten hem weg. Wanneer ik Bram sindsdien tegenkwam zei hij steevast: ‘dat is die ene die me buiten liet staan in de sneeuw.’ Dat vond ik vreselijk naar, maar ik kon op dat moment echt niet anders.”

Brammetje in de sneeuw Hoewel het bestuur niet direct met de bezoekers en bewoners van de WRZV-hallen te maken heeft, kennen beide groepen elkaar wel van gezicht. “Dat vind ik heel leuk. Wanneer we elkaar in de stad tegenkomen, groeten we elkaar. Maar ik heb ook weleens iets heel naars meegemaakt. Tot 2000 werkte ik als verpleegkundige in de Esdoorn en had ik vaak nachtdienst. Op een nacht kwam ‘Brammetje’ langs. Hij wilde naar binnen en hij wilde 36

37


Plaatsing Containers achter de WRZV-hallen De opvang in de WRZV-hallen werd gedoogd tot de brand in Volendam. Daarna werden de brandweervoorschriften strenger en mocht er niet meer overnacht worden in de kleedkamers. Bestuurslid Willemien van Haeringen herinnert zich die periode nog goed. Ook al stond het bestuur er vierkant achter, het aantal daklozen in de hal groeide en groeide en zorgde op een gegeven moment voor een onmogelijke situatie. “We vonden dat de hal wel gebruikt moest blijven worden waarvoor hij gemaakt was, maar we kregen van de brandweer keer op keer te horen dat het een onveilige situatie was. Daarom is op een gegeven moment besloten om containers achter de hal te plaatsen. Dat was een hele verbetering. Er kwam ook een container met douches en er werd gezorgd voor een verpleegkundige, waar mensen hun vragen konden stellen. Er werd geprobeerd iedereen te helpen, want we vonden en vinden dat iedereen recht heeft op een dak boven het hoofd.”

Dagritme De hulp die de daklozen kregen, ging volgens Willemien veel verder dan alleen het zorgen voor een dak boven het hoofd. Drank en drugs waren uit den boze en om ze weer in een normaal dagritme te krijgen, zette Joop hen van acht tot vijf aan het werk in de WRZV-hallen. Schoonmaken, opruimen, de zalen klaarzetten, afwassen, alles moesten ze aanpakken. “Een goede zaak”, vindt Willemien. “Hij 38

leerde ze ook met geld om te gaan. Konden ze dat niet, dan beheerde hij hun geld en gaf ze een tientje per week. Hij is heel streng, maar de mensen waarderen Joop wel.”

Trots Na verloop van tijd kwamen de plannen voor het bouwen van een nieuwe Herberg op tafel. Plannen die het SSW-bestuur van harte toejuichte. Speciaal daarvoor werd een Herbergbestuur gevormd en werden bouwplannen gemaakt. Het SSW-bestuur was hier niet direct bij betrokken, maar juichte de plannen zeker toe. “Fantastisch hoe dat is opgepakt door al die woningbouwcorporaties. Voor de bewoners is de nieuwe Herberg een hele verbetering. Toch ben ik blij dat wij hen al die jaren hebben kunnen helpen. We zijn ook echt trots op de Herberg”, vertelt ze. “Als bestuur richten wij ons nu weer volledig op de WRZV-hallen en daar is nog werk genoeg. We vergaderen iedere zes weken en onze agenda blijft vol. Meestal gaat het over de financiën en het onderhoud. Door de crisis betalen onze huurders minder snel, dat is wel een punt van zorg. Want die huuropbrengsten hebben we hard nodig. Er is altijd wel iets kapot, dan weer heeft de brandweer van alles op ons aan te merken of moeten we afspraken maken over het onderhoud. Of we kunnen onze fee weer niet op tijd betalen aan de gemeente. Kortom, het blijft altijd spannend, maar dat houdt het ook leuk. Ik blijf ook lid van het 39


bestuur voorlopig, maar er komt een keer dat ik eruit ga, want ik word te oud voor actief meedoen. Een mooie leeftijd om niets meer te hoeven.�

40

41


Bewoner Rob Lindveld:

Joop is een held Een slechte jeugd is geen voorwaarde om aan de grond te raken. Maar een goede jeugd ook geen garantie voor een succesvol leven. Dat weet inmiddels iedereen die zich een beetje

Rob kwam in 1954 ter wereld in een gezellig harmonieus gezin in Paramaribo. Na de lagere school ging hij naar de Mulo. Hij was geen gemakkelijke puber en verliet de Mulo in het examenjaar omdat hij op eigen benen wilde staan. Al snel besefte hij dat een diploma een belangrijke voorwaarde was voor een goed bestaan en schreef zich in voor de opleiding MBO Bosbouw. Na zijn afstuderen kreeg hij een leuke baan bij Staatsbosbeheer. “Ik woonde samen en kreeg samen met mijn vriendin een zoontje. Zij stond voor de klas en ik had het naar mijn zin op mijn werk. We hadden het goed samen”, zegt hij. De onafhankelijkheidsstrijd gooide roet in het eten. Toen bekend werd dat Suriname zelfstandig zou worden en de inwoners daarmee per direct hun Nederlands staatsburgerschap zouden kwijtraken, wilde Rob naar Nederland emigreren. “Ik wilde Nederlander blijven. Mijn vriendin niet. Zij wilde zelfs nog niet op vakantie naar Nederland, maar ik had geen goed gevoel bij die onafhankelijkheid. Dus ben ik net zoals duizenden andere Surinamers op het vliegtuig gestapt en naar Nederland gevlogen. Met alle gevolgen vandien. Het Nederland dat zo mooi had geleken viel tegen en het bleek moeilijk om werk te vinden. Daarin was ik niet de enige. Want net als in mijn situatie, waren er veel gezinnen waarvan de man of vrouw niet naar Nederland wilde. Hele families vielen uit elkaar en mensen die vanuit een relatief welvarende situatie in Suriname naar Nederland kwamen, konden hier maar net de touwtjes aan elkaar knopen.”

verdiept in de wereld van de daklozen. Rob Van kwaad tot erger

Lindveld weet dat uit eigen ervaring. Geboren in een heel gewoon gezin, is hij na veel omzwervingen beland in de Herberg. En zoals het er nu naar uitziet zal hij daar de rest van zijn leven slijten.

42

Eenmaal in Nederland leerde hij een meisje kennen met wie hij ging samenwonen en een dochter en een zoon kreeg. Hij volgde een technisch commerciële opleiding en werkte bij een aantal bedrijven, maar echt gelukkig was hij niet. Via een vriendin kwam hij in aanraking met drugs en vanaf dat moment was het met hem gedaan. “Ik werd verslaafd en belandde in de drugshandel. Het ging al snel van kwaad naar erger. Ik maakte het uit met de moeder van mijn kinderen en kreeg een relatie met het meisje dat mij in contact had gebracht met drugs. Ik wist dat het niet verstandig was, maar ik had in extreme mate heimwee naar Suriname en de drugs verzachtten de pijn. Over die heimwee durfde ik met niemand te praten, want dat vond ik mietjesachtig. Het enige dat ik eigenlijk echt wilde, was terugkeren naar mijn eigen land, maar door de drugs had ik geen cent meer.”

43


Drugsverslaving en handel

Eigen kamer

Zijn kinderen hebben volgens Rob geestelijk te leiden gehad onder de verslaving van hun vader. “Ik ben tekortgeschoten, al heb ik nu best een goed contact met mijn kinderen. Mijn dochter is inmiddels 32 en heeft zelf twee kinderen, maar echt een opa ben ik niet”, zegt hij spijtig. “Een vader was ik ook niet, want door de drugshandel heb ik een lange periode vastgezeten. Inmiddels waren mijn zeven broers en zussen ook allemaal naar Nederland gekomen. Op één broer na die in Zwolle woonde, woonden ze allemaal in Amsterdam. Die Zwolse broer was mijn houvast en hielp me waar hij kon. Toen hij een andere baan kreeg, verhuisde ook hij naar Amsterdam. Nadat ik vrij kwam, ging ik dus ook maar naar Amsterdam en begon daar weer te dealen met alle wat daarbij hoort. Ik zat regelmatig vast. Toen ik in 2001 na mijn laatste veroordeling werd ontslagen uit de gevangenis, besloot ik te kappen met de drugshandel en alleen nog maar te gebruiken, want daar kon ik helaas niet meer mee stoppen. Ik zat echt aan de grond. Ik had geen paspoort en kwam voor geen enkele uitkering in aanmerking. Bij mijn familie durfde ik niet weer aan te kloppen. Dus ben ik naar Zwolle gegaan, naar de WRZV-hallen omdat ik hoorde dat daar een goede opvang was.”

“Op een bepaald moment kreeg Joop het voor elkaar dat er een nieuwe Herberg gebouwd mocht worden en daar zit ik nu. Ik wist niet wat me overkwam. We gingen van bijna niets naar een nieuw pand en kregen allemaal een eigen kamer. Ik ben daar helemaal op mijn plek en heb van niemand last. En weet je wat zo mooi is? Hoe langer je er zit, des te prettiger het wordt. Er wordt zoveel mogelijk rekening met je gehouden. Dingen waaraan ik me irriteer, probeer ik daarom uit te bannen. Ik heb een buurman die niet helemaal honderd procent is, daar moet ik mijn sanitair mee delen en dat is niet altijd even gemakkelijk. Maar ik ga niet lopen reclameren, want die man is nu eenmaal zo. Dingen die op een gemakkelijke manier verbeterd kunnen worden, geef ik wel aan. Met eten ben ik wel wat moeilijk, maar het is te doen. De vrouw van Joop kan erg goed koken. De koks ook hoor, maar als Joyce kookt, proef ik dat direct. Dat heb je, als Surinamers onder elkaar. Nee, ik kan niet anders zeggen dan dat ik het hier fijn heb en duur is het ook niet. We betalen 250 euro per maand voor kost en inwoning, dus houden we ook nog een beetje geld over. Ja, ik kan niet anders zeggen dan dat ik heel blij ben met deze situatie.”

De wet van de sterkste

Korte termijn

Rob was een van de eerste bewoners van de keten achter de WRZV-hallen en heeft het hele traject van keet naar Herberg van dichtbij meegemaakt. “In het begin gold de wet van de sterkste. Iedereen was wel ergens aan verslaafd: aan drank, drugs of medicijnen. We mochten niets gebruiken, maar we deden het natuurlijk toch. Vooral de alcoholisten zorgden voor problemen. In het weekend zopen ze zich een ongeluk en jatten dan elkaars drank. Dat gaf natuurlijk spanningen”, vertelt hij. “Gedurende de eerste jaren kregen we veel tegenwerking van de gemeente. We hadden amper sanitaire voorzieningen en in de zomer was er niet eens genoeg water om te drinken. Achter het Provinciehuis was een gedoogzone voor drugs en daar kon je je ook douchen. Dat deed ik regelmatig. En in de zomer, wanneer het echt warm was, mochten we van Joop op bepaalde tijden douchen in de kleedkamers. Maar wat er ook gebeurde, hij bleef altijd de moed erin houden, daar heb ik echt bewondering voor.”

Naar de toekomst kijken doet Rob niet meer. “Ik heb een korte-termijn-kijk op dingen. Zoals ik het nu zie, blijf ik hier. Dit is mijn thuis. Joop zelf is voor mij echt een vriend geworden. Ik heb een grote waardering voor zijn vasthoudendheid. Moet je eens kijken wat hij heeft opgebouwd in de afgelopen 25 jaar. Dat is ongelofelijk. En al die tijd werd hij tegengewerkt. Maar hij verloor nooit zijn moed. Ik zou bijna zeggen: Joop is een held.”

44

45


Kerstdiner in de ‘WRZV-stallen’

Meer dan sport

Joop van Ommen: ‘In deze Herberg is er plaats voor iedereen’ Het liefst zou hij dagelijks alle dak- en thuislozen en minima uit de stad aan zijn tafel nodigen, maar dat is in praktische zin onmogelijk. Maar met kerst is hij als een gelukkige vader, die zijn voltallige kroost om de kerstdis ziet. Ieder jaar vlak voor kerst, schuiven er honderden minderbedeelden aan, om te genieten van een heerlijk kerstbuffet. Bijgestaan door een legertje vrijwilligers, zorgt Joop van Ommen, jaarlijks voor een grandioos buffet, waar hun gasten onbeperkt van mogen opscheppen.

langs. Want wij vinden dat iedereen recht heeft op kerst.”

Eenzaamheid Hoewel het kerstdiner inmiddels een echte traditie is, spijt het Joop dat er nog steeds mensen zijn die niet durven te komen omdat ze zich schamen voor hun armoede. De gasten die wel komen, hebben niets dan lof over het kerstgebeuren. “Het smaakt altijd erg goed”, vindt Piet. “Ik heb zelf geen geld voor zoiets, dus ik vind het heel fijn om uitgenodigd te worden.” Henk uit Hasselt komt vooral voor de gezelligheid. “Ik heb wel een huis, maar ik woon

Kerstpakket De gasten zijn afkomstig uit alle wijken van Zwolle en komen soms met complete gezinnen. Het zijn beslist niet allemaal daklozen, weet Joop. “Dat is de nieuwe armoede”, verklaart hij. “Door de crisis zitten er veel mensen compleet aan de grond. Ze hebben nog wel een huis en kleding, maar ze moeten leven van een paar tientjes per maand en kunnen zich geen enkele luxe permitteren. Reken maar dat dat zwaar is, vooral als je kinderen hebt. Op deze manier kunnen zij ook eens uit eten met hun kinderen. Al onze gasten krijgen een kerstpakket mee naar huis. Die krijgen wij op onze beurt weer van allerlei bedrijven in Zwolle. We krijgen ieder jaar telefoontjes van mensen voor wie de drempel echt te hoog is om te komen, maar die wel een kerstpakket willen hebben. Die brengen we dan bij hen 46

47


alleen en ik ben oud. Met kerst voel je de eenzaamheid nog erger dan anders. Voor mij is dit echt een uitje”, zegt hij. Ook Jan en Monique komen vooral om andere mensen te ontmoeten. “Wij hebben geen geld om tijdens de feestdagen naar onze familie te reizen en ook geen geld om lekkere dingen te kopen. Voor ons is het kerstdiner van De Herberg echt een feest. Het eten is lekker en het is heel gezellig.” Willem geniet van het lekkere eten, maar wordt verder graag met rust gelaten. “Ik leef nu alweer een aantal jaren zonder huis en heb er vrede mee hoe ik nu leef. Zo’n etentje is prachtig en ik ben heel blij dat ik hier een slaapplaats heb, maar het moet niet teveel worden. Ik kan niet zonder vrijheid.” Reza hoopt vooral vrienden te vinden. “Ik kom uit Syrië en woon hier nog niet zo lang. Ik ken nog bijna niemand in Zwolle en heb maar weinig vrienden. Met deze maaltijd hoop ik die te krijgen.” Er wordt steevast een kerstverhaal voorgelezen, maar alcohol wordt er niet geschonken. “Nee, dat is geen goed idee”, zegt Joop. “Er lopen hier nogal wat mensen rond met een drankprobleem. We willen het op dit soort avonden graag gezellig houden.”

48

49


Dikky van Gijsel over het recht op een derde, vierde of vijfde kans Iedere woensdagmiddag is het raak. Gewapend met tassen vol vlees, groenten en aardappelen komen er vrijwilligers naar de WRZV-hallen om daar te koken voor een grote groep daklozen, minima en mensen die op zoek zijn naar aanspraak en contact. Dikkie van Gijssel is al twintig jaar één van de vaste kooksters van het sociaal eetcafé, maar springt ook als ChristenUnie-raadslid op de bres voor minder bedeelden.

Gevuld met liefde Opgegroeid op een boerderij waar altijd ruimte was voor logees en met ouders die groenten, fruit en pannetjes soep bezorgden daar waar het nodig was, kreeg ze het ‘er zijn’ voor een ander met de paplepel ingegoten. “Wat ik heb meegekregen van mijn ouders en broers en zussen is vooral heel veel liefde. We waren een warm gezin, dat altijd klaarstond voor een ander. Voor zover je die genen niet erft, neem je dat over. Ik ben zelf inmiddels ook alweer 37 jaar getrouwd en mijn leven is nog altijd gevuld met liefde.” Vanuit die basis wilde Dikkie haar verantwoording nemen voor de samenleving. Geen commentaar leveren vanachter de geraniums, maar meedenken over het beleid en de handen uit de mouwen steken op de werkvloer. “Ik was bestuurslid van de RPF en belandde als raadslid voor de ChristenUnie in de Zwolse raad. Daarnaast ben ik coördinator bij de noodopvang voor asielzoekers en 50

was betrokken bij de voedselbank en het sociaal eetcafé van Er is Hoop binnen de WRZV-hallen. Ik weet dus uit de eerste hand wat er leeft en wat er speelt en gebruik die ervaringen voor mijn werk binnen de gemeenteraad.”

Evangelisatieweek Al meer dan twintig jaar geleden raakte Dikkie via haar kerk betrokken bij het sociaal eetcafé. “Ergens in de jaren negentig hielden we een evangelisatieactie in een tent op het Noordereiland. Een hele week lang kwamen er mensen bij elkaar om te zingen, was er muziek en optredens van artiesten. ’s Nachts was er bewaking voor de apparatuur. Wanneer we die jongens ’s avonds te eten brachten, schoven er spontaan mensen aan die vertelden dat ze al twee dagen niet gegeten hadden. Daar schrok ik echt van. Er waren ook studenten van Youth for Christ betrokken bij de evangelisatieweek, zij bleven koken voor de daklozen. Op een gegeven moment belden ze me en vertelden dat ze behoefte hadden aan kooksters. Ik heb daar een aantal malen gekookt, maar toen ik een keer verhinderd was werd de wekelijkse maaltijd gewoon afgeblazen omdat bleek dat ze eigenlijk helemaal niets geregeld hadden. Er waren geen vervangers en er stond nergens iets op papier. Omdat het eetcafé echt in een behoefte vervulde, heb ik met een paar anderen een kookrooster gemaakt. We kookten om beurten voor zo’n 51


dertig deelnemers en de doelgroep hielp mee met afwassen en opruimen. Na verloop van tijd organiseerde Youth For Christ steeds vaker activiteiten voor henzelf en voor jongeren. Dat matchte niet echt met de mensen van de straat, daarom verhuisden wij naar het Popfront en kookten we in Noscasa, het sociaal pension van het Leger Des Heils. Toen het gebouw waarin het Popfront gevestigd wars, werd afgebroken, zaten wij met onze handen in het haar. En toen belde Joop. Hij ving mensen op in en achter de WRZV-hallen en nodigde ons uit om bij hem te komen koken. ‘Als jullie dat een dag in de week komen doen en ook voor onze mensen koken, dan heb ik een dag vrij en dan zijn we allemaal geholpen’, zei hij.”

Iedereen is welkom Dat is nu alweer zestien jaar geleden. De doelgroep is volgens Dikkie inmiddels veranderd. Waar er vroeger vooral daklozen kwamen, wordt het eetcafé tegenwoordig ook bezocht door mensen die beschermd wonen, mensen zonder sociaal netwerk of die eenzaam zijn. “In het begin liep het niet zo gemakkelijk tussen de diverse groepen en werd er echt op elkaar gekat. Maar wij bleven bij ons standpunt dat iedereen hier welkom is, ook als mensen onaangepast gedrag vertonen. We willen dat niemand gediscrimineerd wordt en ook niet dat mensen vaste plekken aan tafel claimen”, benadrukt ze. 52

Dertig kilo aardappelen Inmiddels wordt er wekelijks in tweetallen gekookt voor zo’n tachtig personen. De duo’s zijn goed op elkaar ingespeeld. Samen met Johan de Haan vormt Dikkie al 10 jaar zo’n kookduo. Iedere maandag stemmen we samen af wat er gekookt gaat worden en gaan ze op pad voor de boodschappen. De boodschappen worden betaald door de kerken in Zwolle. Het budget is laag en ligt op ongeveer een euro per persoon. Toch lukt het de kooteams iedere week opnieuw om een smakelijk en gevarieerde maaltijd op tafel te zetten. Op woensdagmiddag gaan zo rond een uur of drie gaan de pannen al op het vuur in de keuken van de WRZV-hallen. “Voordat je dertig kilo aardappelen aan de kook hebt, ben je zo een uur onderweg”, weet ze inmiddels uit ervaring. “Of ik ze allemaal zelf schil? Nee, gelukkig heb ik iemand die dat voor me doet. Maar de rest doen we allemaal zelf. De bezoekers zijn vanaf vijf uur welkom. Ze worden ontvangen met koffie, thee en een praatje. Om kwart voor zes gaat de bel en dan kunnen wij beginnen met opscheppen.”

Aandacht Voor de gasten is het echt een avondje uit. De tafels worden keurig gedekt en voor wie wil is er een tweede portie. De maaltijd wordt begonnen en beëindigd met een gebed of een toepasselijk gedicht. Voor de kokers is het na het koken afgelopen, voor de vrijwilligers die komen opscheppen,

begint de avond pas. Want naast voedsel, serveren zij ook aandacht. Ze hebben een vriendelijk woord voor iedere gast en een luisterend oor voor wie daaraan behoefte heeft. “Je hoort hier soms hele moeilijke dingen. Daarom drinken de vrijwilligers na het opruimen en afwassen, samen nog een bakje koffie en evalueren de avond. Was het eten lekker, was er genoeg en vooral; zijn er nog bijzonderheden voorgevallen? De meeste gasten en vrijwilligers lopen inmiddels alweer jaren mee en hebben min of meer een band opgebouwd. Wanneer er iemand een paar keer ontbreekt, proberen we erachter te komen wat daarvan de oorzaak is en wanneer we weten dat iemand ziek is, sturen we een kaartje. En wie opgenomen wordt in een ziekenhuis of zorginstelling, kan rekenen op een bezoekje”, zegt Dikkie. “Het mooie van het sociale eetcafé is dat wij geen hulpverleners zijn, maar vrijwilligers. We eisen niets, maar bieden een luisterend oor en vormen een soort van vriendengroep voor de gasten. Mensen op wie ze terug kunnen vallen als het even helemaal niet meer gaat. Voor ons is iedereen even waardevol. Wij zeggen altijd: niemand is er zomaar. Ieder mens heeft een doel in zijn leven, alleen haalt niet iedereen dat doel. Veel mensen die hier komen eten, hebben dingen meegemaakt waardoor zij helemaal kapot gemaakt zijn. Wij kunnen hen niet genezen, maar wij vinden wel dat iedereen recht heeft op een tweede, vierde of zelfs zesde kans.”

Onderdak voor iedereen In de jaren dat Dikkie actief is binnen de gemeenteraad en bij het sociaal eetcafé, heeft ze de ontwikkelingen rond De Herberg van dichtbij meegemaakt. De daklozen die overnachtten in de kleedkamers, de komst van de containers achter de WRZV-hallen en de steeds groter wordende groep mensen die totaal aan de grond zitten. “In de eerste jaren kwamen de mensen van heinde en verre, want als in een bepaald circuit bekend is dat er ergens ruimte is, dan stroomt het al snel vol. Dat was zo bij de noodopvang van het Leger des Heils en dat gaat ook zo bij De Herberg. Er was een tijd dat hier regelmatig een busje van de politie Haaglanden voorreed en er een groepje mensen uitliet. Op een gegeven moment kon dat echt niet meer. Omwonenden klaagden over overlast en de gemeente zat met de handen in het haar. Er moest wat gedaan worden, maar hoe? Het was in die tijd dat een aantal woningbouwcorporaties uit de regio de handen ineen sloegen en samen de verantwoordelijkheid namen voor deze doelgroep. Het resultaat is de Herberg, een plek waar iedereen terecht kan. De werkwijze van De Herberg vind ik heel goed. Mensen worden er zonder pardon opgevangen. Pas als ze weer een beetje tot zichzelf zijn gekomen, wordt er gekeken wat er nu echt aan de hand is. Het verhaal van de mensen wordt altijd gecheckt bij allerlei organisaties, want natuurlijk is niet iedereen die hier komt even braaf en ligt een bepaalde situatie soms net even iets anders dan het 53


door iemand wordt gebracht. Maar wat er ook gebeurt en wat iemand ook op zijn kerfstok heeft, bij De Herberg klopt niemand tevergeefs aan. Iedereen wordt hier echt geholpen.�

54

55


Bewoner Brammetje de Jeude:

Reed graag in mooie auto’s rond.

Levensgenieter De marktkoopman was een levensgenieter en reed graag in mooie auto’s rond. Regelmatig tufte hij in het weekend met zijn Mercedes naar Amsterdam om daar een filmpje te pakken en te zingen bij Bolle Jan. Zo af en toe had hij een meisje, maar echt serieus werd dat nooit. Bram bleef evenals zijn broer Louis, thuis bij moeders pappot aan de Zwolse Tulpstraat. Ook nadat hun ouders overleden, bleven ze samen en hadden het goed. Toen Louis overleed, keerde het tij. Bram was toen ruim zeventig jaar en voelde zich alleen. Hij kreeg kennis aan een Rotterdamse en haalde haar naar Zwolle. Helaas voor Bram klikte het wat minder tussen haar zoon en hem en bleken moeder en zoon vooral uit op zijn geld. Na veel ellende belandde hij op straat en trad op zijn zevenenzeventigste levensjaar toe tot het legioen der daklozen.

Een van de meest opzienbarende bewoners die Beloofde Land

onderdak vonden in de herberg, was de zwolse oud-marktkoopman Bram Poortier. In zijn jonge jaren was de bloemenstal van ‘Bram de jeude’ een begrip op markten in Zwolle, Meppel en Steenwijk. Vijfendertig jaar lang voorzag hij zijn klanten van verse bloemen en een vrolijke grap of grol.

Joop van Ommen trok zich het lot van de zwerver aan en bood hem onderdak in de kleedkamers van de WRZV-hallen. “Er was geen verzorgingshuis dat hem op wilde nemen. Hij was geen type dat rustig achter de geraniums bleef zitten en mocht graag een overdag een beetje rondscharrelen in de binnenstad. Dat was voor de verzorgingshuizen hier in Zwolle een reden om hem niet te willen opnemen. Onhandelbaar noemde ze hem”, herinnert Joop zich. Bram hield zich op de been door te dromen over de grote dag waarop hij Nederland achter zich zou laten en naar Israël te vertrekken, om daar als Jood onder de Joden zijn oude dag te slijten. De afdeling sociale zaken van de gemeente Zwolle nam die droom serieus en spaarde via zijn AOW voor hem een ticket Israël bij elkaar. Op zijn tweeëntachtigste was het zover. Gestoken in een smetteloos wit pak zwaaide hij vriend en vijand uit en vertrok in gezelschap van de Zwolse gemeenteambtenaar Cees van Dongen naar het Beloofde Land waar hij een weekje door zou brengen in een Joods bejaardenhuis in Haifa.

Dementie Het was aanvankelijk de bedoeling dat Bram na die eerste kennismaking met het land van zijn voorvaderen, er zou blijven om daar zijn oude dag te slijten. Het is er niet van gekomen. Brammetje was al te ver heen voor een plaatsje in een van de tehuizen en sprak ook geen woord Jiddisch of Hebreeuws. Uiteindelijk vond hij een plaatsje in een joods bejaardentehuis in 56

57


Scheveningen. Daar had hij het naar zijn zin, al begon hij al snel te dementeren. In 2000 keerde hij nog eenmaal terug naar Zwolle om als eregast aan te schuiven bij het kerstdiner in de Herberg. “Hij herkende toen bijna niemand meer”, vertelt Joop. “Wel liet hij weten dat hij in Scheveningen zijn rust gevonden had.” Eregraf Op 85-jarige leeftijd overleed de zwerver en werd begraven op de joodse begraafplaats aan de Kuyerhuislaan in Zwolle. Daarbij bleek dat men hem in Zwolle nooit was vergeten. Naast vele leden van de joodse gemeente uit Zwolle, waren er ook een aantal bevriende daklozen en de mensen die zich om hem bekommerden toen hij nog in Zwolle woonde. Twee jaar na zijn begrafenis werd er door toedoen van enkele Zwollenaren die Bram de Jeude een warm hart toedragen, een steen gekocht en geplaatst op zijn graf, met daarop de spreuk ‘Moge zijn ziel gebonden zijn in de bundel der levenden’.

58

59


De Herberg en de politiek

De politiek

De opvang in de WRZV-hallen trok landelijk de aandacht en werd zeker in verkiezingstijd door landelijke politici omarmd. De kranten stonden er bol van. Zo gaf Groenlinks-lijsttrekker Paul Rosenmöller volgens de Stentor in 2002 bij een bezoek aan buitengewoon onder de indruk te zijn van de opvang. “Je krijgt plaatsvervangende schaamte als je ziet wat er in een rijk land als Nederland gebeurt met mensen die aan de onderkant van de samenleving zitten of weinig perspectief hebben”, stelde hij. Volgens de politicus zouden de regels rond opvanginstellingen verruimd moeten worden, zodat particuliere opvang niet noodzakelijk zou zijn. “Er is nu veel bureaucratie en dat leidt tot schotten tussen de verschillende instellingen.”

‘U heeft enig haar’ Ook Els Meijer, Tweede Kamerlid voor de VVD, kwam op bezoek. Zij was verrast over de kwaliteit van opvang in de WRZV-hallen. “In vergelijking met de mensonterende situatie van bijvoorbeeld de tieneropvang in Rotterdam ziet het er hier prachtig uit”, vond ze. Meijer gaf aan zich in te willen zetten voor de erkenning van dergelijke initiatieven. “Mijn collega’s in de vaste Kamercommissie en ik zijn ervan doordrongen hoe belangrijk dit is. In drie jaar tijd hebben we het budget met 23,5 procent verhoogd. Maar de gemeenten bepalen hoe dat wordt ingezet. Er moet sowieso meer geld komen, maar de financiering in de hulpverlening moet ook 60

drastisch veranderen.” Volgens het kamerlid blijft het nodig om de trom te roeren en ze raadde Joop van Ommen aan om de media op te zoeken. “U hebt enig haar, u zou het heel goed doen op tv. U moet uw verhaal in alle media vertellen. Als mensen zien hoe u hopeloze gevallen uit de goot haalt, kan dat een eye-opener zijn, ook voor politici.”

Onmisbaar Volgens CDA-er Eddy van Hijum zijn voorvechters als Joop van Ommen onmisbaar. “Professionele zorg en opvang kunnen naar mijn vaste overtuiging nooit geheel de rol van de ‘Jopen’ van onze samenleving overnemen. Het verschaffen van nieuw perspectief aan mensen aan de rand van de samenleving is geen exclusieve taak van de overheid. Hiervoor hebben we ook de actieve inzet van medeburgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties nodig. Mensen die zich het lot van anderen aantrekken en zich daar belangeloos voor inzetten. Joop heeft laten zien hoe dit kan.”

Emoties Tweede Kamerlid Arie Slob kent Joop van Ommen nog vanaf de periode dat hij fractievoorzitter van de ChristenUnie in Zwolle was. “De eerste keer dat ik hem ontmoette, was begin jaren ’90. Het voortbestaan van de WRZV-hallen stonden op het spel. Heftige tijden waren dat. College en raad worstelden met deze kwestie en Joop roerde zich 61


stevig in deze discussie. Hij liet zich daarin weleens teveel meenemen door zijn emoties, maar dat typeert de man. Wat mij aanspreekt in Joop, is zijn grote hart voor gehandicapten, dak- en thuislozen. Hij zag daarin een taak, bleef niet wachten op anderen, maar sloeg de hand aan de ploeg. Daar kun je alleen maar respect voor hebben. Hoeveel mensen draaien hun hoofd niet om als ze geconfronteerd worden met wat de onderkant van de samenleving genoemd wordt. Joop draait zijn hoofd dan juist bij en doet wat hem voor handen komt.�

62

63


Eddy van Hijum over de voorbeeldfunctie van De Herberg Toen Eddy van Hijum in 1998 zijn politieke debuut maakte als raadslid Sociale Zaken & Welzijn van de gemeente Zwolle, viel hij meteen met zijn neus in de boter. De daklozenproblematiek in de provinciehoofdstad groeide razendsnel uit van een enkele zwerver tot een heel leger daklozen. En daar was de opvang in Zwolle totaal niet op berekend. Bij de politiek leefde het onderwerp nog niet echt, maar het burgerinitiatief van Joop van Ommen maakte grote indruk op de jonge politicus. Al snel nadat hij toetrad tot de raad, ging Van Hijum op bezoek in de WRZV-hallen om met eigen ogen te zien wat er op dat moment gedaan werd aan hulpverlening en op welke manier. “Via CDA-bestuurslid Leen van Rij kwam ik in contact met Joop van Ommen en raakte onder de indruk van de rol die hij op zich nam. Hij zorgde niet alleen op een onorthodoxe manier voor onderdak, maar bood zijn ‘gasten’ ook weer een toekomstperspectief. Daarnaast werkte hij samen met het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht. Gevangenen konden tijdens het laatste deel van hun straf stage lopen bij de WRZVhallen. Hij hielp hen zich voor te bereiden op hun terugkeer in de maatschappij. Het mooie van de aanpak vond ik de combinatie van het bieden van perspectief enerzijds en aan de andere kant grenzen stellen”, zegt hij. “Dat laatste hebben mensen soms ook nodig. Niet alleen begrip tonen, maar mensen 64

ook een zetje geven en zorgen dat je ze terugkrijgt in de maatschappij. Dat is altijd Joop’s doelstelling geweest en daar stond en sta ik zeker achter.”

Discussies Iedereen kon terecht in de WRZV-hallen voor een maaltijd en een bed. Pas daarna werd gekeken welke hulp daadwerkelijk nodig was. Dat werd Joop niet door iedereen in dank afgenomen, herinnert Van Hijum zich. “Aanvankelijk ving Joop hen op in de kleedkamers van de sporthal. Het aantal zwervers nam al snel toe, maar dat was geen bezwaar voor Joop. Hij plaatste tientallen containers achter de WRZV-hallen en liet de mensen daarin overnachten. De WRZV-hallen kregen daardoor een regionale functie; dak- en kanslozen van Hardenberg tot Harderwijk trokken allemaal naar Zwolle. Er waren veel mensen die zich kwaad maakten over de illegale toestand achter de hallen. Bewoners van de Kamperpoort begonnen te klagen over de overlast en ook binnen de raad waren de meningen sterk verdeeld. Als raad vonden we dat er een alternatief moest komen en het college van B en W is toen gaan zoeken naar een andere locatie. Dat bracht hevige discussies op gang, want hoewel iedere Zwollenaar vond dat er een oplossing voor het probleem moest komen, was er weinig enthousiasme voor een daklozenopvang in de eigen buurt. Er is veel kritiek geweest op de zoektocht naar een juiste locatie. Er werd bijvoorbeeld niet altijd even goed gecommuni65


ceerd naar de burgers, zodat die soms in de krant moesten lezen dat er wellicht een opvang in hun straat zou komen. Toen de Terborchstraat in beeld kwam, was het echt oorlog. Ik was toen al uit de raad en zat inmiddels in de Tweede Kamer, maar ik ben toen nog wel een keer met een collega-Kamerlid gaan kijken waardoor het verzet werd veroorzaakt. De zoektocht heeft uiteindelijk jaren geduurd, maar de plek waar De Herberg tenslotte is gekomen kan eigenlijk niet beter. Redelijk dicht bij het centrum en door de Zwarte Waterallee afgesneden van Holtenbroek. Een plek waar niemand ‘last’ van heeft.”

Maatschappelijk Het mooie aan De Herberg vindt Van Hijum het feit dat het een maatschappelijk initiatief is. “Het daklozenprobleem is niet iets dat alleen de overheid aan gaat. Het is iets dat ons allemaal raakt. We komen zwervers tegen op straat en in het park en wanneer je met hen in gesprek raakt, realiseer je je dat het ook jou kan overkomen. Het grootste deel van de daklozen is dat geworden door een samenloop van omstandigheden. Het kwijtraken van een baan, het verbreken van een relatie of een opeenstapeling van schulden. Het is goed om te weten dat er een plek is waar je altijd terecht kan en waar je wordt geholpen om weer zo zelfstandig en zelfredzaam mogelijk te worden”, vindt hij. “Ik ben dan ook blij dat de woningcorporaties in de regio hun verantwoorde66

lijkheid voor de groep daklozen samen met het RIBW actief hebben opgepakt. Het initiatief wordt bovendien gesteund door veel bedrijven, organisaties en particulieren in Zwolle.”

Vriend van de Herberg Hoewel allang niet meer woonachtig in Zwolle en inmiddels alweer ruim acht jaar kamerlid, is de CDAer nog steeds betrokken bij de Herberg. “Ik ben onlangs door Joop gevraagd, of liever gezegd, ingelijfd als adviseur bij de stichting Vrienden van de Herberg. En die functie vervul ik met plezier. Ik vind het mooi om mijn steentje te kunnen bijdragen. Andersom gebruik ik De Herberg ook weleens als voorbeeld tijdens Kamerdebatten. Ik nodig regelmatig collega-Kamerleden uit om te komen kijken hoe de daklozenproblematiek in Zwolle wordt aangepakt. Wat mij betreft vervult De Herberg echt een voorbeeldfunctie.”

67


Bewoner Eric Mulder:

Ik ben geworden wat ik altijd verafschuwde: burgerlijk Al help ik er jaarlijks maar eentje uit de ellende, dan ben ik al heel blij”, is een gevleugelde uitspraak van Joop van Ommen. Hoewel hij zijn uiterste best doet voor zijn jongens, komt het grootste deel vroeg of laat toch weer bij hem terug. Maar er zijn ook

Vijftig jaar geleden werd Eric Mulder geboren als oudste zoon in een keurig Zwols middenklasse gezin. Vader zat bij de politie, moeder was huisvrouw. Eric en zijn jongere zusje werden beschermd opgevoed. Hij kon goed leren en zat op het VWO. Tegen zijn zin, dat wel. Want huiswerk maken was niet zijn ding. “Ik vond het helemaal niks op school, het was mij allemaal veel te theoretisch. Ik wilde veel liever iets met mijn handen doen, maar dat vonden mijn ouders zonde van mijn intellectuele capaciteiten. Toen ik in de pubertijd kwam, begon het te rommelen. In de vierde bleef ik zitten en in de vijfde ging ik van school om in dienst te gaan. Op mijn negentiende werd ik als dienstplichtig onderofficier uitgezonden naar het zuiden van Libanon, als onderdeel van de UNIFIL vredesmacht. Dat was het begin van de ellende”, vertelt Eric. “Zes maanden lang stond ik iedere dag stijf van de adrenaline en maakte heftige dingen mee. Ik kwam terug in Zwolle met PTSS (posttraumatisch stress syndroom), iets waar nu veel aandacht aan wordt besteedt, maar toen niet onderkend werd. Hoewel ik blij was dat ik heelhuids weer terug was gekeerd, kon ik mijn draai niet meer vinden in Zwolle, een saaie provinciestad waar in mijn beleving geen zak te beleven viel. Ik ging op zoek naar avontuur en kreeg foute vrienden. Een aantal van hen gokten stevig en via hen kwam ik terecht in illegale gokhuizen in Amsterdam. Daar kwam ik in aanraking met Turkse drugsbaronnen. Voor hen was ik waardevol, omdat ik vloeiend Turks sprak, afgetraind was en prima met wapens kon omgaan. Ze vroegen mij dan ook al snel om voor hen te gaan werken. Het begon met hier en daar in Amsterdam een partijtje drugs afleveren en geld cashen. Later ging ik ook voor hen naar het buitenland.”

succesverhalen. Zoals Eric Mulder, een 50Zelfmedicatie

jarige Zwollenaar met een zwaar drugsverleden, maar inmiddels clean en in het bezit van een vaste baan, een lieve echtgenote en een eigen huis.

68

Hoewel Eric dagelijks grote hoeveelheden heroïne onder handbereik had, had hij nog nooit iets gebruikt. Dat hield hij vol, totdat hij een verslaafd meisje leerde kennen. Omdat hij gemakkelijk aan het spul kon komen, was hij binnen de kortste keren zwaar verslaafd. In het begin was er geen vuiltje aan de lucht. Eric was een kei in het ophouden van de schone schijn en kon zich uitstekend profileren. “Ik verdiende goed, had een mooie auto en een huis, maar van binnen was ik leeg. Totaal leeg, ik had geen enkel gevoel meer. Op een gegeven moment ging ik zoveel gebruiken, dat ik schulden maakte en toen gleed ik langzaam af. Voor mijn bazen werd het te riskant om mij nog in te 69


zetten, dus al snel zat ik ook zonder werk. Ik kwam met hangende pootjes terug in Zwolle, kickte af en vond een baan bij Scania. Het ging goed tot de eerste Golfoorlog in Irak. Toen ik de beelden van die oorlog op CNN zag, kwam alles uit Libanon weer terug. Ik kreeg last van herbelevingen, slapeloosheid en als ik sliep had ik vreselijke nachtmerries. Overdag had ik vaak last van angstaanvallen. Ik ging onder het mom van zelfmedicatie weer aan de heroïne.”

Gestampte pot De geschiedenis herhaalde zich. Eric maakte opnieuw schulden en raakte zijn baan en woning kwijt. Hij leefde op straat en pleegde winkeldiefstallen om aan het hoognodige geld te komen. “Als ik nuchter was, voelde ik me zo’n ontzettende loser, dat ik niet wist hoe snel ik weer iets moest gebruiken om alles te vergeten. Op een gegeven moment was ik zo zwaar verslaafd, dat ik door de hulpverlening werd opgegeven. Via het CAD (consultatiebureau voor alcohol en drugs), kwam ik toen terecht bij Joop. We hadden direct een soort van klik. We waren allebei Zwollenaren en jongens van de gestampte pot. Ik kon goed met hem door een deur.” Op dat moment zat Eric volledig aan de grond. Hij had geen geld, geen huis en geen eten. Hij kreeg een plekje in de keten achter de WRZV-hallen. “In die tijd was ik enorm agressief en loste ieder probleem met mijn vuisten op. Zodra er gedonder was tussen medebewoners, sprong ik ertussen. Op die manier bouwde ik een soort van gezag op, maar daar werd ik niet warm of koud van. Ik voelde helemaal niets meer. Geestelijk niet en lichamelijk niet. Ik sloeg iedere vorm van hulp af en was ook met geen stok naar een dokter te krijgen. Als ik bijvoorbeeld ergens een ontsteking had, dan sneed ik dat gewoon weg met een mes. Ik was echt volkomen van de wereld en dodelijk eenzaam. Ik droeg altijd een wapen, want in de drugsscene kun je niemand vertrouwen. Er werd altijd van elkaar gejat en gestolen. Kortom, mijn leven was eigenlijk geen leven meer.”

Zorgwekkende zorgmijder Diep in zijn hart vond Eric het vreselijk om zo afgezakt te zijn. Af en toe kickte hij met veel moeite af en probeerde zijn leven opnieuw op te bouwen, maar het ging nooit lang goed. “Toen ik 45 was, kreeg ik bezoek van Ron Gerrits, een oud-politieman die inmiddels hulpverlener was geworden. Hij was naar Thailand geweest en had daar een Vietnam-veteraan ontmoet, die monnik 70

was geworden. Ron werkte mee aan een project voor uitvallers en moest daarvoor kandidaten vinden die het stempel ‘zorgwekkende zorgmijders’ droegen. Daar voldeed ik helemaal aan, dus vroeg hij me of dat project niet wat voor mij was. Ik dacht; als ik wat wil, is dit mijn laatste kans en ben toen gestart met een voortraject van een maand of drie, waarbij onder andere werd gekeken, hoe gemotiveerd ik was. Zo moest ik bijvoorbeeld tweemaal per week op tijd op een afspraak verschijnen. Dat klinkt eenvoudig, maar is voor een junk bijna onmogelijk. Maar ik hield vol en werd drie maanden later naar Thailand gebracht.”

Cold turkey Daar stapte Eric in een totaal andere wereld. De monniken in het klooster, waar hij zou verblijven waren vriendelijk en open. De eerste klus was cold turkey afkicken door middel van het ontgiften via kruidendrankjes. “Kotsmisselijk werd je ervan. De eerste achttien dagen heb ik geen oog dichtgedaan en voelde me hondsberoerd. Pas daarna begon ik heel langzaam weer mens te worden en na een maand of zes was ik weer een klein beetje de oude Eric. Het was de bedoeling dat ik wanneer ik was afgekickt, vrijwilligerswerk zou gaan doen in Chiangmai, maar was bang, dat ik daar weer voor de bijl zou gaan. Toen ik op een middag zat te praten met een oude monnik, vroeg ik hem wat hij mij zou aanraden. ‘Blijf in het klooster en wordt monnik. Alleen dan zul je leren geduld en doorzettingsvermogen te kweken’, zei hij. Dat sprak mij wel aan. Ik voelde dat ik iets kon leren in het klooster en had eigenlijk ook geen andere opties. Dus besloot ik het voor drie maanden te proberen.”

Rust, reinheid en regelmaat De drie maanden werden uiteindelijk twee jaar. Tweemaal 365 precies dezelfde dagen van vroeg opstaan, mediteren, hard werken en dat op één maaltijd per dag. “Het was eentonig en eenzaam, maar ik laafde me aan de sterke geesten van de monniken. Ik heb een talenknobbel, dus leerde de taal snel spreken. Ik heb daar echt het geheim van de rust, reinheid en regelmaat geleerd.” Hoewel het leven in het klooster hem goeddeed, begon Eric zich na verloop van tijd eenzaam te voelen in die harde mannenwereld. Hij miste de vrouwelijke warmte en gezelligheid en besloot zijn pij af te doen en een serieuze relatie te zoeken. “Ik vertrok naar Chiangmai, en meldde me op aanraden van iemand aan 71


op een datingsite. Bij de zevende date was het raak. Ik ontmoette een traditionele Thaise vrouw van 40 jaar. Ze was in het begin best afstandelijk, maar ze had iets waardoor ik ervoor wilde gaan. Toen het ijs was gebroken, bleken we veel gespreksstof te hebben. Na drie maanden zijn we getrouwd. Ik kon mijn geluk niet op, toen ik een baan kreeg als begeleider in een nazorgproject, dat was opgezet door een superrijke ex-verslaafde Belg, die in de tempel was afgekickt. Het was een super de luxe resort, waar de behandeling vooral bestond uit yoga, vegetarisch eten, kampvuurtjes en op het land werken. Dat paste niet echt bij mij, dus op een gegeven moment heb ik ontslag genomen en zijn we op vakantie naar Nederland gegaan om mijn ouders te ontmoeten. Dat was vorig jaar. Terug in Nederland kwam ik in contact met Wim Keijl van stichting Chu Shin (het Japanse woord voor uit het midden van het hart), een instelling voor probleemjongeren. Ik solliciteerde bij hem en kreeg een baan aan als begeleider. Ik voelde ik me hier direct op mijn gemak, omdat de manier van begeleiding meer aansluit bij mijn persoonlijke ervaringen wat betreft behandeling en begeleiding. De jongens die er komen zijn jongens zoals ik ben geweest. Ik voel ze aan en kan ze door mijn eigen ervaringen op de juiste manier aanspreken. Het werkt. Ook mijn vrouw begint hier haar draai te vinden. In Thailand had ze een massagepraktijk, ze is nu bezig om dat hier ook op te zetten. We hebben een eigen huis gekocht en zijn van plan om hier een jaar of tien te blijven en dan weer terug te gaan.”

Burgerlijk Eric is nu bijna vijf jaar clean, maar weet dat drugs altijd een zwakke plek zal blijven. “Als ik een keer een rotdag heb gehad, komt het duiveltje nog wel eens naar boven, maar ik heb het nu onder controle en reageer me af door te wandelen of te hardlopen.” Hij lacht. “Ik leef nu het leven dat ik tot vijf jaar geleden verafschuwde: braaf en burgerlijk. Veertig uur per week werken. Op zaterdag de auto wassen en boodschappen doen bij Albert Heijn. Zo’n leven heb ik nu. En zal ik je eens wat zeggen? Ik vind het heerlijk.”

72

73


Pauropus, werken is gezond

Een ander dagritme

74

Voor wie wil werken, is er altijd wel iets te doen. Vanuit die visie is Pauropus geboren. Het Zwolse werk- en reïntegratiebedrijf biedt werkervaringsplaatsen voor mensen die alles hebben geprobeerd, en die het maar toch niet lukt om aan het werk te komen. Bij Pauropus doen de deelnemers niet alleen werkervaring op, maar ook een nieuw dagritme en sociale contacten. En met een beetje geluk zelfs een echte betaalde baan.

grap van Pauropus is dat het bedrijf gericht is op het eigen voortbestaan, in tegenstelling tot de meeste overheidsprojecten. Net als ieder ‘gewoon’ bedrijf, past ook Pauropus zich steeds aan op de marktomstandigheden. En met succes. Want sinds de oprichting is er geen jaar voorbij gegaan dat Pauropus niet zeventig procent van haar inkomen uit de markt heeft gehaald. Dat is een groot verschil met de traditionele re-integratiebedrijven, die bijna volledig op subsidie draaien.”

Met de invoering van de nieuwe wet Werk & Bijstand, werden gemeenten verantwoordelijk voor de bijstand. De gemeente Zwolle ging het probleem grondig te lijf. Omdat enerzijds de categorie hardnekkige gevallen van werkloosheid groeide en er aan de andere kant altijd wel wat te doen is in zo’n grote stad, besloot de gemeente het niet te zoeken in losvaste re-integratieprojecten, maar om te gaan voor een structurele oplossing. Het was de jonge beleidsambtenaar Eelke Blokker die de taak kreeg om het een en ander uit te werken. “We wilden iets verzinnen om de categorie hardnekkige werklozen aan het werk te krijgen”, vertelt Eelke. “Daarom gingen we in zee met de Aktiefgroep, een commercieel kringloopbedrijf. Zij weten van afval handel te maken en dat leek ons ook een goede insteek. De Aktiefgroep heeft toen een BV opgericht en ik heb namens de gemeente een structuur bedacht en uitgewerkt. Daaruit is Pauropus voortgekomen. De

Concurrerend De werkwijze van Pauropus is simpel. Het bedrijf sluit contracten met overheden en een sloopbedrijf en zet mensen voor een onkostenvergoeding van vijftig cent per uur met behoud van uitkering aan het werk. “Het is werk dat iedereen kan; schoonmaakwerk, papier prikken, gebouwen strippen voor een sloopbedrijf, taluds schoonmaken naast snelwegen en dat soort werkzaamheden. Grappig genoeg leverde dat veel publiciteit op. En het sloopbedrijf noemt onze mensen een stuk netter en beleefder dan hun eigen volk. Daarnaast zijn onze jongens gemotiveerd en werken hard. Wat dat betreft zijn we echt concurrerend met reguliere bedrijven.”

Motivatie Niet iedereen is bij de start gelijk enthousiast, maar de meesten vinden het na een periode van gewenning leuk om bij Pauropus aan het werk te zijn. 75


Trajectleider Arjen Geurts doet bij Pauropus de intakegesprekken met de nieuwkomers en hij begeleidt de deelnemers. In totaal staan er zo’n veertig deelnemers ingeschreven, waarvan sommigen dagelijks present zijn en anderen parttime werken. “Tijdens het intakegesprek ligt de nadruk op zo snel mogelijk aan de slag gaan. Ik inventariseer wat een deelnemer aan opleiding en werkervaring heeft en wat de reden is van zijn langdurige werkloosheid. Dat varieert van schulden tot verslavingsproblematiek”, vertelt Arjen. “De motivatie van mensen is heel verschillend. Enthousiasme aan de start is niet de garantie dat mensen de eindstreep ook halen. Het komt heel vaak voor dat iemand zich positief toont tijdens de intake en zegt graag aan het werk te willen, maar zich daarna nooit meer laat zien. Anderen zijn juist uiterst negatief, maar bloeien helemaal op als ze eenmaal aan het werk zijn. Het is ook heel verschillend hoe mensen zich ontwikkelen tijdens het traject. Soms denk ik: als die jongen van zijn schulden af is, moet het hem wel lukken om weer mee te draaien in de maatschappij. Maar dan zie je een tijdje later dat zo iemand terugvalt in zijn oude gedrag. Maar, je wordt af en toe ook positief verrast als iemand via de opgedane werkervaring zelfs weer een vaste baan krijgt of een plek op een werkvoorziening.”

76

Stappenplan De deelnemers worden zorgvuldig begeleid en verrichten hun werk altijd onder toeziend oog van een werkbegeleider. Ook Arjen werkt regelmatig een ochtendje mee, zodat hij een goed beeld heeft van hoe de deelnemers zich gedragen op de werkvloer. Iedere drie maanden wordt er een functioneringsgesprek gehouden, waarbij de arbeidsvaardigheden en persoonlijke leerdoelen worden besproken. “Maar als iemand tussentijds op het werk komt en naar alcohol ruikt, dan wachten we niet op dat functioneringsgesprek, dan spreken we hem daar direct op aan”, meldt Arjen. Een deel van de medewerkers komt via de Herberg. Om hen goed te begeleiden, heeft Arjen regelmatig contact met de Herberg. “Samen met De Herberg kijken we naar de doelen die iemand heeft. Wanneer een deelnemer graag weer een eigen woning wil hebben, dan stellen we samen een stappenplan op. Die samenwerking vind ik heel prettig en heeft een grote meerwaarde voor de deelnemers.”

77


Gerrit Teunis over het Herberg-voetbalteam Hij was voorzitter van de Stichting Sporthallen WRZV, PvdA-raadslid en bestuurslid van de Vrienden van de Herberg. Bij Gerrit Teunis, directeur van woningbouwcorporatie Beter Wonen Vechtdal, lopen de daklozenproblematiek en de Herberg als een rode draad door het leven. Met groot enthousiasme zet hij zich hiervoor op allerlei manieren in. Maar de mooiste herinneringen bewaart hij nog altijd aan de voetbaltoernooien die een aantal jaren achter elkaar werden gehouden. “Joop dacht; sport is goed voor mijn jongens. Dan zijn ze in beweging, slapen ze goed en kunnen ze niet op het verkeerde pad gaan”, vertelt Gerrit. “Dat leek ons als SSW-bestuur een hele gezonde en nuchtere instelling. We besloten een paar voetbalteams op te richten. Het bleek een succes. De jongens werden getraind door iemand van het RIBW en het ging hartstikke goed. Zoals Joop voorspeld had, had het een positief effect. Die jongens deden iets waar ze goed in waren en plezier in hadden, dat gaf hen zelfvertrouwen.”

Internationaal Toen bleek dat er meer van dit soort voetbalteams bestonden, organiseerden Gerrit en Joop een dubbeltoernooi met teams uit Enschede, Zwolle en Manchester. “Via mijn werk hoorde ik van het bestaan van het team in Manchester. Om het toer78

nooi een internationaal tintje te geven, hebben we hen ook uitgenodigd. Op de eerste dag van het toernooi speelden we in Zwolle, de tweede dag gingen we naar Enschede. En het vervolg was natuurlijk dat wij werden uitgenodigd om naar Manchester te gaan.” Zo gezegd, zo gedaan. Op een goede dag in 2005 was het zover. Het Zwolse daklozenvoetbalteam zou voor twee nachten naar Engeland vliegen om daar tegen Manchester te voetballen. “Het was een hele organisatie en het leverde het nodige gedonder op, want lang niet alle jongens waren in het bezit van de benodigde papieren”, herinnert Gerrit zich. En dan had je nog de methadonklanten. Het was al met al een heel geregel, want methadon is niet onomstreden in Engeland, maar uiteindelijk vertrokken we met tien daklozen en vijftien begeleiders.”

Openstaande boetes Het werd een reis met hindernissen. Eenmaal op Schiphol, bleek bij de douane dat één van de spelers nog tweeduizend euro aan boetes had openstaan. Hij mocht de grens niet over. “Dan moet je snel handelen”, zegt Gerrit. “Wij hadden alle kosten van het vliegen en overnachtingen betaald. Dus heeft de RIBW de portemonnee getrokken en die boetes betaald. Vervolgens kwamen we aan in een jeugdherberg in Engeland. Daar logeerden ook andere jongelui en die wilden natuurlijk weten wat zo’n Nederlandse delegatie daar kwam doen. Toen kwam 79


ik erachter dat eerlijk niet het langst is. Want nadat we hen het hele verhaal hadden uitgelegd, werden onze jongens prompt ten onrechte beschuldigd van diefstal. Maar voor de rest was het een groot succes. De jongens speelden redelijk en hadden het echt naar hun zin.”

Wereldkampioenschappen Bij terugkomst ontdekte Gerrit via internet dat er ook een WK werd georganiseerd voor dergelijke voetbalteams. “De KNVB had inmiddels ook van ons gehoord en wisten dat wij in Zwolle behoorlijk actief waren. Dus betrokken ze ons bij de organisatie. De voorronden van de NK werd toen gehouden in Zwolle, Rotterdam en Den Bosch en de finale in Amsterdam. Iedereen was enthousiast. Jaap Stam kwam ons zelfs ter voorbereiding trainen in de WRZV-hallen. Het volgende jaar hebben we nog

80

een keer meegedaan. Daarna kapte de trainer van de RIBW er helaas mee. Pas toen bleek hoeveel enthousiasme en tijd hij erin had gestoken. Zonder zijn enthousiasme en inzet zakte het heel langzaam zakte het in elkaar. Het Herbergteam is toen uiteindelijk opgeheven, maar het Leger des Heils heeft het opgepakt en heeft nu zelf een team, waar ook mensen uit De Herberg bij zitten. Terugdenkend aan die tijd, vind ik het heel jammer dat we ermee gestopt zijn. Het kostte veel tijd en moeite, maar je kreeg er een veelvoud aan enthousiasme en kameraadschap voor terug. Daarom zou het mooi zijn als de Vrienden van De Herberg dit toch weer nieuw leven in weten te blazen.”

81


Bewoner Jacqueline:

het boodschappenmeisje Zwitsal Schampoo Bij de Handjes

Zomaar een greep van het een van de lijstjes waarmee de drugsverslaafde Jacqueline dagelijks op stap werd gestuurd door een heler uit Zwolle. Die betaalde haar een derde van de nieuwwaarde van de spullen en zo sprokkelde Jacqueline met moeite haar dagelijkse dosis drugs bij elkaar. Zij is een van die zwervers die een onuitwisbare indruk op Joop van Ommen heeft gemaakt. Dochter uit een gegoede familie die, niet wetend hoe om te gaan met haar verslaving, haar de deur wees. Jacqueline bracht alleen de nachten door op het terrein achter de WRZVhallen, maar was overdag spoorloos. “Toen ik haar eens vroeg hoe ze haar dagen eigenlijk doorbracht, liet ze me een soort van boodschappenlijstje zien”, vertelt Joop. “Ze vertelde dat ze elke dag werd opgehaald door een paar mannen om te gaan ‘winkelen’. Dat gebeurde volgens haar niet alleen in Zwolle, maar ook in Dalfsen, Heino, Kampen en Zwartsluis. Dat is nou wat drugs met je doet: het begin van het einde. Ze was te ver heen om te stoppen en ik kon haar niet op het rechte pad krijgen. Ze overleed jong. Bij haar begrafenis zag ik haar familie voor het eerst. Rijk, ontwikkeld, maar niet in staat om hun dochter te geven wat ze zo nodig had. Dat vond ik heel erg.”

Schuimbad Zeepvrij wasgel Potten creme Zinkzalf tubes creme Koffie Axe Dove zeep.creme.shouwer

82

83


Een tweede kans

Jaap Hagedoorn over de zoektocht naar een geschikte locatie Het zoekproces naar een locatie voor De Herberg werd destijds breeduit gemeten in de media. Al kopten de kranten volop over ‘Oorlog in de Terborchstraat’, zo heeft toenmalig PvdA-wethouder Jaap Hagedoorn de discussie rond de zoektocht naar een geschikte locatie voor De Herberg nooit ervaren. “Natuurlijk waren er momenten dat ik dacht; leuk is anders. Maar ik heb het altijd gezien als constructief. Het zette de mensen aan het denken.” Tijdens zijn periode als wethouder stond het daklozenprobleem voortdurend op de agenda. Dat Joop van Ommen daklozen opving in en achter de WRZVhallen vond Hagedoorn persoonlijk bewonderingswaardig, maar met handhaving in zijn portefeuille, was hij als wethouder genoodzaakt iets doen aan de onveilige situatie achter de hallen. Dat was lastig, vond hij. “Ik was eigenlijk blij dat ze tenminste ergens werden opgevangen, maar werd er ook regelmatig door de brandweer op gewezen dat de situatie achter de hallen onveilig was. Als bestuurder moet je dan objectief zijn en op zoek gaan naar de beste oplossing voor iedereen. Gelukkig waren we al in gesprek met woningbouwcorporaties en andere partijen die bij de maatschappelijke opvang een rol speelden. Samen gingen we op zoek naar een geschikte locatie voor een nieuwe Herberg.”

84

Zinvolle discussie Na ruim een jaar praten en zoeken waren de corporaties eruit. Een groot leegstaand pand aan de Terborchstraat was volgens hen de perfecte locatie. Daar kon Hagedoorn zich wel in vinden. Het was een vrijstaand pand in de buurt van de binnenstad en er zat al een woonbestemming op. Met een minimale investering kon het huis prima functioneren volgens het concept van De Herberg met een voorportaal, en een Herberg met door- en uitstroommogelijkheden. “Het enige waar we mee zaten, waren de buurt en de veiligheid. De buurtbewoners zaten niet op een dergelijke opvang te wachten. Op zich ook wel weer begrijpelijk, want niemand zegt bij zo’n soort opvang ‘doe maar naast mijn huis’. Afgezien van het veiligheidsaspect moesten we dus met de buurt rond de tafel om afspraken te maken over de regels waaraan de opvang en haar gasten zich moesten houden. Er volgden heftige discussies met emotionele uitbarstingen, maar het bracht wel een gesprek op gang over dakloosheid in het algemeen en over wat nu de ideale woonomstandigheden zijn voor die doelgroep. Zowel Joop als de buurtbewoners zochten daarin de media en de koppen boven de artikelen suggereerden een totale oorlog. Maar kranten hebben nogal de neiging om te chargeren. Ik heb dat zelf nooit zo gevoeld. Het viel mij juist op dat iedereen snapte dat er ook voor deze inwoners ergens in de stad een plek moest zijn waar ze de kans krijgen om weer op te krabbelen.” 85


Aanzuigende werking Ook de politiek discussieerde en een van de pijnpunten was de aanzuigende werking die Zwolle zou hebben op daklozen uit het hele land. “Ik zal niet ontkennen dat er soms daklozen uit de randstad bij ons werden gedumpt omdat ze daar niet wisten wat ze met hen aan moesten. Maar uit onderzoek van de RIBW bleek dat het overgrote deel van de bewoners achter de hallen toch gewoon afkomstig was uit de regio Zwolle.” Terugkijkend denkt hij dat er achter al die discussie ook een gevoel van onbehagen zat verstopt, over het feit dat de gemeente Zwolle het wat betreft het daklozenprobleem nog niet voldoende voor elkaar had. “Dakloosheid zegt iets over de samenleving. Het is een lastige problematiek, maar het had wel mijn hart omdat ik vond dat we in Zwolle onvoldoende hulp boden. Naast de WRZV-hallen hadden we destijds het Nel Banninkhuis, Bonjour en een gebruikersruimte waaraan ik een vijftiental plekken voor nachtopvang had toegevoegd. De gemeente hanteerde de regel dat de noodopvang pas open zou gaan, nadat het eerst drie dagen achter elkaar vijf graden had gevroren. Dat was een regel waar ik niet achter kon staan, want ook met min één is het vreselijk om op straat te slapen. Met Erik Dannenberg, toen nog directeur van het centrum maatschappelijke opvang van het Leger des Heils, heb ik toen afgesproken dat we die regel niet meer zouden hanteren en dat het kantoor van het centrum voor maatschappelijke 86

opvang in Hanzeland gebruikt zou worden om in de winter extra opvangplekken te realiseren. We ruimden die kantoren in de wintermaanden uit en legden ze vol met matrassen en lieten pendelbusjes van en naar de stad rijden om de mensen te vervoeren. Dat waren allemaal tijdelijke maatregelen in afwachting van een oplossing voor de lange termijn.”

Afgeblazen Uiteindelijk werd er een bestemmingsplanprocedure in gang gezet en een veiligheidsscan gedaan, maar eind 2005 oordeelde de Zwolse driehoek burgemeester, politie en openbaar ministerie alsnog dat de veiligheid en beheersbaarheid in het gebied niet voldoende te waarborgen zou zijn, zodat de plannen voor de Terborchstraat afgeblazen moesten worden. Er bleven uiteindelijk drie plekken over, die uiteindelijk een procedure ingingen om te bepalen of de vestiging van De Herberg daar ook qua draagvlak en veiligheid mogelijk was. Erik Dannenberg heeft die procedure, in zijn rol als wethouder, toen succesvol afgemaakt.”

loop van der jaren zijn we een echte studentenstad geworden en hebben cultuur, zorg, onderwijs en werkgelegenheid een flinke groei doorgemaakt. Het beeld dat er bestaat over dak- en thuislozen is genormaliseerd, mede dankzij de inzet van iedereen die bij de bouw van de nieuwe Herberg was betrokken: het RIBW, de woningbouwcorporaties, maar ook door de gemeente zelf. Het keuzeproces verliep misschien niet altijd even fantastisch, maar moet je kijken wat we nu hebben. Een prachtige voorziening waar mensen worden geholpen en de kans krijgen op een nieuwe start.”

Volwassenheid Terugkijkend concludeert Hagedoorn dat Zwolle sinds de discussies rond de Terborchstraat volwassen is geworden. “Dertig jaar geleden was Zwolle een echte provinciestad, waar men alles wat anders dan anders was met argusogen bekeek. In de 87


Nelleke Vedelaar over het recht op een plek in de samenleving Als actief lid van de PvdA-steunfractie, maakte Nelleke het zoekproces naar een locatie voor De Herberg van dichtbij mee. Vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 werd de omstreden locatie Terborchstraat afgeketst en belandde Nelleke als kersvers raadslid in de overleggen met de wijk Holtenbroek over de locatie Nijverheidsstraat. Een mooie periode en een bijzondere ervaring, vindt ze achteraf. “Ik maakte het proces mee als raadslid en als bewoner, want ik woonde zelf ook in Holtenbroek. Ik ging naar de bijeenkomsten en de wijkplatforms en zag hoe er door de gemeente gecommuniceerd werd over de Nijverheidsstraat. Het was een heel mooi proces. De wijk was bereid om in gesprek te gaan over de Herberg. Misschien dat er in de eerste instantie nog iets was van ‘hallo, de Terborchstraat wil niet en nu zijn wij de klos’, maar daar werd heel snel overheen gestapt. Er werd vooral ingestoken op het maken van goede afspraken om overlast te voorkomen.” De positieve inslag van de bewoners van Holtenbroek was opvallend, vindt Nelleke. “Tegelijkertijd speelde er in Zwolle-Zuid de discussie over de komst van de Oude Mars, een boerderij die gerestaureerd zou worden om als opvang te dienen voor mensen met een psychische beperking. Daarop werd door de buurtbewoners extreem heftig gereageerd. Daar heb ik me toen vreselijk aan geërgerd. Iedereen 88

verdient een plek in deze stad. Ik kon niet begrijpen dat er zo in Zuid zo moeilijk werd gedaan over een zorgboerderij, terwijl er in Holtenbroek zo geweldig werd meegewerkt”

Welkom Het antwoord van de gemeenteraad op alle commotie rond het zoeken naar locaties voor De Herberg en de Oude Mars, was het aannemen van de motie Welkom In Mijn Buurt. In deze motie wordt bepaald dat iedereen recht heeft op een plek in de samenleving en dat er in Zwolle niemand wordt weggestopt op de Marslanden of op een ander bedrijventerrein. “Natuurlijk is dat een punt waaraan je steeds moet blijven werken, maar als ik kijk hoe het in het grootste deel van de stad gaat, staan de mensen meer open voor elkaar. Gelukkig maar, want wij zijn het centrum van het verzorgingsgebied tussen Hardenberg en Kampen. Wanneer er in deze regio mensen op straat komen te staan, worden ze opgevangen in Zwolle.”

Noodopvang Dat geldt ook voor uitgeprocedeerde asielzoekers. De verordening van het Rijk waarin staat dat alle noodopvangcentra voor deze uitgeprocedeerde asielzoekers gesloten moeten worden, heeft Zwolle naast zich neergelegd. “Zolang het Rijk niet zorgt voor deze mensen, houden wij de noodopvang open, want wij willen dat niemand op straat komt te 89


staan. Maar we moeten soms wel hele moeilijke keuzes maken. In die zin snap ik Joop van Ommen heel goed. Joop heeft meer ruimte om zich te bewegen, dan een wethouder. Dat vind ik mooi. Zwolle heeft de naam opgebouwd heel sociaal te zijn, overal in Nederland weten ze dat inmiddels. Ik weet zeker dat het regelmatig gebeurt dat er elders in het land gezegd wordt: ga maar naar Zwolle, daar is vast wel een plekje”, zegt Nelleke. “En dan hebben we het niet alleen maar over asielzoekers. De afspraak is dat ik in zo’n geval contact opneem met de betrokken wethouders uit de eigen steden, omdat we met elkaar wel in de gaten moeten houden dat iedere regio zoveel mogelijk haar eigen mensen opvangt.”

tegenover de jongeren die er opgevangen worden. Ook de jongeren die opgevangen worden bij BYou hebben een taak of werk binnen de opvang.Juist die mix is de kracht van BYou. Als ik ergens trots op ben, dan is het op die club. Ze zijn heel actief en doen alles om de jeugd in beweging te krijgen. Je hoeft maar bij de WRZV-hallen naar binnen te lopen, of de jongeren van BYou zijn er aan het werk. In mijn visie is dat de manier waarop we bezig moeten zijn met participatie van alle dak- en thuislozen in onze samenleving. Door de mensen werk te geven, mee te laten doen, haal je ze uit de probleemsfeer, vergroot het zelfvertrouwen en geeft ze iets waar ze mee verder kunnen. Dat is iets waar ik de komende jaren voor wil gaan.”

Passen en meten

De Herberg krijgt volgens Vedelaar een belangrijke rol binnen deze plannen. “De Herberg geeft al invulling aan dat soort dingen, maar ik wil nu ook kijken naar de financiële kant van het verhaal. Ik moet bezuinigen, maar ik wil ook her-inzetten. Dat kan niet van vandaag op morgen. Maar als we accepteren dat er nu eenmaal mensen zijn die in het niets verzanden, dan geven we ze op, en dat is iets wat nooit mag gebeuren.”

Was het altijd al passen en meten om iedereen op te vangen, door de crisis wordt dat nog moeilijker. Steeds meer mensen raken hun baan kwijt of gaan scheiden en kunnen hun hypotheek niet meer betalen. “Steeds meer mensen uit de regio komen naar Zwolle. De woningmarkt is hier heel krap, dat geldt zeker voor de sociale woningbouw. Dat betekent dat dak- en thuislozen veel te lang in voorzieningen blijven. We gaan daarom afspraken maken met corporaties en gemeenten in de regio om mensen terug te verwelkomen. Dat wordt onze grootste opgave van de komende tijd.”

90

BYou Onder de dak- en thuislozen in de Herberg, bevinden zich ook veel jongeren en tieners die ronddolen met schulden, problemen en geen opleiding of werk hebben. “Toen we constateerden dat er te weinig voorzieningen voor dit soort jongeren waren, hebben we BYou opgezet, een inloophuis voor jongeren waar het even wat minder goed meegaat. BYou wordt geleid door jongeren die daar stage lopen, maar die zich heel gelijkwaardig opstellen

91


Een gebouw van tweedekansmaterialen voor tweedekansmensen De bouw van De Herberg was een uitdaging. Niet alleen voor de opdrachtgevers, maar ook voor de opdrachtnemers. Het bouwteam, bestaande uit projectleider Mars van Delta Wonen, architect Ronald Olthof, projectcoördinator René Vegter, uitvoerder Bert Damink en Herberg-directeur Eelke Blokker was jong en enthousiast. “Ze vulden elkaar prima aan en hielden elkaar scherp. Het was een superleuke tijd”, vindt aannemer Antje de Groot achteraf.

Iets terug doen De aannemer herinnert zich het nog goed. De bouwaanvraag kwam via SWZ en luidde heel anders dan de gebruikelijke aanvragen. Er werd namelijk niet alleen gelet op prijs, ook moesten de deelnemende bouwbedrijven motiveren waarom nou juist zij geknipt waren om deze klus te klaren. “Het was een project met een buitengewoon krap budget. Toch wilden we het graag doen”, vertelt ze. “In de loop der jaren hebben we meer dan tienduizend woningen gebouwd in Zwolle. Ook aan de ABN AMRO-toren, het Achmea-kantoor en Winkelcentrum Zwolle-Zuid hebben we onze naam kunnen verbinden. We vonden het een heel mooi idee om met de bouw van De Herberg iets terug te doen voor de stad en wilden hierin ook onze vaste onderaannemers en leveranciers meenemen.”

92

Tweedekansmaterialen Trebbe bood aan het projectmanagement gratis te doen. Wiebren ten Dam, één van de directeuren die net met de VUT was gegaan, wilde het project graag mee-ontwikkelen. Als uitvoerder werd Bert Damink aangesteld. Ook voor hem was het een uitdaging, want het was zijn eerste zelfstandige klus. “Toen het bouwteam begon, lag er alleen maar een schetsontwerp van de architect Ronald Olthof van LKSVDDarchitecten. Het was nog niet uitgewerkt, omdat het toepassen van gebruikte materialen een van de speerpunten van het ontwerp was. “Een mooie filosofie”, vindt Antje. “Een gebouw voor mensen die een tweede kans krijgen, gemaakt met behulp van tweedekans-materialen. Wat betreft het ontwerp, was het dus een kwestie van afwachten wat we zouden vinden. Hierin heeft onze projectcoördinator René Vegter zich vastgebeten en het bleek geen gemakkelijke klus. Want waar je dan tegenaan loopt is de wet- en regelgeving. Het moet namelijk wel allemaal via het bouwbesluit. En we zaten met de factor tijd. Er lag een vaste opleverdatum net voor de winter, dus we konden niet eindeloos blijven zoeken naar het mooiste en het goedkoopste.”

Oud en nieuw Uiteindelijk koos het bouwteam ervoor om de basis te bouwen van nieuw materiaal, maar op zoek te gaan naar restpartijen kozijnen, stenen en deuren, waarop de architect vervolgens zijn detaillering zou 93


aanpassen. “Gedurende de bouw moesten we dus van alles uitzoeken, maar dat was geen probleem. Het bouwteam vulde elkaar prima aan en hield elkaar scherp. We schikten en regelden alles heel soepel met elkaar en als iets wat te duur werd, dan deelden we de kosten”, vertelt Antje. “We hadden aanvankelijk ook nog het idee om de bewoners te betrekken bij de bouw, maar vanuit De Herberg werd ons geadviseerd om dat niet te doen omdat de bouw geen pretpark is en bouwvakkers tegenwoordig allemaal een veiligheidscertificaat moeten hebben. Maar tijdens de bijbehorende bouwfeestjes waren de bewoners er uiteraard en dan toonden zij zich altijd zeer enthousiast.”

tijdens onze zoektocht kregen we advies en kortingen uit de meest onverwachte hoeken. Dat was een hele mooie ervaring.”

Bokitoproof Het gebouw werd niet alleen mooi in de ogen van de bouwers en opdrachtgevers, maar was dat ook in de ogen van anderen. Nadat architect Olthof het gebouw opvoerde voor de prestigieuze architectuurprijs De Gouden Pyramide, belandde het ontwerp op de shortlist. Het interieurontwerp is het resultaat van de samenwerking tussen Eelke, Ronald, Bert en Joop van Ommen. Samen met projectinrichter KVS, ontwierpen ze een ‘Bokitoproof’ interieur met veel beweegruimte, kleur en hippe meubels. “Wat betreft de meubelen hadden we niet veel keuze. We wilden in elk geval hele zware spullen hebben waarmee niet gesleept of gegooid kan worden. Wat heel bijzonder was om te ervaren; 94

95


Eelke Blokker over De Herberg als instituut voor de onderkant Volgens oud-Herbergdirecteur Eelke Blokker moet De Herberg heel nadrukkelijk een maatschappelijke onderneming blijven en geen zorginstelling worden. “We moeten kritisch blijven op alles wat er misgaat in de samenleving en op de dingen die wij in hier in De Herberg oplossen omdat een ander dat niet doet. Dat is onze core-business en plicht. Daarom moeten we de media blijven zoeken en aan de bel blijven trekken.” Als jonge beleidsambtenaar op het gebied van sociale veiligheid, kwam Eelke Blokker al snel in aanraking met Joop van Ommen. “Wanneer we er met de officiële partners van ‘overlast gevende groepen’, zoals veelplegers, jeugdcriminelen en daklozen niet uitkwamen, konden we altijd bij Joop terecht”, zegt Eelke. “Ik bewonderde de manier waarop hij zich inzette voor de doelgroep en het samen met een aantal woningbouwcorporaties voor elkaar kreeg dat er een ‘echte’ opvang zou komen in de vorm van de Herberg. Dat ik betrokken werd bij de nieuwbouw had een noodgedwongen oorzaak. Freddy Trompetter, het maatje van Joop en werkzaam bij SWZ, was projectleider van de Herberg. Hij had zich jarenlang hard gemaakt voor nieuwbouw, maar op het moment dat de aanbestedingen waren uitgezet en het eindelijk allemaal zou gaan gebeuren, overleed hij plotseling. Ze moesten toen op zoek naar iemand anders met politiek en maat96

schappelijk inzicht, die de doelgroep begreep. Ze kwamen uiteindelijk bij mij terecht en vroegen mij als directeur. Dat vond ik een hele mooie uitdaging.”

Iedereen onder dak In de periode die daarop volgde, moest Eelke schaken op vijf borden tegelijk. Er was de politiek, de oude situatie, de nieuwbouw en het stroomlijnen van de nieuwe Herberg. En het moest allemaal gedaan worden in de geest van Joop. “Iedereen onder dak. Dat is het uitgangspunt van de Herberg. Zorgen dat overleven weer leven wordt. En dat is een stuk moeilijker dan het lijkt. Er zijn maar weinig opvanghuizen waar ook de meest hardnekkige daklozen naar binnen kunnen. Die groep bestaat uit zwaarverslaafden, die wanneer ze eenmaal binnen de reguliere opvang een lijntje snuiven, de regels overtreden en er daarom zonder pardon weer worden uitgetrapt. Bij De Herberg werkt dat anders. Ons adagium is ‘iedereen onder dak’. Natuurlijk hebben wij ook regels, maar we snappen ook dat het voor sommige mensen niet meer mogelijk is om zich daaraan te houden. Bij ons zijn die mensen wel welkom, want wij vinden dat niemand op straat hoeft te leven.”

Subsidie Toch klinkt ‘iedereen onder dak’ volgens Eelke gemakkelijker dan het in werkelijkheid is. “Als directeur was het mijn taak om mensen een dak boven 97


hun hoofd te bieden. Maar om dat te kunnen bekostigen, moest ik eigenlijk zolang mogelijk zoveel mogelijk mensen dakloos houden. Want hoe meer daklozen er zijn, des te groter de noodzaak van een opvang en des te meer kans je hebt op subsidie. Het is krom, maar het is de realiteit. Dat is de reden dat er binnen de daklozenopvang vaak zo onaantrekkelijk mogelijke omgevingen worden georganiseerd, om te voorkomen dat ze te lang blijven hangen in zo’n opvang.”

Geen beheerder Nadat hij de lijnen had uitgezet en De Herberg officieel in gebruik was genomen, nam Eelke afscheid als directeur. Maar als bestuurslid van de stichting Vrienden van De Herberg blijft hij betrokken. “Zie mij maar als de oprichtingsdirecteur. Ik vond het geweldig om de nieuwe structuur van De Herberg op poten te zetten, maar ik ben geen type beheerder van een tent. Dus toen het allemaal liep, heb ik ervoor gekozen om een andere richting op te gaan en het Instituut voor Publieke Waarden op te zetten.”

Pijnpunten In de nieuwe Herberg heeft Joop geen andere functie dan die van het geweten. Volgens Eelke is hij de persoon die voortdurend op pijnpunten wijst. “Hij is onafhankelijk en zit in de Raad van Advies. Het bestuur neemt zijn adviezen serieus, want Joop is 98

betrokken en kent de doelgroep als geen ander. Daardoor is hij een instituut. De Herberg zal zich in de toekomst moeten ontwikkelen tot het instituut dat Joop van Ommen is. De Herberg moet namelijk niet alleen een opvang zijn, maar ook een instituut voor de onderkant in Zwolle. We moeten kritisch blijven op wat er misgaat in de samenleving en de dingen blijven noemen die wij als Herberg dan maar oplossen omdat niemand anders het doet. Dus als er weer zo’n gezin uit Irak komt, laten we hier in De Herberg zien waar de samenleving voor staat en laten we zien wat het Generaal Pardon voor mensen doet. Dan nemen we hen niet alleen op, maar zoeken ook de media om het verhaal te vertellen en sturen justitie de rekening voor de opvang van deze mensen.”

Traineebedrijf Waar Eelke zich zorgen over maakt is de toekomst. “Ooit moeten we het instituut Joop vervangen, met mensen die net zo in het leven staan als hij. Voor wat hij in zijn eentje doet, heb je misschien wel twintig mensen nodig. Daarom zouden we een traineebedrijf moeten worden en mensen in een samenwerkingsverband met scholen en instellingen moeten opleiden op de werkvloer. Alleen dan zijn wij in staat de professionals op te leiden die deze doelgroep nodig heeft.” Naast het vinden van een goede leider, blijft het financiële deel ook een strijd. Een deel van de inkomsten worden gehaald uit het sociale

pension, waar zo’n twaalf tot veertien mensen een kamer kunnen huren. Een ander deel komt via de AWBZ. Maar er zijn ook mensen zonder uitkering en zonder inkomen. “Voor die kosten draait De Herberg op, die op haar beurt een bijdrage krijgt van de betrokken woningbouwcorporaties, de samenleving en de Vrienden van de Herberg. En niet te vergeten door Joop zelf. Hij is een goed ondernemer en had schatrijk kunnen zijn, maar hij heeft ervoor gekozen om een groot deel van zijn vermogen te gebruiken om daklozen te helpen. En ja, hij rijdt in een mooie auto. Daar krijgt hij kritiek op. Onterecht, vind ik. Want die mensen zien niet dat hij, wanneer hij niet had gedaan wat hij heeft gedaan, nu had kunnen rentenieren of zelfs in een Maserati rijden. Die dure auto heeft ook een functie. Want Joop is ook een straatjongen geweest en met zijn auto zegt hij tegen de doelgroep: kijk jongens, ik was zoals jullie, maar ik heb nu een Mercedes. Dat kunnen jullie ook bereiken.”

99


Bewoner Jacob de Vries:

Een eigen huisje voor hemzelf, voor zijn vrouw en zijn

Jacob de Vries groeide samen met zijn twee broertjes op in een normaal gezin in Hoogeveen. Over hoe hij in zijn huidige situatie terechtgekomen is, is hij niet helemaal duidelijk. Wel heeft zijn moeder hierin volgens hem een rol gespeeld. “Ik was 24 en woonde met mijn vrouw bij mijn moeder in. We hadden beiden geen baan en leefden van een uitkering. Tussen mijn zwangere vrouw en mijn moeder liep het niet altijd even lekker. Op een gegeven moment ontstond er een woordenwisseling en wilde mijn moeder mijn vrouw een duw geven. Dat liet ik niet over mijn kant gaan en gaf mijn moeder een duw. Na een enorme ruzie zijn mijn vrouw en ik weggegaan en gingen op zoek naar een eigen woning. Dat viel vies tegen, want onder de 700 euro konden we niets huren. Zo zijn we uiteindelijk in Emmen op straat beland. We sliepen buiten, onder een tent die ik had gemaakt van een afdekzeil en gejatte planken en spijkers, want ja, een zwangere vrouw, die kan toch niet op straat slapen?”

kinderen. Een eigen plek waar ze bij elkaar kunnen zijn en

Strijdlust

Ik droom van een eigen huis

waar niemand hen vertelt wat ze wel en wat ze niet moeten doen. Dat is de droom van Jacob de Vries. De werkelijkheid is anders. Jacob verblijft in De Herberg in Zwolle, zijn vrouw woont in een instelling voor begeleid wonen in Steenwijk en hun twee kinderen zijn ondergebracht bij twee verschillende pleeggezinnen. Die situatie wil hij zo snel

Een reclasseringsambtenaar verwees Jacob en zijn vrouw naar de WRZV-hallen in Zwolle. “Eerst hebben we met ons tweeën in een keet achter de hallen gewoond, later kreeg mijn vrouw een eigen kamer via het Leger des Heils. Ik kon daar niet terecht, omdat ik gedonder had gehad bij het Leger in Leek. Kort nadat wij in Zwolle kwamen, beviel mijn vrouw van ons eerste kind in het ziekenhuis. Dat kind is toen meegenomen door de Jeugdzorg. Dat nam ik niet en heb meteen weer een nieuw kind gemaakt, want ik wil zelf een kind hebben. Ook onze tweede dochter werd van ons afgenomen. Ik heb tegen Jeugdzorg gezegd dat ik net zolang doorga met kinderen maken, tot ik zelf een kind heb”, zegt hij strijdlustig. Zijn vrouw woont inmiddels op een Frion-locatie in Steenwijk. Eenmaal in de zes weken komen de kinderen op bezoek bij hun moeder en dan reist ook Jacob naar Steenwijk. Hij hoopt dat het gezin ooit herenigd zal worden. Tot die tijd verblijft hij in de Herberg.

mogelijk veranderen. “Ik vecht voor hen tot mijn laatste Sfeerloos

snik. Ik gebruik geen drugs en geen alcohol. Ik heb gespaard en kan ze eten, kleren en speelgoed geven. Nu nog een huis. Dat is waar ik voor wil gaan. 100

“Tja, die nieuwe Herberg. Dat is nog steeds erg wennen. Het is een mooi gebouw, maar er hangt geen sfeer”, vindt hij. “De gezelligheid is weg. Vroeger achter de hallen deden we veel meer met elkaar. Als er bijvoorbeeld voetbal op de tv was, gingen we met ons allen kijken. Dat doen we nu niet meer. Er is hier een directeur met een secretaresse en professionele begelei101


ding. Je moet hier zelf je kamer schoonhouden en sfeer creëren. Dat soort dingen vind ik heel irritant. Maar de kamers zijn mooi hoor. Ik heb een eigen tv, koelkast, magnetron, koffiezetapparaat en een eigen laptop en internet. Je kan het eigenlijk wel een beetje vergelijken met een studentenkamer.”

Werken Jacob doodt zijn tijd met plaatjes draaien via internet en klusjes verrichten in en rond de Herberg. “Tussen negen en tien uur kom ik mijn nest uit. Dan zet ik de computer aan en dan draai ik wat plaatjes en zeg ik wat dingen tussendoor als een soort van dj. Je kunt hier ook werken voor wat extra inkomen. In de winter heb ik een tijd geholpen in de keuken. Koken, afwassen, zorgen voor de broodmaaltijd en schoonmaken. Dat vond ik echt mooi werk. In de zomer werk ik als tuinman. Koptelefoon op en schoffelen maar. Ik ben blij dat dat kan, want je hebt wat om handen en je krijgt er twee tientjes per week voor. ’s Avonds eten we warm en daarna ga ik op mijn kamer tv kijken. Om 18 uur kijk ik naar Vrijland, daarna zap ik naar RTL 7 voor het A-Team, dan naar SBS 6 voor Hart van Nederland en daarna is het tijd voor Goede Tijden, Slechte Tijden. Als dat is afgelopen ga ik meestal nog een uurtje op internet en daarna kijk ik nog een keer naar Hart van Nederland. Tussendoor praat ik met mijn vrouw via MSN.”

Droom Jacob houdt hoop voor de toekomst. Hij droomt van een eigen huisje voor hem en zijn gezin. “Onze kinderen wonen niet thuis, maar het zijn onze kinderen. Mijn vrouw heeft ze gedragen en ik ben er heel erg gek mee. Mijn gezin is alles voor me. Daar wil ik helemaal voor gaan.”

De Herberg in de media Joop van Ommen had het al snel in de gaten: om op korte termijn zaken voor elkaar te krijgen en de aandacht van de politiek af te dwingen maakte hij dankbaar gebruik van de media. Het resultaat is een archief met zeker twintig bananendozen met krantenknipsels en bijna tien uur aan radio- en tv-opnames.

- Vertrek Bram naar Israel: 14 april 1999, RTV-Oost ; - De wandeling: 13 december 2002, KRO; - Beschuit met muisjes: 14 april 2004, EO; - Uit de Bajes, 'Joops honk': 3 juni 2003, NCRV;

De opvang in en achter de WRZV-hallen haalde regelmatig de landelijke media, maar was ook een dankbaar onderwerp voor de plaatselijke kranten. Zo maakte de Swollenaer een verhalenserie waarin klanten van Joop uitgebreid hun verhaal konden vertellen en volgde de Stentor de avonturen van Joop jarenlang op de voet. Ook was hij te zien in tvprogramma’s als….

>

- Het putje van Zwolle, buurt tegen de komst van daklozen: 8 juni 2004, Netwerk; - Dakloosheid in Kampen en Zwolle. Het putje van Zwolle: 9 juni 2004, Actua; - De Terborghstraat, Willem Alkema: 27 december 2004, RTV-Oost; - Praatprogramma Zakelijk TV: 14 juni 2009, lokale omroep Brug TV; - Erepenning en sluiting De Herberg: 2 november 2009, RTV-Oost; - Het museum, de oude Herberg. Impressies nieuwe Herberg. Jacob ruimt zijn kamer op: december 2009, RTV Oost.

102

103


Michael Amsman over zijn twee petten “Als Joop er helemaal niet meer uitkomt, belt hij mij, en wanneer zijn verhaal ook maar een beetje nieuwswaarde heeft, komt het in de krant. Vaak is de zaak dan binnen twee dagen rond. Het is mooi om als krant deel uit te maken van die dynamiek.” Als journalist staat Michael Amsman voor, naast en achter Joop van Ommen en zijn daklozen. Hij is toeschouwer, maar ook betrokken. Want door erover te schrijven schudde hij mensen wakker en beïnvloedde soms zelfs de loop van de geschiedenis. Ieder artikel dat ooit over hemzelf, de WRZV-hallen of De Herberg is verschenen, is door Joop van Ommen trouw bewaard. Zijn archief bestaat inmiddels uit acht bananendozen vol knipsels uit allerlei kranten en ruim twintig uur aan tv-programma’s. Opvallend is de rol van Stentor-journalist Michael Amsman. Hij schreef voor de Stentor over zo’n beetje alles wat er in de afgelopen jaren is voorgevallen rond het daklozenprobleem in Zwolle, en deed dat met een positieve insteek en inbloemrijke taal. “Het begon in de strenge winter van ’98-’99, toen er een dakloze was doodgevroren”, vertelt hij. “Tot die tijd zag je wel eens een zwerver lopen, maar het echte probleem was toen nog niet zichtbaar. In die winter werd Zwolle wakker geschud. Dat er mensen op straat doodvroren, dat kon niet. Toen werd ook de 104

gemeenteraad wakker. Het daklozenprobleem was opeens een hot item. In die tijd kwam ook Joop van Ommen in beeld. Hij ving mensen op in de kleedkamers van de WRZV-hallen en zo kwam ik met hem in aanraking.”

Kerstverhaal Qua journalistiek was het onderwerp voor Amsman een verademing. “Dit was nieuws dat de mensen raakte. Hier ging het om het rauwe van de stad en de rafelranden van de maatschappij. Iets waarmee iedere inwoner van een stad met 120.000 inwoners op de een of andere manier mee te maken krijgt.” Amsman schreef over het tentenkamp, hulpverleners en de overnachtingen in de kleedkamers van de WRZV-hallen. Maar achteraf gezien, werden de ogen van Zwolle pas echt geopend door het verhaal van Brammetje de Jeude, de gewezen marktkoopman die aan lager wal raakte. “Hij was een bekende Zwollenaar die door een ongelukkige samenloop van omstandigheden op straat terecht was gekomen. Bij wijze van kerstverhaal, ging ik een dag met hem op stap. We maakten de gekste dingen mee. Hij liep in zichzelf te praten, maar sprak ook anderen aan. Het was ellende, maar je kon ook met hem lachen. Ging hij een seksshop in, ik erachteraan, met schaamrood op mijn kaken. Het werd een heel mooi verhaal en het heeft in Zwolle de dingen losgewoeld, zei Joop achteraf. Hierdoor kwam het probleem eindelijk in het vizier van de politiek.” 105


Een-tweetje Zeker in de beginperiode volgde Amsman nauwgezet wat er gebeurde. Daar werd door Joop van Ommen dankbaar gebruik van gemaakt. “We hadden een soort een- tweetje: wij hadden een mooi verhaal en Joop kreeg de aandacht die hij nodig had. Het kwam regelmatig voor dat Joop echt met zijn handen in het haar zat. Zo nam hij bijvoorbeeld eens een zwerver onder zijn hoede die zwaar psychotisch en agressief was. Een boom van een vent die mensen op straat bedreigde en een gevaar voor de samenleving was. Joop probeerde wanhopig om die man ergens opgenomen te krijgen, maar nergens wilden ze hem hebben. Ten einde raad belde Joop mij en riep dat hij met een levensgevaarlijke tijdbom zat. Ik heb toen een heel verhaal gemaakt over de tikkende tijdbom van Zwolle. Daarna kon opeens wel van alles en werd die man nog geen twee dagen later opgenomen. Dit soort dingen gebeurden veel vaker. In die zin hebben we als krant echt wel een rol gespeeld bij de oplossing van het daklozenprobleem. Door het schrijven van dit soort artikelen kregen zwervers de hulp die nodig was, werd de Zwolse bevolking verlost van overlast en Joop van een probleem, en wij hadden een mooi verhaal.”

Twee petten Toch was het volgens Amsman niet zo dat Joop hem maar onbeperkt kon ‘bestellen.’ 106

Al had hij nog zoveel sympathie voor het werk van Van Ommen, hij was en bleef een nieuwsman en werkte op die manier Van Ommen ook weleens tegen. “Wat dat betreft zaten mijn twee petten elkaar soms echt in de weg. Toen er gezocht werd naar een goede locatie voor De Herberg, lekte een raadslid over een beoogde locatie aan de Veerallee. De buurtbewoners bleken daarvan nog niets te weten. Dat hebben wij toen als nieuws gebracht, omdat wij vonden dat dit zeker voor de bewoners van de Veerallee nieuwswaarde had. Dat is mij door de wethouder toen niet in dank afgenomen. Toenmalig raadslid Arie Slob verweet ons zelfs dat wij daarmee een grens hadden overschreden en dat door ons toedoen dat hele proces was mislukt. Dat vond ik wel lastig en het was ook wrang voor Joop. Toch begreep die mijn positie en heeft hij mij er nooit op aangesproken.”

Vriendschap Na al die jaren is er een soort van vriendschap ontstaan tussen Van Ommen en de journalist. “Er is een band gegroeid, al zijn we twee totaal verschillende types. Joop is een opvliegende jongen van de straat. Wanneer je aan zijn jongens komt, dan kom je aan hem. Maar wanneer zijn jongens uit de pas dreigen te lopen, dan laat hij zijn handen wapperen en deelt hij weleens een tik uit. Onorthodox ja. Maar bij sommige mannen is dat de enige taal die ze verstaan”, zegt hij. “Toch hebben we ook overeen-

komsten. We hebben beiden hart voor de stad en zitten in verschillende besturen. We komen elkaar ook in die hoedanigheid vaak tegen. En Joop weet alles. Dat is soms heel handig. Het komt regelmatig voor dat ik hem bel omdat ik iets heb gehoord. Dan vraagt hij even wat rond en kan mij vaak dezelfde dag nog vertellen hoe het zit.”

Dunne draad Door zijn ervaringen met zwervers en daklozen heeft Amsman een andere kijk gekregen op het leven. “Vroeger dacht ik dat je het allemaal zelf in de hand had, maar ik weet nu dat er maar een paar dingen mis hoeven te gaan in je leven. Je woont in een te duur huis, je hebt wat schulden, verliest je baan en dan kan het maar zo gebeuren dat je op straat staat. We hangen allemaal maar aan een dun koordje. Niet alleen zij, maar wij net zo goed. Ik heb ze ontmoet, keurige mensen met een keurige geschiedenis, die roken noch drinken, maar toch in het leger der daklozen belanden. Het kan ons allemaal overkomen. En dan is het heel prettig dat er mensen zijn die zich om je bekommeren.”

107


Colofon Uitgave: Beter Wonen Vechtdal Hardenberg Tekst: Erna Ekkelenkamp Ontwerp: Gijs Dragt Fotografie: Ben Vulkers, pag. xx, xx Gijs Dragt, pag. xx, xx en omslag voorzijde Lithografie: PRDigitaal / Pieter Reinink Druk: ÉposPress

108


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.