Werkbladen

Page 1

Naam: ……………………………… Klas: ………

Datum: ………………………….

INHOUD.

LENGTE

GEWICHT


Lengtematen Schat de omtrek en noteer (kolom 2). Kies het gepaste meetinstrument. Meet en noteer (kolom 3). Vergelijk het meetresultaat met de schatting en zet een kruisje in de passende kolom: te veel geschat, te weinig geschat of ongeveer juist geschat (kolom 4).

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

De lengte van

Schatting

Meetresultaat

Vergelijking schattingmeetresultaat Te veel geschat

mezelf

de deur

de tafel

het bord

je duim

Te weinig geschat

Ongeveer juist geschat


Inhoudsmaten Schat de omtrek en noteer (kolom 2). Kies het gepaste meetinstrument. Meet en noteer (kolom 3). Vergelijk het meetresultaat met de schatting en zet een kruisje in de passende kolom: te veel geschat, te weinig geschat of ongeveer juist geschat (kolom 4).

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

De inhoud van…

Schatting

Meeteenheid

Vergelijking van de schatting met het meetresultaat Te veel geschat

Eén glas water Eén flesje water Eén kopje koffie Een flesje shampoo

Een emmer

Te weinig geschat

Ongeveer juist geschat


Gewichtsmaten Schat de omtrek en noteer (kolom 2). Kies het gepaste meetinstrument. Meet en noteer (kolom 3). Vergelijk het meetresultaat met de schatting en zet een kruisje in de passende kolom: te veel geschat, te weinig geschat of ongeveer juist geschat (kolom 4). Kolom 1 Het gewicht van ‌

Kolom 2 Schatting

Kolom3 Meetresultaat

Kolom 4 Vergelijking van de schatting met het meetresultaat Te veel geschat

mezelf 4 appels 1 pak boter 1 pak suiker 5 sneetjes kaas

Te weinig geschat

Ongeveer juist geschat


Lengte-, gewichts- en inhoudsmaten 1 a) b) c) d) e) f) g) h) 2

Vul de juiste maateenheid in. Kies uit: km, m, dm, cm, l, dl, cl, kg, g. Mijn bed is ongeveer 2 ......... lang. Vader kocht 50………. aardappelen voor de wintervoorraad. In een bierflesje kan ongeveer 25 ........ Het lijmpotje van Jan is 12 .........hoog. Mijn radio is ongeveer 2 ..............hoog. In een flesje chocomelk is ongeveer 2 …… chocomelk. Als ik een grote emmer vul, dan is er ongeveer 10 ………water in. Moeder kocht ............... gerookt vlees. Rangschik de voorwerpen volgens hun gewicht. Noteer het lichtste voorwerp eerst.

1 .......................................................................................................................... 2 .......................................................................................................................... 3 .......................................................................................................................... 4 .......................................................................................................................... 5 .......................................................................................................................... 3

Kleur de gevraagde hoeveelheid.

1 dl

½ liter

4 dl

10 cl

3 dl minder dan 1 l


4

Bekijk de maatbekers en vul daarna in hoeveel vloeistof erin is.

... l en ... dl 5

... l en ... cl

Teken de gevraagde lengte.

Teken een lijnstuk van 1 dm en 5 cm.

Teken een lijnstuk van 1 dm en 1 cm.

6

Meet deze lijnstukken en vul daarna in.

[AB] = 1 dm en ........ cm. [CD] = ..... dm en ..... cm. [EF] = ..... dm en ...... cm.

... dl en ... cl

... l en ... dl


7 Bekijk de weegschalen en vul daarna in hoeveel gewicht erop ligt.

… kg en … g

… kg en … g

anderhalve …

… kg en …g


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.