7 laureaten 2016-2017

Page 1

7 laureaten KU Leuven Faculteit Architectuur Campussen Sint-Lucas Gent / Brussel 2016 Architectuur Interieurarchitectuur International Master of Architecture Stedenbouw en Ruimtelijke Planning



INHOUD Voorwoord / Preface Dag Boutsen

5

Inleiding / Introduction Carl Bourgeois

6

Afstuderen is een onbekende toekomst / Graduating into an unknown future Jan Bruggemans

7

De Masteropleidingen van de Faculteit Architectuur / The Master programmes of the Faculty of Architecture

9

Complexiteit in Istanbul of de Marmarastrip als stedelijk project Eindwerk van Ben Vandenput, laureaat Master in de stedenbouw en ruimtelijke planning Complexity in Istanbul or the Marmara Strip as an urban project Master’s thesis by Ben Vandenput, laureate Master of Urban Design and Spatial Planning

15

Fictieve Realiteit Eindwerk van Lien Van der Jeught, laureaat Master in de interieurarchitectuur Gent Fictional Reality Master’s thesis by Lien Van der Jeught, laureate Master of Interior architecture Ghent

27

De Symfonie van het Noordstation Eindwerk van Yleni Bossu, laureaat Master in de interieurarchitectuur Brussel North Station Symphony Master’s thesis by Yleni Bossu, laureate Master of Interior architecture Brussels

39

Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja. Eindwerk van Iwo Borkowicz, laureaat internationale Master of Architecture Gent Master’s thesis by Iwo Borkowicz, laureate international Master of Architecture Ghent

51

Ensjø, Oslo: Toward a new productive landscape. Eindwerk van Fadi Belouni “Aryo”, laureaat internationale Master of Architecture Brussel Master’s thesis by Fadi Belouni “Aryo”, laureate international Master of Architecture Brussels

65

Constructing Saudade Eindwerk van Ghan Oudhuis, laureaat Master in de architectuur Gent Constructing Saudade Master’s thesis by Ghan Oudhuis, laureate Master of Architecture Ghent

75

Weststation als Stedelijke Archipel Eindwerk van Jochen Schamelhout, laureaat Master in de architectuur Brussel Weststation as an Urban Archipelago Master’s thesis by Jochen Schamelhout, laureate Master of Architecture Brussels

87

Colofon

99

3


4


Voorwoord

Preface

Eigenlijk toont België aan hoe makkelijk het is om iets moeilijker te maken. Toch gaat het hier niet om complexiteit voor het plezier, zoals een Rube Goldbergmachine. Het is eerder een weerspiegeling van de hoge intrinsieke complexiteit van het land, met al zijn tegenstrijdige politieke, sociale en economische eigenaardigheden. De hele wereld wordt steeds ingewikkelder, dat is een voor de hand liggend statement. Ontwerpstudio's in architectuurscholen zijn een mooie weerspiegeling van deze complexiteit. Studenten worden niet enkel gevraagd om een stevig en functioneel gebouw te ontwerpen, maar ook rekening te houden met economische, antropologische, sociale en culturele factoren (en deze lijst kan nog vlot verder aangevuld worden). Is het mogelijk om niet overweldigd te zijn door zo’n complexiteit? Kan je de twee makkelijkste uitwegen vermijden: je potlood neerleggen en je totaal nutteloos voelen, of geen aandacht schenken aan de uitdagingen en vrolijk doorgaan alsof er niets aan de hand is? De voorbije jaren trad de Vlaamse architectuur naar buiten met voorbeelden van nieuwe manieren om de realiteit te benaderen. Dit mag geen verrassing zijn in een dergelijke omgeving, waar ruimte geboren wordt uit de toevallige ontmoeting van onafhankelijke actoren en factoren, net als op een oefenterrein. Het uitgangspunt is het idee dat door het Belgische paviljoen werd gelanceerd op de Biënnale 2016: “niet minder vinden, maar minder gebruiken om iets anders te vinden. [...] Verbeelding is het sleutelwoord. Verbeelding die niet uitgaat van overdaad, maar schaarste omarmt.” Vanuit dit standpunt kunnen we zeggen dat het omarmen van complexiteit zeker draait rond de moeilijkheid om dingen te vergemakkelijken. Zoals de ondertitels aangeven, gaan we ervan uit dat intellectuele scherpzinnigheid en creatief vakmanschap de twee vereiste ingrediënten zijn. Intellectuele scherpzinnigheid betekent het afwijken van de lineaire, resultaatgebaseerde ontwerpmethodes en het aanwenden van een gevoelige (en experimentele) aanpak. Zelfs als het beoogde product van een architect een ruimtelijke ervaring is, dan kunnen intermediaire onderzoeksmiddelen voor dimensionaliteit (tekeningen, modellen ...) een rol krijgen die niet enkel functioneel is (een idee uitdrukken). De manier waarop ideeën worden uitgedrukt is zelf al onderdeel van het idee. En dan is er het belang van vakmanschap. De geselecteerde projecten spreiden nederig vakmanschap uit schaarste tentoon. De meeste modellen zijn handgemaakt. Digitale tekenhulpmiddelen worden eerder gebruikt om plannen en isometrieën te maken dan om te experimenteren met complexe 3D-modellering of parametrisch ontwerp, en manueel tekenen is nog steeds een waardevol hulpmiddel. Niet omwille van een taboe op het gebruik van moderne technologie, maar als gevolg van een grondig onderzoek naar wat traditionele technieken nog meer te bieden hebben.

Belgium, in a way, illustrates how easy it is to make things more difficult. Nevertheless, this is not a mess for the sake of it, as in a Rube Goldberg machine. Rather, it reflects the particularly high inner complexity of the country, with all its contradictory political, societal, cultural and economic peculiarities. The whole world is now becoming more and more complex, though that might be stating the obvious. Design studios in schools of architecture reflect this complexity. Students are asked not only to design a sound and functional building, but also to consider economic, anthropological, sociological and cultural factors (and the list could go on). Can you avoid being overwhelmed by such complexity? Can you avoid the two easiest shortcuts, dropping your pencil and feeling utterly useless, or paying no heed to the challenges and carrying on in blissful ignorance? In recent years Flemish architecture has thrown up examples of new ways of approaching reality. This should not come as a surprise in such an environment, where spaces are born out of a coincidental convergence of independent actors and factors, as though on a training ground. They revolve around the idea, as expressed by the Belgian Pavilion at the 2016 Biennale, “not to find less, but to use less to find something else. […] Imagination is the key here. An imagination that does not start from the excess, but embraces the less.” From this point of view, we could say that embracing complexity is definitely about the difficulty of making things easier. As suggested by the subtitles, we consider intellectual sharpness and creative craftsmanship to be two necessary ingredients. Intellectual sharpness means abandoning the linear, result-based methods of design in favor of sensitive (and tentative) approaches. Then, even if the intended product of an architect is a spatial experience, intermediary devices necessary to investigate dimensionality (drawings, models…) acquire a role that is not purely functional (expressing an idea). The way in which ideas are expressed is itself part of the idea. And then there is the importance of craftsmanship. The selected projects display humble craftsmanship out of scarcity. Most of the models are handmade. Digital drawing tools are employed to produce plans and isometrics rather than to experiment with complex 3D modeling or parametric design, and manual drawing is still a valuable tool. Not because of any taboo on the use of contemporary technologies, but as a consequence of a thorough exploration of what traditional techniques still have to offer.

Dag Boutsen

Decaan Faculteit Architectuur, KU Leuven, Campussen Sint-Lucas Dean Faculty of Architecture, KU Leuven, Campusses Sint-Lucas

5


Inleiding

Introduction

Architectuur is ‘Goesting' Ontwerpen bevindt zich op een kruispunt tussen denken en doen. Altijd. Architectuurdisciplines incarneren een brede culturele, maatschappelijke en soms erg technische verantwoordelijkheid maar incorporeren tegelijkertijd ook de magie om te verwonderen. Een goed ontwerper is in veel markten thuis: in de eerste plaats kijkt hij anders naar de werkelijkheid: hij is creatief. Bovendien is hij geïnteresseerd in hoe de dingen in elkaar zitten en weet ze een plaats te geven in ruimte, tijd en gebruik. Op die manier bewerkstelligt hij een specifieke beleving. Een plek om te zijn. Langsheen de bestaande/conventionele/geroutineerde kennis van cultuur, technieken en kunsten inspiratie vinden tot het (opbouwend) alternatieve, vergt een brede interesse in en een scherpe, kritische blik op de werkelijkheid. Niet toevallig bestaat hier traditioneel een affiniteit met de kunsten. Onze opleidingen (architectuur, interieurarchitectuur, stedenbouw en ruimtelijke planning,) schrijven zich in in die tumultueuse en permanente zoektocht naar het wezen van architectuur. Door een open debat te voeren tussen docenten, studenten, externe praktijk en onderzoek willen we subjectiviteit verheffen tot norm. Met botsende inzichten en controverse als leidmotief voor steeds nieuwe (vernieuwende) inzichten. De faculteit wil architectuur maken centraal stellen. Niet alleen doorheen de kunde van het bouwen, maar via een kritisch en zelfzeker standpunt ten aanzien van het maken. Die definitie van je (toekomstige) praktijk maak je zelf: ‘your future practice’ (meteen ook de titel van een afstudeerstudio olv. Marc Godts en Nel Janssens). Sint-Lucas boogt op 150 jaar traditie en tegelijk is ze een piepjonge faculteit van de KULeuven. Dynamiek en permanente transformatie maken deel uit van ons DNA. Sinds mensenheugnis wordt er gebouwd, maar architectuuronderzoek’ in de academische zin van het woord is vandaag zo goed als onbestaand. Die nieuwe universitaire uitdaging lijkt me op het lijf geschreven van de per definitie exploratieve architect.

Architecture is Feeling Design is located at a crossroads between thinking and doing. Always. Architectural disciplines encompass a broad cultural, social and sometimes very technical responsibility, but also incorporate the magic of being able to surprise and delight. A good designer is at home in many markets: first and foremost he or she looks differently at reality - he or she is creative. Moreover, he or she is interested in how things work and knows how to give them a role in space, time and use. This way, he or she brings a specific experience into being. A place to be. Finding inspiration alongside the existing/conventional/ routine knowledge of culture, techniques and arts for the (constructive) alternative requires a broad interest in, and a sharp, critical look at, reality. It’s no coincidence that architecture has traditionally had an affinity with the arts. Our training courses (architecture, interior design, urban development and spatial planning) are in line with that tumultuous and permanent quest for the essence of architecture. By conducting an open debate among lecturers, students, external practice and research, we want to raise subjectivity to a standard. With colliding insights and controversy as a leitmotif for ever new (innovative) insights. The faculty aims to give centre stage to the making of architecture. Not only throughout the art of construction, but via a critical and self-confident point of view regarding the making of architecture. You make that definition of your practice (or your future practice) yourself: Your Future Practice (also the title of an inter-disciplinary studio directed by Marc Godts and Nel Janssens). While Saint Lucas can look back at 150 years of tradition, it is at the same time a very young faculty at KULeuven. Dynamism and permanent transformation form part of our DNA. For as long as there have been humans, we have been building things, but architectural research in the academic sense of the word is pretty much non-existent today. This new university challenge seems to me to be just the ticket for the architect, who is exploratory by definition.

Architectuur heeft zin! Architectuur geeft zin! Architectuur is zin!

Architecture has meaning! Architecture gives meaning! Architecture is meaning!

Architectuur is goesting!

Architecture is feeling!

Carl Bourgeois

Vicedecaan Onderwijs, Faculteit Architectuur, KU Leuven, Campussen Sint-Lucas Vice dean for Education, Faculty of Architecture, KU Leuven, Campusses Sint-Lucas

6


Afstuderen is een onbekende toekomst

Graduating into an unknown future

Tijdens het afstuderen gaan studenten diep met de bevraging van de toekomst en van hun vak. Wat de opdracht ook was, hun interpretatie van de opdracht is fundamenteel om zich te onderscheiden bij de eindjury. Toekomst gericht onderzoek in architectuur, interieurarchitectuur en stedenbouw en ruimtelijke planning is een wezenlijk onderdeel van een afstudeerproject. Voor de studenten en de jury een belangrijke opdracht. Toekomst gericht ontwerpen verbreedt de opleiding naar meer maatschappelijke relevantie. Het is duidelijk dat het afstudeerproject een bijzonder en uniek moment is. Architectuur is een maatschappij gebonden materie en mag zich niet beperken tot huisje-tuintje. Het afstudeerproject is een unieke gelegenheid voor de studenten om zich te profileren naar de toekomst en vooral hun toekomst. Laureaten hebben dit bewezen bij hun afstudeerproject en zijn een elite waarvan men kan verwachten dat ze onze faculteit mede verder zullen uitbouwen in hun praktijk. Energie beheren en milieu waarderen zijn een uitdaging. Architectuur kan dank zij de academische omkadering meer dan vroeger hier een belangrijke rol gaan spelen. In wezen is architectuur altijd gevoelig geweest voor milieu en energie tot architectuur iconisch werd herleid tot symbool of object. Afstudeerprojecten kondigen een toekomst aan met een multi-culturele sociale en maatschappelijke relevantie. Het is hoop gevend dat laureaten daar reeds gevoelig voor zijn. Onze campussen zijn prachtige locaties die zeker tijdens de opleiding elementen kunnen aanbrengen. De internationale uitwisseling is een andere belangrijke stimulans. Dank zij de digitale informatie stromen ontstaan veel mogelijkheden om het afstuderen stevig te onderbouwen. Afstuderen is dus geen eindpunt, afstuderen is een eerste aanzet, een open blik naar de toekomst.

As students reach the close of their studies, they take a profound look at the future and at their profession. Regardless of the task set, their interpretation of the task as such is vital as it allows them to distinguish themselves before the final jury. Future-proof research in architecture, interior architecture, urban development, and spatial planning is an essential component of a graduation project. This is an important task for both students and the jury. Future-proof design expands the programme, increasing its social relevance. The graduation project is clearly a unique and special moment. Architecture is subject intrinsically linked to society and should not be circumscribed to houses and their private gardens alone. The graduation project gives students a unique opportunity to position themselves in relation to the future, and especially their own future. The laureates have proven this in their graduation project, ranking them among an elite from whom we may expect to further enrich our faculty in their practice. Managing energy and valuing the environment is a challenge. Thanks to the academic framework, architecture can play an important role in this, more than was the case in the past. In essence, architecture has always been sensitive to the environment and energy until architecture was iconically reduced to symbol or object. Graduation projects herald the future, a future that has multicultural social and civic relevance. The fact that laureates are already sensitive to this is encouraging. Our campuses are magnificent locations that can definitely contribute added value during their studies. International exchange provides another important stimulus. Digital information flows also create a host of opportunities, providing a strong foundation for graduation. In that sense, graduation is not an end, but rather a first step, towards an open-minded engagement with the future.

Jan Bruggemans

Em. Prof. Architect KU Leuven Faculteit Architectuur

XDGA voorstel Schumanplein Brussel (Beeld Bureau XDGA)

7


8


Een introductie tot de masteropleidingen van de Faculteit Architectuur

An introduction to the masterprogrammes of the Faculty of Architecture

De Master interieurarchitectuur 2015-16

The Master of Interior Architecture, 2015-2016

Sinds 2015-16 biedt de Master Interieurarchitectuur van de KULeuven vier thematische lijnen aan, waarvan één in Brussel en drie in Gent. ‘Publieke ruimte en huiselijkheid,’ een eerste thematische lijn, vertrekt van de vaststelling dat er behoefte is aan nieuwe benaderingen van onderzoek, notatie en analyse die het interieur verbinden met de complexe stedelijke omgeving. Deze thematische lijn exploreert de grensvlakken tussen publieke en private ruimtes en tussen de architectuur en sociale wetenschappen. Veel aandacht gaat uit naar het menselijk handelen in de publieke ruimte en naar de ontcijfering van de betekenis ervan. Hoe werken private leefwerelden door in de publieke ruimte en hoe dringt de wereld binnen in het interieur? Deze thematische zette dit academiejaar sterk in op het gebruik van visuele methoden, zoals (auto)fotografie, mapping, (participerende) observatie en analyses in de vorm van secties en maquettes, om zo de huiselijke condities van de stad te detecteren en de stedelijke ruimte in te zetten als een plaats van gebruik en betekenisgeving. Een tweede thematische lijn ‘Erfgoed en authenticiteit’ bestudeert de rol van erfgoed in onze dagelijkse omgeving en bevraagt de manier waarop het bijdraagt aan onze identiteit. Overal worden we expliciet met erfgoed geconfronteerd. We associëren het begrip vaak met objecten en gebouwen die officieel door experten zijn erkend, maar die soms tegelijk met die erkenning alle sporen van het ‘gewone’ leven hebben verloren. Binnen deze thematische lijn ging de aandacht dit jaar vooral uit naar een ander ‘type’ erfgoed. De focus lag op ‘plaatsen van herinnering’ (Pierre Nora): handelingen of voorwerpen die door persoonlijke verhalen en menselijke ervaringen opgeladen zijn met collectief geheugen. Door hun intrinsieke verbondenheid met de samenleving zijn we geneigd ‘plaatsen van herinnering’ als ‘authentiek’ te benoemen, een kwaliteit waarnaar we allemaal, ook als ontwerpers, voortdurend op zoek zijn. Kan een focus op ‘authenticiteit’ een alternatief betekenen voor de hapklare emoties waardoor de omgang met erfgoed vaak gekenmerkt wordt? De derde thematische lijn heeft als titel ‘narratieve ruimte en materialiteit.’ Narratieve ruimtes zijn een structureel onderdeel van ons cultureel universum. Een narratieve of verhalende ruimte is een ruimte waarin verschillende elementen zo zijn gecombineerd dat er een verhaal ontstaat. Het kan verwijzen naar de verbeelde ruimte van een roman, maar ook naar fysiek toegankelijke ruimtes. Tentoonstellingen zijn het voorbeeld bij uitstek van ruimtelijke verhalen, maar ook andere types van interieurs zetten soms narratieve strategieën in om politiek-maatschappelijke, sociaal-culturele of commerciële boodschappen of betekenissen te vertolken: ambassades, showrooms, pretparken… Het ontwerpen van narratieve ruimtes bestaat in eerste instantie uit het selecteren, organiseren en in dialoog brengen van verschillende componenten op zo’n manier dat de gebruiker er een sequentie in kan lezen. Deze thematische lijn focuste dit jaar op interieurarchitectuur als verhalende discipline en koppelde dit aan een uitgesproken aandacht voor materialiteit. De laatste thematische lijn belicht de groeiende interesse voor de performatieve aspecten van het interieur, dat wil zeggen voor de wijze waarop gerealiseerde ontwerpen ingrijpen op het sociale gebeuren. De interieurarchitect kan vergeleken worden met een toneelregisseur. Beide professionals werken achter de

Since 2015-2016, the University of Leuven’s Interior Architecture Master’s Programme offers four thematic lines: one in Brussels and three in Ghent. “Public space and homeliness”, a first thematic line, starts from the conclusion that new approaches to research, referencing and analysis which connect the interior with the complex urban environment are needed. This thematic line explores the interfaces between public and private spaces and between architecture and the social sciences. Significant attention is paid to human intervention in public space and to deciphering its significance. How do private worlds have an impact on public space and how does the world penetrate an interior? This academic year, this thematic line relied heavily on visual methods, such as (auto)photography, mapping, (participatory) observation and analysis in the form of cross-sections and scale models, to identify what the city’s domestic conditions are and deploy urban space as one of use and meaning-making. A second thematic line, focussing on “Heritage and authenticity”, studies the role of heritage in our daily surroundings and looks at how it contributes to defining our identity. We are explicitly confronted with heritage everywhere we look. We often associate the concept with objects and buildings that have been officially listed as heritage by experts, buildings which at the same time no longer bear any traces of “ordinary life” as a result of this listing. Within this thematic line, we mainly focused on a different “type” of heritage this year. The emphasis was placed on “places of remembrance” (Pierre Nora): actions or objects imbued with collective memory by personal stories and human experiences. Thanks to their intrinsic relationship with society we tend to define “places of remembrance” as “authentic”, a quality that we all pursue, even as designers. Can emphasis on “authenticity” serve as an alternative to the ready-made emotions, that so often typifies interactions with heritage? The title of the third thematic line is “narrative space and materiality”. Narrative spaces are a structural part of our cultural universe. A narrative or narrative space is a space in which various elements are combined in such a way that a story is created. It can refer to the imaginary space of a novel, as well as to physically accessible spaces. Exhibitions are a typical example of spatial narratives. Other types of interiors sometimes also use narrative strategies to convey political-social, social-cultural or commercial messages or meanings: embassies, showrooms, theme parks and so on. The design of a narrative space starts with the selection and organisation of various components, engaging them in a dialogue, so the user can identify a sequence in them. This year, this thematic line focused on interior architecture as a narrative discipline, combining this with an explicit focus on materiality. The last thematic line highlights the growing fascination with the interior’s performative aspects, i.e., the way in which the designs executed have an impact on social events. An interior architect may be compared to a theatre director. Both these professionals work behind the scenes, directing actions, without having complete control over the result. While the director’s vision is shaped through a dialogue with the actors, the interior architect’s vision takes shape in the design and creative process and through pointed, critical dialogue with the physical, social and cultural environment. This thematic line explores interiors

9


scene en regisseren acties, zonder het effect ervan helemaal in de hand te hebben. Terwijl de visie van de regisseur gestalte krijgt in dialoog met acteurs, krijgt die van de interieurarchitect gestalte via het tekenen en het maken en in directe kritische dialoog met de fysieke, sociale en culturele omgeving. Deze thematische lijn verkent het interieur vanuit dit perspectief. Dit academiejaar werd dit gekoppeld aan een doorgedreven interesse in en bevraging van het sociale engagement van de interieurarchitect. Deze ontwerper werkt achter de scene maar is ook van nabij betrokken bij de dagelijkse omgeving waarin hij of zij opereert. Hoe kan hij of zij het eigene van zijn persoonlijke leefomgeving ontwerpmatig inzetten om de maatschappelijke betekenis van zijn project te versterken? De vier thematische lijnen weerspiegelen de praktijk- en onderzoeksexpertise van de betrokken docenten – steeds een combinatie van twee ontwerpers en een theoriedocent – en verknopen ontwerp en ontwerpend onderzoek met een historisch-theoretische contextualisering. Ze halen hun sterkte uit een combinatie van een onderzoeksgerichte Studio in semester 1, waarbij de studenten meegenomen worden in een project dat door het begeleidende docententrio is georchestreerd, en een Masterproef-atelier waarbij elke student binnen de gekozen lijn zijn of haar individueel spoor kan ontwikkelen. Deze aanpak leverde meerdere ook door de externe jury’s hoog gewaardeerde projecten op, inclusief de terecht gelauwerde laureaat-masterproeven. Gefeliciteerd aan alle afgestudeerden en dank aan alle betrokken docenten!

from this perspective. This was coupled during this academic year with a profound interest in and reassessment of the interior architect’s social commitment. The designer works behind the scenes, but is also closely involved in the daily environment in which he or she operates. How can he or she use what is so specific about his or her own personal living environment to enhance their project’s social significance? The four thematic lines reflect the practical and research expertise of the lecturers involved - always a combination of two designers and a theoretical lecturer - linking design and design-based research with a historical-theoretical contextualisation. They draw their strength from a combination of research-oriented Studio work during the 1st semester, in which the students work on a project that is arranged by the three lecturers, and a Master thesis/studio piece in which each student can develop his or her individual idea within the line of his or her choice. This approach resulted in several projects that were highly esteemed by the external juries, to include the rightly acclaimed laureate Master theses. Congratulations to all the graduates and a big thank you to all the lecturers involved!

Fredie Floré Programmadirecteur van de opleiding interieurarchitectuur Programme Director of the Interior Architecture Programme

The International Master of Architecture “Architecture remains one of the rare expressions in everyday life that provides a continuous experience of those other worlds and their distinct forms of organization and value, and simultaneously lays claim on a future that architecture’s particular techniques of projection allow. Architecture is a plastic practice, exactly positioned to enact alternatives: to produce holes in the world, stage breakouts, and release the virtuality captured in the real. The world “as it is” never constitutes a sufficient condition for architecture. And if you propose to “do” architecture - whether producing it, exhibiting it, or writing about it - that should not go without saying.“

from “Easier Done Than Said” by The Cameo, in Flat Out fall 2016

architectuur +x-: som maal het verschil delen Faculteit van architectuur. Heeft vele richtingen. De school organiseert zich vandaag op vele wijzen. Richtingen – interieur, stedenbouw, architectuur -; trajecten – uad, aad en ead -; ambities – internationaal en vlaams –; vormen – theoretische componenten en praktiserende ateliers -; op zo vele manieren - onderwijs en onderzoek -. Zoveel verschillende hoeken. Zoveel verschillende inzichten. Verschillende perspectieven. Kansen. En dat alles met telkens zijn eigen verdiensten. Verdiensten die samen de school maken. Al jaren en nog jaren. Op vandaag en ook morgen. De school ambieert op morgen meer van dat. Meer met dat. Meer; en zoals het hoort: niet anders om anders; maar anders omdat altijd alles anders wordt. De wereld rondom. De vraag van morgen. Is een vraag om zoveel kansen. Voortschrijdend inzicht.

architecture +x-: multiply the sum by the difference and divide A diversity of specialisations at the Faculty of Architecture The school organises itself today in a multitude ways. Specialisations - interior, urban development, architecture -; tracks - UAD, AAD and EAD -; ambitions - international and Flemish -; forms - theoretical components and practising workshops -; in so many ways - education and research -. So many different angles, so many different insights, different perspectives, opportunities: all of them with their own merits. Merits that combined make the school what it is, for many years now and many years to come. Both for today and tomorrow too. The school’s aspirations are for more of this. More with this. More - and that’s the way it should be: not different for the sake of being different, but different because everything is always metamorphosing into something different. It’s the world 10


De school wil al die verdiensten; al die mogelijkheden; al die perspectieven nog meer delen. Kruisen. Meer kruisen. Meer kansen. De som van alle verdiensten van alle verschillende perspectieven en instrumenten delen tussen die verschillende inzichten; om met een vermenigvuldiging van de mogelijkheden uit te komen. De som maal verschil delen. Het wezen van architectuur. Kent vele gedaanten. Het debat over het wezen van de architectuur is de kern van de school. Uiteraard. Dat debat over het wezen van de architectuur zal de toekomst van deze school dan ook onverminderd blijven tekenen. Wat is architectuur als debat. Dat debat over het wezen van de architectuur is ultiem maar ook zo veelzijdig. Het is het voorwerp van het onderwijs zelf. Van het onderwijs en van het onderzoek. Het voeren van dat debat vraagt begrippen, instrumenten en manieren om steeds weer op een andere manier dat vraagstuk over het wezen van de architectuur te kunnen debatteren. Ontwerp als instrument; dat al zeker. Maar ook kennis en reflectie; onderzoek; dat even zo zeker. Allemaal instrumenten. Manieren. Perspectieven. De school staat daarvoor in. In voor het leveren van begrippen, instrumenten en manieren. Richtingen; trajecten en ambities. Daarin is deze school al zo goed. Daarin wil deze school verder. Door dus die vele richtingen, trajecten en ambities te kruisen. Kruisen van als die perspectieven. Om de perspectieven aan te scherpen. Om nieuwe perspectieven te vinden. Nieuwe manieren om het wezen in een ander perspectief te raken. School voor architectuur. Heeft vele klassen. Steeds is hier het begrip school gehanteerd. Nochtans wil het begrip school niet in de plaats van het begrip faculteit architectuur treden. Natuurlijk mag het begrip verwijzen naar een zekere traditie. Traditie in onderwijs. Het begrip school als een teken van respect voor die ambitie van onderwijs waarvoor die school altijd al stond. Tegelijk wil het begrip school een toekomst aanwijzen. Een toekomst van de school als faculteit. Van de faculteit als school. Een definitie voor school die niet alleen met respect de traditie aanwijst maar een toekomst met ambitie situeert. Het begrip school als begrip die de identiteit van deze faculteit architectuur wil benoemen. Die identiteit is misschien niet meer of minder dan die ambitie van het kruisen van perspectieven. Die instrumenten. Het kruisen van die verschillende manieren waarmee naar het wezen van de architectuur kan worden gedebatteerd. Het begrip school dus niet als één wijze van definiëren van het wezen van de architectuur. Maar eerder als het begrip van vele klassen waarin telkens in de andere klas op een manier perspectief wordt gegeven aan het wezen van de architectuur. De klas als instrument. Als perspectief. Als telkens weer een andere manier om. En al die instrumenten samen maken die school. Het wezen van de architectuur is het voorwerp. Het onderwijs en het onderzoek de instrumenten. Het verder kruisen van de instrumenten de ambitie. Van deze school. Dat is de wending. Misschien slechts maar de lichte wending. Die als identiteit school is genoemd.

around us. Tomorrow’s challenge, is a challenge bursting with opportunities: progressive insight. It’s all of these merits, all those opportunities, and all these perspectives that the school wants to share even more of. Intersections: more intersections, more opportunities. Divide the sum of every merit and each different perspective and instrument across those divergent insights to end up multiplying the possibilities. Divide the sum times the difference. The essence of architecture takes a multitude of forms. The debate on the essence of architecture is at the heart of the school. That goes without saying. So that debate on the essence of architecture will continue to shape the future of this school in its entirety. What is architecture as a debate. This debate on the essence of architecture, while transcendent is also incredibly multifaceted. It is the subject of the education itself, of education and research alike. Carrying out that debate requires concepts, tools and means to be able to debate the issue of architecture’s essence, time and again, in new and different ways. Design as instrument: there’s no doubt about that. However, knowledge and reflection are also part of this, research too. They all play an undeniable role. Every instrument, method, perspective: the school makes it happen. It stands at the ready to provide concepts, instruments and methods - specialisations, tracks and goal-setting. This school already excels in these, and it aims to do more in this regard. By zooming in on the points of intersection between the myriad specialisations, tracks and aspirations: to cross-breed each of these perspectives, to hone them in order to discover new ones. To find new ways of grasping the essence from a different point of view. The School of Architecture has many classes. The concept of school continues to apply. Nevertheless the concept of school does not want to replace the concept of the faculty of architecture. Of course the concept may refer to a certain tradition. Tradition in education. The concept of school as a mark of respect for the aspiration to educate, for which this school has always stood. At the same time the concept of school seeks to point towards a future: a future for the school as faculty, for the faculty as school. It’s a definition for a school that not only respectfully directs attention to tradition, but also charts a path to a hopeful future. The concept of school as a concept that looks to recognise the identity of this faculty of architecture, of that identity which perhaps is nothing more or nothing less than that desire to cross-breed perspectives, those instruments. It’s an intersecting of those disparate ways with which the essence of architecture can be debated. So it’s the concept of school not as a single way of defining the essence of architecture, but rather as the concept of many classes in which the essence of architecture is reflected in a manner in each different class. The class as tool, as perspective, as a way of doing that alters, time and again: it is all of these instruments that coalesce to make this school. The essence of architecture is the subject, the education and the research, the tools; while extended cross-pollination of the tools is the school’s target. That’s the bend we’re going ‘round, perhaps it’s only a slight bend: on whose identity is

11


Het maken van architectuur. Het denken. Het wezen vinden. Het wezen vinden in het maken van architectuur. In het maken van architectuur het wezen vinden. Dat maken dat is het maken zelf. Maar ook het denken. Maken en denken. Maken en denken als maken van. Dat is wat die school wil zijn. Maken van architectuur op die manier dat het wezen van architectuur kan geraakt worden. Door te maken. Door te denken. Door te focussen. Door afstand te nemen. Door te snijden. Door te vertwijfelen. Door het ene en door het andere. Met het ene en met het andere. Dat is wat een voorwaarde voor architectuur moet zijn. Al altijd heeft moeten zijn. Moet zijn op vandaag. En moet zijn op morgen. Dat wil de school ambiëren. Wat maakt architectuur. Dat is een kwestie van het wezen. En van het doen. School. Of de toekomst van de traditie. De school. Dat begrip is al gesitueerd. De traditie van de toekomst omschrijft het respect en de ambitie. De ambitie om vele perspectieven te vinden en te kruisen in het licht van het verlangen om het wezen van de architectuur te raken. Door het maken van architectuur. Studio. Of de eenvoud van de oefening. Het begrip studio wil in dezelfde lijn enerzijds het belang van het begrip zelf respecteren door het duidelijk als begrip te situeren: een plek waar de oefening plaats zal nemen. Als dusdanig het begrip zijn die de gelijke is van het begrip oefening. Anderzijds de studio duiden als die plek of als die oefening waarop de school zijn vele invalshoeken zal beoefenen. Waar de vele perspectieven die oefening telkens anders beeld zal mogen geven. De instrumenten; invalshoeken en perspectieven. Die vele verschillende. Dat telt. Dat vraagt misschien eerst en vooral een eenvoudige oefening. Een eenvoudige oefening als plek om de vele instrumenten of invalhoeken te vieren. Als een plek met vele kanten. Het verlangen om de vele kanten vanuit vele perspectieven te ontdekken. En voor de duidelijkheid: een oefening is een oefening. Of het nu ontwerp, onderzoek of beschouwing is. De studio is de plek. Student. Of het verlangen naar onderwijs. Dat ontdekken is het verlangen van de student. Het leren handteren van instrumenten. Instrumenten die wijzen van benaderingen zijn. Perspectieven. Het wezen van architectuur ontdekken. Niet alleen door het onmiddellijk op zich over het wezen van architectuur te hebben. Maar door het ontdekken door het maken van architectuur. Het maken die pas echt over architectuur zal gaan wanneer het instrumentarium gevonden kan worden. En liever: wanneer het inzetten van dat instrumentarium divers en zelfs gekruist mag worden.

called school. Creating architecture. Thinking. Finding the essence. Finding the essence in the act of creating architecture; in the act of creating architecture, finding the essence; that in creating this, it is the very act of creation. However, it’s also the contemplation: creation and contemplation, creation and contemplation as the act of creating. That’s what this school seeks to be. The creation of architecture in such a way that the essence of architecture can be touched: by creating; by contemplating; by focusing; by distancing oneself; by cutting; by reaching the end of the rope; by the one and via the other; With the one and including the other: that is what a condition for architecture must be. It has always needed to be, and must be now, and has got to be in the future. That is where the school has set its sights. What makes architecture? It is both a question of being and of doing. School. Or the future of the tradition. The school: that concept has already been charted. The tradition of the future encompasses respect and aspiration, the aspiration to discover and cross-pollinate multiple perspectives in light of the desire to brush with the essence of architecture. By making architecture. Studio. Or the simplicity of the exercise. In the same spirit, the concept of studio on the one hand seeks to respect the significance of the concept itself by situating it clearly as a concept: a place where the exercise will take place. As a sort of concept that is equivalent to the concept of exercise. On the other hand, it indicates the studio as that place in which or as that exercise based on which the school will practise its many approaches, where the many perspectives will be able to shed a different light on this exercise each time. The tools, approaches and perspectives, in their considerable diversity: that counts. Perhaps first and foremost that requires a simple exercise: a simple exercise as a place to celebrate the many instruments or approaches, as a site of multiple facets. The desire to discover the varied facets from a multiplicity of perspectives. And just to make things clear: an exercise is an exercise, whether it be design, research or opinion. The studio is the place. Student. Or the desire for education. That discovery is the desire of the student, learning how to wield instruments, with instruments being a means of approach. Perspectives. To discover the essence of architecture, not only through direct debate on the essence of architecture in and of itself, but also through discovery in creating architecture: it is a creation that will only truly be about architecture when the full range of instruments can be found. And rather: when the implementation of that full range of instruments is itself diverse and may even be cross-bred.

Uit de tekst “som maal het verschil delen” From the text “multiply the sum by the difference and divide” 12


De Master stedenbouw en ruimtelijke planning Stedenbouwkundigen en ruimtelijke planners hebben de taak de beschikbare ruimte zo goed mogelijk te ordenen door te plannen en te ontwerpen. Ze ontwikkelen een duurzame en kwalitatieve leefomgeving om de ruimtelijke behoeften van de huidige en toekomstige generaties te vrijwaren. De master in de stedenbouw en de ruimtelijke planning legt de focus op Vlaanderen en Brussel binnen een Europese context. Je studeert daarom zowel in Gent als in Brussel en Leuven. Het hoofdpakket van je opleiding volg je aan Campus Sint-Lucas Gent, maar je hebt ook één semester een dag per week les in Leuven. In het eerste semester van de tweede fase volg je een internationale ontwerpstudio over Brussel aan Campus Sint-Lucas Brussel. Door in verschillende steden te werken, krijg je direct voeling met verschillen en gelijkenissen terwijl je maximaal kunt aansluiten bij verschillende onderzoekstradities en ruimtelijke disciplines, eigen aan elke campus. De opleiding verschaft je competenties uit de humane wetenschappen, exacte wetenschappen en kunsten. Je krijgt zowel theoretische opleidingsonderdelen als ontwerp - opleidingsonderdelen. In de theorielessen verwerf je een brede, algemene kennis en ontwikkel je onderzoeksvaardigheden. Aanvullend geven de ontwerpstudio’s je de mogelijkheid om de theoretische kennis toe te passen en ontwerpvaardigheden te verwerven. Je masterproef is een individueel werk waarin je zelf klemtonen kunt leggen om je eigen visie en positie binnen het toekomstige vakgebied en professionele veld te bepalen. De master in de stedenbouw en de ruimtelijke planning biedt je de mogelijkheid om je eerder verworven inzichten uit voorgaande opleiding(en) inter- en transdisciplinair te delen met andere studenten en docenten. Een duurzame benadering van de steeds veranderende ruimte, met een bijzondere aandacht voor de sociaal-maatschappelijke en ecologische dimensies ervan, staat hierbij steeds centraal. De opleiding reikt je de nodige tools aan om verpaupering van stadswijken, dagelijkse files of versnippering van de open ruimte aan te pakken. Je leert verstedelijking en ecosystemen op een regionale schaal te begrijpen. Je ontwerpt mogelijke alternatieven voor ruimtelijke ontwikkeling. Je leert het gepaste beleid hiervoor te formuleren, met oog voor de kracht van het lokale.

13

The Master in Urban Design and Spatial Planning Urban developers and spatial planners are tasked with organising available space in the best way possible through planning and design. They create a sustainable and high-quality environment to safeguard the spatial needs of current and future generations. The Master’s degree in urban development and spatial planning focuses on Flanders and Brussels within a European context, and for this reason your studies will take place in Ghent, Brussels and Leuven. The main part of your coursework will be at the Sint-Lucas campus in Ghent, but for one semester you will also attend class in Leuven one day a week. In the first semester of the second phase you will take part in an international design studio on Brussels at the Sint-Lucas campus in Brussels. By working in various different cities, you immediately gain a feel for similarities and differences, along with the opportunity to connect with the various research traditions and spatial disciplines specific to each campus. The coursework provides you with competences from the humanities, exact sciences and the arts. You will take both theoretical courses and design courses. Through the theoretical component you will acquire broad, general knowledge and develop your research skills. In addition, the design studios will allow you to apply your theoretical knowledge and acquire design skills. Your Master’s thesis is an individual work where you choose the emphasis yourself so as to set out your vision and position in your future field and professional domain. The Master’s degree in urban development and spatial planning gives you the opportunity to share with other students and lecturers insights obtained through previous courses in an inter-disciplinary and cross-disciplinary manner. A sustainable approach to ever-changing space, with a particular focus on social-societal and ecological aspects, is a permanent and central theme of the programme. The programme provides you with the necessary tools to tackle the deterioration of city districts, daily traffic congestion and the fragmentation of open spaces. Moreover, you learn how to understand urbanisation and ecosystems at the regional level. You develop potential alternatives for spatial development projects. You learn how to formulate the appropriate policy for this while bearing in mind the influence of local factors.


14


Complexiteit in Istanbul of de Marmarastrip als stedelijk project - Ben Vandenput

Complexiteit in Istanbul of de Marmarastrip als Stedelijk Project

Complexity in Istanbul or the Marmara Strip as an Urban Project

In het verlengde van de summer school ‘The Big Reset on Neighbourhood Design’ (2015) te Istanbul kiest Ben Vandenput voor zijn afstudeerproject om samen met zijn promotor Karel Wuytack, co-promotor Bruno De Meulder en mentor Esra Fidanoğlu (Istanbul Kültür Üniversitesi) verder te werken op het historische Constantinopel en de recente grootschalige ontwikkelingen en megalomane ambities van de Turkse metropool Istanbul. Ben presenteert zijn project als een prothese, een megalomaan en geraffineerd redmiddel van het historisch schiereiland dat zich in verschillende schalen verhoudt tot zijn (onmiddellijke) context. Onder het grootste plein ter wereld, de lichte kant van het project, ontdekken we een metropolitane machine, de duistere kant van het project, die trekt, duwt, zuigt, afstoot, raast, brult, liegt, spuwt, dondert en vloekt. In San Rocco 12 herleest Cuido Tesio het Tsukuba Civic Center project van Arata Isozaki vanuit het perspectief van de zelf-kritiek. Hij verwijst naar de tekst ‘On City, Nation and Style’ waarin Isozaki over dit project stelt: ‘At the very outset, I had to answer a question I put to myself.’ Het project werd officieel gepresenteerd als een poging om in het institutionele en symbolische hart van deze levensloze New Town een contre-projet te ontwikkelen om zo het overige te compenseren en het geheel te verbeteren. Maar voor Isozaki zelf vormde het een opportuniteit om de euforie rond dit project te bevragen. Net als Ben creëert hij een geraffineerde cadavre exquis van fragmenten en citaten zonder de duistere kant te ontkennen. Waar Isozaki door Cuido Tesio een vorm van cultureel en academisch escapisme verweten wordt maakt het stedelijk project van Ben Vandenput nu net geen abstractie van het politieke, economische, ecologische en sociale aspect van wat hij als neo-Ottomanisme beschrijft. Via een dubbele fascinatie voor zowel het Ottomaanse verleden als het vooruitgangsgeloof van het neo-Ottomanisme handelt deze masterproef over het op verschillende schalen co-existeren van historische lagen, complexiteiten, contradicties en contrasten. Het vormt een introspectie over de rol van de stedenbouwkundige binnen hedendaagse maatschappelijke fenomenen die we te snel onder de noemer van ‘crazy plans’ categoriseren. Het resultaat is een pleidooi om even stil te staan, om bruggen te bouwen en toont mogelijkheden die we misschien al lang vergeten zijn.

After attending the summer school titled “The Big Reset on Neighbourhood Design” (2015) in Istanbul, Ben Vandeput chose to focus on historic Constantinople and the recent large-scale developments and megalomaniac ambitions of the Turkish metropolis of Istanbul for his graduation project in concert with his supervisor, Karel Wuytack, co-supervisor Bruno De Meulder and mentor Esra Fidanoğlu (Istanbul Kültür Üniversitesi). Ben presents his project as prosthesis, a megalomaniac and refined last resort for the historic peninsula, which relates to its (immediate) context on various levels. Beneath the largest square in the world, the light side of the project, we discover a metropolitan machine, the project’s dark side, which pulls, pushes, sucks, repels, rushes, howls, lies, vomits, thunders and curses. In San Rocco 12, Cuido Tesio rereads Arata Isozaki’s Tsukuba Civic Center Project from a self-critical angle. He refers to the text “On City, National and Style”, in which Isozaki has the following to say on this project: “At the very outset, I had to answer a question I put to myself.” The project was officially presented as an attempt to develop a counterproject in the institutional and symbolic heart of this lifeless New Town, to compensate for everything else and improve the whole. However, Isozaki saw this as an opportunity to raise questions about the euphoria that surrounded this project. Like Ben, he creates an elegant and exquisite corpse of fragments and quotes without negating the dark side. Whereas Cuido Tesio accused Isozaki of a form of cultural and academic escapism, Ben Vandeput’s urban project verges on an abstraction of the political, economic, ecological and social aspects of what he describes as neo-Ottomanism. Rooted in a dual fascination for both the bygone days of the Ottoman Empire and the neo-Ottoman faith in progress, this Master’s thesis examines coexisting historical layers, complexities, contradictions and contrasts on various levels. Ben Vandeput essentially reflects on the role of the urban planner in the contemporary social experience, which are all too readily qualified as “crazy plans”. His conclusion is that we should take time to reflect, build bridges and look at the potential that is revealed and which we may already have long forgotten.

Karel Wuytack over het eindwerk van Ben Vandenput, laureaat Master in de stedenbouw en ruimtelijke planning

Karel Wuytack on the master’s thesis by Ben Vandenput, laureate Master of Urban Design and Spatial Planning

Karel Wuytack

Begeleidend docent, Faculteit Architectuur Supervising lecturer, Faculty of Architecture

15


HISTORY “This is what you get as a result of this belief in history: a building that mimics history, but through its scale and volume alone radically breaks through the scale of history and is neither really new, nor really historical” Koolhaas, R., Mau, B. e.a., S, M, L, XL, Rotterdam: 010 (1995): 772.

Ligging van het historisch schiereiland in Istanbul

Ligging van de Marmarastrip op het historisch schiereiland

De Marmarastrip (2014)

Het project voor de Marmarastrip was vanaf zijn ontstaan een prothese voor de metropool. Nooit eerder heeft een stedelijk gebaar op een dergelijke manier het kleinschalige met het megalomane weten te verzoenen. Buurtbewoners en multimiljardairs vertoeven er tegelijkertijd, zonder elkaar ooit te ontmoeten. Door zijn schaal en programma overtreft het in zijn meest monsterlijke gedaante het omliggende weefsel op het historisch schiereiland. Het stedelijk project is precies wat men voor de metropool verwacht. Het is megalomaan en geraffineerd tegelijkertijd, net als de meest perfecte moskeeën van Koca Mi’mâr Sinân Âğâ (1490-1588). Zijn eigenheid is zijn geschiedenis, het geleden verleden van Istanbul. Als het één gebouw was, was het al het erfgoed op haar territorium. Het is noch nieuw, 16


Complexiteit in Istanbul of de Marmarastrip als stedelijk project - Ben Vandenput

noch echt historisch. Nooit eerder herrees een hypermoderne machine uit de assen van zijn glorierijke verleden. Het stof is nauwelijks neergedaald op de bouwwerken van keizer Justinianus (483-565) of zijn perverse tegenpool recupereerde het al in een handomdraai. Zijn gelaatsuitdrukkingen zijn moderne ruïnes in het tegenlicht van de geschiedenis. De Marmarastrip is: zijn wijken, het historisch schiereiland. Hij is Istanbul, Turkije en de hele wereld. Politiek is er alomtegenwoordig maar nooit meer dan in de gedaante van het alziende oog. Hij is in zijn grootste gedaante een ode aan diegene die Turkije opnieuw zijn grootse Ottomaanse uitstraling gaf. Hij is in zijn fijnste vorm een ode aan dat wat ons raakt: de hunkering naar de tuinen van het aards paradijs, de glorie van de vergleden tijd, de grenzeloze verbeelding. Het project voor de Marmarastrip blijft voor eeuwig en altijd een godsgeschenk. 17

AKP’s ‘crazy plans’: het Yenikapıplein en Kanal Istanbul

KANAL “Kanal Istanbul will be built. We will build Kanal Istanbul. Regardless of what anyone says, we will build it.” Recep Tayyip Erdogan Speech op het Urban Transformation Congress in Istanbul op 11 april 2016

De Marmarastrip (2015)


HISTORY “This is what you get as a result of this belief in history: a building that mimics history, but through its scale and volume alone radically breaks through the scale of history and is neither really new, nor really historical” Koolhaas, R., Mau, B. e.a., S, M, L, XL, Rotterdam: 010 (1995): 772.

Romeinse objecten in Constantinopel. Antieke relicten in Istanbul van de vierde tot de zevende eeuw

Romeinse Ottomaanse oasen in Istanbul. Islamitische en Ottomaanse relicten in Istanbul van de vijftiende tot de achttiende eeuw

Istanbuls transformatie naar een stad met Westerse infrasstructuur en publieke ruimte van de vroege twintigste eeuw

CAPITALE “Si la terre était une nation, Istanbul en serait la capitale” Napoleon Bonaparte (1769-1821) 18


Complexiteit in Istanbul of de Marmarastrip als stedelijk project - Ben Vandenput

GLOBALIZING

‘We must not forget that we are living in a globalizing world (...) We will choose to change our worn-out discourse dating back to the years of the Cold War. Only then we can recreate ourselves and avoid the dead ends we are drifting towards” Recep Tayyip Erdoğan (2006)

Op 29 december 2015 werd president Erdoğan toegelaten in het heiligdom van de Ka’aba, Mekka (Umrah)

De Turkse president begroet buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders steevast op de trappen van het presidentieel paleis

Zicht op het Taksimplein tijdens de Geziparkprotesten (2013), en het Yenikapıplein (2015)

19


A. & P. Smithson, “Kuwait Urban Study and MAT-Building�, 1970

Grondplan Aladdinmoskee in Bursa, 1335

Als fysieke begrenzing van het plein en als verderzetting van een traditionele stadswijk kent het project aan de Marmarastrip een weefsel van MAT-Buildings, superstructuren die rusten op enorme pilaren die het grondniveau vrijhouden, als een Arabische casbah.

De morfologie van het megalomane plein - een volmaakt vierkant met een ingeschreven cirkel - rakelt een gekende bouwfiguur uit de Ottomaanse geschiedenis op: de plattegrond van de moskee als een vierkant met centrale koepel.

20


Complexiteit in Istanbul of de Marmarastrip als stedelijk project - Ben Vandenput

De lichte kant van het project

C.-N. Ledoux: de Koninklijke Zoutziederij van Arc-et-Senans, 1779

Karabalituin in Kabatas (Istanbul, 16e eeuw) naar de chaharbagh

In het centraal gelegen park op schaal van het schiereiland ligt een weefsel van ateliers en maakindustrie, naar het voorbeeld van Ledoux’ Zoutziederij. In de context van de Marmarastrip en het nabijgelgen ‘Klein Syrië’ is voldoende en werkbaar werk geen overbodigheid.

Op een landstong in de Zee van Marmara ligt een drijvende Perzische vierledige tuin, een chaharbagh. Ze is een herinnering aan de nu verdwenen Karabalituin die door zijn overdaad aan natuurlijke referenties aan het hof werd bestempeld als de hemel op aarde.

21


G. Piranesi, Carceri Plaat VI, 1750 & OMA, Espace PiranĂŠsien, 1995

Archigram, niet gerealiseerd project voor Monte Carlo, Monaco, 1969

De ruimte die zich uitstrekt onder het verharde deel van het plein kent in zijn Bigness zijn gelijke niet. Volumes en stromen botsen

Onder het natuurlijk licht dat op sommige plaatsen door de lichtkoepels valt, bevinden zich volumes met winkelcentra en concertzalen in de sokkel. Het is de plek waar dromen werkelijkheid worden in een wereld van hyperconsumptie en vermaak.

en verspreiden zich boven, onder en tussen elkaar. Chaos, onzekerheid, verval en drukte zijn thema’s van de metropool.

22


Complexiteit in Istanbul of de Marmarastrip als stedelijk project - Ben Vandenput

De duistere kant van het project

De Basilica Cisterne of Yerebatan Saray (Istanbul, zesde eeuw)

Illinois State Penitentiary, Stateville (VS), 1925

Met uitzicht op zee strekken zich in de sokkelverdieping onder het plein duizenden sokkels uit. Ze dragen de metropolitane plekken van hyperconsumptie en vermaak. Tussen de ontelbare sokkels ligt een intern logistiek circuit, van de haven tot de autosnelweg.

Onzichtbaar maar daarom niet minder aanwezig. Dat geldt ook voor de nieuwe panopticongevangenis gelegen tegenover de metropolitane machine, onder het politieke plein. Ze is Istanbuls Exodus. Ze maakt van de sokkel het ultieme symbool van de metropool.

23


Zicht op de hedendaagse transformatie van de Marmarastrip

Een levendige straat in Kumkapı

Maakindustrie en wonen in Kadırga

Parodie op P. J. N. Geiger, Columbus, ca. 1880.

Zicht op de wijken aan de Zee van Marmara

Archizoom in het Tweede Rome

De Marmarastrip tussen de landstongen in Dubai

Erdoğan wuift naar de mensenzee op het Yenikapıplein 24


Complexiteit in Istanbul of de Marmarastrip als stedelijk project - Ben Vandenput

Complexiteit in Istanbul of de Marmarastrip als Stedelijk Project

Complexity in Istanbul or the Marmara Strip as an Urban Project

‘Complexiteit in Istanbul, of de Marmarastrip als Stedelijk Project’ is het relaas van de gewelddadige verzoening tussen Turkijes megalomane ambities en zijn gelaagde complexiteiten in situ. Het stedelijk project aan de Zee van Marmara is zo een palimpsest, een retoriek, een manifest over het hedendaagse Istanbul. Gelegen op Istanbuls historisch schiereiland is het verder een assemblage, een samenraapsel van architecturale fragmenten en politieke associaties die de complexiteit van de metropool uitdrukken. Op die manier formuleert het project een ‘contre-projet’, een retorisch alternatief voor de ontwikkeling van de kuststrook ten zuiden van de gelaagde stadsweefsels van Yenikapı, Kumkapı en Kadırga. Zij worden vandaag geconfronteerd met bijzonder grootschalige ontwikkelingen zoals een plein voor de politieke bijeenkomsten van de heersende AKP en nieuwe weginfrastructuren die Turkije op korte tijd een plaats bij de absolute wereldmachten moet verzekeren. Het stedelijk project van de Marmarastrip is een prothese voor de wijken die er zich ten noorden van bevinden, voor het schiereiland en voor de metropool. In de eerste plaats verzekert het de kwetsbare minderheden die de kronkelende straten van de aanpalende buurten bewonen opnieuw van de broodnodige groene ademruimte. Het project voor de Marmarastrip neemt de complexe realiteit die zich in de buurten voordoet als een uitgangspunt. Het verlengt zijn morfologische logica in nieuw stedelijk weefsel dat zich baseert op de Arabische casbah. Tegelijkertijd voorziet het in de combinatie van wonen en maakindustrie die deze wijken zo kenmerken. In de tweede plaats voorziet een centraal gelegen meer programmatorisch park in onder meer sportinfrastructuur op schaal van het historisch schiereiland. Daarnaast kent het project een dergelijk metropolitaan programma - denk aan hotels, kantoren, congrescentra en shopping malls - dat het voortbestaan van het historisch schiereiland als Istanbuls openluchtmuseum wordt gevrijwaard. In de derde plaats versterkt het project de megalomane ambities van de AKP met de metropool aan de Bosporus. Zo wordt nog steeds voorzien in een plein voor politieke manifestaties voor honderdduizenden aanhangers van de partij van president Erdogan. Het stedelijk project voor de Marmarastrip is tot slot een discours over de toestand waarin Istanbul en Turkije zich bevinden. Weggestoken onder het metropolitane evenementenplein strekt zich een hypermoderne machine die infrastructuur, verkeer en luxeproducten consumeert en uit alle macht klopt, beeft en brult. De ondertunnelde rijstroken die leiden naar de Eurasiatunnel geven toegang tot een wereld van moderniteit, luxe en grootschalige consumptie. Multinationals, een overdaad aan parkeerplaatsen en één van de meest exclusieve shopping malls ter wereld staan in het teken van een ware ‘culture of congestion’. Aan de andere kant van de weginfrastructuur bevindt zich een panopticongevangenis. De duistere kant van het project is het ultieme symbool van het Turkse Istanbul. Mensen gaan er vrijwillig in ballingschap om zich daarna gecontroleerd het boekje te buiten te gaan in een luxemachine. Hier stelt zich de verheven metropolitane conditie als een placebo voor de zo nodige vrijheid om te betogen, te schrijven en te ageren in de metropool.

“Complexity in Istanbul or the Marmara Strip as an Urban Project” tells the story of the violent reconciliation between Turkey’s megalomaniac ambitions and its layered complexities in situ. The urban project by the Sea of Marmara has thus become a palimpsest, a rhetorical device, a manifesto about modern-day Istanbul. This strip, which is situated on Istanbul’s historic peninsula, is also a point of convergence, an amalgamation of architectural fragments and political associations, expressing the metropolis’s complexity. As such, the project formulates a “counter-project”, a rhetorical alternative to the development of the coastal strip to the south of the layered urban fabric of Yenikapı, Kumkapı and Kadırga. Today these districts are confronted with extraordinary large-scale developments, such as a square for ruling AKP party’s political rallies and new road infrastructure that is designed to ensure that Turkey will soon rank among the absolute world powers. The urban project of the Marmara Strip is a palliative for the neighbourhoods to its north, for the peninsula and for the metropolis. In the first place, it ensures some muchneeded green space for the vulnerable minorities who live on the winding streets of the adjacent neighbourhoods. The project for the Marmara Strip takes the complex reality of these neighbourhoods as its point of departure. It extends this reality’s morphological rationale into a new urban fabric based upon the Arab Kasbah. At the same time, it also has the same combination of housing and manufacturing that is so typical of these neighbourhoods. Secondly, a centrally located, more programme-based park creates sport infrastructure, among others, which is in line with the historic peninsula’s scale. Additionally, the project also includes a metropolitan programme - for instance, hotels, offices, conference centres and shopping malls -, thus preserving the existence of the historic peninsula as Istanbul’s open-air museum. Thirdly, the project underscores the AKP’s megalomaniacal ambitions for the metropolis along the Bosporus. It still includes a square for political demonstrations, for the hundreds of thousands of supporters of President Erdogan’s party. Finally, the urban project for the Marmara Strip is a discourse on the current situation of Istanbul and Turkey. Buried deep beneath the city’s plaza a hyper-modern machine consuming infrastructure, traffic and luxury products lies in wait, trembling, howling and lashing out for all it’s worth. The tunnelled lanes to the Eurasia Tunnel provide access to a modern world that is characterised by luxury and large-scale consumption. Multinationals, an excess of parking spaces and one of the single most exclusive shopping malls in the world all seem to have been designed in function of a real “culture of congestion”. On the other side of the road infrastructure lies a panopticon prison. The dark side of the project is the ultimate symbol of Turkish Istanbul. People voluntarily exile themselves there, only to measuredly lose themselves later in the hedonistic luxury machine’s gears of excess. Here the exalted metropolitan condition serves as a placebo to the essential freedom to protest, write and agitate within the great city.

door Ben Vandenput

by Ben Vandenput

Ben Vandenput

Laureaat Master in de stedenbouw en ruimtelijke planning Laureate Master of Urban Design and Urban Planning 25


2

26


Fictieve Realiteit - Lien Van der Jeught

Fictieve Realiteit

Fictional Reality

‘Zondagsschilders’ was het thema van het atelier performatieve ruimte en nabijheid 2015-2016. De zondagsschilder is een amateur, op welk vlak dan ook. Het is iemand die volledig opgaat in een hobby en zich niet hoeft te houden aan de regels van de ‘professie’. Wat hij of zij doet staat niet in het teken van het nut. De zondagsschilder hoeft ook helemaal geen schilder als dusdanig te zijn. Eender welke bevlogen hobbyist die het nut van het onnuttige belijdt is een zondagsschilder. Elke student ging op zoek naar een ‘zondagsschilder’ in de eigen, nabije, omgeving. Ontwerpmatig en vanaf het prille begin op schaal 1/1 trachtte de student door te dringen tot de kern van de ‘gevonden’ zondagsschilder. De bijzonderheid van het atelier performatieve ruimte en nabijheid is echter methodisch van aard, eerder dan thematisch. Ontwerpen gebeurt er namelijk niet noodzakelijk na een uitgebreide analyse- of onderzoeksfase. Het ontwerpen wordt integendeel bewust ingezet precies als onderzoeksmethodiek. Ontwerpen en onderzoeken gebeuren simultaan. Een constante confrontatie met materialiteit voedt het proces, zowel ontwerpmatig als onderzoeksmatig. Het is door te ontwerpen dat de student de zondagsschilder stilaan begrijpt. Het is door te ontwerpen dat de ‘nabijheid’ een performatief karakter krijgt. Doorheen het jaar wordt het ontwerpen gerichter. De ene student kiest een meer artistiek-autonoom pad, de andere een meer maatschappelijk geëngageerd pad (het ene sluit het andere overigens niet noodzakelijk uit). Maar altijd is er dat performatieve aspect: het ontwerp brengt iets teweeg, het doet iets. De schaal van de installaties en het feit dat het atelier vraagt om de confrontatie met een reëel publiek aan te gaan, draagt daaraan bij. De zondagsschilder die Lien Van der Jeught in haar nabijheid aantrof was haar grootvader. Avond na avond zapt de grootvader passioneel van zender naar zender. Familie gaat over in Thuis, Thuis in Komen Eten, enzoverder. Als de grootvader een tv-avond navertelt wordt het één nieuw verhaal: een tableau van schijnbaar disparate scènes mondt uit in een nieuwe, oorspronkelijke vertelling. Dat nieuwe verhaal getuigt zowel van televisionele fictie als van grootouderlijke realiteit. Tijdens het eerste semester is de vermenging van fictie en realiteit het thema van Liens ontwerpmatig onderzoek. Parallel begint ze aan het nabouwen van het interieur van de grootouders op een abstracte manier, maar wel op schaal 1/1. Zo ontstaat er een decor – door het gebruik van piepschuim als enige materiaal is het quasi onbruikbaar - voor nieuwe soaps. Het jaar culmineert in een eigen performance, met zelfgemaakte soundtrack, in het ondertussen zeer omvangrijke nagebouwde interieur. Materialiteit en theater komen samen op een nieuwe locatie, een rauwe Gentse hangar die zorgt voor het grootst mogelijke contrast met de ontworpen installatie en daardoor het bevreemde effect van het piepschuiminterieur opdrijft. Een waaier aan betekenissen ontvouwt zich.

The theme of the 2015-2016 studio on performative space and proximity was “Sunday painters” (amateur painters). They are by definition amateurs, on every level. It involves someone absorbed in their hobby, who isn’t bound to the rules of the “profession”. What she or he does has nothing to do with utility. Likewise, Sunday painters do not really have to be painters as such. Any enthusiastic hobbyist whose creed is the usefulness of the useless is a Sunday painter. Each of the students looked for a “Sunday painter” in his or her own immediate surroundings. From the very beginning, the student tried to immerse themselves in the essence of his or her “found” Sunday painter, using a design-based approach and working on 1:1 scale. What makes this studio work on performative space and proximity so special is that it is methodical rather than thematic. Here the students do not necessarily start designing after an extensive phase of analysis or research. On the contrary, the designs are deliberately employed precisely as research methodology. Design and research take place simultaneously. The process is fed by an ongoing confrontation with materiality, in terms of design as well as research. The student gradually comes to understand the painter by designing. The “proximity” gradually takes on a more performative character in the design process. As the year progresses, the design process becomes more targeted. Some students work in a more independent-artistic fashion, while others express a social commitment (to be fair, the one does not necessarily rule out the other). However, it is the performative aspect that always prevails: the design is a catalyst, it does something. The scale of the installations and the fact that the studio work requires students to engage in a confrontation with a real audience contributes to this. Lien Van der Jeught looked for a Sunday painter in her vicinity and settled on her grandfather. Every evening her grandfather spiritedly flips from channel to channel, watching soaps and other entertainment: from Familie to Thuis, Thuis to Komen Eten, and so on. When her grandfather recounts his evening in front of the TV it becomes a new story: a sequence of seemingly disparate scenes culminates into one, new, original narrative. The new story combines TV fiction with her grandfather’s reality. During the first semester, Lien’s design-based research focuses on the mix between fiction and reality. At the same time, she starts to rebuild the interior of her grandfather’s house on an abstract level, on a 1:1 scale. The result is a set - because she only used styrofoam it is almost impossible to use the interior - for new soap series. The year culminates in Lien’s own performance, with a soundtrack she composed herself, in the very large interior she copied. Materiality and theatre converge in a new location, in an industrial Ghent hanger, which creates the greatest possible contrast with the installation Lien designs, and only accentuates the bewildering effect of this styrofoam interior. Realms of meaning unfold as a result.

Roel De Ridder over het eindwerk van Lien Van der Jeught, laureaat Master in de interieurarchitectuur Gent

Roel De Ridder on the master’s thesis by Lien Van der Jeught, laureate Master of Interior Architecture Ghent

Roel De Ridder Begeleidend docent, Faculteit Architectuur Supervising lecturer, Faculty of Architecture Atelier Filip Roland, Stefaan Onraet, Roel De Ridder, Karel Deckers 27


28


Grijs Goud - Serena Dobbelaere

29


De verschillende shots worden opgenomen vanuit het standpunt van de televisie, recht tegenover de kijkende persoon. Op deze manier wordt de directe link tussen de twee werelden, de reĂŤle wereld en de wereld van de televisie, zichtbaar. Door de montage van de verschillende shots ontstaat er een interactie tussen de bewoners. Deze interactie komt tot stand door de montage en is dus fictief.

30


Fictieve Realiteit - Lien Van der Jeught

Bovenstaand beeld is een experiment met projectie. De werkelijke situatie wordt op de replica uit piepschuim geprojecteerd.

31


32


Grijs Goud - Serena Dobbelaere

33


34


Grijs Goud - Serena Dobbelaere

35



Fictieve Realiteit - Lien Van der Jeught

Fictieve Realiteit

Fictional Reality

Waar ligt de grens tussen realiteit en fictie? De realistische verhaallijnen uit series en de steeds beter wordende technologieën maken het zeer moeilijk om de werkelijkheid van het imaginaire te onderscheiden. De decors zijn een assemblage van bestaande objecten in het Vlaamse landschap. Het vormt een stereotype beeld van onze Vlaamse cultuur. Ook de conversaties, karakters, types, situaties zijn uit het leven gegrepen. Dit is het recept voor het succes van deze producties. De situaties zijn zo herkenbaar dat mensen zich ermee kunnen identificeren. De media laten zich inspireren door de alledaagse werkelijkheid en tevens haalt kijkend Vlaanderen inspiratie uit de media. Er is een dubbelewisselwerking. In mijn installatie tracht ik de realiteit na te bouwen. Doordat het een reproductie is, schommelt de installatie tussen een interieur en een decor. Het is een kopie van de werkelijkheid. Toch wordt dit nieuwe interieur eerder als fictief beschouwd. Het gebruik van piepschuim koppelt het interieur aan onbruikbaar, onrealistisch en niet functioneel. Maar in feite is het even vals als een decor van ‘Thuis’. Is het een installatie, een object, een decor, een interieur, een fictie of een realiteit? Tot op heden heb ik geen sluitend antwoord op deze vragen. Op het eerste zicht lijkt het een wit interieur. Wanneer het materiaal zichtbaar wordt, verschuift het van een interieur naar een fictieve installatie. Later wanneer er mensen de ruimte zullen betreden, wordt het eerder een decor. Het is een verwijzing naar een interieur. Doordat deze verwarring ontstaat, denken we na over onze omgeving. Het is een ruimtelijke beleving die de fantasie stimuleert. Tijdens de performance wordt de installatie belopen door een reële persoon. De installatie wordt in gebruik genomen zoals in de werkelijkheid en daardoor gedeeltelijk ontdaan van zijn fictief karakter. De verstilling van het fragment uit piepschuim wordt versterkt door geluiden van rondom de woning. De installatie bevindt zich in een wereld tussen realiteit en fictie. Een huiselijk interieur wordt uit zijn context gesneden. Hierdoor wordt de aandacht gevestigd op zaken die niet veel aandacht meer krijgen waardoor de schoonheid ervan benadrukt wordt. Het interieur krijgt een nieuwe dimensie en vertelt een nieuw verhaal. Een verhaal van bewustwording tegenover onze stereotype cultuur met als doel opnieuw te leren kijken naar onze omgeving waar we door de jaren heen blind voor geworden zijn.

Where does reality end and fiction begin? Series of realistic storylines and ever improving technologies make it quite hard to distinguish reality from the imaginary world. The sets are an assembly of existing objects in the Flemish landscape. The result is a stereotypical image of Belgium’s Flemish culture. The conversations, characters, types and situations are also inspired by real life. This is what makes these productions so successful. The situations are so easy to recognise that people can identify with them. The media are inspired by daily reality and Flemish viewers continue to gain inspiration from the media. There is a dual interaction, in other words. I attempt to reconstruct reality in my installation. As this is a reproduction, seesaws between interior and a set. It is a copy of reality. And yet this new interior is considered fictional rather than real. The use of styrofoam means the interior is seen as unusable, unrealistic and non-functional, while in essence, it is just as illusory as a set of the popular TV soap “Thuis”. Is it an installation, an object, a set, an interior, fiction or reality? To date I have no conclusive answer to all these questions. At first glance, this seems like a white interior. Once the material becomes visible, however, it shifts from an interior to a fictional installation. Once people enter the space, it will be transformed into a set. It is a reference to an interior. The resulting confusion forces us to reflect on our environment. It is a spatial experience that stimulates fantasy. During the performance, a real person walks through the installation. The installation is thus used, as it would be in reality, and is therefore partly stripped of its fictional character. The stillness of the styrofoam fragment is enhanced by the sounds around the house. The installation is part of a world, somewhere in the middle between reality and fiction. A homely interior has been lifted out of its context, drawing attention to matters that no longer garner significant attention, thereby emphasising their beauty. The interior takes on a new dimension, and a new story is told. A story of awareness about our culture of stereotypes, with the aim of teaching us to look at our surroundings again and see what we have become blind to over the years.

door Lien Van der Jeught

by Lien Van der Jeught

Lien Van der Jeught Laureaat Master in de interieurarchitectuur Gent Laureate Master of Interior Architecture Ghent

37


38


De Symfonie van het Noordstation - Yleni Bossu

De Symfonie van het Noordstation

North Station Symphony

“Een stad, een wijk, een straat… mensen en materialen. Een soms bruisend, dan weer kabbelend spel van beeld en klank. Een alomvattend gebeuren, ontdaan van alle franjes, herleid tot pure ritmiek…” Citaat Yleni Bossu

“A city, a neighbourhood, a street... people and materials. A sometimes vibrant, sometimes babbling play of sound and vision. An all-encompassing affair, stripped of any frills, reduced to pure rhythm...” Quote by Yleni Bossu

In de FCD_masterstudio (Fieldwork Coding Design, als methodologisch kader) werken we gericht op het onderzoeksthema van de publieke ruimte en huiselijkheid, ogenschijnlijk tegengestelden maar in realiteit complementair en communicatief. De publiek-private interieurs bevinden zich in het grensgebied tussen de private en de publieke ruimte. Zij maken zowel deel uit van het 'wonen' als van het stedelijk weefsel. De studie van de publiek-private codes (als betekenisdragers), richt zich zo op het centrum én op de rand van de discipline interieurarchitectuur. Het verdiept en verscherpt het eigen métier, zowel inhoudelijk (architectuurtheoretisch, sociaal-wetenschappelijk, methodisch,...) als ontwerpmatig (beeldend, grafisch, technisch, vormelijk,...). Tevens verbreedt dit het denk- en werkveld van de interieurarchitect en zoekt raakpunten met o.a. beeldende kunsten, architectuur, stedenbouw, antropologie, sociologie, landschapsarchitectuur, enz. Hierdoor wordt het mogelijk om sterke private en/ of publiek interieure ruimten te ontwerpen die zich weten te integreren in de bredere publieke context en een actieve rol kunnen spelen in stedelijke processen.

In the FCD_master studio (Fieldwork Coding Design, as a methodological framework) we work in a targeted manner on the research themes of the public space and homeliness, apparent opposites, but in reality complementary and communicative. The public-private interiors are located in the borderland between the private and the public space. They are part of the “residential” as well as the urban fabric. The study of public-private codes (as bearers of meaning), focuses on the centre as well as the outskirts of the interior architecture discipline. It deepens and hones the activity, not only in substantive (architectural-theoretical, socio-scientific, methodical, etc.) terms but also in terms of design (visual, graphic, technical, form, etc.). Moreover, it expands the thinking or field of the interior architect and seeks points of contact with, for example, the visual arts, architecture, urban development, anthropology, sociology, landscape architecture, and so on. Consequently, it becomes possible to design highly private and/or public interior spaces that are able to integrate in the broader public context and play an active role in urban processes.

Peter Vansteenkiste-Muylle over het eindwerk van Yleni Bossu, laureaat Master in de interieurarchitectuur Brussel

Peter Vansteenkiste-Muylle on the thesis by Yleni Bossu, laureate Master of Interior Architecture Brussels

Dit academiejaar werkten we op het observatie- en onderzoeksterrein in Brussel ingeschreven tussen de vijfhoek (kleine ring), het kanaal en de Noord-Zuid spoorverbinding. We gingen van start met een periode van intense en gerichte observaties van gedragingen en handelingen van diverse mensen: toevallige passanten, de gerichte pendelaar maar ook de eenzame buurtbewoner. Yleni schrijft in haar masterscriptie, “Het lijkt mij relevant om de gedragingen van de mens in de ruimte te onderzoeken en niet enkel de ruimte zelf. Je ontwerpt altijd iets voor een bepaalde persoon of doelgroep. Ik vind het dan ook niet onbelangrijk om te weten hoe een gebruiker hiermee omgaat en welke gevoelens het bij hem oproept. In dit geval gaat het om een zeer grote groep mensen die zo snel en comfortabel mogelijk via dit Noordstation een andere locatie willen bereiken.” Ons lijkt het evident in de fase van Fieldwork dat de antropologische observaties, interviews, mappings en analyses bijdragen tot inzicht in de human context. En deze meteen de toetssteen vormt voor een gedragen ontwerp in onze complexe samenleving. Door in deze masterstudio steeds de grenzen op te zoeken zowel in de tijdruimte van de stad Brussel, hier specifiek de verbinding Noordwijk, treinstation Noord en de Brabantwijk, als tussen de disciplinaire grenzen tussen architectuur, interieurarchitectuur en antropologie in het begeleidend masterteam ontstaat er een innoverende verrijking en academische verdieping. De ernst en gedrevenheid waarmee Yleni zelfstandig op onderzoek gaat, is masterproeflaureaat waardig. Ze laveert behendig van historisch onderzoek naar stedenbouwkundige ontwikkeling, van mobiliteitsplannen op macroniveau naar dwaalsporen van het individu, van het sociaal menselijk drama tot het politiek-economische Manhattanplan, van de publieke non-place tot kartonnen doos van de dakloze vluchteling op zoek naar zijn huiselijke stek. Ook neemt ze de betekenisdragers in de gebouwde omgeving, de zogenaamde codes op als ontwerpproces. De conceptuele doorbraak in dit masterproject is het inzetten van muziek als poëtische vertaalslag tussen de werkende publieke-private codes en de concrete context en problematiek. Yleni ontwikkelt een eigen systeem waardoor ze muziek kan inzetten als heuse ontwerptool, deze eigenzinnige taal van soundscape tot een gecodeerde nieuwe partituur kan interventies in de bestaande omgeving oproepen. Van observatie tot mapping, over partituur via ponskaart naar een symfonie in digitale muzikale codes voor het Noordstation. De cross-over die ze maakt tussen onze ruimtelijke discipline en de muzikale wereld is gedurfd, vernieuwend en meesterlijk! Maar muziek dooft langzaam uit in tegenwind. Na 7 jaren een masterstudio aangestuurd te hebben, waarvan 5 jaren in samenwerking met de Nederlandse antropoloog Leeke Reinders en na 6 schitterende laureaten opgeleverd te hebben mogen we onze verantwoordelijkheid in de master Interieurarchitectuur niet meer opnemen. Hierbij wil ik uitdrukkelijk mijn dank betuigen aan Dr. Leeke Reinders, antropoloog en onderzoeker verbonden aan de TU Delft voor zijn humane wetenschappelijke meerwaarde in onze masterstudio en de inspirerende samenwerking.

39

This academic year we worked on the observation and research field in Brussels registered between the “pentagon” (inner ring road), the canal and the North-South rail link. We started with a period of intense and focused observations of behaviour and acts by diverse people: random passers-by, the focused commuter as well as the solitary neighbourhood resident. Yleni writes in her master’s thesis: “I believe it is relevant to study people’s behaviour in the space and not only the space itself. You always design something for a particular person or target group. Therefore, I also believe it is important to know how a user manages it and the feelings it evokes in him or her. In this case it concerns an extremely large group of people who want to reach another location via the North Station as quickly and comfortably as possible.” During the fieldwork phase it seems evident to us that anthropological observations, interviews, mappings and analyses contribute to an understanding of the human context. And this directly forms the touchstone for a supported design in our complex society. Inherently seeking the boundaries in the master studio, in terms of the time space of the city of Brussels, in this case the Noordwijk, North train station and the Brabantwijk link, as well as between the disciplinary boundaries between architecture, interior architecture and anthropology in the supervisory master’s team, creates an innovative enhancement and academic deepening. The seriousness and drive with which Yleni independently embarks on research is worthy of a master’s thesis laureate. She skilfully switches from historical research to urban development, from mobility plans at the macro level to false leads by the individual, from social human drama to the political-economic Manhattan Plan, from the public non-place to the cardboard box of the homeless refugee in search of a home spot. She also includes the bearers of meaning in the built environment, the so-called codes in the design process. The conceptual breakthrough in this master’s project lies in the use of music as a poetic translation between the working public-private codes and the specific context and issue. Yleni develops her own system with which she is able to apply music as a genuine design tool, this idiosyncratic language of soundscape can call for new interventions in the existing environment as a coded new score. From observation to mapping, musical score via a punch card to a symphony in digital musical codes for the North Station. The cross-over she makes between our spatial discipline and the musical world is bold, innovative and masterful! However, music slowly fades away in the headwind. After seven years of leading a master studio, five of which were spent working in association with the Dutch anthropologist Leeke Reinders, and after delivering six incredible laureates, we can no longer assume responsibility for the Interior Architecture master’s degree programme. I would hereby like to express my sincere gratitude to Dr Leeke Reinders, anthropologist and researcher linked to TU Delft for his human science added value in our master studio and for the inspiring cooperation.

Peter Vansteenkiste - Muylle Begeleidend docent, Faculteit Architectuur Supervising lecturer, Faculty of Architecture


Noordwijk - Brabantwijk

Schets Noord-Zuidverbinding Brussel

Deze site kent een zeer gevoelige stedenbouwkundige geschiedenis. Zowel de aanleg van de Noord-Zuidverbinding als het Manhattanplan zorgde ervoor dat deze twee wijken zowel visueel als fysiek van elkaar werden gescheiden.

gesloopte delen voor de Noord-Zuidverbinding

Brabantwijk ritme (uitzicht dak Noordstation) Noordwijk ritme (uitzicht dak Noordstation)

40


De Symfonie van het Noordstation - Yleni Bossu

Schets Noordwijk - spoorweg - Brabantwijk

41


Schetsen observaties circulatie

ďż˝ Schetsen observatie ďż˝ Schetsen observatie circulatiecirculatie

Mapping De bevindingen en conclusies van voorafgaand veldonderzoek werden omgezet in een mapping, een snede en maquettes. Deze tonen de werking, de flow, de ritmes en de dynamieken in het Noordstation. Een abstracte voorstelling werd gemaakt van de ingebruikname van de eerste verdieping van het station. Deze is de meest publieke verdieping waar dagelijks zeer veel pendelaars aanwezig zijn. Alle mensen die hier op een bepaald uur in de ochtend en de avond aanwezig waren, werden aangeduid of gecodeerd met een bepaalde vorm en kleur. De kleur geeft aan over welke gebruiksgroep het gaat, de vormen geven de beweging en snelheid weer waarmee de mensen zich in deze ruimte voortbewegen. Deze tekeningen zijn gebruikspatronen van het station.

42


De Symfonie van het Noordstation - Yleni Bossu

Mapping ochtend 7u

Maquette grote inkomhal - avond

Maquette grote inkomhal - ochtend

Maquette uitgang Noord - avond

Maquette uitgang Zuid - avond

43


Concept

A.

B.

C.

D.

Legende

bestaande omgeving A. partituur abstracte weergave van omgevingselementen (ruimtelijk) en mensen B. soundscape partituur omgezet in muziek C. muziek harmonieus maken (in balans, regels muziekcompositie toepassen) D. nieuwe code muziek omzetten in nieuwe partituur interventies in de bestaande omgeving

Ontwerpvraag De bestaande omgeving wordt gedecodeerd naar een muziekstuk dat op zijn beurt door aanpassingen harmonieuzer gemaakt wordt. Kan je dezelfde aanpassingen ook toepassen op de bestaande omgeving en zo een verbinding maken tussen de twee wijken? Is het mogelijk om hiermee de harmonie die in de muziek verkregen wordt terug te brengen naar de ruimte en deze te verbeteren? Kan je hierdoor als ontwerper nieuwe inzichten krijgen en muziek leren inzetten als ontwerptool?

s p a c e

as

it

we re

44

a

f ro ze n

mu-


De Symfonie van het Noordstation - Yleni Bossu

Muziek als ontwerptool In het onderzoeksproces werden grafische voorstellingen gemaakt van de flow, de ritmes en de dynamieken in en rond het Noordstation. Deze brachten reeds een gevoel van ritmiek en hebben geleid tot de vraag of het mogelijk is een ruimte of omgeving om te zetten in muziek. Enkele methodes werden uitgetest. Ponskaarten Door deze tekeningen te analyseren werd een treffende gelijkenis zichtbaar met een draaiorgelboek en ponskaarten. Deze kunnen gezien worden als een grafisch patroon dat door een orgel kan afgespeeld worden. De bestaande omgeving en de aanwezige mensen werden aangeduid op een grid dat is afgestemd op het grid van de ponskaarten van een orgel. Deze codes van ruimtelijke elementen en mensen werden als gaten op het grid geponst. Via deze methode is duidelijk hoorbaar hoe de Noordwijk en de Brantwijk elk hun eigen ritme hebben en op welke plekken deze al dan niet in elkaar overvloeien. De codes werden op bepaalde delen aangepast en harmonieuzer gemaakt. De harde grenzen werden verzacht en dit werd ook via een ingreep toegepast op de bestaande omgeving. Deze methode bleek echter niet verfijnd genoeg. De codes variëren niet voldoende en er kan ook weinig onderscheid gemaakt worden in toonhoogtes. Hierdoor werd beslist de stap te zetten naar digitale muziek. Digitale muziek Door de codes te vertalen naar digitale muziek kon veel meer variatie worden gebracht, waardoor ruimtelijke elementen duidelijk onderscheiden konden worden van menselijke activiteiten. Elke code krijgt op die manier een unieke klank toegewezen. Net zoals bij de methode van de ponskaarten werden de codes in verschillende lagen aangeduid op een grid. In dit geval was de partituur echter vrij complex. Toch kon deze bijna letterlijk worden omgezet in muziek. Om dit te verwezenlijken werd samengewerkt met verschillende muzikanten. Het uiteindelijke muziekstuk werd vrij abstract en kende eveneens invloeden van een soundscape. De definitieve partituur en bijhorende muziek werd gemaakt van een wandeling vertrekkende van de Noordwijk, dwars door het Noordstation, naar de Brabantwijk. Het concept om de harmonieuze versie van de muziek op zijn beurt terug te koppelen naar de bestaande omgeving, werd toegepast op één zone van de gehele wandeling. Deze was de gang in het Noordstation naar de treinsporen en werd aangepast door ingrepen die werden bepaald door de muziek.

Ponskaart

45


Partituur Onderstaande tekening toont de wandeling die wordt omgezet in muziek. Dit is een lijn dwars door de Noord-Zuidverbinding en verbindt de twee wijken met het Noordstation en met elkaar.

Wandeling

Legende

Noordwijk - Noordstation - Brabantwijk Codes mensen, zitmeubels, conflictzones, circulatie, ontmoetingsplekken, bomen, ruimtelijke elementen (trap, deur, wand, plafond), verkeer, hoog/laag, licht/donker, open/gesloten,...

Partituur wandeling Noordwijk - Noordstation - Brabantwijk

46


De Symfonie van het Noordstation - Yleni Bossu

De symfonie van het Noordstation CONFLICTZONES

NOORDSTATION

CODES

GEBRUIK

Reader : Amos Rapoport (1990) The meaning of the built environment. •ruimte beschrijven: -kleur -licht- en luchtkwaliteit -meubels,…

aanduiding conflictzones snede

FRONT & BACK Voorbeeld van een mogelijk conflict is het onderbreken van de doorstroom van zeer gehaaste pendelaars (die snel hun volgende aansluiting moeten halen) door andere pendelaars die ogenschijnlijk zonder enige tijdsdruk naar het scherm met de uurregeling van de trein staan te kijken. De gehaaste mensen worden hierdoor verplicht te vertragen of uitwijkende manoeuvres/bewegingen uit te voeren. Hierdoor kunnen er zelfs kleine botsingen ontstaan. Een andere illustratie van een mogelijk gevoel van ongemak vindt zijn oorzaak in het spanningsveld tussen publieke en private ruimtes. Het doorkruisen van een slaapplek of private zone van bijvoorbeeld een dakloze man geeft al snel aanleiding tot een onbehaaglijk gevoel.

•reactie omgevingen: betekenissen omgeving •mensen reageren globaal en gevoelsmatig •hoe betekenissen gecodeerd in dingen/ objecten zodat ze kunnen worden gecodeerd door beoogde gebruiker? •relevante symbolen: weten hoe ze zich moeten gedragen, (decoderen van informatie) - Symbolen communiceren •de sociale situatie beïnvloed gedragingen van de mens, fysieke omgeving voorziet de signalen mensen handelen door lezen van omgevingssignalen

•ontwerpen ruimte: proces van coderen van informatie, die gebruikers decoderen, omgeving: onderwijzend medium •mensen gedragen zich anders in een verschillende context

gesloopte delen voor de Noord-Zuidverbinding

open naar Noordwijk, gesloten naar Brabantwijk

‘Une gare qui a perdu le Nord’ • station verwijderd van centrum, afgescheurd van de kern station is te groot en zoekt naar juiste positie in de wijk • ‘Une gare déracinée, un quartier déchiré: la jonction Nord-midi n'as pas seulement creusé de profondes traces dans le Pentagone, elle a aussi déraciné ses gares.’ • Noordstation werd verbannen van de stad • Tot in 1952 was het station de thuisbasis van de stationswijk, station verbonden met centrum en omliggende wijken • Noordstation leefde in harmonie met zijn omgeving vervulde de motorfunctie van de stad, was het kloppende hart dat duizenden reizigers in en uit de stad leidde • stationsbuurt was een levendige wijk met verschillende tavernes, theaters en zelfs een casino

stedenbouwkundige ontwikkeling Brussel • Brussel ziet er nu helemaal anders uit dan in 13de E. • zelfde: verschil in reliëf +boven- en benedenstad • 1ste doorlopende vestingwal rond de stad voltooid in 13de E. zeven toegangspoorten • laatste kwart van 14de E. omringde een tweede muur de stad vorm: vijfhoek • men behield eerste omwalling tot in de 2de helft van de 16de E. • afbraak tweede stadsmuur en aanleg van de ringlaan tussen eind 18de en begin 19de E. • grote stedenbouwkundige ingreep na onafhankelijkheid: afbreken van laatste muur rond de stad

Snede Noordwijk - station - Brabantwijk

• Brussel: nam deel aan industriële revolutie en kwam in economische en industriële stroomversnelling terecht aanleg van spoorwegen: economische bloei van de steden

• 1835: eerste station in Brussel ingehuldigd aan de groendreef (oude noordstation) • 1840: Bogaardenstation ingehuldigd, gelegen in Zuiden van stad • Groendreefstation te klein en talrijke ongelukken uitbreidingswerken uitgesloten • Enkele jaren later: nieuw Noordstation aan het Rogierplein (gebruik: 1841) • Later: Bogaardenstation vervangen door het huidige Zuidstation • 19de E: stations waren polen waarrond economische activiteit ontwikkelde • ‘Door hun ligging zouden de Brusselse stations in de volgende decennia sterk ingrijpen op de stedenbouwkundige structuur.’ • grootste stedenbouwkundige project 1ste helft 20ste E. : voorzien van verbinding tussen Noord- en Zuidstation. (hoofdstations: verbonden met twee delen van het land) • doorstroom treinverkeer: vlotter • bouwen Centraal station: centrum van de stad onmiddellijk bereikbaar • oude Noord- en Zuidstation afgebroken • 2 nieuwe stations: Brussel-Congres en Brussel-Kapellekerk • verbinding doorkruiste vijfhoek en maakte een breuk tussen bovenen benedenstad • ‘Het verdwijnen van de arme wijken die zich langs het traject bevonden werd gezien als een positief gevolg van de ‘jonction’.’ • ondergronds treintraject (uitvinding elektriciteit) • massaal onteigenen om nodige gronden vrij te maken. grote verontwaardiging bij de bevolking

De Noordwijk • begin 19de E.: tweede stadsomwalling afgebroken om plaats te maken voor brede boulevards. • ruwe overgang van een rustieke plattelandsomgeving naar een uitgesproken industriële buitenwijk. • De wijk werd een knooppunt van koophandel, distributie en nijverheid door de opkomst van de spoorweg. • exponentiële toename van de burgerij- en arbeiderswoningen • Generaties lang: aangenaam vertoeven in de Noordwijk. Er was voldoende werk dankzij kanaal Brussel-zeehaven Dit logistieke knooppunt bracht nooit geziene welvaart met zich mee voor de wijk. Ook het uitgaansleven mocht er wezen. • ‘Maar intussen trad de binnenstad steeds verder uit haar grenzen. De gezellige volkswijk moest wijken voor bouwputten, betonmolens, werven in dienst van de stedenbouwkundige overmoed van het Manhattanplan. Daarmee verdween een brok nationale en lokale geschiedenis.’

• Tussen Brabantstraat en Vooruitgangstraat: bovengrondse treinspoor zorgde niet voor scheiding van deze buurten, nog steeds sterk verbonden • sterke visuele relatie en goede verbinding met de stad • 1952: Noord-Zuidverbinding maakte brutaal een eind aan deze dynamische interactie

• bedoeling: ondergronds treintraject onder centrale lanen, maar grond te drassig • meest stabiele grond: oostelijker te vinden en 7 meter hoog, hierdoor moest de hele bedding opgetrokken worden. • ‘Helaas ligt die berm tot op vandaag als een litteken op het kwetsbare stadsweefsel De breuk die deze dam veroorzaakt in het wijkleven heeft verregaande gevolgen. De bovengrondse stations van de Noord-Zuid verbinding lijken wel magneten voor armoede, prostitutie en criminaliteit’

• spoorweg : enorme massieve dam • Niet alleen de visuele communicatie tussen Oost en West maar ook de fysieke relatie werd verbroken. • andere wijk is nu enkel nog te bereiken via een tunnel (auto’s) • Door deze scheiding zijn beide wijken eigen leven gaan leiden • Brabantwijk losgekoppeld van het Westen en gescheiden van centrum • ‘Le quartier de Brabant a été rétrogradé en devenant le quartier derrière la gare.’ • enige raakpunten tussen station wijk: achterportieren nieuwe Noordstation

Gebruikspatroon Noordwijk - station - Brabantwijk

47


48


De Symfonie van het Noordstation - Yleni Bossu

Symfonie van het Noordstation

North Station symphony

Het station Brussel-Noord (1952 - Paul Saintenoy, Jaques Saintenoy, Jean Hendrickx Vanden Bosch) en zijn nabije omgeving werd gekozen als onderzoeksterrein. Het doel van deze studie is het onderzoeken of muziek kan ingezet worden als ontwerptool om deze complexe site te verbeteren. De bestaande omgeving wordt gedecodeerd naar een muziekstuk dat op zijn beurt door aanpassingen harmonieuzer gemaakt wordt. Kan je dezelfde aanpassingen ook toepassen op de bestaande omgeving en zo een verbinding maken tussen de twee wijken? Is het mogelijk om hiermee de harmonie die in de muziek verkregen wordt terug te brengen naar de ruimte en deze te verbeteren? In een eerste fase werd onderzoek verricht naar de zeer gevoelige stedenbouwkundige geschiedenis van deze site. Hieruit blijkt dat de aanleg van de Noord-Zuidverbinding en het Manhattanplan een negatieve invloed hebben gehad op deze plek. De twee wijken rond het Noordstation werden hierdoor gescheiden van elkaar. Verder werden de bevindingen en conclusies van voorafgaand veldonderzoek omgezet in een mapping, een snede en maquettes. Deze tonen de werking, de flow, de ritmes en de dynamieken in het Noordstation. Ook wordt duidelijk dat er vele conflictzones aanwezig zijn in deze ruimte, waardoor de pendelaars een onaangenaam gevoel krijgen. Om deze gegevens te kunnen verwerken tot ĂŠĂŠn geheel werden deze omgezet in een partituur dat werd opgebouwd uit verschillende codes. Deze stonden zowel voor ruimtelijke elementen als menselijke activiteiten en tonen de relatie tussen de mens en de ruimte op deze site. Door deze elementen te vertalen naar muziek kon onderzocht worden of deze methode kan dienen als ontwerptool voor het bepalen van een ingreep op deze site. Er werd samengewerkt met enkele muzikanten om verschillende technieken uit te testen. De eerste methode was gebaseerd op een draaiorgelboek en ponskaarten. De codes werden aangeduid op een grid dat is afgestemd op een orgel en werden als gaten in deze kaarten geponst. Deze methode slaagde er echter niet in voldoende variatie te brengen dus werd overgegaan naar digitale muziek. Hierdoor kreeg elke code een unieke klank toegewezen. Het uiteindelijke abstracte muziekstuk werd harmonieuzer gemaakt zodat zijn gewijzigde codes toegepast konden worden op de bestaande omgeving, in de vorm van een ingreep. Zo kon worden onderzocht of muziek kan dienen als bijkomende ontwerptool.

Brussel-Noord/Bruxelles nord station (1952 - Paul Saintenoy, Jaques Saintenoy, Jean Hendrickx Vanden Bosch) and its immediate surroundings was chosen as a field of research. The aim of this study is to examine whether music can be used as a design tool to improve this complex site. The existing environment is decoded into a piece of music, which with every modification becomes more harmonious. Could the same modifications also be applied to the existing environment, and thereby bring the two neighbourhoods together? In so doing, would it be possible to reintroduce the harmony achieved in the music to the site and improve on it? During the first stage, research was conducted into the very sensitive urban planning history of this site. This proved that the construction of the North-South connection and the Manhattan Plan had a negative impact on the site. As a result, the two neighbourhoods around North Station were separated from one another. The findings and conclusions of prior field research were transposed into a mapping, a cross-section and scale models. These illustration North Station’s operations, flow, rhythms and its dynamic. It also reveals several conflict areas in this space, which lead to a sense of uneasiness among commuters. In order to process this information within a greater whole, they were transposed into a score, made up of different codes. They represented spatial elements and human activities and highlight the relationship between humans and space in this site. By transposing these elements into music, we were able to investigate whether this method could serve as a design tool for determining which intervention the site needs. We worked with some musicians to test various techniques. The first method was based on book music and punched cards. The codes were indicated on a grid that is designed for an organ and were punched into these cards. However, this method did not succeed in providing a sufficient level of variation, which is why we switched to digital music. A unique sound was attributed to each code. The resulting abstract musical composition was made more harmonious so its modified codes could be applied to the existing environment, in the form of an intervention. We were thus able to study whether music can be used as an auxiliary design tool.

by Yleni Bossu

door Yleni Bossu

Yleni Bossu Laureaat Master in de interieurarchitectuur Brussel Laureate Master of Interior Architecture Brussels

49


2

50


A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja - Iwo Borkowicz

A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja.

A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja.

De opdracht van architecten in de moderne samenleving gaat verder dan het uittekenen van ruimtelijke proporties, het ontwikkelen van innovatieve, artistieke concepten of het waarborgen van milieuvriendelijke en rendabele bouwprocessen. Meer dan ooit moeten architecten ook een toonaangevende rol spelen in het maatschappelijke en politieke debat over hoe wij onze leefomgevingen interpreteren, plannen, ontwerpen en bouwen, en dienen zij dit spel op alle niveaus tegelijk te spelen. Tegelijkertijd moet de noodzakelijke architectonische innovatie beginnen bij het opnieuw bedenken van verschillende manieren om ruimte te delen en het creëren van vernieuwende programmatische verbanden. Scheidingsmechanismen lijken vandaag de overhand te hebben op hun inclusieve tegenhangers, individuele verzuchtingen halen het van collectieve strategieën om de ruimte te benutten en het creëren van monoculturen heeft voorrang op de ontwikkeling van heterogene omgevingen gebaseerd op verscheidenheid.

The mission architects have in contemporary society goes beyond making sure we get spatial proportions right, develop innovative artistic concepts or guarantee environmentally and economically efficient building processes. More than ever, architects also need to play a prominent role in the social and political debate on the way we read, plan, design and build the environments we inhabit and play this game at all scales simultaneously. At the same time, the needed architectural innovation needs to start from rethinking different ways of sharing space and from creating novel programmatic adjacencies, as nowadays it seems like separating mechanisms win from inclusive ones, individual aspirations overtake collective strategies of using space and creating monocultures increasingly dominate making heterogeneous environments based on multiplicity.

Development model and architectural prototypes. Kris Scheerlinck over het eindwerk van Iwo Borkowicz, laureaat international Master of Architecture Gent

Development model and architectural prototypes.Kris Scheerlinck on the master’s thesis by Iwo Borkowicz, laureate international Master of Architecture Ghent

Het door Iwo Borkowicz ontwikkelde project was geïntegreerd in een onderzoeksproject dat Streetscape Territories werd genoemd en de bovengenoemde opvattingen als uitgangspunt gebruikte. Dit onderzoeksproject, dat de studenten van de International Master of Architecture werd aangeboden als een academisch en professioneel kader om hun masterproefschrift in uit te werken, stelt voor om architectuur te ontwerpen met als uitgangspunt de heroverwogen relatie tussen haar en het straatbeeld. Het onderzoek buigt zich over de manier waarop architectonische artefacten, systemen van open ruimten, eigendomsstructuren en hun inherente toegankelijkheids- en permeabiliteitsmodellen bepalen hoe straatbeelden samengesteld zijn en hoe de bewoners ze kunnen interpreteren. Streetscape Territories focust op toegankelijkheid en nabijheidsmodellen op verschillende niveaus en gaat uit van de veronderstelling dat de stedelijke ruimte, van het niveau van de woning tot dat van de stad, kan worden gezien als een ononderbroken collectieve ruimte (de Solà-Morales, 1992; Avermaete, 2007, Scheerlinck, 2010), met verschillende niveaus van gemeenschappelijk gebruik die bepaald worden door tal van fysieke, culturele of territoriale grenzen (Habraken, 1998). In dit onderzoeksproject wordt er niet van uitgegaan dat de stedelijke ruimte onvoorwaardelijk toegankelijk is voor alle gebruikers omdat het stadsleven net gebaseerd is op het verlenen en het beperken van toegang tot territoria, waardoor een plaats een identiteit krijgt. Bijgevolg kan en mag de stedelijke ruimte niet door algehele continuïteit gekenmerkt worden: ze wordt namelijk geregeld door mechanismen om de voorwaarden voor privacy of gemeenschappelijkheid te scheppen of ontzeggen. Die mechanismen gebruiken systemen van grenzen en begrenzingen (Sennett, 2013) voor het configureren van reeksen samengevoegde, geïntegreerde of overlappende territoria die door de gebruikers op veel manieren worden gelezen, geïnterpreteerd en aangewend. De belangrijkste onderzoeksvraag van het project is: hoe verhouden territoria en mensen zich ten opzichte van elkaar en hoe dragen die relaties bij tot de lokale identiteit van de fysieke en sociale omgeving die tot uitdrukking komt in de straatbeelden? Het project van Iwo Borkowicz met als titel “A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja”, bouwt voort op een VLIR UOS ontwikkelingsproject in Havana, Cuba (Streetscape Territories, juli-augustus 2015), en verwijst naar de onderzoeksvraag die het Streetscape Territories kader voorstelt. Zijn project pakt de acute problemen van woningnood en toenemende armoede aan door deze uitdaging te koppelen aan alternatieve manieren om duurzaam toerisme te promoten en door in te spelen op de recente opmars van kleinschalige ondernemingen die de eigen burgers mondiger maken. Iwo’s project ontwikkelt architecturale prototypes die kleinschalig toerisme, sociale woningen en productieve activiteiten in het straatbeeld van Havana combineren en promoot op die manier een alternatief stedelijk groeimodel. Tegelijkertijd introduceert het een innovatief discours over ruimtelijke configuraties, duurzame bouwprocessen, vernieuwd vakmanschap en materialiteit in een ontwikkelingscontext.

51

The project developed by Iwo Borkowicz was embedded in a research project, called Streetscape Territories, that takes the above statements as a point of departure. This research project, offered to the students of the International Master of Architecture as an academic and professional framework to develop their master dissertation, suggests to make architecture starting from rethinking its relation to the streetscape. The research deals with the way architectural artifacts, systems of open spaces, property structures and their inherent accessibility and permeability models configure streetscapes and how their inhabitants can read and give meaning to them. Streetscape Territories focuses on accessibility and models of proximity at different scales and starts from the assumption that urban space, from the domestic scale till the scale of the city, can be understood as a discontinuous collective space (de Solà-Morales, 1992; Avermaete, 2007, Scheerlinck, 2010), containing different levels of shared use that are defined by multiple physical, cultural or territorial boundaries (Habraken, 1998). In this research project, urban space is not considered as unconditionally accessible by all users, as urbanity depends on providing as well as restricting access to territories, this way defining the identity of a place. As a consequence, urban space can not -and should not- be characterized by overall continuity as it responds to mechanisms of providing and denying conditions for privacy or community. These mechanisms employ systems of borders and boundaries (Sennett, 2013) to configure sets of aggregated, integrated or overlapped territories that are read, interpreted and used by its users in multiple ways. The main research question of the project is: how do territories and people relate to each other and how do these relationships contribute to the local identity of the physical and social environment, manifested in its streetscapes? Iwo Borkowicz’ project, with the title “A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja”, builds further on a VLIR UOS development project in Havana, Cuba (Streetscape Territories, July-August 2015) and refers to the mentioned research question the Streetscape Territories framework proposes. His project addresses this city’s acute problems of housing shortage and increasing poverty by linking this challenge to alternative ways of developing sustainable tourism strategies and by taking advantage of the growing potential of recent emergence of small scale entrepreneurship, empowering its proper citizens. Iwo’s project develops architectural prototypes that combine small scale tourism, social housing and productive activities in Havana’s streetscapes, promoting an alternative urban growth model but simultaneously pronouncing an innovative discourse on spatial configurations, sustainable building processes, renewed craftmanship and materiality in a development context.

Kris Scheerlinck

Begeleidend docent, Faculteit Architectuur Supervising lecturer, Faculty of Architecture


52


A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja - Iwo Borkowicz

1.Introduction

2. New Strategies for Old Havana.

Cuba is a communistic regime where housing is considered a right. This caused the assignment by the government of excessive number of inhabitants into existing flats and houses, leading to very poor living conditions. Difficult economical condition of the country that also no longer gets financial help from either the Soviet Union nor Venezuela is also taking its toll on the countries ambitions of dealing with the housing shortage.

Housing shortage is caused in Cuba mostly by the fact that Cuba does not have money to build or renovate houses. Hotel situation on Cuba to the contrary does not suffer from financial issues but rightfully is not allowed to grow freely especially in Havana Vieja as the impact of mass tourism is dangerous, if invited on wrong terms. What if one was to merge those two into a typology that will create both housing and hotel capacity? A mixed typology can prevent from big company ruling the market of Cuban tourism fueling polarization. At the same time this way of addressing the issue will not stimulate gentrification of the district which Havana Vieja is in a huge risk of. Lastly this idea through its flexibility will address the changing dynamics of the touristic demand in a sustainable way.

“According to National Housing Institute figures released in September 2013, Cuba needs to build 60,000-70,000 new housing units per year to alleviate its housing deficit. But only a fraction of that number is being built –16,000 per year by the state at current rates, and 8,000-10,000 by homeowners themselves. Hurricane Sandy alone destroyed 22,396 homes in eastern Cuba in 2012.” (Peters,2014) From 2011 Cubans can sell and buy houses but Cuban banks never give out loans bigger than $40 or so dollars, when a modest housing unit costs thousands of dollars (Grein, 2015). Additionally Cuban cities, especially Havana, are facing great deterioration of its urban fabric, leading to common building collapses. ‘’Experts say a combination of age, decay, neglect and the elements threatens important 19th century neoclassical villas and Spanish colonial mansions, along with some of the world’s finest examples of 20th-century architecture — Art Deco palaces from the 1930s and modernist structures from the 1950s.’’ (Sanchez, 2009) Cuba introduced programs like the Office of the Historian of the City of Havana (OHC) that deals with this problem. Additionally in 2010 a small part of the economy was opened for private business initiatives in order to repair the national budget. Since then over half a million Cubans moved into the self employment. Since 1997 tourism is the biggest, and most dynamically growing drive of Cuban economy (Figueras, 2003). In 2015 over three million people visited the island. Touristic infrastructure is not prepared for that many tourists and the hotel shortage is visible. Due to a renewed diplomatic relations between Cuba and United States, American tourists will be travelling to the island easier, what will surely lead to even more dynamic growth of visitors. The government is not willing to simply allow international companies to enter the island and deal with the growing demand as its afraid of them feeding on this financial potential, leaving Cubans aside. Mass tourism is also threatening Cuban cities, especially the district of Old Havana which is the main touristic attraction of the country. Negative impacts of gentrification may lead the oldest Cuban housing district into becoming a theme park, pushing original inhabitants out to the outskirts and destroying this district authenticity. „What could be the alternative growth model for urban and social resilience to regenerate the city-center of Havana?”. Can a use of a symbiotic relation between housing and touristic shortage be the answer?

53

More precisely one could imagine buildings in areas that attract tourists that would consist of regular flats for Cubans and a proportionate number of hotel units weaved into them, that earn money to pay off the loan taken for the construction of the building itself. Cuban inhabitants would take care for the guests at the same time making a living. This kind of typology could lead to a network of guest houses dispersed among the housing fabric of the whole district, avoiding unnecessary attention hubs around hotel premises. The touristic income would spread more evenly among its inhabitants and the streetscape could maintain its scale and character. The competition between the touristic Old Havana and the non-touristic one would not happen, as the whole district would become something inbetween. Facing the fact that Cuba bears the highest hopes in the touristic income this way of inviting it into the island may lead to a more constructive and sustainable outcome. Additionally the political reality in Cuba is characterized by a great level of governmental control of the market so the Revolutionary Government can simply make it happen by resisting the temptation of fast and lucrative solution of inviting international hotel chains into the table. 2.1 Havana Vieja “The restoration of Old Havana—a .826 square mile district containing some 3,370 buildings and 66,750 residents, which was declared a UNESCO World Heritage site in 1982—has been carried out under a unique model of selffinancing and sustainability that has achieved worldwide recognition. Since 1993, the Office of the Historian of the City of Havana has had broad authority over all planning, land use, development, and investment activities within the historic district, including the ability to develop and operate stores and hotels, tax businesses, carry out construction projects, and use its earnings to finance housing renovations, community facilities, and social services for local residents.” (Achtenberg, 2013) Despite the rightful actions of the OHC, Havana Vieja is still struggling with the housing and hotel shortage as well as deterioration of the highest magnitude in the capitol city. 50% of the Old Town’s buildings are classified as being in a “bad condition”(Coyula,2002). Additionally, satisfying the hotel demand in a peak point


Study case area.

Havana Vieja.

54


A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja - Iwo Borkowicz

of the touristic boom with the typical hotel typology will lead to many empty buildings in the years after the peak. Lastly, the paste in which OCH is dealing with the housing shortage is not satisfactory. The idea merging both housing and hotel units in one typology is capable of creating new housing sooner. In the face of coming changes on the island the fact of Cubans living in humane conditions and having access to steady salaries will be very important in order to empower the society in the challenging times of the transformation. In 1997 the Cuban government allowed Cubans to rent out rooms in their houses or apartments to tourists, providing Cuban families with new sources of income (Hunt, 2016). As any other type of accommodation in Cuba such as hotels, camping and motels were owned by the government, the term “casa particular” stated that this kind of paid lodging was privately operated. It creates a network of smaller guesthouses that evenly spread among the urban fabric giving access to this kind of income to many families. At the same time the relation between the tourist and a Cuban becomes much more valuable than one in a typical hotel. Cubans become hosts and visitors have a chance of feeling a little less as a tourist and a little more like a part of a real city. Both sides benefit from that relation. 3. Calculations 3.1 Space calcualtions Havana Vieja is the densest district on the island. The question that arose was: “is there enough space do built both the necessary missing housing and fit additional hotel units in that district?” Havana Vieja is home for 97.000 people. This makes of 4,6% of Havanas total population. Havana as a whole needs to generate from 100.000 to 200.000 housing units in order to eradicate the housing shortage. With the highest shortage estimation Havana Vieja proportionally would need to generate 9.200 new housing units. For this calculation an area of representative 12 city blocks was selected. By cross-checking the maps of building heights and vacant plots a simplified volumetric model of that area was created on which base the calculation was conducted. As a result of those a conclusion is that Havan Vieja can generate the additional 9200 new housing units within its boundaries by achieving the average height of building of 4 floors, still leaving additional space for hotel units also. 3.2 Financing calculations As the capital city is the main touristic attraction on the island it was assumed that 90% of tourists visiting Cuba spend on average two nights in Havana. It’s very safe to assume that in 2017 Cuba will be visited by 3.500.000 tourists. One needs to remember that this number most certainly will dynamically grow much higher in coming years. These calculations proved that a building like this could pay itself of in 6,8 years. Adding unexpected costs and loan 55

interests it is safe to assume that this kind of typology in Havana Vieja has a good chance of being able to pay itself off in under ten years. 4 Dispearsed Tourism How would Havana Vieja look without chained-brand nor other big sized hotels? If one was to fulfill this demand only with a use of guest rooms woven into the housing fabric an average of 1,5 tenements building with 4 hotel units each would be required for every city block of the district. This unusual approach was with success adopted by a Chilean City of Valpariso and one can see a lot of advantages of those decentralized tactic. Often big in size hotels are destructive for an old town fabric where dispersed hotel units could be gently integrated with it. The income is spread more evenly among the society and more workplaces are be created. Tourism stands a chance of being hidden what would decrease its destructive capabilities. Finally this kind of market is much more flexible and can react do the dynamics of the fluctuating demand sustainably. 4.1 Cooperatives Cuba is strong in cooperatives as cooperation is a core value of the Revolutionary Cuba. For decades Cubans gathered and created different types of cooperatives . The proposed project is trying to learn from those lessons and build upon this tradition. A structure of Housing Cooperative is proposed, all inhabitants of a built tenement will be a part of a group collectively responsible for taking care for the hotel units and its guests. They are also collectively responsible for generating the revenue that will pay of the loan taken to built the tenement itself. 4.2 Locality The project is proposing a solution that will prevent the outflow of original inhabitants from their long inhabited neighborhoods. In order to achieve this a choice of inhabitants would be structured as a opencall. After the district defines the localization suitable for this type of social housing construction, families would apply for a flat. Social workers would analyze the applications and create a cooperative group of families (where proximity to their original flat and the necessity of them being moved would be prioritized) that will inhabit the building. The other possibility is a group of families to come together, create a housing cooperative and apply for a participation in the program, after what municipality is looking for a plot and assigns a loan for the construction that later will be paid off by the income from the hotel units.


56


A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja - Iwo Borkowicz

4.3 Space negotiation Due to a magnitude of the Cuban housing crisis the proposed flats cannot offer residents very high spatial comfort. Flats are planned to be useful and efficient and despite their limited size offer comfort and privacy. The project proposes to react to that fact by adding territorial layers to the housing typology. It is doing it by offering a set of bigger multi-use collective spaces that both tenants and guest are a part of. Most of the ground floor of each building is an open space with planted areas where the sun enters threw the inner courtyards. In between them a open kitchen and living room is planned. Guests can be offered meals there or on the roof trace. Tenants can use this space on daily bases as well as for special occasion like common tenement meals, fiestas or for example sport event celebrations which Cubans love to follow. At the same time if that space would be used like an “extension” of each flat a sense of community will be enhanced and social control of the entrance zone will be created. A second collective zone is proposed on the roof. In its front part a roof trace with a view on the panorama of the old town is created. the rest of the roof is designed for the Cuban residents of the tenement as it includes a common laundry station and an urban farming element. 4.4 Emerging business The front part of the ground floor will be addressing small Cuban emerging private business. Rooms for rent of 10 to 20 square meters are proposed. In front of them a space for the smallest scale of business is created addressing street sellers. A simple benches protected from sun and rain by the canopy of the first floor are provided so that street sellers could prosper in comfort and not to block already narrow sidewalks of the Old Town. The same benches in the evening after the working hours will become Cuban favorite social spots where people gather on the sidewalks to play domino. Offsetting of the front facade on the ground floor from the street in order to provide the space for these activities enriches the territorial sequence adding a zone where street and domestic activities mix. 5. Process of emerging - cooperative design process First, on a base of the list of people awaiting for a housing unit municipality is to define an area that requires this kind of intervention the most. After that suitable locations for a new housing building are cataloged by the OHC. Afterwards on each location a project that defines the structure, placement of patios, shafts and circulation is prepared by an architect. This project is a base for defining the number of people a given plot can house and a size of a loan needed for the construction. Next a call for participants in a housing cooperative in the area is introduced by the municipality. On a base of received applications a suitable amounts of people from a local area are grouped into housing cooperatives with help of social workers. Afterwards based on the estimatory project a detailed design of flats is created in a cooperation with each future 57

tenant, where architect is not a decision maker but an advisor. This step is introduced in order to engage future tenants in the design process by what tenants will identify with the project strongly. Moreover in that way more personalized apartment plans can be created. This decision emerges from a believe that no forced decision about one’s home will prevail against tenets wish. At the same time the cooperation between the architect and future tenants is to be educational for both parties where tenants can follow professional advices and an architect gets to understand tenants needs in more depth what will lead to a better design. All crucial and fully permanent elements of the building are designed by an architect and his or her decision will shape the frame in which a set of personalized infills are placed. An architect is fully responsible for the design of the main structure, circulation, placement of patios, technical shafts and the design of the front facade. This stage of the construction will lead to creation of emergent inner facades inside the patios. As every tenant is finally responsible for his/her own flat design and construction the formal outcome of the inner facades will be emergent. This possibility of expression that each tenant is granted will help them to identify with the project and hopefully create unexpected adjacencies of shapes, material and colors, so abundant in and typical for Cuban streetscape. As a result a duality of facade expressions between the front and inner facades of the building will appear and hopefully distinguish the representative front from the more introvert, domestic collective courtyards. When construction begins “solid” parts of the building designed by an architect (main structure, technical shafts, circulation and the front facade) are constructed by a commissioned construction company in order to grant and control its satisfactory efficiency, quality and paste. Afterwards each tenant gets assigned with a proportional part of the bugged and becomes responsible for the construction of its personalized infill consisting of his or her flats interiors and the corresponding number of hotel units. One needs to hire people to execute this task. This is a very important part of the proposed development model. This model is not only focusing on how to generate money in order to be able to build in Cuba, but also how to spend it. The shift of responsibility for the execution of the flats from the architect and the main construction company to the tenants will activate smaller, private service providers from bricklayers, electricians and plumbers to interior designers that tenants will need to hire. This will allow money to trickle down into wider group of professionals empowering the emerging Cuban private sector. Finally when the construction process is finished tenants can move in and guest rooms registered in the casa particular system can start to generate the money necessary to provide for the tenants and paying off of the loan.


Prototype 1 _ possible facade expresions.

Prototype 1 _ section.

Prototype 1 _ groundfloor plan.

58


A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja - Iwo Borkowicz

6 The proposal 6.1 Case study area.

7. References:

The idea explained above is tested by proposing a couple of implementations in a south part of the Havana Vieja - the area around the Jesus-Maria street. This area is rated the lowest priority by the OHC and is characterized by abundance of suitable locations. This project proposes in a first order to build on plots that are empty or occupied by a single story building and are adjacent to taller buildings. At the same time residents of this area are known for their strong attachment to the district and are characterized by Prof.Dr. Han Verschure as eager to create cooperative initiatives and strong in collective spirit. 6.2 Prototypes In order to test the idea a set of possible locations in the chosen neighborhood around Jesus-Maria street were defined. From those five were chosen to represent the most common situations met in Havana Vieja context: a small plot of a front width of only 4,5m, a medium size plot of a front width of 7m , a big plot of a front width of 10m, a corner plot and a plots joined by their back borders were created. 6.3 Plans Plans are designed in a way that will allow easy transformation or incorporation of hotel units into housing. This will give tenants possibility of expanding their flats after the loan is paid off or will simply create more housing units, further helping to ease the housing shortage. In order to grant sufficient ventilation a set of patios is provided of a total area not smaller than 20% of the plot area. All patios are connected in the ground floor and all possible elements are designed as open work elements for the same reason. (Tablada,2009) Additionally passive cooling methods are to be used in the project. 6.4 Architectural expression and building technologies Designed buildings are suppose to blend in with the extraordinary fabric of Havana Vieja. Each building will be designed individually in respect of the existing situation on the plot. If plot is empty and there are no documented sources of the architecture present on that spot in the past or it does not represent any heritage worth preserving new designs should create quality and beauty with respect to the context of the Old Town and create architecture that seamlessly blends in within the Havana Viejas streetscape. Designs should also promote Cuban handcraft, stimulate and cultivate it. Buildings in order to keep the cost and time of the realization low should be designed using simple building technologies that are commonly used on the island. In designed prototypes a prefabricated concrete structure with masonry infills were used.

59

Achtenberg E., 2013, ” Gentrification in Cuba? The Contradictions of Old Havana”, NACLA Coyula Mario & Jill Hamberg, 2002, ”The Case of Havana, Cuba.”, Coyula Mario, 1997, “Havana Forever, Forever Havana “ Feinberg Richard, 2013, “Soft Landing in Cuba? Emerging Entrepreneurs and Middle Classes“, Brookings Miguel Alejandro Figueras, 2003, “International Tourism and the Formation of Productive Clusters in the Cuban Economy”. John Grein, 2015,”Recent Reforms in CubanHousing Policy”, University of Chicago Law School. Hunt Nigel, 2016 , casaparticular.com PDHL, Programa de Desarrollo Humano Local – Cuba (2000) ‘Caracterización y prioridades del Municipio de La Habana Vieja: Líneas Directrices para la III Fasedel Programa de Desarrollo Humano Local’. July. Philip Peters, 2014, “Cuba’s New Real Estate Market”, Brookings. Rodriguez Andrea, 2014, “Cuba’s Housing Crisis Worsens”, Huffington Post Tablada A. , 2009, “On natural ventilation and thermal comfort in compact urban environments – the OldHavana case “, Katholieke Universiteit Leuven


Prototype 1 _ possible floor plans.

60


A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja - Iwo Borkowicz

A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja.

A Symbiotic Relation of Cooperative Social Housing and Dispersed Tourism in Havana Vieja.

In de zomer 2015 bracht ik twee maanden in Havana door om aan onderzoek te doen. Ik besteedde aandacht aan politiek, economie, cultuur en architectuur. In die dynamische en extreme context, omgeven door grote voorbeelden van architectuur in visuele en materiĂŤle zin, ging ik op een andere manier aankijken tegen het bouwen en de gevolgen ervan. Voor dit project ging ik de uitdaging aan om tal van moeilijke vragen te beantwoorden. Zijn Cubanen die in overbevolkte en vervallen gebouwen wonen en nog maar pas hebben kennisgemaakt met het internet, klaar voor wat de kapitalistische economie en het massatoerisme ondanks alle positieve aspecten naar het eiland zullen brengen? Is er een manier om ervoor te zorgen dat gewone Cubanen het grootste voordeel halen uit het geld dat de toeristische economie naar het eiland brengt en zal brengen? Hoe kan dit geld worden gebruikt om een van de dringendste problemen in Havana, de woningnood, aan te pakken? Onder welke voorwaarden en met welke ruimtelijke configuraties kan het massatoerisme in de historische wijk Havana Vieja (de oude stad) bestaan zonder een bedreiging te vormen voor de inwoners en het stadsweefsel? Een van de gevolgen van het woningtekort is dat de Cubanen niet in geschikte omstandigheden leven om zich voor te bereiden op en om te gaan met de uitdagingen van de huidige dynamische periode in de Cubaanse geschiedenis. Toch geloof ik dat, als het massatoerisme en het huizentekort op een bepaalde manier worden aangepakt, ze in symbiose samen kunnen bestaan en elkaar zowel financieel als maatschappelijk kunnen aanvullen. Op die manier kan men niet alleen het huizenprobleem sneller oplossen, maar ook een nieuwe stadstructuur opbouwen die door zijn gelijkmatig verdeelde pensions de negatieve effecten van het massatoerisme in Havana Vieja afzwakt.

In the summer of 2015 I spent two months in Havana conducting a research. This time I focused on the way I look at politics, economy, culture and architecture. In such a dynamic and extreme context, despite being surrounded by grand examples of architecture in its visual and material sense one cannot help but change the way one looks at the act of building and its repercussions. With this project I challenged myself to face many difficult questions. Are Cubans, living in overcrowded and collapsing buildings, and who are getting to know internet just today, ready for what capitalistic economy and mass tourism despite its positive sides will bring to the island? Is there a way of making ordinary Cubans into main beneficiates of the money that touristic economy is and will be bringing to the island? How can this money be directed towards dealing with one of the most urgent issues in Havana – the housing shortage? On what terms and with what spatial configurations can mass tourism exist within the historic district of Havana Vieja (the Old Town) without being a threat to its inhabitants and urban fabric? Housing crisis among other issues is preventing Cubans from living in conditions that would allow them to prepare for and deal with challenges of today’s dynamic period of Cuban history. However, I believe that if mass tourism and housing shortage is addressed in a certain way they seem to be able to work in symbiosis and complement each other both in the financial and social way. This might not only make possible addressing of the housing issue sooner than currently practiced tactics but also create an urban setup that through its evenly dispersed guesthouses will decrease negative impacts of mass tourism in Havana Vieja.

Ontwikkelingsmodel en architecturale prototypes door Iwo Borkowicz

Development model and architectural prototypes by Iwo Borkowicz

Iwo Borkowicz Laureaat international Master of Architecture Gent Laureate international Master of Architecture Ghent

61


The industrial site of Ensjø.

Social housing Single-family housing

Different industries started to move in.

New zoning “Ensjøbyen” Offices, shops and apartments

“Hovinbekken” 1st Industrial plant “Brickworks”

1881

1900s

1916

1930s

Ensjø Timeline.

2

62

2004

Present


Ensjø, Oslo: Toward a new productive landscape - Fadi Belouni “Aryo”

Ensjø, Oslo: Toward a new productive landscape

Ensjø, Oslo: Toward a new productive landscape

Het gebied rond het bestaande Munch Museum in Oslo, in de nabijheid van het ‘Tøyen park’ was voor de studenten het oorspronkelijke projectgebied. Met de ontwikkeling van het nieuwe Munch Museum in de schaduw van het bekende operagebouw van Snøhetta aan de oevers van de Oslofjorden, werd de vraag gesteld ‘ Wat is de toekomst van het bestaande Munch Museum en wat is de toekomst van het bestaande park rond dit gebouw?’. Het gebied rond het bestaande museum is een multifunctioneel park. In de zomer gebruikt als festivalweide, in de winter als glijbaan en in de herfst en lente is het een rustige plek om met de spelende kinderen te kuieren te midden de onbekende bloemsoorten in de schaduw van de botanische tuin. Wat is de toekomst van deze plek? Wordt het open gebied overgelaten aan de grondspeculanten en wordt het daarmee een kopie van de mislukte ontwikkeling op Aker Brygge waar de woonkwaliteit gereduceerd wordt tot een mathematische oefening van winst en nog meer winst. Liefst niet! Het antwoord van projectontwikkelaars is overduidelijk. De roep om meer woongelegenheden zullen zij op een efficiënte manier oplossen. Er worden anonieme woonblokken voorzien die de eigenheid van de plek niet enkel neutraliseren maar ze ook voor goed laat verdwijnen. Het nabijgelegen centrum van Tøyen is daarvan een pijnlijk voorbeeld. Met deze vraag en dit dilemma heeft Fadi het ontwerpgebied verruimd. De zone van Ensjø, grenzend aan het gebied van het Tøyen park en gekend omwille van het industriële verleden, werd een potentieel gebied voor wonen, werken en recreatie. De intensiteit van het te ontwikkelen programma binnen het gebied van Ensjø zou er voor zorgen dat het bestaande open landschap van het Tøyen park (met de bestaande geasfalteerde autoparkings) een nieuwe landschappelijke dynamiek kan geven aan de botanische tuin en aan de multifunctionele uitdagingen van zomer- en winterpret. Op die manier wordt het oude industriële gebied van Ensjø een deel van het grootstedelijke woon en werk verhaal van Oslo. Het voorbeeld van de herwaardering langsheen de Akerselva, waar wonen, werken en onderwijs, een vernieuwende dynamiek hebben gegeven aan deze historische as, is voor Fadi een voorbeeld van hoe een stad de historische kaders kan hergebruiken in een actuele context. De ‘genius loci’ is niet langer een beeldend verhaal, het is een maatschappelijke uitdaging waarin architectuur een dienende rol heeft te vervullen. Het verhaal van het bestaande Munch Museum wordt op die manier een verhaal van een ondersteunende plek waar diverse culturen een nieuw Noors verhaal schrijven.

The area surrounding the present Munch Museum in Oslo, near “Tøyen Park” was the original project site for the students. Following the construction of a new Munch Museum near Snøhetta’s well-known opera building on the banks of the Oslofjords, the following question arose: “What future does the present Munch Museum have and what of the park that presently encircles the building?”. The area around the existing museum is a multipurpose park. In the summer, it is used as a festival site, in the winter as a slope for sleds, and in autumn and the spring it is a quiet place for a stroll with playing children amongst the unknown flower species in the shade of the botanical garden. What does the future have in store for this space? Will the unbuilt area be given to real estate developers, resulting in a copy of the failed development in Aker Brygge, where residential quality was reduced to a mathematical exercise of profit and even more profit? Preferably not! The real estate developers have provided a resoundingly clear answer. They will provide an efficient solution to the demand for more housing. They will build anonymous housing blocks that not only neutralise the place’s identity, but also utterly eradicate it. The nearby centre of Tøyen is a painful example of this. With this question and dilemma in mind, Fadi has extended the design area. The Ensjø zone, bordering Tøyen Park, and known for its industrial past, is an area with potential for housing, working and recreation. The intensity of the programme to be developed within the Ensjø territory would ensure that the existing open landscape of Tøyen Park (and its existing paved car parks) lend a new landscape dynamic to the botanical garden and the multi-purpose challenges of summer and winter leisure. As a result, the old industrial territory of Ensjø becomes part of Oslo’s metropolitan living and working narrative. Fadi believes that the urban revaluation along the Akerselva, where housing, work and education created a new and innovative dynamic for this historic axis, is a perfect example of how a city can re-use its historic settings in a contemporary context. The “genius loci” is no longer just a visual story; it has become a social challenge in which architecture may serve to find a solution. In this way, the existing Munch Museum’s story becomes that of a site of support, one where various cultures coalesce to contribute to a new Norwegian narrative.

Raf De Saeger on the the master’s thesis by Fadi Belouni “Aryo”, laureate international Master of Architecture Brussels

Raf De Saeger over het eindwerk van Fadi Belouni “Aryo”, laureaat international Master of Architecture Brussel

Raf De Saeger Begeleidend docent, Faculteit Architectuur Supervising lecturer, Faculty of Architecture

63


Urban strategy Hovinparken

Tøyenparken

1. Connect & organize: the surroundings neighborhoods and the green network of Oslo and bring balance to the chaotic site through an organizing network.

2. Embrace: the quality of the existing buildings and upgrade them.

3. Define: space through architectural interventions to give orientation, Bring richness to the existing program and attract different users.

64


Ensjø, Oslo: Toward a new productive landscape - Fadi Belouni “Aryo”

Architectural interventions

&

ye Tø lle Li

in

ov

“Space To connect”

-H

le

n

al

V

Intervention II

rk

pa

in

ov

H en

Intervention III

“Beyond dweilling and working”

Intervention I

“Complementary system”

n pe

am

K & Th

n ke ar

pa e re rt si of de En nti sjø al

np ye Tø

Area of interventions, industrial building conversion, car galleries upgradation & architectural injection.

65


Intervention (I) : Complementary system.

2. Complementary system, Program diagram.

1. Upgrade the existing buildings by adding 3 floors to liberate the open space from the cars.

3. The first circulation unit go through the exhibition space.

4. The second circulation unit connects the different levels of the buildings with the open space.

3D section, two circulation units.

66


Ensjø, Oslo: Toward a new productive landscape - Fadi Belouni “Aryo”

The terrace, 1st floor, shared space between the users of the building.

Entrance / Exit through the car gallery. Dynamic panels allow the space to be opened or closed.

67


Intervention (II) : Christiania steel-halls, a space to connect.

Carpentry

Electronics

1. Extend the routes through the industrial building and turns it into a space for white collar, blue collar and residents.

Tailoring

2. The program to be fragmented in order to generate mobility, increase chance of encounter. The left space to be dynamic.

Dynamic space 1: Central halls can be opened and closed through roller shutters according to the users and their needs.

Dynamic space 2: Along the routes, allows different kind of activities and small business to take place. Dynamic panels allow space and expand and contract.

68


Ensjø, Oslo: Toward a new productive landscape - Fadi Belouni “Aryo”

Covered square allows encounter between users from different profiles "Central hall open formation".

Covered square allows encounter between users from different profiles "Central hall closed".

69


Intervention (III) : Beyond dwelling and working.

Skjetten housing, Norway. "Incremental system"

Cabin housing, Norway. "Contemporary, isolated in the landscape"

Urban context. " Agglomeration horizontally and vertically."

2. Defining the edge of the space "Horizontal agglomeration"

1. Organizing grid.

3. Permeability.

4. Green routes, floating nature.

5. Vertical agglomeration.

6. The roofs gather all the complexity of Man underneath.

70


Ensjø, Oslo: Toward a new productive landscape - Fadi Belouni “Aryo”

The collective space between the buildings during the summer, the collective gardens define the routes.

The collective space between the buildings during the winter, the remnants of the trees indicate the routes.

71


The collective space between the buildings, urban gardening and recreational activities.

Permeability, the connection between the residential buildings and the main route connecting Lille Tøyen and the Highschool in the south of Ensjø.

72


Ensjø, Oslo: Toward a new productive landscape - Fadi Belouni “Aryo”

Ensjø, Oslo: Toward a new productive landscape

Ensjø, Oslo: Toward a new productive landscape

Het industrieterrein van Ensjø ligt in het oostelijke deel van Oslo, 2 km van het stadscentrum. De bedrijven die daar gevestigd zijn, zijn actief in de auto-industrie. Ze geven tal van gezinnen een inkomen en leveren een belangrijke bijdrage aan de lokale economie. De site wordt gekenmerkt door ruimtelijke fragmentatie, een scheiding van het sociale en het fysieke netwerk en een lage dichtheid. Tijdens de jaren 2000 werd een nieuw bestemmingsplan opgemaakt voor Ensjø. In het ontwikkelingsplan wordt er voorgesteld om alle gebouwen in het gebied te slopen en de vrijgekomen terreinen te gebruiken voor hoogwaardig residentieel vastgoed. Die projecten verschillen niet van andere die op initiatief van de privésector worden ontwikkeld. Duurzame stadsontwikkeling wordt als excuus gebruikt om de eigen agenda door te drukken en gebouwen neer te zetten die zich onderscheiden door hun gebrek aan identiteit, kwaliteit en design.

The industrial site of Ensjø is located in the eastern part of Oslo, 2 Km from the city center. Most industries related to car businesses that provide the livelihood for numerous households and contribute to many sectors in the local economy. The site is characterized by spatial fragmentation, disconnection in social and physical network, and low density. A new zoning for Ensjø was developed in the 2000s. The developing plan proposes that the whole area should be demolished in favor of high-profile residential purposes. These projects are no different from any others led by private sector, using the sustainable urban development as an excuse to pass their own agendas and to impose buildings that are characterized by the lack of identity, quality and design.

by Fadi Belouni “Aryo”

by Fadi Belouni “Aryo”

Die complexe problemen vergden geïntegreerde en aangepaste oplossingen die voorzien zijn op dergelijke enorme uitdagingen. Door voort te bouwen op de bestaande kwaliteiten, de verborgen structuren en de eigenschappen van de stedelijke ruimte, te peilen naar de oorsprong van architecturaal plezier en zijn relevantie voor het evenwicht tussen complexiteit en orde, het verschil tussen ruimte en plaats te benadrukken en de belangrijke rol van de architectuur als fysieke uiting van identiteit en cultuur te beklemtonen, ontwikkelden wij een stedenbouwkundige strategie die uit drie stappen bestaat. Die stappen zijn:

(1) verbinden en organiseren: de plaats met haar omgeving verbinden en evenwicht brengen in het chaotische terrein door een kader in te richten (2) omarmen: de bestaande kwaliteiten in de armen sluiten en de bestaande industriële gebouwen verbeteren om hun negatieve impact op het terrein te beperken (3) de ruimte indelen: door bepaalde architecturale ingrepen de ruimte doelgerichter indelen, het bestaande programma verrijken en de dichtheid van het gebied verhogen.

Om de stedenbouwkundige strategie concreet gestalte te geven, werden drie architecturale ingrepen uitgevoerd. De eerste ingreep heeft als doel bestaande autogalerijen te upgraden en hun enorme parkeerterreinen aan te pakken. De tweede richt zich op een verlaten industriegebouw, de Christianiastaalhallen. Deze ondoordringbare structuur wordt door de openbare ruimte uit te breiden omgebouwd tot een ruimte die verschillende gebruikers met elkaar verbindt en die diverse productiemogelijkheden biedt. De laatste ingreep doorbreekt de generische ontwikkelingen in dit gebied met een moderne architectuur die de Noorse identiteit belichaamt en de gebruikers de kans geeft hun omgeving aan te passen aan hun behoeften. Tijdens dit project en dankzij de inzichtelijke begeleiding door mijn promotor, prof. Raf De Saeger, werd ik mij bewust van de impact die de bebouwde ruimte kan hebben op mensen en op de kwaliteit van hun leven. Ik leerde dat de verantwoordelijkheid van de architect verder reikt dan onze huidige tijd omdat zijn werk relevant wordt en blijft voor de volgende generaties. Ik leerde ook dat begrippen zoals samenleving, identiteit en cultuur niet vergeten mogen worden. De kennis die ik verworven heb, betekent een grote mijlpaal in mijn loopbaan. Ze zal me helpen verder te gaan in mijn inspanningen, de uitdagingen van onze tijd aan te gaan, mijn best te doen om de wereld te vullen met betekenisvolle plaatsen die een positieve impact hebben op de bestaande gemeenschappen, het welzijn en de jonge generaties van morgen.

73

These complex problems required comprehensive and adequate solutions that stand for such pressing challenges.

By drawing on the existing qualities, exploring the hidden grammar and qualities of the urban space of the precedents, identifying the origins of architectural pleasure and its relevance to the harmony between complexity and order, and highlighting the difference between space and place and the important role of architecture as a physical manifestation for identity and culture, an urban strategy that consists of three steps was articulated. These steps are: (1) connect and organize: that aims to connect the area with its surroundings and bring balance to the chaotic site through organizing framework (2) embrace: the existing qualities and upgrade the existing industries to reduce their negative impact on the site (3) define space: through number of architectural interventions to make space more defined and oriented, enrich the existing program, and increase the density of the area.

Three architectural interventions were conducted to reflect the urban strategy. The first intervention aims to upgrade existing car galleries and to deal with their massive parking lots. The second one deals with abandoned industrial building, Christiania steel-halls. This impermeable structure is turned into a space to connect different users through expanding the public space and providing different possibilities for production. The last intervention challenges the generic developments in the area through presenting contemporary architecture that reflects the Norwegian identity and allow users to modify their surrounding as they need. Through this project and the insightful guidance of my promoter Prof. Raf De Saeger, I became aware of the impact that the built environment could have on the people and the quality of their life. That architects’ responsibilities goes beyond this time and this place since their work becomes relevant in perpetuity for generations to come. Also I learned that issues such as society, identity and culture shouldn’t be overlooked. The knowledge that I gained represents a crucial milestone in my career that will help me to go further in my endeavor, to face the challenges of our time, and to do my best to fill this world with meaningful places that contribute positively to the existing communities, the wellbeing, and the young generations of tomorrow.

Fadi Belouni “Aryo” Laureaat international Master of Architecture Brussel Laureate international Master of Architecture Brussels


2

74


Constructing Saudade- Ghan Oudhuis

Constructing Saudade: een mythische zwerftocht

Constructing Saudade: a mythical ramble

Annelies De Smet over het eindwerk van Ghan Oudhuis, laureaat Master in de architectuur Gent

Annelies De Smet on the master’s thesis by Ghan Oudhuis, laureate Master of Architecture Ghent

Athena is geboren uit de opengespleten schedel van haar vader Zeus. Als godin van wijsheid, moed, strategie, vrede, kunst, ambacht, vaardigheid en wiskunde is ze de belichaming van cultuur. Omwille van haar intelligente prestaties van lichaam en geest is Athena de geliefde metgezellin van helden op hun heroïsche tochten. Zo is ze in de Odyssee mentor en beschermster van Telemachos in de zoektocht naar zijn vader Odysseus. In de gedaante van Mentoor ( ) geeft Athena slim en handig raad aan Telemachos en weerklinkt ons huidig begrip van de mentor. Maar wat heeft het project “Constructing Saudade” te maken met Athena en de Odyssee? Het antwoord is eenvoudig. Soms moeten we als ontwerpers vastgeroeste mythen over ontwerp, mentorschap en leerprocessen in een ontwerpcontext durven doorbreken om aan voorspelbare lotsbestemmingen te ont¬snappen. Soms hebben we als ontwerpers en mentoren nieuwe mythen nodig om alternatieve manieren van denken en handelen toe te laten. Zelfs wanneer een ontwerpproces een bewogen en avontuurlijke onderneming is - zoals de Odyssee - kunnen we als ontwerpers op geen enkele manier goden of supermensen met bovennatuurlijke krachten zijn. Daarom hoeft diegene die als mentor voor een ontwerpproces wordt uitgekozen zich niet Athena te wanen. Mentorschap in ontwerp lijkt een zinloze grens te trekken tussen ervaren en onervaren spelers. Het avontuurlijk karakter van een ontwerpproces confronteert elke betrokkene onafwendbaar met zijn/haar eigen beperkingen. Als we daarenboven erkennen dat een van de waarden van ontwerpen schuilt in het maken van iets wat er nog niet is, wat kan een mentor dan werkelijk weten of doen? Misschien vragen we ons daardoor beter af hoe we samen kunnen leren van het onbekende en het onvoorspelbare? Hoe kan een ontwerp ons helpen om te leren van de toekomst? Dit zijn enkele van de vele vragen waarlangs het ontwerpproces “Constructing Saudade” ons meevoer. Ook al concentreerde het project zich op landschap, bouwtraditie, tijd en “saudade” omzwervingen over de rol van ontwerp, ‘de ontwerper’, ‘de mentor’ en ‘het leren’ werden niet uit de weg gegaan. Hierdoor groeit mijn enthousiasme voor de enorme kwaliteit van dit project nog steeds. Ik ben dan ook oprecht dankbaar voor deze klein-mythische ervaring.

Athena is born out of the split skull of her father Zeus. As goddess of wisdom, inspiration, courage, strategy, peace, art, craft, skill and mathematics she is the personification of culture. Due to her intelligent performance of body and mind Athena is the beloved companion of heroes on their heroic endeavours. As such, she is in the Odyssey the mentor and guardian of Telemachus in the search of his father Odysseus. In the guise of Mentor ( ) Athena skilfully advises Telemachus while this personification reminds us to the notion of the mentor. But what does the project ‘Constructing Saudade’ has to do with Athena and Odyssean endeavours? The answer is simple. Sometimes, we need to burst through old myths about design, mentorship and learning in the context of design in order to free ourselves from expected destinies. Sometimes, we need as designers and mentors new myths to open up alternative ways of thinking and acting. Even if a design process is an eventful and adventurous undertaking - as the Odyssey - we are as designers at no point gods or superhumans equipped with superpowers. As such, becoming selected as a mentor for a design process does not elevate one to Athena. Mentoring in design seems to draw a meaningless boundary between those who are experienced and those who are not. In fact, the adventurous character of a design process inescapably confronts us with our own limitations. Moreover, if we recognize that one of the values of design is precisely situated in making things that are ‘not yet’, what can a mentor really know or do? Maybe the question rather becomes how can we learn together from that what is unknown and unpredictable? How can a design help us to learn from the future? These are some of the many questions ‘Constructing Saudade’ carried us along. In other words, the engagement of the project in questions of landscape, building tradition, time and the concept of ‘saudade’ did not prevent us to ramble on the role of design, the designer, the mentor and learning. By doing so, I am movingly convinced about the extensiveness of the quality of this design project. And as a result, I am truly thankful for this little-mythical experience.

Annelies De Smet Begeleidend docent, Faculteit Architectuur Supervising lecturer, Faculty of Architecture

75


76


Constructing Saudade- Ghan Oudhuis

77


copyright Leon De Backer

78


Constructing Saudade- Ghan Oudhuis

copyright Leon De Backer

79


copyright Leon De Backer

80


Constructing Saudade- Ghan Oudhuis

copyright Leon De Backer

81


copyright Leon De Backer

82


Constructing Saudade- Ghan Oudhuis

copyright Leon De Backer

83


84


Constructing Saudade- Ghan Oudhuis

Constructing Saudade

Constructing Saudade

Dit project vindt zijn oorsprong tijdens een Erasmus uitwisseling met departemento Arquitetura UMinho Portugal. Het land beschikt over een rijk cultureel verleden maar is ondertussen sterk beĂŻnvloed door een globaliseringsproces ten koste van die rijkdom. In plaats van een probleemoplossend antwoord te zoeken voor dat conflict heb ik besloten om de focus te leggen op het culturele aspect. Daarbij wordt de term saudade gekozen als representatief voor de Portugese cultuur. Voor de Portugezen is saudade een vertrouwd gegeven, maar voor een buitenstaander is het een complex begrip met meerdere lagen van associaties en gevoelens. Nooit helemaal vatbaar, een amalgaam van tijd, verlies, dood, melancholie, geluk, verdriet, trots en verlangen. Het geheel bestaat uit een drieluik die het conventionele ontwerp-proces in vraag stelt. Als eerste toont een vooronderzoek naar saudade aan hoe een emotie gestalte kan krijgen als architectuur. De reflectienota als een autonoom werk bewijst het belang van het schrijven en denken tijdens het proces. Beide zaken komen samen in een drietal architecturale ontwerpen, waarbij het mereologisch handelen als centrale thema wordt behandeld. Het ontwerp toont aan welke bijdrage architectuur aan een traditionele cultuur kan leveren. In onze maatschappij houdt deze relatie vaak op bij het ontwerp van een museum of een cultuurcentrum. Het programma van eisen is vaak het resultaat van een analytisch en economisch denken en handelen. Vanuit dit perspectief toon ik mijn rol als (toekomstige) architect. Architectuur zou meer moeten zijn dan enkel inspelen op de ad hocnoden en verlangens. Architectuur zou de noodzaak in vraag moeten stellen en ons de potenties van de site tonen. Architectuur moet in staat zijn om onderdak te bieden (aan een traditionele cultuur), daar ze die eigenschap niet aan zichzelf kan schenken.

This project finds its origins in an Erasmus exchange with departemento Arquitetura UMinho Portugal. The country possesses a rich cultural history but is now heavily influenced by processes of globalization at the expense of their heritage. Instead of looking for a problem-solving answer to this conflict, I decided to put my focus on the cultural aspect of this issue. Therefore, the notion saudade is chosen as a representative for the Portuguese culture. Saudade is a well known phenomena for the Portuguese people, yet for an outsider it is a complex notion with multiple layers of associations and emotions. Never completely accessible, it forms an amalgam of time, lost, death, melancholy, joy, grief, pride and longing. The whole consists out of a triptych, questioning conventional methods of designing. First, a research about the notion saudade shows how an emotion could get a form as architecture. Second, the reflection paper as an autonomous work demonstrates the importance of writing and thinking during the process. Both matters come together into three architectural designs, where the mereological way of designing is taken as the central theme. The design shows which kind of contribution architecture could deliver to a traditional culture. In our society, this relationship often ends up with the design of a museum or a cultural centre. The demanded programme is often the result of an analytical and economical way of thinking and acting. From this perspective, I display my role as (future) practitioner. Architecture should be more than just reacting on ad hoc needs and desires. Architecture should question the necessity and show us the real potential of the site. Architecture has to be able of to offer shelter (to a traditional culture), since it is incapable to grant itself that quality.

Intuitive design process through drifting, Topography as prelude defining my modus operandi by Ghan Oudhuis

Intuitive design process through drifting, Topography as prelude defining my modus operandi by Ghan Oudhuis

Ghan Oudhuis Laureaat Master in de architectuur, Gent Laureate Master of Architecture, Ghent

85


2

86


Weststation als Stedelijke Archipel - Jochen Schamelhout

Weststation als Stedelijke Archipel

Weststation as an Urban Archipelago

Studio ‘Zeven keer duizend’ Dit is misschien wel een stad zoals een stad straks zou moeten zijn. Terug die buurt. Die plek om te leven. Misschien wel daarom de echt duurzame stad. De veranderende stad. Niet zomaar de nieuwe stad. Een kleine crèche – waar we eens per jaar op zondag ons familiefeest houden -; een kleine gebedsruimte – een overdekte markplaats onder het dak -; een kleine fietsenstalling – die misschien ook wel speeltuin is -; een kleine jeugdherberg – maar studenten wonen er ook -; een kleine supermarkt – en koffiebar die wel al om zeven uur open is -; een kleine appartementsgebouw; een kleine energiecentrale – dat is iets bijzonder misschien wel het verschil; een data center inbegrepen - . Niets is verder van elkaar dan duizend meter. Alles te samen is alles niet meer dan zeven keer duizend vierkante meter. Zeven duizend vierkante meter. Verschil voor de stad. Eigenlijk zeven opdrachten. Samen één. Samen stad. Samen buurt. Samen plek. Het uitzetten van die gebouwen tot een buurt. Het uitzetten van een referentiekader aan voorbeelden. Het ontwerpen van die buurt. Enerzijds. Het ontwerpen van de kamers. Anderzijds. Van meet af aan en tegelijk. Alle zeven tot op een zekere hoogte. Vanaf een bepaald moment vijf tot een zekere volledigheid. En ten slotte twee minutieus en perfect. De masterproef legt alle kunnen op tafel. Het inzicht in de sociale maatschappelijke opdracht alsook het vermogen om het gebouwde detail maat te geven. Maquettes; tekeningen; collages. Ruime schaal en gedetailleerde grootte. Een boek als verslag. Een tekst als verhaal.

Studio 'Seven times a thousand' Perhaps this is a city as a city should be in the near future, with that neighbourhood back, that spot for living in. Perhaps that’s why it is the true sustainable city: the changing city, Not just the new city. A little crèche -where we have our family party once a year on a Sunday -; a little place of prayer - a covered marketplace under the roof -; a little bicycle rack - that is maybe also a playground -; a small youth hostel - but students live there too -; a little supermarket - and coffee bar which is already open at seven a.m. -; a small apartment building; a little power plant that is something special, maybe even the difference; including a data center -. Nothing is further away from anything else than a thousand metres. Altogether everything is no more than seven times a thousand square metres. Seven thousand square metres of difference for the city. Actually seven assignments: collectively one; collectively city; collectively neighbourhood; collectively place. It’s expansion of those buildings into a neighbourhood, developing a reference framework of examples: The design of that neighbourhood. On the one hand, the design of the rooms. On the other. From day one and at the same time. All seven to a certain extent. From a certain moment five to a certain state of completeness, and finally two meticulous and perfect. The Master’s thesis puts all ability on the table. The insight into the social assignment as well as the capacity to provide customised built detail. Models, drawings, collages. Generous scale and detailed size. A book as report. A text as story.

Jan De Vylder over het eindwerk van Jochen Schamelhout, laureaat Master in de architectuur Brussel

Jan De Vylder on Jochen Schamelhout’s master's thesis, laureate Master of Architecture Brussels

Jan De Vylder Begeleidend docent, Faculteit Architectuur Supervising lecturer, Faculty of Architecture

87


1. Jeugdherberg

a

Geprangd tussen spoorlijn en industrie in, op korte afstand van het Weststation, verschijnt de jeugdherberg in de plaats van een stuk eeuwige leegte. De keerwand loopt langs de spoorweg verder door en ommuurt het volledige plot. De halfhoge betonnen muur creëert een duidelijke ruimtelijke grens, maar door de beperkte hoogte van die perimeter blijft een visuele relatie met de buurt aanwezig. De vierkante sokkel van het gebouw raakt de keerwand, maar komt er ook van los en verdeelt het driehoekige plot in drie kleinere driehoeken; een publieke tuin aan de voorzijde, naar de stad gericht, een voortuin aan de ingang en een achtertuin, als intiemere buitenruimte, louter toegankelijk voor de gasten van de jeugdherberg. Door heel bewust niet op te gaan in het amalgaam aan industriële gebouwen stelt het gebouw zijn omgeving in vraag, maar levert tegelijkertijd een toegevoegde waarde aan de buurt. Vanuit de betonnen sokkel, die als het ware deel uitmaakt van de bestaande keerwand, werd een betonnen kern opgericht. Tussen die kern en de dragende betonnen gevel is een houten balken- en wandenstructuur opgehangen die de kamers op de bovengelegen verdiepingen maken. Vanaf de eerste verdieping wordt het gebouw met een matte vaalgroene tegel bekleed. De gelijkvloerse verdieping huisvest de gebruikelijke faciliteiten van een jeugdherberg; onthaal, berging, restaurant, speelzaal en een salon. Het restaurant oriënteert zich naar de grote tuin en dus richting stad, de kleinere ruimtes van de jeugdherberg oriënteren zich naar de utilitaire voortuin en intiemere achtertuin.

b

De eerste verdieping voorziet in kookgelegenheid, een grote eetzaal en een polyvalente ruimte, waaraan twee ruime terrassen grenzen. Vier verdiepingen met telkens vier slaapkamers bieden slaapplaats aan 72 gasten. Op deze verdiepingen bevindt zich tussen de twee betonnen schillen een derde houten wand. Deze deelt de slaapkamer op in twee ruimtes; het eerste deel is een voorgedeelte waar opbergmogelijkheden en een wastafel te vinden zijn. Het tweede gedeelte is dan het werkelijke slaapgedeelte met de (stapel) bedden.

a. typeplan kamerverdiepingen b. plan eerste verdieping c. plan gelijkvloers d. snede schaal 1:300

4

88

c


Weststation als Stedelijke Archipel - Jochen Schamelhout

d

5

89


2. Appartementsgebouw Waar voorheen twee wachtmuren en een metro-ingang het bouwblok afslootten en weinig of geen gestalte gaven aan deze plaats staat nu een appartementsgebouw, bestaande uit twee torens van respectievelijk vijf en zeven verdiepingen. Het gebouw bevindt zich pal op metrolijn vijf, die als nieuwe grens van een uitgebreide Brusselse vijfhoek aanzien kan worden en deze plek dus zowel als begin en einde van de binnenstad maakkt. De twee woontorens sluiten elk hun straat af en worden door een gemeenschappelijke sokkel met elkaar verbonden. Het programma in de sokkel vindt aansluiting dat op het maaiveld van de Ninoofsesteenweg. De stedelijke ruimte tussen de twee woontorens in sluit aan bij het reeds bestaande pleintje aan de overkant van de straat. Om de hoek, in de rustigere Verheydenstraat bevindt zich de toegangspoort tot het collectieve gedeelte van het gebouw bestaande uit een fietsenstalling, binnentuin en wasruimte. Op de verdiepingen wordt er gewoond. De publieke en collectieve ruimtes vinden hun plaats in de rode betonnen sokkel op de gelijkvloerse verdieping. Daarboven bestaat de structuur van de torens uit een betonnen balken en kolommensysteem. Afgezien van een ringbalk, zijn ook een aantal balken duidelijk zichtbaar in de leefruimtes, waardoor kook- en woongedeelte visueel enigszins gescheiden zijn. Door het aanwenden van geprefabriceerde bakstenen gevelpanelen, waarvan de opgaande delen verjongen naar boven toe, krijgt de gevel een zekere gelaagdheid. De verticale circulatie gebeurt in een transparante trappenhal, bekleed met een gelijkaardig stalen hekkenwerk als de loopbruggen tussen de torens in. Een massieve bakstenen koker bevat de lift. Elke toren biedt per verdieping slechts ĂŠĂŠn woning. De appartementen in de westelijke toren meten elk een zeventigtal vierkante meter en omvatten telkens twee slaapkamers, leefruimte met keuken en woongedeelte, een badkamer en een inpandig terras. De appartementen in de oostelijke toren hebben eenzelfde opbouw maar meten negentig vierkante meter en tellen een extra slaapkamer.

e. Plan gelijkvloers f. Typeplan verdiepingen g. Snede schaal 1:400

e

f

6

90


Weststation als Stedelijke Archipel - Jochen Schamelhout

g

7

91


h

3. Warmtekrachtcentrale EÊn van de zeven programma’s omvat het ontwerpen van een energiecentrale. Hoe geef je vorm aan een dergelijk uiterst utilitair gebouw in de stad? Het gebouw is geworden wat het is. Een bunker met een schouw. De kop van het MIVB-complex ruimt plaats voor een warmtekrachtcentrale die zowel elektriciteit als warmte voor de buurt opwekt. De centrale maakt volledig deel uit van het knooppunt Weststation en fungeert met zijn vijfenveertig meter hoge toren als baken in de stad. Waar voorheen louter leegte was, vormen het Weststation en de centrale samen een stadspoort. Het utilitaire gebouw is vooral schil. De gevel is de architectuur. De gevel bestaat uit verticale stalen I-profielen die aan een stalen frame werden verankerd. Tussen de I-profielen bevindt zich een afstand van negentig centimer, die opgevuld worden met prefab gevelpanelen die, eens samen gestapeld, lijken op een verticaal geplaatst bakstenen gewelfplafond. De schouw torent hoog boven de stad uit en neemt in de vorm van een uitkijktoren zijn buurtbewoners en passanten mee de hoogte in. Op die manier krijgt het reeds aanwezige voorplein toch enige betekenis. h. snede i. plan gelijkvloers schaal 1:300

8

92

i


Weststation als Stedelijke Archipel - Jochen Schamelhout

k

j

l

4. Stadstatelier Voorafgaand aan het failliet en de gedeeltelijke afbraak van brouwerij Vandenheuvel werd dit kruispunt volledig door deze fabriek gedefinieerd. Nu definieert vooral zijn afwezigheid en de achtergebleven leegte dit stuk Brussel. De haast onmogelijke taak een fabriek met louter 1000m2 vloeroppervlakte op een braakliggend terrein van ruim 7000m2 op te richten werd hier opgevat met de intentie absoluut niet te willen opgaan in de omgeving en dus de leegte niet te willen vullen. Maar integendeel die pregnante afwezigheid uit te dagen door maar een klein deel van de leegte te gebruiken en nog heel veel leegte te laten. Het stadsatelier komt op de kop van het afwezige bouwblok te staan. De starre perimeter rondom contrasteert met de leegte. Het gebouw bestaat uit een toren en een hal, ingeschreven in een cirkelvormig grondplan. Aan de voorzijde van het gebouw wordt de perimeter doorbroken doordat de toren zich deels buiten de cirkelvorm positioneert en zijn eigen geometrische logica ten opzichte van de straat volgt. Aan de achterzijde veroorzaakt de terugliggende positie van de poorten een onderbreking in de perimeter, die enkel nog door de luifel wordt vervolledigd.

j. snede k. typeplan verdiepingen l. plan gelijkvloers schaal 1:300

9

93


5. Markthal Net naast het Weststation gelegen kan de markthal onmogelijk nog meer deel uitmaken van het multimodale knooppunt. De markthal vult de leegte naast het Weststation en wordt haast ĂŠĂŠn met het gebouw. De hal maakt ten volle gebruik van de vluchtigheid en snelheid van deze plek en laat hier haar tijdelijke en diverse programma door bepalen. De hal is louter een stedelijke paraplu, waarvan het programma en de architectuur vooral in de grens, de gevel ontworpen werden. De organiserende schil plooit zich als secundaire structuur rondom de blauwe stalen spanten die als primaire structuur fungeren. De hal is volledig bekleed met geprofileerde aluminium gevelpanelen die vol zijn in het onderste deel van de gevel en geperforeerd zijn in de bovenste helft. Een dergelijke tweeledigheid wordt nog duidelijker aan de voorzijde waar beide helften van de gevel van elkaar scheiden. De gevelpanelen op het maaiveld omschrijven een rechthoek, waarbij het geperforeerde bovenste gedeelte de rooilijn volgt en samen met het dak een luifel vormt. 10 94


Weststation als Stedelijke Archipel - Jochen Schamelhout

6.Gebedsruimte In een ongebruikte oksel van het MIVB-complex, net buiten de binnenstad, verschijnt de gebedsruimte als een massief bakstenen cirkelvormig gebouw. De perimeter van dit stadseiland is wellicht het meest duidelijk van alle zeven en is een direct antwoord op zijn schijnbaar apathische omgeving. De grens met de buitenwereld is er in drievoud en opent naar binnen toe. De eerste perimeter is een vijftig centimeter dikke bakstenen wand met ĂŠĂŠn enkele opening. Daarop volgt een dunnere steense muur met enkele deuren en vensters. De derde perimeter is een zuilenrij. De massieve bakstenen buitenwand devieert op drie plaatsen van de cirkelvorm waardoor smallere en bredere ruimtes elkaar opvolgen tussen de twee buitenste wanden. De twee binnenste perimeters omschrijven een cirkel, waartussen een rondgang gecreĂŤerd wordt. De heuvelachtige tuin belemmert als vierde perimeter het overzicht over de rondgang en biedt een zekere mate van geborgenheid aan de bezoekers. m. plan schaal 1:300

11

95


n

7. School De school wordt als een continuüm van de stad in een omheind stuk leegte gebouwd. Waar de binnenstad voorheen stopte op de hekkens van de grens, die de Vandenpeerenboomstraat was, breekt die nu door die grens en zet zich verder. De gefragmenteerdheid van de stad is af te lezen uit de verzameling gebouwen die samen de school vormen. Toch is de school anders. Er wordt ruimte gecreëerd, waar voorheen louter leegte was. Dit gebouw of verzameling gebouwen heeft als enige van de zeven stadseilanden geen duidelijke omsloten perimeter, wellicht omdat de reeds aanwezige grenzen; spoorweg en hekkens, hun functie behouden. Ook de opgave om met louter duizend vierkante meter vloeroppervlakte toch enigszins de leegte rondom bruikbaar te maken, noopte tot het uitstrekken van de gebouwen en daardoor aantal buitenruimtes te creëren tussen de gebouwen door. n. plan eerste verdieping o. plan gelijkvloers schaal 1:400

96

o


Weststation als Stedelijke Archipel - Jochen Schamelhout

Weststation als Stedelijke Archipel

West Station as an Urban Archipelago

Zeven gebouwen als stadseilanden in een zee van stedelijke leegte. De opdracht is simpelweg zeven maal een gebouw ontwerpen met duizend vierkante meter bebouwde oppervlakte in de nabijheid van een metrohalte in Brussel en telkens maximaal vijfhonderd meter uit elkaar. Zeven maal een ander programma zijnde; een school, een fabriek, een energiecentrale, een gebedsruimte, een appartementsgebouw, een markt en een jeugdherberg. De omgeving van het Weststation dient als site voor deze oefening. Over deze plaats wordt al decennialang nagedacht wat er mee kan of moet gebeuren en hoe dat dan allemaal zou moeten gebeuren. De locatie kent een ongeziene potentie, niet enkel voor de buurtbewoners, maar voor het volledige Brusselse gewest. Vooral de overvloed aan ongebruikte ruimte doet ons allen geloven in die kansen. Vandaag is die ruimte vooral leegte, die de stad abrupt tegenhoudt om volledig stad te zijn. Er kan moeilijk over een wijk gesproken worden, het is wellicht de pregnante afwezigheid van een wijk die deze plaats kenmerkt. De immense ruimtelijke en programmatische armoede is acuut voelbaar. De gefragmenteerdheid en de leegte van de omgeving van het Weststation worden niet als een te bestrijden iets beschouwd, maar net als het uitgangspunt van het stedenbouwkundig ontwerp. De gelaagdheid die inherent aanwezig is in dit stuk Brussel is toonaangevend in het uiteindelijke ontwerp. De zeven gebouwen zijn entiteiten op zich maar zijn telkens ook ingeschreven in diverse grotere gehelen. Ze verhouden zich op een bepaalde manier tegenover elkaar én tegenover de stad. Het geheel van de zeven gebouwen is uiteindelijk meer dan louter de som der delen. Hun ongebonden samenhorigheid versterkt de stedelijke ervaring. Toch zou elk gebouw ook zonder de andere zes kunnen gedijen, omdat het niet dwangmatig deel wil uitmaken van een allesdefiniërend masterplan, maar eerder ontworpen werd vanuit een bewuste stedelijke attitude, gegrond in de bestaande stedelijke condities. Een archipel is een groep van eilanden, gelegen in een zee die hen tegelijk verenigt en verdeelt. De archipel is niet enkel een verzameling van verschillende delen die hun nabijheid delen; de vorm van de archipel veronderstelt dat zijn delen, zelfs in hun absolute scheiding, in beweging gebracht worden door een afwezig centrum, waarnaar elk eiland, net als de andere, gericht is zonder het bezit van dat centrum te claimen. 1 De ontworpen gebouwen maken heel bewust deel uit van de bestaande context, zonder er tevergeefs volledig in op te gaan. Maar net door die context in vraag te stellen, te confronteren als het moet. Het uiteindelijke gebouwde is dan een toevoeging, of een weglaten in het stadsweefsel, maar is altijd stedelijk. De uitdaging van de opdracht zit enerzijds in de veelheid aan programma, de veelheid aan typologie, maar tegelijkertijd ook in de schaarste van het beschikbaar aantal vierkante meters bebouwbare oppervlakte. Dit alles in combinatie met de enorme en specifieke uitdagingen die gebonden zijn aan de omgeving van het Weststation.

Seven buildings as urban islands in a sea of urban void The assignment is simply to design a building seven times creating thousands of square metres of built surface, near a metro station in Brussels, always at a distance of a maximum of 500 metres from the next building. Seven times a different programme, e.g., a school, a factory, a power plant, a place of prayer, a block of flats, a market and a youth hostel. The area around West Station was chosen as the site for this exercise. For decades, this has been a site puzzled over by urban planners: what could or should be done, and how can it all be arranged? The location has unparalleled potential, for the neighbourhood residents and for the population of the entire Brussels-Capital Region. It is especially the large swaths of unused space that give rise to our belief in its potential. Today this space is largely an emptiness, bluntly restraining the city from fully being a city. It can hardly be called a neighbourhood, with the site instead characterised by the pervasive sense of a neighbourhood’s absence. The immense lack of a spatial approach and a programme for this area can be felt acutely. The fragmented nature and emptiness of the area around West Station are not just seen as something that must be counteracted, but are taken rather as the urban design’s departure point. The layering that is inherently present in this part of Brussels epitomises the final design. The seven buildings are separate units, but are also inscribed upon the greater, more diverse wholes. They relate to each other in a certain way, and to the city. The sum of the seven buildings ultimately becomes much more than the sum of the parts. The cohesion of these separate units only enhances the urban experience. And yet each building would be able to survive without the other six, because it refuses to be part of an all-encompassing, all-defining master plan, instead having been designed from a conscious urban mindset that is rooted in the existing urban conditions. An archipelago is a group of islands, in a sea that unites and divides them. The archipelago is not merely a collection of various parts which share proximity, in that the archipelago’s very shape suggests that its parts, even when cut off from all others, are put into motion by the absence of a centre: every island, without distinction, is oriented towards this absent centre, without laying claim to it. 1 The designed buildings are quite consciously part of the existing context, without becoming entirely caught up in it. It is precisely through the questioning of this context, confronting it when necessary, that the final construction either becomes an addition, or an omission in the urban fabric. What remains true is that it always remains urban. The challenge of the assignment on the one hand lies in programme’s multiplicity and a multitude of typologies, but also in the scarcity of the available number of square metres of surface to build on. All this is combined with the huge, specific challenges associated with the area around West Station.

by Jochen Schamelhout

door Jochen Schamelhout

1

1

Cacciari, L., L’arcipelago, p. 20-21

Cacciari, L., L’arcipelago, p. 20-21

Jochen Schamelhout Laureaat Master in de architectuur Brussel Laureate Master of Architecture Brussels 97


98


Faculteit Architectuur, Campus Sint-Lucas Gent Hoogstraat 51 - 9000 Gent - tel. +32 9 225 10 00 - fax +32 9 225 80 00 arch.gent@kuleuven.be Faculteit Architectuur, Campus Sint-Lucas Brussel Paleizenstraat 65-67 - 1030 Brussel - tel. +32 2 242 00 00 - fax +32 2 245 14 04 arch.brussel@kuleuven.be www.arch.kuleuven.be Laureaten: Ben Vandenput (laureaat Master in de stedenbouw en ruimtelijke planning) Paul Deschanellaan 143, 1030 Schaarbeek / Driesstraat 5, 3390 Tielt-Winge vandenput@hotmail.com +32 (0)495141753 Lien Van der Jeught (laureaat Master in de interieurarchitectuur Gent) Keizerstraat 10, 9120 Haasdonk lien.van.der.jeught@hotmail.com +32 (0)475/30.57.72 Yleni Bossu (laureaat Master in de interieurarchitectuur Brussel) Karel Bogaerdstraat 35, 1020 Brussel +32 (0)471 08 86 64 yleni.bossu@gmail.com Iwo Borkowicz (laureaat international Master of Architecture Ghent) Grodziska5, 60-363 Poznan, Poland iwo.borkowicz@gmail.com Fadi Belouni “Aryo� (laureaat international Master of Architecture Brussels) Hendrik Consciencestraat 25, 3000 Leuven +32 (0)465 89 89 88 fadi.belouni@gmail.com Jochen Schamelhout (laureaat Master in de architectuur Brussel) jochen.schamelhout@gmail.com Ghan Oudhuis (laureaat Master in de architectuur Gent) Grens 87, 2370 Arendonk +32 (0)479 40 85 28 ghan_oudhuis@outlook.com Colophon Publisher: Dag Boutsen, KU Leuven Faculty of Architecture, Campus Sint-Lucas Production: Jan Bruggemans, Renke Bouwen, Ben Robberechts Lay-out by respective laureates Translation: Ubiqus Belgium Printing: Control Media - May 2017 The copyright of the images and texts belong to the respective authors. Thanks to Jan Bruggemans, Dirk Van Acker (Control Media), Eric De Vocht en Iret Development ISBN: 9789082510867 Wettelijk depot: D/2017/13.576/2

99



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.