Kunstbeleving met bijzondere kinderen

Page 1

BACHELOR NA BACHELOR BUITENGEWOON ONDERWIJS WEST - VLAANDEREN (Voortgezette lerarenopleiding Buitengewoon Onderwijs) Lerarenopleidingen TIELT/TORHOUT KHBO Lerarenopleiding BRUGGE i.s.m.

ACADEMIEJAAR 2007-2008.

D.P.B. ____________________________________________________________________

Kunstbeleving met buitengewone kinderen

Els Gheysen Begeleider: Wim Camelbeke


Voorwoord Vooraf een woordje over mezelf. Sinds 1979 ben ik afgestudeerd als regentes Plastische opvoeding. In het begin van mijn loopbaan deed ik verschillende interims in het secundair onderwijs. Daarna stond ik in voor de opvoeding van mijn drie kinderen. In die tijd had ik gedurende tien jaar een winkeltje in stoffen en tijdens die jaren gaf ik avondles aan volwassenen in het maken van kledij. Daarna begon de lesmicrobe weer te kriebelen. Ik sloot mijn winkel en wou mijn ervaring en kennis aan jongeren doorgeven. Zo ben ik met interims begonnen in het secundair en toen kreeg ik enkele uren in het bijzonder onderwijs. Intussen is dat al bijna een voltijdse betrekking geworden. Ik voel mij er goed bij om aan minder begaafde kinderen mijn kennis over verschillende technieken bij te brengen. Sinds mijn vijftiende jaar maak ik zelf schilderijen. Eerst ben ik begonnen met waterverf en later maakte ik olieverfschilderijen. Daarna ben ik overgegaan naar het wat modernere werk met kleurpotlood en pastelkrijt. In de laatste jaren maak ik wat meer acrylschilderijen op doeken zonder kader Ik vind dat Muzische vorming niet alleen bestaat uit vaardigheden/ technieken bijbrengen, maar dat ook kunstbeleving moet aangebracht worden. Wanneer leerlingen de link kunnen leggen tussen de kunstenaar en zijn werk, zijn ze weer een ervaring rijker. Dit bereiken we vooral door ze zelf iets te laten maken in de stijl van één of andere kunstenaar. Als je ze bijvoorbeeld de “simpele” tekeningen van Keith Haring laat naschilderen, ontdekken ze dat dit nog niet zo simpel is! Omdat op onze school het accent meer op technieken lag i.p.v. op kunstbeleving, ben ik gaan zoeken hoe ik met onze kinderen rond kunst kon werken. Gezien de omgeving van de kinderen en hun eigen capaciteiten is dit niet zo eenvoudig. Onze kinderen uit het buitengewoon onderwijs met hun beperkingen en soms specifieke thuissituatie beleven en benaderen kunst op een andere manier. Als we bij sommigen al van kunstbeleving mogen spreken. Ik ben ervan overtuigd dat de theorie van de brillen van Parsons een leidraad voor de leerkracht kan zijn om de kinderen te LEREN kunst beleven. M.a.w. kunstbeleving kunnen we kaderen in een leerproces/ evolutie en misschien is het wel mogelijk om van daaruit een verticale lijn op te stellen? Het antwoord op deze vraag hoop ik in de loop van dit project te vinden.

2


1. Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................ 2 1.

Inhoudsopgave............................................................................................................... 3

2.

Uitspraken over Kunst ................................................................................................... 4

3.

Theoretisch gedeelte ...................................................................................................... 6 3.1.

Keuze en verantwoording van het onderwerp .......................................................... 6

3.2.

Afbakening ............................................................................................................. 8

3.3.

Hoe kijken kinderen naar kunst? ............................................................................10

3.4.

De ‘brilletjes’ van Michael Parsons ........................................................................11 Bril 1: associatie...............................................................................................12 Bril 2: voorstelling ...........................................................................................12 Bril 3: expressie ...............................................................................................13 Bril 4: leerbaar (het formele stadium) ...............................................................14 Bril 5: eigen mening.........................................................................................15

3.5. 4.

Heb je iets aan kunst?.............................................................................................16

Praktisch gedeelte .........................................................................................................19 4.1.

Naar het museum – vergelijking tussen bijzonder en gewoon LO ...........................19

4.2.

Welke kunstenaars kan je gebruiken in de klas? .....................................................21

4.3.

De Kunstkoffer ......................................................................................................27

4.4.

Klaspop filoe..........................................................................................................28

4.5.

Kunstenquête .........................................................................................................29

4.6.

Ontwikkelingsdoelen bij kunstbeleving van type1 en type 2...................................37

4.7.

Evaluatie................................................................................................................39

4.8.

Bronnen .................................................................................................................42

4.9.

Nawoord: ...............................................................................................................45

4.10. Bijlagen : ...............................................................................................................46

3


2. Uitspraken over Kunst "Omdat één man met ijzerdraad een kunstwerk creëerde, daarom is nog lang niet elke prikkeldraadversperring een kunstwerk."Bobb Bern "Als kunst volmaakt is, dan is de wereld overbodig."Jorge Luis Borges "Creativiteit is: de zin van het leven als uitgangspunt stellen."Willem Brakman "De kunst vliegt, de wetenschap gaat op krukken."Georges Braque "Elk waarachtig kunstenaar voelt zich een beetje charlatan. Dat is een punt waarin hij zich vergist. Maar laat hem maar. Het is een garantie van zijn eerlijkheid."Ben Cami "Kunst is geen papje, geen snoepje waarvoor je alleen je bek hoeft open te doen. Het is vooral een kwestie van aandacht en geconcentreerde energie." Hugo Claus "Het enige verschil tussen mij en een gek is dat ik niet gek ben."Salvador Dali "Kunst is niet de weerspiegeling van de werkelijkheid, het is de werkelijkheid van die weerspiegeling."Jean-Luc Godard "De kunst maakt niet edel, maar edeler."Sigmund graff "Het contact van ziel en kunst is een beïnvloeden en vervolmaken van elkaar." Wassily Kadinsky "Beeldhouwkunst: de kunst om het overbodige materiaal te verwijderen. "Michelangelo

"De kunstenaar die volkomen bewust wordt, houdt op kunstenaar te zijn."Henry Miller "De kunst is de uitdrukking van de tijd. Zij mag de tijd niet ontvluchten. Onze tijd is dynamisch. Zo ook de kunst."Paul van Ostaijen Er zijn schilders die de zon in een gele vlek veranderen, maar er zijn anderen die, dankzij hun kunst en intelligentie, een gele vlek in de zon veranderen."Pablo Picasso 4


"Als geest en hand niet samengaan, ontstaat er geen kunst."Leonardo da Vinci “Je kan een mens niets leren; je kan hem alleen helpen het zelf te ontdekken in zichzelf.” Galileo Galilei. “Kunst geeft niet het zichtbare weer, kunst maakt zichtbaar.”: Paul Klee. ‘Het enige land dat ik heb, zit van binnen. Ik ga er naar toe zonder paspoort. Ik kom er altijd thuis’. Marc Chagall “Het is goed van veel dingen te houden; Daar kun je kracht uitputten. Wie veel liefheeft kan veel presteren En veel tot stand brengen. Wat met liefde wordt gedaan Wordt goed gedaan.” Vincent Van Gogh ‘Ik kan er niets aan doen dat mijn schilderijen niet te verkopen zijn, maar er zal een tijd komen dat de mensen erkennen dat ze méér waard zijn dan het geld voor de verf!’ Vincent Van Gogh ‘De kunstenaar verrijkt de menselijke ziel! En dat is de belangrijkste functie van kunst. August Rodin

5


3. Theoretisch gedeelte 3.1. Keuze en verantwoording van het onderwerp Alle kinderen gaan aan het werk als ze verf, kleurpotloden of stiften in handen krijgen. En elk kind brengt andere “producten” voort. Zelfs zonder deze materialen kunnen ze tekenen met een stokje in het zand of schilderen met modder… En dan is er ook de wereld van de kunst met grote K. Iedereen kent de oude meesters van wie het werk in musea over de hele wereld is verspreid. Ook de nieuwe kunstenaars blijven niet onbesproken. Voor de ene toeschouwer zijn het geniën, een andere veroordeelt hun werk snel met: “Onze kleine kan dat ook”… Bij ons op school zijn er veel leerlingen die nog weinig of niets gezien of gehoord hebben van kunst. Het is de bedoeling om de kinderen dichter bij kunst te brengen. om hen te laten inzien dat zij als kind ook iets kunnen om na te gaan in welke mate de expressie van de kinderen zal beïnvloed worden door het regelmatig waarnemen van diverse kunstwerken Ik zal ook proberen aan te tonen dat kinderen niet noodzakelijk een reeks vaardigheden moeten verworven hebben om aan kunstbeleving te kunnen doen. Tijdens het waarnemen en de verwerking nadien kunnen ze misschien de nodige vaardigheden al doende verwerven. Door kunstwaarneming te koppelen aan de muzische activiteiten van de leerlingen proberen we hun werk ook op een hoger plan te brengen. Op onze school is er nog niet veel noemenswaardig gebeurd i.v.m. kunstbeleving. Waarschijnlijk komt dit doordat de kinderen op onze school minder mogelijkheden hebben. Tot nu toe hebben de kinderen veel handenarbeid: naaien, weven, haken, timmeren, enz… . Voor de jongste beperken we ons meestal tot het aanbrengen van eenvoudige vaardigheden zoals knippen en plakken. Dit kadert dan wel in een thema zoals ‘de herfst’ of zo. Die vaardigheden kunnen wel dienen als basis om tot een vorm van kunstbeleving te komen. Maar er wordt geen tijd uitgetrokken om kunstwerken te beschouwen. Als we de rondvraag richten aan volwassenen, ook aan mensen binnen de onderwijswereld, ervaren we dat de interesse voor kunst meestal ‘laat’ gewekt is… in hun kinderjaren kwam men te weinig of helemaal niet in aanraking met kunst.

6


Wie als kind nooit met kunst in aanraking wordt gebracht loopt het risico dat hij of zij in zijn of haar verdere leven ook nooit meer de ogen opent voor kunst. We vinden het allemaal belangrijk dat kinderen leren lezen, schrijven en rekenen. Want dat heb je nodig voor later! Dat hoor je maar zelden als het om kijken en genieten van kunst gaat. Daarvoor is een mentaliteitsverandering nodig; dan pas krijgt het kijken naar kunst de plaats die het verdient. Met kunstbeschouwing in het onderwijs moet je jong beginnen, omdat juist jonge kinderen open staan voor kunst.

Uit een onderzoek blijkt ook dat wanneer jonge kinderen geconfronteerd worden met het culturele erfgoed en kunst, zij hiervoor in hun verdere leven meer interesse en waardering hebben. Jong geleerd is inderdaad oud gewaardeerd! Kinderen leren aandachtig kritisch en genuanceerd waarnemen en als gevolg hiervan ook zo denken. Ze krijgen respect voor andermans ideeën en uitingen. Er ontstaat interesse en waardering, die op hun beurt leiden tot historisch en maatschappelijk besef.1

1

Kunst op kindermaat – Hanne Coolen (tekst uit “Musea en onderwijs: natuurlijke partners”

7


3.2. Afbakening Muzische vorming gaat over muziek, beeld, drama, dans, media, boeken, mime, film, televisie… Natuurlijk kunnen we niet alles bekijken en bespreken. In dit werk zullen we ons vooral naar de beeldende kunst richten. Zowel in schilderen en tekenen als boetseren en houtconstructies. Als we de vraag stellen “Wat is kunst”, moeten we aan kinderen drie dingen uitleggen: 1. De kunstenaar heeft soms een speciale opleiding gekregen om zijn kunst te kunnen maken. Soms heeft hij zichzelf het vak geleerd. Hoe hij er ook aan begonnen is, hij noemt zijn werk kunst. 2. De toeschouwer bekijkt kunst in een museum of zo. Door dat er veel mensen komen naar kijken, kun je zeggen dat het dan kunst is. Als niemand vindt dat het werk van een kunstenaar eigenlijk kunst is, dan is er een probleem. Want hij heeft publiek nodig. Mensen die zijn werken kunnen verkopen. Of rijke mensen die hem geld geven zodat hij kan doorwerken. Liefst nog belangrijke mensen die zeggen: “Jouw werk is zo bijzonder! Dat is kunst.” 3. Een kunstwerk staat nooit op zich alleen. Eén enkel schilderijtje is geen kunst. Met echte kunst bedoelen we een verzameling kunstwerken van dezelfde kunstenaar. Soms is slechts één kunstwerk bekend en lijkt het of die kunstenaar slechts dat gemaakt heeft. We noemen kunst wat steeds door opnieuw andere mensen bijzonder gevonden wordt. Dat zie je ook in kunstgeschiedenisboeken van vroeger en nu. Daarin staan steeds opnieuw dezelfde kunstenaars en kunstwerken. Daarover is iedereen het eens: belangrijk! 2 De kunstenaars komen aan bod als hun werken passen in het thema waarbinnen we werken. We proberen niet om de kunstenaar te plaatsen binnen de kunstgeschiedenis. Dat gaat het petje van onze leerlingen meestal te boven. Als ze in de volgende les nog zijn naam kennen, zijn we al heel tevreden! Soms is er wel een verhaal verbonden aan het kunstwerk. Als je weet wie het gemaakt heeft en waarom, komt het kunstwerk pas echt tot leven. Denk maar aan het zelfportret van Van Gogh met een verband rond zijn hoofd. Als je

2

Vrij naar Daniëlle Serdijn uit “Samen kunst kijken”uitg. Het spectrum

8


vertelt over de schilder die het moeilijk had met zijn vrienden, zijn kinderen daar uiteraard ook door geboeid. Sommige werken zijn minder ingewikkeld dan je op het eerste gezicht denkt. Soms is het ook net omgekeerd: in sommige schijnbaar eenvoudige afbeeldingen zitten allerlei verborgen betekenissen. Dan is een eenvoudige uitleg op zijn plaats. Het is vooral belangrijk dat de kinderen hun eigen mening mogen vormen over de kunst die ze waarnemen. Kunst mag niet “saai” worden. Aan de hand van kijkwijzers (voor de onderbouw, bijlage 1 en voor de bovenbouw, bijlage 2) stellen we gerichte vragen. Daardoor komen we soms tot een discussie over het kunstwerk. De leerlingen hoeven het niet eens te zijn met de leerkracht. Wie weet kijken ze na dit jaar kunstbeleving met andere ogen naar kunst? Daarvoor kunnen we eens in de kunstkoffer kijken waar de leerkracht boeken en reproducties in steekt. Dat is de eerste en eenvoudigste stap naar kunst. Misschien staat er thuis zo’n speciaal boek waar plaatjes in staan? Het kan ook een catalogus van een tentoonstelling zijn. Ook op internet is heel wat te vinden. Maar voor onze kinderen is het zoeken naar een naald in hooiberg. Daarom heb ik een kunstpagina gemaakt. Die is op internet bereikbaar via http://kunst.yurls.net (zie bijlage 7) en er staan links op naar algemene websites over kunst, maar ook naar sites die in het bijzonder voor kinderen gemaakt zijn. Zo leren we kinderen kijken naar kunst, maar ook kijken door de ogen van de kunstenaar. Meer daarover verder in dit werk. Kunstenaars blijken meestal (over)gevoelige mensen te zijn. Ze observeren hun omgeving op een bijzondere manier. Eigenlijk zijn het “zieners”. Daarom zijn ze ook zo interessant. Ze zijn tegelijk thermometer en thermostaat van hun tijd: ze meten en beïnvloeden hun wereld. Onze kinderen zijn ook zieners maar ze hebben moeite om kunst te interpreteren. Dat kan echter gevoed worden door gerichte vraagstelling in onze kijkwijzers die de waarneming sturen. Zo blijven ze er wat langer bij stil staan dan ze doorgaans individueel doen. Ze leren ook van elkaar door naar elkaar te luisteren. Kunst kan gevoelens oproepen die moeilijk onder woorden te brengen zijn. Kunst kan indrukwekkend, ontroerend of beangstigend zijn. Meestal vinden kinderen een kunstwerk gewoon “mooi”, zonder te kunnen uitleggen wat ze er mooi aan vinden. Al eeuwenlang beschouwen mensen kunst als een verrijking van hun leven. Mogen onze kinderen hun leven ook verrijken met kunst?

Ieder kind is een kunstenaar, de kunst is die te blijven als je groot wordt.

Picasso

9


3.3. Hoe kijken kinderen naar kunst? In: ‘Kunst, kunstenaar en basisschool’ (SLO Enschede 1984) staat het volgende te lezen: Kinderen kijken en ervaren beeldende kunst op een andere manier dan wij, volwassenen. Hun referentiekader is beperkter waardoor ze onbevangen en zonder vooroordelen kunnen waarnemen. Volwassenen interpreteren direct en proberen het kunstwerk zo vlug mogelijk te verstaan: wat bedoelde de kunstenaar, wat is de titel van het werk…? Kunstwerken spreken kinderen aan. Een kind is gevoelig voor kleur, licht, ruimte, onderwerp. We moeten een kunstwerk beschouwen als een vorm van communicatie. Het is een ding dat door iemand met opzet zó gemaakt is en niét anders, en dat dus iets te vertellen heeft. Om het goed te leren verstaan moet de beschouwer zijn oordeel opschorten en zich eerst vragen stellen en al kijkend zoeken naar antwoorden. Dat is kunstbeschouwing. Ieder kind kan kijken naar kunst en de ontvangen prikkels voor zichzelf zinvol interpreteren steunend op het referentiekader dat hij zelf heeft opgebouwd vanuit zijn sociale achtergrond. Op onze school zitten kinderen voor wie we dit referentiekader nog helemaal moeten opbouwen. Ze kunnen nog niet voortbouwen op een rijke ervaring waarop sommige kinderen uit het gewoon basisonderwijs kunnen rekenen. Onder de zeven jaar kunnen kinderen niet echt abstract denken en kijken ze inderdaad associatief. Ze proberen direct verbanden te leggen met hun eigen leefwereld. Ze hebben soms oog voor details die volwassenen niet zien. Visuele prikkels die kinderen krijgen, bepalen mee hoe ze achteraf kunst kijken. Dat moet je immers ook leren en oefening baart kunst. Het gaat er echt niet om dat het ene kind meer getalenteerd is dan het andere maar dat elk kind, zich kan uiten en ontdekken dat in ieder van hen een kleine kunstenaar zit, dat het plezier beleeft door zelf zijn/haar kunstwerkje te maken, dat het erin slaagt aan zijn/ haar ervaringen uitdrukking te geven dat het weet dat ieder een eigen gevoel heeft voor kunst dat dit gevoel kan verschillen dat we elkaars werk en expressie eerbiedigen dat we met elkaar over het werk van de kunstenaar en over het eigen werk in dialoog kunnen treden. Het is zeer belangrijk dat de kinderen hun eigen visie onder woorden kunnen brengen in het volle vertrouwen dat die visie ook gerespecteerd zal worden. Praten over kunst is ook

10


luisteren naar elkaar! In en door het gesprek krijgt het kunstwerk zijn betekenis. Meteen verruimen de kinderen ook hun woordenschat want veel van onze kinderen kunnen zich nog moeilijk uitdrukken. Daarom voorzien we ook verschillende “kunstwijzers” voor jongere en voor oudere kinderen. En hoe fier is de kleine kunstenaar dan niet als op zijn/haar kunstwerk het naamkaartje prijkt met de zelf gevonden titel of naamgeving. Ook hier zijn sommige kinderen heel creatief. Zelfs heel jonge kinderen moet je met kunst confronteren. Kunst roept namelijk altijd reactie op bij wie er mee geconfronteerd wordt. Pas als je er echt mee te maken krijgt, als je er recht tegenover staat ga je echt reageren, bepaal je je eigen houding. Dat is met de meeste dingen in het leven zo. Als mensen er soms voor het eerst op volwassen leeftijd echt mee te maken krijgen, weten ze er vaak geen raad mee en ze reageren afwijzend. Kinderen kunnen wat dit betreft veel meer aan en dat geldt vooral voor jonge kinderen. We zien dan ook dat oudere kinderen (tieners) die voor het eerst met naakt in de kunst in contact komen, zich geen houding weten te geven. Ze gniffelen en giechelen en ventileren luidop hun reacties. De rest van de groep kan dan natuurlijk niet onderdoen. De voorlopers wijzen de anderen natuurlijk op wat ze in boeken hebben ‘ontdekt’ tot algemene hilariteit van de rest van de groep. Natuurlijk speelt hier ook de thuissituatie een rol. Soms bootsen de kinderen de reacties na die ze al zagen van volwassenen in hun omgeving. Ook hier zou veelvuldig waarnemen gewenning moeten brengen.

3.4. De ‘brilletjes’ van Michael Parsons De Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog Michael Parsons, een volgeling van Piaget, was overtuigd dat de gehele ontwikkeling van het kind beter verliep door middel van kunstbeleving. Hij vergelijkt het waarnemen van de mens met het kijken door een bril: mensen in verschillende fasen van ontwikkeling kijken allemaal door verschillende brillen. Parsons zegt dat de mens kunst waarneemt volgens een bepaald verwachtingspatroon. Hij verwacht iets te zien en ziet het dan ook . Maar de waarneming ontwikkelt zich: op een bepaalde leeftijd is hij zover dat hij op een andere manier kijkt dan voorheen. Parsons gaat ervan uit dat er vijf verschillende brillen (stadia, fasen) zijn om naar kunst te kijken. Die moet je achtereenvolgens doorlopen: wil je door bril vijf goed leren kijken, dan

11


moet je eerst door vier andere hebben leren kijken. Je leert als het ware door een steeds complexer lenzenstelsel heen te kijken. De brillen zijn niet leeftijdsgebonden, maar het is wel zo dat bv. Bril één beter past op een kleuterneus dan bril drie. Het is m.a.w. belangrijk te weten hoe men zijn waarnemen structureert binnen bepaalde fasen van die waarneming. Het is ook belangrijk te weten hoe je de kinderen door die brillen leert kijken.

Bril 1: associatie In deze fase is het oordeel gebaseerd op associaties. Als je hier vraagt ‘vertel eens wat je ziet’ krijg je een antwoord dat te maken zal hebben met wat het kind herkent uit zijn omgeving. (de afbeelding van een hond nodigt uit om te praten over de hond van de buurvrouw) Het kind kan niet structureren en ziet alleen verzamelde onderdelen. Daarom is het ook niet erg als een beeld alleen abstracte kleurencombinaties heeft: kleuren kunnen heftige emoties bij hem oproepen. Vandaar dat kinderen non-figuratieve kunst erg waarderen. In deze fase hebben de kinderen nauwelijks aandacht voor de mening van een ander. Dit stadium wordt gekenmerkt door een sterke voorliefde voor kleur, hoe meer hoe beter

Bril 2: voorstelling Belangrijk is dat het beeld iets voorstelt, dat je er iets in ziet Aanvankelijk (in de eerste fase van dit stadium) wordt een beeld aanvaard als de kenmerkende onderdelen van het afgebeelde object aanwezig zijn. Een kubistisch beeld waarin de gezichtdelen nog voorkomen is aanvaardbaar als portret. Parsons noemt dit een schematisch realisme. Een afbeelding is juist als alle kenmerken van het onderwerp aanwezig zijn, maar dat hoeft niet ‘fotografisch’ realistisch te zijn. Kubistische schilderijen scoren hier hoog. 12


In een tweede fase wordt de wijze waarop iets is voorgesteld belangrijk. Hoe realistischer (en dus herkenbaar), hoe beter: het fotografisch realisme. Reacties zijn dan vaak: ik kan tenminste zien wat het voorstelt (wat het inhoudelijk voorstelt is vaak nog onduidelijk). Non-figuratieve werken stellen in de letterlijke zin niets voor en worden dan ook niet gewaardeerd. Heel wat volwassenen blijven trouwens in het tweede kijkstadium steken en reageren met: ‘dat kan mijn kind ook’. In dit stadium oordeelt de kijker ook gevoelsmatig over een beeld en vindt hij het mooier naarmate het iets prettigs voorstelt, het realistischer en technisch volmaakter lijkt. Hij spreekt dus geen oordeel uit over de esthetische waarde, maar over datgene wat wordt afgebeeld, over de voorstelling. Voorstellingen van bloederige kruisen, verminkte lichamen, kan je inderdaad niet gemakkelijk ’mooi’ noemen. Schoonheid en lelijkheid horen

Gezicht naar Modigliani

in dit stadium bij de dingen zelf. Een beeld is mooi als het afgebeelde bevalt en lelijk als het wrevel opwekt. Een verschil met het eerste stadium is er ook ten aanzien van de mening van anderen. De kinderen beseffen dat anderen ook een mening kunnen hebben, maar dat iemand een afwijkende mening kan hebben gaat er vaak moeilijk in (“Vind jij dat mooi? Daar snap ik niets van”.)

Bril 3: expressie De afbeelding wordt opgevat als een drager van emoties die erin gelegd zijn door de maker. De kijker gaat ervan uit dat de kunstenaar een bedoeling heeft met zijn werk en dat je die ook kan achterhalen. Dat is dan ook de belangrijkste taak van de kunstenaar, en hij zal er beter in slagen naarmate hij origineler is. In dit stadium wordt fotografisch realisme als een minpunt gezien omdat dit niet als authentiek ervaren wordt. Naarmate het beeld intensere gevoelens voortbrengt wordt het ook beter gevonden‘ik word er helemaal koud van’)

13


Het is vanzelfsprekend dat iedereen een eigen ervaring, mening heeft. Praten over de kwaliteit van het beeld heeft dan ook niet veel zin. Iedereen heeft recht op zijn eigen mening. We herkennen deze fase vooral in de puberteit waar de eigen emotionaliteit centraal staat.

“De schreeuw� van Edvard Munch

Bril 4: leerbaar (het formele stadium) In dit stadium vervalt de mening dat de appreciatie van een kunstwerk alleen afhankelijk is van de persoonlijke smaak en dus iedere discussie zinloos is. De toeschouwer beseft dat het beeld een sociale functie heeft: mensen die beelden maken leven in een bepaalde tijd, hebben een bepaalde cultuur, wonen in een bepaald land.

Guernica. Schilderij dat Picasso maakte als aanklacht tegen de Spaanse Burgeroorlog

Je kan over de inhoud, de beeldelementen, de techniek, de bedoeling van de kunstenaar praten met andere toeschouwers. Over smaak kan je wel niet twisten, maar het is waardevol om verschillende meningen tegenover elkaar af te wegen.

14


Dit is het eerste stadium waarin duidelijk blijkt dat er wat te leren valt. A.d.h.v. schema’s of kijkwijzers worden beelden geanalyseerd. In dit stadium hecht de beschouwer grote waarde aan de kunstkritiek van kunstkenner.

Bril 5: eigen mening Wie dit stadium bereikt beseft dat hij, als individu, een waardeoordeel kan vellen gebaseerd op eigen inzicht en smaak. Hij vindt het echter niet voldoende een eigen mening te hebben. Hij wil zijn mening ook

Kinderen op een expositie van Luc Tuymans

toetsen aan die van anderen en ermee in discussie treden. Daardoor groeit er een zekere oprechtheid in het eigen oordeel en krijgt de beschouwer meer inzicht in het wezen van het werk waar het om gaat.3/4/5 Deze vijf brillen geven als het ware het ontwikkelingsproces in het kunstbeleven aan. Dit proces verloopt steeds vlotter naarmate de kinderen opgroeien en naar mate ze meer ervaring krijgen met kunst-kijken. Deze stadia zijn niet automatisch verbonden aan een bepaalde leeftijd, maar meer nog aan een zekere gevoeligheid voor kunst. Als we merken dat bepaalde volwassenen niet verder komen dan het tweede stadium, dan kunnen we ons afvragen hoe ver sommige kinderen zullen geraken. Parsons zegt zelf ook dat zijn theorie nog in de praktijk moet getoetst worden. Aan de hand van deze stadia, kun je als leerkracht voor kinderen verder nog geschikte kunst selecteren. Het staat in ieder geval vast dat onze kinderen niet tot het laatste stadium zullen geraken.

3

“Kunst & Kleuters” een afstudeeropdracht van Stefan van der Linden, student aan de openbare afdeling van de pabo, Hogeschool Zeeland (http://people.zeelandnet.nl/lindekam/kk004.htm) 4 Kleine kunstenaar,tovenaar, jij bent wonderbaar! Werkgroep PADO 5 http://proto5.thinkquest.nl/~kle0066/index.html

15


3.5. Heb je iets aan kunst? Aan kunst op zich heb je niet veel. Je kan het niet eten, je kunt er je niet in wonen, je kan er je niet mee kleden. En het brengt geen geld op zolang je zelf geen kunstenaar bent. Je kan het zien als versiering of als een luxeproduct. Sommige mensen zien het ook als een investering. Met kunst kan je je amuseren. Door ernaar te kijken. Je kan iets mooi vinden of lelijk. Je kan iets griezelig vinden of een bepaald gevoel krijgen dat je anders niet zou krijgen. Er is bijvoorbeeld een schilderij dat heet De rozevingerige dageraad. Een grappige titel voor een werk geschilderd door Willem de Kooning. Veel mensen krijgen bij het kijken naar dat schilderij een opgewekt, zonnig humeur, zoals je op een zomerochtend wel eens hebt. Het vreemde is dat op het schilderij enkel roze, gele en witte vlekken te zien zijn. Het is een abstract doek. Er staat niets herkenbaars op en toch krijgen veel toeschouwers hetzelfde frisse gevoel. 6 Soms dient kunst ook om ons aan een bepaald persoon of een gebeurtenis te herinneren. Als je in Dinant op wandel bent zie je plots een bronzen man op een bank. Het lijkt alsof hij de wandelaars zit gade te slaan. Hij is de beroemdste inwoner geweest van die stad en uitvinder van de saxofoon: Adolphe Sax. Wat verder staat er een enorme saxofoon op een sokkel. Dat is ook een kunstwerk dat ons herinnert aan Sax. Het mooie is dat er mét een saxofoon ook kunst gemaakt wordt. Geen beeldende kunst, maar mooie muziek. Met kunst laten sommige mensen ook zien wie ze zijn. Een persoon, een stad, een bedrijf of een ziekenhuis laten verschillende dingen zien door kunst op te hangen. Bijvoorbeeld dat ze rijk zijn, of dat ze een heel bijzondere smaak hebben. Dat ze al door de vijfde bril kijken en dat al wie niet begrijpt wat een bepaald kunstwerk inhoudt, nog niet zover gekomen is op de ladder van de kunstbeschouwing. Het kan ook dat ze de bezoekers willen welkom heten of op hun gemak willen stellen. Kunst is dan een soort visitekaartje.

6

Vrij naar Daniëlle Serdijn uit “Samen kunst kijken”uitg. Het spectrum

16


Maar kunst doet nog meer. Kunstschilders van vroeger waren soms een soort journalisten van hun tijd. Door naar die oude kunstwerken te kijken leren we iets over hoe de mensen toen leefden. Welke kleren droeg men vroeger? Wat at men vroeger? Vincent van Gogh maakte een schilderij met als titel De aardappeleters. Je ziet dat de arme mensen toen niets anders te eten hadden dan aardappelen. De bruine kleuren schetsen ook een ongezellige sfeer. Uit schilderijen kan je ook opmaken wat vroeger het schoonheidsideaal was. Vaak halen nieuwe kunstenaars opnieuw inspiratie uit oude werken. Ook modeontwerpers, meubelmakers en architecten doen nieuwe ideeën op door in het verleden te neuzen. Een mooi voorbeeld is de Colombiaanse schilder Botero. Hij maakt schilderijen en beelden van mollige figuren. Zo schilderde hij al zijn eigen versie van schilderijen van Leonardo da Vinci en de gebroeders van Eyck. In de kunstbeschouwing met kinderen kan dit leiden tot heel interessante “ontmoetingen” tussen kunstenaars. Zo zien de kinderen dat ze zelf ook aan de slag kunnen gaan en een eigen versie maken van een bestaand schilderij. Na een tijd kunst observeren, zullen kinderen ook merken dat ze makkelijker dingen gaan herkennen. Mondriaan herken je al snel en als je zijn kleurvlakken terug ziet in het werk van een andere kunstenaar. Het is een aangenaam gevoel iets te terug te zien dat je al kent van vroeger. En zo ontdekken we dat kunst ook kan leiden tot ontmoeting, tot contact met anderen. Een tentoonstelling bezoeken met twee of drie is veel leuker omdat je aan elkaar kan vertellen wat je ervan vindt, of welk gevoel je krijgt. Want

17


soms merk je niet eens dat je in een bepaalde stemmig komt door naar een kunstwerk te kijken, maar als je erover spreekt komt het misschien aan de oppervlakte. En al ben je het erover eens met elkaar, toch kunnen er nog kleine verschillen in mening zijn zoals over de Mona Lisa van da Vinci. Die heeft een klein glimlachje om de mond die veel mensen raadselachtig vinden. Lacht ze zoals wij soms lachen naar een fotograaf om er mooi “op te staan�? Of heeft ze een binnenpretje omdat ze iets weet wat wij niet weten? Die vreemde trek om haar mond is al eeuwen lang de kracht van het schilderij. Omdat we niet precies weten waarom ze lacht, blijft het spannend om ernaar te kijken.

18


4. Praktisch gedeelte 4.1. Naar het museum – vergelijking tussen bijzonder en gewoon LO Sommige musea reiken de kinderen de hand door speciale kunstprojecten te organiseren. In Broelmuseum van Kortrijk was er in het voorjaar van 2007 een tentoonstelling van kunstwerken waarin het thema “voeding” centraal stond. Een boekje met een tiental opdrachten zorgt ervoor dat kinderen vertrouwd raken met de verbeelding van de kunstenaars. Het omgaan met kunst verruimt en relativeert het denken over alledaagse dingen, hun eigen leven en dat van anderen, de hele wereld. We hebben die tentoonstelling bezocht met de klas van mijn man (derde leerjaar, gewoon BaO). Hun reacties komen grotendeels overeen met die van onze kinderen, zij het misschien op wat latere leeftijd. Het viel ook op dat je bij hetzelfde kunstwerk reeds de verschillende brilletjes bemerkt op de kinderneuzen. Het werk “Het ware schildersontbijt” van Leo Copers lokte erg uiteenlopende reacties uit. Iemand zei “Bah, een boterham met verf erop, dat lust ik niet”. Die keek nog door bril 1 en maakte onmiddellijk de associatie met de boterham die ze eet als ontbijt. Een tweede bemerkte dat de kleuren de regenboog vormden, maar zei dan: “Ik ga ook eens een boterham schilderen in de kleuren van de regenboog”. Het werk werd beoordeeld (veroordeeld?) op zijn eenvoud. En een derde (goede lezer) had al oog voor de bedoeling van de kunstenaar. Er stond een verklarende tekst bij het werk waarin uitgelegd werd dat een schilder de verf nodig heeft zoals een gewoon mens zijn dagelijks brood nodig heeft. Die jongen vond het wel goed gevonden van de kunstenaar dat hij verf en brood met elkaar in verband bracht. Hij keek door de derde bril en begreep dat de schilder een bepaalde bedoeling had met zijn werk. Hij was blij dat hij die achterhaald had via de begeleidende uitleg. Zijn vriendje dat nog door de tweede bril keek haalde onverschillig de schouders op en dacht alleen aan de eenvoud van het kunstwerk. Dat er een hele denkweg aan voorafgegaan was, kwam nog niet bij hem op.

19


Tot zover zijn deze kinderen dus al gekomen. Ook al hebben ze dezelfde leeftijd en grosso modo het zelfde ontwikkelingsniveau, er was toch al een duidelijk verschil in de manier van waarnemen. Ik wil dit nu even afwegen tegen een bezoek aan een tentoonstelling dat we eens maakten met onze klas PE4 (ongeveer derde leerjaar) te Wevelgem. Hier was de titel “Vliegensvlug”. De aanpak in dit (tijdelijk) museum was al van bij het begin goed aangepast: eerst mochten de kinderen gaan liggen en kregen ze rustgevende vogelgeluiden te horen. Zo kwamen ze in de gepaste stemming om een animatiefilm over vogels te bekijken. Dan mochten ze eerst vrij rondkijken. Dit ging uiteraard snel en oppervlakkig, maar de gids stond al klaar om de groep hier en daar wat achtergrondinformatie te geven zodat de werken beter konden plaatsen of zelfs begrijpen. Hier stellen we een duidelijk verschil vast met de kinderen die het Broelmuseum bezochten: onze kinderen zullen met geschreven teksten niets opsteken. Ze lezen niet goed genoeg en kunnen zelf niet gestructureerd aan het werk gaan met een werkboekje. Maar naar de gids luisterden ze aandachtig. Nu keken ze ook veel aandachtiger. Ze zagen plots dat niet alleen achter de “gevleugelde flessen” een boodschap zat. Er zaten ook letterlijk boodschappen ín de flessen. De kunstenaar had “postduiven” gemaakt. Sommige kinderen kenden die al uit stripverhalen. Dat je ook een brief in een fles kan posten was dan weer wat te moeilijk. Over “flessenpost” hadden ze nog nooit gehoord. Hier blijkt nogmaals dat voorkennis kan helpen om beter te begrijpen wat een kunstenaar bedoelt met zijn werk. M.a.w.: om de bedoeling van de kunstenaar te kunnen achterhalen (bril 3) heb je een aantal gegevens nodig. Wie niet over die informatie beschikt blijft steken in het tweede of eerste

20


stadium. Het zou een interessant experiment geweest zijn om dezelfde tentoonstelling ook met de andere klas (uit het gewoon BaO) te bezoeken. Dan konden we zien of de bollebozen de bedoeling van de kunstenaar (al dan niet met de hulp van de gids – kunstkenner) zouden achterhalen. Het is op de meeste scholen echter nog altijd moeilijk om vervoer te organiseren zodat deze uitstappen eerder een zeldzaamheid zijn.

4.2. Welke kunstenaars kan je gebruiken in de klas? Alleen wat de kinderen mooi vinden? Of alleen wat de leerkracht belangrijk vindt? Niet alles wat in een museum hangt vinden kinderen even mooi. Dat hoeft ook niet. De meeste schilderijen hangen daar niet alleen maar omdat ze mooi zijn, maar ook omdat ze door een belangrijk kunstenaar gemaakt zijn. Gelukkig vinden kinderen het werk van veel ‘belangrijke’ kunstenaars ook mooi. Maar wat maakt een kunstenaar belangrijk? Je bent belangrijk als je als kunstenaar iets zegt over de tijd waarin je leefde. Dan ben je als het ware de journalist die via zijn werken vertelt aan de kijker hoe het er in zijn tijd eraan toe ging. Alleen rijke mensen konden een schilder betalen om hen te portretteren. Daardoor zijn er veel schilderijen van koningen en kasteelheren. Maar de schilders die de gewone mensen uit hun tijd afbeelden vinden we nu heel interessant. Ze tonen het échte leven uit hun tijd. Ze geven ons een kijkje in het verleden. Met de kinderen uit het BuO is het echter niet de bedoeling om kunstenaars historisch te situeren. Dat voert ons te ver en is meestal voor hen ook te moeilijk. Je bent ook een belangrijk kunstenaar als jouw kunstwerken iets vertellen over de schilderkunst van dat moment. Vincent van Gogh leefde meer dan honderd jaar geleden. Veel mensen vinden zijn werk nu nog altijd zeer belangrijk omdat hij de schilderkunst heeft veranderd met zijn werk. Wat hij deed had nog niemand vóór hem gedaan. In plaats van keurige, nette afbeeldingen zoals de meeste mensen in die tijd gewoon waren, maakte hij felgekleurde

21


‘vloeiende’ figuren die hij met stevige verfklodders op doek zette. In zijn tijd vond men het maar niets, maar nu zijn zijn schilderijen heel wat geld waard. Jonge kunstenaars willen vandaag ook werken zoals hij deed. Ze worden door hem geïnspireerd. Ook kinderen kunnen de felle kleuren van zijn zonnebloemen en zijn landschappen wel smaken. Doordat je de verfstreken nog goed kunt zien, is het ook aanlokkelijk om zo te schilderen. Je kan zelfs aan zijn werk zien wáár hij het schilderde. Hij is geboren in Nederland en daar schilderde hij zijn eerste werken. In de bruine tinten zie je de modder. De donkere luchten voorspellen regen. Op latere leeftijd woonde hij in het zuiden van Frankrijk waar de zon veel meer schijnt. Het is er warm en licht en dat zie je in de schilderijen.7 Van de opsomming van kunstenaars die nu volgt, vind je uitgewerkte lessen in bijlage 4. Een belangrijke kunstenaar is de Spanjaard Picasso. Veel mensen vonden zijn werk een soort hutsepot. Voor hen was zijn naam synoniem voor iemand die alles wat door elkaar heen schilderde. Als je echter wat beter kijkt en je afvraagt waarom hij zo schilderde (bril 3), dan begrijp je misschien beter waarom hij zo vernieuwend was. Hij probeerde zó te schilderen dat je verschillende kanten van één voorwerp tegelijkertijd kon zien. Het is net of hij verschillende schilderijen in stukken heeft geknipt en weer in elkaar gezet. Eens kinderen dit snappen zien ze plots dat ze zelf ook zo aan het werk kunnen gaan. Je kan echt je werk met knippen en plakken opnieuw in elkaar zetten. De beelden die Magritte oproept spreken kinderen erg aan. Hij neemt alledaagse voorwerpen zoals een appel of een man met een bolhoed (die zien we nu niet veel meer, maar in de

7

Vrij naar Daniëlle Serdijn uit “Samen kunst kijken” uitg. Het spectrum

22


tijd van Magritte droegen alle mannen een hoed) en plaatst die in een vreemde omgeving. Zijn schilderijen zijn geniaal in hun eenvoud. Hij zet de kijker ook aan het denken door op of onder zijn schilderijen een boodschap te schilderen. Met “Ceci n’est pas une pipe” bracht hij heel wat boze reacties teweeg! Mensen zagen wel degelijk een pijp op het schilderij. Verontwaardigd vroegen ze de kunstenaar waaróm dat dan geen pijp was. Hij stelde hen eenvoudig voor om er mee te roken en toen begrepen ze dat hij eigenlijk gelijk had. Als je kinderen de vraag stelt waarom Magritte dit onder zijn schilderij schreef, zijn ze eerst ook verrast over die boodschap. Maar als je doorvraagt, filosoferen ze graag op die manier over de werkelijkheid. Ze beamen dat het inderdaad geen echte pijp is en vinden het zelfs knap dat hij de mensen zo met hun neus op de realiteit drukte. Eens ze kennis hebben gemaakt met deze grote Belgische surrealist, herkennen ze snel zijn werk. Ze verwerken ook graag elementen uit zijn werk in andere opdrachten. We werkten met verschillende sjablonen van het schilderij “De mensenzoon”. Die legden we op ons blad en kleurden voorgrond en achtergrond in met pastelkrijt. Daarna wreven we de verschillende kleuren in elkaar

Piet Mondriaan heeft zijn kunst tot in het abstracte extreem doorgevoerd. We zien enkel nog witte vlakken die soms met blauw rood of geel zijn opgevuld. De afscheiding gebeurt door strakke zwarte lijnen. Sommige kinderen voelen zich best op hun gemak in zo’n strenge structuur. Het is ook een heel herkenbare kunstuiting. We gebruiken wel schildersplakband om de rechte lijnen te kunnen schilderen. Anders lukt het niet en raken onze jonge kunstenaars te snel gefrustreerd! De opvulling vraagt dan wel

23


wat concentratie. Maar dat brengen ze wel op omdat ze graag een mooi resultaat willen bereiken. Keith Haring is een Amerikaan die heel eenvoudige menselijke figuren schildert zonder details. Hij gebruikt heel dikke omtreklijnen die in felle kleuren opgevuld worden. Echt iets voor kinderen denk je op het eerste zicht. Op onze school heb ik op een blinde muur de omtreklijnen van dergelijke figuren geschilderd. De kinderen mochten per twee zo’n figuur opvullen met kleur. Nadien werden de omtreklijnen opnieuw geschilderd door onze knapste schilders. Toen de kinderen zelf aan het werk mochten op een groot stuk karton bleek dat het toch niet zo eenvoudig was voor hen om zo’n ‘mannetje’ te schilderen. Sommigen wilden er ook een gelaat in schilderen, maar dat was niet de bedoeling aangezien we ons zoals Haring wilden concentreren op die eenvoudige menselijk figuren en de verschillende houdingen die ze aannemen.

24


Karel Appel schildert, ook volgens eigen zeggen, nooit de abstractie, al benadert zijn werk dat wel sterk. Er zijn altijd herkenbare figuren te ontdekken, of dit nu mensen, dieren of zonnen zijn. Tijdens de Cobraperiode (vanaf 1948) schilderde Appel simpele vormen met stevige contourlijnen, opgevuld door felle kleuren. Onderwerpen waren vriendelijke onschuldige kindwezens en fantasiedieren. Hij liet zich daarbij beĂŻnvloeden door de manier waarop geestelijk gehandicapten tekenen en schilderen, iets wat in die tijd revolutionair genoemd mag worden. Het werk van Appel gaf, en geeft nog steeds, aanleiding voor opmerkingen zoals "dat kan ik ook". De stijl van kindertekeningen vult Appel aan met de stijl van maskers uit Afrika. Later liet Appel de samenhang van vorm en kleur los. Hij werkt nog steeds met meestal zwarte contourlijnen om figuren aan te duiden. Vaak gebruikt hij voor die contouren ongemengde verf, direct uit de tube geknepen. Maar de kleur die hij aanbrengt om de figuren vorm te geven, lijkt zich weinig van de contouren aan te trekken. De kleuren verspreiden zich buiten de contour, waardoor de kleurvlakken een eigen leven schijnen te leiden, los van de contour. Met een groep 6 Ă 7-jarigen maakten we een groepswerk, gebaseerd op Karel Appel. Op voorhand kozen de leerlingen een reproductie uit. Daarvan tekende ik de contouren op een groot blad. We hadden een dobbelsteen met kleuren. Om de beurt mochten de kinderen gooien en dan een vlak schilderen in de juiste kleur. Achteraf schilderden we de zwarte omtreklijnen.

25


Joan Miró was de zoon van een goudsmid. Aanvankelijk volgde hij een handelsopleiding, maar begon in 1912 alsnog aan een kunstopleiding in Barcelona. In 1920 volgde hij verder lessen te Parijs. Miró wordt naast Picasso en Dalí beschouwd als een van de grote drie van de Spaanse 20ste-eeuwse moderne kunst. Hij behoort tot het surrealisme, maar hij ontwikkelde zijn eigen unieke stijl, de bio-morfische schilderkunst.8 In een soort droomwereld koppelde hij technische objecten los van hun oorspronkelijke functie om ze in zijn organische figurenwereld te integreren. Daarin spelen de natuur, de maan, de ster, de vrouw een hoofdrol. Met een groep 6 à 7-jarigen maakten we een groepswerk, gebaseerd op Miró. In de klas hadden ze de vormen geleerd: vierkant, rechthoek, cirkel, driehoek,…We hadden een dobbelsteen met vlakken en één met kleuren. Om de beurt gooiden ze een kleur en een vlak. Ze schilderden dat vlak in de juiste kleur op een groot blad tot alles vol stond. Met twee

leerlingen van de oudere klassen brachten we met dikke stift de lijnen, sterretjes, schroefjes… aan, in de stijl van Miró.

Deze opsomming kan natuurlijk eindeloos doorgaan. Ik verwijs graag naar de groepswerkplannen ( Bijlage 4) waar ik uitgewerkte lessen weergeef waarin naar deze en andere kunstenaars verwezen wordt.

8

http://nl.wikipedia.org/wiki/Bio-morfische_schilderkunst

26


4.3. De Kunstkoffer Deze oude koffer,wordt kunstig versierd door de oudste leerlingen,met schilderijen van Mondriaan en Magritte in de loop van het schooljaar. Hij wordt gevuld met boeken en reproducties over en van de kunstenaars die we bespreken. De kunstkoffer wordt telkens verrijkt en verruimd (de kunstkoffer moet groeien) en krijgt een eigen plaats in de klas. De kinderen mogen grasduinen in de koffer tijdens de les wanneer ze wat tijd over hebben .Ze kunnen eens in de kunstboeken kijken in plaats van in een stripverhaal te nemen. Soms worden in het begin van de les de boeken bekeken over de kunstenaar die aan bod zal komen. Wat steekt in de koffer? Kunstboeken over de kunstenaars en afbeeldingen van enkele belangrijke werken van kunstenaars (geplastificeerd en in mapjes per kunstenaar). Naamkaartjes van elke kunstenaar, gemaakt door de leerlingen (dient om uit te hangen aan de muur gedurende het schooljaar met afbeeldingen erbij) Alle materialen die deze kunstenaar gebruikt om dit kunstwerk te maken. Dit kan doek, papier, hout, kader, kleine schilderezel, potloden, houtskool, spatels, schilderspalet, verf, penselen, vodden, klei, beitels‌..zijn. Deze koffer kan met deze materialen aangevuld worden.

27


4.4. Klaspop filoe Naar aanleiding van allerlei projecten op onze school (straffen en belonen, maandpuntje,‌) is het figuurtje Filoe ontstaan. In het begin bestond hij alleen maar in tekeningen. Na een jaar rees de vraag of de pop ook niet kon gemaakt worden om in de klassen te kunnen gebruiken als klaspop. Ik ben aan de slag gegaan en heb er vijf exemplaren van gemaakt. In bijlage 6 kan je het productieproces volgen. Dit schooljaar heb ik een klaspop Filoe omgetoverd tot een ware kunstenaar. Hij heeft een witte schort en een zwarte muts aan. In zijn hand heeft hij een schilderspalet en borstels vast. Filoe is iedere dag aanwezig in de klas en wordt ook eens gebruikt om een poppenspel te spelen bij het aanbrengen van een nieuwe kunstenaar.

28


4.5. KunstenquĂŞte Om zicht te krijgen op de plaats die kunst heeft in de thuissituatie van de kinderen, hebben we een enquĂŞte opgesteld. Een blanco exemplaar vindt u terug in de bijlagen( bijlage 3 ). We kregen 90% van de formulieren ingevuld terug (54/60). Dat is al een groot succes, gezien het feit dat er soms heel weinig materiaal meegebracht wordt door de kinderen. Hier volgt een weergave in grafiekvorm van de antwoorden die de ouders gaven op elke vraag. Bij de verwerking ervan kwamen enkele opmerkelijke zaken aan het licht. Vraag 1: Vindt u het interessant dat we werken rond kunst op school?

ja nee geen mening

Het is al een opsteker voor ons dat de eerste vraag zo positief beantwoord werd! Vraag 2: Vindt u het goed dat we met kinderen naar een museum gaan?

ja nee geen mening prijs aangepast dichtbij

29


Op vraag 2 wordt al meer genuanceerd geantwoord, zoals we verder nog zullen zien. Meer dan ¼ van de mensen vindt het belangrijk dat het museum aangepast is aan de kinderen. Voor veel mensen speelt ook de prijs een rol. Kunst is inderdaad geen primaire behoefte. Er kan pas aan voldaan worden als er geld over is! Dat zien we later ook i.v.m. het kopen van kunst. Vraag 3a: Heeft u het afgelopen jaar een museum, galerij of tentoonstelling bezocht?

nooit 1x per jaar 1x per maand

Vraag 3b: Indien nooit, zou u wel gaan als uw kinderen er om vragen?

ja nee

Veel mensen hebben de weg naar het museum nog niet gevonden. Maar blijkbaar kan daar verandering in komen als we de kinderen er warm kunnen voor maken. Mochten we in een volgend schooljaar dezelfde groep ouders opnieuw bevragen, dan zou vraag 3c eventueel zo kunnen klinken: “Hebt u al een museum bezocht nadat uw kind erom vroeg?” Het zou interessant zijn om eens na te gaan hoeveel van de 80% mensen die de tweede vraag met “ja” beantwoordden, ook hun woord zullen houden…

30


Vraag 4: Wordt er onder uw vrienden, kennissen en/of familie over kunst gesproken?

Nooit Zelden Af en toe Regelmatig

Vraag 5: Bent u in het bezit van een schilderij of een beeldhouwwerk ?

ja nee

Vraag 6: Heeft u zelf ooit een kunstwerk gekocht?

ja nee

Bij vraag 4 valt onmiddellijk op dat de groepen “zelden” en “nooit” al meer dan ¾ uitmaken van de groep. Ook uit vraag 5 en 6 blijkt dat onze ouders niet wakker liggen van kunst!

31


Op vraag 7 (“Waar koopt u kunst”) was het antwoord unaniem “Bij de kunstenaar”.

Vraag 8: Welke vorm van kunst spreekt u het meest aan?

Schilder/tekenkunst Keramiek (werken uit klei) Beelden (hout/steen/…) Iets anders Niets

Vooral schilderkunst en beeldhouwkunst scoren hier. Het zijn dan ook de twee disciplines die het bekendst zijn. Waarschijnlijk ziet de meerderheid hier figuratieve kunst. (Zie vraag 11) Vraag 9: In welke openbare ruimte ziet u het meest kunst?

Op straat In openbare gebouwen Etalages Valt me niet op

Bijna de helft van de mensen gaf openbare gebouwen als antwoord. Die worden door iedereen dan ook vaak bezocht (gemeentehuis, ziekenhuis,…). Hieruit blijkt dat openbare besturen een belangrijke opdracht hebben in het aankopen van kunst om die dichterbij de mensen te brengen! Toch antwoordt een grote groep dat kunst hen niet opvalt. Waarschijnlijk speelt de opleiding (of mogen we zeggen ‘opvoeding’?) hier een rol. De reden van het bezoek aan zo’n gebouw maakt dikwijls ook dat men andere zaken een het hoofd heeft dan kunst observeren!

32


Ik durf hopen dat kinderen die op school enkele kunstenaars leerden kennen, later wél oog voor kunst zullen hebben. Vraag 10: Nummer van 1 tot 3. Wat je mooist vind komt op 1, dan 2 en minst op 3.

Vincent Van Gogh 8 Plaats 1 6 Plaats 2 6 Plaats 3 Score: 42

Keith Haring

Piet Mondriaan

6 3 51

7

12

1

11 28

We hebben het aantal ‘stemmen’ voor plaats 1, 2 en 3 vermenigvuldigd met resp. 3, 2 en 1 om zo een score te bekomen. Vooral de eenvoudige stijl van Keith Haring blijkt sterk in de smaak te vallen. Misschien worden de bloemen van Van Gogh als te ‘klassiek’ beschouwd. De geometrische vlakken van Mondriaan zijn dan duidelijk niet figuratief genoeg. We moeten er wel bij vermelden dat de kunst van Keith Haring en Mondriaan in de klas reeds aangeboden werden aan de kinderen. Of dit een rol heeft gespeeld konden we niet nagaan. Vraag 11: Moet je kunnen herkennen wat er op een schilderij staat?

ja nee

33


Het verrast ons niet dat de meerderheid kiest voor herkenbaarheid van kunst. Dit bleek al uit de poll die we hielden bij vraag 10. Vraag 12: Vindt u het moeilijk om kunst te vinden?

ja nee

Vraag 13: Zo ja, wat wil je veranderen?

goedkoper wordt niet ver zoeken makkelijker te begrijpen hoeft niet

De grootste drempel om kunst bereikbaar te maken blijkt de prijs te zijn. Misschien ligt dit ook aan het feit dat kunst meestal het nieuws haalt als er op een veiling opnieuw een kunstwerk van eigenaar verandert aan astronomische prijzen ? Kunst hoeft niet per sé duur te zijn. Maar aangezien het hier meestal om handwerk gaat, kan je moeilijk verwachten dat een kunstenaar zijn vele uren werk voor een appel en een ei gaat verkopen. Door de huidige economische situatie is er in het gezinsbudget ook geen ruimte meer voor dergelijke “extraatjes”. Waar 25 jaar geleden men nog gemakkelijk tien- à twintigduizend frank neertelde voor een tekening of schilderij, moet een kunstenaar er nu voor zorgen dat hij niet veel meer dan honderd euro vraagt. We spreken hier uiteraard niet over topkunstenaars en ook

34


niet over de rijke klanten die hiervoor wel nog budgetten hebben! Die twee groepen vinden elkaar wel nog in befaamde kunstgalerijen. Vraag 14: Kan kunst belangrijk zijn in het leven van uw kinderen?

ja nee geen mening

Opnieuw valt het op dat de helft positief antwoordt op deze vraag. Dit leek ons nochtans geen evidente vraag. Misschien zagen de ouders al hoe enthousiast hun kinderen zijn over kunst? Vraag 15: Bent u zelf creatief bezig met:

Slechts iets meer dan de

schilderen

helft van

boetseren

de groep

naaien

blijkt zelf

timmeren fotografie

op één of

andere

andere

niets

manier met kunst

Vraag 16: Mogen uw kinderen hieraan meewerken?

bezig te zijn. Misschien is dit wel representatief voor de totale bevolking? Hier zal koning TV als nummer één in

ja nee

vrijetijdsbesteding wel een rol in spelen. Gelukkig mogen heel wat kinderen toch meewerken.

35


Vraag 17: Kunnen de kinderen bij u thuis creatief bezig zijn met plakken, kleuren, knippen, schilderen, boetseren, …

ja nee

Gelukkig lijkt de tijd voorbij waarbij kinderen niets vuil mogen maken in huis. Laat ons hopen dat deze grafiek ook klopt met de realiteit. Maar hoe kunnen we de kleine groep waar kinderen niets mogen, ervan overtuigen dat dit een essentieel deel uitmaakt van de ontwikkeling van kinderen? Vraag 18: Wat vond u van deze enquête?

interessant te lang deze enquête is niet nodig andere

Blijkbaar vind de helft van de bevraagden dit toch een interessant onderwerp. Meer dan een kwart vond ze echter te lang of overbodig. We zijn er ons van bewust dat deze schriftelijke bevraging niet zo eenvoudig is voor veel mensen. Eventueel organiseren we op het einde van het schooljaar een tentoonstelling van de werkjes die gemaakt werden. Dan zou een mondeling contact met een glaasje erbij misschien wel andere meningen opleveren. Een confrontatie van verschillende meningen (lees: verschillende ‘brilletjes’) zou het antwoord op bovenstaande vragen wel eens een andere richting kunnen uitsturen.

36


4.6. Ontwikkelingsdoelen bij kunstbeleving van type1 en type 2 Hieronder vind je enkele geselecteerde ontwikkelingsdoelen die op de groepswerkplannen terug vindt. Er worden telkens slechts enkele ontwikkelingsdoelen gebruikt per les. Die zijn dan aangeduid met fluorstift. Type 1 1 Algemeen 1 De leerling gaat op een speelse manier met beeldtaal, klanktaal, lichaamstaal, woordtaal en audiovisuele taal om. 2 De leerling durft zijn eigen fantasierijke en inventieve uitingen tonen. 3 De leerling uit zich muzisch in een sociaal aanvaardbare context. 4 De leerling ervaart en verwerkt de vormgevingsmogelijkheden en beperkingen van materialen en beelden, instrumenten en klanken, bewegingen en lichaamstaal, woorden en stem 5 De leerling stelt zich open voor kunst. 6 De leerling kiest een aangepaste muzische techniek of werkvorm om een impressie over te brengen of een muzische creatie samen te stellen. 2 Beeld 7 De leerling doet impressies op door betasten en voelen (tactiel), door kijken en zien (visueel), hij verwerkt deze impressies en praat erover. 8De leerling onderscheidt en verwoordt verscheidene beeldaspecten (kleur, lijn, vorm, vlak, en ritme). 9 De leerling onderscheidt materialen en technieken door observeren, exploreren en experimenteren. 10 De leerling ontwikkelt een toenemende vaardigheid in het gebruik van materialen en het toepassen van technieken (o.a. knippen, plakken, schilderen, boetseren, een lat hanteren, ). 11 De leerling wendt verschillende beeldende, technische middelen aan en gebruikt ze samen om tot beeldend werk te komen. 12 De leerling geeft zintuiglijke impressies, informatie, ervaringen, gevoelens en fantasieĂŤn op een beeldende manier weer in een persoonlijke, authentieke creatie. 13 De leerling herkent de materialen en technieken die in een beeldend werk zijn gebruikt. 6 Media

Type 2 Exploreren 1 De leerling exploreert (met alle zintuigen) allerlei voorwerpen en materialen in zijn omgeving. 2 De leerling verkent zijn bredere omgeving. Experimenteren 4 De leerling experimenteert met verschillende materialen en technieken om tot beeldend werk te komen. Representeren via diverse expressievormen 8 De leerling komt tot imitatie. 9 De leerling uit zich op een beeldende manier. 10 De leerling vindt plezier en voldoening in verschillende expressiemogelijkheden. 11 De leerling zoekt een eigen oplossing voor problemen waarmee hij geconfronteerd wordt bij het spelen of muzisch handelen. Waarderen van expressie van anderen en van andere culturen 17 De leerling geniet van en waardeert expressie van anderen en andere culturen. Zelfstandig spelen 18 De leerling kiest een spel, spelmateriaal, of een muzische activiteit in functie van activiteit en omstandigheden. 19 De leerling speelt zelfstandig of is muzisch bezig in de buurt van volwassenen. 20 De leerling speelt of werkt gedurende een tijd alleen. Streven naar een "eindproduct" 21 De leerling geeft aan wanneer datgene wat gemaakt werd "af" is. 22 De leerling gaat om met de waardering van anderen over de muzische activiteit.

37


40 De leerling ervaart en beseft dat een audiovisuele boodschap verschillend kan ge誰nterpreteerd worden. 44 De leerling beoordeelt audiovisuele boodschappen (van zichzelf en van anderen) op hun geslaagde en minder geslaagde aspecten. 46 De leerling maakt zelf een audiovisuele boodschap met tekens, kleuren, vormen, gebaren, bewegingen, woorden, geluiden. 47 De leerling relativeert het massale audiovisuele aanbod en plaatst het in zijn context.

38


4.7. Evaluatie Dit schooljaar ben ik vooral aan het werk gegaan in de bovenbouw. Volgende stadia kwamen aan bod: Bespreken van kunstenaars en hun werken: vergelijken van verschillende kunststromingen (bv. Realisme, kubisme) Werken als een kunstenaar: een zelfportret verwerken zoals Picasso ( bijlage 4) Tentoonstelling bezoeken en werken van leerlingen bespreken, Kunstvormen vermengen met elkaar; bv. tekenen of schilderen door het bekijken van reproducties, driedimensioneel verwerken van wat je in een film gezien hebt (pinguïns), collages maken van een verhaal over een kunstenaar (Matisse) …( bijlage 4) Werken met verschillende media; niet alleen verf of potlood, maar ook met fotocollages, (Archimboldo) ( bijlage 4 ) … Vooreerst bemerkte ik al dat “kunststromingen” al te moeilijk waren. Het was al moeilijk genoeg om één naam van een kunstenaar te kunnen onthouden. Als ze na een week nog de juiste naam bij een werk konden plaatsen was dit al een succes. In het vervolg zal ik het dan ook niet meer hebben over kubisme of zo. Bij het zelfportret naar Picasso rees het probleem dat ze in hun eigen tekening niet meer wilden knippen. Dat was nochtans de kern van de opdracht om tot een “kubistisch” resultaat te komen. Hierbij was enige overredingskracht nodig, maar achteraf waren ze heel tevreden met het resultaat. In het komende jaar probeer ik alles nog beter uit te leggen met de foto’s die ik dit jaar kon nemen. Bij het driedimensioneel werken zag ik dat een goede waarneming vooraf (van de pinguïns) tot mooie resultaten leidde. Dat had ik ook verwacht want er moet altijd een begripsvulling zijn vooraleer je naar (re)productie kan gaan. Van de kunstenaar Archimboldo hebben we heel wat reproducties bekeken. Hier werd het resultaat grotendeels bepaald door de zelf meegebrachte materialen. Opnieuw was dit het struikelblok: ofwel beschikken de kinderen thuis niet over de nodige afbeeldingen (in dit geval van fruit en groenten), ofwel doen ze geen inspanning om iets mee te brengen. De opdracht was nochtans al weken voordien doorgegeven. Om dit te onderscheppen zal ik zelf een verzamelmap aanleggen in de klas (eventueel met behulp van sommige kinderen) zodat we iedereen voldoende materiaal kunnen aanbieden, bij een volgende gelegenheid.

39


Waarom deze kunstenaars gebruiken in mijn lessen Alle kunstenaars die ik tot nu gebruikt heb werden geselecteerd volgens verschillende criteria. Ze moesten op één of andere manier passen in de lessen die in dat verband gegeven werden. Hun kunst mocht ook niet te moeilijk zijn voor onze kinderen, gelet op het niveau waar ze gekomen zijn (Parsons’ bril 1 of 2). Alle kunstenaars gebruikten veel kleur in hun werk en dit probeerde ik ook aan de kinderen mee te geven . Vele kinderen gebruiken te graag zwart en wit en lichte tinten om te schilderen. Door reproducties te bekijken van deze kunstenaars kwamen ze min of meer tot het inzicht om niet gemengde kleuren te gebruiken, alleen de hoofd- en de bijkleuren. Als ze toch verschillende kleuren mengen, ondervonden ze dat de kleuren niet meer fris waren. Dus het besluit was: alleen mengen met de hoofdkleuren. Ik heb ondervonden dat de kinderen gestimuleerd werden om creatiever bezig te zijn als er een kunstenaar als het ware meekijkt over hun schouder. Ze voelden dat ze ook iets betekenden op creatief niveau en gaven dan een opmerking zoals: “Wij zijn nu ook bezig als een echte kunstenaar…hé juf” Kunstenaars maken met eenvoudige materialen zoals verf en doek, boetseerklei en papiermaché….mooie kunst. Kinderen gebruiken net dezelfde materialen maar beseffen niet wat beroemde mensen voor hen met deze materialen gemaakt hadden. Soms ontbreekt het hen gewoon aan doorzettingsvermogen. Daarin hebben ze nog veel steun nodig. Maar de beloning achteraf is dan des te groter! Ze lijken wel boven hun eigen kunnen uit te stijgen. Als ze dit besef van eigen kunnen ook meenemen naar andere leergebieden, hebben we al heel wat bereikt met deze bijzondere kinderen! Ik heb ook ondervonden dat onze kinderen in het BO in hun ontwikkeling niet zo ver evolueren als de kinderen in het gewoon lager. Volgens de brilletjes van Parsons geraken vele kinderen bij ons tot in het tweede stadium. Slechts enkele van de oudere kinderen geraken tot in het begin van stadium drie waar ze als volwassene zullen blijven steken. Kinderen geraken niet in het vierde of vijfde stadium van de brilletjes. Ze beseffen bv. niet dat de beelden een sociale functie krijgen. Voor het komende schooljaar zullen we een extra onderdeel in de muzische groepswerkplannen (bijlage 5) inlassen. Het is de bedoeling om bij die lessen voor de hele klasgroep een streefdoel te stellen. We duiden een bril aan die in alle muzische lessen aan bod komt ook al is er eens een les waar er geen kunstenaar aanbod komt. Voor die klas bepalen we een bril die het hele schooljaar centraal blijft staan. In de evaluatie kan je natuurlijk indien nodig een leerling aanhalen die wel hoger of lager zit. Op het eind van het 40


schooljaar kunnen we dan evalueren of dit een haalbare kaart is. (Bijlage 5: Prototype van groepswerkplan met de brilletjes van Parsons.)

In mijn kunstwijzers ( bijlage 1 en 2)moest ik echt concrete vragen stellen .Op open vragen konden ze niet echt antwoorden. Ook discussiĂŤren lukte niet want ze hebben niet echt een eigen mening maar luisteren naar wat anderen zeggen. Of dit met het ouder worden nog zal veranderen weet ik niet. Ik heb het gevoel dat mijn eindwerk niet af is maar verder moet groeien in de vele jaren die nog komen op verschillende manieren en met verschillende kinderen. Want ieder jaar is iets anders. Ik kijk er dan ook naar uit om te zien hoe kinderen kunnen groeien in hun eigen kunstbeleving!

41


4.8. Bronnen Kunst op internet: Op internet vind je van alles over kunst. Er zijn zeer uitgebreide kunstpagina’ s waarop je van verschillende kunstenaars het complete werk kunt bekijken. Bij mij staat alles samen op http://kunst.yurls.net (zie schermafdruk in bijlage 7). Dit heeft het voordeel dat er voortdurend nieuwe links kunnen aan toegevoegd worden. RASA, Kunsteducatie voor kinderen, http://www.rasa.be Hanne Coolen, kunst op kindermaat, Scriptiebank 2003, http://scriptiebank.be MOOSS.org.,kunst en erfgoededucatievzw , http://mooss.org Stefan van der Linden, Kunst & Kleuters, http://people.zeelandnet.nl/lindekam/kk004.htm Kim Hobert, Kunstzinnig, http://proto5.thinkquest.nl/~kle0066/index.html LOKV, Nederlands Instituut voor Kunsteducatie, Kunst van kinderen: De ontwikkeling van het beeldend vermogen http://www.cultuurnetwerk.nl/producten_en_diensten/publicaties/html/kk13.htm

Boeken en brochures: LAURA H. CHAPMAN, Maken is de kunst Meulenhoff Educatief • • • •

jumboboek deel 1 en 2: Amsterdam 1992 klein jumboboek 1 en 2: Amsterdam 1993 leerlingenboek deel 3: Amsterdam 1992, deel 4: 1995 handleiding deel 1 en 2: Amsterdam 1992, deel 3: 1993, deel 4:1996

Werkgroep PADO Kleine kunstenaar, tovenaar, jij bent wonderbaar! (Begeleidende tekst bij voordracht van Ireen Pattijn) KLAAS DE JONG Wat een kunst,: twaalf koppen uit de moderne kunst, Gottmer- Haarlem MCHUGH, CHRISTOPHER Kijk op kunst Gezichten De Lantaarn Amsterdam 1992 (32 blz) CANTA, LILLO Magritte Infodoc, Leuven-Amsterdam 1991 (30 blz) BROELMUSEUM: In alle hoeken en kanten (werkboekje bij museumbezoek, 11 blz.) DANIËLLE SERDYN Samen kunst kijken, Utrecht : Het Spectrum, 2003 (83 blz.) DIVERSE AUTEURS De kinderen van Puivelde Mechelen Bakermat 1996 (68 blz.)

42


NANDA VAN BODEGRAVEN, TAMAR KOPMELS, Kriebels in je hersenen, 2002, SWP, Amsterdam SCHASFOORT B., Kunst, kunstenaar en basisschool. SLO, Enschede, 1984

Kunst en kinderboeken: Naast de vele kunstboeken die je in een bibliotheek vindt, zijn er ook heel wat kinderboeken die het werken rond en met kunst kunnen verrijken. Ik dank Ireen Pattijn voor het bereidwillig beschikbaar stellen van onderstaande lijst uit haar brochure. Sommige boeken zijn moeilijker te vinden. Deze lijst dient dan ook eerder als leidraad voor wie op zoek is naar meer: De droom van Mathijs: Leo Lionni Blauwtje en Geeltje: Leo Lionni Frederick: Leo Lionni Niet aanraken, Kaatje: James Mayhew Er gaat iets veranderen: Anthony Browne Eefje donkerblauw: Geert De Kockere en Lieve Baeten Krokodil en het meesterwerk: Max Velthuijs De schilder en de vogel: Max Velthuijs Olifant en het meesterwerk: Max Velthuijs Het zandpaard: Foreman, Michael & Turbul Ann Filipo en zijn toverpenseel: Damjan Kiki en de vliegende baby’s: Posy Simmonds Met Tony op stap: Lager Claude Brammert en Tissie op museumbezoek: GabriÍlle Vincent Het piepkleine haasje en zijn vrienden: Gerda Wagener De wonderschilder: Jon Agee Nijntje in het museum: Dick Bruna De vogel van papier: Lobat Areadio en Emilio Urberuaga Paultje en het paarse krijtje: Charles Johnson De stip: Peter Reynolds De Kijkdoos: Het museum Een tekening op reis: Verrept Paul Woordjes leren, Kunst ontdekken: Kunstkijkboek voor kinderen: Lucy Micklethwait: een groot kijkwoordenboek met reproducties van meer dan honderd 43


beroemde schilderijen, gegroepeerd rond allerlei thema’s, bijv. het gezin, dieren, kleuren, seizoenen, de vijf zintuigen… Teken je een ster voor mij?: Eric Carle Van pimpelpaars tot grasgroen: Oram Hiawyn en David McKee In het museum, Ik zie, ik zie wat jij niet ziet: Katy Couprie (heel nieuw) Heel de wereld: Katy Coupre – Antonin Louchard De kleine Dali…voor alle kleine grote dromers: Anna Obiols Onzichtbaar : Katja Kamm De koning, de kip en de dief: Catharina Valckx De kunstbus: Cees Rutgers M is van meisje: een kunstalfabet: Wim Pybes De vlijtige nietsnut: Catherine Louis Ik hou van de tuin van Monet: Christine Björk Olle: Wim Vromant Elmer (verschillende delen): David McKee

44


4.9. Nawoord:

Dit eindwerk is tot stand gekomen onder begeleiding van Filip Gheysen, mijn man en Wim Camelbeke, begeleider op onze school. Waarvoor dank. Ook dank aan de directie van onze school die het mogelijk gemaakt heeft om deze cursus te volgen. Dank voor de feedback van Cindy Leclercq, en eveneens dank aan het begeleidingsteam van de Katho in Tielt die twee jaar lang het verloop van de cursus in goede banen heeft geleid.

45


4.10. Bijlagen : 1. Kunstwijzer onderbouw: ‘Kunst kijken met kleuters’ 2. Kunstwijzer bovenbouw: ‘Kijken naar kunst’ 3. Kunstenquête 4. Toepassingen in de praktijk: Groepswerkplannen + illustrerende foto’s van de behaalde resultaten 5. Prototype van groepswerkplan met de brilletjes van Parsons. 6. Foto’s van Filoe: het ontstaan van een klaspop 7. Schermafdrukken van de YURLS webpagina

46


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.