Dom-ino vs the Cave - Architecture graduation project Fouad Addou

Page 1

DOM-INO VS DE GROT

EEN STEDENBOUWKUNIDGE & ARCHITECTONISCHE TEGENSTELLING FOUAD ADDOU

1


2


DOM-INO VS. DE GROT Een stedenbouwkundige & architectonische tegenstelling Afstudeerverslag Fouad Addou binnen het atelier Celebrating the fringe: designing the exception master Architecture, Building and Planning prof. ir. Juliette Bekkering ir. Sjef van Hoof

3


INHOUDSOPGAVE

4

Samenvatting

7

1.

Inleiding onderzoek

9

1.1 1.2 1.3

Inleiding Conclusies vooronderzoek Onderzoeksvraag

10 10 14

2.

Theoretische positie

17

2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4

De veranderende positie van het museum Nieuwe media en ruimtelijke ervaring Het museum als gebouwtype Functionele typen van exhibitie Architectuur en exhibitie Conclusie Een architectonische tegenstelling Dom-ino Dom-ino & verticale continu誰teit De omsloten ruimte De hut versus de grot

18 22 26 26 28 32 34 34 36 40 44

3.

Architectonische analyse

47

3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 3.2.2 2.2.3

Programmatische case studdies Eyebeam - Mvrdv en Diller Scofidio ZKM - OMA Architectonische case studies De kunsthal - OMA Casa Y2k - OMA Furnas monitoring and research center - Aires Mateus

49 50 54 59 60 64 70


4.

Architectonische ingreep

73

4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6

Een architectonische ingreep Een onder- en bovenwereld Programma Contextuele relaties Positie Scenografie en sculptuur Structuur Conclusie

74 74 82 84 86 92 142 146

5.

Bibliografie

155

5


SAMENVATTING Sinds de 21e eeuw leeft de meerderheid van de wereldbevolking in een stad. Steden blijven uitbreiden en veel stukken natuur worden meedogenloos opgeslokt door de oprukkende verstedelijking. Dit gaat gepaard met een drukke 24-uurs economie, waarin men nauwelijks de mogelijkheid krijgt om zich terug te trekken van deze drukte. Het is daarom interessant om te onderzoeken hoe architectuur kan worden ingezet om de inwoner van de moderne metropool een mogelijkheid te bieden om zich terug te trekken zonder de stad daadwerkelijke te verlaten. De vergeten ‘fringe zones’ in de stad bieden een ideaal platform om dit te onderzoeken, omdat zij door bepaalde factoren ruimtelijk zijn gescheiden van de direct aangrenzende stad, terwijl ze er nog wel deel van uitmaken. Met het ontwerp van een Nieuwe media museum en een kapel op het eiland Stvanice, in de rivierbedding van de Vltava rivier die door het centrum van Praag meandert, is gepoogd om antwoord te geven op de volgende onderzoeksvraag: Met welke architectonische ingreep kunnen er op het eiland Stvanice condities worden geschapen die het tegengestelde karakter tussen stad en ‘fringe’ versterken en tegelijkertijd de ‘fringe’ als refuge van de moderne stedelijke samenleving laat fungeren? Met behulp van een architectonische ambiguïteit, in essentie gebaseerd op Le Corbusier’s ‘Dom-ino principe’ en de ‘omsloten ruimte’, wordt een metaforische onder- en bovenwereld geschapen, waardoor een psychologische afstand van de stad ontstaat. In de nieuwe fringe wordt enerzijds de refuge voor de stad verhuld, en anderzijds deels onthuld om de interesse van de stedeling te wekken. Het Nieuwe media museum en de kapel combineren individuele zelfreflectie met gezamenlijke reflectie over een thema dat een enorme impact heeft op de huidige maatschappij. Dergelijke processen verlopen het best wanneer men afstand neemt van het dagelijkse leven en de hiervoor ontworpen refuge biedt daar de mogelijkheid toe.

6


7


8


1. INLEIDING ONDERZOEK

9


1.1 INLEIDING Dit project is tot stand gekomen binnen het afstudeeratelier Celebrating the fringe: designing the exception, dat startte in februari 2013. In essentie komt architectuur tot stand in twee tegengestelde condities: het terugtrekken in de natuur of de architectuur van de stad. Dit atelier richt zich op het combineren van deze twee tegengestelde condities: het terugtrekken in de natuur in het hart van de stad door de fringe zones van de moderne metropool te onderzoeken. Deze fringe zones en randgebieden bieden specifieke kwaliteiten en uitzonderlijke condities die geanalyseerd en gevierd moeten worden. De ‘fringe’ biedt een zekere weerstand tegen gangbare architectonische oplossingen en vraagt om vernieuwende ideeën en perspectieven die om weten te gaan met de kwaliteiten van een dergelijke uitzonderlijke plek, zonder het meedogenloos opgeslokt te laten worden door de oprukkende verstedelijking. Een ontwerpingreep op een dergelijke locatie biedt nieuwe inzichten in de omgang met tegenstellingen tussen architectuur en natuur; stedelijke dichtheid en leegte; sociale ontmoeting en retraite.

1.2 CONCLUSIES VOORONDERZOEK In het vooronderzoek is een selectie van zogenaamde ‘fringe’ locaties geanalyseerd en de karakteristieke eigenschappen en kwaliteiten werden met elkaar vergeleken. Kenmerkend is dat zij allen ontstonden doordat ze werden afgesloten van de directe stedelijke omgeving door artificiële ingrepen, dan wel natuurlijke factoren. Ruimtelijk zijn ze zich hierdoor van hun directe omgeving gaan verschillen en over het algemeen gaan manifesteren als ‘leegte’ tegenover de ‘massa’ van de dichte stad (La Villette) of juist als ‘massa’ tegenover de ‘leegte’ van de directe omgeving (Kowloon). Door de overgang van de ene naar de andere ruimtelijke conditie kan de fringe werken als een refuge die mensen het gevoel geeft afstand te nemen van het stedelijke leven. Wanneer men zich bevind in de ‘leegte’ kan dit bijdragen aan het gevoel van een psychologische afstand, doordat het mogelijk wordt om terug te kijken naar de omringende stad, zonder dat deze fysiek ver weg hoeft te zijn. Over het algemeen hebben de fringe locaties een ruimtelijke organisatie die verschilt van het stedelijke weefsel eromheen en ook een afwijkend architectonisch karakter. Dit alles maakt de fringe een inverse of tegengestelde wereld, met een afwijkende ruimtelijke organisatie, die een psychologische afstand kan creëren van de omringende stad. De beschreven fringe conditie vraagt om nieuwe ideeën en perspectieven

10


11


die in dit onderzoek verkend zullen worden door een architectonische ingreep op het eiland Stvanice in de rivierbedding van de Vltava rivier die door het centrum van Praag meandert. De architectonische ingreep zal een oplossing bieden voor het gehele eiland, waarvan vervolgens een deel uitgewerkt zal worden door middel van een gebouwontwerp met een ambigu karakter. Deze ambiguïteit wordt aangespoord door de introductie van een secundaire functie, gerelateerd aan het thema contemplatie, omdat de fringe Stvanice mensen een ideaal platform biedt om zich terug te trekken uit het drukke stedelijke leven. Contemplatie kan worden samengevat als een activiteit die zich bezig houdt met het brengen van orde en rust in de geest. Dit wordt gedaan door de geest te bevrijden van de afleidingen in het leven en het creëren van een psychologische afstand tussen de persoon en zijn problemen. Dit proces bestaat uit ‘de pelgrimstocht’, die gezien kan worden als een sequentie van plekken en overgangen die de bezoeker voorbereiden op de uiteindelijke bestemming: ‘de ruimte voor zelfbezinning’. Deze ruimte reduceert de stimuli van het dagelijkse leven, door het focussen of blokkeren van het zicht. De ruimte wordt een soort ‘cocon’, vrij van de dagelijkse zorgen en stress. Uiteindelijk zal als conclusie van het onderzoek een gebouw worden ontworpen dat een ‘Nieuwe Media (NM) instituut’ combineert met een kapel. Allereerst is er gekozen voor deze twee functies om in te gaan op het thema van de tegenstelling. Een fringe is een tegengestelde, exceptionele wereld in vergelijking met zijn stedelijke omgeving. De kapel is tegengesteld aan het Nieuwe Media instituut, doordat het dient als een retraite voor contemplatie, terwijl het Nieuwe Media instituut dient om mensen samen brengen en te reflecteren op de invloed van Nieuwe media op de samenleving. Beide functies zijn echter toepasbaar voor de fringe: het NM-instituut omdat het een uitzonderlijke functie heeft en door de afstand van het stedelijke leven bijdraagt aan de reflectie op de samenleving ; de kapel omdat de afstand van de stimuli van het drukke stedelijke leven bijdraagt aan het proces van contemplatie. Beide functies profiteren van kenmerkende fringe kwaliteiten. De vraag is echter hoe zij moeten worden ingezet om die kwaliteiten niet te vernietigen, maar ze juist te laten bijdragen aan de tegenstelling tussen stad en fringe.

12


fig. 01. Stvanice, Praag

13


1.3 ONDERZOEKSVRAAG Het vooronderzoek over het fenomeen ‘fringe’ en de inventarisatie naar een architectonische ambiguïteit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: Met welke architectonische ingreep kunnen er op het eiland Stvanice condities worden geschapen die het tegengestelde karakter tussen stad en ‘fringe’ versterken en tegelijkertijd de ‘fringe’ als refuge van de moderne stedelijke samenleving laat fungeren? In essentie lijkt het tegenstrijdig om afstand van de stedelijke dichtheid te nemen, door zich terug te trekken op een in eerste instantie leeg eiland dat op zijn beurt word verdicht door een architectonische ingreep. Maar is dit wel echt tegenstrijdig? Of kan architectuur worden ingezet op een zodanige manier dat een psychologische afstand van de stad wordt versterkt? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is er een aantal deelvragen opgesteld: 1. Welke rol kunnen de gebouwfuncties spelen in het vormen van een refuge? 2. Welke architectonische benaderingen zijn het meest geschikt om de combinatie tussen deze twee functies uit te drukken in één gebouw en hoe kunnen ze bijdragen aan de stedenbouwkundige tegenstelling tussen stad en ‘fringe’?

14


15


16


2.THEORETISCHE POSITIE

17


2.1 DE VERANDERENDE POSITIE VAN HET MUSEUM De term ‘museum’, afkomstig van het Griekse v (plaats voor de muzen), werd aanvankelijk gebruikt als aanduiding voor de scholen van poëzie en filosofie, waar ook de heiligdommen van de muzen werden bewaard. De ontwikkeling van het museum begon met de Griekse schatkamers, de Thesauroi (fig. 01), waarin standbeelden van de overwinnaars van veldslagen en allerlei andere geschenken aan de goden stonden, objecten waarvan de symbolische waarde belangrijker was dan hun materiële en artistieke waarde. Tot aan de achttiende eeuw herbergden musea voornamelijk Koninklijke privécollecties (fig. 02). Maar in de loop van de achttiende eeuw begon zich een groter historisch bewustzijn te ontwikkelen, terwijl het woord ‘museum’ enkel refereerde aan kunstcollecties. Dit bewustzijn leidde tot de opvatting dat musea permanent geopend zouden moeten zijn voor de studie van kunstenaars en connaisseurs, ten dienste van de ‘ontwikkeling van smaak’. Na de eeuw van de verlichting en de Franse revolutie ontwikkelde het museum zicht tot een onderwijsinstelling van de staat, die de traditionele waarden beschermde en presenteerde. Het was bestemd voor een kleine groep uit de hoge sociale klasse en een groep die handel als doel had. Aan het eind van de negentiende eeuw was er een verschuiving in expositie strategie , waarbij de encyclopedische en didactische houding plaats maakte voor een esthetische. Het doel was niet meer het verzamelen van monsters van elke school en elke kunst meester, maar het opkopen van zoveel mogelijk meesterwerken van de hoogst aangeschreven kunstenaars. Een voorbeeld van deze strategie is het Neues Museum in Berlijn. Na de Tweede Wereldoorlog werden musea gezien als saai en elitair en ze werden weinig bezocht. Men sprak er over als tempels of gevangenissen voor de kunst en halverwege de twintigste eeuw hebben studenten, doormiddel van opstanden, getracht om deze tempels voor de muzen te veranderen in plekken voor educatie en maatschappelijke redevoering. Het resultaat was ‘the museum of tomorrow’s society’. Veel musea in Europa volgden het Amerikaanse model en werden geprivatiseerd, wat ze meer autonomie en flexibiliteit gaf maar ook dwong tot commerciële efficiëntie. Hierdoor dreigen ze te veranderen in kunstbeurzen, wat tegelijkertijd een democratisering van cultuur met zich meebrengt.

18


fig. 01. Thesauroi: Griekse schatkamer

fig. 02. Museo Cospiano: privĂŠcollectie

19


In de loop der tijd hebben musea zich ontwikkeld van elitaire collecties van objecten met symbolische waarde tot plekken voor maatschappelijke redevoering en educatie. De maatschappelijke rol is veranderd en als instellingen zijn ze populairder dan ooit tevoren. De vraag die dit oproept is: Is het museum nu een educatieve instelling of is het een pretpark geworden?

1. Von Naredi-Rainer 2004, p. 18

2. Bakker 2007, p. 47

Om hier op in te kunnen gaan moeten we eerst kijken naar de invloed van de huidige samenleving op de positie die het museum momenteel inneemt. Doordat het museum kunstobjecten selecteert uit een betekenisloze hoeveelheid van dezelfde objecten, die door het toevoegen aan de collectie betekenis krijgen, heeft het museum een sociale autoriteit die het onderscheidt van kortstondige en vaak willekeurig ogende overvloed aan informatie van de massamedia.1 Mensen benaderen het museum echter uit het perspectief van de consument, zoekend naar zintuiglijke ervaringen en amusement. Ze hebben de behoefte, bijgebracht door de ervaringen in het dagelijkse leven, om rond te slenteren en te “windowshoppen”. Door deze houding, gecreëerd door de massamedia, wordt het museum gedwongen om de kenniswaarde, de amusementswaarde en de consumentenwaarde te combineren. Dit is een dilemma dat door de architectuur opgelost moet worden, of dat leidt tot het ontstaan van twee typen musea : één, waar het historische erfgoed geconserveerd wordt en één waar men heen gaat om rond te slenteren, te spelen, zichzelf te vermaken en zich te amuseren. Het is belangrijk hoe er op dit dilemma wordt ingegaan bij de architectuur van het museum. Een goed voorbeeld van de combinatie van deze twee typen is het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum van Neutelings Riedijk architects. ‘Het instituut kreeg als taak om het audiovisuele erfgoed van Nederland veilig te stellen en voor een groot publiek toegankelijk te maken, maar had bovendien de ambitie om een culturele instelling van formaat én een dagattractie te worden.’2 Het gebouw bestaat uit drie bouwdelen: de archiefdepots, de kantoren en de tentoonstellingsruimte. Het mediaspektakel van het instituut, waar de hoogtepunten van de collectie zijn op te roepen, wordt de ‘Experience’ genoemd en is letterlijk op het archief gebouwd (fig. 03-05). Alhoewel de nadruk ligt op de amusements- en consumentenwaarde, is ook de kenniswaarde aanwezig.

fig. 03. Instituut voor Beeld en Geluid: ‘de Experience’ op het archief

20


fig. 04. Instituut voor Beeld en Geluid: ‘de Experience’

fig. 05. Instituut voor Beeld en Geluid: Depot audiovisueel erfgoed

21


De vraag is dus waarop, binnen de balans tussen conserveren en amuseren, de nadruk wordt gelegd en hoe dit wordt vertaald in een ruimtelijke verschijningsvorm. Er is tegenwoordig een enorme variëteit aan musea: ze variëren van musea voor kunst en architectuur tot musea voor wetenschap en technologie; van musea voor natuurhistorie tot de meest gevarieerde historische, cultuurhistorische en etnologische musea. Mensen bezoeken musea meer dan ooit tevoren en nooit zijn er in zo’n korte tijd zoveel musea ontstaan.

3. Von Naredi-Rainer 2004, p. 17

“ The museumization of our cultural environment, which has reached an unprecedent extent in the meantime, carries with it the danger of using history to compensate for the rapid developments of the present time and in doing so, obstructing the view of our own time.” 3 Enerzijds bied dit mogelijkheden voor het museum als een ‘eiland in de tijd’, met objecten die na verloop van tijd, ondanks het streven naar vooruitgang, niet zijn vervangen door iets nieuws. Dit draagt bij tot een beter begrip van het verleden voor alle mensen in de samenleving . Anderzijds bestaat het gevaar dat door “museumization” geschiedenis wordt gebruikt als compensatie voor de snelle ontwikkelingen van deze tijd. Hierdoor kan ons het zicht op de huidige tijd ontnomen worden.

fig. 08. Tribune prijsvraag 1e plaats: Howells& Hood

22

Als reactie hierop zijn er instanties die initiatieven nemen om mensen bewust te maken van de snelle ontwikkelingen om ons heen van deze tijd, omdat veel mensen daar moeilijk grip op kunnen krijgen. Een voorbeeld hiervan is het Eyebeam instituut in New York, opgericht in 1997, dat zich profileert als een non profit kunst- en technologie centrum dat zich wijdt aan het blootstellen van een divers publiek aan nieuwe technologieën en mediakunsten. Tegelijkertijd demonstreert ze dat nieuwe media een belangrijk genre van culturele productie is. In 2001 organiseerde het Eyebeam instituut een prijsvraag (fig. 06-07), met als opdracht het Eyebeam’s Museum of Art and Technology te ontwerpen. Hani Rashid, partner bij Asymptote, duidde de betekenis van deze prijsvraag voor onze generatie. Volgens hem was deze vergelijkbaar met wat de Chicago Tribune prijsvraag (fig. 08) in 1922 betekende voor de modernisten. Walter Gropius, Adolf Loos en de andere architecten die deelnamen, vingen de verbeelding en het verhaal van een bepaalde tijd in een ontwerp en voor velen van ons heeft deze prijsvraag hetzelfde potentieel (aldus Rashid). De Eyebeam -en


Tribune prijsvraag hadden belangrijke overeenkomsten: in 1922 was de wolkenkrabber, zoals het nieuwe mediamuseum vandaag, een nieuw gebouwtype; de architectonische vorm dankte, weer zoals het nieuwe media museum, zijn leven aan een wereldveranderende ontwikkeling in de technologie: de hoogbouw lift. 4

fig. 06. Eyebeam prijsvraag 1e plaats: Diller Scofidio

4. Kristal 2002

fig. 07. Eyebeam prijsvraag 2e plaats: Mvrdv

23


2.2. NIEUWE MEDIA EN RUIMTELIJKE ERVARING

5. De Waal 2013, p. 71

Voor een steeds grotere groep gebruikers verdwijnt de grens tussen de fysieke en de virtuele wereld. Dit heeft met name te maken met de integratie van beeld en geluid in het digitale leven; twee belangrijke componenten voor sociale interactie. Volgens James Joyce leidt dit tot een verdubbeling van het stedelijke leven en opmerkelijk genoeg tot zowel een ontruimtelijking van de stedelijke ervaring, als tot een intensivering van diezelfde ruimtelijke ervaring. De ervaring van een fysieke plek wordt beïnvloed doordat digitale media ons in staat stellen om ervaringen te delen met anderen die afwezig zijn. Stedelijke ruimten vormen zich niet alleen meer door gelijktijdig ruimtegebruik, maar ook via allerlei online platforms, waardoor mensen niet per se meer fysiek aanwezig te hoeven zijn om het gevoel te hebben ‘erbij’ te zijn geweest. Specifieke plekken kunnen ook een nieuwe symbolische lading krijgen, doordat symbolisch ruimtegebruik via digitale media platforms kenbaar wordt gemaakt aan degenen die niet fysiek aanwezig zijn. Mensen kunnen zich online ook identificeren met dergelijke plekken zonder ze te bezoeken, wat zorgt voor een intensivering van de ruimtelijke ervaring. 5

6. De Waal 2013, p. 10

“(...) the street is the ultimate public space and walking along it is the defining urban experience. It is all of us, different people who lead different lives, coming together in the urban mixing chamber. But what if half of them are elsewhere, there in body but not in any other way?” 6

7. De Waal 2013, p. 9

Architectuurcriticus Paul Goldenberg vraagt zich af of stedelingen nog wel relaties aangaan met hun fysieke omgeving, of dat zij de stad omvormen tot een extensie van hun privédomein, door zich terug te trekken in de ‘cocons’ die ze creëren met hun mobiele telefoons. De smartphone werkt volgens hem als een slim kompas dat de stedeling door de drukte van het alledaagse leven loodst. De mobiele telefoon wordt ingezet om de ervaring van de stad te personaliseren, bijvoorbeeld door software die restaurants of winkels aanraadt, passend bij het profiel van de gebruiker. 7 Ook op subtiele wijze kan de ruimtelijke ervaring van de plek veranderen door bijvoorbeeld reclamezuilen in de vorm van interactieve urban screens, waarbij de advertentie wordt aangepast aan de voorbijganger. Verschillende voorbijgangers zien steeds een andere inhoud. Ruimtelijke ervaring kan dus niet langer als een puur fysieke constructie

24


worden beschouwd. De continu veranderende nieuwe media beïnvloeden de perceptie van de ruimte, omdat de grens tussen de fysieke en de virtuele wereld voor steeds meer mensen verdwijnt. De grootste uitdaging voor het ontwerp van een Nieuwe media museum is de amnier waarop de spanning tussen het materiële en het digitale wordt opgelost, hoe het materiële karakter van architectuur in relatie tot de immateriële conditie van de virtuele ruimte wordt behandeld. Daarnaast moet het museum inspelen op een steeds ontwikkelend medium. In de Eyebeam prijsvraag leidde dit tot voorstellen variërend van FOA en Chipperfield’s ‘blank slates’ tot Asymptote’s ‘Flux museum’, een kromlijnige vorm samengesteld uit vloeiende, flexibele ruimten (fig 11). 8

8. Kristal 2002

fig. 09. Eyebeam prijsvraag: Asymptote’s Flux museum

25


2.3 HET MUSEUM ALS GEBOUWTYPE

9. Von Naredi-Rainer 2004, p. 19 10. Von Naredi-Rainer 2004, p. 20

fig. 13. Glyptothek, Munich, Leo von Klenze (1816)

fig. 14. Altes museum, Berlin, Karl Friedrich Schinkel (1823)

26

2.3.1 Functionele typen van exhibitie De geschiedenis van het museum als een archetype begint in de Renaissance. Het hof met standbeelden in het belvedère van het Vaticaan, ontworpen door Donato Bramate in 1509 (fig. 10), wordt beschouwd als het eerste architectonische bouwwerk dat speciaal is ontworpen voor het tentoonstellen van kunst. De meest prominente sculpturen werden tentoongesteld in de niches in de hoeken van het hof. In de zestiende eeuw ontwikkelde zich de galerij (fig. 11), die vorm kreeg als uitgerekte binnenruimte, meestal verlicht met ramen aan de lange zijde en die voornamelijk geschikt was voor het tentoonstellen van sculpturen en schilderijen. In 1581 introduceerde Bernardo Buontalenti de Tribuna (fig. 12), een achthoekige ruimte met een koepel als dak, dat in plaats van met het zijlicht van de galerij belicht werd met één centraal dakraam, wat zorgde voor een optimale belichting van de kunst. 9 Samen met de overkoepelde Rotunda, geïnspireerd op het Pantheon, vormen het hof, de galerij en de Tribuna de basistypen van de museumarchitectuur en gedurende lange tijd werden deze typen op een functionele manier gecombineerd. In de tweede helft van de achttiende eeuw behoorde de rotunda, op de een of andere manier gecombineerd met een galerij, tot het vaste repertoire van de museumgebouwen. Een voorbeeld hiervan is het Museo Pio-Clementino in het Vaticaan, gebouwd rond 1773-1780 en ontworpen door Michelangelo Simonetti, dat individuele tentoonstellingsruimten combineerde met een Rotunda dat als scharnierpunt werkte. Daarnaast zijn de museumontwerpen van de revolutionaire periode in Frankrijk bijna altijd opgebouwd uit een rotunda in het midden met vier interne galerijvleugels die de rechthoekige plattegrond verdelen in vier hoven. Een uitgesproken voorbeeld hiervan is het museum van Jaques-Nicolas-Louis Durand (p. 21). 10 Een aantal belangrijke voorbeelden in de hierop volgende ontwikkeling zijn de Glyptothek van Leo von Klenze (fig. 13), waarin de galerij cirkelt rondom een centrale Rotunda met hoven aan weerszijden; Het Altes Museum in Berlijn van Karl Friedrich Schinkel (fig. 14), waarin de galerij een circulaire tour maakt rondom een centrale Rotunda met hoven aan weerszijden; en het Kunsthistorisches Museum in Wenen van Robert Raschka, waarin de overkoepelde centrale hal niet alleen een tentoonstellingsruimte maar ook een trap bevat. (p. 23)


fig. 11. Galleria Palazzo Colonna, Rome, Antonio del Grande (1675)

fig. 10. Hof belvedère Vatican, Rome, Donato Bramante (1509)

fig. 12. Tribuna, Florance, Bernardo Buontalenti (1581)

27


11. Von Naredi-Rainer 2004, p. 23

12. Von Naredi-Rainer 2004, p. 26

13. Von Naredi-Rainer 2004, p. 27

fig. 17. Wilhelm Lehmbruck-museum, Duisburg

28

2.3.2 Architectuur en exhibitie Al in de negentiende eeuw werden pogingen ondernomen om een stilistische relatie te creëren tussen het museumgebouw en de objecten die erin tentoongesteld werden, wat resulteerde in het museum als gesamtkunstwerk.11 Maar al gauw bleek de nauwe ontwerprelatie tussen architectuur en tentoonstellingsmateriaal te star en weinig flexibel. In de eerste helft van de twintigste eeuw werd hierop gereageerd met een reeks van museumgebouwen, in de internationale stijl, die het monumentale karakter van de klassieke musea verwierpen. Het meermalen uitgebreide Museum of Modern Art in New York is hiervan een voorbeeld. Dit museum was, als tegenhanger van het gesamtkunstwerk, opgebouwd uit een geschakeld ensemble van tentoonstellingsruimten met een residentieel karakter. Daarnaast ontstond, met de Kröller-Müller museumuitbreiding van Henry van de Velde (fig. 15) als basis, het principe van een paviljoenachtig uitbreidbaar museum dat geïntegreerd in het landschap werd ontworpen. Een mooi voorbeeld hiervan is het Louisianna Museum dat meermalen uitgebreid werd (fig. 16). 12 Flexibiliteit werd een steeds belangrijker thema. Het begon met de scheiding van functionele units en leidde geleidelijk tot een onderscheid tussen permanente en tijdelijke tentoonstellingen. Het Wilhelm-Lehmbruck-museum in Duisburg (fig. 17), gebouwd in 1959, is een klassiek voorbeeld van de combinatie van een statisch en dynamisch museumdeel. Het statische museumdeel werd gevormd door betonnen platen en het dynamische deel was een glazen hal waarin de constructieve elementen naar het exterieur van de ruimten zijn verplaatst, waardoor alle typen lichtinval toegang tot de hal kregen. Daarnaast zorgden gestandaardiseerde installatiepunten ervoor dat ruimtelijke ontwikkeling mogelijk was. Uiteindelijk leidde dit tot het concept van ‘the living museum’ , ontwikkeld door de Hannover museumdirecteur Alexander Dorner. Hij beschouwde het museum niet als een tempel van eeuwige waarden, maar als een plaats waar de evolutionaire groei van onze culturele sterkten duidelijk wordt. Het mono-functionele museum werd verworpen en onder andere Walter Gropius pleitte voor het meest flexibele interieur denkbaar door het vermijden van vaste scheidingswanden. Het meest extreme voorbeeld is natuurlijk het Centre Pompidou in Parijs, gebouwd tussen 1972 en 1977, dat Renzo Piano en Richard Rogers zich voorstelden als een ‘flexibele container en dynamische communicatiemachine’. 13


fig. 15. KrĂśler-MĂźller museumuitbreiding, Otterlo, Henry van de Velde

fig. 16. Louisianna museum, Copenhagen, Jorgen Bo and Vilhelm Wohlert

29


Er werd gezocht naar een functionele methode om de kunst maximaal te dienen, wat leidde tot musea met uiterste flexibiliteit. Later bleek dit niet de meest geschikte methode en uiteindelijk is het Centre Pompidou dan ook opgedeeld in kleinere ruimten. Door een uitgebreide opvatting van kunst ontstond aan het eind van de 20e eeuw een steeds grotere diversificatie van het spectrum van museumgebouwen en de functionele speelruimte werd steeds breder, waardoor het museum zich ontwikkelde tot een ervaringsgerichte ruimte; een nieuwe publieke ruimte. Dit leidde tot een grote verscheidenheid aan architectonische ontwerpen. Er zijn dan ook weinig gebouwtypen die meer geschikt zijn voor het representeren van het zelfbeeld van architectuur, schommelend tussen fictie en functie. Als grondlegger van de gedachte, dat architectuur de kunst niet moet dienen maar het juist moet uitdagen, is het Guggenheim Museum in New York een onbetwist architectonisch kunstwerk, ondanks het feit dat het vaak bekritiseerd werd vanwege haar beperkte functionaliteit (fig. 19).

14. Von Naredi-Rainer 2004, p. 28

“For architecture, particularly because it understands itself to be art, the great challenge is still to design museums that are neither dormitories nor entertainment centres, but instead laboratories for sensory appreciation and unrelenting rational, critical reflection.” 14 Het is dus de vraag waar de nadruk komt te liggen binnen de balans tussen de functionele tentoonstelling van de kunst en de ervaring van de ruimtelijkheid. In hoeverre word het Nieuwe Media museum een flexibele container voor het steeds veranderende medium en in hoeverre moet de ruimtelijkheid de spanning tussen het materiële en het digitale uitbeelden? Kunnen de ruimten van het museum de veranderende ruimtelijke perceptie door nieuwe media uitbeelden of stimuleren?

30


fig. 18. Centre Pompidou, Parijs, Renzo Piano en Richard Rogers

fig. 19. Solomon R. Gugenheim museum, Ney York, Frank Lloyd Wright

31


3.3.3 Conclusie In de loop der tijd hebben musea zich ontwikkeld tot plekken voor maatschappelijke redevoering en educatie. De maatschappelijke rol is veranderd en als instellingen zijn ze populairder dan ooit tevoren. Zelfs zo populair dat mensen tegenwoordig naar een museum gaan, op zoek naar een zintuiglijke ervaring, “een experience”(aldus Neutelings en Riedijk), met de behoefte om te windowshoppen en gewoonweg even rond te slenteren. Musea krijgen, naast de educatieve functie die ze al hebben, steeds vaker de functie om mensen te vermaken. Musea hebben zicht ontwikkeld van functionele tentoonstellingshallen, via het “gezamstkunstwerk” en de functionele container (Centre Pompidou), tot een gebouwvorm die functionaliteit en flexibiliteit combineert met een ruimtelijkheid die de kunst stimuleert en eventueel uitdaagt. Juist omdat nieuwe media zich als kunstvorm in een constante stroom van ontwikkeling bevinden, is het belangrijk dat het museum flexibel en eventueel uitbreidbaar is. Met het gebouwontwerp van het Nieuwe media museum zal daarom worden gepoogd om een flexibele “experience” te creëren, met behulp van Le Corbusier’s Dom-ino systeem en Koolhaas’ strategie voor verticale continuïteit. Daarnaast onderscheidt het Nieuwe media museum zich van andere typen musea, doordat de kunstexpositie geen puur fysieke ervaring meer is. De spanning tussen het materiële en het digitale zal daarom als belangrijkste thema tot uitdrukking komen in het gebouw.

32


33


2.4 EEN ARCHITECTONISCHE TEGENSTELLING

15. Von Moos 2009, p. 38 16. Boom 2010

fig. 20. Dom-ino systeem, Le Corbusier

fig. 21. Principe schetsen Plan libre, Le Corbusier

34

Het Nieuwe Media instituut en de kapel zijn beide hele specifieke functies die ook in de ruimtelijke verschijningsvorm om een eigen kenmerkend karakter vragen. De architectuur voor deze totaal verschillende functies zal worden onderzocht met de theorie van twee tegenovergestelde architectonische benaderingen. Beginnend met de theorie van Le Corbusier’s ‘Dom-ino’ skelet, de grenzeloze open ruimte van de modernistische architectuur en de daaruit volgende theorieën. Dit zal de basis vormen voor het ruimtelijke principe van het Nieuwe Media Instituut, omdat het moet inspelen op de steeds ontwikkelende nieuwe media, waarvoor vloeiende, open, en flexibele ruimten gewenst zijn.

2.4.1 Dom-ino In 1914 ontwikkelde Le Corbusier het ‘Dom-ino’ systeem dat als voorbeeld diende voor de flexibele woning (fig. 20). Door het toepassen van beton werd het mogelijk een draagsysteem te maken, waarvan de delen met elkaar te combineren zijn. Het model bestaat uit een vloer-, een verdiepings- en een daktuinplaat van gewapend beton, ondersteund door slanke kolommen. De kolommen zorgen ervoor dat de gevels en tussenmuren geen last hoeven te dragen, waardoor de ruimtelijke indeling en de gevel vrij zijn. Een dubbele trap aan het uiteinde van de platen verbindt de verdiepingen. Het ‘Maison Dom-ino’ was een verdere ontwikkeling van het ‘plan libre’, een plattegrond die totaal vrij indeelbaar is. In de Villa Savoye (fig. 21), gebouwd tussen 1929 en 1931, die geldt als het manifest voor Le Corbusier’s vijf elementen voor een nieuwe architectuur, is het ‘plan libre’ duidelijk zichtbaar. Later stelde Le Corbusier voor dat de scheidingswanden beweegbaar moesten zijn: in één van de twee Weissenhof huizen in Stuttgart, gebouwd in 1927, gebruikte hij schuifwanden die de woonkamer ‘s nachts opdeelden in slaapkamers. Deze theoretische onderbouwing formuleerde Le Corbusier in 1927 als grondslag voor het Nieuwe Bouwen. 15 In de architectuur van het Nieuwe Bouwen werden de doorlopende horizontale strookramen vervangen door volledig glazen gevels. De binnen- en buitenruimten werden zo met elkaar verbonden, waardoor licht, lucht en ruimte werden gecreëerd. Drie bekende voorbeelden zijn de Van Nellefabriek in Rotterdam, het Sanatorium Zonnestraal (fig. 22) in Hilversum en de Cineac bioscoop in Amsterdam. Door een constructie van staal en beton werd een open plattegrond gerealiseerd met gevels van glas, waardoor de relatie tussen de binnenruimten en de buitenwereld werd versterkt. 16


fig. 22. Sanatorium Zonnestraal, Hilversum, Jan Duiker

35


fig. 23. Appartementen gebouw, Tartu Estland, Atelier Thomas Pucher en Bramberger

fig. 24. 1909 theorem: de wolkenkrabber als apparaat voor de productie van een oneindig aantal onafhankelijke locaties op één kavel, Rem Koolhaas

17. Cortes 2006, p. 19

36

Het Dom-ino systeem heeft een belangrijke basis gelegd voor de architectuur van nu. Een goed voorbeeld hiervan is het appartementencomplex van Atelier Thomas Pucher en Bramberger in Estland, gebouwd in 2008, waarin Corbusier’s schema bijna letterlijk zichtbaar wordt. De ramen liggen overal verdiept waardoor de vloeren worden ervaren als losse platen, die gedragen worden door een betonnen kolomstructuur. Dit in tegenstelling tot de gevels van het Nieuwe bouwen waar het glas vaak in het gevelvlak lag. De vrijheid wordt extra geaccentueerd doordat de vloerplaten op een speelse manier van elkaar verspringen in de gevel. Door dit systeem wordt de “gebouw –envelop” de onafhankelijke expressie van de architect.

2.4.2 Dom-ino & verticale continuïteit Terwijl de modernisten de horizontale continuïteit van ruimte en de vrije plattegrond uitvonden, zijn veel gebouwen van Rem Koolhaas ontworpen op basis van een onmogelijkheid: de totale vrijheid van de doorsnede. Deze architectonische strategie is ontwikkeld als reactie op de disconnectie tussen de verdiepingen in Manhattan’s wolkenkrabbers (fig. 24). In Delirious New York beschrijft Koolhaas dat deze disconnectie ontstaat, omdat de sequentie van stapelen random is en de verticale verplaatsing arbitrair: het gebruik, de activiteiten en de iconografie van elke verdieping is onafhankelijk van de rest, waardoor ze kunnen veranderen zonder de structuur van het geheel aan te tasten. De verticale stapeling van vloeren dwingt tot een ruimtelijke segregatie ertussen en een onvermijdelijke compartimentering van het gebouwde volume. De ‘herovering’ van de doorsnede, zoals Koolhaas dat noemt, kan het best gedemonstreerd worden met het Centrum voor Kunst en Media Technologie (ZKM) in Karlsruhe (fig. 25), dat een evolutie van het Domino principe laat zien. Corbusier’s conventionele kolomstructuur is hier vervangen door een constructie met vierendeel liggers, die de ultieme vrije bezetting van de vloeren mogelijk maakt door de ‘afwezigheid’ van constructie. Het resultaat is een stapeling van extreem open vloeren van verschillende hoogten die verbonden worden met een doorgaande route van hellingbanen. Het gebouw is nog steeds onderworpen aan de ruimtelijke segregatie, inherent aan de stapeling van vloeren. 17 In een andere serie van projecten streeft Koolhaas naar het doorbreken van de isolatie tussen verdiepingen door er een continuïteit tussen te creëren. De Kunsthal in Rotterdam (1987-1992) (fig. 26) definieert hij als een systeem van kruisende hellingbanen, die de status van de


fig. 25. ZKM prijsvraag 1e prijs, Karlsruhe, OMA

fig. 26. Kunsthal, Rotterdam, OMA

37


18. Cortes 2006, p. 19

19. Koolhaas 1998, p. 1316-1317

38

individuele vloer opheft. Eén van de hellingbanen die als buitenruimte door het gebouw snijdt, kruist de hellingbaan die het auditorium vormt, waardoor het gebouw betreedbaar word. Eenmaal binnen kan men met een continue route van hellingbanen en expositiehallen, die elkaar kruisen, de daktuin bereiken. 18 In het project van de twee bibliotheken op de Jussieu Campus in Parijs (1993) (fig. 27-28), heeft hij een radicalere aanpak voor het probleem van de verticale disconnectie. Door vloeren in de doorsnede te vervormen, verandert de scheiding van de vloeren in een continue ervaring. (Koolhaas, Content p. 79) De gestapelde vloeren, doorkruist door een raster van kolommen uit het Dom-ino diagram, veranderen in een transportband die zich dicht en open vouwt in de ruimte, in een poging om de grenzen tussen horizontale bezetting en de verandering van het niveau te vervagen. 19 (Juan Antonio Cortés) Daarnaast vormt het gebouw een voortzetting van de omgeving:

20. Koolhaas 1998, p. 1320-1325

“These surfaces, a vertical, intensified landscape, are then urbanized: the specific elements of the libraries are reimplanted in the new public realm like buildings in the city... all the planes are connected by a single trajectory, a warped interior boulevard that exposes and relates all programmatic elements. The visitor becomes a Baudelairean flâneur, inspecting and being seduced by a world of books and information, by the urban scenario”. 20

fig. 28. Bibliotheek op de Jussieu campus, Parijs, OMA

De flexibiliteit van Le Corbusier’s Dom-ino systeem wordt zo gecombineerd met een vloeiende boulevard die de bezoeker verleidt met één thematische wereld. Petra Schuck-Wersig beschreef dat mensen een museum bezoeken met het perspectief van de consument, zoekend naar een zintuiglijke ervaring, met de behoefte om te windowshoppen en rond te slenteren. Koolhaas’ transportband beantwoordt aan deze behoefte en de ruimten en onderlinge visuele relaties die daardoor ontstaan, zouden van het Nieuwe media museum als geheel een zintuiglijke ervaring maken. Zo kan er met de architectuur ingespeeld worden op de consumeer- en amusementswaarde van het museum.


fig. 27. Bibliotheek op de Jussieu campus, Parijs, OMA

39


21. Zevi 1974, p. 22 22. Carvalho 2011, p. 21

2.4.3 De omsloten ruimte Tussen 1940 en 1970 ontstond er een hernieuwde waardering voor de ‘omsloten ruimte’, als verzet tegen de open, oneindige ruimte van de modernisten. De benaderingen van Bruno Zevi, Luigi Moretti, Louis Kahn, Robert Venturi and Colin Rowe waren mijlpalen binnen deze discussie en zullen de basis vormen voor het ruimtelijke principe van de kapel. Deze moet de mogelijkheid bieden om zich af te zonderen in een ruimte die zich afsluit van de omgeving, zodat stimuli van het drukke stedelijke leven worden weggenomen. “Architecture is like a great hollowed out sculpture which man enters and apprehends by moving about within it” 21

fig. 29. Schetsen omsloten ruimte, Bruno Zevi

fig. 30. maquette, Luigi Moretti

40

In het boek Architecture and Space, How to look at Architecture (1948), beschrijft Bruno Zevi ruimte als de protagonist van architectuur. Architectuur zou niet afkomstig zijn van de som van lengten, breedten en hoogten van gebouwelementen die de ruimte omgeven, maar is volgens hem direct afkomstig van de leegte, van de omhulde ruimte (fig. 29), van de binnenruimte waarin men zich verplaatst. Architect Luigi Moretti probeerde dit te illustreren in het artikel Strutture e sequenze di spazi (1952) met foto’s van maquettes die de binnenruimten als massief volume lieten zien (fig. 30). Het binnenoppervlak van de muren diende als mal voor de gegoten maquettes. Hiermee wilde hij alleen de binnenruimte laten zien en daarmee de relevantie ervan benadrukken. Het resultaat was echter onrealistisch, omdat het zich niet relateerde aan de manier waarop de ruimte wordt ervaren. Het meest interessante aspect van Zevi en Moretti’s redevoering is de beschrijving van de binnenruimte als de positieve ruimte die zich definieert door het negatief van de omhullende muren en daarnaast het statement dat de binnenzijde van de muren het element is dat de ruimte vormt, onafhankelijk van de dikte van de buitenvorm. 22 Louis Kahn bekritiseerde de vrije plattegrond van Le Corbusier en Mies van der Rohe. Hij probeerde de constructie niet te laten verdwijnen uit de open ruimte zoals Mies dat deed, maar hij liet de ruimte binnendringen in de constructie. Kahn noemde dit holle stenen, waarin de dienende functies zoals vluchttrappen en ventilatieschachten werden ondergebracht. De constructie en dienende functies werden geïntegreerd in de omhulling van de ruimte, waardoor de ruimte omhuld lijkt te worden door een dikke massieve wand, een ogenschijnlijke dikke envelop, terwijl die eigenlijk is opgebouwd uit dunne wanden (fig. 3132). Zo wordt hetzelfde beeld gecreëerd als in de Romeinse ruïnes


fig. 31. Mikveh synagogue, Israel, Louis Kahn

fig. 32. first unitarian church, ronchester, Louis Kahn

41


23/24. Carvalho 2011, p. 23 25. Carvalho 2011, p. 25

fig. 33. Het principe van de ogenschijnlijke dikke envelop, Robert Venturi

fig. 34. Barokke bedevaartskerk van Vierzehnheiligen, Balthasar Neumann

fig. 35. Nolli kaart, Rome, 1748

en middeleeuwse kastelen, maar met de bouwmethoden van deze tijd. Dit heeft ook invloed op de lichttoetreding in de ruimtes binnen het gebouw, die niet alleen plaatsvindt door daklichten, maar ook door de diepe openingen gevormd door de dikke muren.23 In het boek Complexity and contradicion (1966) verwijst Venturi meerdere malen naar Kahn’s theorie. Het inzetten van dienende ruimten om een ogenschijnlijke dikke envelop te creëren, als ook de open poché’s in de muren van Romeinse en Barokke architectuur (fig. 34), zijn volgens hem alternatieve middelen om een verschillende binnen- en buitenenvelop te krijgen. Deze disconnectie tussen de binnen en buitenkant van het gebouw was gebruikelijk in de traditionele architectuur. Maar in de Westerse architectuur van de 20e eeuw was er een humanistische aanname dat het wenselijk is om een morele relatie tussen de twee te creëren. De modernisten deden dit met de horizontale continuïteit, waardoor een relatie tussen binnen en buiten ontstond. Kahn daarentegen, ontwierp zowel van binnen naar buiten als van buiten naar binnen, wat zorgt voor de nodige spanning, die volgens Venturi veel mogelijkheden biedt. In veel gevallen is de tussenruimte belangrijk voor het diffuus laten binnentreden van licht. 24 Colin Rowe onderzocht, doormiddel van workshops, hetzelfde probleem op een andere schaal. Hij streefde ernaar om de nadruk te leggen op het figuratieve belang van de publieke ruimten in traditionele steden, in tegenstelling tot de neutrale omgeving van de bebouwde massa. Hij gebruikte Nolli’s methode met kaarten, waarin de bebouwde massa zwart gekleurd was en de ruimte eromheen wit (fig. 35), zodat de stedelijke open ruimten opvallen: de pleinen, de straten, de binnenplaatsen van paleizen en kloosters, als wel de afgesloten ruimten met een publiek karakter. Dit noemde hij de lege positieve ruimte in de negatieve poché van de stedelijke bouw massa . De overeenkomsten tussen de besproken theorieën over omsloten ruimte is, dat de nadruk ligt op de leegte die gevormd word door de massa eromheen, die als mal werkt. In tegenstelling tot Le Corbusier’s benadering van architectuur met gestandaardiseerde gebouwelementen, is deze benadering van de leegte in essentie gebaseerd op natuurlijke processen zoals water- en winderosie en artificiële ingrepen zoals opgravingen en uithollingen. Een goed voorbeeld zijn de natuurlijk geërodeerde kliffen aan de kust van het Ierse eiland Inis Meáin. De natuur lijkt hier te werken met de precisie van een menselijke ingreep. De kliffen hebben een strakke geometrie en de scheuren splijten de rotsen in prisma-vormige blokken. De Tempel van Mercury in Baiae

42


ItaliĂŤ (fig. 36) daarentegen, is artificieel uitgehold uit een rotsachtige helling met de ideale vorm voor een uitholling: een cirkel in plattegrond en koepel in doorsnede. Door een grote oculus in het plafond valt er licht op de vijver in het midden van de tempel.

fig. 36. Tempel van Mercury, Baiae ItaliĂŤ

43


26. Dettingmeijer, p. 42

44

2.4.4 De hut versus de grot In essentie hebben we, met de architectonische benadering van het Dom-ino systeen en de omsloten ruimte, de twee uitersten binnen het wezen van de architectuur besproken. Al sinds de Romeinse tijd werd het maken van onderkomens als het wezen van architectuur beschouwd. Bij het zoeken naar beschutting onderscheidt architect en theoreticus Vitruvius het schuilen in grotten en daarnaast het schuilen onder bomen, dat leidt tot samenbinden van takken en later timmeren van de eerste hutten, als oorsprong van de architectuur. De nadruk valt in de latere eeuwen steeds meer op de mythische eerste ‘primitieve hutten’ waarvan de architectonische ordening door middel van zuilen zou zijn afgeleid. 26 In essentie is het ‘Dom-ino systeem’ dus afkomstig van de ‘primitieve hut’ en de ‘omsloten ruimte’ van ‘de grot’ met beide een andere benadering van de leegte die daardoor wordt gevormd. Door deze twee tegenovergestelde benaderingen in één gebouw toe te passen zal er een architectonische tegenstelling ontstaan, die benut kan worden door de beschreven kwaliteiten van de twee benaderingen op een efficiënte manier te combineren. Het nieuwe media-instituut en de kapel zullen een totaal verschillende ruimtelijke ervaring bewerkstelligen, passend bij het karakter van elke functie.


45


46


3. ARCHITECTONISCHE ANALYSE

47


48


3.1 PROGRAMMATISCHE CASE STUDIES

49


3.1.1 Eyebeam New York - Mvrdv - 8200 m2 De prijsvraag voor het nieuwe media instituut in 2001 was gesitueerd in New York. Het zou het eerste instituut in de stad worden dat enkel bestemd zou zijn voor nieuwe media kunsten en tegelijkertijd ook het grootste in de Verenigde Staten. De voorstellen van Diller Scoficio + Renfro en van Mvrdv kregen respectievelijke de eerste en tweede plaats. Beide bureaus gaan op hun eigen manier om met de spanning tussen het materiĂŤle karakter van architectuur en de immateriĂŤle conditie van de virtuele ruimte. Het programma dat het gebouw moest omvatten bestond uit woningen, tentoonstellingsruimtes, een educatief centrum met multimedia klaslokalen, een nieuwe media theater, een digitaal archief, een restaurant en een boekenwinkel. Terwijl traditionele musea zich richtten op de conservering en het tentoonstellen van kunst, re-positioneert het Eybeam instituut de architectuur van het museum als een lopend onderzoek naar de relatie tussen wetenschap en kunst, met behulp van nieuwe media. Het combineert educatie, onderzoek, productie, communicatie en tentoonstelling. 27

fig. 37. Eyebeam prijsvraag: Mvrdv

50


fig. 38. Eyebeam prijsvraag: DillerScofidio

51


Mvrdv volgde exact de uiterst toegestane gebouw envelop, zodat een maximaal volume onstond. De uit twee lagen bestaande schil bevat de installaties, circulatie en de controlekamers voor licht en akoestiek en functioneert tegelijkertijd als een continu projectiescherm aan de binnenzijde. Hierdoor ontstaat een enorme leegte die vrij ingevuld kan worden met programmatische elementen, waardoor een oneindige uitbreiding en aanpassing mogelijk is. De verhuurbare ruimten voor productie overspannen als een serie van holle balken de ruimte van de ene naar de andere gevel en hebben allemaal een verschillende oriëntatie en formaat. De overgebleven leegte tussen de balken noemt Mvrdv een eindeloze “galaxy” voor de continu veranderende media. In de gevel wordt de eindeloze “galaxy” zichtbaar als een geperforeerde schil en de holle balken als gaten waar overdag licht invalt en ‘s avonds licht uit schijnt. Het ruimtelijke principe van Diller Scofidio + Renfro bestaat uit een soepel lint dat golft van de ene naar de andere zijde van het gebouw. Het lint heeft net als de schil van Mvrdv een dubbele laag, echter hier tussen zitten alleen installaties. Aan de ene zijde van het lint bevinden zich de ateliers voor productie en aan de andere zijde het museum en het theater voor de presentatie van de nieuwe media. De manier waarop het lint golft zorgt ervoor dat de productie- en presentatieruimten elkaar infiltreren, waardoor de technische processen worden geconfronteerd met hun effecten; werkende mensen met bezoekers; het prozaïsche met het poëtische. De presentatie- en productieruimten vereisen verschillende methodes ten aanzien van lichttoetreding: terwijl de productieruimten zowel natuurlijk als artificieel licht nodig hebben, is het in de tentoonstellingsruimten erg belanrijk dat een strenge licht- en geluidregeling mogelijk is.

52


fig. 39. Diagram Eyebeam prijsvraag: DillerScofidio

fig. 40. Diagram Eyebeam prijsvraag: DillerScofidio

53


3.1.2 ZKM Karlsruhe - OMA/Rem Koolhaas - 31000 m2 Het voorstel dat OMA deed voor het centrum voor nieuwe media kunsten in 1992 was gesitueerd in de periferie van Karlsruhe. Koolhaas beschreef de relatie met de stad als volgt: “ It doesn’t try to become a subtle part of the town; rather, with its huge scale, it becomes a modern focal point and symbolically looks ahead into the new age of information where the relationship between art and technology (as well as the past and future) becomes more critical” Koolhaas zag het instituut als een laboratorium dat open was voor publiek, om de ongrijpbare relatie tussen kunst en technologie te onderzoeken. Het programma bestaat uit een museum voor nieuwe media kunsten; een museum voor moderne kunst; onderzoeks- en productiefaciliteiten voor muziek, video, en virtual reality; een theater voor media; een collegezaal; en een media bibliotheek. Het programma is ruimtelijk georganiseerd volgens het principe dat Koolhaas “vertical pancaking” noemt. De zalen zijn simpelweg op elkaar gestapeld en daar omheen bevinden zich alle dienende elementen zoals de technische ruimten, de laadruimte en ook de kantoren. Hierdoor krijgt iedere expositiezaal een eigen dienende ruimte, van waaruit de zaal bevoorraad kan worden. De verschillende programmatische elementen zijn hierdoor gescheiden en beconcurreren en beïnvloeden elkaar in wat Koolhaas de “Darwinian Arena” noemt. De plaatsing van de zalen in de kern van het gebouw is een logisch gevolg van het feit dat het instituut zich focust op media kunsten en daarom dus veel donkere ruimten nodig heeft. Alleen de bovenste verdieping is hierop een uitzondering; zij ontvangt licht van bovenaf, mede omdat het restaurant zich hier bevindt. Het moelijk grijpbare idee dat kunst en technologie samen komen, heeft Koolhaas proberen op te lossen met de enorme schaal, waar de tegengestelde elementen tegengesteld aan elkaar blijven en hun unieke eigenschappen behouden. De publieke route door het gebouw begint buiten met een brede hellingbaan en gaat met een continue route van hellingbanen en roltrappen aan de noordzijde omhoog totdat de bovenste zaal bereikt wordt.

fig. 41. ZKM locatie, Karlsruhe, OMA

54


fig. 42. ZKM programma analyse, Karlsruhe, OMA

fig. 44. ZKM maquette, Karlsruhe, OMA

fig. 43. ZKM routing analyse, Karlsruhe, OMA

fig. 45. ZKM interieur, Karlsruhe, OMA

55


In plaats van een woud van kolommen toe te passen die inbreuk zouden doen op ruimten zoals een theater, gebruikt Koolhaas twee massieve wanden en een aantal vierendeel liggers die daar tussen een overspanning vormen. De zalen zijn hierdoor helemaal vrij van constructie en zijn vrij in te delen met exposities. De kern en de dienende elementen daar omheen worden omhuld door een schil die aan vier zijden verschillend is. Dit zorgt voor een zekere relatie tussen de inhoud van het gebouw en de omgeving: De Oost gevel grenst aan de brede hellingbaan die toegang biedt tot het ZKM en vormt het gezicht van het gebouw. Het is bekleed met een metalen grid dat bedoeld was als een billboard om informatie op te projecteren; de Zuid gevel is bekleed met gegolfde polyesterplaten die de technische ruimten erachter verhullen; in de Westgevel zijn glazen bouwstenen toegepast, waardoor het een sober aanzicht krijgt met een aantal kleine ramen die zicht naar buiten bieden; en aan de Noord gevel bevindt zich een glazen atrium met daarin de roltrappen, hellingbanen, trappen en balkons, die zo een visuele connectie met de stad hebben en een mogelijkheid bieden om te ontsnappen aan de technologie in het gebouw.

56


fig. 46. ZKM analyse dienende functies en constructie, Karlsruhe, OMA fig. 47. ZKM gevelmaterialen, Karlsruhe, OMA

57


58


3.2 ARCHITECTONISCHE CASE STUDIES DOM-INO VERSUS DE GROT

59


3.2.1 De Kunsthal - OMA/Rem Koolhaas De Kunsthal, 1992, is gelegen tussen een drukke hoofweg en een netwerk van musea in het museumpark in Rotterdam. De ligging van het gebouw laat het functioneren als een poort naar de culturele instellingen erachter. Daarnaast is er een hoogteverschil tussen de Zuid-zijde waar de hoofdweg (Westzeedijk) loopt en de Noord-zijde waar het museumpark zich bevindt. Het gebouw is daarom opgedeeld door twee routes: een weg die parallel loopt aan de Westzeedijk; en een publieke hellingbaan die de Zuid-zijde met het museumpark verbindt. Het gebouw combineert drie tentoonstellingsruimtes die samen en apart gebruikt moeten worden, een auditorium en een restaurant met een eigen ingang. Het gebouw wordt echter opgedeeld in vier delen door de twee doorkruisende routes. Het is zo ontworpen dat de sequentie van de vier losse ervaringen wordt verbonden met een continue spiraal. De hellingbaan die als buitenruimte door het gebouw snijdt, kruist de paralelle en tegenovergestelde hellingbaan die het auditorium vormt, waardoor het gebouw betreedbaar word. Eenmaal binnen kan men met een continue route van hellingbanen en expositiehallen, die elkaar kruisen, de daktuin bereiken. Doordat de hellingbanen elkaar kruisen opent of sluit het uitzicht zich langzaam naarmaate men verder loopt en heeft men zicht op verschillende niveau’s tegelijk. Hiermee tracht Koolhaas de verandering van niveau te vervagen.

fig. 48. Kunsthal diagram verbonden vloeren, Rotterdam, OMA

fig. 49. Kunsthal locatie, Rotterdam, OMA

60


fig. 50. Kunsthal analyse programma, Rotterdam, OMA

fig. 51. Kunsthal analyse routing, Rotterdam, OMA

fig. 52. Kunsthal doorsnede maquette, Rotterdam, OMA

61


Zo verschillend als de tentoonstellingsruimtes zijn, zo verschillend zijn ook de constructieve systemen van de volumes die de Kunsthal vormen. Het auditorium heeft een kolomstructuur, parallel aan het hellende vlak; de bovenste hellingbaan staat op een lineaire rij van kolommen, gelijk aan de diagonale richting van de hellingbaan; en de grote daglichthal is een grote ruimte zonder kolommen. De afwisseling van ogenschijnlijk goedkope en dure materialen maakt het gebouw tot een ruimtelijke collage. Er is travertin en geteerd beton toegepast in wisselende combinaties met grote glasvlakken. Elke gevel is een autonome eenheid: de gevel aan de Westzeedijk functioneert als een etalage en de installatietoren wordt gebruikt als billboard ter promotie van tentoonstellingen.

fig. 53. Kunsthal constructie systeem, Rotterdam, OMA

62


fig. 54. Kunsthal maquette, Rotterdam, OMA fig. 55. Kunsthal gevelmaterialen, Rotterdam, OMA

63


3.2.2 Casa Y2K Rotterdam - OMA/Rem Koolhaas Het ontwerp voor het Y2K huis is een voorstel dat OMA in 1998 deed voor een klant die een grote tuin en een weiland tot zijn beschikking had. Het huis zou uitzicht hebben op een enorm groen landschap en is ontworpen met het benodigde pragramma, zoals de keuken en de badkamer, rond één centrale open ruimte waar de familie samen kan komen en van het uitzicht kan genieten. Alles om de centrale ruimte heen werd ontworpen als een systeem van tunnels: fig. 56. Casa Y2K schets, Rotterdam, OMA

“Everything other than the central space became an external element or a body where all the organs were on the outside and where the skin is used on the inside.” (Koolhaas) De dikke schil, die aan vier kanten de centrale ruimte omhult, bevat het totale programma van het huis, zodat de centrale ruimte enkel hoeft te dienen als focus op het uitzicht. Het volume van de dikke schil kan worden gezien als één grote opslagruimte waarin alle andere belangrijke onderdelen van het huis, zoals de woonkamer, de keuken, de werkruimten, zijn uitgehold. Hierdoor zou het huis enerzijds bestaan uit totaal open, abstracte ruimten en anderzijds totaal gesloten, mysterieuze ruimten die de rommel, installaties en andere benodigdheden bevatte. Door een systeem van uithollen en perforeren zouden er zuivere ruimten ontstaan: “een huis zonder muren”, omdat dit systeem ervoor zorgt dat er geen losse wanden meer aan te wijzen zijn. Voor de materialisering werden er twee opties ontwikkeld. In de eerste zou de massa opgebouwd kunnen worden met echte massieve materialen aan zowel de binnen- en buitenkant, zodat de uitgeholde ruimten absoluut en onvermengd zijn. In de tweede zou de massa met translucente materialen worden gemaakt, zoals translucent beton, zodat de rommel vaag doorschijnt en daardoor toont dat er geleefd wordt.

64

fig. 57. Casa Y2K massa maquette, Rotterdam, OMA


fig. 58. Casa Y2K maquette, Rotterdam, OMA

65


fig. 59. Casa Y2K plattegrond, Rotterdam, OMA

66


fig. 60. Casa Y2K maquette, Rotterdam, OMA

67


3.2.3 Furnas monotoring and research centre San Miguel (Portugal) - Aeres Mateus Het onderzoekscentrum, 2008-2010, staat aan de voet van een beboste berg, op een grasvlakte die grenst aan een meer. Het gebouw is het grootse van de groep gebouwen rond het meer. Mateus wilde met dit ontwerp een duidelijke relatie aangaan met het karakter van het Azores landschap, door een vorm toe te passen die overeenkomt met het collectieve geheugen van het eiland. Het archetypische volume is daarom simpel en compact en heeft een hellend dak. Karakteristiek voor de vorm van het gebouw is een onafhankelijkheid tussen de binnen- en buitenschil in zowel de doorsnede als in de plattegrond. Het gebouwvolume representeert zich van buitenaf als een simpel en helder object met een trapeziumvormige plattegrond en hellend dak, terwijl het van binnenuit ervaren wordt als een gefragmenteerde sequentie van uithollingen uit een massieve steen. De snedes zijn zo gemaakt dat ze tegelijkertijd een overgang tussen onderlinge ruimten creëren, zonder conventionele gaten in wanden te hoeven maken. Mateus gebruikt hier een hiërarchische methode van uithollen, waarmee hij alle ruimten genereert: van de grootste tot de kleinste ruimte. Eerst wordt de binnenplaats uitgehold, vervolgens de hoofdruimten, de secundaire ruimten en daarna eventuele circulatieruimten. De overblijvende dikte van de omhullende schil wordt gecreëerd door de ruimte tussen de binnen- en buitenschil te vullen met de dienende functies zoals sanitair, bergingen en installatieruimte. Hierin komt Venturi’s differentiatie tussen binnen- en buitenschil duidelijk naar voren.

fig. 61. Research centre, San Miguel, Aeres Mateus

68


fig. 62. Research centre doorsnedes, San Miguel, Aeres Mateus

fig. 63. Research centre plattegrond, San Miguel, Aeres Mateus

69


Het gebouw is opgebouwd met een gewapend betonnen constructie en is van buiten bekleed met basalt uit de omgeving. De uitgeholde hoofdruimten zijn bekleed met massief hout, waardoor er ook qua materialiteit een contrast ontstaat tussen de binnen- en buitenschil. Elke stap in het hiĂŤrarchische proces van uithollen heeft een andere materiaaltextuur door kleine verschillen in de positionering van de houten planken. Hierdoor wordt het uithollingsproces ook in de materialiteit zichtbaar.

70


fig. 64. Research centre binnenplaats, San Miguel, Aeres Mateus

fig. 65. Research centre hoofdruimten met massief hout, San Miguel, Aeres Mateus

71


72


4. ARCHITECTONISCHE INGREEP

73


4.1 EEN ARCHITECTONISCHE INGREEP De rivier creëert een afstand die het eiland van de stad scheidt; de stad keert zijn rug naar de rivier; er is een slechte verbinding met het stedelijke weefsel en de occasionele overstroming van het eiland zorgt ervoor dat een groot deel niet geschikt is voor bebouwing. Dit maakt het eiland Stvanice tot wat het op dit moment is: een oase van rust binnen de hectiek van het Praagse stedelijke leven. Het eiland manifesteert zich als ‘leegte’ tegenover de ‘massa’ van de dichte stad, zoals dat ook bij La Villette het geval is. Het eiland ligt lager dan de kades langs de rivier en de weg die hier overheen gaat, wat samen met de breedte van de rivier afstand van de stad creëert. We hebben de fringe eerder gedefinieerd als een inverse of tegengestelde wereld, met een afwijkende ruimtelijke organisatie, die een psychologische afstand kan creëren van de omringende stad. Afgezien van de overvloed aan natuur en een leegte die afwijkt van de dichte stad, bezit het eiland ook eigenschappen die afdoen aan het tegengestelde karakter van de fringe. Langs de Zuid-zijde van het eiland loopt een weg voor de toegang van auto’s, met daarlangs een strip van omheinde tennisvelden en kleine gebouwtjes. De artificiële zuid-kade van het eiland en de aangrenzende sluizen creëren een toenadering tot de stad. Door een nieuw architectonisch element te introduceren op het eiland, die de ‘stedelijke’ strip vervangt, met een ruimtelijke organisatie die afwijkt van het stedelijke weefsel er omheen, zal de tegenstelling tussen fringe en stad worden vergroot.

4.1.1 Een onder- en bovenwereld

fig. 66. Geërodeerde opening in het aardoppervlak

74

Er word een artificiële snede gemaakt in de ‘massa’ van het eiland waardoor er een dieper liggende ‘leegte’ ontstaat, vergelijkbaar met een geërodeerde opening in het oppervlak van de aarde. De ruimtelijke vorm van de ingreep is gebaseerd op regels die ongekend zijn voor zowel het eiland als het stedelijke weefsel er omheen. Het vormt een nieuwe laag in de overgang van de stad naar het eiland: Vanuit de verdiepte snede ervaart de bezoeker de dramatiek van de muur die hem ervan weerhoudt om de natuur die er bovenuit steekt te bereiken. Eenmaal aangekomen bij de muur vangt hij net een glimp op van het licht dat door de boombladeren het einde van de tunnel in schijnt. Deze tunnel zal hij moeten doorkruisen om de natuur op het eiland te bereiken. De bomen aan de rand van het eiland belemmeren het zicht op de stedelijke omgeving. Eenmaal aangekomen aan de rand


De onderwereld

Oude stadhuisplein Oude stadsplein

Wenceslas plein

De onderwereld in vergelijking met het stadscentrum

75


Park

Sluizen

Hoofdweg

Stadscentrum

76


77


Eiland en verdiepte snede plattegrond

78


79


van het eiland kan over het water van de rivier de stad uiteindelijk worden waargenomen. Barrière na barrière moet worden gepasseerd om uiteindelijk de stad te kunnen waarnemen. Lopend over het golvende oppervlak van de verdiepte snede, ‘schampt’ de bezoeker de brug die over het eiland heen gaat, de natuur die boven de muur uitsteekt en de gebouwen van de stad zelf, zonder de stad daadwerkelijk te bereiken. Door het introduceren van een thema van onbereikbaarheid en tegenstelling, die vorm wordt geven met een architectonische ruimtelijkheid die men niet kent, zal men de fringe ervaren als een ‘andere wereld’. Hierdoor ontstaat een psychologische afstand van de stad die de fringe optimaal laat functioneren als refuge van het drukke stedelijke leven. Dit is te vergelijken met de methode die volgens Rem Koolhaas de pretparken in Coney island zo succesvol maakte. Koolhaas beschrijft dit als volgt in Delirious New York: “Steeplechase park was thought up by Tilyou, who saw it as a place with innocent pleasures inside it - opposite to the corruption outside as a first step towards rehabilitation. He isolated the park from its surrounding environment by placing a wall around it, which made the opposition even stronger. The park became an enclave and the wall repressed the signs of pleasure inside it.” “Thompson borrowed the idea of the enclave for Luna park, but used a double isolation by introducing a system of metaphorical meaning. He used a theme to give the park a magical dimension.” “Where Luna insists on its otherworldliness by claiming an outrageous alien location, Dreamland relies on a more subliminal an plausible dissociation: its entrance porches are underneath gigantic plaster-ofparis ships under full sail, so that metaphorically the surface of the entire park is “underwater”, an Atlantis found before it has ever been lost” De verdiepte snede in het eiland vormt een metaforische ‘onderwereld’ en het bouwwerk dat hier bovenuit steekt vormt samen met het eilandoppervlak een ‘bovenwereld’. De onder- en bovenwereld vormen samen de fringe, die de rehabilitatie van de moderne stedeling in deze refuge verhult voor de stad.

80


Eiland langsdoorsnede

Eiland dwarsdoorsnede

Eiland langsdoorsnede ingezoomd op west zijde

81


4.1.2 Programma Het gebouwontwerp in dit onderzoek combineert een museum voor nieuwe media kunsten en educatief centrum met een kapel voor verschillende gelovigen en ongelovigen. Het programma van het museum bestaat uit expositieruimten en het educatieve centrum uit een winkel, een leeszaal, een auditorium dat ook als nieuwe media theater functioneert, multimedia klaslokalen, een digitale bibliotheek, een restaurant en een digitaal archief. Individuele zelfreflectie wordt zo gecombineerd met gezamenlijke reflectie over een thema dat een enorme impact heeft op de huidige maatschappij. Dergelijke processen verlopen het best wanneer men afstand neemt van het dagelijkse leven en de hiervoor beschreven refuge biedt hier de mogelijkheid toe. Het gebouw kan worden gezien als een instituut, dat open is voor iedereen en de impact van nieuwe media op de samenleving uitbeeldt.

82


Programma

83


4.1.3 Contextuele relaties De bovenwereld creĂŤert, in tegenstelling tot de onderwereld, allereerst een duidelijke relatie met de directe omgeving en naarmate het gebouw hoger komt ook met het centrum van Praag. De onderbouw richt zich daarom naar de meest aantrekkelijke kade van het eiland, de noord kade, en de bovenbouw verandert in stappen van richting, waardoor de bovenste verdieping zich naar het einde van de rivier en het stadscentrum van Praag richt. De bovenste verdieping dient als eindpunt van de expositieroute en biedt zo de mogelijkheid om terug te kijken op de stad, zodat men de afstand tot de stad ervaart en wordt uitgedaagd tot een reflectie op de huidige samenleving. De toekomst, in de vorm van een nieuwe media expositie, komt hier samen met het heden en het verleden, in de vorm van het uitzicht op het stadscentrum. Andersom zien de bewoners van Praag de bovenste verdieping van het museum boven de boomtoppen van het eiland uitsteken. Het museum toont zichzelf zonder zich direct helemaal bloot te geven. Ook biedt dit de mogelijkheid voor het museum om de stad met nieuwe media te confronteren, door middel van, bijvoorbeeld, nachtprojecties op de gevel.

84


Richting Stadcentrum

Richting Eiland kade en tegenoverliggend park

Contextuele relaties en gebouwvorm

85


4.1.3 Positie Het gebouw representeert zichzelf doormiddel van een ambiguïteit tussen een ‘lichte’, vloeiende, transparante bovenwereld en een continuering van de ‘zware’, duidelijk gedefinieerde onderwereld die het zicht juist ontneemt. De continuering van de onderwereld kan worden gezien als een uitgerekte ‘filosofische muur’ die men moet doorkruisen om in de bovenwereld te komen. De kapel is onderdeel van deze overgangsruimte tussen onder- en bovenwereld. Hierdoor krijgt de kapel een soort anonimiteit, omdat hij zich ‘verstopt in de muur’ en bij geen van beide werelden hoort. De bezoeker is daarom even helemaal weg van de wereld, zodat hij zich enkel en alleen kan richten op zelfbezinning. Het Nieuwe media museum vormt de bovenwereld, waartoe men alleen toegang krijgt nadat men een systeem van uithollingen in de ‘filosofische muur’ heeft doorkruist. Deze tunnel dient samen met de onderwereld als reiniging van de geest voor- en nadat die is gebombardeerd met impulsen in het nieuwe media museum. Het transparante en vloeiende karakter van de bovenwereld met vrije plattegronden vormt een geschikte basis voor de constant ontwikkelende nieuwe media.

86


Ruimtelijk gebouwconcept

87


88


89


1:500 gebouw in de directe situatie

90


91


4.1.4 Scenografie en sculptuur Door een hiërarchische methode van uithollen, vergelijkbaar met die van Aeres Mateus, worden alle ruimten in de ‘filosofische muur’ gegenereerd. Eerst word de route van het verdiepte plein naar het museum uitgehold, vervolgens twee routes naar de kapel en daarna de kapel zelf. De ogenschijnlijke dikte van de omhullende schil wordt gecreëerd door de ruimte tussen de binnen- en buitenschil te vullen met de dienende functies van het museum en de kapel. Hierdoor ontstaat een differentiatie tussen binnen- en buitenschil waardoor de ruimtelijke vorm van de kapel onvoorspelbaar wordt, wat bijdraagt aan de anonimiteit ervan.

fig. 67. Casa Y2K massa maquette, Rotterdam, OMA

92


Ruimtelijk methode van uithollen: drie stappen

93


Ruimtelijk methode van uithollen: eindresultaat

94


95


1:200 verdieping -2

96


97


1:200 verdieping -1

98


99


1:200 langsdoorsnede

100


101


1:200 dwarsdoorsnede

102


103


De artificiële snede in het eiland die de onderwereld vormt, is geïnspireerd op zandafgravingen en geërodeerde openingen in het aardoppervlak. Zo is ook de materialisatie hiervan afgeleid om de bezoeker het gevoel te geven dat ze zich in een opgraving bevinden, die zich onderscheidt van zijn omgeving. De betonnen bak, het golvende oppervlak van het plein en de tunnel naar het museum bestaan uit vergelijkbaar materiaal en textuur, namelijk: gepolijst beton met een bruingele tint voor het vloeroppervlak; en beton met een bruingele tint voor de bak en tunnel. Het wordt op locatie gestort met een bekisting met achterconstructie, zodat er geen centerpennen gebruikt hoeven worden. De onderwereld krijgt zo een materialiteit en kleur die doet denken aan de geërodeerde opening. Daarnaast is het maakproces minder zichtbaar, omdat er geen centerpengaten zijn, en komt het meer overeen met een natuurlijke opening in de aarde.

104


105


De kapel wordt niet direct vanaf het plein betreden, maar via twee tunnels, een hellingbaan voor invaliden en een trap voor andere bezoekers,in de filosofische muur. Dit zorgt voor een uitgestelde route, via een opeenvolging van transities van visuele relaties en licht en donker, die het contemplatieproces stimuleert. De uitgeholde filosofische muur is ruimtelijk vergelijkbaar met een grottenstelsel. De tunnels naar de kapel en de kapel zelf hebben een afwijkende materialiteit, om aan te geven dat ze niet behoren tot de onderwereld en ook niet tot de bovenwereld. Er wordt een warm roodbruin betonoppervlak gecreĂŤerd met een ruwe uitstraling, door het te bekisten met houten planken. Op deze manier werkt ook de materialiteit mee aan de dissociatie tussen de buitenschil en de binnenruimtes. Daarnaast geeft de ruwheid aan dat de kapel zich in de filosofische muur bevindt.

106


107


De Kapel is ontworpen voor verschillende groepen gebruikers. Om te anticiperen op het gebruik van zowel moslims als christenenen, heeft het gebouw een dubbele orièntatie. Doordat de binnenschil door de buitenschil snijdt ontstaat er een daklicht met een directe lichtinval. Er ontstaat zo een Zuid-west oriëntatie voor christelijke gebruikers. De Zuid-oost oriëntatie richting Mekka ontstaat door de dubbele schil op verschillende plekken te doorboren. Door de diepte van de gaten ontstaat een diffuse lichtinval.

108


Zuid-west oriĂŤntatie Christenen

Zuid-oost oriĂŤntatie richting Mekka

109


Tunnel van onder- naar bovenwereld

110


111


Het paviljoenachtig uitbreidbare museumtype, uit de eerste helft van de twintigste eeuw, vormt in dit ontwerp de basis voor het museumtype. Voornamelijk de inbedding in de natuur, die daar een grote rol speelde, zal ook in dit ontwerp terugkomen; echter in drie dimensies, in plaats van enkel het horizontale vlak zoals daar het geval was. Zoals ook bij het Kröller Müller museum het geval was, werden veel musea uitgebreid met doodlopende vleugels. Door de route van de lineaire vleugels in zowel verticale als horizontale richting te vouwen, vergelijkbaar met Koolhaas’ strategie voor de Jussieu bibliotheek en ze bovenin te verbinden ontstaat een oneindige loop. Het Nieuwe media museum bestaat enerzijds uit een voor publiek toegankelijke route voor redevoering en educatie, die het materiële en het tastbare van nieuwe media verbeeldt en anderzijds een expositieroute, die het digitale en ontastbare van nieuwe media verbeeldt.

fig. 68. Principe van knippen en vouwen in de Bibliotheek op de Jussieu campus, Parijs, OMA

Van doodlopende vleugel naar oneindige loop (Kröller Müller plattegrond)

Relatie met de natuur in drie dimensies

112


Publieke route

Expositie route

113


Samen representeren de routes het parallelle bestaan van een immanente virtuele wereld naast een fysieke wereld. De twee continue routes draaien om elkaar heen zonder dat ze toegang tot elkaar hebben en ontmoeten elkaar uiteindelijk boven in het restaurant. De wijze waarop de routes om elkaar heen zijn gevouwen zorgt ervoor dat de digitale wereld van de expositie en de materiĂŤle wereld elkaar incidenteel infiltreren. Doordat ze elkaar steeds kruisen, op een manier die vergelijkbaar is met de Kunsthal van Koolhaas, ontstaan er momenten die zicht bieden op verschillende niveaus van de parallelle route. Er ontstaat zo een spanning tussen de twee werelden en onbegrip over hoe men kan oversteken en wat zich daar afspeelt, zoals dat in het dagelijkse leven van veel mensen ook het geval is als er over een digitale wereld word gepraat. Omdat de expositieroute bovenin het gebouw verbonden is met de publieke route, zou het expositiedeel uit kunnen breiden door een deel van de publieke ruimten over te nemen.

114


Publieke- en Expositieroute als continue kruisende loop

115


Kruisen van publieke- en expositieroute

116


117


ZIcht vanuit publieke- naar expositieroute

118


119


#

$

%

&

#

$

%

&

#

$

%

&

"

(

)

*

+

,

!

'

1:200 begane grond

120


J

<

@

<

K

L

M

=

M

?

B

;

:

9

8

7

6

5

4

1

3

2

/

1

0

/

.

-

>

C

D

E

F

G

H

I

A

J

<

@

<

=

121


_

`

_

d

j

e

f

c

_

g

d

e

f

a

g

d

`

i

N

O

P

X

Q

P

Y

R

Y

P

Y

S

T

U

V

W

Z N

[

\ U

l

n

o

p

]

Q

U

N

m

h

l

m

b

k

^

1:200 1e verdieping _

122

`

_

c

_

a

e

f

g


q

u

q

r

x

{

|

}

~

~

{

|

}

~

y

~

w

v

z

s

q

u

q

t

r

123


¡

1:200 2e verdieping

124


°

¦

¨

¦

´

µ

§

«

±

²

²

³

¬

³

©

¢

£

¤

¥

¥

ª

¯

­

¦

¨

¦

®

§

°

125


Ç

Ë

Ç

È

Ç

Ò

Ì

Ó

Ô

Ê

Ç

Õ

Ò

Ó

Ô

É

Õ

Ò

É

Î

·

¸

¹

Á

º

¹

Â

»

Â

¹

Â

¼

½

¾

¿

À

à ·

Ä

Å ¾

Æ

º

¾

·

Í

×

Ø

Ù

Ú

Ù

Ù

Ñ

Ö

Ï

Ð

Ç

1:200 3e verdieping

126

È

Ç

Ë

Ç

Ê

Ç

É

Ó

Ô

Õ


æ

Û

Ü

Û

ì

í

î

Ý

î

à

ç

è

è

é

á

é

ß

Þ

ã

å

ç

ê

ê

ë

é

é

â

ä

Û

Ü

Û

Ý

æ

127


ð

ñ

ò

ó

ú

ò

û

ô

û

ò

û

õ

ö

÷

ø

ù

ü ð

ý

þ ÷

ÿ

ó

÷

ð

ï

1:200 4e verdieping

128


)

/

0

1

!

1

$

#

"

*

+

,

-

.

.

%

(

'

&

)

!

129


C

T

C

C

D

E

R

F

G

M

C

H

E

F

G

N

H

E

S

X

Y

Z

[

[

[

B

2

3

4

<

5

4

=

6

=

4

=

7

8

9

:

;

> 2

?

@ 9

A

5

9

2

Q

\

]

^

_

`

]

a

b

c

d

]

e

^

P

W

I

J

K

L

V

O

U

1:200 5e verdieping C

130

C

C

C

D

T

M

N

F

G

H


v

j

k

j

y

z

{

g

{

f

q

r

w

x

u

g

u

o

n

q

r

s

t

u

u

l

p

h

i

m

v

j

j

g

k

131


Het museum laat een tweedeling in de gevel zien, die gerelateerd is aan de dubbele route erachter. De publieke route heeft een dieper liggende glazen gevel, waardoor de vloerplaten loskomen (als representatie van het Dom-ino systeem) en ze naar het stadscentrum van Praag kunnen draaien. De vloerplaten zijn bekleed met licht weerspiegelende stalen platen, wat de lichte zwevende bovenwereld accentueert. Daarnaast zorgt de glazen gevel ervoor dat de binnenruimte en de natuur op het eiland visueel met elkaar verbonden worden. De expositieroute heeft een dubbele glazen gevel. De eerste laag ligt vijftien centimeter verdiept, is gezeefdrukt en heeft een blauwe kleurtint. Deze laag werkt als een filter voor de omgeving, die de bezoeker door de 3dbril van de nieuwe media naar de hierdoor vertekende omgeving laat kijken. Dit is gedaan om de bezoeker te laten realiseren dat nieuwe media in het dagelijkse leven de perceptie van ruimte verandert en vertekent, omdat het overal aanwezig is. Daarnaast presenteert het gebouw zich daardoor als een daadwerkelijk Nieuwe media museum naar de stad en is het van afstand herkenbaar. De tweede laag ligt nog zestig centimeter dieper en bestaat uit “smart glass�. De transparantie van het glas verandert naar gelang de elektrische spanning die op het glas staat. Dit biedt de mogelijkheid om de expositieruimtes in hun geheel te verduisteren.

132


133


1:500 gevel oost

134


1:500 gevel west

135


De expositieroute bestaat uit een schakeling van flexibele vloeren en luie trappen waar men op kan zitten en komt uiteindelijk uit op een platform dat uitzicht biedt over het centrum van Praag. Er zijn meerdere opties voor het gebruik van de ruimten, omdat het mogelijk is om de gevel plaatselijk te verduisteren en het systeemplafond meerdere aansluitpunten voor beamers biedt.

136


Optie 3: Nachtsituatie met de gevel als projectiescherm voor de stad

Optie 2: EĂŠn experience met projecties op vloer, wand en plafond (de ruimtes zijn geheel verduisterd)

Optie 1: Een tentoonstelling als sequentie van filmzalen, flexibele projectiewanden en kunstobjecten (de ruimtes zijn plaatselijke verduisterd)

137


Exositieroute: Filmzaal en tentoonstellingsruimte

138


139


140


141


4.1.5 Structuur De grot is in alles dienend aan het museum. Doordat de installatieruimtes, bergingen, archieven, laad- en losruimten en ook de kantoren zich in de massa van de grot bevinden, wordt het museum bevrijd van dergelijke grote dichte ruimtes. Alleen een minimale kern zorgt voor verticaal transport van lucht en water. Daarnaast vindt horizontaal transport van lucht en elektriciteit tussen de vloeren en het verlaagd plafond plaats. Zo kunnen op verschillende plekken in de expositieruimtes gemakkelijk beamers worden geïnstalleerd en tegelijkertijd krijgen de vloeren hierdoor meer dikte, waardoor de losse vloerplaten van Le Corbusier’s Dom-ino systeem duidelijker zichtbaar worden in de gevel. Ook constructief werken de grot en het museum duidelijk samen. De grot is, in de betonnen bak van het verdiepte plein, opgebouwd uit dragende betonnen wanden die tegelijkertijd ook dienen als fundering voor de kolomstructuur van het museum. Een doorlopende kern zorgt voor stabiliteit en verbindt de twee typen constructies met elkaar. Door deze samenwerking valt in de grot de constructie samen met de omsluiting van de ruimtes en waarborgt de kolomstructuur in het museum een flexibel indeelbare expositie.

142


143


144


145


4.1.6 Conclusie Door middel van een verdiepte snede in het eiland Stvanice wordt een metaforische onder- en bovenwereld geschapen. De architectonische ingreep op het niveau van het eiland introduceert, in combinatie met de ruimtelijke ambiguïteit van het gebouw, een thema van onbereikbaarheid doordat men meerdere transities moet ondergaan voordat de stad waargenomen kan worden. De bezoeker ondergaat een bepaalde dramatiek, omdat hij vanuit de laag van de stad moet neerdalen naar een verdiepte laag, gebaseerd op niet stedelijke, architectonische regels, voordat hij op het eiland terecht komt. Hierdoor zal men de fringe ervaren als een andere wereld en wordt de tegenstelling met de stad groter. De fringe kan niet als refuge functioneren als er geen reden is om er heen te gaan. Het nieuwe media museum en de kapel kunnen goed functioneren in een refuge, omdat de individuele en gezamenlijke reflectie die er plaatsvindt kan profiteren van een psychologische afstand van de stad. Anderzijds geven deze functies een grote groep van de bevolking een reden om het eiland te benutten als refuge. Met behulp van een architectonische ambiguïteit, in essentie gebaseerd op Le Corbusier’s ‘Dom-ino principe’ en de ‘omsloten ruimte’, wordt een metaforische onder- en bovenwereld geschapen, waardoor een psychologische afstand van de stad ontstaat.

146


147


148


149


150


151


152


153


154


5. BIBLIOGRAFIE

155


LITERATUUR > Koolhaas, R (1994) Delirious New York. United States of America: The Monacelli Press. > Koolhaas, R (1998) S,M,L,XL. United States of America: The Monacelli Press. > Antonio CortĂŠs, J (2006) Elcroquis. AMO OMA Rem Koolhaas. Madrid: Premio COAM Publicaciones. > De Waal, M (2013) De stad als interface hoe nieuwe media de stad veranderen. Rotterdam: nai010 uitgevers > Von Moos, S (2009) Le Corbusier elements of a synthesis. Rotterdam: nai010 uitgevers > Carvalho, R (2011) Elcroquis. Aires Mateus. Madrid: Premio COAM Publicaciones. > Von Naredi-Rainer, P (2004) Museum Buildings a design manual. Basel: Publishers for Architecture. > Bakker, D (2007) Architectuur in Nederland - jaarboek. Rotterdam: Nai uitgevers. > Zevi, B (1974) Architecture as space. How to look at architecture. New York: Horizon Press. > Dettingmeijer, R Ruimte in de architectuur: de grot, de hut, de tent en de leegte > Maas, W (2002) Elcroquis. Mvrdv. Madrid: Premio COAM Publicaciones.

INTERNET > Kristal, M (2002) Diller+Scofidio Eyebeam [online] Available at: http:// blog.daum.net/simcity6000/6075392> [Accessed 29 December 2013] > Oostdijk, B en Boom, S (2011) Maison Dom-Ino - archipedia [online] Available at: <http://www.architectenweb.nl/aweb/archipedia/archipe-

156


dia.asp?ID=6653> [Accessed 29 December 2013] > Boom, S en Griffioen, R (2010) Nieuwe Bouwen (Nederland) - archipedia [online] Available at: <http://www.architectenweb.nl/aweb/archipedia/archipedia.asp?ID=9479> [Accessed 29 December 2013] > Ellinbar (2012) Archive for Domino House[online] Available at: <http:// archidialog.com/tag/domino-house/> [Accessed 29 December 2013] > (2011) Building In Lagoa das Furnas / Aires Mateus[online] Available at: <http://www.archdaily.com/119676/building-in-lagoa-das-furnasaires-mateus/> [Accessed 29 December 2013] > OMA (1998) Y2K HOUSE, NETHERLANDS, ROTTERDAM [online] Available at: <http://www.oma.eu/projects/1998/y2k-house> [Accessed 29 December 2013] > Kroll, A (2011) AD Classics: Kunsthal / OMA [online] Available at: <http://www.archdaily.com/102825/ad-classics-kunsthal-oma/> [Accessed 29 December 2013] > Boom, S en Teunissen, M (2011) Kunsthal Rotterdam - archipedia [online] Available at: <http://www.architectenweb.nl/aweb/archipedia/ archipedia.asp?ID=4480> [Accessed 29 December 2013]

AFBEELDINGEN FIG. 1 > Museumsquartier Vienna. [photograph] Available at: <http://138.232.99.50/bilder/piclist3.php?-skip=16166&-max=1> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 1 > Thesauroi. [photograph] Available at: <http://3.bp.blogspot.com/_ ORbwhZylQ8o/TJTLB9i9A2I/AAAAAAAAE3g/Wa6KyJAuASY/ s1600/IMG_6485.JPG> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 2 > Museo Cospiano. [photograph] Available at: <http://www. entomologiitaliani.net/public/forum/img/velvet^20ant/20100212155110_ Ferdinando^20Cospi.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 3 > Instituut voor beeld en geluid. [photograph] Available at: <http:// projectbaltia.com/wp-content/gallery/michiel-riedijk_2/2-1017x1280.jpg>

157


[Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 4 > Instituut voor beeld en geluid. [photograph] Available at: <http:// www.petermoerman.nl/wp-content/uploads/2012/09/DSC8543.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 5 > Instituut voor beeld en geluid. [photograph] Available at: <http://www. urbancapture.com/wp-content/uploads/2013/01/130105-1457-Institutefor-Sound-and-Vision-Hilversum-The-Netherlands.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 6 > DillerScofidio Eyebeam. [photograph] Available at: <http://www. webalice.it/fortedo/pag,6/DillerScofidio,-EYEBEAM-MUS.gif> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 7 > Mvrdv Eyebeam. [photograph] Available at: <http://24.media.tumblr. com/tumblr_lijvmq5uFZ1qip7xeo4_500.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 8 > Chicago Tribune. [photograph] Available at: <http://www. chicagosavvytours.com/apps/blog/show/3100088-chicago-tribunetower-competition-entries-1922> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 9 > Asymptote Eyebeam. [photograph] Available at: <http://www.docstoc. com/docs/72775654/STUDIO-ASYMPTOTE> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 10 > Belvedere Vatican Donato Bramate. [photograph] Available at: <http://c1038.r38.cf3.rackcdn.com/group2/building12953/ media/02gn0p6.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 11 > Galleria Palazzo Colonna Antonio del Grande. [photograph] Available at: <http://www.oisn.org/wp-content/uploads/2013/11/Intro_ GalleriaColonna.jpg> [Accessed 25 Jan 2014].

158


FIG. 12 > Tribuna Bernardo Buontalenti. [photograph] Available at: <http:// www.partodacatania.com/wp-content/uploads/2013/08/musei-italianiuffizi1.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 13 > Glyptothek Leo van Klenze. [photograph] Available at: <http:// classconnection.s3.amazonaws.com/327/flashcards/830327/jpg/ glyptothek1328648457064.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 14 > Altes museum Karl Friedrich Schinkel. [photograph] Available at: <http://soa.syr.edu/faculty/bcoleman../ARC603/images/analysis. altes.600.gif> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 15 > KrĂśller MĂźller museum Henry van de Velde. [photograph] Available at: <http://www.kmm.nl/images/upload/Image/Het^20museum/ bezoekersinfo_400.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 16 > Louisianna museum Jorgen Bo Vilhelm Wohlert. [photograph] Available at: <http://annageemag.files.wordpress.com/2012/07/310a. jpg^3Fw^3D579^26h^3D233> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 17 > Wilhelm Lehmbruck-museum. [photograph] Available at: <http:// www.goruma.de/export/sites/www.goruma.de/Globale_Inhalte/ Bilder/Content/D/Deutschland_Duisburg_Lehmbruckmuseum_ Haupteingang_1600.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 18 > Centre Pompidou Renzo Piano Richard Rogers. [photograph] Available at: <http://articulacioncultural.files.wordpress.com/2013/06/ pompidou1.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 19 > Solomon R. Gugenheim museum Frank Lloyd Wright. [photograph] Available at: <http://luffythekinguke.files.wordpress.com/2013/06/ prgs_guggenheim_museum_g081209_dh9.jpg> [Accessed 25 Jan 2014].

159


FIG. 20 > Dom-ino Le Corbusier. [photograph] Available at: <http://www. ilikethisblog.net/wp-content/uploads/2012/05/010.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 21 > Plan libre Le Corbusier. [photograph] Available at: <http:// project2imaginetomorrow.files.wordpress.com/2012/11/bin.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 22 > Sanatorium Zonnestraal Jan Duiker. [photograph] Available at: <http://www.full-stop.net/wp-content/uploads/2011/03/sanatorium_ zonnestraal_sv1_jpg_470x406_q85.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 23 > Residential Thomas Pucher Bramberger. [photograph] Available at: <http://i1.ytimg.com/vi/y8tLJI_Dgp8/maxresdefault.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 24 > 1909 theorem. [photograph] Available at: <http://porousearth.files. wordpress.com/2012/09/ab-walker1.jpg^3Fw^3D1024> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 25 > ZKM. [photograph] Available at: <http://www.google. nl/imgres?imgurl=http://static.zhulong.com/photo/sma ll/200607/06/71384_7_0_0_560_0.jpg&imgrefurl=http://mypaper. pchome.com.tw/souj/post/1325435901&h=265&w=365&sz=19& tbnid=g2UM73YfjU512M&tbnh=191&tbnw=264&zoom=1&usg=__ kHUGKmT0PKSoO_279-kGerloSlM=> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 26 > Kunsthal. [photograph] Available at: <http://www.zeroundicipiu. it/2012/02/01/iv/10/> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 27 > Library Jussieu OMA. [photograph] Available at: <http:// classconnection.s3.amazonaws.com/958/flashcards/514958/png/ slide231304889270134.png> [Accessed 25 Jan 2014].

160


FIG. 28 > Library Jussieu OMA. [photograph] Available at: <http://31.media. tumblr.com/tumblr_mctc2g3YuS1r0egoqo1_1280.png> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 29 > Enclosed space Bruno Zevi. [photograph] Available at: <http://4. bp.blogspot.com/-XFWiSskhtuI/T_Ikd59QgUI/AAAAAAAAAuM/ I5YGHi0el4c/s1600/z4.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 30 > Model Luigi Moretti. [photograph] Available at: <http://media-cacheec0.pinimg.com/236x/47/26/56/472656fd12da216382933fcc10221d bb.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 31 > Mikveh synagogye Louis Kahn. [photograph] Available at: <http:// data.greatbuildings.com/gbc/drawings/First_Unitarian_Plan.jpg > [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 32 > First unitarian church Louis Kahn. [photograph] Available at: <http:// data.greatbuildings.com/gbc/drawings/First_Unitarian_Plan.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 34 > Vierzehnheiligen Balthasar Neumann. [photograph] Available at: <http://classconnection.s3.amazonaws.com/53/flashcards/2782053/ jpg/vierzehnheiligenplan1366573856463.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 35 > Nolli map Rome. [photograph] Available at: <http://jamarchitecten.nl/ document/nolli-map/image/large/1.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 36 > Mercury Tempel Baiae. [photograph] Available at: <http:// roadrunnersguidetotheancientworld.files.wordpress.com/2013/05/ dome-1.jpg> [Accessed 25 Jan 2014].

161


FIG. 37 > Eyebeam Mvrdv. [photograph] Available at: <http://www.elcroquis.es/ media/public/img/Magazines/111/big/111_im_galx-_1_big.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 38 > Eyebeam DillerScofidio. [photograph] Available at: <http://www. strategies-research.ufg.ac.at/english/archive/images/diller4.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 39 > Diagram Eyebeam DillerScofidio. [photograph] Available at: <http://cthogge.files.wordpress.com/2010/01/img001. jpg^3Fw^3D189^26h^3D300> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 40 > Section Eyebeam Mvrdv. [photograph] Available at: <http://3. bp.blogspot.com/-XlDmiWHFrvI/Tzm9l_xdwnI/AAAAAAAAAro/ E1EGPeGxwsc/s1600/EYEBEAM^2B2_MVRDV.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 41 > ZKM location. [photograph] Available at: <http://www-bcf.usc. edu/~kcoleman/Precedents/ALL^20PDFs/Koolhaas_ZKM.pdf> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 42 > Eigen diagram FIG. 43 > Eigen diagram FIG. 44 > ZKM model. [photograph] Available at: <http://www-bcf.usc. edu/~kcoleman/Precedents/ALL^20PDFs/Koolhaas_ZKM.pdf> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 45 > ZKM interior. [photograph] Available at: <http://www-bcf.usc. edu/~kcoleman/Precedents/ALL^20PDFs/Koolhaas_ZKM.pdf> [Accessed 25 Jan 2014].

162


FIG. 46 > ZKM analysen dienende functies en constructie. [photograph] Available at: <http://www-bcf.usc.edu/~kcoleman/Precedents/ALL^20 PDFs/Koolhaas_ZKM.pdf> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 47 > ZKM gevelmaterialen. [photograph] Available at: <http://www-bcf. usc.edu/~kcoleman/Precedents/ALL^20PDFs/Koolhaas_ZKM.pdf> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 48 > Kunsthal diagram verbonden vloeren. [photograph] Available at: <http://www.bdonline.co.uk/pictures/300xAny/5/8/9/1687589_ Kunsthal_levels_ready.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 49 > Kunsthal locatie. [photograph] Available at: <googlemaps> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 50 > Eigen diagram FIG. 51 > Eigen diagram FIG. 52 > Kunsthal doorsnede maquette. [photograph] Available at: <http:// schatkamer.nai.nl/nl/projecten/kunsthal.html> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 53 > Kunsthal constructie systeem. [photograph] Available at: <http:// pablovillamil.com/wp-content/uploads/2013/06/Kunsthal-Structure.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 54 > Kunsthal maquette. [photograph] Available at: <http://schatkamer.nai. nl/system/pictures/93/original/m_0498_lg_3_a_m.jpg^3F1314113282> [Accessed 25 Jan 2014].

163


FIG. 55 > Kunsthal gevelmaterialen. [photograph] Available at: <http://www. archined.nl/nieuws/2012/engels/kunsthal-after-20-years/> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 56 > Casa Y2K schets. [photograph] Available at: <http://1.bp.blogspot. com/-gEazN-KYDhc/Tjh7mMPyLVI/AAAAAAAAAhY/mbBb8IxZ7UM/ s1600/b-oma-3.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 57 > Casa Y2K massa maquette. [photograph] Available at: <http://www. archined.nl/uploads/pics/Model_2.JPG> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 58 > Casa Y2K maquette. [photograph] Available at: <https:// lh5.googleusercontent.com/-lracoS8kcKM/TYeNmGpFcZI/ AAAAAAAAACU/tAUyXKsbD1I/s1600/y2k02.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 59 > Casa Y2K plattegrond. [photograph] Available at: <http://1. bp.blogspot.com/-gEazN-KYDhc/Tjh7mMPyLVI/AAAAAAAAAhY/ mbBb8IxZ7UM/s1600/b-oma-3.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 60 > Casa Y2K maquette. [photograph] Available at: <http://2.bp.blogspot. com/-dx_x5W-e5CQ/Tjh7lk89RUI/AAAAAAAAAhI/qNYkdqzUZV4/ s1600/b-oma-1.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 61 > Research centre Aeres Meteus. [photograph] Available at: <http:// adbr001cdn.archdaily.net/wp-content/uploads/2011/11/1811.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 62 > Research centre doorsnedes Aeres Meteus. [photograph] Available at: <http://ad009cdnb.archdaily.net/wp-content/ uploads/2011/03/1300153370-centre-section-detailed-02.jpg> [Accessed 25 Jan 2014].

164


FIG. 63 > Research centre plattegrond Aeres Meteus. [photograph] Available at: <http://ad009cdnb.archdaily.net/wp-content/ uploads/2011/03/1300153407-plan-01.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 64 > Research centre binnenplaats Aeres Meteus. [photograph] Available at: <http://ad009cdnb.archdaily.net/wp-content/ uploads/2011/03/1300153322-190.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 65 > Research centre hoofdruimten massief hout Aeres Meteus. [photograph] Available at: <http://ad009cdnb.archdaily.net/wp-content/ uploads/2011/03/1300153196-102.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 66 > GeĂŤrodeerde opening in het aardoppervlak. [photograph] Available at: <http://luirig.altervista.org/cpm/albums/nrcs4/2030-Gully-erosionfrom-uncontrolled-runoff--Kansas-.jpg> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 67 > Casa Y2K massa maquette. [photograph] Available at: <http://www. archined.nl/uploads/pics/Model_2.JPG> [Accessed 25 Jan 2014]. FIG. 68 > Principe van knippen en plakken OMA. [photograph] Available at: <http://1.bp.blogspot.com/_0vJEXt_o2jY/TBSK47gP5KI/ AAAAAAAAAeo/GDaR7NlLjtc/s1600/Untitled-1.jpg> [Accessed 25 Jan 2014].

165


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.