2 minute read

Ons voorhuisje

Arie en ik kopen in 2021 een woonboerderijtje in het Friese Munnekeburen – vlak achter Lemmer, in de Westhoek. Het rapport is eerlijk: er moet binnen vijf jaar een nieuwe fundering onder, anders wordt het onbewoonbaar verklaard. In dit gebied zijn door de combinatie van veengrond en afwatering tal van verzakkingen. De boerderij aan Gracht 7 is er slechts één van. Grote scheuren in de muren en de golvende houten vloer getuigen van het probleem. ‘Dat lijkt wel een skatebaan’, roept onze kleindochter tijdens de bezichtiging. Toch kopen we het. We zijn verliefd op alles wat wél mooi is. Het lelijke kunnen we veranderen – ik bedoel: kan Arie veranderen. Ik help met mijn twee linkerhanden waar ik kan. Maar waar gaan we wonen zolang we de voormalige stal van de boerderij aan het verbouwen zijn? Het kabouterachtige voorhuisje ziet er leuk uit, alleen de stank is ondraaglijk. Verder mist er een keuken en de cv hangt in de woonstal – die wij dus gaan verbouwen. Ons onderzoekje wijst uit dat huren te duur wordt en een unit of caravan brengt eveneens hoge kosten met zich mee. Dus wordt het toch het voorhuis. We maken grondig schoon en terwijl we er al wonen plaatst Arie een minikeukentje en nieuwe cv, ik verf muren geel en groen, passend bij de kleuren die er al zijn. Wij kunnen ons voorlopig zo wel redden. De woonkamer inclusief het keukentje is ongeveer vijf bij vijf meter, in de slaapkamer hebben we alleen ruimte voor een kapstok en de ‘badkamer’ blijft alle schoonmaakmiddeltjes ten spijt, dompig. Het laminaat in de gang krijgen we nooit meer schoon door de ingelopen vettige kleilaag van buiten en hetzelfde geldt voor de goedkoopste vloerbedekking in de woonkamer. Tijdens de eerste winter brengen we de avonden door met onze rug tegen de kachels, omdat het langs de muren zo tocht. ‘Wij wonen niet, wij kamperen’, zeggen we gekscherend tegen elkaar.

Maar tijdens de storm van 18 februari slaat de schrik ons om het hart. Vroeg in de avond gaan al twee muren in de stal om en, nog erger, de kap gaat op en neer. Met angst en beven kijken we er naar. Staanders die de zaak al maanden stutten, gaan nu één voor één om. Is dit einde verhaal voor het prachtige gebint van deze bijna negentig jaar oude boerderij? De nacht brengen we bezorgd door in de woonkamer van het voorhuisje. Ze kraakt en piept, maar houdt dapper stand. Om vier uur ’s morgens neemt de wind af en vallen wij, vlak bij de kachels, in slaap. Vijf uur later staan onze lieve buren Jawi, Corine, Wilco en Hillie op de stoep: ‘kom, we gaan de boel opruimen’. Dankbaar dat het zo goed is afgelopen gaan wij in de dagen, weken en maanden erna verder met verbouwen. Het vordert gestaag, met hoog oplopende kosten voor bouwmaterialen en nog wat andere, kleinere, tegenslagen. De vorderingen, zoals de nieuwe fundering, vieren we op Tweede Paasdag met gebakken tong en rijst voor buren. Ze biechten op dat ze nooit verwacht hadden dat Gracht 7 met z’n verzakkingsproblemen nog verkocht zou worden. De veel gestelde vraag of wij al spijt hebben van onze aankoop, begrijpen we best, maar beantwoorden we met een eerlijk nee.

Wij voelen ons gelukkig in ons voorhuisje. Bijna ieder weekend krijgen we kleindochters Amber Charlotte en Marjolein te logeren en ook onze 19-jarige Humirsa is op de zaterdagen en zondagen van de partij. Het past allemaal net, met luchtbedden in de woonkamer en Humirsa op het zoldertje met, tot haar grote afschuw, zo af en toe een muis.

We vragen ons nu al af: wat als de verbouwing achter de rug is, moeten we dan echt naar achteren verhuizen?

Lilian Brouwer

This article is from: