
3 minute read
Armoede
from Veranderd land
De „Franse Tijd” is voor veel Urkers bijzonder moeilijk geweest. De tyfusepidemie van 1808 had uit veel gezinnen de kostwinner weggerukt. Ook de Urker vissers die als marinesoldaat op de vloot voeren, moesten hun huishoudens brodeloos achterlaten. De oorlog met Engeland maakte de visserij op de Noordzee vrijwel onmogelijk. De smokkelhandel waar de Urkers voortdurend van worden beschuldigd, werd door de strenge controle na 1811 moeilijker. Alle schepen die buitengaats gaan, krijgen een soldaat aan boord die toezicht moeten houden. Gelukkig doet de overheid zoveel mogelijk om Urk te helpen. Tussen 1795 en 1813 krijgt men voortdurend ondersteuning en worden de belastingen regelmatig kwijtgescholden, maar men wist in Hoorn ook wel dat de neiging om belasting te betalen niet al te sterk was. Na 1810 reageerde men steeds nonchalanter op de Urker smeekbeden. Toch is het zeker dat een groot gedeelte van de bevolking op het randje van de bestaansminimum leefde. In het jaar 1812 krijgen 21 gezinnen met totaal 53 kinderen onderstand van de „Societeit van Moederlijke Weldadigheid”, bij de lijst met namen staat aangetekend: Deeze zijn alle noodlijdende Weduwen die haar mannen alle visschers zijn geweest en de anderen zijn ook alle arme menschen die haar mannen in dienst des Keizers zijn en bijna niets hebben om te eten of zich mede te dekken en Jannetje Frans Korf zijnde de vierde van onderen is een gebrekkige vrouw en heeft een allerongelukkigst kind wiens gelijke ik nog nooit heb ontmoet en Luutje Jans de Vries en Marretje Hermens Burger zijn ook beide gebrekkelijk. In een brief aan de Keizer van maart 1813 roepen de Maires van Urk en van Marken de goedgunstigheid in van Zijne Majesteit om de beide eilanden te helpen: Door den Keizer en Koning onze gelievden en Doorluchtigen Souverein geroepen. En met den moeilijken dock tevens Eervollen Post van Maire der Gemeentens van Urk en Marken vereerd, zoo wel om de beveelen en verordeningen van den Souverein in werking te brengen als om voor het belang en welvaart van onze Gemeentens te zorgen en den zelven aan onzen Souverein

85

voor te dragen, ten vollen overtuigt van den hoogen armoeden en kommervollen toestand onzer Gemeentes, zelvs zo dat de zelven op den rand van hun geheelen ondergang zijn gekoomen, veroorzaakt door den Langdurigen Oorlogh, welken den Buitenvisscherij, den voornaamsten taak van gestaan dezer beider Gemeentens is, als ook den soo heel soberen panharing visscherij op den Zuiderzee gedurende den Jaaren 1811, 1812 en tot dus toe ook van dit Jaar 1813, als ook het gemis van zoo veelen zeelieden voor den Maritieme Inscriptie den welken nu niet voor hunne veelal talrijken huisgezinnen kunnen zorgen en waardoor de armen daagelijks toenemen. Denwelken uit de armenkassen niets kunnen bekoomen aangezien derzelven Inkomsten die alien in effecten op het Rijk bestonden, die door de omstandigheden ten minsten twee derdens vermindert zijn. Het is in dezen indringende nood en kommervollen omstandigheden onzer Gemeentens dat wij ons gedwongen vinden, om alle venoyt van nalaatigheid zou het gebeuren dat de geheelen ondergang der Gemeentens die zonder kragtdadigen bijstand onvermeidelijk aanstaande is geschieden. Zoo is het dat wij ons door Tussenkomst van U Weledelen Heer Sous Prefect die met ons Levendig de armoeden der beider Eilanden gevoeld, wenden tot onzen doorluchtigen Souverein. Ons beider vriendelijk verzoek in dezen is dan dat U wel Edelen onzen Ernstigen voorspraak voor onzer gemeentens geliefd te zijn bij zijne Excellentie den Prefect van Ons Departement opdat de zel¬ ven zoo het moogelijk waaren bij onzen Souverein bewerkten, ten Eersten Vrijdom van alle Rijkslasten, als Personeel, Mobilair, de belasting op de gebouwen, deuren, vensters, Patenten en Zeerollen voor den tijd van vijftien achtereen volgende Jaaren. Ten tweeden dat voor zoo lang als de Zee Oorlogh duurt en visscherij en vaart op de Buitenzeeen stilstaan van Rijkswegen aan beide gemeenten worden verleend eenen Subsidie van Twee duizend Franken zoo tot onderhoud der benodigde Amptenaaren als Chirurgijn, Schoolmeester, vroedvrouw, inwendigen Administratien en ondersteuning der armen want zonder dezen gegeven Vrijdom en Subsidieen moeten deze beide Gemeenten onvermijdelijk ten gronde gaan en op houden te bestaan. Gedwongen door de zo menigvuldige en gegronde klachten onzer Ingezeetenen hebben

86

Aan de voet van de Berg, daar waar het paalscherm begon, was het domein van de Urker „kustvissers”. In kleine bootjes, soms met een sprietzeiltje, „scharrelden” ze wat op de Vormt ofdaaromtrent. Het zou een tafereeltje uit de I8e eeuw kunnen zijn.

87