ALLEMAAL KINDEREN verhalen uit de hele wereld
We hebben geen verhalen! Het is bijna altijd de eerste zin. Ik wacht de ouders op. Aan de speelplaats van de ene school. In de babbelklas van de andere school. Na de Nederlandse les in het gemeenschapscentrum. Ik overval hen een beetje met dit project. Maar heel snel is er ook nieuwsgierigheid gewekt.
Waar gaat dit precies over? Wat wil je precies weten? Het maakt eigenlijk niet zo veel uit. Zeg ik. Wat in je opkomt is interessant. Wat zomaar in je opkomt is van belang. Laten we naar binnen gaan. Er is koffie. Er is thee. Er zijn koffiekoeken. We kunnen praten. En dan zien we wel. Het is geen verplichting. Je moet niets vertellen. Je mag wel. Als het goed voelt.
3 INLEIDING
Er was verwondering wanneer ze vertelden. Ze waren verwonderd over hun herinnering, verwonderd dat zij aan het woord waren, verwonderd dat anderen aan hun lippen hingen. Ze kwamen te weten dat ze iets te vertellen hebben. Dit boek groeide uit een enthousiast idee om verhalen te vertellen. Verhalen die niet altijd verteld of gehoord worden. Iedereen heeft verhalen te vertellen. Er gaan stukjes van verhalen verloren met de tijd en met het vertrek uit een land. Met dit boek willen we verhalen van ouders doorgeven aan kinderen.
Vanaf 8 jaar kan je dit boek zelf lezen. Vanaf 5 jaar kan iemand je dit boek voorlezen. Sommige verhalen zijn gemakkelijker. Sommige verhalen zijn een beetje moeilijker.
4
•
Dit verhaal is gemakkelijk om te lezen
••
Dit verhaal is een beetje moeilijk om te lezen. Soms is er een moeilijk woord of een lange zin.
••• D it verhaal is moeilijk om te lezen. Het verhaal is een beetje
complex. Soms is er een moeilijk woord of een lange zin.
Leer je Nederlands? Vanaf niveau 2.2 kan je de verhalen met een beetje hulp lezen. Vanaf 2.3 kan je de verhalen zelf lezen.
6 10 16 22 28 32 36 42 48 52 56 60 66 72 78 84 88 92 94 100 104 114 120 126 132 138
5 I N H O U D S TA F E L
108
Schoenen • Boven slapen ••• Beresterk • • De Nijl • • • Krukje • • Hoogste boom ••• Henna • • • Dorpsgek • • • Hond • Kleine jongen • Twee mama’s • Kapmes • • Toekomst • • • Verstoppen ••• Militair • • • Baobab • • • Doorknippen •• • Verjaardag •• Fiets Papa is mijn God • • Bolleboos • • •• Hete appel •• Klein hapje Prof Arabisch ••• Ik ben ik •• Hoop ••• Op de stoel •
6
SCHOEN
In het land van het mooie meisje zijn kinderen niet verwend. Ze dragen de kleren van hun zussen en broers. Ze spelen samen met een bal van de kinderen uit de buurt.
7 SCHOENEN
EN
Ze maken ook zelf hun speelgoed. Altijd vinden ze wel iets op de grond. Op de straat of in het veld. Waarmee ze kunnen spelen. Of waarmee ze iets kunnen maken. Het mooie meisje helpt veel mee met mama. Ze leert brood bakken. En ze zorgt voor de koeien. Het mooie meisje krijgt niet veel nieuwe dingen. ‘Als je schoenen kapot zijn, krijg je er nieuwe uit Duitsland.’ Haar papa gaat binnenkort naar Duitsland. En hij doet haar deze mooie belofte. Mariam begint te wandelen. Ze stopt niet meer met wandelen.
8
Rond hun huis. Rond de school. Rond het dorp. Door de velden.
Tot de schoenen eindelijk kapot zijn. Want ze gaat nieuwe schoenen krijgen. Het maakt niet uit welke schoenen. Maar ze komen uit Duitsland. Dat is belangrijk. Wat zullen alle kinderen op school jaloers zijn!
9 SCHOENEN
BOVEN
10
Mama vindt dat het tijd is om te slapen. Maar Nadia en haar zus spartelen tegen.
11 BOVEN SLAPEN
‘Nadia, naar bed!’ Mama is ongeduldig en een beetje boos. Wat zijn de kinderen wild en ondeugend vanavond!
Neeeeee, wij willen nog een beetje spelen! De zusjes roepen het uit! Maar dan zien ze het boze gezicht van mama. Mama wil niet mee spelen. Met tegenzin lopen ze naar hun kamer. ‘Ik wil boven!’, probeert Nadia. ‘Je weet dat je daarvoor te klein bent, Nadia.’ ‘Maar ik wil het zoooo graag. En ik ben al groot genoeg!’
12
Nadia slaapt samen met haar zus. Ze hebben een stapelbed. Haar zus mag altijd boven slapen. Zij is de oudste. Maar vanavond overtuigt Nadia haar zus. Nadia mag boven slapen. ‘Niets aan mama zeggen’, fluistert ze haar zus toe. Ze huppelt de treden op naar boven. Opgewonden kruipt ze in haar nieuwe bed. Ze trekt de lakens hoog op tot onder haar neus. Ze valt snel in slaap. ‘Oppassen!’, zegt haar zus. ‘Er is geen rand aan het bed. Je kan er zomaar uitvallen.’ ‘Mmmmm’, mompelt Nadia, ‘alles is in orde!’ 13
Het geluid is oorverdovend in de stilte van de nacht. In een mum van tijd springt het licht aan in de kamer.
BOVEN SLAPEN
Boem p a t a t
Mama is vliegensvlug naar de kamer van de meisjes gelopen. Nadia ligt op de grond. Haar gezichtje naar beneden. Ze is uit bed gevallen en blijft stil liggen. ‘Nadiaaaaa’, haar mama schreeuwt het uit. Haar zus kijkt toe. Ze is zo geschrokken dat ze zelf geen woord kan uitbrengen. Nadia is bewusteloos. Mama schudt aan Nadia, maar een tijdje beweegt ze niet. Tot ze wakker wordt.
Wat is er gebeurd? Suf kijkt ze de kamer rond.
14
Ze ziet het bloed op de grond. Ze heeft pijn aan haar gezicht. Voorzichtig raakt ze haar mond aan. Bloed. Er is overal bloed aan haar gezicht en handen.
Mijn tanden!
Ze slaat haar handje voor haar mond. Mama streelt haar door de haren. ‘Rustig maar, mijn meisje, alles komt goed’. Twee dagen later moet Nadia naar school. Enkele van haar voorste tanden zijn gebroken. Ze schaamt zich ervoor de andere kinderen te zien. Ze wordt geopereerd. Maar pas over enkele maanden. Op school weet nu iedereen wat er gebeurd is met Nadia. 15 BOVEN SLAPEN
‘Nooit ga ik nog boven slapen!’, denkt Nadia. Mama heeft gelijk. ‘Later als ik groot ben ga ik hetzelfde doen. Ik ga mijn kleinste kinderen verbieden boven te slapen.’ ‘En ik ga het stapelbed veilig maken met hekjes. Zo valt er nooit meer iemand naar beneden.’
BERESTER 16
ERK 17 BERESTERK
Nadia is altijd bang haar mama kwijt te geraken. Haar mama heeft twaalf kinderen! Maar ze is zo sterk als een beer. Ze staat vroeg op, voordat alle kinderen wakker worden. En ze gaat slapen als de kinderen al lang slapen. Altijd is ze aan het werk voor de kinderen.
Ze kookt. Ze doet de was. Ze ruimt het huis op. Mama heeft het ontzettend druk. Maar Nadia hoort haar mama nooit klagen. Mama doet alles met een grote glimlach. Want ze houdt zoveel van haar kinderen. Ze doet alles met plezier. Mama ziet er nooit moe uit. Ze bruist van energie.
Blijf hier!
Ze bloost. Ze bruist. Ze kookt. Ze wast. Ze lacht.
18
‘Later wil ik net als mama worden’, denkt Nadia heel vaak. Haar mama is haar God. ‘Als ik mama maar nooit kwijtraak!’ Bij de oma van Nadia op het platteland is er een waterput. Op een dag is er een emmer in de put gevallen. Haar mama zwiert haar benen over de rand van de put. Ze verdwijnt langs de trappen diep in de put.
Blijf hier! Kom terug. Blijf hier! Kom terug.
Mamaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa schreeuwt Nadia.
19 BERESTERK
Ze schreeuwt heel luid en lang. Ze huilt en is enorm bang. Nee, nee, nee mama, dat mag je niet doen!
Nadia stikt bijna in haar tranen. Maar mama komt weer heelhuids boven. Met de emmer in haar handen.
20
Wanneer Nadia dertien jaar is wordt haar mama ziek. Nog nooit heeft ze haar mama ziek gezien. Mama is altijd bezig. Maar nu ligt ze in het ziekenhuis. Nadia beslist om niet naar school te gaan. Van de ochtend tot de avond zit ze naast het bed. Haar broers en zussen komen ook. Maar zij gaan opnieuw weg. Enkel Nadia laat haar mama geen seconde alleen. Ze huilt vaak. ‘Wat is er met haar mama? Waarom is ze ziek?’
Mama ligt met haar armen verbonden aan een infuus. Het is de eerste keer dat Nadia dat ziet. Waarom? Nadia is zo ontzettend bang. Haar mama is drie dagen in het ziekenhuis. En dan‌
mag ze naar huis!
Mama is zo sterk en onoverwinnelijk. Nadia gaat haar mama niet zomaar kwijt geraken. 21 BERESTERK
Soms is ze daar nog wel bang voor. Maar dan denkt ze terug aan die keren dat ze bang was. Dat het niet nodig was. Ze haalt diep adem. En ze begint opnieuw te spelen.
DE NIJL
23 D E N IJ L
Hashem groeit op aan de oever van de Nijl. Dat is de langste rivier van de hele wereld. De Nijl is blauw en vruchtbaar. Iedereen wil graag naast de Nijl wonen. Wie naast de Nijl woont heeft geluk. Want het zit er vol met heel veel lekkere vis. Hashem is best trots op zijn Nijl.
Zijn papa heeft een zeilboot en vaart vaak op de Nijl. Het gezin doet alle boodschappen met de boot. Papa is heel handig en kan goed varen met de zeilboot. ‘Als ik later groot ben, word ik net als papa’, zucht Hashem. ‘Ik ga de beste schipper van de wereld worden.’ Neeeeee! roepen zijn neefjes en nichtjes. ‘Ik ga de beste schipper worden!’ ‘Nee, ik!’ Ze trekken aan elkaars haar en rollen over de grond. Hashem en zijn neefjes en nichtjes spelen vaak samen. Ze lachen en vechten tot de zon ondergaat. Wanneer Hashem vijftien jaar is verhuizen ze naar Caïro. Hashem mist zijn geboorteplek, het dorp Aswan. Maar elke zomer gaat de hele familie terug naar Aswan. Nog altijd doen de mensen hun boodschappen per boot. Op een mooie dag ziet hij zijn neefjes en nichtjes terug. ‘Hashem!’, roepen ze bijna in koor. Wat is iedereen groot geworden. 24
He! roept hij plots. Ze liggen in het gras naast de rivier te rusten. ‘Gaan we de boot nemen en de rivier afvaren?’ Verbaasd kijken de andere kinderen hem aan. ‘We weten niet hoe we moeten varen’, zegt het neefje.
‘Het wordt tijd dat je eens iets durft’, zegt Hashem. ‘We zijn toch groot genoeg. Hoe moeilijk kan het zijn?’ Iedereen kijkt vol schrik naar elkaar. Maar ze voelen de opwinding in hun buik. Giechelend lopen ze naar de familieboot.
Wie gaat varen? roepen ze bijna in koor.
Ze zitten nu allemaal samen op de boot. Ze maken het anker los. De boot komt nu heel snel in beweging. Plots zijn ze in het midden van de rivier. Ondertussen gaan ze snel vooruit. ‘Wat moeten we doen?’ ‘Snel, wie kan varen?’ ‘We gaan zo snel!’ 25 D E N IJ L
Aaaaaa! Aaaaaa!
Ze gillen het uit! Niemand weet wat te doen. De boot gaat zo snel. Golven water pletsen op het dek. Ze huilen nu allemaal. ‘Ik wil hier niet dood gaan!’ Wat hebben we toch gedaan? Waarom hebben we niet geluisterd naar onze ouders?’
Maar wat zien ze daar? Daar zijn mensen aan het werk op de oever.
Help, help ons dan toch! 26
Geschrokken kijken de mensen op. Zoiets heeft het oude koppel nog nooit gezien. ‘Snel, ga een touw halen’, roept de man naar zijn vrouw. ‘Help’, roepen de kinderen. Daar komt de vrouw al met een touw aangelopen. De man neemt het touw aan en vertrekt in zijn boot. Hij gaat achter hen aan.
‘Hier, kinderen, vang dit touw’, roept de man. Met een krachtige zwier belandt het touw in het water. Hij gooit het touw nog eens.
Vangen!
Ja!
Ze hebben het touw gevangen. ‘Goed vasthouden’, schreeuwt de man. ‘Nu ga ik jullie naar de kant trekken.’ De kinderen blijven huilen.
27 D E N IJ L
Langzaam wordt de boot getrokken. Ze zijn bijna aan de oever. ‘We zijn gered’, roept de jongste. Hij laat zich door de vrouw op de oever zetten. Eén voor één worden ze van de boot gered. ‘Dat was nipt’, zegt zijn oudste neef. Snel veegt hij de tranen van zijn gezicht. De kinderen zijn opgelucht. De kleinsten liggen weer spelend in het gras. Ze zijn het avontuur al vergeten.
28
KR KJE KRUKJE
U
De zus van Zahra heeft op school iets gemaakt. Wat ziet het er bijzonder uit! Het lijkt op een klein schattig krukje. Het stoeltje kan ronddraaien. En de zus van Zahra heeft het heel mooi versierd.
29
Zahra kan haar ogen er niet van afhouden. Wat wil ze graag eens op het krukje zitten. Maar dat wil haar zus niet toelaten. De dag erna is haar zus even het huis uit. Zahra rent de kamer van haar zus binnen. Daar ziet ze het krukje. Tevreden zet Zahra zich neer op het krukje. Eindelijk kan ze er eens op zitten.
Auuuwwwww.
30
Wat is dat? Het doet zo’n pijn! Ze voelt een scherpe stekende pijn in haar poep. Zahra springt terug recht. Ze kan bijna niet meer lopen. En dan ziet ze het. Enkele vijzen en splinters steken uit het stoeltje. Daar is ze op gaan zitten.
Aaauuwwwww aaaauuwwwwww Zahra huilt en roept het hele huis bijeen. Haar mama komt aangelopen. Ze ziet haar dochter bloeden. Ze moeten zo snel mogelijk naar de dokter. Maar het is Suikerfeest. De meeste mensen werken niet. Mama en Zahra lopen huilend over straat. Enkele straten verder vinden ze een verpleegster. De verpleegster verzorgt haar wonden. En het krukje? Zahra vindt het niet meer zo schattig.
U
auw!
31 KRUKJE
auw!
HOOGSTE 32
BOOM
HOOGSTE BOOM
Mijn broertje en ik hebben veel vragen. We denken na over het leven. Maar we denken ook na over de dood.
33
‘Waarom gaat iemand dood?’ We vragen het aan onze mama. ‘Elk leven heeft zijn leeftijd.’ We worden plots heel bang voor de dood. Bang om mama of papa te verliezen. Bang om oma of opa te verliezen.
34
En ook bang om zelf dood te gaan. Voor we in slaap vallen zeggen we altijd:
Ik hou van je, mama, maar ik ben bang voor jouw dood.
‘Mama gaat lang leven, mijn schatjes.’ Mama probeert ons gerust te stellen. We geven elkaar kusjes en knuffels. Een tijdje later sterft oma. Mijn broertje en ik zijn heel verdrietig. Oma is dood en we gaan haar nooit meer zien.
We huilen om oma.
Mama knuffelt ons intens en lacht heel hard. Ze kan geen antwoord geven omdat ze bijna huilt.
35 HOOGSTE BOOM
‘Op een dag gaat jullie mama ook dood, mijn schatjes. Als iemand een erge ziekte heeft. Of als iemand heel, heel oud is. Dan gaan ze dood. Dat is zo in het leven.’ ‘Gaan we naar de hemel na de dood, mama?’ ‘Ja natuurlijk, als jullie braaf zijn! Waarom?’ ‘Omdat we jou willen zien als we naar de hemel gaan! Wacht je dan in de hoogste boom op ons, mama?’
HENNA 36
Vandaag is het henna-dag! Elke maand is het één dag henna-dag. De haren van de meisjes worden met henna gekleurd.
37 HENNA
Mama maakt Samera altijd blij. Behalve één dag per maand.
Zo gaat dat in de cultuur van haar mama. Henna is een natuurlijke verf. Maar mama gebruikt de henna om de haren te voeden. Zo gaan ze extra lang groeien. Samera heeft heel lang en dik haar. Ze wil wel heel graag kort haar. Maar dat mag niet van mama. ‘Een meisje moet lang haar hebben!’
Vandaag is het weer die dag van de maand.
Samera is er helemaal niet blij mee! Wanneer ze wakker wordt verstopt ze zich nog even. Ze kruipt heel diep onder de lakens. Misschien is haar mama het vergeten? Meteen na het ontbijt gaat ze buiten spelen. Mama heeft nog niets gezegd over haar haren. Samera is bijna blij. 38
Maar daar komt haar mama aan. Snel en kordaat grijpt ze Samera bij de arm. ‘Waar was je meisje? Je weet toch welke dag het vandaag is? Ga maar snel je haren nat maken en kom dan terug.’
Mama zit al klaar. Ze neemt de pot bruinoranje smurrie. De pot is wit en heeft een blauwe rand. Het hennapoeder heeft ze gemengd met water. Samera en haar zussen worden op een rij gezet. Tranen in hun ogen. Elke maand opnieuw.
Kwak.
39 HENNA
Mama plakt de smurrie op hun haren. Hun haar wordt heel zwaar en koud. Wanneer er genoeg henna in de haren zit, stopt mama. Ze bindt een doek rond hun haren. De henna moet nu drogen. Zo gaan de meisjes slapen.
Ze kunnen bijna geen houding vinden die gemakkelijk ligt. De volgende dag zijn de meeste haren droog. Maar boven op hun hoofd is het nog wat nat. In de zomer moeten ze dan van mama naar de tuin.
Hun haren moeten drogen in de warme wind. Samera en haar zussen lopen naar de poort. Zo komen ze op de straat. De poort leidt naar het zwembad en het speelplein. Gillend en spelend lopen ze ervandoor. En op de grond laten ze allemaal kleine ‘strontjes’ achter. De strontjes zijn opgedroogde stukjes henna uit hun haren.
40
Aan het zwembad hangen stoere jongens rond. De vrienden van haar broer. ‘Oh neen’, zegt haar zusje. ‘We hebben het nog gezegd aan mama.’ Ze zijn verlegen om de jongens. Mama heeft verteld dat de jongens nog zouden slapen. Snel lopen ze terug naar huis. Even later kijken haar broer en zijn vrienden naar de grond.
‘Moet je nu eens kijken’, zegt een vriend. ‘Hier ligt weer overal stront op de grond’. Ondertussen zijn de zussen thuis gekomen. Ze moeten hun haren wassen. Alle brokjes zijn eruit en mama spoelt hun haar met water. Daarna kamt ze door alle knopen in hun haren. Aaaaauwwwww Dan moet er shampoo in. De kleur van henna blijft uit hun haren stromen. Mama eindigt met olijfolie. Een flinke kwak olijfolie verdwijnt in hun haren. Zelfs enkele dagen later komt de henna er nog altijd uit. Samera gaat zwemmen met de klasgenootjes. Wanneer ze uit het water komt ziet ze een gele plas. Het is geen pipi. Het zijn restjes henna uit haar haren. 41 HENNA
42
DORPS GEK R
DORPSGEK
E
Heel lang geleden was er eens een dorp. De mensen uit dat dorp geloofden alles wat verteld werd. Zo werden er vaak heel gekke dingen verteld.
43
Eén jongen in het dorp gelooft nog meer dan alle anderen. Op een dag stuurt mama hem weg om te jagen. Ze wil graag een stukje vlees uit het bos om te verkopen. Na enkele uren komt de jongen terug met lege handen. ‘Maar jongen toch! Waarom heb je niets gevangen? Wat is er gebeurd?’ Mama klinkt teleurgesteld. De jongen kijkt mysterieus. Hij vraagt zijn mama om dicht bij hem te komen zitten. Hij fluistert haar een verhaaltje toe. Mama! ‘Ja jongen?’
44
Ik had net een fazant uit de lucht geschoten. Daarna liep ik door het bos naar huis. Plots zag ik een uil.
De uil was geïnteresseerd in de fazant. Dus vroeg ik hem hoeveel hij me wilde geven. ‘Want we moeten de fazant toch verkopen, mama?’ ‘Mama knikt.’ Ze ziet er triestig uit. ‘Mijn jongen denkt dat de uil kan praten’, denkt ze.
Oe—oe—oeeww
De volgende dag gaat de jongen opnieuw naar het bos. Plots staat de uil weer voor zijn neus.
45 DORPSGEK
De jongen vertelt verder. ‘Twee geldstukken, oe—oe’ ‘Drie geldstukken, oe—oe’ De jongen zegt dat hij de fazant verkocht heeft. Maar waarom heeft hij dan geen geldstukken bij? ‘Maar ik heb ze echt verkocht aan de uil.’ ‘Je bent gek’, zegt zijn mama. ‘Morgen ga je de fazant weer zoeken.’
Uil, hé uil!
Ik moet mijn geld hebben. Of mijn fazant! De uil vliegt langzaam verder en de jongen volgt hem. Plots komen ze in een grot terecht. In die grot ligt heel veel geld en goud. ‘Ik ga drie stukken nemen, zoals afgesproken.’ De jongen kiest er drie blinkende geldstukken uit. Huppelend gaat hij naar huis. ‘Hier, mama! Hier is het geld! Zoals de uil beloofd had!’
46
Zijn mama is verward. Hoe kan dit nu? Dit is goed nieuws. Maar mama wordt ook bang. ‘Morgen vertelt hij dit verhaal aan het dorp. Ze gaan me bestelen. En ze gaan op zoek gaan naar de grot. Hoe kan ik dit voorkomen?’
Mama denkt diep na. Dan bedenkt ze een slim plan. Ze moet ervoor zorgen dat het dorp haar zoon niet gelooft. Die avond maakt mama een heerlijke maaltijd klaar. Ze maakt veel soep.
Het heeft soep geregend maakt mama hem wijs.
De volgende dag gaat de jongen rond in het dorp. ‘De uil heeft me geld gegeven en het heeft soep geregend.’ De mensen lachen hem uit. ‘Die gekke jongen, toch. Wat zegt hij weer gekke dingen.’ 47 DORPSGEK
Het plan van mama werkt. De mensen geloven hem niet.
H
OND
49 HOND
Marie woont op het eiland Mauritius. Het eiland ligt in de Indische Oceaan. Dat is de grote zee tussen Afrika en AziĂŤ. Marie heeft vijf broers en een zus.
In Mauritius zijn veel honden. De honden zijn niet van hen. De honden zijn van niemand en van iedereen. Ze hebben geen baasje. Ze leven op straat. Soms geven de mensen de honden eten. De meeste honden zijn lief. Maar veel mensen zijn bang voor hen. De mama van Marie is ook bang. Marie gaat met mama op bezoek bij een tante. Het is al donker als ze naar huis gaan. Ze horen honden blaffen. Ze lopen sneller. Er zijn veel honden. Plots staan er drie honden voor hen.
50
De mama van Marie is heel bang. Mama grijpt Marie stevig vast. Ze draait zich weg van de honden. Haar nagels krabben in de armen van Marie.
Auw mama, auw! auw
Laat me los!
Maar mama laat Marie niet meer los. Ze voelt zich veiliger als ze haar dochter vastpakt. Mama laat Marie niet meer los tot ze thuis zijn.
Marie is verbaasd.
Wat moet Marie lachen als ze denkt aan deze wandeling!
51 HOND
Wat heeft ze een gekke mama. Zij heeft mama beschermd voor de honden. Moet het niet andersom zijn? Marie is zo klein en mager. En mama is zo groot en sterk.
52
KLEINE JONGEN 53 KLEINE JONGEN
Er was eens een Hongaarse stad. 7 × 70 jaar voor de president geboren werd. In die stad leeft er een klein jongetje. Hij is drie jaar oud.
Het jongetje huilt. ‘Waarom huil je zo?’, vragen de mensen. ‘Ik ben mijn mama kwijt!’, zegt het jongetje. ‘Hoe ziet ze eruit?’ ‘Mijn mama is de mooiste vrouw van heel de wereld!’ De burgemeester komt ook helpen. ‘Roep alle mooie vrouwen van de stad’, schreeuwt hij. ‘We gaan de mama van dit jongetje zoeken.’ Snel brengen ze een aantal vrouwen naar het jongetje.
Is dit jouw mama? Neeeeen! Neeeeen! zegt het jongetje. Neeeeen!
Mijn mama is veel mooier.
Neeeeen!
zegt het jongetje opnieuw.
Mijn mama is nog mooier.
De mensen vragen het overal in de stad. ‘We zoeken mooie vrouwen!’, roepen ze. Maar opnieuw schudt het jongetje zijn hoofd.
Neen. Neen. Neen. Neeeeeeeen Nog mooier. Mijn mama is nog mooier. nog mooier nog mooier Na een tijdje komt er een oude en treurige vrouw aan. ‘Mama’, roept het jongetje blij. Hij loopt naar de vrouw.
‘Hun ogen zijn blind, mijn jongetje.’ Ieder kind vindt zijn mama de mooiste mama van de wereld.
55 KLEINE JONGEN
‘Is dit jouw mama?’ De mensen kijken verbaasd. ‘Natuurlijk’, roept het jongetje gelukkig. ‘Dit is mijn mama!’ ‘Mama, mama, de mensen zien niet hoe mooi jij bent!’
TWEE MAMA MAMA’S 56
57 T W E E M A M A’ S
Dit is het land van Khadija. Hier hebben sommige kinderen een tweede mama. Want soms trouwt hun papa met meerdere vrouwen. Zo krijgt Khadija twee mama’s.
58
En ze is dol op haar tweede mama. Want zij is nog veel liever dan haar andere mama. Haar tweede mama geeft haar altijd zo’n warme knuffels. ‘Kom hier, meisje!’ Ze neemt haar mee op de zetel en houdt haar stevig vast. Khadija zakt veilig weg in haar stevige armen.
Op een dag is het heel koud.
Op de school van Khadija hebben ze geen verwarming. De kinderen hebben het zo koud. Ze rillen.
Ze vindt haar tweede mama zo lief.
59 T W E E M A M A’ S
Tijdens de speeltijd komt plots haar tweede mama. ‘Wat doet ze nu?’ Voor de deur van haar klas steekt ze een vuurtje aan. Haar tweede mama is naar school gekomen met houtblokken. Bij het vuur krijgen alle kinderen het warm. Wat is Khadija trots!
60
KAP MES
61 KAPMES
‘Hier jongen, een cadeautje.’ Sher pakt het aan. Hij kijkt naar het wonderlijke ding in zijn handen. Het is een kapmes. Vlijmscherp en zwaar. Zo eentje voor de grote mensen. Trots kijkt hij op naar papa’s vriend. Het is een mooi cadeau voor een jongen van drie jaar. Sher huppelt weg. Hij kan niet wachten om het kapmes te proberen. Wat zou hij kunnen omkappen?
En dan heeft hij een idee! Soms ziet hij zijn papa takken van de bomen snoeien. Hij gaat ook takken snoeien. Hij gaat het even goed, of beter, dan zijn papa doen. Blij loopt hij de grote tuin in. Hij gaat op zoek naar de grootste en mooiste bomen. Ze hebben een heel grote tuin. Er staan berken en wilgen aan de rand van de tuin.
En in het midden staan appelbomen, abrikozenbomen, kriekenbomen en amandelbomen. Sher kan niet kiezen welke boom hij eerst wilt snoeien. 62
De appelboom dan maar. Hij neemt zijn kapmes vast. Met alle kracht die hij in zijn kleine lijfje heeft.
Hak. Hak. Het hakmes komt pardoes neer op een tak. Er zit een diepe kap in. Maar de tak blijft aan de boom hangen. ‘Nog eens’, mompelt de kleine Sher. Opnieuw komt het kapmes hard op de tak terecht.
Hak. Krrrrrr De tak valt op de grond. Hij valt met een doffe krak en een scherp geluid. Dit is leuk! Huppelend loopt Sher rond in de tuin.
KAPMES
Kraaaaaaaak.
63
64
Af en toe hakt hij een tak van een boom. Enkele weken lang is dit de nieuwe hobby van Sher. Zijn papa zit met de handen in het haar. Hij ziet dat de takken van zijn bomen worden gesnoeid. ‘Wie doet zoiets?’ ’s Avonds praat hij erover met zijn vrouw. ‘Wat is dit toch een raar verhaal’, zegt zijn vrouw. Sher zwijgt. Maar dan krijgt zijn papa te horen wie de boosdoener is. De buurman heeft Sher gezien in de tuin. Hij vertelt het aan zijn papa. Zijn papa kan het niet geloven.
Mijn kleine Sher? Daar is hij toch niet sterk genoeg voor? Maar Sher vertelt alles. En het mysterie is opgelost!
65 KAPMES
TOEKOMS 66
T 67 TOEKOMST
Ibrahima groeit op in een klein dorpje in Guinee-Conakry. Zijn land ligt aan de oceaan in het westen van Afrika. Als hij opgroeit is er vaak geen elektriciteit in zijn dorp. Maar de kinderen vervelen zich niet.
Ze komen allemaal samen in een huis. Daar vertelt oma verhalen. Ze vertelt over de wolf. Met grote ogen kijken ze naar oma. Sommige verhalen hebben ze al tien keer gehoord. Toch blijven ze graag luisteren. Telkens opnieuw schrikken ze. ‘Wat heeft de wolf nu gedaan?!’ Oma zit op een matras op de grond. Alle kinderen zitten rond haar op bidmatjes. Soms vallen ze in slaap. Dan komt mama hen halen en draagt hen naar huis. Het is er veilig en warm.
68
Ibrahima wordt ouder en wil graag voor zijn familie zorgen. Daarom moet hij naar de grote stad. Hij verhuist naar de hoofdstad als hij veertien jaar is. Met vier vrienden delen ze een kamer. Om geld te verdienen verkoopt hij spullen op straat.
69 TOEKOMST
Eerst loopt hij tussen de wachtende auto’s door. Hij probeert er spulletjes te verkopen. Zo verdient hij geld om een plaatsje op de straat te huren. Nu kan hij zijn spullen op een karton leggen. Later heeft hij geld om een tafel te kopen.
Iedereen kent hem op de markt. Hij verkoopt thermossen. Hij verkoopt ventilatoren. Hij verkoopt meer en meer en verdient geld. Als ze thuiskomen van het werk praten de jongens bij. Over de straat. Over wat ze verkocht hebben. Over de mensen die ze gezien hebben. Ze drinken thee en kijken tv. In het weekend gaan ze naar de discotheek. Hij wordt een goede verkoper. Later verhandelt hij katoen tussen Guinee en Gambia. Zo verdient hij nog meer geld. Hij koopt de stof in Gambia en verkoopt ze terug in Guinee. Hij staat nadien ook op de markt in Gambia. Daar heeft Ibrahima opnieuw een tafel met spulletjes. Hij staat er naast enkele vrienden uit Guinee. 70
Ibrahima wordt steeds beter in zijn vak. Hij doet heel veel ervaring op.
Hierdoor kan hij als verkoper naar Europa reizen. Ibrahima is niet lang naar school gegaan. Hij heeft alles geleerd van het leven. De zorg voor zijn familie is het belangrijkste! Nieuwsgierig komt hij terug aan in zijn geboortedorp. Hij vergeet nooit die eerste keer. Hij is dan al anderhalf jaar in de hoofdstad. 71 TOEKOMST
Hij ziet de kinderen bij oma luisteren naar verhalen. Ze vallen in slaap en mama brengt hen naar bed. Daar dromen de kinderen over de toekomst. Ze dromen over de reizen die ze zullen maken. Ze dromen over de mooie dingen in het leven.
72
VERSTOPPE
VERSTOPPEN
Ashkan groeit op in een heel oude stad. De stad waar hij woont heeft een lange geschiedenis. Er zijn veel verhalen over de stad. De stad heet Isfahan. Wanneer Ashkan opgroeit is er oorlog in zijn land.
73
In de oorlog klinkt er soms een luchtalarm. Dan zijn er luide sirenes die iedereen in de stad kan horen. Eerst weet de kleine jongen niet wat hij hoort. Maar na een tijdje is het duidelijk. Wanneer de sirenes klinken moeten ze zich verstoppen. Iedereen uit de hele buurt is dan in de kelder.
Uiteindelijk zitten ze elke dag samen in de kelder.
74
Het is eng in die kelder. Maar hij went snel aan de situatie. In de kelder zijn ze allemaal stil. Ze babbelen niet zo veel met elkaar. Iedereen neemt iets mee. Enkele mensen nemen eten mee. Enkele mensen nemen water mee. Er is ook iemand met een radio. Met wel honderd mensen zitten ze daar samen. Acht jaar lang is Ashkan bijna dagelijks in deze kelder. Het is niet leuk om in de kelder te wachten. Daarom proberen de mensen om niet na te denken. Als ze uit de kelder komen proberen ze het te vergeten.
75
VERSTOPPEN
De oorlog gaat voorbij. De stad van Ashkan is veranderd. Veel gebouwen zijn kapot gemaakt in de oorlog. Maar de mensen leven verder. En ze bouwen hun stad opnieuw. Ook het land van Ashkan is veranderd. Er zijn nu nieuwe regels. De mensen mogen niet meer naar films kijken. Ze mogen niet meer luisteren naar muziek. ‘Muziek en films zijn slecht voor de mensen!’ Dat is wat de baas van het land denkt. Want in de films zien ze soms wat bloot van een vrouw. En in de muziek zingen ze soms over slechte dingen.
We moeten onze bevolking hiertegen beschermen zegt de baas. 76
Films en muziek zijn verboden. Maar daar is niet iedereen blij mee. Want muziek en films zijn leuk. Daarom willen niet alle mensen luisteren. De familie van Ashkan is ĂŠĂŠn van die families. Stiekem hebben ze een videocassettespeler. In elke straat is er een familie met een recorder. Nu houden ze elke week een feestje. Ze laten een film spelen. Veel mensen uit de straat komen bij hen kijken. Ashkan haalt de films bij kennissen. Dan loopt hij over straat met de videocassette. Deze houdt hij goed verborgen onder zijn jas. De politie mag dit niet weten. Als ze het weten, moet je naar de gevangenis. Daar zouden ze hem slaan. Dus Ashkan is heel voorzichtig. In de straat van Ashkan zijn ze blij. Nu kunnen ze veel mooie films kijken!
77 VERSTOPPEN
MILITAI MILITAI MILITAI MILITAI 78
RRRR
79 M I L I TA I R
Op een dag zit Hanan in de klas. De jongens en meisjes maken veel lawaai. Dat doen ze altijd. Maar vandaag is de meester heel nerveus. Hij bijt op zijn balpen. Hij tikt met zijn vingers op de grote houten tafel.
Wie heeft zijn schrift mee? Hij klinkt hard en boos. Verschrikt kijken ze naar elkaar. Dit is de eerste keer dat de meester naar hun schrift vraagt. Enkele kinderen steken hun hand in de lucht. Maar de meeste kinderen hebben hun schriftje niet mee. De meester wordt ontzettend kwaad.
Iedereen mijn klas uit! Jullie mogen op de gang wachten. Ik ben het zo beu!
80
Ze kijken elkaar aan. Enkele kinderen moeten stiekem lachen. Anderen kijken naar de grond. Zo gaan ze naar buiten. Ze staan in de gang voor de deur van de klas. Plots komt de directeur langs. ‘Wel, wel, kinderen, wat doen jullie hier?’ ‘We moeten buiten staan. Omdat de meesten van ons hun schriftje niet mee hebben. De meester heeft ons vroeger gezegd dat we kunnen kiezen. We kunnen ons schrift meenemen.
Of niet meenemen. Het maakt niet zoveel uit.’ ‘Allemaal terug in de klas!’ Ook de directeur wordt woest. Hij neemt hun meester mee buiten de klas. Ze horen de directeur roepen tegen de meester. De kinderen slaan hun hand voor hun mond. Waaaauw Dit hebben ze nog nooit meegemaakt. De deur gaat terug open en de meester komt binnen. ‘Wie heeft dit verteld aan de directeur?’ ‘Iedereen neemt een blaadje papier en schrijft de naam op.’ De meester verzamelt de blaadjes papier. Iedereen heeft de naam van Hanan opgeschreven. Behalve eentje. Dat blaadje is van haar. Hanan schrijft de naam van een meisje dat ze niet leuk vindt.
M I L I TA I R
‘Je moet je mama of papa meenemen naar de klas!’ Hanan moet de klas onmiddellijk verlaten. Wat moet ze nu doen? Ze wil dit helemaal niet aan mama of papa vertellen.
81
Maar ze heeft een idee! Ze gaat iemand zoeken op de straat! Iemand die een familielid kan spelen. Hanan gaat meteen op zoek. Misschien die meneer daar. Neen, toch niet. Misschien die mevrouw. Neen, ze is te jong. 82
Daar! Daar ziet ze een militair die
haar oom kan spelen.
‘Meneer, wil jij mij helpen?’ Ze vertelt de man dat haar eigen familie niet mee kan. De militair gaat akkoord en ze gaan samen naar school.
De militair liegt tegen de meester. Hij zegt dat ze de dochter van zijn broer is. Maar dat zijn broer momenteel het land uit is. De meester vertelt wat Hanan heeft gedaan. De militair kijkt haar heel kwaad aan. Hij geeft haar een grote klap in haar gezicht. Dat heeft ze nog nooit meegemaakt. Ze ziet sterretjes. Ze begint te huilen.
Hop, terug naar klas
zegt de militair. Hanan is heel verdrietig. De militair heeft haar niet geholpen.
Helemaal niet! 83 M I L I TA I R
84
BAOBA B
85 BAOBAB
Er was eens een jongetje. Hij kan niet stappen tot hij zeven jaar oud is. Zijn mama kookt met de bladeren van de baobab. Dat is een grote en oude Afrikaanse boom. Het jongetje kan haar niet aan bladeren helpen. Hij kruipt op armen en benen zoals een peuter. Hij kan niet in de boom klimmen om bladeren te plukken. De andere kinderen uit het dorp kunnen dat wel. Zij kunnen hun mama helpen en bladeren plukken. ‘Jij kan niet lopen!’ ‘Zie hem weer kruipen!’ De andere kinderen uit het dorp lachen hem uit.
De jongen is niet gelukkig, ook hij wil zijn mama helpen. Zijn mama wordt beledigd omdat hij niet kan stappen. Daarom neemt hij een beslissing.
Vandaag zal ik stappen, mama! Je gaat het zien! De jongen roept alle smeden van het dorp bij elkaar. Hij vraagt om een zware ijzeren staaf te smeden. De ijzeren staaf weegt wel vijfhonderd kilo. De mensen komen kijken. ‘Wat gaat de jongen hiermee doen?’ Hij kan niet stappen maar zijn armen zijn ijzersterk.
86
Op dat moment komt een oude wijze man langs. Hij is de oudste man van het dorp. Met verwondering blijft hij kijken. Zou dit het mirakel zijn waar hij altijd al van hoorde? Zou deze jongen hun nieuwe koning worden? De jongen voelt plots een kracht in zijn lichaam. Hij trekt zich recht aan de staaf. Door de grote kracht in hem, breekt de staaf in twee. Voor het eerst in zijn leven kan hij staan.
Het is een mirakel! Zijn benen zijn genezen!
87 BAOBAB
Wat is de jongen blij! Met zijn ijzersterke armen neemt hij de baobab uit de grond. Met de boom in zijn armen loopt hij naar huis. ‘Hier mama’, zegt de jongen. ‘We hebben bladeren om te koken voor heel ons leven.’ ‘En je kan lopen’, huilt mama. Nu huilt ze van geluk. ‘Ja’, straalt de jongen. ‘Dat heb ik je toch beloofd, lieve mama!’
DOOR KNIPPEN 88
89 DOORKNIPPEN
Khadija heeft acht broertjes en zusjes. Zij is het oudste meisje van het gezin. Daarom moet ze heel veel meewerken met mama. Want mama heeft het heel druk. Er zijn heel veel kinderen om voor te zorgen.
Alle kinderen moeten op tijd eten krijgen. Ze moeten gewassen worden en kleren aandoen. En ze moeten naar school en op tijd naar bed.
Het is een groot werk. Ook het huis moet netjes en proper blijven. Mama kan dit niet alleen en vraagt hulp aan Khadija.
Zo leert Khadija koken als ze nog maar vijf jaar is. Ze kan al snel veel gerechtjes maken. Ze tovert ook gebakjes op tafel. Haar mama is veel ziek. Ook oma woont bij hen. Maar oma is ook veel ziek. 90
Als ze tien jaar is, stopt Khadija met school. Thuis is het veel te druk geworden. Alleen zo kan ze haar mama nog beter helpen. Er komt veel bezoek bij hen thuis. Ze moeten eten maken voor iedereen.
Haar mama is veel zwanger. Khadija krijgt veel broertjes en zusjes. Haar mama gaat niet naar het ziekenhuis. Haar broertjes en zusjes worden thuis geboren. Op een dag is het weer zover. Mama is heel zwanger en ze krijgt buikpijn. Het kindje moet nu wel snel komen. Mama maakt een bed klaar en gaat erop liggen. Khadija hoort mama schreeuwen. Ze durft niet dichterbij te komen. De baby is er heel snel.
De baby huilt direct! Mama knipt de navelstreng door. Ze legt de baby in een bedje. Ze wast zichzelf.
DOORKNIPPEN
Even later staat mama opnieuw in de keuken. Het is alsof er niets gebeurd is.
91
VERJA
92
ARDAG
93 VERJAARDAG
In Equador is het feest. De inwoners vieren de verjaardag van het land. Iedereen maakt zich klaar. Er is een grote stoet. Het is een spektakel voor alle toeschouwers. Iedereen is verkleed in grote kleurrijke kostuums. Ze zijn blauw, rood en goud. De kleuren van hun land. Iedereen is onherkenbaar en draagt rare maskers. Graciela is bang. Want ze weet niet wie eronder zit. Wat vindt ze dat een eng idee!
94
F IETS 95 FIETS
Serghei is vandaag jarig. Hij wordt vijf jaar. Wat heeft hij uitgekeken naar deze dag. Al enkele dagen telt hij de nachten. Wat duurt het lang. ‘Hoeveel nachten moet ik nu nog slapen?’ Mama en papa worden er gek van.
Maar nu is het zover! Fluitend wordt Serghei wakker. Hij springt uit bed en loopt naar de deur van zijn kamer.
Boem. Boem? De deur slaat tegen iets aan. Wat is dat? Hij wrijft even in zijn ogen en dan ziet hij het.
Voor zijn neus staat een prachtige fiets. Hij is donkerblauw met een zwarte streep. ‘Mama, papa, kijk! Er is deze nacht een fiets voor mij gekomen!’
96
Mama en papa komen glunderend bij Serghei staan. Wat is hij blij. Hij knuffelt zijn ouders. Hij neemt de fiets mee naar buiten. Hij kan niet wachten om erop te rijden. Wat zullen zijn vriendjes op de kleuterschool jaloers zijn! Maar mama wil niet dat Serghei naar school fietst. Dat vindt ze veel te gevaarlijk.
Enkele dagen later doet Serghei het toch. Hij doet het zonder dat mama het ziet. Hij neemt zijn fiets en gaat trots naar school. Alle kinderen zien zijn mooie fiets. Wat voelt Serghei zich belangrijk!
97 FIETS
Hij rijdt nog een rondje bij de school. Zodat iedereen kan zien hoe goed de fiets rijdt. Net dan breekt het wiel. Serghei valt op de grond. Dikke tranen komen uit zijn ogen. Serghei schreeuwt. Wat is hij geschrokken.
Terwijl hij schreeuwt zit er plots een vlinder op zijn neus. Wat is dat grappig! Serghei stopt met huilen. Dan is papa daar. Hij heeft alles gezien. Hij tilt Serghei op en draagt hem in zijn linkerarm. In zijn rechterarm heeft hij de fiets vast. Zo gaan ze naar huis. Twee weken lang kan Serghei niet fietsen. Papa moet eerst de fiets herstellen. Hij bevestigt twee extra wieltjes. Zo kan Serghei niet meer vallen. Wat is hij blij! Nu fietsen Serghei en papa elke dag naar de kleuterschool. En die prachtige vlinder vliegt gewoon mee.
98
99
FIETS
PAPA
MIJN
IS
GOD
101 P A P A I S M IJ N G O D
Wardija is helemaal gek op haar papa. Haar papa leert haar alles. Hij leert haar tellen met appels en peren. ‘Kijk! Hoeveel stukken fruit hebben we hier? We leggen zeven appels bij twee appels.’
Wardija denkt na en haar gezichtje fronst. Dit is een heel moeilijke rekenoefening. Papa kijkt haar vol vertrouwen aan. Hij weet dat ze het kan. Negen! roept ze na een tijdje uit. Papa glimlacht naar haar. Hij wist dat ze juist zou antwoorden. Wardija krijgt veel zelfvertrouwen. Papa gelooft zo hard in haar. Ze is blij en vrolijk en ze houdt van het leven. En ze houdt van haar papa! Haar papa heeft een winkel. ’s Middags zijn alle winkels dicht. Want dan is het veel te warm in het dorpje waar ze wonen. De mensen doen dan een dutje. Na de middagpauze wandelt papa terug naar zijn winkel. De winkel mag terug open. Op een dag wandelt Wardija mee naar de winkel. 102
Maar wat gebeurt er? Papa valt! Er ligt een steentje op de weg. Papa is daar per ongeluk over gevallen. Wardija begint onmiddellijk hard te huilen. ‘Papa, wat doe je nu! Heb je pijn?’
Mijn kindje. Het is niets. Wanneer je niet valt, kan je niet opstaan. Dat zal Wardija altijd onthouden! Papa heeft haar alles geleerd. Hij vertelt haar ook veel verhalen. Verhalen over zijn mama. Wardija heeft dezelfde naam als zijn mama. Ze vertrouwt haar papa en hij vertrouwt haar.
P A P A I S M IJ N G O D
Wanneer ze groter is, mag ze op kot om te studeren. Geen enkel ander meisje uit haar dorp mag dat. Maar zij mag dat wel van papa. Want papa vertrouwt haar.
103
BOLLE 104
OS BO 105 BOLLEBOOS
Sher is een echte bolleboos geworden. Vroeger speelde hij met kapmessen. Nu speelt hij alleen nog met zijn boeken.
‘Je hoofd is als een pompoen!’ De andere jongens plagen hem. Maar dat vindt Sher niet erg. Hoopvol kijkt hij naar de muur. Sher moest een toets maken. Als hij het goed doet, mag hij naar de universiteit. Ja! Daar staat zijn naam. Sher mag nu naar de universiteit van Kabul. ‘Wat ga je daar doen?’, vragen de jongens.
Sher straalt. Zijn droom komt uit!
Hij doet altijd zijn best. Hij wil de eerste van de klas zijn. Zelfs de meisjes kunnen hem niet afleiden. 106
Er is een meisje dat altijd langs komt bij hem thuis. Maar Sher is verlegen. En hij duikt met zijn neus in de boeken. Tijdens de examens vertelt hij haar dat hij geen tijd heeft. De rest van het jaar spelen ze samen met de kaarten.
‘Met wie ga je trouwen?’ Het meisje kijkt hem verlegen aan terwijl ze het vraagt.
Met jou. Ik ga met jou trouwen.
107 BOLLEBOOS
Als Sher iets zegt, dan doet hij het ook. Enkele jaren later trouwt hij met het meisje. En hij heeft geluk. Zij is een heel lieve vrouw.
H L
A
PPE
108
E
T E
109 HETE APPEL
De oma en opa van Saliha wonen in een heel groot huis. Elke zomer woont de hele familie daar samen. Haar tantes. Haar nonkels. Haar neefjes. Haar nichtjes. Haar broers en zussen en mama en papa.
In de zomer is het leven één groot feest voor Saliha. Elke dag opnieuw. Samen spelen met de andere kinderen is zo leuk. Haar oma en opa zorgen voor alle kinderen. De mama’s en de papa’s gaan werken. Met drieëntwintig kinderen in huis is er altijd veel kabaal. Soms worden oma en opa er helemaal gek van! Maar daar trekken de kinderen zich niets van aan. Ze spelen naar hartenlust. Elke dag verzinnen ze een nieuw spel om te spelen. Ze maken vaak zelf hun speelgoed!
Op een dag plukken ze appels in de grote tuin. 110
‘Kom’, zegt één van haar neefjes. ‘We gaan die appels in de oven steken!’ Met ogen vol kattenkwaad kijkt hij de anderen aan. ‘Ja?’, vraagt hij bijna smekend. ‘Ja!’, roepen ze allemaal.
Oma maakt soms eten klaar met appeltjes in de oven. Dat kunnen zij toch ook! Ze lopen zo stil mogelijk naar binnen. De appels hebben ze verstopt onder hun trui. Hopla, alle appels vliegen in de oven. Haar nichtje draait aan de knop. ‘Zo, dit gaat warm genoeg zijn’.
HETE APPEL
In de woonkamer spelen ze verder met een ander spel. Al snel hangt er een geur in huis. Het is de zoete geur van warm fruit. Haar oma en opa begrijpen er helemaal niets van.
111
‘Waar komt die geur toch vandaan?’, vraagt haar oma verwonderd. Opa bromt dat hij het ook niet weet.
Dit is toch wel heel merkwaardig! Waar komt die zoete lucht toch vandaan? En die damp in het huis? Oma en opa lopen het grote huis door. Van beneden naar boven, van links naar rechts. Plots krijgt oma een idee. Ze rent naar de keuken en kijkt naar de oven. Ze trekt de oven open. De geur en de hitte van de appels slaat in haar gezicht. Snel doet ze de oven uit en begint te gillen.
112
Wie heeft dit gedaan? Kom allemaal naar hier kinderen!
Bang kijken ze elkaar aan. De oven ligt vol met druipende appels.
Nu moeten jullie de hele oven goed kuisen.
Ik wil nergens nog een stukje appel terugvinden! zegt oma. De lekkere geur van de appels gaat niet weg. Die blijft de hele dag in huis hangen.
113 HETE APPEL
KLEIN HAPJE
114
115 KLEIN HAPJE
Hanan en haar broer zijn twee handen op één buik. Altijd spelen ze samen. Ze halen dan ook heel veel kattenkwaad uit. Wat hebben ze veel plezier!
Er komt vaak bezoek over de vloer. Dan staat mama in de keuken. Ze tovert een heerlijke maaltijd tevoorschijn. Wat verwent ze het bezoek! Ze mogen niet met een lege maag vertrekken. In het land van Hanan is dat heel belangrijk. Het bezoek is hier altijd koning. Hanan en haar broer zijn heel nieuwsgierig. Straks komt hun oom met zijn familie op bezoek. Wat maakt mama vandaag klaar? Mama heeft gezegd dat ze niet in de keuken mogen komen. Ze wil alleen zijn om te koken.
Plots komt ze uit de keuken. Ik moet nog even naar de winkel! Want ik heb nog kruiden en groenten nodig. 116
Mama neemt de grote sleutel uit haar schort. Ze sluit de keuken. Ze weet dat het eten niet veilig is bij haar kinderen.
De kinderen zouden maar wat graag bij het eten komen. ‘Wat kunnen we nu doen?’ Haar broer heeft een idee.
Kijk! Het raampje!
Wat bedoel je?
Via het raampje kunnen we naar binnen! Ze halen een hoge stoel. Hanan kruipt op de stoel. Ze kruipt lenig door het raampje de keuken binnen. Ze neemt de schaal met het dampende eten vast. De warmte verbrandt haar vingers een beetje. Snel geeft ze het eten door het raampje aan haar broer. Op dat moment horen ze plots mama aan de poort. ‘Oh neen! Wat nu? Mama komt thuis!’ 117 KLEIN HAPJE
Haar broer haast zich naar het terras. De schaal met eten stevig in zijn handen geklemd. Mama komt de keuken binnen. Daar ziet ze Hanan staan. Heel bang kijkt het meisje haar mama aan.
Wel. Wat is dat hier allemaal? We wilden gewoon. We wilden. Mama laat haar niet uitpraten.
118
‘Ga naar buiten!’ Mama schreeuwt en is rood van woede. Ze is heel kwaad. ‘Waar is je broer?’ ‘Ik weet het niet.’ Hanan huilt een beetje. Mama is furieus. Ze gaat naar de winkel omdat er niet genoeg eten is. Maar nu hebben die twee bengels de eerste portie gestolen.
De grote schaal met vis, aardappelen, groenten en sausjes was verdwenen…
Hij heeft niet eens kunnen proeven!
119 KLEIN HAPJE
Hanan heeft er slechts een klein hapje van genomen. Maar nu is de schaal weg. En haar broer ook. Hij is snel weggelopen. Want hij is zo geschrokken toen mama thuis kwam. Hij is naar het terras van de buren gesprongen. Daar laat hij de schaal met eten staan.
120
PROF ARABISCH 121 PROF ARABISCH
De papa van Bouchra geeft Arabische les. Hij is streng voor alle leerlingen. Maar Bouchra krijgt geen les van hem. Want er is nog een andere meester die Arabische les geeft. En dat is haar meester.
Op een dag hebben ze een les religie. De meester geeft hen een opdracht. Ze moeten met hun buur uit de Koran lezen. Die stukjes moeten ze proberen te onthouden. Ze mogen samen oefenen. Om de beurt zeggen ze elkaar wat ze hebben onthouden. Bouchra is een heel goede leerling. Ook deze opdracht is voor haar gemakkelijk. Bouchra herhaalt wat ze onthouden heeft uit de Koran. Ze maakt geen fouten. Haar buurjongen, dat is andere koek! Hij kan helemaal niet zo goed onthouden! Hij maakt heel veel fouten.
122
De papa van haar buurjongen is bakker. Een hele goede bakker.
Zijn papa maakt ook lekkere koekjes. De jongen neemt vaak koekjes mee naar school. ‘Bouchra’, zegt de jongen. ‘Help mij en zeg aan de meester dat ik het goed doe. Dan breng ik morgen heel veel lekkere koekjes voor je mee.’ Bouchra twijfelt even.
Zou ze durven liegen tegen de meester? De koekjes zijn wel heel lekker… Ze besluit om te liegen.
123 PROF ARABISCH
De meester zegt dat ze de fouten van hun buur moeten tellen. Zo luisteren alle kinderen naar hun buurjongen of buurmeisje. Ze tellen hun fouten. De meester loopt rond in de klas. Hij gaat bij alle jongens en meisjes eens langs. ‘Hoe gaat het hier?’ De meester staat plots pal achter hen. Bouchra schrikt en zegt met een onzeker stemmetje: ‘Goed, mijn buurjongen heeft geen enkele fout gemaakt.’ De meester heeft gezien dat de jongen twijfelt als hij spreekt. Hij geeft de jongen de opdracht een stukje te herhalen. De jongen krijgt bijna geen woord uit zijn mond.
De meester fronst zijn wenkbrauwen.
De meester zegt niets en wandelt verder. In de pauze geeft de meester een papiertje aan Bouchra. Bouchra is blij met dat blaadje papier. Er staat op dat ze naar de klas van haar papa mag gaan. Huppelend loopt ze door de school naar zijn klas. Ze klopt op de deur en mag naar binnen gaan. Papa staat vooraan en alle kinderen kijken naar hen.
124
Maar papa is niet blij om Bouchra te zien. Hij heeft gesproken met haar meester. En hij is zo boos dat ze gelogen heeft. Hij geeft haar een klap in haar gezicht. Vroeger gebeurde dat soms op school. Alle kinderen staren naar hen. Bouchra schrikt. Ze begint te huilen. De koekjes van de buurjongen heeft ze nooit gekregen.
125
PROF ARABISCH
126
IK IK IK IK IK IK IK IK IK IK IK IK IK IK IK
Chinazo is altijd zichzelf! Ze was altijd al een babbelaar. Wanneer ze thuis is, babbelt ze constant aan tafel. Ze praat tegen haar ouders. Ze praat tegen haar broers en zus. Soms vinden zij dat leuk. Soms krijgen ze er een punthoofd van.
127 IK BEN IK
IK IK IK BEN IK IK IK IK IK IK IK IK IK IK
Op school heeft Chinazo over alles een mening. Ze zegt eerlijk en luidop wat ze denkt. En ze vertelt hoe het volgens haar beter moet. De leerkracht belt haar mama. ‘Je moet aan je dochter zeggen dat ze minder moet praten.’ Haar oma is bezorgd.
Chinazo, je praat zo snel, je praat zoveel. Ik kan je niet verstaan. Hoe gaat je toekomstige man je ooit begrijpen?’
Chinazo! 128
Als je zo blijft praten dan krijg je nooit een man.
Chinazo! Tante Stella is haar grote voorbeeld. Zij is zo stoer en onafhankelijk. Maar ze is al meer dan veertig jaar en nog niet getrouwd.
Kijk, zegt oma. Als je zoveel blijft praten dan gebeurt dit ook met jou. Maar Chinazo is vastbesloten. Ze gaat zichzelf blijven. Ze gaat een man vinden die daarvan houdt.
Haar vriendinnen zijn onbezorgd en jong. Ze krijgen vriendjes en maken zich mooi.
129 IK BEN IK
Als Chinazo dertien jaar is, moet ze plots volwassen worden. Mama wordt ziek. Ze heeft een probleem met haar heupen en haar rug. Ze ligt lang in het ziekenhuis. Chinazo stopt een tijdje met school. Ze moet naar het ziekenhuis om voor mama te zorgen. Mama moet naar de hoofdstad voor een operatie. Chinazo gaat mee. Ze blijft zoveel mogelijk bij mama. Daarnaast zorgt ze voor het huishouden.
Chinazo staat erbij en kijkt ernaar. Hier heeft ze geen tijd voor. Ze heeft geen tijd meer om nog een kind te zijn. Maar dat vindt ze niet erg. Want haar mama gaat boven alles!
Chinazo! Waarom loop jij er zo bij! Wat bedoel je?
130
‘Kijk naar je haar, bijvoorbeeld! Waarom doe je er niet iets leuks mee?’ Chinazo had net als alle meisjes Afrikaans kroeshaar. Het was heel moeilijk om er iets mee te doen. Daarom gebruiken veel meisjes een pruik. Soms verlengen ze hun haar. Soms gebruiken ze producten om hun haar recht te trekken. Papa wil haar geen geld geven voor de kapper. En Chinazo dringt niet aan. Het kan haar niet echt schelen. Ze zet de schaar in haar haren en knipt ze heel kort. Tot helemaal tegen haar hoofd. Haar broers worden gek. ‘Wat heb je nu gedaan?’
Nu ben je net een van onze broers. Haar vriendinnen worden nog gekker. ‘Hoe kan je zo rondlopen?!’ Chinazo haalt haar schouders op. Wat een gedoe voor niets. Zo wordt ze groot. Helemaal op haar eigen manier. En Chinazo krijgt een man. De leukste en liefste man die ze maar kan vinden. Hij vindt haar helemaal leuk zoals ze is. Chinazo praat nog altijd heel veel. En haar man hangt aan haar lippen.
131 IK BEN IK
132
Het is een warme zomer in de stad. Elke dag is het heet en vochtig. Tijdens de nacht staat de hemel vol sterren.
133 HOOP
H OO OP
Afsaneh is een jongen. Ze hebben gezegd dat hij moedig moet zijn. Maar soms lukt dat niet. Soms voelt hij zich helemaal niet moedig. Wanneer hij zeven jaar is, sterft zijn mama. Op de nacht na haar begrafenis is hij verdrietig en angstig. Hij kan niet slapen door de warmte. Hij kan niet slapen omdat hij enkel aan mama kan denken. De bedden staan in de tuin. Want binnen is het nog warmer. Het is middernacht en Afsaneh slaapt nog altijd niet. Hij voelt de hemel heel dicht boven zijn gezicht. Zijn ademhaling is snel. Hij kijkt rond. Iedereen slaapt.
Behalve papa. 134
Papa draait zich om en om in zijn bed. Afsaneh besluit naar hem toe te gaan. Als een leeuw die naar zijn prooi toe sluipt. Zo langzaam en stil gaat hij naar papa.
Papa, Papa, ben je wakker? Waarom ben je nog wakker, kleintje? 135 HOOP
Ik kan niet slapen, papa. En ik ben zo bang om jou te verliezen. Wat zou ik zonder jou moeten doen?
Papa houdt hem stevig vast en hij gaat naast hem liggen. Papa wijst met zijn hand naar de hemel en de sterren. Met zijn andere hand pakt hij een hand van Afsaneh.
Liefste zoon. Wees maar niet bang. Ik ben er. Als ik dood ben, word ik een ster. Dan kijk ik altijd naar je. Papa stelt hem helemaal gerust. Met zijn woorden. En met zijn warme handen.
136
Afsaneh weet nu dat de toekomst mooi gaat zijn. Met heel veel sterren in zijn leven. De sterren maken van hem een jongen vol kracht en hoop. Mama is weg maar er is een ster bijgekomen. De allermooiste van de hemel.
137 D E N IJ L
OP
138
STOEL
DE
139 OP DE STOEL
Eliza is kwaad en verdrietig. Haar nieuwe tractor is kapot. Tijdens het spelen is ze B O E M op haar tractor gevallen. In de woonkamer kruipt Eliza onder de tafel. Ze wil even niemand zien. Daar wordt ze plots heel moe en gaat op een stoel liggen. Eliza valt in een diepe slaap. Mama en papa worden na een tijdje ongerust. Eliza is nergens te vinden. Ze bellen oma om te helpen zoeken. Oma neemt een stoel om na te denken. Ze gaat bijna op Eliza zitten. Daar is Eliza! Ze is gevonden!
Begin 2018 startte dit avontuur met een idee om verhalen te verzamelen. Verhalen van moedige mensen die Nederlands leren. Verhalen om verbinding te maken met en tussen families. Een boek komt er nooit alleen. Dit boek vraagt om vele dankwoorden. Hallo Cultuur richt zich tot mensen die graag Nederlands willen leren en/of oefenen. Het was dan ook via deze weg dat we verhalen hebben verzameld, van cursisten Nederlands in het Gemeenschapscentrum ÂEssegem en van ouders van twee Jetse Nederlandstalige scholen, de Vande Borneschool en de Van Asbroeckschool. Dat proces ging niet zonder slag of stoot. We begonnen te enthousiast, te groots. Al snel beseften we dat we het kleiner moesten zien in onze zoektocht naar kleine verhalen. Individueel en in kleine groepjes zat Annelies met mensen samen, met een tas hete koffie of thee. Er werd verteld, gezeverd, gelachen. Er werd snel een band gesmeed. Er ontstond een veilige en vertrouwde omgeving om verhalen te delen. Uren en urenlang luisterde Annelies, verspreid over maanden, naar kleine en grote verhalen. Naar grappige verhalen en pijnlijke verhalen. Niet elk verhaal of elk stukje leven konden we opnemen in dit boek. Maar het zijn wel al deze stukjes die dit boek hebben gemaakt tot wat het is. En daarom, in de eerste plaats, willen we alle mensen bedanken die een stukje van hun leven met ons gedeeld hebben. Die de tijd namen om samen te zitten, die ons in vertrouwen namen. Het is dankzij hen dat dit boek er is, het is voor hen dat dit boek geschreven is.
140
Annelies volgde de golven van dit proces met een blijvend geloof en vertrouwen. Met een ongelofelijk geduld maakte zij van een idee stapje voor stapje een realiteit. Ze won vertrouwen en ze liet mensen openbloeien. Ze vond de juiste taal om deze verhalen te brengen. Met zorg schreef ze deze verhalen neer, zodat ze niet verloren gaan. Bedankt, Annelies, om mee dit proces gemaakt te hebben. Maaike was meer dan de vormgeefster van dit project. Het is mooi hoe zij volwassenen het vertrouwen kan geven met een potlood in de hand. Hoe zij er in slaagt mensen te laten verbazen over hun eigen kunnen. Hoe ze plots hun eigen verhaal in beeld kunnen brengen, een herinnering die net iets tastbaarder wordt. Hoe ze kinderen aanmoedigt dat stapje verder te gaan. Bedankt, Maaike, voor jouw creativiteit. Ook aan jou, Griet, om mee in dit project te geloven. Voor jouw kritische blik en creatieve denken. Bedankt ook aan de twee Jetse scholen waar we de steun en het vertrouwen van kregen. Bedankt, Fabienne en Christel. De klas van juf Lisa, het 3de leerjaar van de Vande Borneschool, maakte een deel van de illustraties voor dit boek. Dit boek werd mee ondersteund en vormgegeven door de Brede Scholen in Jette, Bres en De Verrekijker. Anja en Betty hebben dit project mee onder hun vleugels genomen. Bedankt ook aan de leerkrachten van Cvo Meise-Jette en Cvo Strombeek die Nederlandse les geven in Gc Essegem. Voor de blijvende steun aan dit project, de tips en de babbels tussendoor. En een speciale vermelding voor Annelies en Tin. Hun klassen werden actief betrokken bij dit project. Bedankt voor jullie vertrouwen.
LORE DESMET
projectmedewerker Hallo Cultuur
NAWOORD
Bedankt aan Gc Essegem. Aan alle collega’s, om er te zijn, om te luisteren, te lezen en mee te denken. Bedankt aan de raad van bestuur om dit project te ondersteunen.
141
© HALLO depotnummer D/2019/7025/19 ALLEMA AL KINDEREN
CULTUUR 2019, JETTE
Dit boek kwam tot stand binnen het project HALLO CULTUUR een werking van het in Jette, die mensen die Nederlands willen leren ondersteunt door het organiseren van oefen- en ontmoetingsmomenten. Gerealiseerd met steun van GEMEENSCHAPSCENTRUM ESSEGEM, DE VLA AMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE, BRES & DE GEMEENTE JETTE. projectverantwoordelijke LORE DESMET GEMEENSCHAPSCENTRUM ESSEGEM
auteur ANNELIES D’HULSTER | NOOITMEERTHUIS.BE met verhalen van NADIA, SHER, BAI, MARIE, BOUCHRA,
HANAN, SALIHA, NADIA,
GARCIELA , KHADIJA, ELIZA, MARIAM, KHADIJA, SAMERA, WARDIJA, IBRAHIMA, ASHKAN, SERGHEI, ZAHRA, CHINAZO, FATIM, HASHEM
uit ECUADOR,
& AFSANEH
IVOORKUST, MAROKKO, AFGHANISTAN, BELGIË, SYRIË, TURKIJE,
EGYPTE, GUINEE-CONAKRY, CHINA, MAURITANIË, BANGLADESH, NIGERIA, HONGARIJE
&
IRAN
vormgeving GARAGE64.BE | MAAIKE BEUTEN & GRIET LAGROU illustraties onder begeleiding van Maaike & Griet NADIA, ADAM, MARIAM, BAI, SHER, HANAN, SALIHA, WARDIJA, LORE, ANNELIES, IBRAHIMA, HASHEM & de klas van Lisa (3de leerjaar Vande Borneschool, Jette) ELIJON, MAYDINE, SALIM, ADAM, AYMAN, SHAHIN, MOHAMED AMINE, ACHRAF, SOUFIANE, FEZA, AYMAN, ESMIR, NINA,
142
WESLEY, MOHAMED, MOHAMMAD, EVODIE, MOUSSA, JAKUB
& HILAL
V.U. Stefan De Latte, vzw Gemeenschapscentrum Essegem