Splinternieuw seniorenmagazine luidt nieuwe schooljaar ook in bij ouderen

Page 1

Onderwijs, altijd wijs!? Leuke weetjes over onderwijs, vroeger en nu Magazine nieuwsbrief - september 2022

Inhoud Woord vooraf ........................................................................ 3 Geschiedenis en weetjes ................................................... 4 Mols Dialect .......................................................................... 7 Nooit te oud om te leren ................................................... 8 Gehucht in de kijker .......................................................... 10 De Schoolstrijd ................................................................... 12 Quiz ....................................................................................... 14 Leren, anders dan anders ................................................ 17 Onderwijs, meer dan lesgeven ...................................... 19 Mooie herinneringen ........................................................ 24 Woordspel ........................................................................... 30 De meester dicht ............................................................... 31 Redactie ............................................................................... 32 Gemeenteschool 1919 Salus Nostra 1956

Trouwe lezers weten dat we altijd rond een thema werken. Ditmaal kozen we voor onderwijs. Een breed en ook erg belangrijk thema. Ook vandaag heel actueel. De nood aan lesgevers is bekend en er zijn berichten over de dalende kwaliteit van ons onderwijs. We willen allen goed onderwijs met een hoge kwaliteit. Dit is belangrijk voor iedereen. Voor onze jongeren zelf, maar ook voor de samenleving in haar Seniorengeheel.diebijdragen leveren aan dit magazine denken terug aan hun schooljaren. Er is veel gebeurd, veel veranderd. Lei en griffel bestaan niet meer en ook een vulpen komt nog zelden voor. Overvolle klassen zijn verdwenen, alle gemengd en de schorten van de scholieren zijn weg. Meer dan 50 jaar geleden was secundair onderwijs van alle niveaus voor meisjes nog niet vanzelfsprekend. En het volgen van hoger onderwijs was zeker geen evidentie. Intussen is er veel veranderd. De democratisering van het onderwijs kende een grote vooruitgang. Ook in dit magazine duiken we weer in het verleden en kijken we hoe het er toen aan toe ging. We laten ook nu weer veel getuigen, dikwijls senioren met een onderwijsverleden, aan het woord. We mikken met onze bijdragen zo breed mogelijk en snijden vele thema’s aan. Ook nu weer resulteert dit in mooie bijdragen. Moeilijke thema’s gaan we niet uit de weg. Zo komt de Schoolstrijd uit de jaren 50 ook aan bod met enkele getuigenissen. Onze huiscartoonist frist alles op met een vrolijke noot. Maar ook onze klassieke thema’s keren terug. Ook nu staat weer een gehucht in de kijker. Ditmaal is Ezaart aan de beurt. We hebben uiteraard weer dialectwoorden bij mekaar gebracht en ook nu vind je een quiz en woordpuzzel. Onze dank gaat naar allen die een bijdrage leverden om ook van dit vijfde magazine weer een mooi en sterk nummer te maken.

Beste Ontstaanmensen,alseen

Veel Julesleesplezier,Boven,voorzitter seniorenraad Lotte Vreys, schepen van Senioren Wim Caeyers, burgemeester

extraatje van onze nieuwsbrief is ons Magazine volwassen geworden, erg gegeerd, en velen kijken uit naar een nieuwe editie.

Woord vooraf 3

Geschiedenis en weetjes

Hoe ervoeren Molse jongeren hun schooltijd lang geleden? Wat werd er over hun schoolervaringen in de verhalende literatuur door de eeuwen heen? Een speelse terugkijk …

pedagogisch

In Millegem is een straat genoemd naar Frans Luyckx: de Pater Paulstraat. Deze inwoner uit De Haag (1824-1896) werd immers een beroemde norbertijn in het klooster van Dendermonde. Volgens oude publicaties verrichtte hij tientallen ‘wonderen’. Maar hier behandelen we enkel zijn eerste schooljaren … In 1831, toen de kleine Frans zeven jaar werd, mocht hij naar de school. Zijn toenmalige onderwijzer Andreas Geerinckx (wegens zijn opvallend magere figuur ‘Dries den Dood’ genoemd) was een heel vooruitstrevende pedagoog, althans volgens Eduard Van Speybrouck in zijn lyrisch geschreven biografie Eenige trekken uit het Leven van Z.E.Pater Paul van Moll (1914): Hij begon zijn studiën op de dorpsschool, onder leiding van een onderwijzer, die eenig was in zijn soort. Schaamt U, onderwijzers van dezen tijd en gij hoogbeschaafde burgemeesters en schoolopzieners! – Daar de meeste leerlingen vrij ver van de school woonden, kwam de brave man, om hun weg te bekorten, hun des zomers tegemoet naar een lommerrijke weide. De vroolijke, dankbare leerlingen, op het gras gezeten in de schaduw van eikeboomen, luisterden naar de lessen van hun meester onder het gezang der vogels en het geruisch van den wind. Hoe de leerlingen hielden van deze lessen! Hoe ze luisterden en – onthielden! Onderrichting te midden der bloeiende natuur! Denken we niet onwillekeurig aan het optreden van den H. Franciscus van Assisië? En ligt er niet iets verheffends in, die eerste geestelijke ontwikkeling in de vrije lucht, onder den stralenden hemel en in den frisschen geur van het open veld? Daar, onder de oude eiken van Moll, mediteerde en studeerde de toekomstige apostel van Vlaanderen …

Hoe je het zes, zeven soms acht jaar en meer kon uithouden, begreep je en begrijp je nog steeds niet.

Langzaam ervoer je hoe die onbezorgde jaren nooit meer terugkwamen. En met het heimwee naar die tijd, groeide ook het besef voor het waardevolle van die jaren en ontstond een tikkeltje dankbaarheid. Je verbindt het spontaan met namen van leraars, met de titel van een boek, met een lesuur dat maar niet wegzinken wil in je geheugen en verbeelding. Misschien idealiseer je dan te veel. Wie zal het zeggen? Het is voorbij, en toch ook weer niet volledig. Bewust of onbewust, tot je voor- of nadeel, je liep college en dat heeft je mens-zijn bepaald en een richting gegeven aan je leven …

geschreven

(…) Je leerde er niet enkel studeren, maar ook kritisch denken. Niet erg, niet veel, alleen bij sommige leraars, maar het begin was gemaakt. En als je daarvan eenmaal de smaak te pakken hebt, dan eindigt dat proces nooit meer.

Uitzonderingen waren het die je probeerden bij te brengen dat niet kennis en geleerdheid je gelukkig maken, maar wel ’n hart vol liefde dat bewonderen kan en gevoelens heeft voor schoonheid. En als dat aansloeg, probeerde je te dichten of muziek te maken.

4

Vorming voor het leven

Toen Marcel Broeckx (°Postel, 1927-2014, abt van de abdij van Postel) terugdacht aan zijn middelbareschooljaren in het Molse college ca. 1945, kwamen er tegengestelde, maar overheersend warme gevoelens naar boven (Na 75 jaar, 1975): ’n Bakstenen burcht vol nare leerstof waar je elke morgen naartoe fietste, door weer en wind met een hart dat vol was van een mengsel met angst, verveling, twijfel en soms een heel klein beetje vreugde. Boeken, banken, strenge priester-professoren, de een al meer deskundig dan de ander. En soms ontdekte je er tussen de leraars of je medestudenten een echte mens die dan je vriend werd. Dan ging het opeens gemakkelijker. Het einddiploma was het doel. Het enige? Neen, maar wel het voornaamste. De middelen tot dat doel: de lessen, het tuchtreglement én de examens nam je er op de koop toe bij.

En dan waren ze opeens voorbij, die zes jaar humaniora.

Een voorbeeld

Mijn eerste meester was meteen een schot in de roos. Ik keek enorm naar hem op en doe dat tot op de dag van vandaag nog steeds. Meester Deconinck was een god voor mij. De god die me heeft leren lezen en schrijven. De Conscience van Millegem, zeg maar. (…) Meester Deconinck droeg altijd een stofjas. Een grijze. (…) Meestal wandelde onze meester rond en wees naar het schoolbord, waarop hij met krulletjes sierlijke letters tekende. Het puntje van zijn tong bewoog dan over zijn lippen. Soms wandelde hij ook tùssen ons. Hij hielp als we iets nog niet zo goed begrepen. Hij aaide dan over ons haar, zodat we heel warm werden vanbinnen en wisten dat onze taakjes wel in orde zouden komen. Maar het liefst had ik Meester Deconinck als hij schoon schrift gaf. Dan beet ik met mijn bovenste tanden op de onderlip tot ze bijna pijn deed. Dan werden de knokkels van mijn vingers wit. Wiebelden mijn benen niet meer en trok ik een wolk rondom mij, alsof ik in de hemel was. En dat was dan ook wel een beetje zo. Want dit was de plezantste les die Meester Deconinck gaf. In onze klas stonden drie rijen met oude lessenaartjes. Daarin zaten wij, twee aan twee. In elke lessenaar hing een potje. Elk potje had een dekseltje met een gaatje. In dat gaatje konden we onze houten pennen in de donkerblauwe inkt dippen. Meester Deconinck goot de inkt er zelf in, want dat was heel delicaat, zei hij, met inkt moogt ge niet smossen. Ik wist toen niet wat delicaat wilde zeggen, maar smossen begreep ik wel. (…) Met mijn houten pennenstokje kraste ik de letters op het papier. Het puntje van mijn tong draaide daarbij kringetjes op mijn lippen. Ik wist dat onze meester dat graag had. Dan zijn we goed bezig, zei hij. Ik wist wat hij bedoelde, maar ik had geen tijd om het hem te zeggen: ik wilde alles op tijd klaar hebben. Alle letters, alle krulletjes, al het schoon schrift. Ik wilde het schoonste schrift van de wereld hebben. Mijn makkers ook, en daarom deden we soms een wedstrijdje OmTer-Schoonst-Schrift. Meester Deconinck had dat graag. We zijn goed bezig, zei hij dan telkens weer.

Ode aan de onderwijzer Mollenaar Peter Geelen (°Mol, 1960) herinnert zich zijn jeugdjaren nog heel precies. Zijn belevenissen en menigvuldige indrukken schreef hij neer in zijn voortreffelijk ‘zelfportret’ Bonusleven (2018). Over de Millegemse jongensschool haalt hij heel graag Meester Deconinck aan, zijn eerste en meteen ook zijn favoriete onderwijzer (1967):

5

De liefde voor de letters heb ik dus van mijn eerste meester gekregen … Meester Deconinck en zijn 32 (!) Millegemse discipelen, 1956.

6

Rik Van Braband (met dank aan Dienst Erfgoed / Molse Kamer voor Heemkunde voor het fotomateriaal)

Een leerkracht in hart en nieren Toen het 7-jarig Petertje een 14-jarige Peter was geworden, zat hij in het derde middelbaar van het Molse atheneum (1974). Zijn favoriete leerkracht was toen zonder enige twijfel zijn leraar Lichamelijke Opvoeding: Sooi Opdebeeck, in heel Mol een graag geziene figuur. Peter herinnert zich hem nog levendig: De Sooi was onze turnleraar. Hij was absoluut niet zo slank zoals je van een turnleraar zou verwachten, integendeel. Hij rookte passioneel Gauloises zonder filter, ook tijdens de les in de turnzaal. Hij was bovendien een goede vriend van mijn vader en bijzonder goed van de tongriem gesneden. De mensen die met zijn humor overweg konden, lachten zich een breuk. De Sooi, oftewel meneer Opdebeeck, had het hart op de tong. Hij meende alles wat hij zei en was een geboren verhalenverteller. Hij kon enthousiasmeren en smeet je de ene originele oneliner na de andere naar de kop. Vooral zijn sappige commentaar op onze soms nogal onbeholpen gymnastiekpogingen waren legendarisch. Onze turnleraar praatte geen algemeen Nederlands. De Sooi sprak Soois. Zo zou hij bijvoorbeeld nooit gezegd hebben: ‘Marc, jij bent een beetje langzaam, vind je zelf niet?’ wanneer Marc Peeters, een iets tragere jongen, niet over de bok geraakte. Neen, op zijn Soois was het: ‘Hey Peeters, zijde gij een krokodil, of wa?’ De Sooi zou ons ook nooit aanmoedigen om ons extra in te spannen, bijvoorbeeld met de woorden: ‘Kom, jongens. Steek eens een tandje bij. Jullie kunnen het!’ Neen, de Sooi had andere gevleugelde woorden: ‘Zeg, slampampers, wa is da hier veur een bende mietjes. Zijde gelle meskes, of wa?’

Er zijn van die mensen die zo’n lading ontwapenende onschuld hebben, dat ze alles tegen iedereen mogen zeggen. Welnu, de Sooi stond bij hen op de eerste rij. Ook al was de helft van de klas een krokodil, hij kreeg ons zover, dat wij het beste van onszelf gaven en ons tussendoor kapot lachten met zijn uitspraken, tenminste zij die zijn humor snapten. Vandaag de dag zou het bij de directie klachten regenen over de Sooi. Hij zou seksistisch, beledigend en denigrerend zijn bevonden. Hij zou het ene proces na het ander aan zijn broek hebben en voor een trits tuchtcommissies moeten verschijnen. Hij zou GAS-boetes krijgen, vanwege het roken en op Facebook aan de virtuele schandpaal worden genageld. Maar toen, medio de jaren 70, was de Sooi immens populair, zowel bij collega’s als bij leerlingen. Zoals hem waren er geen twee, want hij slaagde erin om zelfs mietjes en krokodillen zoals ik over de bok te krijgen, al was het niet altijd op een koosjere manier. Onze fameuze turnleraar gaf ons niet alleen zelfvertrouwen, maar leerde ons ook onze tekortkomingen te relativeren … Hopelijk kan elke afgestudeerde op zo’n warme manier terugkijken naar gedreven leerkrachten die houden van hun vak én van hun leerlingen. Want, zoals de gekende psychiater-historicus J.H. van den Berg ooit schreef: Onderwijzen is –dient te zijn – het wonder wijzen.

Sooi OpdebeeckSooi tussen collega’s

7

Mols Dialect Algemeen Nederlands

Rudi (ontleendNuytsaan Molse Klap van John Wynen én aan de cursiefjes van Sluizenaar Mon Vanhoof)

Mols dialect

Verbind het woord in Mols dialect met het woord in het Algemeen Nederlands door een pijltje te trekken naar het juiste woord. den onnozelen Toon uithangen onderwijzeres er geen knaët van verstoan spijbelen fikfakke(n) iemand viseren fitten kaft, boekentas fletske lieverdje, troetelkind (van de juf) hoagschool hawe tuimeling, val hoeliekot kolenhok (voor gestraften) kakschool stoeien kapetunie knikkeren knotte(n) schiete(n) kleuterschool met zijne kallee gepakt deugniet, schelm mot, patat of peèr oorveeg ne pik op iemand hemme(n) baantje glijden nonnekespis kleine kinderen schoolmestès plagen sjamfoeter zich onschuldig voordoen, doen alsof je niks weet slibbere(n) bij zijn kraag genomen snotneuzen er niks van begrijpen totter spel waarbij je de tegenstander moet proberen aan te tikken treiteren heel slappe koffie (in schoolrefters)

8

Mol Gust zette zijn eerste muzikale stappen op 6-jarige leeftijd aan de Academie van Geel. Zijn eerste keuze ging naar de klarinet, maar omdat zijn vingers daar blijkbaar toch wat te klein voor waren, werd hem aangeraden om hobo te proberen. Zo schakelde Gust over naar de hobo.

Samra Mackic

Gust had ook nog twee broers die uitblonken in muziek, namelijk Michel op hoorn en Jan op de cello. Beide broers schopten het ver en kwamen in een beroepsorkest terecht. Gust bewonderde zijn broers en had ook wel die ambitie, maar de biljarttafel in de studeerkamer waar Gust en zijn broers naar hartenlust konden musiceren, was aanlokkelijker en Gust stak veel tijd in het biljart. Daarnaast was er ook het feit dat hij graag en goed voetbalde en zo besloot Gust op zijn zestiende om alles op het voetbal te zetten. Nu, na bijna 50 jaar, heeft hij er nog altijd spijt van dat hij toen niet meer tijd gestoken heeft in die hobo en Gust heeft sinds vorig jaar zijn oude liefde weer opgerakeld. Hij volgt nu hoboles aan de academie van Mol. Daar kan hij wekelijks terecht en krijgt hij een degelijke opleiding. Je bent dus nooit te oud om een oude hobby weer op te nemen!

lerenZang

Les volgen aan kunstacademiedein

Nooit te oud om te jazz-pop-rock … Of gewoon chansons zoals Les Feuilles Mortes. De versie van Yves Montand in l’Olympia (Youtube) doet u misschien ook wegsmelten: C’est une chanson qui nous ressemble Toi tu m’aimais, et je t’aimais Nous vivions tous les deux ensemble Toi qui m’aimais, moi qui t’aimais Gewoon heerlijk om te zingen, zeker met de zangtechniek die ik intussen mocht oefenen bij Silke Blankers. Toegegeven, ik begon met knikkende knieën in september: nog zangles volgen op je 65ste? Jazeker! Stem opwarmen, stembereik aftasten, een nieuwe partituur stapsgewijs verkennen met pianobegeleiding, met de micro leren zingen … het kan allemaal in de les. En met je stem als instrument kan je verder oefenen op elk moment van de dag. Omdat we toevallig met z’n tweeën les volgen, leren we ook van mekaar, zijn we mekaars publiek. Zangschroom afleren en foutjes weglachen, heilzaam is dat. Niks moet, integendeel, we kunnen zelf liedjes voorstellen of we ontdekken suggesties van Silke op maat van onze stem. De zangles elke week, het zingen en oefenen thuis, ik word er in elk geval vrolijk van.

Lut Cursus Muziekcultuur in de Muziekacademie Mol Al twee schooljaren volgen wij, een 15-tal senioren, de les Muziekcultuur in de Muziekacademie in Mol en wij zijn daar zó tevreden over dat we ook jullie graag warm willen maken daarvoor. Om de 14 dagen op vrijdagvoormiddag, van 9 tot 12 uur, komen we daarvoor bijeen in de Muziekacademie in de Guido Gezellestraat. Onze leraar is Raf Valgaeren. ‘Muziekcultuur’ is een ruimer begrip dan muziekgeschiedenis. De onderwerpen zijn zeer verscheiden: van vrouwelijke componisten over beroemde dirigenten, renaissancemuziek en polyfonie, over ritme, tempo, melodie en klankkleur, barokmuziek en onlangs nog Mozart. Elk onderwerp wordt behandeld met heel veel geluidsfragmenten.

In de klas zitten heel wat mensen die nooit muziekschool gedaan hebben en dus geen muzikale achtergrond hebben, maar dat is geen probleem. We luisteren, praten over wat we gehoord hebben en leren veel bij. Bovenop de lessen organiseert Raf ook concertbezoeken en andere interessante uitstappen. Zo hebben we dit jaar een school bezocht waar men muziekinstrumenten bouwt. We hebben ook een dag in Antwerpen doorgebracht met een bezoek aan het instrumentenmuseum in het Vleeshuismuseum en een rondleiding achter de schermen van de opera. Zou deze cursus ook iets voor jou zijn? Wij zullen je graag ontvangen. Mia Pals Meer info: Academie voor Muziek en Woord Guido Gezellestraat 31 A Telefoon 014 31 38 21 Academie voor Beeldende Kunsten Markt 24, Mol Telefoon 014 33 07 96

Durf je naar de academie?

’Ik kan niet tekenen,’ is een vaak gehoord argument van volwassenen om niet naar de kunstacademie te komen. Maar eigenlijk kan iedereen tekenen, enkel de durf ontbreekt. Om deze drempel te verlagen, hebben we een oriëntatiegraad voor volwassenen. Je volgt dan vier uur per week les en geen acht uur zoals in de meeste andere ateliers. In het oriëntatieatelier krijg je de kans om te proeven van de verschillende disciplines en te ontdekken waar jouw talenten liggen. Na twee jaar algemene vorming in dit atelier kan je een overstap maken naar een specifieke richting.

Jan

Orphee Pannekoucke Aanrader Naar de academie gaan? Geen tijd. Ja, misschien, later. En het werd later, als je frank valt dat je eigenlijk met niet te veel meer moet wachten omdat de tijd voorbij glijdt als je hem niet beetpakt. Je bent dan al wat ouder, met wat meer inzicht en ervaring, wat van pas komt als je je eerste stappen zet, eerst met potlood op tekenpapier, wat later met olieverf op doek. Met een leraar die zelf schildert en je alle kneepjes leert, die niet snel tevreden is en dat met humor weet over te brengen. Ondertussen leer je ook nog een hoop bij in de lessen kunstgeschiedenis en zo gaan er nieuwe werelden voor je open. Aanrader! Meynen

9

Keltische overlevering en ludieke plagerijen Een slag van de molen Ooit telde Mol maar liefst negen (!) molens. Maar de tand des tijds knabbelde ze onverbiddelijk onder het maaiveld, enkel die van Ezaart bleef over. Ook hij kreeg het ooit zwaar te verduren. Hij werd wankel, broos én gevaarlijk. Het inspireerde wijlen burgemeester Sus Luyten om op de vooravond van de verkiezingen in 1983 HELP op de molen te kalken. Wat meteen voldoende was voor een koppel lokale Uilenspiegels om er een onderschrift bij te kleven. Het was ook de start van De Vrienden van de Molen. Uitgebreide molenfeesten financierden de eerste restauratie, sindsdien is het een werkende molen en een blikvanger voor Ezaart en toeristisch Mol.

Gehucht in de kijker – Ezaart

De daders van de studentikoze grap zijn ondertussen bekend – net zoals bij de Bende van Nijvel – maar omdat er geen verjaringstermijn is, maken we de namen niet bekend. Een feit is wel dat Marc en Johny ondertussen al een kwarteeuw de meiboom richting feestgedruis torsen.

Al van een ezelsstaart

De meiboom stoetsgewijs gaan neerplanten is hét begin van een paar dagen kermisgedruis. Ostara, het ontwaken van de natuur na de winterwake, was een Keltisch gebruik. Eentje dat, zoals gebruikelijk, gekerstend werd. Dus werd de boom van de vruchtbaarheidsrite dicht bij een Mariakapelletje gezet. De meiboom van Ezaart had de reputatie een van de hoogste van de Kempen te zijn. Tot Wodan, het kan ook Thor geweest zijn, hem in 1854 neerbliksemde. Maar de traditie werd dik acht decennia geleden weer opgenomen in het dorpse feestritueel: op de vooravond van de kermis werd de meiboom feestelijk gepoot. Maar Ezaart zou Ezaart niet zijn als er geen vrolijke spuiters rondliepen tussen zonsondergang en zonsopgang. Het was in 1966 toen de meiboom stiekem verplaatst werd. Met de volgende tekst: ‘Europa één, larie: eerst Bergen en Ezaart één.’ Totaal onverwacht werd hij dra weer verplaatst met de boodschap: ‘Leve de vriendschap.’

10

De ‘HELP’ en het onderschrift vormden het startsein om de molen op te waarderen.

Historici houden het in hun perkamenten op een gemeenschappelijke plek, begroeid met kreupelhout. Maar eigenlijk komt de naam ‘Ezaart’ van een boerinnetje van de Hessie, dat met haar ezel en haar kleinzoontje naar de Molse markt ging om er een heizessie (plaggenzeis) te kopen. Ter hoogte van het kapelletje van ons Lievraake begon de ezel, getrouw aan zijn aard, te … ezelen. Om geen waarom wilde hij vooruit. De oersterke beenhouwer moeide zich ermee, het hielp niet! Zelfs de lokale champetter kreeg de ezel niet in beweging. Al dreigde hij met boetes. Ook de vrolijke vrijgezel, die nochtans véél wist, kreeg het probleem niet opgelost! Tot het knaapje een lumineus idee had: als het niet vooruit kan, dan maar achteruit. Er werd gesjord aan de ezelsstaart tot deze plots losschoot en de ezel vierklauwens richting Kleppenberg vluchtte. De staart bleef er liggen en zo kreeg Ezaart zijn naam: ‘Ez(elsst)aart’. Al zullen de wetenschappers altijd iets anders blijven beweren. Nochtans, wie wrijft over het gat van de ezel op het beeldje dat er opgericht is, mag een wens doen. En die komt uit!

Een afscheid in FA(nfare)-mineur Het muzikale sprookje begon in 1946 met de start van harmonie St.-Willebrordus. De founding fathers waren gedreven en er werd een succesverhaal geschreven. In 1963 werd het muzikantenlegioen uitgebreid met drumbandmeisjes. De fraaie kuiten (en dies meer) deden het wonderwel, want er moest tot wel veertig keer per jaar opgetreden worden. Bloemenfeesten, carnavalsstoeten, jubilea … in binnen- en buitenland, ze hadden de harmonie en de dartele veulentjes nodig. In 1965 werden ze zelfs opgetrommeld door zangeres Micha ofte Aldegonda Leppens, nicht van Margriet Hermans, toen ze bij de legendarische liedjeswedstrijd Canzonissima Tamboerke zong. De harmonie mocht zich op de duur Koninklijke Fanfare noemen. Maar mooie liedjes blijven zelden eeuwig duren. Alle mogelijke inspanningen ten spijt ging het ledenaantal diminuendo en met een slotconcert op 18 juni 2022 kwam er een dundikke maatstreep op de partituur. Geen ad infinitum dus. Ze zullen geweldig gemist worden! Kampioen zijn is plezant! Godard Delsupehe was een pionier om je klak voor af te nemen. Hij wilde een school in Ezaart en hij kreeg ze. Een school die ondertussen al ruim honderd jaar garant staat voor contente kindjes. Ergens op de tijdlijn klopte de opnameleider van FC De Kampioenen aan om een pelotonnetje wielertoeristen te leveren voor een van de opnames. Het klikte bijzonder goed tussen beide partijen. Met als resultaat een voetbalwedstrijd tussen lokale grootheden en een ploeg van FC De Kampioenen in sporthal Den Uyt, ten voordele van Vredeseilanden. De Ezaartse school vaardigde een heuse ‘cast’ af met geslaagde lookalikes. Wat geweldig in de smaak viel van de echte Carmens en Pascallekens. Micha Marah liet zich wat graag omringen door de Ezaartse drumbandmeisjes. FC De Kampioenen in Ezaart.

Jef Aerts 11

Als kind was ik totaal onwetend over het politieke klimaat van die tijd. Na het vierde leerjaar in de gemeenteschool te Meerhout besloten mijn ouders om mij in te schrijven in het rijksonderwijs te Mol. Komende van een dorpsgemeenschap naar een grotere gemeente was ik natuurlijk heel enthousiast, maar ook onzeker om de stap te zetten naar een onbekende school. Over de motieven van mijn ouders werd er met een tienjarige jongen natuurlijk niet gesproken. Voor mij was er alleen maar sprake van een andere school in een naburige gemeente.

ouders ons toen geen verdere duiding gaven over het fenomeen van de Schoolstrijd. Vermoedelijk konden ook zij onvoldoende afstand nemen van de toenmalige tweespalt in de maatschappij.

Hardliners zullen er altijd zijn, maar die treffen we ook aan in andere geledingen van de maatschappij.

Vijftig jaar later is er gelukkig een ander klimaat in onze samenleving. Kerk en politiek zijn uiteindelijk toch geëvolueerd naar meer begrip en samenhorigheid.

Historie Toen minister Collard in 1955 de subsidiëring van de katholieke scholen wilde verminderen en meer rijksscholen wilde oprichten, liep dit uit op een Mars op Brussel op 26 maart 1955. Ook hier in Mol had het gevolgen. Niet alleen werd er gestaakt, met stenen gegooid, maar ook sommige bomen werden omgezaagd om de wegen te blokkeren enz. Het resultaat was dat een Nationale Schoolcommissie werd opgericht, die de aanvragen tot erkenning van scholen en een advies in de leerprogramma’s zou regelen.

Jan Vanhees Gevoelens en ervaringen van een tienjarige knaap

Dan verschenen er plots zwarte vlaggen op de Kempische kerktorens. Vermoedelijk voer voor discussies tussen volwassenen, maar als tienjarige stond ik totaal onwetend aan de zijlijn.

duidelijker toen ik de pastoor van mijn dorp hoorde vertellen vanop de preekstoel dat de leerlingen van het rijksonderwijs ‘kinderen van de duivel’ waren. Hoe moest deze tienjarige jongen dit begrijpen? Ook tijdens de zondagse kindermis mochten we niet meer samenzitten met de andere kinderen van het dorp. We zochten onze toevlucht achteraan in de kerk, waar het bij gebrek aan toezicht altijd heibel was. Samen met de zwarte vlag op de kerktoren gaf mij dit toch wel enigszins een parasietgevoel. Er was ook een sfeer van onbehagen dat de leerlingen van de ‘staatsschool’ toch maar tweederangsleerlingen waren in het Jammeronderwijs.datonze

Eugeen Van Pelt

12

Op zekere dag stond mijn vader mij onverwachts op te wachten aan de schoolpoort. Waarschijnlijk waren mijn ouders gealarmeerd door de media dat er protestbetogingen op gang waren en wilden zij geen risico’s lopen voor hun zoon. Op de Molse Markt zag ik tot mijn grote verbazing een massa betogers al biddend op de grond zitten. Wat ik toen nog niet begreep, was dat deze brave burgers wilden protesteren tegen de goddeloosheid van het rijksonderwijs. Het werd nog De Schoolstrijd

Pas met het Schoolpact van 1958 werd de schoolvrede hersteld.

De klokkenluiders van Scheppers

Normaalschool

Terwijl de Schoolstrijd in alle hevigheid woedde, trotseerde ik in juni 1955 aan de Scheppers Normaalschool te Alsemberg de laatste weken van mijn onderwijzersopleiding. Mijn klasgenoten waren teleurgesteld omdat zij niet hadden mogen deelnemen aan de Mars op Brussel. Maar we wilden reageren en zelf een betoging organiseren waarbij we alle leerlingen zouden betrekken. Er werd in het geheim overleg gepleegd. Drie studenten zouden zich laten opsluiten in het oksaal van de kapel, de deur barricaderen en op een gegeven uur met de klokken beginnen te luiden. Dat zou het startsein zijn van een verzameling van alle leerlingen van de school om samen door de straten van Alsemberg te betogen. Die drie studenten waren Herman Wouters, Jos Mertens (†) en ikzelf. Die bewuste morgen slopen wij met zijn drieën op het oksaal van onze kapel en om 8.30 u., bij de start van de lessen, begonnen wij de klokken te luiden. Volledige verrassing voor de leerkrachten, maar niet voor alle leerlingen, want zij wilden aan de optocht beginnen. Maar helaas … de revolutionaire vreugde duurde niet lang, want ondanks ons klokkengelui werden de leerlingen in toom gehouden en durfden zij niet opstappen. Daar zaten wij met zijn drieën. Broeder directeur Stanislas liep rond als een briesende leeuw en riep dat de daders onmiddellijk naar beneden moesten komen. De klokkenluiders bleven echter op hun post. Met het schuim op zijn mond plaatste de ‘Stanny’ een ladder langs de kapelkant en klauterde razend over de afsluiting. Daarop volgde de repressie: we moesten ons boeltje pakken en de school verlaten! Op enkele weken voor het eindexamen vlogen we dus aan de deur Bedremmeld… gingen we naar de slaapzaal om onze spullen in te pakken en naar huis te vertrekken. Onze klasgenoten waren echter verbolgen over deze sanctie en wat gebeurde er? Ze stormden allemaal naar de slaapzaal en begonnen mee in te pakken. Dat bracht de directie tot bezinning: de exodus werd afgeblazen. En we hebben onze studietijd verder rustig mogen afwerken. In 1958 vernamen we dat tussen de nationale politieke partijen het zogenaamde Schoolpact werd gesloten met de ‘vrije keuze’ als sleutelbegrip. Firmin troch

13

Alle antwoorden hebben betrekking op het onderwijs, leervakken en/of scholen.

Dit kan in de algemene betekenis zijn, maar dikwijls ook naar specifiek Molse situaties verwijzen. Succes. Antwoorden bezorgen vóór 10 oktober aan seniorenraad@gemeentemol.be of per post Seniorenraad, Jakob Smitslaan 28, Mol. Afgeven aan de balie in Ten Hove kan ook. SCHIFTINGSVRAAG Hoeveel antwoorden heeft de eerste inzender van de oplossingen juist?

3214 14

Je vindt STEM-richtingen vanaf de 1e graad t.e.m. de 3e graad van het secundair onderwijs en dit zowel in het voltijdse als in het deeltijdse onderwijs. Ook in Mol kan je STEM-richtingen volgen. Maar waarvoor staat het letterwoord STEM?

Met welk woord wordt de letter U aangeduid in het NAVO-alfabet?

Van sommige vakken vraag je je wel eens af wat je daarmee kan doen. Ook Loeki Knol vroeg zich dat af in een liedje in 1976. Welk vak bedoelde zij? Hieronder vind je de lyrics van dit liedje waar het bewuste vak vervangen is door vraagtekens. Wat heb ik nou aan ???? Nu ik voor de keuze sta Jij vraagt van wie ik nou ‘t Meeste hou Ik hou van jou, maar ook van hem Ik hou van kaas, maar ook van jam Zijn ogen zijn net zo blauw Als die van jou

‘O krinklende winklende waterding, met ‘t zwarte kabotseken aan, wat zien ik toch geren uw kopken flink al schrijven op ‘t waterken gaan ‘. Dit is het begin van een gedicht van Guido Gezelle uit 1857. Wat is de titel van dit gedicht?

Wedstrijd - Quiz

Zeef 250 gr zelfrijzende bloem met 1 zakje vanillesuiker. Maak in het midden een kuiltje, breek daarin 3 eieren. Roer alles door elkaar met een garde. Schenk er in een straaltje 300 ml melk bij. Bewerk tot een glad mengsel. Klop dan de resterende 200 ml van de melk door het beslag zodat het lichter wordt. Wat krijg je volgens Libelle Lekker als je dit beslag bakt in een grote pan in hete boter of olie? Deze diertjes kunnen een snelheid halen van 2m/s; dit is 7,2 km/h. Ze worden doof, kaal en blind geboren maar al een uur na de geboorte beginnen de stekeltjes door de huid te prikken en na ongeveer 2 weken gaan hun oogjes en oortjes open. En als ze volwassen zijn hebben ze 6000 tot 9000 stekels op hun rug en flanken. Ze zijn heel nuttig in de tuin want kunnen tot 40 slakken per nacht eten. Welk stekelig diertje zoeken we?

Leerkracht zijn in het onderwijs, het wordt stilaan een knelpuntberoep. Sommigen beginnen eraan en stappen enkele jaren later er terug uit. Zo ook de persoon die we zoeken. Hij werd echter recentelijk gealarmeerd door sombere mediaberichten en was bezorgd over het toekomstige schoolleven van zijn kinderen. Na een persoonlijke enquête bij schooldirecties en leerkrachten graaft hij zijn diploma terug op en solliciteert bij 2 Kempense scholen om opnieuw les te geven maar deze keer in een speciale uitgave, nl. een televisieprogramma. Welke bekende Desselaar zoeken we? Wat is de meer bekende Nederlandse benaming voor Hedera?

Over de Sint-Pieter en Pauwelkerk in Mol bestaat er een oud spotrijmpje dat als volgt start: ‘Die van Mol die zijn geschoren! Ze hebben een kerk, maar genen ?????!’ Dit oude spotrijmpje bevat, zoals meestal, een stukje waarheid, ’n beetje leugen en een vleugje afgunst. Wat moet er op de plaats komen van de vraagtekens in dit spotrijmpje?

Hoe noemen we iemand die als één van de eersten een bepaald gebied betreedt, zodat hij daar zijn weg moet vinden zonder gebruik te kunnen maken van de ervaring van anderen? Deze benaming is ook synoniem voor geniesoldaat.

1098765 15

zijn er ontelbare middelen om de tijd te meten maar het oudste instrument was de zonnewijzer. Wij zoeken een ander meetinstrument dat eeuwen geleden gebruikt werd maar nog altijd in gebruik is, weliswaar in eerder speciale omstandigheden zoals bij bepaalde spelletjes, in sauna’s, bij het koken van eieren of het laten trekken van thee. Dit toestel bestaat uit 2 glazen reservoirs die via een smalle verbinding met elkaar verbonden zijn. In het bovenste reservoir bevindt zich een bepaalde stof die door de zwaartekracht door het smalle kanaal valt en een bepaalde tijd nodig heeft om compleet van het bovenste naar het onderste reservoir over te gaan. Vervolgens kan het instrument omgedraaid worden waarna het proces opnieuw begint. Welk instrument zoeken we?

Elke erkende school in Vlaanderen werkt samen met een CLB. Ouders, leerlingen, leraren en directies kunnen er gratis terecht bij een team van artsen, verpleegkundigen, psychologen, pedagogen en maatschappelijk werkers ... Waarvan is CLB de afkorting? Deze heilige en mystica werd geboren in Tongeren in 1182 en is de patroonheilige van de blinden en zwangere vrouwen. In de 2e helft van de 19e eeuw werd ze ook de patroonheilige van de Vlaamse Beweging, verwijzend naar de legende dat ze geen Frans wilde leren om niet aan het hoofd van een Franstalige abdij aangesteld te worden. Haar feestdag valt op 16 juni.

1514131211 Irene Mertens 16

Duits is onze 3e landstaal en is ook in het leerprogramma opgenomen in de Vlaamse scholen. Het Duitse alfabet bevat een speciale letter die in het Duits Eszett (es-tset) of scharfes s (scherpe s) wordt genoemd. Hoe noemen we deze letter in het Nederlands?

Wat is de benaming voor een landschap dat bestaat uit een bos met lanen die vanuit een middelpunt straalsgewijs naar de uiteinden lopen? Ze zijn een element uit de barokke tuinarchitectuur en waren bijzonder geschikt voor de Tegenwoordigjacht.

De afkomst van de leerlingen is dan wel veranderd, maar het onderwijssysteem is hetzelfde gebleven. Men krijgt nog steeds de hoofdvakken in de moedertaal en andere vakken worden in de tweede taal gegeven. Was vroeger de voertaal meestal Frans, dan is dat nu Engels. Op de speelplaats kan je nog steeds een wirwar van talen horen en leerlingen leren er nog steeds spelenderwijs een andere taal. Het ideaal van de Europese School om tolerante Europeanen te vormen leeft verder.

MarieJo Geysmans

17

De Europese School is in 1960 in Mol opgericht om onderwijs aan te bieden voor de kinderen van Europese anderstaligen. Het plattelandsdorp Mol werd in die jaren ineens op de kaart gezet door de komst van Europese onderzoekscentra, de toenmalige Euratom, nu JRC, en het SCK. Ze gaven werk aan onderzoekers uit de zes landen van de EEG. Om de buitenlanders naar Mol te krijgen moest er gezorgd worden voor de nodige voorzieningen voor de nieuwe gezinnen. Hun kinderen konden zo les volgen in hun eigen moedertaal en tevens andere talen leren. De school was voor hen uiteraard gratis. Om er voor te zorgen dat de leerlingen verder zouden kunnen studeren bij terugkeer in hun vaderland moesten de programma’s natuurlijk aangepast worden. Men vond een compromis waarmee iedereen vrede kon nemen. Toen ik in 1960 als 9-jarige met de bus aan de appartementsgebouwen (van een schoolgebouw was er nog geen sprake) in de Europawijk werd afgezet, ging er een hele nieuwe wereld voor me open. Als gewoon Mols meisje werd ik plots geconfronteerd met allemaal vreemde kinderen die een andere taal spraken en uit een heel andere cultuur kwamen. Heel fascinerend. De Nederlandse/Vlaamse afdeling was toen de kleinste en de Franse en Italiaanse afdelingen veruit de grootste. De kinderen van de Italiaanse mijnwerkers mochten ook gratis les volgen op de Europese school. Elke dag kwamen volle bussen uit Limburg in de Europawijk aan. Dat maakte de schoolgemeenschap nog meer gediversifieerd, de armere mijnwerkerskinderen samen met de rijkere ingenieurskinderen. In 1968 waren de nieuwe schoolgebouwen eindelijk af. De school groeide enorm en telde in de jaren zeventig meer dan 1200 leerlingen. Later verminderde het aantal. Italië stopte met het mijnwerkerscontract, de derde generatie Italiaanse kinderen koos voor de scholen dicht bij huis in Limburg. De vergrijzing van de werknemers en de inkrimping van het aantal

personeelsleden in de nucleaire sector zorgden voor een verdere daling van het aantal leerlingen. Er moesten maatregelen genomen worden om te blijven bestaan. Vanaf de jaren tachtig werd iedereen die schoolgeld betaalde toegelaten. Dat bracht wel een mentaliteitsverandering met zich mee. De school kreeg meer een elitestatus, want wie kon of wilde betalen als men in zijn eigen omgeving gratis naar school kon. De Nederlandse afdeling werd steeds groter. Heel wat kinderen uit het aangrenzende Nederland vonden hun weg naar de Europese School in Mol. Er werd zelfs een bus ingelegd vanuit Eindhoven. Om leerlingen op te vangen vanuit Antwerpen en Brussel richtte men een internaat op. Ondertussen waren ook Engeland en Ierland lid geworden van de Europese Unie en werd er een Engelse afdeling opgericht. Steeds meer landen werden lid van de EU en door het hele gebouw van de school waren dan ook steeds meer verschillende talen te horen.

De Europese school

Leren, anders dan anders

18

Studeren in Congo Brazzaville

Franck Moukala

Ik ben Franck Moukala, Belg maar afkomstig uit Congo-Brazzaville waar ik 25 jaar gewoond heb. Daar heb ik ook onderwijs gevolgd. Eerst vijf jaar in de basisschool, waar ik les kreeg van Congolese leerkrachten. Als je naar een privéschool ging, werden de lessen gegeven door blanke leerkrachten. Steeds moest iedereen, zowel jongens als meisjes, een uniform dragen.

In Vlaanderen bestaat de leerplicht. Dat betekent dat men als leerplichtige niet echt naar een school moet gaan. Ouders kunnen beslissen hun kinderen huisonderwijs te geven. Men dient dit wel te melden aan het Departement Onderwijs en deze dienst stuurt haar inspecteurs op pad om dat huisonderwijs te controleren. Meerdere keren heb ik moeten vaststellen dat het huisonderwijs niet voldeed en dan kregen de ouders tien dagen de tijd hun kind of kinderen toch in te schrijven in een Maarschool.er waren ook positieve ervaringen … Zo kreeg ik de opdracht huisonderwijs voor drie kinderen in het Molse te controleren. Het bezoek werd vooraf aangekondigd. Ik werd van harte welkom geheten door de moeder, geflankeerd door haar kinderen van 11, 13 en 14 jaar. Er werd mij een eigengemaakt programma voorgelegd waarin de eindtermen een duidelijke plaats hadden gekregen. Wekelijks werd er een studie- en werkprogramma opgemaakt waaraan de kinderen zich moesten houden. Er was een huisbibliotheek met leerboeken voor elk leerdomein. Op maandag- en donderdagnamiddag kwam een muziekleerkracht en werd er gemusiceerd. Op dinsdag- en vrijdagnamiddag was er verplicht sport en beweging. Ook het bijwonen van culturele voorstellingen werd door de ouders verplicht. Om contacten met hun leeftijdsgenoten te bewaren moesten de kinderen naar een jeugdbeweging van eigen Opkeuze.het einde van mijn bezoek werd mij bij een kopje koffie een huisconcert aangeboden. De kinderen, begeleid door hun moeder aan de piano, hadden duidelijk plezier in samen Ikmusiceren.kanjeverzekeren dat wanneer je ouders hun kinderen zo ziet vormen tot jong-volwassenen, je met een goed gevoel terug naar huis rijdt. Mijn verslag bevatte dan ook in hoofdzaak positieve reacties met een dikke proficiat voor de ouders. Roger Sannen Huisonderwijs

Daarna begon ik aan mijn middelbaar onderwijs dat 4 jaar duurde. Nadien volgde ik een militaire opleiding om later als ambtenaar in het leger te gaan werken. Uiteindelijk ben ik in België terechtgekomen waar ik nu al 13 jaar op vaste basis schoonmaker ben in het OCMW te Mol.

19

Training in het college. Staande vlnr: penningmeester Guy Vandecruys - ? - Jos Verherstraten - Charles Plateau - Fons Van Uytven - Rik Leynen - Danny Derboven en voorzitter Frans Leysen. Zittend vlnr: Bert Leysen - Jan Sprangers - trainer Jos Leys - Ludo Caers - Staf Van Hoof - Eddie Geypen en Carlo Slegers.

Onderwijs, meer dan lesgeven

Sport: VABCO VABCO is er op het Sint-Jan Berchmanscollege Mol gekomen onder impuls van Mon Vleugels, prefect. De leraars lichamelijke opvoeding (‘turnmeesters’) kregen van hem de opdracht om regels van een aantal spelen (volley, basket) aan te leren tijdens de turnlessen. Voor een stuk was het ook een erfenis van de oorlog, toen er ten tijde van de bosklassen in de voormiddag les werd gegeven en in de namiddag aan sport werd gedaan (zwemmen, speerwerpen, discuswerpen enz.). Dat had veel succes en nadien werden er sportmanifestaties en sportfeesten gegeven. Zo is het begonnen. Nadien kwamen daar lopen, volleybal en basketbal bij. Langzamerhand zijn er contacten gegroeid met mensen van buiten het college die wilden deelnemen aan atletiek, volley- en basketbal. Toen er meegedaan werd aan competities, moest er een naam gevonden worden en dat is dan geworden: V(olleybal) A(tletiek) B(asketbal) CO(llege). Het college heeft jarenlang leerlingen-atleten en supporters aangebracht. Sommige aangeslotenen van buiten het college waren meer de ‘staatsschool’ dan het college gezind en er waren er ook van de tennisclub van MolCentrum. Dat gaf na een tijd moeilijkheden: ze hebben later de CO veranderd in CO(mbinatie) in plaats van het oorspronkelijke CO(llege). Zo is VABCO van het college weggegroeid. Eigenlijk is VABCO op het model van soortgelijke clubs van de colleges van Antwerpen gevormd.

Op 5 mei 1964 werd het stamnummer A 535 verleend door het B.V.B.V. aan Vabco Volleybal. Het Molse volleybal heeft ondertussen een geschiedenis van verscheidene fusies achter de rug. De officiële stichting van Vabco Mol als atletiekclub dateert van 7 januari 1964. Voortaan zou de vereniging zich niet meer uitsluitend richten naar het collegepubliek, maar naar om het even wie die interesse heeft in de atletieksport. Vabco basketbal ‘since 1964’ heeft diverse ploegen in competitie. Luc Dausy

Uit het boek ’t Is honderd jaar geleén …’, gesprek met directeur E.H. Leo Casteels, interviewer Louis Philips.

Ontspanning: Pennenzakkenrock ‘Awel, mijnheer directeur, onze klas zou een echt rockfestival willen organiseren op uw Zilvermeer.’

20

zette zijn krabbel onder de overeenkomst. Het Zilvermeer zou één dag van ons zijn. We moesten maar eens tonen hoe straf wij wel waren. En dat waren we, van meet af aan. Alex van het Zilvermeer werd onze maat. Hij toverde ideeën als gensters van kerstvuurwerk. Op enkele maanden tijd boksten de kinderen met de steun van Alex, van mezelf, van zowat iedereen van het Zilvermeer en onze school het grootste schoolfeest ever in elkaar. Muziek? Ja, nog leuker dan Tien om te Zien. Maar het moest grootser. Een strand geplaveid met springkastelen, honderd meter trampolines, klimmuren hoger dan de dennenbomen. We werden overmoedig. Een festival voor onze school alleen? Komaan, de meiden van de meisjesschool moesten mee aan boord. We nodigden op slag alle Molse scholen uit en ja, we verklapten het ook aan de buren. Stel je voor. Duizend kinderen op het strand om het schooljaar af te sluiten … Oh ja, we vergaten het bijna. Er moesten nog een naam, een logo, T-shirts … ’Pennenzakkenrock,’ opperde Jef, een kameraad-meester van de school in Ezaart. Het was smoorheet, die laatste schoolweek in juni 1995. Maar wij waren er klaar voor. Op het kristalnette strand troonde een heus festivalpodium met torens van muziekboxen. Vlaggen en wimpels maakten het prentje Nooitcompleet.eerder was een voorlaatste schooldag zo heet. Maar toen de toegangspoorten openzwaaiden, waaide een frisse bries van duizend, nee twee-, nee drie- … vijf- … god, het waren achtduizend kinderen over het strand! Maar dat was van korte duur want de pot ambiance die onze eerste artiesten opentrokken, joeg de temperatuur naar tropische niveaus. Het optreden van Sam Gooris toen blijft legendarisch. Hij liet het gras wel vijf keer groeien. Achtduizend bengels aerobicten zich een pleuris bij veertig graden. Een pleuris? En of. De brandweer gooide een mega dompelpomp in de zwemvijver en koelde de meute met kubieke meters zilver water af. Lang vóór de laatste artiesten, Def Dames Dope (Put a condom on your willy) het festival zouden afsluiten, knikte iedereen vastbesloten: ‘Dit krijgt een vervolg!’

En zo geschiedde. Vandaag zijn we 28 edities verder: 26 lijfelijk op het strand en 2 met mondmaskertjes achter de computer. We besmetten meer dan 600 000 kinderen met het festivalitisvirus, we verrasten Marco Borsato, Clouseau, K3 en nog eens 300 artiesten met het uitzinnigste publiek dat er bestaat. Elke editie zijn er honderden vrijwillige en professionele medewerkers op het appel om al die kinderen, hun juffen en meesters te verwennen met de mooiste schooljaarafsluiter die men kan dromen. Dankjewel Zilvermeer, dankjewel provinciebestuur, dankjewel gemeente Mol, dankjewel medewerkers!

Ik herinner nog die kleine tremolo in de stem van Stijn. Of was het in die van Peter? Tja, het is al bijna dertig jaar geleden dat mijn leerlingen tegenover Danny Toelen zaten, de grote baas van het Zilvermeer toen. Dan ben je als twaalfjarige onder de indruk natuurlijk. Maar Stijn, of was het Peter, waren kleppers, keien, gasten waarop je kon bouwen. Alhoewel, alle kerels van mijn vijfde en zesde leerjaar (graadklassen waren toen geen uitzondering) waren kanjers. Bij de start van dat schooljaar 1994-1995 dienden ze bij de vers geïnstalleerde Kinderprovincieraad een voorstel in om een kinderrockfestival te mogen organiseren. En kijk, een jury van grote provinciemensen legde het handgeschreven met eigen tekeningetjes versierde schriftje bovenaan de stapel: de gemeentelijke jongensschool van Rauw mocht een muziekfestival op poten zetten. De locatie was even dichtbij als logisch: het DirecteurZilvermeer.Danny

Mil Kinnaer

- Swa Vos (1966) 21

André Dillen Van Duffel - Wilfried Craenendonck

Het is misschien ver gezocht van te zeggen dat de toneelkring van de Oud-leerlingenbond van het SJBcollege ontstaan is uit het vroegere ‘studententoneel’, maar er werd wel al toneel gebracht in 1902, soms zelfs in de taal van Molière. De Oud-leerlingenbond werd opgericht in 1950 en in die tijd moest er nog veel van buiten geleerd worden, men kreeg nog lessen uitspraak. Wij hadden een leraar die iedereen kon begeesteren met zijn woord en expressie, namelijk Senne Rouffaer (Kapitein Zeppos). Hij lag aan de basis van de oprichting van de toneelkring. Die kreeg de naam ‘Het Lindeblommeke‘, verwijzend naar de vroegere Molse rederijkerskamer. Het succes ervan was misschien niet zozeer te danken aan het artistieke kunnen van de leden (alhoewel …), maar aan de inzet en de hechte vriendengroep die ze vormden wegens de talrijke specifieke eisen: een stuk kiezen, een regisseur zoeken, spelers overtuigen, repetitie- en speeldata vastleggen, regelen van kaartenverkoop, zaalwachters, cafetaria … De technische ploeg met inzonderheid de decorbouwers vormen een cast apart. Je dient ze te benaderen met het nodige geduld: plannen bespreken, afmeten, opbouwen, schilderen, behangen, afbreken ... ’t Is te lang … te kort … te breed … te smal … die deur moet links openen … nee die deur moet rechts openen … die schouw moet in het midden … nee, zegt de lichtregie, die moet in de zijwand, anders schijnt het licht van de luchter in de spiegel … Zo viel het voor dat in Slechte tijd voor sergeanten het binnenzicht van een vliegtuig tegen de achterwand van het decor moest aangebracht worden, maar de rondingen waren zo geschilderd dat de spelers tegen de buitenwand van het vliegtuig zaten … De souffleur was de grote toeverlaat en iedereen kwam zijn zwakke punten aan hem blootleggen. We speelden toen nog met een souffleursbak, maar bij een bepaald stuk werd een ijzeren rooster gelegd op het gat waarin de souffleur zat. Twee acteurs moesten klinken met het glas en zij gingen boven de rooster staan, zodat ze telkens een flinke scheut op het hoofd van de souffleur goten tot die plots zijn zaklamp uitdeed en siste: ‘Nonde… nu zeg ik niks meer!’ In het begin was er enkel mannentoneel tot in een bepaald stuk een vrouw nodig was. Wij naar de directeur om dat te vragen, tot hij zei: ‘Als er iets gebeurt, zullen jullie wat meemaken!’ We hebben nog jarenlang met een mooie cast van acteurs en actrices kunnen en mogen spelen. Ach, het waren heerlijke tijden, we hebben met zijn allen genoten en nu blijven het Koninklijke herinneringen …

Cultuur: Koninklijke toneelkring ‘Het Lindeblommeke‘

Langers - Jos Van

André Dillen - Toon Vos - Piet

Tijdens de jaarlijkse Open Dagen besteedde de school bijzonder veel aandacht aan natuur, milieu en aanverwante onderwerpen. Een greep uit de behandelde thema’s toont dit aan: ‘Mol, een groen stukje Europa’, ‘De Kempen, groen en dynamisch’, ‘De natuur, een kunstwerk’, ‘De natuur, ons levenselexir’, ‘Natuur en gezondheid”, ‘Kinderen zetten met een zoen, Mol in het groen’. Tal van bedrijven en instellingen verleenden elk jaar hun medewerking. Het waren succesvolle dagen.

22

Firmin troch

Frans Deckx

Natuur: Mol Groen en Bloem

Vijftig jaar geleden kwam het tussen het SintLutgardisinstituut en het gemeentebestuur van Mol tot een merkwaardige samenwerking. Samen wilden zij van Mol een bloemengemeente maken door de woningen, de openbare gebouwen, de handelshuizen enz. te bebloemen. Zo luidde het in de brief die de school, in samenwerking met het gemeentebestuur en het VVV op 7 maart 1972 verstuurde.

Dankzij de intensieve en jaarlijkse medewerking van het Gemeentebestuur, het VVV en de Groendienst groeide Mol Groen en Bloem gedurende 25 jaar (van 1972 tot 1997) uit tot een bezienswaardige gebeurtenis, die helemaal in de lijn lag van wat later de ‘groene beweging’ genoemd werd. De uitvinder en bezieler van dit initiatief was René van Heertum, leraar aan het Sint-Lutgardisinstituut.

Solidariteit: Het Grote Oor Het Grote Oor, de Molse cabaretgroep die groeide uit de personeelsfeesten van het SJBcollege, trad verscheidene jaren in het buitenland op om lokale educatieve projecten te steunen. Na felgesmaakte opvoeringen in New York, Londen en Shanghai gaven deze (oud-)leerkrachten in april 2010 in Mol en in Kampala enkele benefietoptredens ten voordele van de bouw van een lagere school in Oeganda.

Ik kom uit een ‘nest’ van zeven. ‘Zes poezen en één kater,’ placht mijn vader zaliger te zeggen.

Ik had een fijne tijd in de gemeenteschool van Millegem, samen met mijn broer in de klas, met zeer gedegen kwaliteitsvol onderwijs besefte ik later. En tal van mooie herinneringen: de kikkerdril die we gingen vangen in de Waterbroekloop, het vele knutselen, de schoolkrantjes die we zelf maakten en mochten stencilen, het winkeltje naast de smid waar we stiekem snoep gingen kopen, de melodica- en blokfluitlessen, de uitgebreide lessen aardrijkskunde en geschiedenis, o.a. van Mol, de intercommunale examens, het leesboek dat we kregen op het einde van het schooljaar bij ons rapport en ‘het muurke’ dat ik vormde samen met de jongens tijdens het voetballen bij een penalty.

In september 1971 was ik zes jaar oud, een gelukkig en blijkbaar pienter kind, want ik zat een klas vooruit. Samen met mijn oudste zus liep ik school op de Rozenberg: zus Griet net gestart in het derde leerjaar en ikzelf in het tweede. Jan, mijn enige broer en een jaar ouder dan ik, zat in het tweede leerjaar in het Sint-Jan Berchmanscollege. Jongens en meisjes gescheiden dus, in aparte scholen. Zo ging dat in die tijd. We woonden toen nog in de Kapellestraat en later verhuisden we naar een groter huis op de Turnhoutsebaan waar mijn jongste zus geboren werd. We woonden met ons gezin van negen in Mol-Centrum, eerder op de grens met MijnSluis.

vader, Jo Valgaeren, was in die periode schepen van Onderwijs voor de Volksunie. De telling van het aantal leerlingen in het begin van het schooljaar 1971 baarde het gemeentebestuur kopzorgen. In de gemeentelijke jongensschool in Millegem bleken er onvoldoende leerlingen om volwaardige klassen in te richten. De oplossing? Ouders overtuigen om hun kind(eren) alsnog naar de gemeenteschool te sturen en, als schepen van Onderwijs, vooral … het goede voorbeeld geven. En zo geschiedde: mijn oudere broer en zus en ikzelf veranderden – ergens in de loop van september – van school. Niet evident natuurlijk, want de gemeenteschool was een jongensschool en wij waren weliswaar met zijn drieën (een aanwinst!), maar wel … twee meisjes en één jongen. Vanaf dat moment werd de gemeentelijke jongensschool in Millegem dan maar een gemengde school. Niet tot ieders tevredenheid, zo werd me later verteld, althans niet van ‘meneer pastoor’. Ik heb zeker geen ‘trauma’ overgehouden aan de plotse schoolwissel. Integendeel, ik kwam terecht in het tweede leerjaar bij een lieve juffrouw, mevrouw Vleugels, waar we de maal- en deeltafels leerden en schoonschrift, en waarvan ik me een van onze eerste lesjes ‘Eén zwaluw maakt de lente niet …’ nog levendig herinner. In het derde, vierde, vijfde en zesde leerjaar hadden we telkens een meester (meester Sannen 2x – Huysmans – Luyckx, tevens schoolhoofd). Zoveel meesters, dat vond ik wel bijzonder. Het aantal meisjes in onze gemengde klas is uiteindelijk erg beperkt gebleven met een maximum van drie meisjes, waar ik er dus één van was.

23

Politiek engagement: Wat je meemaakt als kind, bepaalt je verdere leven …

Ondertussen is er geen gemeentelijk onderwijs meer in Millegem. In de loop der jaren zijn er heel wat verschuivingen geweest in de lagere scholen van Mol wat inrichtende macht betreft. En ondertussen ben ikzelf – sinds 2019 – schepen van Onderwijs in Mol. Zo denk ik mee na over het beleid van onze gemeentelijke basisscholen in de gehuchten Ezaart, Ginderbuiten, Gompel, Heidehuizen en Rauw, en uiteraard ook van het buitengewoon basisonderwijs Saigo op de Galbergen. Ondertussen toch bijna 1400 kinderen in onze Molse gemeentelijke basisscholen. Daarnaast werken we netoverschrijdend samen aan een mooie toekomst voor alle Molse kinderen.

Hilde Valgaeren Huidige schepen van Onderwijs Hilde Valgaeren als kind. Jo Valgaeren, haar vader, schepen van Onderwijsin1971.

Jan Vanhees Niet op tijd door apartheid

Naar het eerste leerjaar In de kleuterklassen (fröbel) hadden wij nog vrij veel mogen rondlopen en praten en werden wij vooral bezig gehouden met papieren matjes vlechten en stukken stof uitrafelen. Wat men daar mee deed, vroegen wij ons nog niet af. Bij het uitprikken van figuurtjes moest je alleen oppassen niet in je eigen vingers te prikken. Verder was er zingen van In een klein stationneke en andere kinderliederen, en natuurlijk de poppenkast. De overgang naar het eerste leerjaar was daarom echt wel ingrijpend. Het was gedaan met rondlopen in de klas. Iedereen kreeg zijn plaats aangeduid en moest daar de rest van het jaar ook blijven zitten, tenzij de juffrouw daar anders over besliste. Ook het zwijgen werd een vereiste. In de rij staan, verder gaan met de armen overeen en vinger op de mond, dan pas mocht je de klas binnen. Dat zwijgen in de klas werd voor mij blijkbaar een probleem. En om dat praten af te leren kreeg ik het eerste uur in het eerste leerjaar al een grote plakker over mijn mond. Eéns en nooit meer. Een frustratie die me nog vele jaren is bijgebleven.

Vanaf het 6de leerjaar trokken we met de fiets naar de school in Mol. Kinderen van kaderleden en ingenieurs werden met het busje van de fabriek Vieille Montagne naar Mol gebracht. Omdat ik net lekke band had op de plaats waar het busje stopte om iemand op te pikken, vroeg ik de chauffeur of ik voor één keer mee kon. Ik zou anders te laat komen. Hij liet me staan. Ik was als zoontje van een bediende een vreemdeling die niet welkom was in die bus. Bij zijn terugkeer in de fabriek is de chauffeur onmiddellijk mijn vader gaan opzoeken. Hij vond het zo erg mij als kleine pagadder te hebben moeten laten staan met een kapotte fiets. Hij zou er te veel last mee gekregen hebben met iemand van de lagere klasse in zijn bus te hebben toegelaten. Wezel was in die tijd opgedeeld in standen. En dat gaf wel eens het gevoel van apartheid in een verder gewoon gehucht. Niet alles was vroeger beter.

Mooie herinneringen

Frank Van Vaerenbergh Klasje uit Ginderbuiten.

24

Op een dag vertelde hij de juf dat hij samen met zijn vader muziek speelde in de harmonie. Daar hij zo flink zijn best deed, wilde de juf hem ook eens horen muziek spelen.

Een nieuw schooljaar 1 september. Een nieuwe griffel en een schone, lege lei, dat is heel lang geleden. Veel later gebeurde dit verhaal echt.

Patrik V. was een jongetje van 6 jaar. Met een bang hartje ging hij naar het eerste leerjaar. Hij was niet de slimste, de opvallendste, de snelste … Wel was hij een stille, verlegen jongen. In de klas deed hij zijn uiterste best. Met veel moeite leerde hij lezen, schrijven, rekenen enz.

Nicole Geerts

Na schooltijd ging de juf naar zijn moeder toe en vroeg: ‘Patrik speelt muziek in de ‘Ja,harmonie?’enhijkan dat al goed,’ zei ze fier. ‘Wil jij zijn muziekinstrument eens mee naar de klas brengen? Woensdagmiddag een kwartiertje voor het beëindigen van de lessen! Zo kan de juf samen met alle kindjes horen wat hij kan spelen.’ En ja hoor, woensdagmiddag stond zijn mama daar. Patrik bloosde, maar heel fier speelde hij muziek. Heel de klas was stomverbaasd. Zelfs de directeur hoorde hem spelen en kwam kijken. Iedereen klapte luid in de handen.Terecht fier ging Patrik met zijn mama naar huis.

25

Patrik, als je dit leest, weet dan dat de juf ook heel gelukkig naar huis ging. De juf hoopt dat je nog steeds muziek speelt en gelukkig bent zoals toen die dag.

Knikkeren in ’t zwart Het kolenstof van Vieille Montagne sloeg over de toenmalige jongensschool van Wezel heen. Op de speelplaats waaide het samen. Ideaal om in te knikkeren, zolang de jongens van het 6de, 7de en 8ste leerjaar (die samen in één klas zaten) niet alles wegkeerden. Hun voorproef tot ze konden gaan werken op 14. Wij trokken na het 5de leerjaar naar Mol. Maar nooit nog zo’n zwarte handen gehad in de klas! Frank Van Vaerenbergh Een klasje uit Wezel.

26

Er was ook nog een voetbadzaal: een grote ruimte met op lage hoogte allemaal vierkante lavabo’s met telkens een bankje ervoor. Wekelijks moest je je voeten wassen en het water nogmaals gebruiken om er je kousen in te wassen. Veel zalen met elk hun eigen verhaal. Voor sommige meisjes was dit geen gemakkelijke en zelfs traumatische periode, met veel verdriet. Ook een tijd van rebelleren en opstandig zijn. Maar wie er zijn weg kon vinden en volhield heeft er meestal warme vriendschappen en nuttige levenslessen aan Deovergehouden.‘kost’wasop veel plaatsen bedenkelijk, maar de school en het onderwijs waren uitstekend voor wie mee kon. Het was een belangrijke basis voor een mooie toekomst. Suzanne Vanarwegen

Kostschool Kostschool, het woord kan je splitsen in ‘kost’ en ‘school’, en dat was het ook: een instelling waar je naast onderwijs ook kost en inwoon kreeg. Deze kostscholen waren in de jaren 50 bijna uitsluitend katholiek. Jongens en meisjes goed gescheiden: jongens onder het alziend oog van broeders of priesters en meisjes onder streng toezicht van zusters. Tot ze achttien waren allemaal kinderen onder de noemer: internen. Externen hoorden er niet thuis. Wie in 1950 in september op internaat vertrok, met een speciale koffer voor beddengoed, valiezen, schoolgerief en het juiste uniform, verbleef er tot Allerheiligen, de volgende verlofperiode was de kerstvakantie enz. Contact met thuis kon eenmaal per week via brieven die zowel in als uit gecontroleerd werden. Heimwee of verdriet bestond niet op papier. Niet te begrijpen en onaanvaardbaar voor de jongeren van vandaag. En toch waren we toen met Ontspanningvelen. en kapel waren streng gereglementeerd. Het uniform diende voor winter en zomer. Altijd correct te dragen: hoed op zondag, baret in de week. Een betere kostschool telde meerdere ruimtes. Belangrijk was de slaapzaal. Altijd was er een inslapende non aanwezig. De chambretten waren voorzien van gordijntjes. Tijdens de dagelijkse weesgegroetjes moesten de tenen naar buiten piepen. Iedereen beschikte er over een waskom met ijskoud water en over een po met gebruiksregels. Oudere internen mochten in bepaalde scholen wat meer en beschikten bijvoorbeeld over een eigen Verderkamer.

waren er studie-, recreatie-, speel-, ontvangsten eetzalen. Speciaal was de badzaal. Ze was ingedeeld in verscheidene cabines met ligbaden. Je kon er gebruik van maken als je extra betaalde. Je onderbroek mocht er niet uit.

Tijden veranderen ‘Automekanieker’, dat was het antwoord als er weer eens iemand aan mij vroeg: ‘Wat ga je later worden, jongen?’ Maar omdat mijn vader tewerkgesteld was aan de wegenwerken voor de deur van de directeur van een normaalschool werd het onderwijzer. Het is ondertussen ruim vijftig jaar geleden. Leuke maar ook keiharde herinneringen aan die tijd keren soms in flarden terug. Zoals de Nederlandse leerling die ‘s nachts uit het internaat wegglipte, een auto stal en in Nederland een ongeval veroorzaakte. Of de kerel die ziek op zijn kamer mocht blijven. Hij veroorzaakte een kortsluiting en kon nog net voorkomen dat het schoolgebouw in de fik stond. Het zijn dieptepunten. Ik denk ook wel eens terug aan de leerlingen die bedelden om mijn schoenen te poetsen na het voetbal op woensdagnamiddag. Of aan de kerel die ik betrapte op roken en die de peuk in zijn broekzak zachtjes heen en weer schudde zodat de rook niet opviel. Ik ging niet weg en bleef praten over het voetbal. Hij moest zich wel gewonnen geven toen het stompje zijn vingers schroeide. Maar als ik nu terugdenk aan wat mag en niet mag, dan denk ik toch aan die keer voor de refter. De leerlingen schoven aan en in die lange rij riep er eentje, opgejut door zijn kameraden, mijn toenaam. Meteen trok hij zich weg en ik haalde in een reflex mijn 42 boven. Het was geen voltreffer, maar ik raakte wel zijn achterwerk. Mijn gezicht verraadde ergernis en iedereen schoof in stilte iets vlugger langs me heen. Jaren later ontmoette ik die gast opnieuw toen hij een test kwam afleggen als technicus bij Radio Mol. ‘Dag, meneer,’ groette hij beleefd. Ik maakte hem duidelijk dat we niet meer op school waren en dat hij gerust Jan mocht zeggen. Het stelde hem gerust en toen vond hij de moed om terug te komen op het voorval van weleer. ‘Weet je nog,’ zei hij, ‘je hebt me eens een trap gegeven en ik durf nu wel zeggen dat ik me toen sterk hield maar dat die verdomd pijn deed. Maar ik heb het niet laten merken,’ zo besloot hij. Ik zei: ‘Dat weet ik nog goed en weet je dat ik toen mijn voet overstrekte en mijn wreef erg pijn deed. Maar ik heb het ook niet laten zien.’ Meteen waren we niet alleen collega’s, maar ook lotgenoten. We hebben er eens goed mee gelachen en het incident was gesloten. Ik heb eens een haantje-de-voorste met de rug tegen het bord gezet en de rest van het lesuur met aangetekende ezelsoren laten staan. Een jongen die een boterham langs het kantelraampje in het eerste leerjaar binnengooide, liet ik ‘handjes draaien koekenbakken vlaaien’ zingen voor die klas enz. Ik praat me niet vrij en beweer niet dat het de juiste methode was, maar als ik die jongens tegenkom, is het altijd een prettig weerzien. Als je dit ongevoeligheid noemt, dan is het heden ten dage dikwijls Ikovergevoeligheid.kijktevredenterug op mijn schooltijd en schaam mij om niets.

Jan Mermans

27

Jos Foets / Rik Ruts 28

Het Buitengewoon Onderwijs zou Freddy beter kunnen helpen om toch de vaardigheden als lezen, rekenen en schrijven zo goed mogelijk onder de knie te krijgen. En ja, de basis van deze vaardigheden kon hij verwerven.

Frans Geboers

Met ‘De Fiets’ het onderwijs binnen!

We schrijven 1965. De legerdienst is achter de rug en de zoektocht naar een job kan beginnen. Reeds tijdens mijn legerdienst had ik vele sollicitatiebrieven geschreven naar de directie van de middelbare scholen in de ruime omgeving. Ik had daar tijd genoeg voor, want op de ‘Sectie Personeel’ van de kazerne in Bensberg (Duitsland) sleten we het grootste deel van onze tijd door boeken te lezen. De reactie op al mijn brieven was pover en als het enigszins kon, reed ik met de fiets naar de verschillende scholen om persoonlijk te solliciteren in de overtuiging dat op die manier mijn kansen op een job vergroot werden. Tot ik op zekere dag, naar het einde van de vakantie toe, te horen kreeg dat op de ‘vakschool’, ondertussen langzaamaan ingeburgerd als Technisch Instituut St.Paulus (behalve bij Tijs Vanneste), een fulltimejob als leraar Nederlands in de Beroepsschool vacant was. Ik trok erop af en mocht van de kersverse directeur, E.H. Jacques Vanhoudt, een proefles komen geven. Ik bereidde twee lessen voor: een woordenschatles over ‘De Fiets’ en een leesles over ‘Floere, het fluwijn’ van Ernest Claes. Het werd de woordenschatles. In de klas achteraan zat de jury: de directeur, een leraar Nederlands en een volksvertegenwoordiger van toenmalige CVP-strekking. De ingeving om een leerling zijn fiets te laten gaan halen en die vooraan op een bank te tillen om zo alle onderdelen van de fiets aan te duiden moet overtuigend geweest zijn, want het lukte: ik mocht na het weekend starten in de beroepsschool. De opdracht die de directeur me meegaf, was: ‘Probeer die jongens nuttig bezig te Dathouden.’heb ik 35 jaar lang geprobeerd, maar ik ben er quasi zeker van dat toen al de basis gelegd werd van mijn grijze haren, want er zaten belhamels tussen (om het eufemistisch te zeggen). Toen ik bijvoorbeeld de eerste dag op de speelplaats verscheen en naar mijn klaslokaal wilde stappen, passeerde ik een buurjongen die me vroeg: ‘Hey, joem, wa kome gaai hie dun?’ Toen ik hem in mijn beste Nederlands antwoordde dat het voortaan ‘Mijnheer’ moest zijn, klapte hij blijkbaar dicht, want hoewel ik hem nog vaak ontmoette, heeft hij me nooit nog een blik, laat staan een ‘goeiendag’ waardig bevonden.

Hij deed dat niet graag, hij kon of hij wilde niet meer mee.

Gewoon buitengewoon

In de lagere school zette dat zich voort!

En kijk, na zoveel jaren heeft hij een vriendin, hij kocht een huisje, hij kijkt naar een groot formaat kleurentv, hij heeft een gsm, gaat zelfstandig Hijwinkelen.trektuitermate goed zijn plan. En vooral, hij gaat al jaren graag werken!

In de kleuterklas kon hij al geen weg met blokjes, pareltjes, prenten en puzzels.

Tonderwijs, Totterdood

29

Als vader van twee dochters meende ik dat ik het conflict wellicht kon helpen ontmijnen. Een sneuveltekst over de materie leek me een goed begin, maar mijn werktitel, ‘Zoeken en Tasten in ’t Gemengd Onderwijs’, kon bij de weinige overgebleven broeders op geen enkel begrip rekenen. Mijn tekst sneuvelde nog voor hij goed en wel geschreven was. Dat gemengde onderwijs is er overigens wel gekomen, en het werd een succes, maar toen had ik er de pedagogische plaat al gepoetst.

Inonderwijs.debroedersschool (even later werd het een broederschool) waar ik de eerste dertien jaar van mijn carrière heb mogen lesgeven, was dat laatste een heet hangijzer, of ‘een gevoelig onderwerp’, als u mijn beeldspraak te beeldend vindt. De argumenten voor en tegen werden met felheid uitgesproken.

En toen kwam Erasmus, het door Europa gestimuleerde en gesponsorde uitwisselingsprogramma voor hogescholen. Waar we als docenten tot dan toe veelal onder de twee Geelse kerktorens waren blijven plakken, daar stapten we nu met uitgestreken gezicht op het vliegtuig richting Athene, Madrid, Lissabon. Curricula vergelijken, studiepunten in kaart brengen, stages regelen, contracten en beursaanvragen schrijven, een boel werk dat we voordien nooit hadden gedaan. Het leverde de deelnemende studenten een ruimere horizon en een betere talenkennis op, en ons de jaloerse blikken van heel wat collega’s. Begrijpelijk, met al die exotische bestemmingen, maar dat ik op kerstavond in het kille en doodse Geelse treinstation de aankomende Spaanse studenten stond op te wachten (Spanjaarden vieren Kerstmis niet zo, die vieren Driekoningen), dat hadden die collega’s dan weer niet Vreugdegezien. en verdriet, tonderwijs, vandaag blijkbaar nog wat meer dan in mijn tijd. Mijn eindoordeel? Fijne baan. Veel geleerd. Ivo Verheyen

Van de 72 levensjaren die mij tot dusver vergund zijn geweest, heb ik er 55 – af en aan – in klaslokalen doorgebracht: 19 jaar ín de schoolbanken, 36 ervoor en ertussen. Geeft dat een mens recht van spreken in een themanummer over onderwijs? Bwa, misschien wel, maar eigenlijk neem ik het mezelf vooral kwalijk dat ik er, ergens in de loop van die 36 jaar, niet eventjes ben uitgestapt om iets totaal anders te gaan doen: rekken vullen in de Aldi, gemeentelijke bloemperkjes aanharken, ik noem maar wat. De wereld eens anders bekijken. Niet gebeurd, helaas, pindakaas. Niet dat je als onderwijsmens niks meemaakt, verre vandaar. Je ziet op 36 jaar echt wel een en ander komen en dan, al dan niet in diepe stilte, ook weer voorbijgaan. Een losse greep, niet chronologisch en niet in orde van belangrijkheid, uit de groep van lang- en kortparkeerders: het VSO en de docimologie, moderne wiskunde, CALL (‘computer assisted language learning’ voor de kenners), de mediaan, Frans Derde Taal, klassenraden (toen nog zonder tussen -n), Erasmus, ouder- en nieuwerwetse taallabo’s, zwarte borden (met krijt) en witte borden (met stiften en hun ziekmakende geur), de video, gemengd

Op naar het Hoger Onderwijs! Hoe hoopvol klinkt dat niet. Ook daar werd ik meteen geconfronteerd met een zeer gemengd studentenpubliek, en dat niet enkel op basis van gender. Mijn vakken, Engelse en Nederlandse communicatie, werden door een deel van dat publiek warm verwelkomd; een ander – en niet gering – deel kon de zin van met name Nederlandse communicatie absoluut niet vatten. In die cursus ging tachtig procent van de tijd op aan een feitelijk overbodige uitleg: dat slordig spreken en schrijven niet alleen onbeleefd is, maar vaak ook leidt tot vervelende misverstanden, dure fouten, regelrechte rampen. Vergeefs, vaak.

9. Europees onderzoekscentrum.

4. Een ander woord voor deugniet, schelm.

Woordspel

Heb je alles goed ingevuld? Dan verschijnt het codewoord verticaal. Veel succes!

1. In Vlaanderen is onderwijs voor iedereen gegarandeerd door de ..........

6. Een door Europa gestimuleerd en gesponsord uitwisselingsprogramma voor hogescholen.

7. Strijd tussen het rijksonderwijs en het katholiek onderwijs.

8. Hij had in Ezaart de reputatie een van de hoogste van de Kempen te zijn.

Mia Belmans 30

of per post Seniorenraad, Jakob Smitslaan 28, 2400 Mol. Afgeven aan de balie in Ten Hove kan ook.

3. Langs een kantelraampje gooide hij het in het eerste leerjaar binnen.

5. Leraar Senne Rouffaer lag aan de basis van deze toneelkring, het ..........

Om deel te nemen aan de puzzelwedstrijd bezorg je het codewoord vóór 10 oktober aan seniorenraad@gemeentemol.be

Om deze woordpuzzel op te lossen moet je alleen maar aandachtig dit magazine lezen. Hierin vind je de antwoorden op de onderstaande vragen.

2. Een bed, van andere bedden afgescheiden door een manshoge (houten) wand en/of een gordijn.

De meester dicht

Zeg, Wim, waarom … Wàààt, jouw vulpen GEBROKEN!??

Toen werd het stil, en iedereen keek, want de meester werd rood en dan blauw en dan bleek. En ’t enige dat men hoorde, was een luidklinkende krak: ’t was het hart van de meester dat plotseling brak … R.I.K.R.I.P.

31

Hoe schoon is de roeping van ons, pedagogen, dat wij met kinderen onderhandelen mogen. Hoe rijk is dit leven aan ernst en aan pret: zij houden van leren, ik van enig verzet. Hoe bewonder ik hun levendig enthousiasme … Oei, levendig enthousiasme, dat is pleonasme. Iets anders dan … hun levendige kindervreugd. Dat grijpt mij om ’t hart, dat doet mij deugd. Zie ze daar eens naarstig werken: die brave Put, die kleine Vanderkerken, de schalkse Smet en Woutertje Debaere en … Zeg, Peeters, waarheen zit jij weer te staren? Die onschuldige blikken, die vragende ogen als ik vertel van elfen en nimfen die vlogen. Laatst moest ik weer lachen met Steven, die guit … Zeg, Peeters, is ’t goed nu, of je vliegt er nog uit!

Meer heb je niet nodig dan boeken en kinderen, wat zou mijn geluk dan nog verder verhinderen. Meer verwacht ik n… Hé, wat is dat, Frank? Die kauwgum weg! Snel! … Niét aan je bank!! Moest ik terug kiezen, ik nam dit beroep weder. Oei, het Stijlboek schrijft ‘weer’: dat gebruik ik dus beter. Want hun leergie… Ja, zeg het maar, Robrecht. Hoe dat dat komt? Dat heb ik al tienmaal gezegd!! Zoek het zelf maar op nu … NIET BIJ JE BUUR!! Ik voel het nog branden in mij, dat jeugdige vuur. Wààt?... Je wil wààrheen? Naar … naar het gemàk!? Het toilet, bedoel je, onthou dat nu, Jack! Ha, nog een tiental regels, dan is dit gedicht ook weer klaar. Hoe week is ’t mij te moede … HELA, wat is dat daar!? Hij heeft wàt!? Je met de passer gestoken!??

denonnozelenToonuithangen:zichonschuldig voordoen,doenalsofjenietsweet •ergeenknaëtvanverstoan:erniksvan begrijpen •fikfakke(n):stoeien •fitten:spelwaarbijjedetegenstandermoest proberenaantetikken •fletske:lieverdje,troetelkind(vandejuf) •hoagschoolhawe:spijbelen •hoeliekot:kolenhok(voorgestraften) •kakschool:kleuterschool •kapetunie:boekentas/kaft •knotte(n)schiete(n):knikkeren •metzijnekalleegepakt:bijzijnkraaggenomen •mot,patatofpeèr:oorveeg nepikopiemandhemme(n):iemandviseren •nonnekespis:heelslappekoffie(in schoolrefters) •schoolmestès:onderwijzeres •sjamfoeter:deugniet,schelm •slibbere(n):baantjeglijden •snotneuzen:kleinekinderen •totter:tuimeling,val •treiteren:plagen

Volgende personen werkten mee aan dit magazine: Artikels: Jef Aerts, Mia Belmans, Jules Boven, Rik Van Braband, Wim Caeyers, Luc Dausy, Frans Deckx, André Dillen, Jos Foets, Frans Geboers, Nicole Geerts, MarieJo Geysmans, Mil Kinnaer, Lut, Samra Mackic, Jan Mermans, Irene Mertens, Frank Moukala, Rudy Nuyts, Mia Pals, Orphee Pannekoucke, Eugene Van Pelt, Rik Ruts, Roger Sannen, Firmin troch, Frank Van Vaerenbergh, Hilde Valgaeren, Suzanne Vanarwegen, Jan Vanhees, Ivo Verheyen, Lotte Vreys Cartoons: Jos Foets De redactieraad: Mia Belmans, Jules Boven, Rik Van Braband, François Geerts, Leon Hens, Edith Heuvelmans, Irene Mertens, Monique Stynen, Jos Theuwissen, Suzanne Vanarwegen, Jan Vanhees, Karin Verreyt, Lotte Vreys, Astrid Vrolix Opzoekingswerk en materiaal: Gemeentelijke collega’s van de dienst seniorenplus, academies, erfgoed en heemkundige kring.

OplossingenMolsDialect

32

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.