1 minute read
ODE AAN ZEVENEKEN
Van positief naar negatief, dan opnieuw naar positief. Van schuim, over plastaline en siliconen, naar was. Het kunstwerk ondergaat vele fases vooraleer het eindresultaat zichtbaar is. Kunstenaar Geert Van Rysseghem vertelt verder hoe je van het wassen model een bronzen standbeeld maakt.
“Het wasmodel is klaar, dus worden de giet- en ontluchtingskanalen aangebracht (afb. 1). Een gietteut of trechter wordt vastgemaakt aan het (op foto witte) gietkanaal. Klaar voor het maken van een nieuwe, positieve mal. Met de gietteut naar onder plaatsen wij het beeld op de grond. De gietteut wordt vastgezet in chamotte. Hierrond zetten we een versteviging in netdraad met daarrond een plooibare pvc-plaat, een koker die vervolgens wordt volgegoten met een vuurvaste specie. De vuurvaste specie bestaat uit een mengsel van gips en hittebestendig materiaal zoals gemalen baksteen, porfier, chamotteklei en gravel. Deze positieve mal wordt nu een week uitgestookt in de uitstookoven tussen 650 en 850 °C. De was smelt en er ontstaat een holte. Vanaf nu is de was verloren, vandaar de “verloren wasmethode”. Sommige gieterijen vangen die wel op in waterkuipen zodat de was kan gerecupereerd worden. De uitgestookte mallen worden omgedraaid en volgegoten met brons (afb. 2). Een gietklare bronslegering wordt opgewarmd naar ongeveer 1200 °C, het smeltpunt van brons ligt rond de 1050 °C.
Advertisement
Na afkoeling worden de chamotte mallen stukgeslagen en de netten verwijderd. Een arbeidsintensief werk. Vervolgens worden de ruwe, bronzen beelden afgespoten met de hogedrukreiniger. Er komt nu een bronzen beeld tevoorschijn met bramen en bolletjes (afb. 3). De bramen zijn ontstaan door de uitzetting van de verloren was die de chamotte deed kraken. De bolletjes zijn dan weer ontstaan door het opgieten van de kokers met chamotte. Door het mixen ontstaan er luchtbellen die zich op het wasmodel hebben vastgezet en die nu zijn volgelopen met brons. Het ciseleren kan beginnen, zeg maar het opkuisen van het stuk. Dit doen we zowel manueel met de ciseleerhamer en een beitel, en verschillende vijlen, als machinaal met schuur-, polier- en freesmachines. Indien nodig worden de verschillende onderdelen van het kunstwerk aan elkaar gelast (afb. 4).
Tot slot wordt het kunstwerk nog gepatineerd. Met een gasbrander wordt het stuk opgewarmd. De hoofdpatines zijn zwavellever (vulkanisch materiaal), ijzeroxide dat een roestachtige kleur geeft en koperoxide die we in het straatbeeld kennen van de oude, groene standbeelden. Dus het patineren is als het ware een nabootsing van wat de tijd met een bronzen beeld doet. Hoe ik aan de andere kleuren kom, blijft een geheim van de chef …”