Infomagazine lokaal bestuur Kontich 2021 mei - juni

Page 26

Erfgoed

Op weg naar de Reep rond 1900 In het vorige nummer van dit infoblad haalde Jos Van Passen (1892-1967) herinneringen op aan de Mechelsesteenweg bij het begin van vorige eeuw. Nu is hij de Lijsterbolstraat en de molen aan de overkant voorbij en hij nadert zijn doel. Hij vertelt hoe rond die tijd “de drie bijzonderste gebouwen” er uitzagen. We geven zijn tekst weer zoals hij die in 1956 neerschreef. Brouwerij de Reep De Brouwerij de Reep was geen grote onderneming zoals de brouwerij Huybrechts, die dagelijks twee, drie volle wagens, elk met twee zware paarden bespannen, naar de stad voerde. Brede wagens met drie rijen tonnen geladen, en waar onderaan nog een dubbele rij vaten aan de kettingen hingen. Neen, de Reep brouwde voor plaatselijk gebruik, en bestelde met één paardje of met de stootwagen, de nodige tonnen, halftonnen of vierdeeltjes naar enkele herbergen of bij de burgers van het dorp. Het was toen de gewoonte dat er in elk burgershuis een vat bier in de

(deel 2)

kelder lag. Gersten bij de rijkeren of seef in de zomer en vijf-gulden-bier bij de minder begoeden. Als de brouwersgast dan in de kelder het vat op een houten schraag had gezet, werd er een kraan in geslagen, een paar stropijltjes uit de bom getrokken, en in een steinen (= steengoed) kruik of in een karaf werd het schuimend bier opgevangen. Bij de maaltijden en ook bij ieder bezoek werd er “getapt”. Flessenbier bestond toen gelukkig nog niet. Bierbestelling bij de Reep deed men ofwel per briefwisseling met een open-postkaart (de toe-kaart werd voor belangijker zaken gebruikt), ofwel moest men te voet naar de brouwerij om de bestelling over te maken. Deze werd dan met krijt op een bord genoteerd. Daarna nam de brouwersgast een koperen stoopken van de haak naast het bord, en daalde er mee de kelder in. Een weinig later dronken dan koper en verkoper op beider gezondheid een kruikje fris bier, vers van het vat.

Wilde men nu eens een extragoed vaatje, dan deed men best de bestelling in de herberg de Reep, bij Jeang Stijve’s (Stevens) portier en eerste brouwersgast bij Winters (De Winter). Herberg de Reep. Een grote gelagzaal, een hoog ouderwets buffet met een bokaal kriekskens en een bokaal rozijntjes en enige flessen likeur. Een toog met zinken blad, waarop een pomp voor de gersten, een pomp voor de seef. Buiten, naast de voordeur, de traditionele eetbak voor paarden. Voor de Kontichnaar was de Reep een buitenherberg, doel van de wandeling van de zondagnamiddag. Met heel het gezin werd er naar toe gewandeld. Vader en moeder dronken er hun bier en de kinderen kregen elk hun borreltje kriekskens of rozijntjes, die met een pollepeltje uit de bokalen gevist werden.

26 | Informatieblad Kontich


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.