Bijlagen
‘Op z’n Tilburgs’ ‘The Tilburg Way’ Tilburg for European Capital of Innovation Het DNA van Social Innovation
Noten: bijlagen & verwijzingen Bijlagen behorende bij ‘Op z’n Tilburgs’, inzending voor de contest ‘European Capital of Innovation’ De hoofdnummering van de bijlagen, ingedeeld naar hoofdstuk, volgt de nummering van de voetnoten in de tekst en onderaan de betreffende pagina van het hoofddocument. Elke bijlage in deze bundel draagt het betreffende volgnummer in blauw op de eerste pagina. Daarnaast zijn hieronder de voetnoot-verwijzingen naar websites en andere bronpublicaties nog eens opgenomen. NOTEN, VOLGNUMMERS EN VERWIJZINGEN HOOFDSTUK 2 1 - 2.1.1 Ondertekenaars strategische Agenda 2 - 2.1.2 Strategische agenda Midden-Brabant 3 - 2.3.1 Position papers enabling region, sustainable region, healthy region 4 - 2.4.4.1 Johannes Hahn geciteerd bij het Kastelenoverleg van Brainport 2020 in Brussel, november 2013 5 - 2.4.4.2 Smart Specialisation Strategy Zuid-Nederland 6 - 2.4.4.4 European Network of Cities of Social Innovation (intentieverklaring) 7 - 2.4.4.5 Info Leisure Boulevard 8 - 2.4.4.6 Info Logistics Cities 9 - 2.4.4.9 Functie REAP 10 - 2.4.4.10 Social Innovation Award Winners 11 - 2.4.4.11 Social Innovation Sensemaking Method 12 - 2.4.4.15 White papers kadernotitie 13 - 2.4.4.16 ICD rapportage 2012 14 - 2.4.4.17 Strategie Tilburg University 2014-2017: Het verschil maken 15 - 2.4.4.18 Info Hart van Brabant 16 - 2.4.4.20 Artikel VNG Tilburg wint Innovatieprijs 17 - 2.4.5.2 Programma werkconferentie Horizon 2014 18 - 2.4.5.3 Samenvatting Logistics Cities, partnerschapsovereenkomst LC 19 - 2.4.5.4 Huis van de Logistiek (foto) 20 - 2.4.5.5 HvdL bewoners 21 - 2.4.5.6 Logistiek in Midden Brabant 22 - 2.4.5.7 Leaflet Boost Logix 24 - 2.4.5.9 Freightfactory artikel in Business Software & Mobille 25 - 2.4.5.10 Ondertekening samenwerkingsovereenkomst Tilburg Waalwijk 26 - 2.4.5.11 BD illustratie Maaspoint Brabant Havens Waalwijk 27 - 2.4.5.12 BD artikel innovatieve vervoerstad Tilburg 28 - 2.4.5.12a EUTA 29 - 2.4.5.13 Valorisatieprijs De regio werkt 30 - 2.4.5.14 Het ondernemersakkoord 31 - 2.4.5.15 Folder Stimuleringsfonds 32 - 2.4.5.16 Artikel Capi 33 - 2.4.5.16a Startersbeurs 34 - 2.4.5.17 Tranzo: Academische Werkplaatsen 35 - 2.4.5.18 TiSIL: Making knowledge work 36 - 2.4.5.19 Leaflet Leisure Academy Brabant 37 - zie website www.tilburg2040.nl/#!/1 38 - 2.4.5.21 Toekomst Tilburg 2040 ‘van expedities naar allianties’ 39 - 3.1.3 Mediabericht bezoek staatssecretaris Van Rijn aan Tilburg
Noten: bijlagen & verwijzingen NOTEN, VOLGNUMMERS EN VERWIJZINGEN HOOFDSTUK 3 41 - Met triple helix wordt in de Tilburgse Methode geduid op de multiple helix samenwerking, waar naast de traditionele partners kennis, bedrijfsleven en overheid ook maatschappelijke organisaties en burgers partner zijn. Dat leidt er mede toe dat de innovaties zich niet alleen in het sociaal-economisch domein manifesteren, maar ook in het maatschappelijke en culturele domein. 42 - 3.1.1 Aerocat partners with Aer Lingus 43 - 3.1.2 Tesla opent assemblagefabriek in Tilburg 44 - 3.1.0 Telos: Duurzaamheidsbalans Tilburg 2013 45 - 3.1.3 Mediabericht bezoek staatssecretaris Van Rijn aan Tilburg
NOTEN, VOLGNUMMERS EN VERWIJZINGN HOOFDSTUK 4 46 - Zie het Social Innovation Process model van Murray, R., Caulier-Grice, J., & Mulgan, G. (2010). The Open Book of Social Innovation. NESTA & Young Foundation. Retrieved from http://www.nesta.org.uk/publications/assets/features/the_open_book_of_social_innovation. Social Innovations doorlopen daar een aantal stadia van groei en impact: (1) prompts, inspiration, and diagnoses; (2) proposals and ideas; (3) prototyping and pilots; (4) sustaining; (5) scaling and diffusion; (6) systemic changes. De kracht van het Midden-Brabantse SI ecosysteem is dat expliciet wordt ingezet op niveau (5) en (6). t Staatssecretaris Van Rijn 47 - Zie bijvoorbeeld de Social Innovation Sensemaking methodiek: A. de Moor and R. van den Assem (2013), Public Libraries as Social Innovation Catalysts. In Proc. of the 10th Prato CIRN Conference “Nexus, Confluence, and Difference: Community Archives meets Community Informatics”, Prato, Italy, Oct 28-30 2013. 48 - Zie bijvoorbeeld het onlangs verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). (2013). Naar een Lerende Economie - Investeren in het Verdienvermogen van Nederland. Amsterdam University Press. 49 - http://www.bibliotheekmb.nl/beleidskompas.aspx 50 - Copeland, S., & Miskelly, C. (2010). Making Time for Storytelling - the Challenges of Community Building and Activism in a Rural Locale. International journal of media, technology and lifelong learning, 6(2), 192–207. 51 - Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). (2013). Naar een Lerende Economie - Investeren in het Verdienvermogen van Nederland. Amsterdam University Press. 52 - Denning, S. (2001). The Springboard: How storytelling ignites action in knowledge-era organizations. Boston: Butterworth-Heinemann. 53 - Periphèria. (2013). The Human Smart Cities Cookbook. http://www.peripheria.eu/ 54 - http://ec.europa.eu/europe2020/ 55 - Periphèria. (2013). The Human Smart Cities Cookbook. http://www.peripheria.eu/ 56 - http://blog.duolingo.com/post/64024962586/duolingo-now-translating-buzzfeed-and-cnn 57 - http://www.fontysaci.nl/ 58 - http://fontys.nl/Over-Fontys/Fontys-Hogeschool-Journalistiek.htm 59 - http://performatory.nl/ 60 - http://www.tilburguniversity.edu/nl/onderwijs/masteropleidingen/bedrijfscommunicatie-en-digitale-media/ 61 - https://webgate.ec.europa.eu/socialinnovationeurope/
Colofon
2.1.1 Aanwezigen 1 oktober 2010
2.1.1 Persbericht Lancering DITSS
Lancering nieuw kennisinstituut: Dutch Institue for Technology, Safety & Security Midpoint Brabant, Brainport Development en de gemeenten Tilburg en Eindhoven, lanceren woensdag 21 maart een nieuw kennsinstituut: Dutch Institute for Technology Safety & Security. Dit instituut gaat zich richten op technologische innovaties en nieuwe samenwerkingen in het veiligheidsdomein. De ondertekening van het convenant vindt plaats bij het bedrijf Prodrive in Son. Aansluitend op de ondertekening worden tijdens het minisymposium ‘Technologie, Social Innovation en Veiligheid’ het instituut en diverse Operational Field Labs gepresenteerd. Bijvoorbeeld ‘Netcentrisch werken’, dat mogelijkheden biedt voor cases zoals de brand bij een chemisch bedrijf in Moerdijk. Netcentrisch werken Bij Netcentrisch werken worden live camerabeelden, statische geografische informatie over de omgeving en actuele informatie over objecten, bijvoorbeeld over de opslag van gevaarlijke stoffen, geïntegreerd en visueel hoogwaardig aangeboden aan politie, brandweer en/of ambulance. Op deze manier werken alle betrokken organisaties met dezelfde informatie. De informatie ondersteunt de samenwerking van de hulpverleners en zorgt dat partijen sneller beslissingen kunnen nemen en effectiever optreden. De technologie is ontwikkeld door het bedrijf Geodan, dat vanaf het eerste moment betrokken is bij het Dutch Institute for Technology, Safety & Security. Krachten gebundeld In dit instituut worden de krachten van twee regio’s gebundeld. De samenwerking van bedrijfsleven, kennisinstituten en overheid in de beide regio’s met technologische innovatie in Brainport Regio Eindhoven en social innovation in Midpoint Brabant. Social innovation is het slimmer toepassen en combineren van bestaande en nieuwe producten op een creatieve, nieuwe manier. Brainport Regio Eindhoven en Midpoint Brabant gelden als proeftuin voor de rest van Nederland. De innovaties op het gebied van veiligheid kunnen in de toekomst ook nationaal en op Europese of wereldschaal worden toegepast. Partners In het Dutch Institute for Technology, Safety & Security werken de volgende partners samen: Stichting Technologie & Veiligheid, Geodan, Regional Platform Criminaliteitsbeheersing Oost-Brabant, Technische Universiteit Eindhoven, Tilburg University, Brainport Development, Midpoint Brabant, gemeente Eindhoven, gemeente Tilburg , provincie Noord-Brabant. Prodrive Prodrive is in de wereld van veiligheid bekend om hoogwaardige sensortechnieken voor camera’s. Prodrive maakt oplossingen concurrerender met slimme concepten en een sterke integratie van functionaliteiten. Prodrive is gevestigd op het Science Park Eindhoven 5501 in Son.
2.1.2. Strategische Agenda Midden-Brabant
Strategische agenda Midden-Brabant
Strategische agenda Midden-Brabant is een bijzondere regio, gelegen in het hart van een van de boeiendste economische centra van Europa: het Benelux Middengebied. Die positie biedt economische kansen en stelt uitdagingen. Het ‘Hart van Brabant’ wordt gevormd door de 8 gemeenten, die verenigd zijn in het ´ROM’: Regionaal Overleg Midden-Brabant (Goirle, Hilvarenbeek, Tilburg, Oisterwijk, Loon op Zand, Waalwijk, Dongen en Gilze en Rijen), maar vervult een economische rol, die deze gemeentegrenzen ver overschrijdt. Sinds 2007 werken gemeenten, onderzoeks- & onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en zorginstellingen in Midden-Brabant samen in het economisch programma ‘De ideale connectie’. Via De ideale connectie is de regio op weg om zijn economische kracht, in de speerpuntclusters Leisure, Logistics & Maintenance en Zorg, zichtbaar te maken en te versterken. Nu is het tijd om deze samenwerking te verdiepen en de regionale kennis en economische kracht te verbinden aan die van Brabant als geheel met als doel succesvol te kunnen opereren op globale schaal. Met die intentie hebben ook de Colleges van B&W van de ROM gemeenten zich onlangs uitgesproken voor een intensivering van de gemeentelijke samenwerking in de regio.
Midden-Brabant
De strategische agenda vertaalt de ambitie en uitgesproken samenwerkingsbereidheid van de partners in een internationale terminologie, plaatst deze in het centrum van wereldwijde kennisontwikkeling en vertaalt de agenda naar de eigen identiteit van de regio. ‘Hart van Brabant: Regio van Sociale Innovatie’ typeert die identiteit. De ‘branding’ van de identiteit is een belangrijke opgave bij de implementatie van de strategische agenda.
Met dat doel hebben de bestuurlijke vertegenwoordigers van gemeentelijke overheden, kennis- en onderwijsinstellingen en bedrijfsleven in Midden-Brabant, mede op uitnodiging van de Commissaris van de Koningin, een strategische agenda opgesteld. Deze agenda is de marsroute voor de gezamenlijk ambitie om Midden-Brabant, toekomstgericht te positioneren als ‘Hart van Brabant: Regio van Sociale Innovatie’.
2.
Ook het Middelbaar Onderwijs is met het ROC Tilburg en De Rooi Pannen bovengemiddeld vertegenwoordigd. Tilburg is bij uitstek een onderwijsstad, die excelleert in gamma wetenschappen. In dat sterke onderwijs- en kenniscluster vinden startende en innovatieve ondernemingen een vruchtbare voedingsbodem.
Kenmerken
Sterke economische clusters.
van de
regio De ambitie om uit te groeien tot de economische draaischijf van Noordwest Europa wordt geschraagd door de sterke eigenschappen van de regio Midden-Brabant.
Kracht ligt in schakelen. Het (economisch) handelen wordt gekenmerkt door korte lijnen, open verhoudingen en een optimistische pragmatische betrokkenheid (“can do�). Economische actoren weten elkaar snel te vinden en de bereidheid om experimenten aan te gaan is groot. Dat maakt creatieve krachten los, die gemakkelijk vernieuwingen in praktijk weten om te zetten.
Sterke verbinding tussen stad en land. Midden Brabant biedt een aantrekkelijk woon-, leef- en vestigingklimaat. Met een ruime differentiatie tussen stedelijke woonmilieus in Tilburg en Waalwijk, dorpse woonomgevingen in de kleine kernen en groene landelijke omgevingen daar tussenin. De sterke betrokkenheid van stad op land en omgekeerd komt tevens tot uiting in het kleinschalige parkachtige landschap. Dat roept een gevoel van nabijheid op en verhoogt daarmee de aantrekkelijkheid voor bewoners en bezoekers. Via rail, weg en water kent de regio uitstekende lokale en mondiale verbindingen, zowel voor goederenstromen (Midden-Brabant is een van de belangrijkste logistieke knooppunten van Nederland met tal van Europese Distributie Centra) als voor personenvervoer.
Excellente kenniscentra. Op het terrein van gamma kennis kan de regio toegevoegde waarde leveren aan economische activiteiten. De regio beschikt op dat terrein over een krachtige uitgangspositie. De Universiteit van Tilburg heeft een hoge mondiale status en expertise op kennisgebieden als rechten, economie, organisatie, zorg, leisure, marketing. Met Fontys Hogescholen en Avans Hogeschool in Tilburg en (in de onmiddellijke nabijheid) de NHTV Internationale Hogeschool in Breda, biedt de regio Hoger Onderwijs in alle denkbare vakgebieden. Met 28.000 Hoger Onderwijs studenten kent MiddenBrabant een bloeiende kenniscultuur.
De regio wordt gekenmerkt door een stabiele economie, die gedragen wordt door een breed scala aan Midden- en Kleinbedrijven. Van oorsprong een industriestad heeft Tilburg zich ontwikkeld tot een economisch centrum met een brede laag van dienstverlening en creatieve bedrijvigheid, zonder de industriĂŤle basis te verloochenen. Een goede en stabiele arbeidsmarkt en een goed arbeidsethos is kenmerkend voor de regio. Die combinatie komt ook tot uiting in de sterke economische clusters van de regio:
Zorg met hooggeklasseerde ziekenhuizen, innovatieve zorginstellingen, grote zorgverzekeraars al CZ en Interpolis, de Brabant Medical School, het wetenschappelijk instituut Tranzo. Logistiek met uitstekende trimodale verbindingen, hoogwaardige kennis en know-how, een concentratie van logistieke dienstverleners en grote Europese distributiecentra en de ontwikkeling tot logistieke hub van de mainport Rotterdam. Maintenance met, met name voor de luchtvaartindustrie, een sterk cluster van toeleveranciers, de luchtmachtbasis Gilze-Rijen, functionerend als centrum voor helikopteronderhoud en specialistisch beroepsonderwijs op de terreinen luchtvaarttechniek en luchtvaart dienstverlening. Leisure & entertainment met grote attractieparken als Efteling en Beekse Bergen, nationale natuurgebieden en Landschappen als Loonse en Drunense Duinen, Het Groene Woud, land van de Hilver, land van Heusden en Altena. Met excellente kennis en know-how bij bedrijven en kennisinstellingen (Leisure Academy. Met topcultuur als museum De Pont en Audax Textielmuseum, een scala aan moderne muziek en podiumcultuur en creatieve bedrijvigheid in audio en visuele producties en Multimedia. Moderne topsportfaciliteiten voor bijv. ijshockey en de eredivisie voetbalclub Willem II. Smart materials met, geworteld in de glorie van de textielindustrie, hoogwaardige kennis van woven en non-woven textiles, innovatieve ontwikkelingen op het terrein van membraantechnologie. Een sterke verbondenheid van ontwerp, innovatie, productie en handel. Ketenkracht. De economische en kennisstructuur van de regio wordt niet gekenmerkt door een sterke specialisatie, maar juist door een unieke combinatie van kennis en creativiteit, van denken, doen, maken en verspreiden. Dat positioneert Midden-Brabant bij uitstek om zich te profileren als de economische schakelkast van Noordwest Europa.
3.
Toekomstprofiel van de
regio
Voortbouwend op de eigen sterktes heeft Midden-Brabant de potentie en ambitie om een onderscheidende rol te vervullen in de dominante economische ontwikkeling, waarin niet meer individuele sectoren, maar juist de kracht van ketens, gebaseerd op krachtige netwerken, beeldbepalend zijn.
Sociale Innovatie past bij de regio Hart van Brabant en is in deze regio het leidende innovatiebeginsel. Sociale Innovatie vindt zijn toepassing in de economische ontwikkelingprojecten in de sterke sectoren (Leisure & Entertainment, Logistiek, Maintenance, Smart Materials, Zorg en Mobiele Communicatie & Informatie) in de regio Hart van Brabant. In de ontwikkeling en bundeling van kennis (Institute for Sustainability, Center for Transitions in Leisure) in de regio, is Sociale Innovatie het verbindende begrip. De vormgeving van het Openbaar Bestuur wordt gekenmerkt door samenwerking, durf en vernieuwing in de communicatie met en invloed van de burger. De toegevoegde waarde van zijn onderscheidende eigenschappen, kennis en ruimtelijke kenmerken biedt de regio Hart van Brabant de potentie om internationaal een leidende positie in te nemen in kennisontwikkeling en implementatie van Sociale Innovatie.
Hart van Brabant: Regio van Sociale Innovatie
Midden-Brabant vormt het innoverende hart van economische vernieuwing. De regio verbindt de economische krachten van Zuidoost en Zuidwest Nederland in Europese context. De kenmerkende verbindingen van kennis-kunde–kassa, van denken en doen, van organiseren en maken, van alfa-bèta-gamma kennis, van creativiteit en korte lijnen, positioneren de regio als motor van economische en maatschappelijke innovatie: “Hart van Brabant”. De innovatieve kracht van de toekomst wordt, meer dan door technologische vernieuwing, bepaald door de wijze waarop het innovatieproces wordt vormgegeven, in strategieën, concepten, ideeën en organisaties waarin de mens en zijn omgeving centraal staan. Deze tendens wordt internationaal aangeduid met de term Sociale Innovatie.
4.
Overeenkomst Strategische Agenda Midden Brabant Tilburg, 1 maart 2010 De realisering van de ontwikkelingsambitie van de regio Midden-Brabant vereist dat de samenwerkende regionale partners uit Bedrijfsleven, Overheid en Onderwijs- & Kennisinstellingen de krachten bundelen om daaraan invulling geven. In de komende jaren zullen de gezamenlijke inspanningen gericht zijn op het realiseren van de volgende agenda: I Positionering van Midden-Brabant als “Hart van Brabant: Regio van Sociale Innovatie” Of het nu gaat om innovatieve verbindingen tussen sectoren (productie en diensten) of tussen grote en MKB bedrijven, om de kwaliteit en vernieuwing van het openbaar bestuur, om een effectieve verbinding van wetenschappelijke excellentie en vernieuwende praktijk of om de versterking van regionale en lokale samenlevings-verbanden, de profilering van Midden-Brabant als Regio van Sociale Innovatie (Region of Social Innovation) positioneert de partners in de frontlinie van economisch-maatschappelijke ontwikkelingen met een internationale ambitie. De partners zijn zich bewust van die ambitie en dragen maximaal bij aan het verscherpen van de profilering van de regio. De ontwikkeling van de bijbehorende agenda wordt in handen gelegd van een gezaghebbend Regionaal Ontwikkelingsbestuur (Regional Development Board) met toonaangevende vertegenwoordigers van ondernemers, overheden en onderzoeks/onderwijsinstellingen. II Vormgeving Open Source Kennis- en Ontwikkelplatform Het open source kennis- en ontwikkelplatform heeft de opdracht om innovaties bij bedrijven en organisaties te faciliteren door: - 'Leren': kennismaking met en kennisoverdracht over sociale innovatie; - 'Verkennen': (faciliteren van) onderzoeken van kansrijke crosssectorale innovaties; - 'Ontwikkelen': praktische ondersteuning bij (projectmatige) vormgeving van innovatieve ontwikkelingen en de implementatie daarvan. De ideale connectie wordt doorontwikkeld tot het Open Source Innovatie Platform 'Hart van Brabant', gericht op de verbinding van 'kennis', 'kunde' en 'kassa'. III Bevorderen Excellent Verblijfsklimaat De mens staat centraal in de ontwikkeling van het verblijfsklimaat in de regio Hart van Brabant. De mens als bewoner, bezoeker en ondernemer. Sociale innovatie als driver voor de versterking van het verblijfsklimaat komt tot uiting in investeringen in de landschappelijke kwaliteit, in de bovenregionale infrastructuur, in de verbinding tussen steden en dorpen en in aangename woon- en werkgebieden. Maar ook in een prettige omgang tussen mensen, in de wijze waarop ondernemers in de ontwikkeling van hun activiteiten worden bediend, in mogelijkheden voor maatschappelijke participatie en sociale stijging. Het excellente verblijfsklimaat in de regio draagt bij aan de ontwikkelingskracht van de Zuid-Nederlandse economie en de profilering van Brabant Stad als economische en ruimtelijke entiteit.
IV Vormgeving Topinstituut Sociale Innovatie Een centraal element in de profilering van de regio als Hart van Brabant: Regio van Sociale Innovatie wordt gevormd door het Topinstituut Sociale Innovatie. Het Topinstituut positioneert de Universiteit van Tilburg, in samenwerking met het omliggende hoger onderwijs en het omliggende bedrijfsleven, in de wetenschappelijke wereldtop. Hoogwaardige instituten als het Tilburg Sustainability Center, Telos, Tranzo, Netspar, Nexus, Center for Innovation Research, de Tilburgse School voor Politiek en Bestuur, Leisure Academy (Centre for Transitions in Leisure), bieden een krachtige basis voor de ontwikkeling van het Topinstituut. V Stimuleren Bestuurlijke Vernieuwing Sociale Innovatie geeft een impuls aan innovatieve vormen van regionaal/lokaal openbaar bestuur. De regio Hart van Brabant leent zich bij uitstek voor de toepassing daarvan in de vormgeving van effectief regionaal bestuur in relatie tot haar omgeving (burgers, bedrijven, instellingen; collaborative regional governance). Doelgericht schakelen tussen en binnen bestuurslagen draagt bij aan de bestuurbaarheid en aan het terugwinnen van het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur. Implementatie van sociale innovatie biedt innovatieve mogelijkheden om de uitdaging ´meer doen met minder middelen´aan te gaan. Sociale innovatie maakt de regio Hart van Brabant excellent in Openbaar Bestuur.
Ondergetekenden, vertegenwoordigers van bedrijven, kennisinstellingen en overheden van Midden-Brabant, stemmen in met deze agenda en komen overeen zich de komende jaren maximaal in te spannen om de regio in deze richting te ontwikkelen en positioneren.
Naam
Organisatie
Handtekening
5.
2.1.2. Smart Specialisation Strategy Zuid Nederland
2.3.1.a Position Paper Enabling Region
Position Paper Enabling Region Inleiding Het is weinig geruststellend in welk tempo en met welke standvastigheid in Nederland wordt gewerkt aan een nieuwe toekomstbestendig arbeidsmarktbeleid en bijbehorend sociaal zekerheidssysteem. Nederlandse arbeidsverhoudingen falen al tĂŠ lang in het tijdig, in brede zin en op toekomstbestendige wijze vormgeven van de dringende modernisering van de arbeidsmarkt. Daar kan en wil onze regio niet op wachten, want ondertussen loopt de (jeugd)werkloosheid in rap tempo op en voorzien we in de nabije toekomst door vergrijzing juist krapte ontstaan op de arbeidsmarkt. Hart van Brabant wil perspectief bieden aan werkgevers en werknemers. Gevestigde en nieuw vestigende bedrijven moeten op het juiste moment over de juiste aantallen arbeidskrachten met de juiste kwalificaties kunnen beschikken. Op deze wijze bieden we een goede randvoorwaarde voor economische ontwikkeling en kunnen we de regio werkzekerheid en welvaart bieden. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Mismatch in kwantitatieve en kwalitatieve zin op de arbeidsmarkt is van alledag en nooit helemaal oplosbaar. Maar zoals gezegd: niets doen of afwachten totdat vanuit het Rijk oplossingen worden aangeboden zijn geen opties. Dat past ook niet bij deze regio en de inspanningen tot dusverre. Het vraagt wel van alle relevante partners op de arbeidsmarkt een beter samenspel, het voortdurend smeden van wisselende en verassende coalities ĂŠn een ander handelingsperspectief. Iedereen zal moeten investeren en de bereidheid moeten tonen te willen veranderen om de koek groter te maken. Werkgevers zullen vanuit het belang voor hun eigenbedrijvigheid meer verantwoordelijkheid voor en bewustzijn van toekomstige ontwikkelingen moet nemen. Ook zullen ze op een andere wijze moeten leren kijken naar talentontwikkeling- en inzet van vaardigheden op de werkvloer. Werkzoekenden en werkenden moeten nog meer zelfredzaam worden en de bereidheid tonen om in zichzelf te investeren. Onderwijsinstellingen zullen nog beter en flexibeler de verbinding moeten leggen met het bedrijfsleven om de overstap van leren naar werken vloeiender te maken. Lokale overheden zullen daar waar mogelijk moeten faciliteren en de vaardigheid moeten ontwikkelen om zich snel en flexibel rondom de vraagstukken van werkgevers te vouwen. Ook de bestuurlijke, institutionele en bureaucratische drukte in het ontwikkelen van oplossingen zoveel mogelijk willen terugschroeven en daar waar mogelijk de werkgevers ontzorgen. Het moet en kan dus beter. De aanpak is gestoeld op 4 pijlers en doet een appel op bovenstaand handelingsperspectief van partners: 1
Innoveren
Het creĂŤren van een stimulerende omgeving waarin ondanks tegenwind en belemmeringen het mogelijk is vernieuwingen door te voeren die de kans krijgen te groeien. Voor de regio zijn binnen deze pijler momenteel onder andere de volgende concepten in ontwikkeling of ontwikkeld: Ondernemersakkoord, Instituut Toekomst Werkt en Reshoring ('bringing jobs back home'). 2
Verbinden
Het is belangrijk voor onze regio om de verbinding op te zoeken met omliggende regio's. De arbeidsmarkt en economie kent geen grenzen, bovendien draagt een betere samenwerking bij aan de identiteitsontwikkeling van onze eigen regio en verstevigen we onze positie als het gaat om invloed en het vergaren van additionele middelen. 3
Involveren van werkgevers
Werkgevers zijn en blijven de belangrijkste partners op de arbeidsmarkt. Hun creatief vermogen om bedrijvigheid te ontwikkelen zijn de levensader voor de regio. Omdat er in onze regio relatief veel MKB aanwezig is, is het van belang om deze diversiteit aan bedrijvigheid en belangen --daar waar het meerwaarde kan bieden-- beter te benutten. Onder de noemer van MKB United identificeren deze bedrijven nieuwe kansen en grijpen ze deze in samenwerking met maatschappelijke partners.
1
4
Effectiever re-integreren
Het efficiënter ondersteunen van mensen op weg naar de arbeidsmarkt is een belangrijke prioriteit van publieke partners op de arbeidsmarkt. Met een nieuw model ondersteuning arbeidsmarkt gaan wij de komende jaren de resultaten met nog maar 1/3 van het beschikbare budget opschroeven. Bovenstaande pijlers vragen om een zichtbare regionale coördinerende hand die over bestuurlijke, institutionele, sector- en bedrijfsgrenzen heen gaat. De onderliggende methodiek en tactiek zal weliswaar voortdurend moeten meebewegen met wat wordt gevraagd, maar de onlangs geïnstalleerde stuurgroep Economie en Arbeidsmarkt zal de topprioriteiten op het snijvlak economie, arbeidsmarkt en onderwijs voor de regio aansturen. De stuurgroep is aanspreekbaar op het bieden van oplossingen voor de belangrijkste knelpunten en zal daarin haar verantwoordelijkheid vanuit ondernemerszin nemen. De eerste vruchten van een beter samenspel zijn reeds geplukt en wijzen de weg. Voorbeelden hiervan zijn het Huis van de Logistiek en de Startersbeurs. Naast het appèl dat we met deze notitie doen op de partners en op onszelf is dit position paper vooral bedoeld als voorbereiding op de (financiële) steun die we willen vragen in het kader van de nieuwe periode voor de Europese programma's en fondsen. Met het geschetste handelingsperspectief geven we invulling aan de diverse invalshoeken van social innovation. Dit geeft ons het vertrouwen dat we aansluiting kunnen vinden bij de nieuwe Europese programma's. Op basis van de geschetste pijlers kunnen we in het vervolg nog concrete inhoudelijke thema's aanwijzen zoals de inclusieve arbeidsmarkt, governance, levenlangleren/leren en werken, waarop projectaanvragen kunnen worden geformuleerd.
Economie van Midden-Brabant in het kort1 Het hoofddoel van de sectoraal ingestoken programmering van Midpoint Brabant2 is het versterken van het onderscheidend vermogen en de economische weerbaarheid van de regio via het stimuleren van werkgelegenheid. In Midden-Brabant zijn vier sterke economische clusters aanwezig. Hieronder schetsen we kort de stand van zaken, de economische ambities ten aanzien van de betreffende sector en de strategie die wordt gehanteerd om deze ambities te verwezenlijken: I
Care
Toonaangevende ziekenhuizen en zorginstellingen, grote zorgverzekeraars als CZ en Interpolis, de Brabant Medical School en wetenschappelijk instituut Tranzo. Op het terrein van zorg gaan de uitdagingen in toenemende mate impact hebben op samenleving en economie. Enerzijds wordt de regio geconfronteerd met een vergrijzende bevolking en toenemende zorgkosten, anderzijds biedt dit weer kansen in economische opzicht. Onze regio heeft een uitstekend profiel om van deze uitdaging een kans te maken. De zorg is de grootste dienstverlenende werkgever in de regio. Met twee ziekenhuizen, een gespecialiseerd kankerinstituut, (zorg-)verzekeraars en een sterk zorgnetwerk dat zich uitstrekt tot de wetenschappelijke top (Tranzo, Netspar), lonkt een aantrekkelijk perspectief. De ambitie van de regio is vastgelegd in het Care Avenue programma. Een drietal lijnen wordt gevolgd in het document. Ten eerste is arbeidsmarkt en scholing ook in deze sector van belang. De doelstelling van de uit te voeren projecten is de verhoging van de organisatiekracht in de regio ten aanzien van in-, uit- en doorstroom van personeel in het zorgcluster. Het businessplan voor de zorgacademie is het belangrijkste project in deze. Ten tweede wordt er ingezet op campusontwikkeling in de zorg, waar een concentratie van onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven plaatsvindt in een open innovatie omgeving. De campusontwikkeling betreft in eerste instantie niet de ontwikkeling van een fysieke campus, maar heeft het karakter van een proeftuin. De 1
Ondernemersvisie Bedrijventerreinen, Regiobijlage Midden Brabant | Buck Consultants international, 13 februari 2011
2
Zie "Position paper Midpoint Brabant, ambitie 2014-2020".
2
focus van de zorginnovaties ligt op chronische aandoeningen. In eerste instantie is een proeftuin Dementie in ontwikkeling. Ten derde is innovatiebevordering een aandachtsgebied. Het belangrijkste project is Into D’mentia, een mobiele simulator, waar (mantel)zorgverleners zich kunnen inleven in het gedragspatroon van de dementerende patiënt. De verhoging van het inlevingsvermogen is cruciaal in het ontzorgen van de dementerende patiënt en zijn of haar omgeving. Strategie Care Het Care Avenue programma is nog relatief jong en volop in ontwikkeling. De aansluiting tussen de meer technologische georiënteerde expertise in Zuidoost-Brabant en de aanwezige gammakennis in onze regio is de rode draad die door de Care strategie loopt. Slimmer leven en slimmere zorg bepalen de Care agenda. Thema’s als Healthy Ageing en chronische ziektebeelden zijn van hoog maatschappelijk belang. De regio kan hier via een focus op de ziektebeelden waar de aanwezige zorginstellingen in uitblinken en in daaropvolgende aansluiting bij en positionering in de Brainport agenda op kapitaliseren. De komende jaren –te beginnen in 2014- zullen de ambities verder geconcretiseerd moeten worden. De regionale inzet moet uiteindelijk uitmonden in bestendiging en versterking van deze sector die op zichzelf wellicht niet van onderscheidende betekenis is, maar die wel potentie heeft verder te groeien en ook nu al een heel groot deel van de regionale economie vertegenwoordigd. Bij de verdere concretisering van de strategie zal het position paper ‘The Healthy Region’ dat in 2013 geschreven wordt een uitgangspunt vormen. Net zoals het dat doet voor de strategie op het thema ‘Leefbaarheid, Veiligheid en de Zorg voor jong en oud. Met het position paper wordt concreet gemaakt hoe een meer conceptuele en programmatische benadering van Social Innovation effectief is voor het behalen van de regionale doelen op het gebied van zorg(economie). In de benadering staat per definitie de combinatie van technologische en sociale innovatie centraal. II
Logistiek
Met trimodale verbindingen, de nodige kennis en know-how, een concentratie van logistieke dienstverleners en grote Europese distributiecentra en de ontwikkeling tot een logistieke hub van de mainport Rotterdam. De logistiek in Midden-Brabant onderscheidt zich van die in West-Brabant. Midden-Brabant kent meer familietransportbedrijven en diverse grote verladers (en groothandel), terwijl West-Brabant zich meer richt op haar positie tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen en de logistieke dienstverlening (zoals VAL/VAS3). Onze regio is een van de belangrijkste en grootste vooruitgeschoven logistieke hubs in Nederland. Een aanzienlijk deel van de logistieke Oost-West corridor in Europa wordt via Rotterdam, Antwerpen en vervolgens Tilburg-Waalwijk ingevuld. Op het terrein van dienstverlening en kennis is een uniek cluster aanwezig in de gehele keten van kennis, kunde en kassa. Niet voor niets prijkt de regio jaar na jaar in de top 3 van logistieke hotspots van Nederland. De ambitie van de regio is om, in samenwerking met omringende regio’s, haar toppositie in duurzaam goederenvervoer en logistiek verder uit te bouwen. In het lopende Logistics Cities programma van Midpoint Brabant, waar door provincie, gemeenten en bedrijfsleven ruim 4 miljoen euro in is geïnvesteerd in het kader van Samen Investeren, is een viertal focuslijnen gedefinieerd. Vanuit de meer publiek georiënteerde functie is een goed verankerd regionaal samenwerkingsverband van belang voor de beleidspropositie in de regio. Daarnaast ligt er voor de publieke actoren ook een belangrijke rol weggelegd in termen van de fysieke infrastructuur. Tripartiete samenwerking is van toepassing op thema’s als ‘arbeid en scholing’ en ‘kennis’. Deze onderwerpen zijn van belang om de sector duurzaam te blijven voorzien van goed geoutilleerd personeel en voldoende innovatiekracht. De ontwikkeling van hoogwaardige kennis blijft van belang voor de consolidatie van de kennispositie van de regio. Het logistieke programma van de regio is goed op gang gekomen. Het aldus ontstane recent gerealiseerde Huis van de Logistiek is de spil van de logistieke ambitie in de regio. Het Huis van de Logistiek in Tilburg biedt een platform voor komen bedrijven, kennisinstellingen en overheden om samen vorm te geven aan projecten rond arbeid, opleiding en toegepaste kennis. In het Huis van de Logistiek is intussen ‘Boostlogix’ gestart, een onderneming die zich richt op kennis- en talentontwikkeling ten behoeve van jong talent. Vijf transportondernemers uit de regio dragen dit project. Tevens zijn twee arbeidspools ontwikkeld. In Waalwijk is een aan het Huis van de Logistiek gelieerd logistiek trainingscentrum gestart.
3
Ook aan de multi-modale ontsluiting van de regio wordt hard gewerkt. De upgrade van de Haven van Waalwijk is een project waarvan het belang voor de nationale sector is onderstreept door het ministerie, onder meer via de recente toezegging tot subsidiering van de opwaardering met vijf miljoen euro. De opwaardering van de haven leidt ertoe dat schepen met vaarklasse V binnenkort de haven kunnen bereiken. Het Huis van de Logistiek in Tilburg biedt een platform voor komen bedrijven, kennisinstellingen en overheden om samen vorm te geven aan projecten rond arbeid, opleiding en toegepaste kennis. In het Huis van de In regionaal perspectief heeft het Masterplan Havens Midden-Brabant gezorgd voor een betere behartiging van belangen van de havens van Dongen, Oosterhout, Tilburg en Waalwijk. Er is een havenatlas gemaakt en de containerstromen van en naar Antwerpen worden structureel gebundeld. Dit past binnen de ambitie om synchromodaliteit in de regio als werkwijze te kiezen. Synchromodaliteit is het optimaal flexibel en duurzaam inzetten van verschillende transportmodaliteiten in een netwerk onder regie van een logistiek dienstverlener, zodanig dat de klant (verlader of expediteur) een geïntegreerde oplossing voor zijn (achterland)vervoer krijgt aangeboden. Voor synchromodaliteit is een goede multimodale ontsluiting van de regio een absolute voorwaarde. Strategie Logistiek De regionale ambitie voor de ontwikkeling van de sector is opgetekend in het document ‘De logistieke ambitie van Midden-Brabant’ dat in het kader van Logistics Cities is gemaakt. Deze vervolgstrategie op Logistic Cities voor de logistieke sector is op dit moment in ontwikkeling. Deze wordt vormgegeven via de stuurgroep van Logistics Cities in samenwerking met het Huis van de Logistiek. Centraal zullen staan: het investeren in verbetering van de multi-modale ontsluiting van de regio en van de regie op goederenstromen om zo synchromodaal vervoer te faciliteren en stimuleren, het creëren van een ‘ecosysteem logistiek’ waarin arbeid, scholing en kennis hand in hand gaan en specifieke verdieping op het gebied van actuele thema’s als veiligheid, duurzaamheid en internet logistiek. Een en ander moet zorgen voor bestendiging en versterking van de logistieke toppositie van de regio op de as Rotterdam-Venlo. De coördinatie op het Logistics Cities programma -en op het uitvoeringsprogramma gericht op de realisatie van de ambitie zoals die wordt geformuleerd in de toekomstige strategie voor de doorontwikkeling van de sectorligt bij het samenwerkingsverband van ondernemers, onderwijs en overheid, Midpoint Brabant. Binnen dat samenwerkingsverband spelen de samenwerkende gemeenten de rol van mede-opdrachtgever III
Leisure
Grote attractieparken als de Efteling en Beekse Bergen, nationale natuurgebieden/landschappen als de Loonse en Drunense Duinen, Groene Woud, en het Land van de Hilver. Daarnaast kennis/know-how bij bedrijven en kennisinstellingen en creatieve bedrijvigheid in audio en visuele producties en multimedia. De leisure sector is sterk vertegenwoordigd in de regio. Iconen zoals de Efteling, de Beekse Bergen, Nationaal Park de Loonse en Drunense Duinen, de Oisterwijkse Bossen en Vennen, De Regte Heide en de diverse musea en culturele evenementen (Incubate, Tilburgse Kermis, Festival Mundial) zorgen ervoor dat de regio dé leisure hotspot van Nederland is. Naast bestaande locaties, beschikt de regio over ontwikkellocaties die de sector als geheel verder kunnen versterken (bijvoorbeeld De Poort van Heusden, de Spoorzones in Oisterwijk en Tilburg, de uitbreidingsmogelijkheden in Loon op Zand, Hilvarenbeek, Goirle en Waalwijk). Deze sterke vertegenwoordiging vertaalt zich door in het regionaal economisch belang van de sector voor de regio. De Leisure Boulevard trekt jaarlijks 10 miljoen bezoekers en 2,1 miljoen Nederlanders besteden hun binnenlandse vakantie in de regio. Dit resulteert in een jaaromzet van 900 miljoen Euro. De leisure sector is verantwoordelijk voor 13.650 directe arbeidsplaatsen, inclusief indirecte werkgelegenheid (reclamebureaus, toeleveranciers etc.) telt de sector 17.630 arbeidsplaatsen. Sinds de oprichting van de Leisure Boulevard is door de provincie Noord-Brabant en gemeenten via Samen Investeren 4,3 miljoen Euro geïnvesteerd. In 2009 is het projectplan opgesteld voor het programma Leisure Boulevard. Vervolgens is het programma onder coördinatie van Midpoint Brabant uitgevoerd. Nu, vier jaar later, kan gesteld worden dat de Leisure Boulevard een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt. Er is sprake van draagvlak vanuit overheid, onderwijs en bedrijfsleven en er is een tripartiet samengestelde stuurgroep georganiseerd die een succesvolle doorontwikkeling monitort. Door de samenwerkende gemeenten in Regio Hart van Brabant is het programma
4
ondersteund met diverse projecten en activiteiten. In 2013 besloot Provinciale Staten in te stemmen met de voorstellen voor het beleidskader en de contouren van een uitvoeringsagenda om van Brabant de meest innovatieve en gastvrije provincie van Nederland te maken. Strategie Leisure De financiering van het programma Leisure Boulevard (via het provinciale traject Samen Investeren) loopt formeel eind 2013 af. Dat betekent echter niet dat de ontwikkeling die in gang is gezet en de strategie die is verwoord In het ambitiedocument ‘Dreamport Brabant 2025’ niet meer doorgezet worden. In dit door onderwijs, ondernemers en overheid gesteunde ambitiedocument zijn de doelstellingen geformuleerd en is inzichtelijk gemaakt wat de kansrijke Aerospace / Maintenance-perspectieven zijn als wordt doorgepakt op de ingezette lijn. De regio heeft de ambitie geformuleerd om in 2025 dé leisure regio van Noordwest-Europa te worden voor de ‘family/short break’-vakantie. Hoge kwaliteit, passend bij de 21e eeuw en veel toegevoegde waarde voor ‘de vakantie tussendoor’ zijn in 2025 de kenmerken van het leisure cluster. Om deze ambitie waar te maken, is een aantal doelstellingen opgesteld, waaronder groei van het aantal dagrecreatieve verblijven per jaar, seizoensverlenging, toename leisureomzet, verdubbeling werkgelegenheid en nieuwe investeringen in de regio. De coördinatie op het Leisure Boulevard programma -en op het uitvoeringsprogramma gericht op de realisatie van de ambitie zoals die is geformuleerd in het document Dreamport 2025 dat moet volgen op het aflopen van het Leisure Boulevard programma- ligt bij het samenwerkingsverband van ondernemers, onderwijs en overheid, Midpoint Brabant. Binnen dat samenwerkingsverband spelen de samenwerkende gemeenten de rol van mede-opdrachtgever. Daarnaast worden vanuit de zuiver publieke verantwoordelijkheid via Regio Hart van Brabant projecten gecoördineerd die faciliterend zijn aan de triple-helix ambitie uit Dreamport 2025. Een en ander resulteert in de volgende uitvoeringsprogramma’s voor 2014 voor Midpoint Brabant en voor Regio Hart van Brabant. IV
Aerospace/Maintenance
Vooral voor de luchtvaartindustrie een sterk cluster van toeleveranciers en de luchtmachtbasis Gilze-Rijen, functionerend als centrum voor helikopteronderhoud en specialistisch beroepsonderwijs op de terreinen luchtvaarttechniek en luchtvaart dienstverlening. De luchtvaartsector is sterk gemondialiseerd. Grote multinationals spelen een belangrijke economische rol. Onze regio heeft hierin een uniek profiel, vanwege haar historie in de maakindustrie en onderhoudssector. Meer dan 26.000 personen werken in deze sectoren. Het onderhoud van luchtvaart gerelateerde producten en onderdelen van vliegtuigen en helikopters is een alsmaar groeiende markt, zeker ook omdat het aantal vliegbewegingen toeneemt. Niet alleen de onderhoudsbedrijven in de regio gedijen, maar ook high-tech bedrijven uit andere sectoren, die mogelijk een nieuwe kans zien in de luchtvaartsector. Dit is de reden geweest voor provincie, regio en bedrijfsleven meer dan € 10 miljoen te investeren in de sector. Onder de vlag van Gate2 is inmiddels een campusontwikkeling gaande in de gemeente Gilze en Rijen die steeds meer bekendheid geniet en als exemplarisch wordt gezien voor triple helix samenwerking. Het Rotary Wing Training Centre, het simulatorenpark en het Aerospace & Maintenance house bepalen het beeld op de campus. Met multinationals als Eurocopter en Boeing zijn spelers van formaat verbonden aan de sectorale strategie van de regio. Onder sturing van Midpoint Brabant vindt vanuit het programma ‘Aerospace & Maintenance Cluster’ de reeds benoemde lopende transformatie plaats van de Ericsson campus in de gemeente Gilze en Rijen tot Aerospace & Maintenance hotspot. Er zijn in dat verband meerdere projecten ontwikkeld tot op heden. Met het Rotary Wing Training Centre (RWTC) is een ‘Centre of Excellence’ gevestigd voor helikopteropleidingen en –onderhoudsactiviteiten. Het technisch onderwijs dat hier wordt geboden, trekt personeel aan op mondiale schaal. De eerste Italiaanse en Australische monteurs hebben al een Chinook-opleiding ontvangen, dankzij het
5
feit dat het trainingscentrum van Boeing zich vestigde op de campus. Eurocopter gaat specifieke militaire Cougar en civiele Puma-helikopter opleidingen beginnen. Sim Synergy is de titel van het voorgenomen simulatorenpark dat op Gate2 wordt gerealiseerd. Inmiddels heeft Gate2 een aanbieding gedaan aan het Ministerie van Defensie om haar luchtmachtsimulatoren op Gate2 te vestigen. Dat zou een enorme impuls betekenen voor de regionale economie. Tevens gaat op Gate2 een expertisecentrum gestart worden rond onbemande luchtvaart, ook wel ‘drones’ genoemd. De partners hierin zijn het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR), AEC Air support en de World Class Aviation Academy (WCAA). Het Aerospace & Maintenance House (AMH) is gericht op de verbreding en versterking van het luchtvaartcluster ecosysteem. Het doel van het AMH, dat inmiddels verbouwd en operationeel is, betreft de huisvesting van nieuwe bedrijvigheid en de ondersteuning van nieuwe business in de regio. Met projecten rond gedigitaliseerd onderhoud en een lijmacademie zijn ook hier de eerste projecten gestart. Strategie Aerospace/Maintenance De regionale strategie voor de ontwikkeling van de sector is belegd via het fiche ‘Aerospace & Maintenance Cluster‘ waarvoor de financiering geleverd is door een bijdrage vanuit het Noord-Brabantse Samen Investeren programma met cofinanciering van het bedrijfsleven en de gemeente Tilburg. De financiering in het kader van Samen Investeren loopt eind 2013 af. Inmiddels worden stappen gezet om de toekomstige strategie te vormen. Dit gebeurt door een projectteam dat gevormd wordt door Midpoint Brabant, de gemeente Tilburg, Avans, KEC, NLR en het RWTC. Belangrijkste focus van de strategie is het versterken van de functie die de Gate2 campus heeft als fysiek kristallisatiepunt van de sector. Op de Gate2 campus wordt voorlopig gekozen voor een doeltreffende inzet op productietechnologie en het simulatorenpark. Via de Midpoint Brabant stuurgroep ‘Aerospace & Maintenance Cluster’ wordt deze strategie verder ontwikkeld, getoetst en geladen met projecten. Er is een sterk publiek-privaat samenwerkingsverband aanwezig dat bereid is verschillende projecten uit te gaan voeren. Hiermee gaat Gate2 een nieuwe fase in van haar ontwikkeling in Gilze en Rijen.
Schets huidige arbeidsmarktsituatie Een belangrijke constatering voor de regio Midden-Brabant is in ieder geval dat de focus in economische ambities zich concentreert op de speerpunten: daar concentreren zich de kansen voor de toekomst, vanuit het streven naar innovatie en de doorontwikkeling naar kenniseconomie. Dat is terug te zien in de groei van het aantal vestigingen in deze sectoren (o.a. starters, spin-offs) en in de ontwikkeling van de werkgelegenheid. De werkgelegenheid in de (brede) zorgsector is in 2000-2010 gegroeid met meer dan 45% en logistiek met circa 15%. Mede onder invloed van het zorgakkoord is de laatste tijd veel veranderd met betrekking tot de werkgelegenheidsperspectieven in de zorgsector (zie ook tabel 1 hieronder cijfers voor collectieve sector). Binnen Midden-Brabant vertegenwoordigen de sectoren handel, zakelijke diensten, bouw en landbouw de grootse aandelen in werkgelegenheid. Tilburg neemt een dominante positie in met 55% van de werkgelegenheid. Daarna zijn Waalwijk en Gilze en Rijen de grootste gemeenten qua werkgelegenheid met respectievelijk 11% en 7%. Dat neemt echter niet weg dat vooralsnog het overgrote deel van de werkgelegenheid (70% of meer) in de ‘reguliere’ economie zit. De groei zat de afgelopen tien jaar (naast zorg) vooral in diensten (o.m. financieel en zakelijk) en detailhandel. Relatief gezien is de sector‘advies en onderzoek’ in Midden-Brabant de grootste groeisector geweest (circa 50% groei qua werkgelegenheid). Vestigingsklimaatfactoren zoals de kwaliteit van ligging van bedrijventerreinen, goede ontsluiting, veiligheid, passend onderwijsaanbod en een potentieel aan goed opgeleide arbeidskrachten zijn voorwaarden voor Midden-Brabant en staan dan ook hoog op de agenda van de regio. Het regionale arbeidspotentieel is, samen met de bereikbaarheid, de belangrijkste uitdaging voor de toekomst, voor de gehele economie (dit geldt niet alleen voor sterke clusters, maar ook in brede zin).
6
In het voorjaar van 2013 is in Midden Brabant het aantal geregistreerde niet werkende werkzoekenden opgelopen tot bijna 15.500. 15% daarvan is onder de 27 jaar en 35% boven de 50 jaar. Het betreft een stijging ten opzichte van een jaar geleden van bijna 4.000 werkzoekenden, waarvan 2.000 afkomstig uit Tilburg. De sectoren die het laatste jaar relatief gezien in het zwaarste weer hebben gezeten zijn bouwnijverheid, handel, horeca en zorg, welzijn & cultuur. Het percentage werkzoekenden neemt sinds 2011 toe in onze regio. Onderstaande illustratie laat zien dat Midden Brabant in 2014 boven de 8% zal uitkijken. Ontwikkeling werkzoekendenpercentage naar arbeidsmarktregio (2011-2014)
Onderstaande grafiek zoomt over 2012 in op de stijgende lijn voor jeugdwerkeloosheid in Midden Brabant. Die trend zet zich door in 2013 waarin we tevens zien dat het aandeel hoogopgeleide jongeren toeneemt. Belangrijk aandachtspunt is dan ook te voorkomen dat onze regio te maken krijgt met een generatie die wordt opgeleid voor werkloosheid.
7
De ontwikkeling van de werkgelegenheid kende in 2012 een krimpscenario van -0,75%. Gemiddeld genomen krimpt de werkgelegenheid ook in 2013/2014 in Midden Brabant, maar iets minder sterk, namelijk: -0,6%. Uitgesplitst naar sectoren ziet in 2013/2014 de ontwikkeling van de banen in Midden Brabant als volgt uit: Tabel 1
Sector Industrie Distributie Consumentendiensten Zakelijke diensten Collectieve sector Landbouw Bouw
Ontwikkeling banen -1,50% +0.05% -0,45% -0,50% -0,50% -0,90% -1,80%
Als we wat verder weg kijken naar de periode 2015-2018 dan zien we een groei van het aantal banen in Midden-Brabant van ongeveer 0,4 procent. Al met al voor de korte termijn geen rooskleurig perspectief. Dat neemt niet weg dat wij het komende jaar wel willen investeren in een betere arbeidsmarkt en ons willen voorbereiden op de toekomst. Het is juist nu van belang om te investeren in een vitale regio voor de toekomst. Midden Brabant is namelijk een sterk vergrijsde regio, waardoor de komende 10 jaar ongeveer 25.000 arbeidskrachten de arbeidsmarkt zullen verlaten. Het gaat hierbij om 14.000 arbeidskrachten in de sectoren zorg, onderwijs, vervoer, telecom en bouw. In de minder vergrijsde sectoren nog eens 11.000 arbeidskrachten. Belangrijke constatering is dat het hier om aantallen gaan die in kwantitatieve zin niet alleen zijn op te vangen met de huidige reacties van de markt, namelijk: â—Ś â—Ś â—Ś
Aantrekken MOE-landers; Technologische ontwikkelingen; Vergroten van de flexibele schil
Met dit perspectief in het vooruitzicht staat Tilburg en de regio dan ook voor de taak om het verschil tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in kwalitatieve en kwantitatieve zin te dichten. Om het welvaartsniveau en de werkzekerheid voor onze regio te garanderen moeten de triple helix-partners in deze regio nieuwe oplossingen mogelijk maken. 'Enabling region' draait dus om economische groei mogelijk maken en dit vanuit een onderscheidend goed functionerende arbeidsmarkt optimaal te ondersteunen. Hiervoor is vernieuwing in het bestaande ecosysteem noodzakelijk.
8
SWOT Sterke punten
Zwakke punten
- Goede traditie in samenwerking triple helix partners (sterke en duurzame netwerken in de regio) - Beschikbaarheid specialisme UvT op dit terrein - Centrale ligging in het tweede economisch gebied van het land - Sterke onderwijssector/beroepsonderwijs - Ervaring met innovatieve ideeën en aanpak -Diversiteit aan bedrijvigheid waardoor in laagconjunctuur minder kwetsbaar. - Naar de toekomst toe maar een licht dalende beroepsbevolking (ondanks vergrijzing).
- Mismatch in vraag en aanbod naar arbeid - Saldo woon-werkpendel is neutraal (geen overschot in de regio). - Relatief laaggeschoolde beroepsbevolking - Nauwelijks grote trekkers bedrijven - Relatief zwak ontwikkelde diensten/kantoren economie (discrepantie met stroom/schoolverlaters UvT)
Kansen
Bedreigingen
- Bij economisch herstel kan de regio direct profiteren in de industrie en logistieke sector - Toekomstige krapte in techniek en zorg - Midden Brabant kenmerkt zich door een gemengde economie met een breed scala aan midden- en kleinbedrijven. - Dominant en divers MKB maakt kans op kruisbestuivingen groter
- Sterke vervangingsvraag vanwege de vergrijzing (vervangingsvraag overstijgt de beschikbaarheid van arbeid) - Regelgeving (vanuit rijksoverheid) - Versnippering van budgetten, beleid en uitvoering in de regio op het domein arbeidsmarkt. - Dominant en divers MKB maakt makkelijke en snel acterende organisatiegraad moeilijk
'Enabling region' als resultante van social innovation In een voorliggend essay is op verhelderende wijze verschillende betekenissen van 'social innovation' in kaart gebracht. In een eerste betekenis staat het begrip arbeid centraal. Het gaat dan om vernieuwing van arbeid, arbeidsprocessen en de organisatie van arbeid. Slim werken in bredere bedrijfseconomische zin en slim samenwerken tussen bedrijven is een tweede betekenis. De nadruk ligt dan op nieuwe productmarktcombinaties en innovatieve samenwerking tussen bedrijven. Een wezenlijk andere oriëntatie biedt social innovatie wanneer het verbonden wordt met technische innovatie. Het gaat dan om de interactie tussen techniek en gedrag en om implementatie van technische innovatie. Dat is een derde betekenis. In weer een andere betekenis is -de vierde- wordt social innovation opgevat als een andere- een innovatieve en inclusieve benadering van de grote maatschappelijke opgaven waar ons land en Europa de komende decennia voor staan. Onderstaande grafische weergave vertaalt bovengenoemde betekenissen van ‘social innovation’ naar praktische toepassingen (tussen haakjes) die het concept 'enabling region' tot leven wekken. Daarmee maakt de weergave niet alleen inzichtelijk dat 'social innovation' -in welke betekenis dan ook- een bijdrage levert aan de 'enabling region' als de regio die economische groei mogelijk maakt en daarmee werkzekerheid en welvaart aan iedereen biedt. Het laat tevens zien dat de verschillende vormen van 'social innovation' elkaar beïnvloeden. Deze wederkerige relaties verwijzen naar het complexe samenspel van interacties tussen de regionale partners die invloed hebben op het proces van het omzetten van ideeën in nieuwe markt concepten, business modellen, diensten en producten op de markt. Die interactie en daarop gerichte instrumenten inspireren, stimuleren en
9
ondersteunen de totstandkoming van social innovations in de regio en veranderen de regio feitelijk in ‘een regio van Social Innovation”.
Vernieuwing van arbeid (Jobcarving/inhouse onderwijs)
Productmarkt combinaties/samenwerking tussen bedrijven
Maatschappelijke vraagstukken Economische Groei
(Flexpool werknemers)
(Inclusieve arbeidsmarkt/werkzekerheid/ welvaart)
Technische innovatie (co-creatie met eindgebruikers: domotica)
Ambitie 'Enabling region' draait dus om een optimaal functionerende arbeidsmarkt die ten dienste staat van de bedrijvigheid in deze regio. Hierdoor komt het ontwikkelperspectief van bedrijven binnen handbereik en is de aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet langer een belemmerende factor. De ‘enabling region’ krijgt alleen op die wijze betekenis en wint aan overtuigingskracht als: ◦ Bedrijven zich hier willen blijven ontwikkelen en nieuwe bedrijven zich hier komen vestigen ◦ Studenten/scholieren/vaklieden en on-,laag- of hooggeschoolde werknemers voldoende passende werkzekerheid hebben en loopbaanperspectief zien Hierdoor groeit de economie, komen meer mensen aan het werk en blijft het welvaartsniveau in de regio op peil. In feite gaat de 'enabling region' ook over een belofte aan de burger die we niet langer een baan voor het leven kunnen garanderen en die zich moet instellen op en gereed maken voor een leven vol veranderingen en uitdagingen. De samenleving zal meer concurrerend worden, meer risico's nemen, productiever zijn en een groter aanpassingsvermogen ontwikkelen. Dat vraagt ook van individuen meer verantwoordelijkheid en eigen initiatief in de hogere eisen die worden gesteld. De 'enabling region' gaat in dit perspectief over geruststelling naar burgers dat triple helix partners samen de uitdagingen wil aangaan. De partners zorgen voor toegang tot de beste opleidingen en scholing, waardoor burgers in staat zijn om te profiteren van de nieuwe kansen die zich aandienen. Maar het gaat ook over, mochten banen tijdelijk op de tocht komen te staan, bescherming van verlies van inkomen en tegen armoede. Of over de juiste ondersteuning bij het vinden van een nieuwe baan en uiterste inspanningen om iedereen werkzekerheid te bieden. De belangrijkste onderliggende agendapunten voor de 'enabling region' zijn:
10
◦ ◦ ◦
Ontwikkeling van een werkzekerheidsstelsel voor iedereen: van niet-werk naar werk en van werk naar werk; Opzetten van een voor iedereen toegankelijk systeem van een leven lang leren en loopbaanadvisering Wederkerige scholingsinspanningen en toekomstgericht employability- en beloningsbeleid in bedrijven
Aanpak We willen via de volgende sporen deze regio als 'enabling region' op de kaart zetten: 1. Het schetsen van een wenkend perspectief waar de betrokken partners gezamenlijk naartoe willen werken (zie de voorgaand geschetste ambitie) 2. Een strategische aanpak met verschillende strategische ontwikkellijnen (strategie) 3. Het in de praktijk toepassen van innovaties die de werking van arbeidsmarkt verbeteren én deze onderscheidend op de kaart zetten (hefbomen) Hieronder werken we de hierboven beschreven ambitie/doelstelling van de 'enabling region' uit in een strategische benadering. Bovendien maken we een aantal reeds bestaande innovaties die in de praktijk worden toegepast en die specifiek onderscheidend voor deze regio zijn inzichtelijk.
Strategie Om een comparatief voordeel voor onze regionale arbeidsmarkt te ontwikkelen is de verbinding met de economische ontwikkeling onmisbaar. De regionale economische ontwikkeling leunt op drie pijlers: ◦
Behouden, versterken en innoveren van bestaande speerpuntsectoren
◦
Tijdig identificeren van groeimarkten/aantrekken en binden van zogenaamde 'gazelles'3
◦
Aantrekken van nieuwe bedrijvigheid voor laag- of ongeschoolde arbeid
Om de arbeidsmarkt beter aan te laten sluiten op bovenstaande economische ontwikkelingen bouwen we via vier strategische lijnen aan de 'enabling region': Lijn 1
Innovatie
De regio Midden-Brabant kenmerkt zich door een gemengde economie met een breed scala aan midden- en kleinbedrijven. Tilburg en de andere ROM gemeenten hebben in het programma de volgende thema’s vastgesteld waarop de regio zich in de toekomst verder zal profileren: I. Leisure II. Logistics III. Aerospace en mainentance IV. Life Sciences / Care De ambities voor de regio kunnen worden vertaald in de volgende doelen die corresponderen met economische sleutelopgaven voor de regio, in combinatie met gewenste ruimtelijke ontwikkelingen: 1.
2.
Uitbouwen vrijetijdseconomie, media en entertainmentcluster in de vorm van een levensechte, herkenbare en verbindende leisure Boulevard van Tilburg via Waalwijk tot aan ’s-Hertogenbosch (N261). Versterken van de positie van de regio op het vlak van duurzaam goederenvervoer en slimme logistiek (logistics region), met inbegrip van verbetering van de doorstroming op oost-westverbindingen (o.a. A58) tussen de internationale kennisas (A2) en de logistieke as van het havencomplex (A16).
3
Dit zijn vaak snelgroeiende bedrijven die een belangrijke bijdrage leveren tot de economische dynamiek van hun regio, de werkgelegenheid aanzwengelen en krachtbronnen zijn van innovatie. Vaak zijn ze ook een inspirerend rolmodel voor andere (jongere) bedrijven en staan zesymbool voor competitief ondernemerschap.
11
3.
Versterken van het cluster van zorgservices, medische innovatie en life sciences met inbegrip van een (virtuele) campusontwikkeling. Werken naar een klimaatneutrale regio op basis van slimme toepassingen van energietechnologie en het hanteerbaar maken van duurzaamheidvraagstukken, met inbegrip van de ontwikkeling van de N65 als parkavenue met poorten naar het Groene Woud. Bevorderen van clustervorming in services voor de luchtvaart en het logistiek onderhoud (aerospace & maintenance) via kennisplatform en werklandschapontwikkeling.
4.
5.
Voor het realiseren van deze ambities is een goed functionerende regionale arbeidsmarkt - nu en in de toekomst - van groot belang. De eerste stap hiertoe is gezet door het opzetten en uitvoeren van een regionaal actieprogramma: “De regio werkt!”. Een regionaal programma legt de ambitie, de koers van de regio op het terrein van de arbeidsmarkt vast voor de (middel)lange termijn. Wat vindt de regio belangrijk en waarom? De meerwaarde van dit regionaal programma concentreert zich rondom volgende facetten: • Een betere afstemming en regie op arbeidsmarktvraagstukken en daardoor duidelijkheid over wat door wie op welk niveau wordt uitgewerkt en welke knelpunten worden opgepakt • Door een gezamenlijk standpunt in te nemen kunnen we een eenduidig geluid laten horen als regio. Des te meer een idee wordt ondersteund des te meer invloed het geluid zal hebben en de kans op het genereren van flankerende middelen toeneemt. • Bundeling van netwerk en kennis: 2 weten er meer dan 1. • Concrete acties waaronder de introductie en ontsluiting van e-portfolio in onze regio en de ontwikkeling van een regionaal Transfercentrum (van werk naar werk) Een belangrijke randvoorwaarde voor innovatie is vrijheid van denken en handelen. We positioneren onze regio als een plek waar voor de samenwerkende partners zo min mogelijk regels gelden om innovatieve en werkbare concepten in de praktijk te beproeven. De in onze regio geïnitieerde en als eerste toegepaste starterbeurs voor jongeren is hiervan een voorbeeld. Een algemene regelvrije zone lijkt vooralsnog niet haalbaar. Daarvoor is een langdurige en intensieve lobby richting het Rijk en Europa noodzakelijk. We blijven de regelvrije zone echter wel als doel zien en willen hier stapsgewijs aan werken. De triple-helix partners zien het als een uitdaging om daar waar regels in de weg zitten of vooruitgang belemmeren om een andere weg te vinden. Dit is een continu proces waarbij we uiteindelijk hopen een sterkere positie in te nemen richting het Rijk en Europa. Voorbeelden die een dergelijke regelvrije zone meer lading en ‘body’ moeten geven en waar we momenteel achter de schermen aan werken zijn: Lijn 2
een regionale menukaart die de voorwaarden waaronder werkzoekenden geplaatst worden in onze regio voor alle werkgevers gelijk stelt een regionaal budget re-integratie dat door de triple helix partners aangevuld, ingezet en gestuurd wordt een betere verbinding tussen ‘in company’ onderwijs en regulier onderwijs Verbinden
Lijn 2a. Verbinden tussen bedrijven Tilburg staat met name bekend als een middelgrote stad met veel diversiteit aan sectoren en een sterk MKB. Deze “gemengde” economie zorgt voor risicospreiding en dempt schommelingen als gevolg van de (internationale) conjunctuur. Onderwijs -- universiteit, hogescholen en MBO -- is goed en sterk vertegenwoordigd. Een betere aansluiting tussen onderwijs en de vraag van werkgevers is voor alle onderwijsniveaus met het oog op een vitale en concurrentiebestendige regio een belangrijk agendapunt voor de toekomst. Dat geldt eveneens voor het stimuleren en faciliteren van het MKB in Midden Brabant/Tilburg, waarbij dus niet alle pijlen op één sector kunnen worden gericht, vanwege de diverse werkgelegenheidsstructuur. We kunnen dus rustig stellen dat een krachtig samenwerkend "MKB United" van vitaal belang is voor het aantrekken en behouden van kenniswerkers en vakmensen. In de regio is zojuist samen met het MKB een proces opgestart dat in de praktijk zal leiden tot een betere samenwerking tussen MKBbedrijven. De bedrijven zijn hierbij zelf aan zet om aan te geven wat beter in de samenwerking kan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het
12
ontwikkelen van shared services-concepten en het aantrekken van extern kapitaal ten behoeve van investeringen. De lokale overheid zit aan tafel vanuit een ondersteunende/faciliterende rol. De onderlinge verbondenheid en samenwerking tussen het MKB in onze regio is groeiend. Men weet elkaar te vinden. De samenwerking leidt nu reeds soms tot vernieuwende diensten en producten, maar de ondermers vertellen er nog te weinig over of onderscheiden zich er nog te weinig mee. Het is nog te weinig een ‘brand’ in bovenregionaal, nationaal en internationaal perspectief. Door de samenwerking meer systematisch aan te pakken, actief te zoeken naar verbindende thema’s en kennis te delen kan er meer synergie worden behaald tussen bedrijven en groeit het onderscheidend vermogen van het collectief.
Lijn 2b. Verbinden tussen regio’s In Brabant hebben de vier regio’s op allerlei manieren met elkaar te maken. In Brainport 2020 worden naast drie regio’s van Brabant ook de drie Limburgse regio’s betrokken. De samenwerking kan echter worden geïntensiveerd. Aerospace en Maintenance bijvoorbeeld, is onderdeel van de topsector Higtech en kan via de ontwikkelingen in Brainport, Brainport 2020 en Techniekpact als katalysator fungeren voor de ontwikkeling van techniek in de regio Midden Brabant. Dat geldt ook voor de logistiek sector. De regio Midden Brabant heeft de ambitie om in de top drie van logistieke hotspots in Nederland komen. De regio ontwikkelt zich als een knooppunt voor de logistiek in de lijn Rotterdam-Tilburg-Venlo- Oost -Europa. De regio kenmerkt zich door synchromodaliteit. Daarom ligt het voor de hand om de samenwerking met verschillende regio’s te zoeken om verdere groei te bevorderen. Bovenregionale samenwerking kan grote voordelen hebben. De samenwerking binnen Brainport 2020 is daarvan een voorbeeld. De regio Eindhoven kenmerkt zich door het technisch profiel van High Tech Systems. Aerospace & Maintenance is daar onderdeel van en wordt ook als zodanig genoemd en erkend binnen Brainport. De gezamenlijke doelstellingen zijn: • Meer aandacht voor Bèta-techniek in funderend onderwijs • Hogere instroom beroepsopleidingen • Verhoging zij-instroom, aantrekken internationaal talent De bovenregionale samenwerking leidt versterking en versnelling en tot o.a. • Meer aandacht voor Bèta-techniek in funderend onderwijs • Hogere instroom beroepsopleidingen • Verhoging zij-instroom, aantrekken internationaal talent • Arbeidsmarkt prognoses en monitoring delen • Realiseren curriculum met bètatechniek op BasisOnderwijs • Iedere afgestudeerde PABO heeft techniekaantekening • Bijscholing zittende leerkrachten • Uitwisseling bestaande en nieuwe producten/projecten voor BO • Afstemming Techniekplatforms, de platforms pakken de landelijke, • provinciale en regionale bètatechniek activiteiten oppakken • Human Capital Roadmaps, afstemming nationaal en regionaal; uitwisselen aanpak
Lijn 3
Involveren van ondernemers
Nederland staat voor grote uitdagingen op het terrein van arbeidsmarkt. Het gaat uiteindelijk om een nieuwe balans tussen flexibiliteit en zekerheid, tussen dynamiek en stabiliteit, tussen aanpassingsvermogen en sociale cohesie. De afgelopen jaren zijn er in de zoektocht naar een nieuw bestel meer verantwoordelijkheden van overheid verschoven naar het bedrijfsleven. Ook de verdere uitwerking van een regionale infrastructuur van het sociaal akkoord wijst op meer sturingsverantwoordelijkheden voor het bedrijfsleven als het gaat om reintegratie en sociale zekerheid. Het involveren van ondernemers is dus naar de toekomst een belangrijke strategische ontwikkellijn.
13
Ondernemers zijn op vele fronten en via vele graemia betrokken. En dat is ook nodig, Ondernemers en onderwijs zijn de belangrijkste actoren in een enabling region. De Brabantse-Zeeuwse Werkgeversvereniging (BZW) Midden Brabant is actief betrokken en heeft onderwijs en arbeidsmarkt als speerpunt nummer 1 op de agenda staan. BZW stelt haar netwerk beschikbaar en draagt actief via haar leden bij aan de ontwikkeling van de regio en daarmee ook aan de intensivering van de betrokkenheid van haar individuele leden. BZW draagt niet alleen in algemene zin bij aan de ontwikkeling van de regio, maar ook meer branche-specifiek. Een voorbeeld hiervan zijn de ROBO’s, de Regionale Overleggen Bedrijfsleven Onderwijs. De ROBO’s zijn netwerken van bedrijven rondom een specifieke sector, bv metaaltechniek,in het beroepsonderwijs.. Het ROBO bespreekt de arbeidsmarktontwikkelingen in deze regio, de behoeften aan personeel, de aard en inhoud van de gewenste opleiding, de noodzakelijke kwaliteit van de opleiding samen met het ROC Tilburg. De leden van het ROBO garanderen ook voldoende werk- en stageplaatsen voor de studenten. Het stimuleren en uitdagen van bedrijven om (ver)nieuwe(nde) werkgelegenheid te creëren voor de minder kansrijke doelgroep gebeurt met het Stimuleringsfonds. Iedere werkgever (of meerdere werkgevers tezamen) kan een aanvraag voor ondersteuning door het Stimuleringsfonds indienen. Wordt de aanvraag gehonoreerd dan krijgt de ondernemer een eenmalige ondersteuning van maximaal € 100.000. Hier is wel een aantal voorwaarden aan gesteld. Alle aanvragen worden beoordeeld door de innovatiegroep. Deze groep bestaat uit afgevaardigden uit het Ondernemersakkoord. Mensen die hun sporen ruimschoots hebben verdiend binnen overheid, onderwijs of als ondernemer. Lijn 4
De inclusieve arbeidsmarkt
De instromers van vandaag, zijn de ervaren werknemers van morgen. En over een aantal jaar is daaraan weer een groot tekort. Om daarop in de huidige economie focus te houden, vraagt visie en samenwerking. Die twee elementen komen samen in het OndernemersAkkoord. In het Ondernemersakkoord ontwikkelen ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen in Midden-Brabant samen werkgelegenheid voor de minder kansrijke doelgroepen op de arbeidsmarkt. Want deze groep representeert een groot arbeidspotentieel die nodig is om de 'koek groter te maken'; er zijn meer werkenden nodig om het sociale stelsel zoals we dat kennen, in stand te houden. Naast de maatschappelijke winst (betaalbare sociale zekerheid en een goed functionerende arbeidsmarkt) kent deze samenwerking nog een win-win situatie: publieke partijen reduceren uitkeringsuitgaven, terwijl bedrijven toegang hebben tot kwalitatief de best beschikbare mensen uit de betreffende groep. Met individuele werkgevers worden op maat afspraken gemaakt rondom financiën, ondersteuning en risicobeperking. Het OndernemersAkkoord heeft vooral voor ogen de werkgelegenheid uit te breiden. Dat doet het door initiatieven zoals jobcarving, leerwerkprogramma's en werken als proeftijd met behoud van uitkering. Maar ook door ondernemers te stimuleren en uit te dagen (ver)nieuwe(nde) werkgelegenheid te creëren passend bij de minder kansrijke doelgroep. Een groeiend aantal van 33 bedrijven heeft het OndernemersAkkoord inmiddels ondertekend. Midden Brabant is landelijk de eerste regio die de beweging om schouder aan schouder met ondernemers nieuwe re-integratieconcepten te ontwikkelen heeft ingezet en ontwikkeld. Om de doelstelling kwetsbare doelgroepen te betrekken bij de arbeidsmarkt te laten slagen, zijn ondernemers onmisbaar. Het OndernemersAkkoord heeft tot nu toe in 2013 al geleid tot 111 betaalde banen en 28 werkervaringsplekken. Dit aantal is dus extra bovenop plaatsingen die door reguliere dienstverlening van publieke organisaties zijn gerealiseerd. Los van de beweging om bedrijven meer en meer zelf aan het stuur te krijgen bij de vormgeving van reintegratie zetten de publieke partners met een nieuw ondersteuningsmodel arbeidsmarkt de schop flink in haar organisaties. Papieren re-integratietrajecten en dubbelingen in dienstverlening zijn verleden tijd. Meer en meer onderhandelingsruimte ontstaat bij professionals om maatwerkafspraken te maken over de re-integratie van werkzoekenden.
14
Hefbomen In deze paragraaf passeren (niet uitputtend) een zestal ‘hefbomen’ de revue die in deze regio werkzaam zijn om de ‘enabling region’ vorm te geven. Om te voorkomen dat het slechts losse projecten zijn vallen ze allen onder de centrale coördinatie van Midpoint Brabant en de stuurgroep Economie en Arbeidsmarkt. Gezamenlijk werken ze toe naar de ‘enabling region’. De centrale en regionale coördinatie regisseert de economische, arbeidsmarkt en onderwijs agenda in samenhang en stuurt aan op duurzame, inclusieve economische oplossingen. Daar waar sector- en bedrijfsgrenzen niet relevant of contraproductief werken wordt geïntervenieerd. I Reshoring Bedrijvigheid die is verplaatst naar lage loonlanden terughalen is een nieuw fenomeen dat in onze regio, maar überhaupt in Nederland, nog in de kinderschoenen staat. Reshoring is maatwerk. Per bedrijf verschillen de voorwaarden, de mogelijkheden en daarmee de voor- en nadelen. We ontwikkelen een instrument waardoor het voor bedrijven relatief makkelijk wordt te beoordelen of reshoring toegevoegde waarde biedt. Naast inzetten op een dergelijke tool en bewustwording willen we in onze regio ook reshoring-initiatieven ondersteunen door expertise en kennis beschikbaar te maken. Het instrument kan ook worden gebruikt om te voorkomen dat bedrijven productie naar het buitenland brengen ivm de loonkosten. Naast het bieden van een breed inzetbaar en toegankelijk instrument voor onze regio, lopen momenteel de eerste gesprekken of het concept reshoring verder door de markt/ondernemers in onze regio tot leven gewekt kan worden. II Startersbeurs Ontmoetingen tussen werkzoekenden en bedrijven zijn van groot belang om innovatie nu en in de toekomst mogelijk te maken. Het gaat erom jonge kenniswerkers te verbinden aan ondernemers. Tilburg is de eerste gemeente in Nederland die dit proces actief ondersteunt door de introductie van de Startersbeurs. Dit instrument dat in samenwerking met bedrijven, de jongerenvakbeweging en Tilburg University is ontwikkeld stelt jongeren in staat om als Starter een half jaar lang bij bedrijven aan de slag te gaan. Daarmee ontstaat een win-win situatie. Door het opdoen van werkervaring en arbeidsmarktrelevante vaardigheden neemt de concurrentiepositie van de Starter op de arbeidsmarkt toe. Het inkomen dat de Starter met zijn werkzaamheden verdient stelt hem of haar bovendien in staat om in ieder geval een deel van de crisis op een zinvolle manier te overbruggen. En voor de werkgever is de Startersbeurs ook interessant. De Startersbeurs biedt hem immers de mogelijkheid om tegen zeer lage kosten en zonder risico kennis te maken met ambitieuze jongeren. Jongeren waarmee die werkgever wellicht straks in zijn vervangingsvraag kan voorzien. Wat bovendien onderscheidend is dat ook de administratieve en financiële afhandeling van de Startersbeurs via deze website plaatsvindt. Geen papieren rompslomp. Snel en zonder bureaucratie. De werkgever betaalt de Starter zelf een vergoeding voor zijn (additionele) werkzaamheden van netto € 500,-. De gemeente betaalt het bedrijf op zijn beurt een vergoeding voor het bieden van de werkplek en de begeleiding die door de werkgever wordt geboden. De vergoeding van de gemeente maakt de Startersbeurs voor de werkgever daarmee bijna gratis. Bijna, want de werkgever spaart zelf iedere maand 100,- voor de Starter. Het opgebouwde bedrag kan na afloop van de Startersbeurs worden ingezet voor verdere scholing, een cursus of certificering. De Startersbeurs is een laagdrempelige, lokale regeling voor werkloze jongeren in de leeftijd van 18 tot 27 jaar, woonachtig in Tilburg met geen of weinig relevante werkervaring, die niet werken, geen opleiding volgen en geen uitkering ontvangen. De Startersbeurs heeft landelijk kort na introductie door Tilburg behoorlijk wat navolging gekregen. III Instituut voor de toekomst van werk Veel mensen doen werk dat niet bij hen past. Ondertussen schreeuwen werkgevers om vaklieden, zelfs in economisch zwaar weer. Met het Instituut voor de toekomst van werk! wil Tilburg in 2017 als eerste Europese stad een inspiratiepark rondom bewustwording van werk openen in de Spoorzone. Of beter gezegd: een attractie, arbeidsbureau en onderzoeksinstituut in één. Leerlingen van basisscholen maken er kennis met verleden en toekomst van werk, middelbare scholieren doen er inspiratie op voor hun beroepskeuze. Maar vooral richt het instituut zich op werkgevers en werknemers. Het brengt ze bij elkaar en draagt door wetenschappelijk onderzoek bij aan de oplossing van arbeidsmarktvraagstukken. Naast deze functies moet het instituut een permanent living lab worden voor arbeidsmarktonderzoekers. Daarnaast kunnen bedrijven kunnen nieuwe producten en processen in de etalage zetten als ze bijdragen aan de innovatie van arbeid.
15
IV Logistieke Hotspot: Huis voor de Logistiek Midden Brabant is al een aantal jaren één van de logistieke hotspots van Nederland. Er werken 30.000 mensen in de logistiek, er is ruim 1.900 HA aan bedrijventerreinen in onze regio en we hebben een sterk logistiek bedrijfsleven. We hebben een strategische ligging binnen een aanzienlijk deel van de EU markt, hebben mainports naast de deur en we zijn goed bereikbaar per spoor, water en weg. Er is echter ook nog veel te doen en kansen worden ook nog niet altijd ten volste benut. Denk bijvoorbeeld aan hoe we bereikbaar kunnen blijven, hoe we ons logistieke arbeidskapitaal op niveau kunnen houden, hoe kunnen we (meer) kennis aantrekken en vasthouden, hoe kunnen we meer bedrijven interesseren om in onze regio neer te strijken en hoe houden we bedrijven die er zitten verbonden aan de regio. Er zitten veel kansen in samenwerking tussen bedrijven, in initiatieven buiten de bedrijfsgrenzen. Echter, samenwerken aan vernieuwing en innovatie is lastig, je moet over je traditionele competentie heen stappen en je open stellen voor andere inzichten en ideeën. Het Huis van de Logistiek dat opgezet en ingericht vanuit Midpoint Hart van Brabant is de neutrale aanjager die samenwerken een stuk laagdrempeliger maakt. Concreet wordt dit gedaan aan de hand een aantal thema’s: • Internet Logistiek | E-commerce • Synchromodaliteit | Multimodaliteit • Veiligheid in de Logistiek • Onderwijs en Arbeidsmarkt Ontwikkeling van een ecosysteem logistiek (a. doorontwikkelen Huis van de Logistiek en b. koppeling Kennis DC Zeeland-Brabant als onderdeel van een landelijk netwerk.) V United Brains United Brains Midden-Brabant is het kennisportaal van Avans Hogeschool, Fontys Hogescholen, ROC Tilburg en Tilburg University. Het is speciaal opgericht om het MKB en de non-profitsector op een comfortabele manier toegang te geven tot de kennis die op onze instellingen aanwezig is. Met deze kennis kunnen beide sectoren hun slagkracht, innovatievermogen en marktgerichtheid vergroten. Bovendien wil United Brains MiddenBrabant via innovatieve en interdisciplinaire werkvormen inspelen op de kennisvragen uit het mkb en de nonprofitsector. Organisaties die andere perspectieven zoeken, ontwikkelen nieuwe vragen. Over duurzaam ondernemen, innovatie, procesoptimalisatie of juridische kwesties. Via United Brains Midden-Brabant leggen ondernemers en/of overheden hun vraag tegelijkertijd bij vier kennisinstellingen neer. Dat betekent niet alleen meer kans op het vinden van de juiste deskundige, maar ook dat de vraag op het juiste niveau beantwoordt wordt. In het ene geval kan daar wetenschappelijk onderzoek voor nodig zijn; in een ander geval is een praktische insteek beter. Samen met de accountmanager van United Brains Midden-Brabant kunt u bepalen wat het beste aansluit bij uw vraag. Wanneer er voor een opdracht zowel onderzoek als praktijkopdrachten nodig zijn, kan hij door studenten en/of onderzoekers van twee instellingen uitgevoerd worden. VI Ontwikkeling nieuwe beroepen/leerbanen in werkateliers Het doel van de Brabantse MBO uitvoeringsagenda is om als gezamenlijke Brabantse MBO-instellingen te werken aan twee actielijnen die onderling met elkaar samenhangen, te weten: -Op (middel)lange termijn werken aan nieuwe arrangementen voor beroepen (én opleidingscurricula) van morgen in nauwe aansluiting van het MBO op de vraag van de arbeidsmarkt en in nauw overleg met topsectoren. Dit als bijdrage aan de verdere economische ontwikkeling van de Brabantse (regionale) topsectoren en tegelijk als wervende kracht om jongeren te laten kiezen voor deze nieuwe beroepen. -Brabants stage- en leerbanenoffensief: Op korte termijn zoeken naar oplossingen voor huidig tekort aan (leer)banen voor jongeren om voortijdig schooluitval te voorkomen en vakmanschap te behouden voor de toekomst van Brabant. In Noordoost Brabant dreigen alleen al 400 jongeren de MBO-opleiding te moeten staken omdat zij geen stage of leerbaan hebben. Het stimuleren door de overheid van innovatie en valorisatie van kennis heeft gevolgen voor het bedrijf. Het productieproces wordt anders, er ontstaan andere / nieuwe productie technieken, een nieuw product wordt geïntroduceerd …..kortom: Wat is de betekenis van innovatie, wat is de betekenis van nieuwe kennis voor de oude ambachten. Hoe en op welke wijze veranderen deze ambachten? Kunnen we met vertegenwoordigers van topsectoren zoeken naar ”cross overs” en de betekenis duiden voor het vakmanschap? Kunnen we samen een schets maken (“artist
16
impression”) van nieuwe beroepen die we zien op doemen op het snijvlak van twee of meer topsectoren en de innovaties die al plaats vinden? Welke maatschappelijke ontwikkelingen spelen daarbij een rol? Kunnen we niet alleen de beelden schetsen die we samen maken van de nieuwe ambachten, kunnen we ook al de contouren van deze nieuwe beroepsbeoefenaren zien? Kunne we al iets van een opleidings curicula zien: welke vaardigheden, nieuwe kennis en houding is gewenst? We willen nieuwe beroepen zien die een antwoord geven op de vragen en uitdagingen van vandaag en morgen en niet de problemen van gisteren adresseren. In werkateliers werken vertegenwoordigers van bedrijfsleven (topsectoren) en docenten uit MBO o.l.v. een facilitator aan bovenstaande vragen. Er wordt gewerkt aan het schetsen en borgen van nieuwe opleidingsarrangementen. De tussentijdse uitkomsten van een werkatelier kunnen d.m.v. peer group review getoetst worden op haalbaarheid en consistentie. Werkateliers vinden regionaal plaats. Aan een werkatelier kunnen meerdere MBO instellingen deelnemen, maar vinden plaats op basis van regionaal economische speerpunten (topsectoren). Het resultaat van de werkatelkiers is dat we 15 nieuwe beroepen, beroepsbeelden en contouren van een opleiding hebben vastgesteld. Deze zijn kansrijk, en bestrijken de topsectoren en het innovatiebeleid. Zij anticiperen ook op maatschappelijke ontwikkelingen. Door deelname aan werkateliers en peer groups borgen we dat alle MBO instellingen betrokken zijn en mede verantwoordelijk voor het resultaat. In onze regio zal Werkatelier Logistiek worden ontwikkeld.
Van aanpak naar realisatie De bereidheid tot samenwerken is volop aanwezig bij lokale overheid, werkgevers, uitkeringsorganisaties en scholingsinstituten maar komt in de praktijk nog onvoldoende tot uiting in termen van: 1. 2. 3.
Samenhang/afstemming: er zijn veel verschillende agenda's en doelen voor wat betreft onderwijs, economie en arbeidsmarkt en die sluiten niet altijd op elkaar aan Er is veel initiatief, maar er is lang niet altijd overzicht en inzicht in de verschillende initiatieven en de financiële mogelijkheden van partners. Toekomstgerichtheid: de praktijk van alledag is nog té vaak leidend in beleid en uitvoering. We kunnen nog onvoldoende spreken van een regionale toekomstgerichte en samenhangende arbeidsmarktaanpak
Stuurgroep Economie en Arbeid De stuurgroep E&A is een katalysator voor ontwikkelingen, kan doorbraken realiseren op de economische agenda (overheid en Midpoint), de arbeidsmarktagenda (De Regio Werkt/Hart van Brabant) en onderwijsagenda. Het overleg leidt tot vernieuwing en aanpassing van het arbeidsmarktbeleid in relatie tot economisch beleid, zoals verwoord in het rapport “ De regio werkt”, en omgekeerd zoals verwoord in de doelstellingen van Midpoint. Arbeidsmarktbeleid zal hierdoor een constante factor van belang zijn. Doel van het overleg Partijen maken keuzes voor (zichtbare) resultaatgerichte en/of oplossingsgerichte acties die een gerichte bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de economie, de arbeidsmarkt , of het onderwijs . Partijen nemen daarin een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de realisatie van de acties. Inrichting van het overleg ◦ Agenda zettend naar verschillende besluitvormende gremia (waaronder Colleges B&W, Robo’s, MT Participatie NOMA, bestuur Midpoint, op onderwerpen onderwijs, arbeidsmarkt, economie ; ◦ Sturend op programma de regio Werkt! en het Ondernemersakkoord. Met het oog op de toekomst is het goed denkbaar dat meer regionale initiatieven onder de triple helix-sturing van stuurgroep wordt gebracht. ◦ De deelnemende partijen willen zich conformeren aan de keuzes, afspraken en besluiten en leveren een actieve bijdrage in het “vertalen”, regelen of organiseren in hun eigen organisatie; ◦ De leden hebben doorzettingskracht en hebben de intentie om “ ontwikkelingsgericht” te acteren; ◦ Overleg moet daadkracht uitstralen en toegevoegde waarde hebben; ◦ Het overleg is strategisch van aard, maar ook besluitvormend en moet “gevoed” worden door vertegenwoordigers van partijen; een goede inhoudelijke voorbereiding door de bestaande agenda’s en
17
â—Ś â—Ś
acties vanuit de verschillende thema’s onderwijs, arbeidsmarkt en economie te bestuderen en te betrekken bij de inhoudelijke voorbereiding. De doelen moeten dus duidelijk zijn en dat betekent een jaarlijkse herkenbare shortlistagenda onderwijs/arbeidsmarkt/economie, die leidt tot concrete resultaten! Acteert naar urgentie van vraagstukken (katalysator voor ontwikkelingen) , resultaat en oplossingsgericht voor hardnekkige knelpunten Verbindend tussen belangrijke spelers en thema's/inhoud zodat lobbykansen beter en tijdig verzilverd kunnen worden.
De stuurgroep komt eind augustus 2013 voor de eerste keer bij elkaar. De wijze waarop de Enabling Region met elkaar wordt verbeterd zal voortdurend onderwerp van de agenda zijn.
18
2.3.1.b Position Paper Healthy Region
The healthy region Een proeftuin met living labs voor zorgvernieuwing
Position paper over een andere zorg
CONCEPT 10/10/2013/PS en SP
Inhoudsopgave
Samenvatting Inleiding Belangrijke trends en ontwikkelingen Kansen en uitdagingen voor de regio Ambities Hart van Brabant Eerste vervolgstappen
2 5 6 8 12 15
1
Samenvatting Aanleiding Het position paper healthy region is geschreven in opdracht van het College van Burgemeester en Wethouders om aan de hand van de actuele ontwikkelingen op het terrein van de zorg en zorgeconomie een beeld te krijgen van de kansen, keuzes en aanpak op dit terrein. Care is een van de vier domeinen binnen de strategische samenwerking met kennisinstellingen en bedrijfsleven. Het doel is om te komen tot een gezondere samenleving, waarin zowel maatschappelijke als economische winst geboekt wordt. We staan nu aan de vooravond van ingrijpende wijzigingen en financieringsvraagstukken in de zorgsector. In sociaal-economisch perspectief is de vraag hoe we voorkomen dat de vraag naar zorg oneindig blijft groeien terwijl we ook op zoek zijn naar innovatie en organisatieveranderingen die ertoe bijdragen dat bedrijvigheid en banen juist toenemen. Kortom, we zijn op zoek naar andere zorg. Daartoe behoren zowel care als cure. Tot de care sector worden gerekend verpleeg- en verzorgingstehuizen, thuiszorg, geestelijke-, jeugd en gehandicaptenzorg. De cure sector bestaat uit de ziekenhuizen, huisartsen, revalidatie- en privéklinieken. Die zorgsector levert een bijdrage van 8,5% aan het Brabants bruto regionaal product en vertegenwoordigt een arbeidsmarkt waar bijna 20% van de stedelijke beroepsbevolking werkzaam is. De sector in den brede is de afgelopen decennia sterk gegroeid, zowel qua banen als omzet. Er zijn talloze dwarsverbanden tussen bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheden en er is herkenbare sociale innovatie met bijvoorbeeld het co-creatiemodel van de academische werkplaatsen van Tranzo en cliëntgerichte bedrijven als Focal Meditech. Deze sterktes zijn des te meer relevant nu health door de EU als een van de grand societal challenges is benoemd en het ministerie van VWS fundamentele veranderingen bepleit. Een van gevolgen daarvan is dat de lokale overheid aanzienlijk meer verantwoordelijkheden krijgt voor de sector care, overigens in een bezuinigingsperspectief. Als we niets doen nemen de bestedingen af, dreigt een verlies van arbeidsplaatsen, economische krimp en toenemende spanning tussen opleidingen en een tanende arbeidsmarkt. Volgens de zorgwerkgevers, verenigd in Transvorm, zullen in Brabant de komende jaren ruim 12.000 mensen - een derde van alle werknemers in de sector - hun baan verliezen. In het licht van die ontwikkelingen is er weinig reden om aan te nemen dat de gezondheid van mensen – en die is in Brabant ondergemiddeld – zal verbeteren. Daarmee is niet alleen de gezondheid van mensen meer in het geding, maar zullen de regionale kosten van de zorg verder toenemen. De innovatie van de regio is veelzijdig van aard - er zijn talloze voorbeelden van interessante projecten - maar de rol van het bedrijfsleven is beperkt: de verhouding in Tilburg tussen banen in de non-profit en de not for profit sector plus handel en industrie is 85:15. De regio kent nauwelijks klassieke trekkers (bedrijven, academische ziekenhuizen, clusters) die duurzame innovatie initiëren en stimuleren. Zonder verdere stappen zal de inrichting van de samenwerking regionaal van aard blijven en daarmee 2
zich onvoldoende lenen om betere aansluiting te vinden bij de klassieke innovatielijnen - technologie en farmaceutica. Daarmee blijven de kansen betrekkelijk gering om fundamenteel aan te haken bij inhoudelijk en financieel perspectiefvolle programma's als Slimmer Leven (Provincie, Brainport regio) en Horizon 2020 (EU). Zonder het maken van keuzes (inhoud, vorm) en het aangaan van allianties zal de noodzakelijke verbinding met andere regio’s en andere innovatiegebieden niet tot stand komen. Als gevolg daarvan zal de huidige zorgeconomie in omvang eerder af- dan toenemen en zal het innovatieklimaat niet uitnodigend zijn voor bedrijven. De veranderingen bieden kansen voor de regio omdat de innovatieagenda een wezenlijk ander karakter krijgt. Waar vernieuwingen de afgelopen decennia gedomineerd werden door (bio-)technologie en farmaceutica, worden de grote veranderingen verwacht op het terrein van gedrag. VWS heeft begin 2013 de verandering van leefstijl en het voorkomen van chronische ziektes prominent op de agenda Van systemen naar mensen gezet. Dat betekent een uitgelezen mogelijkheid om de klassieke innovaties en de kennis- en werkverbanden in de hoek van technologie en farmaceutica te combineren met het concept van social inovation. Dat biedt kansen om de belemmeringen in de huidige innovatiepraktijk weg te nemen, nu die vaak vastlopen in te lange ontwikkeltijden, opschalen en vermarkten. De agenda’s van de onderwijs- en kennisinstellingen bieden kansen daar ze steeds meer anticiperen diezelfde combinatie. Concrete kansen liggen er op gebieden als adaptatie van technologische ontwikkelingen, gebruik en combinaties van data, therapietrouw, nature assisted health. De regio heeft met zijn onderwijs- en onderzoeksomgeving goede papieren om innovatieve toepassingen en diensten te ontwikkelen, te testen en op te schalen, in de rol van launching customer. Het brede doel is om gezondheidswinst te realiseren, een complex begrip dat in regionaal verband objectiveerbaar kan worden gemaakt. De groene kwaliteiten van de regio kunnen een veel grotere rol spelen in het kader van gezondheid. Er is steeds meer wetenschappelijk bewijs voor de positieve correlatie tussen natuur en gezondheid. Daarbij ontstaat door de vergrijzing een kapitaalkrachtige zorgvraag, met een goed perspectief voor de combinatie van een aantrekkelijke, groene omgeving, zorg op maat ('high touch') met farmacie en technologie ('high tech'). Als het gaat om de arbeidsmarkt zijn er kansen om het aandeel van de beroepsbevolking op tenminste gelijk niveau te houden. Benutten van relevante nationale fondsen, inzet van tools uit het arbeidsmarktbeleid, verdere verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Om de kansen te benutten moeten keuzes worden gemaakt, inhoudelijk en organisatorisch. In regionaal verband is een agenda nodig met ambities en heldere doelstellingen op het terrein van gezondheidswinst, arbeidsmarkt en innovatieklimaat. De agenda dient samengesteld en gedeeld te worden in triple helix verband. Het concept van sociale innovatie dient bestuurlijk en uitvoerend verbonden te worden met de andere twee clusters: technologie en farmaceutica. Brabant beschikt over die clusters, in de Brainportregio en in de regio Oss, waarmee er tevens verbindingen liggen met de health valley Netherlands van Zuidoost Nederland. Provincie en de regio Brainport ontwikkelen strategische zorgagenda's waarbij het belang van sociale innovatie steeds beter wordt gezien. Het zou meer herkenbaar kunnen worden gemaakt om te dienen als een smart specialisation die past in Europese programma’s als Horizon 2020.
3
De rol van de kennisinstellingen is onderscheidend en bij uitstek geschikt om de nieuwe Europese en nationale zorgdoelstellingen een stuk dichterbij te brengen. De uitzonderlijke expertise op het terrein van gedrag, leefstijl, preventie en data maakt het onder meer mogelijk om het perspectief van de patiënt - de eindgebruiker – structureel te betrekken. Een herkenbare positionering van die sterkte - bijvoorbeeld in de vorm van een Centre of excellence –vergroot zowel de valorisatiekansen van de kennisinstellingen als de kans om een grotere rol te spelen in samenwerkingstrajecten. Het werkkader voor de healthy region dient zich aan nu Brabant zich ontwikkelt als proeftuin voor smart health, met drie thema’s: life tech, health@home en life&health. Dat kader is optimaal geschikt voor de regio Hart van Brabant, omdat het de bestaande innovatiepraktijk kan verdiepen (een eerste voorbeeld is de dementie experience) en verbreden (zowel economische en maatschappelijk) en omdat de meerwaarde van objectiveerbaarheid, vergelijkbaarheid en datagebruik vrijwel nergens gevonden kan worden. Het concept van de proeftuin op regionaal niveau dient in het licht van bovenstaande uitgewerkt. Bedoeld wordt een gecontroleerde omgeving waarin het gebruik van veelbelovende innovaties wordt onderzocht en gemonitord om de toegevoegde waarde aan te tonen (kwaliteit van leven, besparingen) en de juiste toepassing snel en gericht te bepalen. Hart van Brabant positioneert zich als een proeftuin met daarbinnen meerdere, nader te bepalen healthy living labs. Gecontroleerde omgevingen, met een evidence based aanpak die deels voortbouwen op bestaande initiatieven, deels worden opgezet in cocreatie met andere regio’s. De labs bieden nadrukkelijk ruimte voor externe (buitenlandse) bedrijven en instellingen en winnen aan kracht als er samenwerking wordt gevonden met buitenlandse regio’s die een vergelijkbare aanpak kiezen. Voorbeelden van thema’s binnen de proeftuin zijn e-health, healthy ageing, domotica, dementie, nature assisted health, therapietrouw. De labs concentreren zich rond de begrippen preventie, leefstijl en gedrag – in combinatie steeds met technologie, farmaceutica. Om te komen tot tastbare en vergelijkbare resultaten is objectivering nodig van wat beoogd wordt (doelstellingen, indicatoren, data, vergelijkbaarheid) en beperking (thema’s, doelgroepen, cohorten). Daarbij kan voortgebouwd worden op beproefde modellen, zoals de academische werkplaatsen met kennisinstituut Tranzo, waarmee theorie en praktijk op een vruchtbare wijze zijn gekoppeld.
4
1
Inleiding
De zorgsector in de regio Midden Brabant is van uitzonderlijk belang, om meerdere redenen. In Midden-Brabant waren in 2012 bijna 35.000 werknemers werkzaam in de sector Zorg en Welzijn: ziekenhuizen, verpleeghuizen, zorginstellingen et cetera. In de stad Tilburg bevinden 21.751 van de 112.700 banen zich in deze sector. Na jarenlange stijging van de werkgelegenheid is er nu sprake van stabilisering en volgens Transvorm (samenwerkingsverband werkgevers in de sector zorg en welzijn in Brabant) ligt daling in het verschiet als er niets wordt ondernomen. De regio Hart van Brabant heeft een groot palet van stakeholders: twee subacademische ziekenhuizen, een zorgnetwerk, kennisinstellingen met specifieke zorgexpertise, grote zorgverzekeraars en een aantal gespecialiseerde bedrijven, voornamelijk op het gebied van trade en development. In de regio is sprake van een specifiek, innovatief klimaat en care is mede om die reden een van vier speerpunten in de regionale samenwerking binnen Midpoint (care avenue). Mede op grond daarvan ligt er de ambitie om uit te groeien tot een healthy region. Daarbij horen ook vragen als: wat is het onderscheidend vermogen van de regio? Wie zijn de regionale stakeholders bij een nieuwe aanpak? Welke partijen van buiten de regio zijn nodig om tot een strategische aanpak te komen? Op grond van de sterktes en karakteristieken van de regio biedt de veelzijdigheid Midden Brabant mogelijkheden om tot een nieuw soort innovatie te komen. Een voorbeeld daarvan vormen de academische werkplaatsen, een duurzame kruisbestuiving tussen theorie en praktijk, tussen research en development. Anders gezegd, deze regio kan bij uitstek zich profileren als een proeftuinregio; met daarbinnen diverse, specifieke healthy living labs. De vraag is hoe een dergelijke ambitie gerealiseerd kan worden. Daarvoor is een heldere strategie nodig, op grond van een gedeeld concept en een concreet, herkenbaar uitvoeringsprogramma waarmee Midden Brabant zich kan positioneren als een regio waar nieuwe vormen van zorginnovatie bijdragen aan gezondheidswinst Ên aan nieuwe werkgelegenheid. Het doel van dit position paper is een perspectief schetsen voor een strategische aanpak die bestaande werkpraktijken en innovaties verdiept en verbreed. En die in samenhang leiden tot een smart specialisation die past in Europese programma’s als Horizon 2020. Een dergelijke inzet is in de regio Hart van Brabant perspectiefrijk vanwege het ontbreken van zeer dominante partijen en vanwege de methodische innovatie waarbij partijen nu al betrokken zijn. Het paper is gebaseerd op bestaande beleidsdocumenten, onderzoeksrapporten en gesprekken met vertegenwoordigers vanuit de triple helix. Op grond daarvan is het model van de proeftuin met living labs, schetsmatig uitgewerkt met als oogmerk te kijken hoe de grand challenges van de zorg verbonden kunnen worden met de regionale economische ontwikkeling.
5
2
Belangrijke trends en ontwikkelingen
Onbetaalbare zorg: bezuinigingen en ingrijpende herziening zorgstelsel zijn nodig Het huidige zorgstelsel staat aan de vooravond van zowel bezuinigingen als een ingrijpende herziening. Tegelijkertijd neemt de vraag naar zorg toe, door een sterk vergrijzende bevolking en een groeiend aantal chronische patiënten. Daar komt de ontwikkeling van de (medische) technologie en farmaceutica bij: die leidt niet alleen tot betere zorg, maar eveneens tot een verdere stijging van de kosten. Waar die innovatieparadox toe leidt bleek bijvoorbeeld uit het CPB-rapport De prijs van gelijke zorg: als er geen fundamentele veranderingen komen zal de zorg onbetaalbaar zal worden. Een gemiddeld gezin zou in 2040 47% van het bruto inkomen aan zorg besteden, twee keer zoveel als nu. Deze sector wordt in toenemende mate een zaak waar de regio aan zet is, als gevolg van de decentralisaties in het sociale domein: de decentralisatie van de jeugdzorg, de invoering van de participatiewet en de transitie van de begeleiding van de zorg voor mensen met een beperking en ouderen vanuit de AWBZ naar de WMO. Daarmee gepaard gaan zowel fikse bezuinigingen als de noodzaak om de zorg anders in te richten: zoveel mogelijk thuis of ‘om de hoek’. Vergrijzing: de bevolkingsprognose van Midden Brabant De vergrijzingtendens op regionaal niveau heeft grote gevolgen voor de toekomstige zorgvraag. Die zal sterk toenemen, afgaande op de cijfers uit de bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2011. Waar op een bevolking van gemiddeld ruim 400.000 mensen het aandeel van jeugdigen (0-14) afneemt van 16.7 % in 2013 naar 14.8% in 2050, neemt dat van senioren (55+) toe van 29.4 naar 37.5 %. Binnen die categorie neemt het percentage mensen dat ouder is dan 65 toe met bijna 10%. De vergrijzing van de bevolking neemt volgens deze prognose op zijn vroegst pas af vanaf 2040. Op grond van deze cijfers - en bij ongewijzigd beleid - is te verwachten dat tot die tijd de druk op zorgvoorzieningen eerder zal toe- dan afnemen. Dit perspectief noopt eens te meer tot gemeenschappelijk handelen van zorginstellingen, overheden en bedrijfsleven met als oogmerk grotere zelfstandigheid en zorg op maat zonder dat de kosten nog stijgen. M-Brabant Inwoners % 55+ % 65+
2013 393.195 29.4 16.5
2020 402.445 33.3 19.8
2030 411.595 37 23.8
2040 412.800 37 26.2
2050 409.025 37.5 25.7
Meer zelfstandigheid én meer chronische zorg vraagt om andere zorg De verzorgingsstaat maakt plaats voor een samenleving waar de eigen verantwoordelijkheid van patiënten en de inzet van de sociale omgeving het beeld in de zorg gaan bepalen. Door deze kanteling is de verwachting dat 1/3 (12.000) van de banen binnen de zorg verdwijnt in Noord-Brabant.
6
Een andere kenmerkende ontwikkeling is dat zorg steeds vaker een chronische kwestie is. Vooral de vergrijzing zorgt ervoor dat voor aandoeningen als hart- en vaatziekten, dementie, kanker, zwaarlijvigheid een meer permanent beroep op de zorg wordt gedaan. De hoge verwachtingen van technologie komen voor een belangrijk deel voort uit deze twee bewegingen: zelfstandigheid en permanentie. De rol van technologie in die processen is zonder twijfel cruciaal, maar net zozeer zijn dat de vraag en het gedrag van mensen. Er zijn op dit moment in Nederland (denk aan Brainport) en Europa meer dan voldoende technische mogelijkheden ontwikkeld om de zorg aan huis beter en goedkoper te maken. Het grote probleem is dat "mensen" hiervan nog geen gebruik willen maken, waardoor het effect van deze technische ontwikkelingen op de kosten en kwaliteit van zorg nog erg gering is. De sleutel voor het optimaliseren van het effect van de technische mogelijkheden ligt in het aansluiting vinden bij de "vraag" van burgers en het beïnvloeden van het gedrag van mensen. Kennis over mensen en gedrag is bij uitstek in Midden-Brabant aanwezig, een ideale omgeving om technische innovaties in de praktijk toe te passen. Tranzo/zorgacademie, bedrijven als Focal, Jansen Cilaq, infrastructuur etc etc. Preventie Preventie wordt steeds meer een sleutelbegrip in het overheids- en zorgdenken. E-health en domotica zijn de hulpmiddelen van de moderne tijd. Feitelijk gaat het dan om andere zorg, om het benutten van mogelijkheden die met preventie, gedrag en leefstijl te maken hebben. Het ministerie van VWS heeft de verandering van leefstijl en het voorkomen van obesitas prominent op de agenda Van systemen naar mensen (februari 2013) gezet. “Het voorkomen van ziekte moet in alle onderdelen van de samenleving en in alle onderdelen van de zorg prominenter en in samenhang worden ingevuld. Daarbij moet speciale aandacht zijn voor de sociaal economische gezondheidsverschillen. De bestaande sociaaleconomische gezondheidsverschillen (het verschil in levensverwachting tussen laag- en hoogopgeleide mannen en vrouwen is 7,3 respectievelijk 6,4 jaar) hebben deels met leefstijl te maken. Het langdurig faciliteren van gezond gedrag op een manier die aansluit bij de leefwereld van de mensen waarom het gaat en het veel beter informeren van deze mensen op een manier die begrijpelijk en toepasbaar is, is cruciaal. Daar waar nodig zal de overheid grenzen stellen.” Deze notie is voor de regio Midden Brabant van bijzonder belang, zo blijkt uit de regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning uit 2006. “De levensverwachting ligt iets lager en de sterfte aan longkanker, dikke darmkanker en beroerte is hoger dan gemiddeld. Mensen met een lage sociaaleconomische status hebben een slechtere gezondheid dan mensen uit de dito hogere lagen van de bevolking.” Verder baart het gedrag van de jeugd zorgen. “Jongeren zijn de afgelopen jaren meer gaan drinken. Steeds meer kinderen en jongeren zijn te dik. Door dit ongezonde gedrag investeren zij in toekomstige ongezondheid.” Volgens een rapport van SER Brabant uit 2012 biedt dit de regio naast een bedreiging ook een kans, want het biedt “de motivatie om te werken aan economisch interessante cross overs op het health-terrein en tegelijk aan gezondheidswinst voor onze Bourgondische burgers.”
7
Verbinden sociale en medische domein De hierboven genoemde ontwikkelingen gaan gepaard met andere opvattingen over de plekken waar de aanpak het beste beklijft. Klassieke instellingen worden kleiner, of sluiten zelfs als gevolg van de trend om zorg extramuraal te regelen, wat onder meer tot gevolg heeft dat zoiets als de wijkverpleging een come back maakt. Voor de oude ‘wijkzuster’ wordt een coördinerende functie voorzien. De komst van wijkteams is een feit, teams die geacht worden een brug te slaan tussen het sociale en het medische domein. Samenvattend De andere kijk op zorg is omgeven met talloze onzekerheden rond aanpak, financiering en verantwoordelijkheden. In een speelveld dat wordt bevolkt door een groot aantal partijen: zorginstellingen, zorgverzekeraars, onderwijs & onderzoek, ondernemingen en overheid. Die hebben allen hun eigen inzet, maar ze delen een gemeenschappelijk belang dat je zou kunnen parafraseren als gezondheidswinst. Goede zorg, bij mensen om de hoek, gericht op de vraag, tegen aanvaardbare kosten. In sociaal-economisch perspectief is de vraag hoe we voorkomen dat de vraag naar zorg oneindig blijft groeien terwijl we ook op zoek zijn naar innovatie en organisatieveranderingen die ertoe bijdragen dat bedrijvigheid en banen juist toenemen. Kortom, we zijn op zoek naar andere zorg.
3
Kansen en uitdagingen voor de regio Hart van Brabant
Zorgeconomie in regionaal perspectief Zorgeconomie heeft zowel betrekking op de toeleveranciers (industrie, zakelijke dienstverlening) als de zorgaanbieders, maar ook op onderwijs & onderzoek. De zorgsector is niet scherp afgebakend en bestaat uit deelsectoren en branches die deels met elkaar verweven zijn en die deels los van elkaar opereren. Het merendeel der bedrijven in de gezondheids- en zorgsector is qua omvang klein tot middelgroot (1 tot 50 medewerkers) en beweegt zich op uiteenlopende terreinen: geneesmiddelen, laboratoriumapparatuur, hulpmiddelen, ICT. Ook zijn er (onderdelen) van multinationals actief, zoals Janssen Pharmaceutical companies, Banner Pharmacaps en Greystone pharmaceuticals. Er zijn geen gegevens bekend over de grootte van de beroepsbevolking in de totale sector, wel over die van de zorg- en welzijnssector: Werkgelegenheid I Aantal medewerkers Midden Brabant Aantal fte's MB Gemidd. aantal uren Gemiddelde leeftijd
2008 30.020
2011 34.060
2012 34.993
19.247 23.2 40.6
21.578 23.2 41.5
22.285 23.1 41.8
Werkgelegenheid II 2008 Aantal banen in de 15.290 Gemeente Tilburg
2011 17.269
2012 16.995
8
Waarvan deeltijd In zorg- en welzijn In handel en industrie
3096 13.995 1295
3134 15.841 1428
2949 15.565 1430
In Midden-Brabant waren in 2012 bijna 35.000 werknemers werkzaam in Zorg en Welzijn, waarvan 84% vrouw. Tilburg rekent in banen; stellen we dat gelijk aan fte’s dan bevindt 76% van de werkgelegenheid zich in die gemeente. De actuele verhouding tussen banen in de gemeente Tilburg tussen de non-profit en not for profit sector enerzijds en handel en industrie anderzijds is 85:15. Het leeuwendeel van de banen bevindt zich dus in de sector zorg en welzijn. Na jarenlange stijging van de werkgelegenheid in die sector is er volgens de werkgevers (verenigd in Transvorm), sprake van stabilisering. Deze organisatie verwacht dat in Noord-Brabant de komende jaren ruim 12.000 mensen - dat is een derde van alle werknemers - hun baan zullen verliezen. Daarnaast zullen bijna 11.000 mensen van intramuraal naar extramuraal gaan. In de afgelopen jaren is zowel in Midden-Brabant als Nederland het aandeel zelfstandigen werkzaam binnen de sector toegenomen. De miljardenbezuinigingen en stelselwijzigingen van de overheid verslechteren daarbij nog eens de arbeidskansen van de 30.000 leerlingen in Brabant die een opleiding volgen op het terrein van zorg en welzijn. Voor veel afgestudeerden is het perspectief matig tot slecht. Overigens zijn er beroepen waar de kans op werk goed tot zeer goed blijft (verpleegkunde, radiotherapeutische technieken of doktersassistent). Transvorm bereidt met regionale partners een sectorplan voor, dat beoogt om met landelijke overheidsmiddelen in het kader van het sociaal akkoord (600 miljoen voor 2014 en 2015) arbeidsmarktactiviteiten te financieren. Buiten de zorgverleners – verenigd in Zorgnetwerk Midden Brabant - wordt een aantal sectoren onderscheiden in de zorgeconomie. Een volledig overzicht is niet voorhanden, wel bestaat een beeld van de belangrijkste spelers in de regionale zorgeconomie • Productie: farmaceutische industrie, medische technologie en hulpmiddelen. Deze sector is in Midden Brabant betrekkelijk klein. Belangrijke partijen zijn Patheon/Banner Pharmacaps (Janssen.Cilag), Focal Meditech en Farmatrade. • Groot- en detailhandel: Medicomfort, Bos Medical, Elan Oisterwijk, Harting/Bank, Vegro. • Diensten: wellness, preventie en facilitaire diensten: Alere, Pharna 3D-Xchange, Prometheus HC, veel ZZP-ers (o.a. via TIC) • Zorgverzekeraars, financiers: CZ, Interpolis/Achmea • Kennis/onderwijsinstellingen: UvT (Tranzo, Netspar, Corps, Med. Psychologie). Fontys: Lectoraat Zorg, verpleegkunde, ICT/zorg. Avans: gezondheidstechnologie, De groene regio in zorgperspectief Midden-Brabant is het groene Hart van Brabant. Die kwaliteit kan een grote rol spelen in de toekomstige zorg. Aanwijzingen dat er een gezondheidsbevorderende werking uitgaat van natuur en groen zijn er legio. Tegelijk zien we dat in de beleidspraktijk (natuur, ruimtelijke ordening en volksgezondheidsbeleid) nog weinig gebruik wordt gemaakt van dit inzicht. De markt echter ontwikkelt al nieuwe woon- en zorgconcepten, zoals Senior Assist in het Leypark, waarin de relatie tussen groen en zorg van beslissend belang was. Een 9
tweede voorbeeld is Vitura, een vorm van nature assisted health, een zakelijk concept om stress en burn out beter te behandelen, tegen lagere kosten. De stressreducerende werking van natuur is in experimenteel onderzoek genoegzaam aangetoond. Ook het positieve effect van natuur op lichaamsbeweging is, zo blijkt uit onderzoek van WUR (2009) 'genoegzaam aangetoond'. Evaluaties van programma’s voor bewegingsstimulering wijzen uit dat een aantrekkelijke, groene omgeving dicht bij huis en de werkplek het meest aanzet tot wandelen en fietsen. Dat betekent onder meer dat zorg steeds minder als een geïsoleerde sector wordt beschouwd, maar in verbinding met ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Dat biedt een belangrijk perspectief voor Midden Brabant zowel uit het oogpunt van sociale innovatie als vanwege de natuurlijke omgeving zelf. Uit een eerste economische vertaling die KPMG maakte van dat effect in Bos en Lommer (A’dam, 30.000 inwoners) bleek dat door 10 procent meer groen jaarlijks 800.000 euro kan worden bespaard op de kosten van verzuim en zorg voor depressieve patiënten. Ook het provinciale koersdocument ‘Stad en Platteland’ uit 2011 bepleit een betere samenhang tussen enerzijds economie, leefbaarheid en gezondheid en anderzijds natuur en landschap. Door de Provincie wordt een sturingsfilosofie aangekondigd die meer ruimte en verantwoordelijkheid biedt voor bedrijven en actoren in de maatschappij. SER Brabant pleit in het advies “Economie & Natuur; samen slimmer investeren” (april 2012) voor een direct verband tussen het natuur- en landschapsbeleid (Landschappen van Allure) en de regionaal strategische agenda’s. In dit kader wordt gepleit voor een fundamenteel ander gebiedsontwikkelingsmodel (‘gebiedsontwikkeling 3.0’), namelijk met directe betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de private sector, c.q. de ondernemers. Zorgeconomie wordt in dit verband expliciet genoemd als potentieel domein voor nieuwe verbindingen met natuur en landschap. De regio Hart van Brabant opteert voor slow food concepten, gekoppeld aan recreatieve voorzieningen en ingepast in een leisure landschap. Vanuit slow food en recreatie is een link te leggen met innovatieve zorgconcepten, bijvoorbeeld in het kader van de ‘healing environment’ gedachte. Deze vorm van herbestemming blijkt ook in stedelijk verband kansen te bieden. Nederland kent een groeiende markt waar publiekprivate samenwerking leidt tot groene zones met bijvoorbeeld stadslandbouw, productiebos, stadstuinen, groene stadsverwarming. Deze andere functionaliteit kan zowel maatschappelijk als economisch benut worden. Dat blijkt uit eerdere gevolgtrekkingen door de Raad van Gezondheid, die in de persoon van Roel in 't Veld pleitte voor vervolgonderzoek op vier gebieden: 1) 2) 3) 4)
de effecten van verschillende soorten groen (groen in de dagelijkse leefomgeving vergeleken met ‘recreatief’ groen) de effecten op specifieke gezondheidsuitkomsten, zoals hart- en vaatziekten en depressie de gezondheidseffecten binnen bepaalde groepen (ouderen, kinderen, lagere inkomensgroepen en werknemers). Daarnaast biedt de groep van postoperatieve patiënten in ziekenhuizen mogelijkheden voor experimenteel (prospectief) onderzoek naar vooral uitzicht op natuur en de invloed hiervan op herstel na operatie.
10
Deze onderzoeksopgave is nog steeds actueel. SWOT regio Midden-Brabant Met de genoemde trends en ontwikkelingen in het achterhoofd kunnen voor de regio Midden-Brabant de volgende sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen worden genoemd. Sterktes
Zwaktes
-
-
-
Gespecialiseerde wetenschappelijke kennis, toepassingsgericht Onderscheidende vormen van kenniscoproductie in de regio Data-expertise Hechte zorgsector, met goede organisatie- en innovatiegraad Aantrekkelijke regio vanuit zorgperspectief (groen, natuur) Innovatieve zorgopleidingen Zorg speerpunt in regionale agenda Zorg- en welzijnssector grootste economische sector in de regio
Kansen -
4
Zorginnovatie biedt nieuwe vormen van werkgelegenheid Vergrijzing betekent toename van een kapitaalkrachtige zorgmarkt Omgeving biedt mogelijkheden voor publiek-private wellness en nature assisted health Effecten van zorg/welzijn worden verhoogd door relatie gedrag en technologie Dit biedt ook kans om te verbinden met Brainport MKB-heterogeniteit als basis voor nieuwe marktmodellen en toepassing Onderwijssector ontwikkelt nieuwe arrangementen voor nieuwe vragen Objectivering betekenis groene omgeving en natuurkwaliteiten
-
-
Geen helder regionaal zorgprofiel als gevolg van klassieke innovaties Samenwerking tussen sectoren en organisaties is beperkt Geen goede match tussen vraag en aanbod zorgpersoneel: relatief laag opgeleide bevolking, vraag naar hoger opgeleiden neemt toe Geen onderscheidende, trekkende bedrijven op het gebied van medische technologie en farmaceutica
Bedreigingen -
-
Vergrijzing betekent meer druk op zorg vanwege relatief ongezonde regio Hart van Brabant Lagere budgetten, door bezuinigingen en deregulering overheid leiden tot lagere regionale budgetten Schaalgrootte en verbindingen onvoldoende voor externe impulsen, Europese programma’s Concurrentie van vergelijkbare initiatieven in Horizon 2020 Afstemming tussen instellingen en bedrijven bij complexe transitieen innovatietrajecten Verlies van 1/3 van zorgbanen
Ambitie Hart van Brabant
Inzet van de proeftuin voor zorgvernieuwing (een healthy living lab) 11
Dit position paper is bedoeld als eerste aanzet om te komen tot een regionale, samenhangende aanpak die sterk genoeg is om financiering te vinden buiten de regionale kaders. Uitgaande van de social innovation–methode kan de regio zich positioneren als een proeftuin die bestaat uit meerdere healthy living labs, waarbij steeds stakeholders uit de triple helix betrokken zijn. Het concept van een healthy living lab speelt in beginsel steeds in op de externe agenda’s (provincie, nationaal, internationaal) en zoekt nadrukkelijk naar verbindingen met andere (internationale) regio’s, zoals Brainport. Die positionering vereist bestuurlijk draagvlak, in eerste instantie op stedelijk en regionaal niveau. Op grond daarvan kan het concept van the healthy living lab verder uitgewerkt worden in een samenhangend, regionaal uitvoeringsprogramma. Daarbij moet duidelijk worden hoe verantwoordelijkheden worden belegd bij regionale partijen als Midpoint Brabant en de regio Hart van Brabant. Bij die uitwerking dienen uiteraard de belangrijkste stakeholders betrokken te worden, om de diverse agenda’s (regionaal bedrijfsleven, zorginstellingen, kennisinstellingen) goed te leren kennen en op grond daarvan overeenstemming te zoeken op conceptueel niveau. De uitwerking daarvan in een programma – de feitelijke vormgeving van het living lab - vereist op uitvoerend niveau de bereidheid tot samenwerking in concrete projecten en werkplaatsen. Dat houdt in dat er afspraken worden gemaakt over zaken als resultaateigenaarschap, inrichting, doelstellingen, middelen, tijdsduur, criteria en effectmetingen, shared savings. De regionale programma’s binnen het lab sluiten per definitie inhoudelijk aan op zowel de regionale als nationale en Europese agenda's. Ze concentreren zich rond de begrippen preventie, leefstijl en gedrag – in combinatie met technologie. Vele concepten zijn mogelijk, maar de focus van deze regio zou kunnen liggen op de volgende: • • • • • • •
Chronische zorg: Dementie Healthy ageing (zelfredzaamheid, zo lang mogelijk thuis wonen) E-health (domotica, gaming, adaptatie technologie) Nature assisted health (kwaliteit leven, groene kwaliteiten regio voor zorg). Wellness (verbinden care en leisure agenda’s) Health & food (regionale economie, kwaliteit eten, preventie) Arbeidsmarkt & Onderwijs (aansluiting, beroepsprofielen, education permanente - masteropleidingen)
Proeftuin Dementie De ambitie van de proeftuin is om een aantal innovatieve concepten voor dagbesteding, zorg en veiligheid (24 uur) te versterken en binnen 2 jaar in te voeren en beschikbaar te maken voor alle mensen met Dementie en hun mantelzorgers in Nederland. Het gaat om toepassingen die gericht zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie mogelijkheden van mensen met Dementie en de ondersteuning van de informele zorg en betere verbinding met de formele zorgketen in de thuissituatie. De nadruk in de proeftuin ligt op beproefde innovatieve technologische toepassingen, diensten en producten. In de proeftuin Dementie liggen er mogelijkheden voor de invoering van producten en diensten die in cocreatie met eindgebruikers reeds ontwikkeld zijn en zich op kleine schaal elders al bewezen hebben zoals: digitale platformen met allerlei digitale diensten ter ondersteuning van de informele zorg voor mensen met Dementie, e-learning tools, Wuzzi
12
mobiele alarmering, Familylive, Smart Textile toepassingen zoals antifixatiemaatregelen plug en play via internet te bestellen, maar ook uitrol van innovatieve business/ consumenten modellen voor private dagopvang voor mensen met dementie gebaseerd op een privaat consumentenmodel, Inzet van Groen en Dementie, etc.
Ambities en externe agenda’s De keuzes en doelstellingen in regionaal verband hangen ten nauwste samen met de vragen die elke moderne gezondheidsagenda bepalen: • • • • •
Hoe maak je het mogelijk dat zorg inderdaad bij mensen om de hoek terecht komt? Hoe bevorder je 'gezond gedrag' en voorkom je (onnodig) beroep op de zorg? Hoe leg je de verantwoordelijkheid weer meer bij de uitvoerende professionals? Hoe stimuleer je de samenwerking in triple helix verband dusdanig dat innovatie een duurzaam karakter krijgt? Hoe richten we het onderwijs zo in dat het is toegesneden op nieuwe arrangementen in de zorg, hoe realiseren we een balans tussen uitstroom en arbeidsmarkt?
De zorg is een sector waar de bestedingen van de landelijke overheid zullen afnemen, maar waar door de vergrijzing ook een vrij kapitaalkrachtige zorgmarkt ontstaat. Daarnaast biedt de agenda van Europa (Horizon 2020) een inhoudelijk én financieel perspectief dat niet onbenut kan blijven voor de ambities die de regio zich stelt. Stad en regio kunnen en willen zich in dat krachtenveld geen afwachtende houding veroorloven en zijn – hoe lastig dan ook - op zoek naar goede fundamenten en randvoorwaarden om tot die betere zorg te komen en maatschappelijke en economische ontwikkeling in de zorgsector te bevorderen. De regionale ambities die vorm krijgen in de healthy living labs sluiten aan op de Europese agenda die vier hoofdpunten kent: • Keeping people healthy and active for longer has a positive impact on productivity and competitiveness • Innovation can help make the healthcare sector more sustainable and find new cures for health conditions • The healthcare sector has an important role to play in improving skills and creating jobs as it employs 1 in 10 of the most qualified workers in the EU • With a projected 45% increase in the number of people aged 65 and over in the next 20 years, financing rising healthcare costs and access to a dignified and independent life for the aging population will be central to the political debate.
13
Wat is als eerste nodig om tot een proeftuin met healthy living labs te komen? • In regionaal verband is een agenda nodig met ambities en heldere doelstellingen op het terrein van gezondheidswinst, arbeidsmarkt en innovatieklimaat. De agenda dient samengesteld en gedeeld te worden in triple helix verband. • Het concept van de proeftuin met living labs moet uitgewerkt worden. Bedoeld wordt een gecontroleerde omgeving waarin het gebruik van veelbelovende innovaties wordt onderzocht en gemonitord om de toegevoegde waarde aan te tonen (kwaliteit van leven, besparingen) en de juiste toepassing snel en gericht te bepalen. • Het concept van sociale innovatie dient bestuurlijk en uitvoerend verbonden te worden met de andere twee clusters: technologie en farmaceutica. Brabant beschikt over die clusters, in de Brainportregio en in de regio Oss, waarmee er tevens verbindingen liggen met de health valley Netherlands van Zuidoost Nederland. • De rol van de kennisinstellingen is onderscheidend en bij uitstek geschikt om de nieuwe Europese en nationale zorgdoelstellingen een stuk dichterbij te brengen. De uitzonderlijke expertise op het terrein van gedrag, leefstijl, preventie en data maakt het onder meer mogelijk om het perspectief van de patiënt - de eindgebruiker – structureel te betrekken. • Om te komen tot tastbare resultaten zijn twee aspecten cruciaal: beperking van doelgroepen (cohorten) en objectivering van wat beoogd wordt (indicatoren, combinatie van data, vergelijkbaarheid). Daarbij kan gebruik worden gemaakt van beproefde modellen, zoals de academische werkplaatsen met kennisinstituut Tranzo als spil, waarmee theorie en praktijk op een vruchtbare wijze zijn gekoppeld. Hoe nieuwe, integrale zorgbenaderingen tegelijkertijd kunnen leiden tot economische groei (banen, omzet) én besparingen is een onontgonnen economisch vraagstuk. Om dat te realiseren zijn in eerste instantie drie zaken van belang: Innovatie Een stimulerende omgeving is noodzakelijk om tot innovaties en systematische andere strategieën te komen. Ten dele is dat een kapitaalkrachtige vraag, die kansen biedt. De regio heeft een ‘vestigingsklimaat’ dat kansen biedt, maar beter ingericht en gepositioneerd moet worden bijvoorbeeld in de richting van Brainport (door de combinatie van technologische en sociale innovaties). Dat betekent dat met het oog op externe agenda’s eerst nagedacht moet worden over de overall doelstelling van innovatie, bestuurlijke aanpak, randvoorwaarden, inrichting van de samenwerking, rol kennispartijen, strategische partners, integraliteit van aanpak (dementie, care & leisure en nature assisted health als voorbeelden). Verbinding Om een innovatieve aanpak succesvol te maken en ook aantrekkelijk voor grotere bedrijven (bijvoorbeeld via de koppeling van development aan research) dienen de lokale overheden de hiermee samenhangende veranderingsprocessen te stimuleren, te faciliteren, maar vooral ook te verbinden. Zorgverzekeraars, zorgaanbieders, bedrijven,
14
financiers, belangenorganisaties, woningbouwcorporaties, onderzoeks- en onderwijsinstellingen beschikken over grote ervaring en zijn onmisbare partijen om tot een breed gedragen proeftuin te komen. Hart van Brabant kan als uitgangspunt dienen om te komen tot verbindingen in sectorale en regionale, met andere regio’s (zoals Brainport) en met nationale en Europese programma’s die een vergelijkbaar oogmerk hebben. De EU heeft in Horizon 2020 de zogenaamde societal challenges geformuleerd waarvan Health, demographic change and wellbeing er een is. De regio sluit met haar agenda goeddeels aan op deze vragen, op een herkenbaar en objectiveerbaar schaalniveau. Betrekken en positioneren van specifieke expertise De regio beschikt over een aantal belangrijke kennisinstellingen. Wetenschappelijke expertise op het terrein van zorg is binnen de universiteit en de twee andere instellingen voor hoger onderwijs in ruime mate aanwezig. Deze spitst zich toe op gedrag, leefstijl en preventie, maar ook is veel kennis op het terrein van zorgeconomie, ICT, financieringsmethoden et cetera. Die kennis wordt deels ingezet op trajecten die ook voor de regio interessant zijn, maar kan beter benut worden. Verdere samenwerking binnen en met de kennisinstellingen is een belangrijke voorwaarde om te komen tot een expertisecentrum zorg waar research en development verbonden worden. Daarbij is een gedeelde agenda noodzakelijk, die verbonden is met nationale en Europese ambities en programma’s. Tilburg University heeft hier een belangrijke start gemaakt op het terrein van Health via het zogeheten 'whitepaper' Supporting innovations for well-being: ageing, health and care as benefits to evolving societies. Op grond daarvan kan een samenhangende strategie worden ontwikkeld om deel te nemen in EU-programma’s. Drie aandachtspunten bij het maken van een gedeelde agenda zijn daarbij van belang (1) het verzamelen van gegevens, het vastleggen, zoeken, delen, analyseren en inzetten voor ontwikkeling, (2) het vormen van communities of practice om in de combinatie van kennis initiatieven en ideeën verder te brengen en ervaringen uit te wisselen en (3) de opzet en uitwerking van nieuwe verdienmodellen, zoals shared savings. Eerste vervolgstappen 1. 2. 3.
Het uitwerken en presenteren van de proeftuin met living labs als een wenkend perspectief waar de betrokken partners gezamenlijk naartoe willen werken en in willen participeren (ambitie). Ontwikkelen van een agenda en strategische aanpak met ontwikkellijnen op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau (strategie) Inventariseren welke innovaties zich als eerste lenen voor een living lab, met als oogmerk te komen tot een modelmatige opzet en inrichting (naar het voorbeeld van academische werkplaatsen, of communities of practice)
15
2.3.1.c Position Paper Sustainable Region
Midden Brabant als duurzame regio Een strategisch toekomstplan
Prof. dr. Jacqueline Cramer Utrecht Sustainability Institute (USI) Utrecht, 14 oktober 2013
Voorwoord Dit rapport is opgesteld in opdracht van de gemeente Tilburg, in het bijzonder van burgemeester P. Noordanus en wethouder B. de Vries (wethouder van o.a. Milieu en Bestuurlijke Vernieuwing). Het verzoek aan ondergetekende was om in samenspraak met relevante stakeholders een strategisch toekomstplan ‘Verduurzaming van de regio’ op te stellen voor Midden Brabant dat tegelijkertijd aansluit bij een mogelijke Smart Specialization Strategie (S3). Om deze opdracht uit te kunnen voeren, zijn inspirerende gesprekken gevoerd met uiteenlopende vertegenwoordigers van de regio Midden Brabant. Deze staan vermeld in bijlage 2. Zonder hun medewerking en inhoudelijke input had ik dit advies niet kunnen schrijven. Allen wil ik hiervoor hartelijk bedanken, in het bijzonder Robert Kint voor zijn accurate en enthousiaste ondersteuning, Yvonne van Beek-van Os voor het notuleren en Midpoint voor de gastvrijheid en positieve inzet.
Prof.dr. Jacqueline Cramer Directeur van het Utrecht Sustainability Institute (USI)
Inhoudsopgave Samenvatting ....................................................................................................................................................2 1. Inleiding..........................................................................................................................................................3 2. De duurzame regio als maatschappelijke uitdaging .....................................................................5 3. Kenmerken van Midden Brabant..........................................................................................................8 4. Sterke economische clusters ..................................................................................................................9 5. Social innovation als verbindend concept ..................................................................................... 11 6. Relatief sterke kennisinfrastructuur................................................................................................ 12 7. Concretisering van de ambitie om Midden Brabant te verduurzamen .............................. 14 8. Strategisch toekomstplan voor Midden Brabant als duurzame regio................................. 17 Bijlage 1............................................................................................................................................................ 20 Mogelijke initiatieven om Midden Brabant te verduurzamen vanuit regionaaleconomisch perspectief......................................................................................................................... 20 Bijlage 2............................................................................................................................................................ 25 Overzicht gesprekken en bijeenkomsten ....................................................................................... 25
1
Samenvatting Doel van deze position paper is om in samenspraak met relevante stakeholders een strategisch toekomstplan op te stellen voor de verduurzaming van de regio Midden Brabant die tegelijkertijd aansluit bij een mogelijke Smart Specialization Strategie (S3). Deze studie constateert dat het concept ‘social innovation’ een uitstekende drager is om in Midden Brabant de ambitie van een duurzame regio waar te maken. Om initiatieven gericht op ‘social innovation’ van de grond te krijgen is een ontmoetingsplek van belang. Hier kunnen partijen elkaar inspireren om gezamenlijk nieuwe ontwikkelingen tot stand te brengen en ‘communities of practice’ op te zetten. Deze faciliteit dient zodoende als een creatieve broedplaats voor vernieuwing. Om versnippering te voorkomen, zou deze broedplaats ruimte moeten bieden voor initiatieven op alle vier speerpunten, die Midden Brabant heeft geformuleerd: ‘Sustainable region (gericht op verduurzamen van de regio Midden Brabant), Enabling region (gericht op hechte aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt), MKB United (gericht op gezamenlijke versterking van de innovatiekracht van het MKB) en Healthy region (gericht op behoud en verbetering van de gezondheid en gezondheidszorg in de regio). Binnen de broedplaats ‘Social Innovation’ kan voor elk van de vier speerpunten een faciliteit opgezet worden. Wat betreft de ambitie om de regio te verduurzamen zou deze faciliteit als werktitel kunnen meekrijgen: Broedplaats ‘Duurzame regio’. In uiteenlopende coalities van bedrijfsleven, kennisinstellingen, burgers, maatschappelijke organisaties en/of overheid kunnen projecten opgezet worden, die bijdragen aan verduurzaming van de regio. Partijen zoeken zelf geschikte partners om mee samen te werken. Projecten die opgeschaald kunnen worden naar een hoger plan, adopteert de regio als iconen. Het Bestuur van Midpoint, waarin alle partijen bestuurlijk vertegenwoordigd zijn, committeert zich aan het versterken van deze iconen en maakt ze tot onderdeel van de Smart Specialization Strategie van Midden Brabant. Welke projecten tot wasdom zullen komen, wordt bepaald door de betrokkenen zelf. Te verwachten is dat deze zullen voortbouwen op reeds opgedane ervaringen in het verduurzamen van de regio en op de aanwezige kennisinfrastructuur. Meer dan voorheen zal echter ook een koppeling gemaakt moeten worden met de economische kracht van de regio Midden Brabant. Daarom wordt ervoor gepleit aan te sluiten bij de vier sterke economische sectoren: leisure/vrijetijdseconomie; transport en logistiek; zorg; aerospace & maintenance. Voorbeelden van mogelijke projecten worden in het advies vermeld. Om initiatiefnemers van projecten te faciliteren kan een klein, slagvaardig team binnen de Broedplaats ‘Duurzame regio’ behulpzaam zijn. Wanneer dit team in de uitvoering ondersteund wordt door een Taskforce ‘Duurzame regio’, kan dit haar slagkracht vergroten. In deze Taskforce zou dan een aantal organisaties moeten participeren die actief zijn in Midden Brabant en raakvlakken hebben met het verduurzamen van de regio. Om zicht te houden op de resultaten van alle inspanningen is het raadzaam een monitoringssysteem op te zetten. De bereikte resultaten kunnen op deze wijze gespiegeld worden aan de doelen die Midden Brabant zich zelf stelt in het realiseren van ambities. Marketingcommunicatie over deze resultaten is cruciaal. 2
1. Inleiding Midden Brabant heeft al flinke stappen gezet in het verduurzamen van de regio. Het bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de overheid hebben op dit gebied uiteenlopende initiatieven genomen. Voortbouwend op deze traditie heeft regio Midden Brabant de ambitie uitgesproken om zich te ontwikkelen tot een duurzame regio. Centraal daarin staat het vinden van een verantwoorde balans tussen het menselijk welzijn, de leefomgevingskwaliteit en de welvaart (‘People, Planet en Profit’). Midden Brabant, met Tilburg als 6e stad van Nederland, wil haar inspanningen op het gebied van verduurzaming van de regio versterken en tegelijkertijd de zichtbaarheid ervan vergroten. De vraag is hoe deze ambitie gerealiseerd kan worden. Tot op heden heeft het milieubeleid op het gebied van verduurzaming zich relatief autonoom ontwikkeld ten opzichte van het regionaal economisch beleid. Wanneer beide beleidslijnen meer met elkaar in verband gebracht worden, kan dit leiden tot verbreding en inhoudelijke versterking. Zodoende wordt de maatschappelijke uitdaging ‘verduurzaming van de regio’ onderdeel van de bredere Smart Specialization Strategie (S3) die Midden Brabant momenteel ontwikkelt. Zo’n S3 strategie is noodzakelijk om kans op deelname aan nieuwe EU innovatieprogramma’s te vergroten. Inhoudelijk betekent het dat de regio Midden Brabant slimme keuzes moet maken waarop ze zich op innovatiegebied wil concentreren. Sustainable region (gericht op verduurzaming van de regio) is gekozen tot een van de speerpunten. Daarnaast is er een keuze gemaakt voor drie andere speerpunten: Enabling region (gericht op hechte aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt), MKB United (gericht op gezamenlijke versterking van de innovatiekracht van het MKB) en Healthy region (gericht op behoud en verbetering van de gezondheid en gezondheidszorg in de regio). Doel van deze position paper is om in samenspraak met relevante stakeholders een strategisch toekomstplan ‘Verduurzaming van de regio’ op te stellen voor Midden Brabant dat tegelijkertijd aansluit bij een mogelijke Smart Specialization Strategie (S3). Op basis van beschikbare documenten, vier ronden gesprekken en additionele informatie (bijvoorbeeld via individuele gesprekken) is het position paper opgesteld (zie bijlage 2). Kern van het paper is beantwoording van de vraag hoe de regionaal-economische ontwikkeling van Midden Brabant kan aansluiten bij de maatschappelijke opgave om bij te dragen aan verduurzaming van de regio. Opzet van de position paper De opzet van deze position paper is als volgt. Paragraaf 2 start met de maatschappelijke ambitie van Midden Brabant om zich te ontwikkelen tot een duurzame regio. Waarom is dit van belang? Binnen welke trends past dit? Heeft Midden Brabant al stappen gezet in deze richting? Hoe initiatieven op het gebied van verduurzaming kunnen aansluiten bij de ruimtelijke economische ontwikkeling van Midden Brabant en bij een mogelijke Smart Specialization Strategie, komt aan bod in de volgende paragrafen.
3
In paragraaf 3 wordt ingegaan op de regionaal economische ontwikkeling van Midden Brabant. Wat zijn economisch gezien de sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen van deze regio? Vervolgens geeft paragraaf 4 een overzicht van de vier belangrijkste economische sectoren. Deze vormen de basis van de Smart Specialization Strategie van de regio Midden Brabant. Paragraaf 5 gaat in op het begrip ‘social innovation’ dat in de Smart Specialization Strategie van Midden Brabant centraal staat. ‘Social innovation’ wordt hier opgevat als het samen organiseren en vernieuwen in uiteenlopende coalities met als doel het realiseren van maatschappelijke waarde voor de inwoners. Paragraaf 6 legt de verbinding met de aanwezige kennisinfrastructuur. Welke kennisinstellingen zijn in de regio gevestigd en waarin ligt hun kracht? Dit is van belang in verband met de formulering van een Smart Specialization Strategie. Door de nadruk te leggen op de economische kracht van de regio in combinatie met de aanwezige kennisinfrastructuur kunnen innovaties uitgelokt worden die leiden tot economische groei en nieuwe bedrijvigheid. Daarbij vormen sterke partnerschappen tussen bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen de katalysator. Paragraaf 7 brengt alle bouwstenen van de voorgaande paragrafen bijeen en verbindt deze met de maatschappelijke ambitie van Midden Brabant om een duurzame regio te willen worden. Hoe sluit deze ambitie aan bij de economische kracht van de regio en een te formuleren Smart Specialization Strategie? Paragraaf 8 presenteert een strategisch toekomstplan voor Midden Brabant als duurzame regio.
4
2. De duurzame regio als maatschappelijke uitdaging Midden Brabant heeft ‘de duurzame regio’ als een van haar grote maatschappelijke uitdagingen benoemd. Dit sluit aan bij de trend in de samenleving die belang hecht aan het verduurzamen van de economie. Door de groei van de wereldbevolking en de welvaart leggen we als mensheid een steeds groter beslag op grondstoffen en energiebronnen. Het gevolg hiervan is schaarste aan grondstoffen en energie, verlies aan biodiversiteit en toenemende milieuverontreiniging. Dit alles kan ook leiden tot grote sociale en economische spanningen, tenzij we onze koers gaan verleggen in duurzame richting. Door in te zetten op grondstoffenefficiency, verantwoord gebruik van natuurlijke hulpbronnen, energiebesparing en duurzame energiebronnen vermindert de ecologische voetafdruk per inwoner aanzienlijk. Tegelijkertijd kan het leiden tot versterking van het menselijk welzijn en onze welvaart. Daarmee garanderen we ook voor toekomstige generaties een leefbare aarde. Verduurzaming wordt hier dus breed opgevat. Het gaat om het vinden van een verantwoorde balans tussen de 3 P’s: People, Planet en Profit. Versterking van het ecologisch kapitaal kan hand in hand gaan met vergroting van het economisch en sociaal kapitaal. Soms is dit niet meteen op korte termijn zichtbaar, maar op langere termijn wel. Vaak zijn er echter koppelingen te leggen die netto het maatschappelijk belang in alle opzichten kunnen verbeteren. Het kan zijn dat de sector door vergroting van het ecologisch kapitaal kosten kan besparen, haar reputatie verbetert, haar innovatiekracht versterkt, een meer aantrekkelijke werkgever wordt, nieuwe klanten weet aan te trekken, haar marktaandeel weet te vergroten en/of het sociaal kapitaal weet te versterken. Een dergelijke meerwaarde kan een individueel bedrijf realiseren. Maar wanneer bedrijven dit gezamenlijk doen in productketens en clusters van bedrijven, kan deze meerwaarde veel groter worden. Dan kunnen individuele bedrijven profiteren van de gezamenlijke profilering en inzet van een grotere groep bedrijven. Dit vergt alleen wel dat individuele bedrijven hun eigen belang overstijgen en het gezamenlijk belang voorop stellen. Wanneer partijen vervolgens de kosten en baten evenredig verdelen, kan dit uiteindelijk een grote maatschappelijke meerwaarde opleveren. Het oplossen van de geschetste problemen op wereldschaal gebeurt over het algemeen op lokaal niveau. De slogan ‘Think global, act local’ is daarom goed van toepassing. Het zijn de bedrijven, burgers en lokale overheden die gezamenlijk kunnen zorgen voor een verduurzaming van onze maatschappij. Dit geldt ook voor Midden Brabant. Er ligt hier een enorme uitdaging. Door initiatieven op maatschappelijk, ruimtelijk en economisch terrein te verbinden met sociale en fysieke inspanningen, kunnen flinke stappen richting een duurzame samenleving gezet worden. In gezamenlijkheid kan waarde gecreëerd worden, die alle drie P’s ten goede komt. Hoewel het thema ‘Duurzame regio’ breed is geformuleerd, is de uitdaging om in de uitwerking ervan zo concreet mogelijk te zijn. Er bestaat al een voedingsbodem om de economie te verduurzamen. De regio heeft op verschillende terreinen zijn sporen verdiend. Uit de recente Duurzaamheidsbalans van Tilburg 2013 blijkt echter dat er nog veel werk verzet moet worden om op de cruciale duurzaamheidsthema’s hoog te scoren en de gestelde duurzaamheidsdoelen te realiseren. 5
De afstand tot de duurzaamheidsdoelen van Tilburg is het grootst voor: sociale en economische participatie, oppervlakte water, politieke participatie, veiligheid en (basis en voortgezet) onderwijs. Het beste scoren in 2013: kennis, wonen en woonomgeving, kunst en cultuur, gezondheid en arbeid. De resterende grootste knelpunten op de drie kapitalen betreffen: - geluidsoverlast, droge voeten, ecologische verbindingszones en hergebruik afval (ecologisch kapitaal); - arme huishoudens, onveiligheidsgevoel, sociale veiligheid, tevredenheid zwerfvuil, onvertraagd naar diploma en voortijdige schoolverlaters (sociaal kapitaal); - leegstand kantoren, aandeel nieuwbouw kantoren, bereikbaarheid industrieterreinen en centrum in avondspits (economisch kapitaal). Wat betreft het ecologisch kapitaal zijn de beste resultaten geboekt op het gebied van energiebesparing en duurzame energie. Een mogelijke verklaring hiervoor is de bijzondere beleidsaandacht die hieraan de afgelopen jaren is gegeven. Naast de industrie en de transportsector zijn er met name in de gebouwde omgeving energiebesparingsmaatregelen genomen en is duurzame energie gestimuleerd. Juist bij de gebouwde omgeving is veel winst te behalen: de sector is goed voor 40% van de totale energieconsumptie in Nederland. Bovendien kent het gehele energiesysteem, dat bestaat uit de fysieke bebouwing in combinatie met de daaraan gekoppelde voorzieningen voor opwekking, distributie en opslag van hernieuwbare energie, een zeer groot potentieel voor CO2 reductie door de introductie van nieuwe slimme technieken en systemen voor energiebesparing en –opwekking, en voor nieuwe toepassingen van state-of-the-art technieken. In bijna alle gemeenten in Midden Brabant zijn energiecoöperaties opgericht of in oprichting. Voorbeelden hiervan zijn: Dongen (Energie Dongen), Tilburg (Energie Coöperatie), Udenhout (ECU), Berkel-Enschotse Energie Coöperatie (BEC), Coöperatie Duurzame Energie Reeshof (CDER), Energiefabriek013 (Centrum, Armhoef en Fatima), GilzeRijen (Energie Gilze Rijen), Hilvarenbeek (Hilverstroom), Oisterwijk (DEC-Oisterwijk) en Goirle (De Schone Leij). Naast initiatieven die ontstaan zijn vanuit de burgers, is ook het bedrijfsleven actief op energiegebied. Voorbeelden hiervan zijn de realisatie van het Duurzaam Energiepark Spinder, het parkmanagement van Loven en de energiebesparingsmaatregelen die MKB bedrijven nemen. Om al deze initiatieven van burgers en bedrijven in hun ontwikkeling te ondersteunen, is een aparte ontwikkelingsorganisatie opgericht, genaamd MOED (de Midden-Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij voor Energie en Duurzaamheid). Dit is een publiek/private onderneming, die samen met ondernemers, onderwijs en overheid invulling geeft aan collectieve duurzame energieopwekking in Midden Brabant. In haar businessplan formuleert MOED twee rollen: ondersteuner bij de ontwikkeling van grootschalige duurzame energieprojecten en kennismakelaar. Gezien de grote inzet van de regio op energiegebied is het zinvol om binnen Midden Brabant in te zetten op slimme uitrol van koolstofarme innovatie in de gebouwde omgeving.
6
Naast activiteiten op energiegebied kent Midden Brabant ook hoge natuur- en landschappelijke kwaliteiten. In dit kader wordt ingezet op het herstellen van ecologische verbindingszones. Een voorbeeld hiervan is de Groene Mal benadering, gericht op het realiseren van een samenhangend netwerk van natuurgebieden rondom de stad Tilburg en omliggende gemeenten. Dit heeft geresulteerd in 180 hectare nieuwe natuur in een periode van 10 jaar. Hoe kunnen voornoemde initiatieven op het gebied van verduurzaming aansluiten bij de economische kracht van Midden Brabant?
7
3. Kenmerken van Midden Brabant De regio Midden Brabant kent een heterogene economie met een sterk MKB. Om haar economische potentie te versterken is samenwerking nodig met andere regio’s in Brabant en ook daarbuiten. De cultuur van de regio is gericht op samenwerking en goede onderlinge relaties tussen bedrijven en overheden. Men weet elkaar snel te vinden en is bereid om te vernieuwen. Er heerst een ondernemende ‘doen’ cultuur met veel ruimte voor eigen initiatief. Hierin past geen overheid die alles wil vastleggen in procedures, maar een overheid die wil faciliteren en belemmeringen helpt wegnemen. Het vestigingsklimaat is gunstig door een prettige woon-werk omgeving en de goede zorgen onderwijsvoorzieningen. De regio heeft een relatief sterke kennisinfrastructuur met 1 universiteit en 2 Hogescholen (Avans en Fontys). Daarnaast zijn er een ROC Tilburg en andere praktijkgerichte opleidingen. Wat zijn de economische sterkten/zwakten/kansen en bedreigingen? Sterkten: de kracht van de regio is de ondernemende cultuur, het hechte weefsel van MKB bedrijven, de heterogeniteit in bedrijvigheid en de goede onderlinge samenwerking. Ook de relatief sterke kennisinfrastructuur (met name op juridisch en economisch gebied) en logistieke infrastructuur bieden een goede uitgangspositie. Zwakten: door de diversiteit in typen bedrijvigheid zijn de meeste sectoren te klein om de regio een nationaal economisch profiel te geven. In de meeste sectoren moet samenwerking buiten de regio worden gezocht om zich economisch te versterken. Daarnaast is de aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zwak. Bovendien is Midden Brabant niet zo goed in het zichzelf ‘verkopen’. Kansen: het gunstige vestigingsklimaat kan bedrijvigheid en mensen aan de regio binden. De Brabantse cultuur van saamhorigheid en gastvrijheid kan een katalysator voor vernieuwing zijn. Dit komt doordat er veel onderling contact is en problemen vaak pragmatisch en creatief worden opgelost. Verder biedt de evenwichtige balans tussen stad en landelijke omgeving vele mogelijkheden om vrijetijdsbesteding en zorg kwalitatief hoogwaardig te ontwikkelen. Bedreigingen: de regio is in vele opzichten te klein om nationaal en internationaal te concurreren.
8
4. Sterke economische clusters Binnen de diversiteit van de regionale economie Midden Brabant worden vier krachtige economische clusters onderscheiden: Leisure/vrijetijdseconomie; Transport en Logistiek; Zorg; Aerospace en Maintenance. In onderstaande kaders worden de uitgangspunten zoals verwoord door Midpoint samengevat.
Leisure/vrijetijdseconomie Midden Brabant kenmerkt zich door een hoge concentratie leisure-voorzieningen met enkele grote spelers als de Efteling en Beekse Bergen, met podia als 013 en Mundial, met de jaarlijkse kermis, de Groene Mal van Tilburg met natuurgebieden als de Loonse en Drunense duinen (4000 ha), het Land van de Hilver en de 5 Kempische landgoederen (tezamen 4000 ha). De regio is nu al goed voor zo’n 10 miljoen dagbezoekers per jaar en heeft de ambitie om dit aantal te hebben verdubbeld in 2025. Ook wil men inzetten op het verlengen van de verblijfstijd van bezoekers. Binnen de Provincie Noord-Brabant is leisure/vrijetijdseconomie een prioriteit. Midden Brabant is op dit terrein leidend in de Brabantse agenda. De ambitie van de regio is om een slimme verbinding te maken van groot- en kleinschalige leisure met andere activiteiten in de sfeer van wonen, werken, natuur en zorg. Daarmee wil men oplossingen bieden voor maatschappelijke vraagstukken, zoals een duurzame gebiedsontwikkeling, instandhouding van kernvoorzieningen, behoud van biodiversiteit en de kwaliteit van het landschap, groei van werkgelegenheid en een goed vestigingsklimaat. Daarom zet men in op investeringen in ‘leisure iconen’ en nieuwe samenwerkingsallianties rond de ‘Leisure Avenue’.
Transport en Logistiek Midden Brabant speelt een rol van betekenis als internationale ‘hub’ op belangrijke vervoersassen van Europa. Het heeft alle modaliteiten (weg, spoor en water in de eigen regio en lucht in regio Eindhoven) in huis en biedt een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven die verbonden zijn met de sector transport en logistiek. De werkgelegenheid die de sector in de regio biedt is relatief hoog (14%). Haar positie aan de Oost-West corridor (Van Rotterdam en Antwerpen naar Midden Europa) behoudt zij alleen wanneer goed wordt samengewerkt met de andere knooppunten op deze corridor. Zij is immers onderdeel van een veel groter geheel (het ‘extended network’). De sector transport en logistiek vernieuwt zich voortdurend. Daarin wil de regio Midden Brabant niet achterblijven. Door het opsporen van en actief meedraaien in innovatieve logistieke projecten wil men samen met andere partijen nieuwe logistieke waardeketens ontwikkelen die toegevoegde waarde en nieuwe bedrijvigheid creëren. Daarbij hoort ook het opleiden van logistiek personeel en bevorderen van vakmanschap. Bovendien zijn een goede bereikbaarheid en ontsluiting van de regio belangrijk om de economische positie van Midden Brabant in brede zin te versterken.
9
Zorg De zorgsector in Midden Brabant is goed voor 9.9% van de toegevoegde waarde en bood in 2010 ruim 20% van de totale werkgelegenheid. Het merendeel van de arbeidsplaatsen zit in Tilburg en bij de grote instellingen. De sector wordt gekenmerkt door de sterke aanwezigheid van zowel care als cure. Het onderscheidend vermogen van de zorgsector in Midden Brabant zit in de gerichtheid op samenwerken tussen de zorgorganisaties onderling en de samenwerking met kennis- en onderwijsorganisaties en gemeenten. Midden Brabant legt zich toe op de ontwikkeling van samenhangende en kostenefficiënte zorg voor ouderen en chronisch zieken. Dit sluit aan bij de sterke toename in het aantal 65plussers en het aantal kwetsbare ouderen met hun bijbehorende aandoeningen. Voorop staat om innovatieve oplossingen te bieden over de domeingrenzen heen en daarbij de patiënt centraal te stellen. Om deze ambitie waar te maken is een programma ‘Care Avenue’ opgesteld voor de periode 2012-2014 rondom 4 programmalijnen, waarvan de eerste twee als prioritair zijn benoemd: 1. Arbeidsmarkt en opleiden; 2. Campusvorming voor chronische zorg; 3. Zorginnovaties en 4. Zorgcliënt en zijn omgeving. Doel van het programma ‘Care Avenue’ is het aanbrengen van een duidelijke functionele focus en het voeren van een scherpe regie, teneinde de centrale vestigingsplaatsen voor de zorgsector structureel te verbeteren en de kwaliteit en de economische positie te versterken.
Aerospace & Maintenance De Aerospace & Maintenance (A&M) sector is volop in ontwikkeling in Zuid-Nederland. Gedurende de afgelopen jaren heeft zich in Gilze en Rijen een fysieke businesslocatie ontwikkeld, genaamd Gate2 campus. Het specialiseert zich in helikoptergebonden onderhoud, simulatietechnieken, innovatieve productie- en onderhoudstechnologieën en daaraan verwante specialistenopleidingen. De ontwikkeling van Gate2 past uitstekend in het economisch beleidskader dat de Provincie Noord-Brabant heeft geformuleerd. World Class Maintenance excelleert op internationaal niveau en kent een bijzondere innovatieve toepassing in de Aerospace sector. Binnen de Brabantse Maintenance hotspots werkt een publiek-privaat netwerk van spelers samen aan de economische ontwikkeling van niet enkel de onderhoudssector, maar ook de daaraan gelieerde sectoren zoals High Tech Systemen en Materialen, de Chemie en Logistiek. De Gate2 campus is vooral goed in het slim toepassen van allerlei innovaties. In Midden Brabant heeft maintenance een lange historie. Het DNA van Midden Brabant kenmerkt zich onder meer door de textielindustrie, gereedschapsmakerijen en machinebouw. Kennis van onderhoud is daardoor al eeuwen onderdeel van het regionale bedrijfsleven en de economische beleidsagenda. De Gate2 campus past goed in deze traditie en de specifieke focus op productietechnologie. Tevens biedt het mogelijkheden om een verbinding te leggen met de onderwijsinfrastructuur. De ambitie is een centrum voor productietechnologie in combinatie met een simulatorenpark op te zetten. Met de betrokkenheid van Boeing en Eurocopter wordt reeds geïnvesteerd in maintenance opleiding en training. Ook door samenwerking met nauwverwante bedrijven kunnen vernieuwingen tot stand komen.
10
5. Social innovation als verbindend concept In het kader van de Smart Specialization Strategie, waarin Midden Brabant zich wil specialiseren, staat het concept ‘social innovation’ centraal. ‘Social innovation’ wordt door de regio gezien als een verbindend en mobiliserend concept en bestaat uit drie kernelementen: 1. Er is sprake van samenwerking via het triple helix model (kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven), welke zich steeds weer in nieuwe verbanden weet te organiseren. 2. De uitkomst van deze samenwerking leidt tot een nieuwe aanpak en vaak een nieuw business-model. 3. De samenwerking en nieuwe aanpak resulteren in een maatschappelijk toegevoegde waarde. Sociale innovatie kan zich richten op uiteenlopende vernieuwingen, bijvoorbeeld: - Vernieuwing van arbeid(s-processen). - Beter en anders ondernemen (tussen bedrijven, en ook overheden) waardoor nieuwe product-markt combinaties en innovatieve samenwerking tussen bedrijven ontstaan. - Betere afstemming van techniek en gedrag, zodat gebruikers de te ontwikkelen producten en diensten optimaal gebruiken. - Integrale aanpak van maatschappelijke opgaven, zoals het streven om toe te groeien naar een duurzame regio. Deze nieuwe vormen van samenwerking leiden vaak ook tot nieuwe businessmodellen en andere manieren om met elkaar kosten te vereffenen. Bovendien vraagt het om andere juridische constellaties dan de gebruikelijke. Het concept van ‘social innovation’ sluit uitstekend aan bij de cultuur van Midden Brabant. Het zit in de genen om slim samen te werken in de triple helix: bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen. Bovendien leggen kennisinstellingen in de regio zich met name toe op gamma wetenschappen, welke veel raakvlakken hebben met ‘social innovation’. Deze benadering vergt ook een omslag in de rol van de overheid. Het leidt tot een verschuiving van een toetsende en handhavende overheid naar een consultatieve en participatieve overheid. Hierbij wordt meer ruimte geboden aan het sociaal ondernemerschap welke het creëren van maatschappelijke waarde voorop stelt en een katalysator is van bottom up initiatieven. Het centraal stellen van het begrip ‘social innovation’ onderscheidt de regio Midden Brabant van andere regio’s. Het verbreedt het creëren van economische waarde (winst) naar het vergroten van de maatschappelijke waarde. Waarde die niet alleen meer wordt uitgedrukt in termen van toename van geld (BNP) maar ook in termen van toename van ecologisch en sociaal kapitaal. Bovendien kan een aantal ruimtelijke, economische en maatschappelijke uitdagingen van de regio procesmatig vanuit eenzelfde denk- en handelingskader worden uitgewerkt. Een van deze maatschappelijke uitdagingen is het creëren van een duurzame regio.
11
6. Relatief sterke kennisinfrastructuur Om een regio-specifieke invulling te kunnen geven aan de innovatiekracht van Midden Brabant, is de aanwezige kennisinfrastructuur van groot belang. De regio Midden Brabant heeft een relatief sterke kennisinfrastructuur met belangrijke kennisinstituten zoals de Universiteit van Tilburg, Avans Hogeschool en Fontys, ROC en verschillende praktijkgerichte bedrijfsopleidingscentra en performing arts opleidingen. De Universiteit van Tilburg is met name sterk in de gammawetenschappen: sociale wetenschappen, rechten en economie. Fontys Tilburg is gericht op media, communicatie, sport, creatieve industrie, marketing en lifestyle studies. Avans Tilburg richt zich op bouwkunde, gezondheidstechnologie, bedrijfskunde en rechten. Met de NHTV Breda (Breda University of Applied Sciences) wordt samengewerkt op het gebied van leisure en toerisme, media en games, hotelmanagement en transport en logistiek. Op het gebied van verduurzaming is de ecologische kennis beperkt. Binnen de universiteit zijn de meeste verduurzamingsactiviteiten ondergebracht bij het Tilburg Sustainability Centre (met daarbinnen het instituut Telos). Hoofdonderwerpen zijn: MVO, interactieve monitoring van duurzaamheid (opstellen van duurzaamheids-balansen voor overheden People, Planet en Profit), integrale ketenanalyses, het begeleiden van duurzame gebiedsontwikkeling en ‘social innovation’. Avans Hogeschool kent zowel het Expertisecentrum Duurzame Innovatie (EDI, met als speerpunten Integraal Bouwproces, Smart Energy, Intelligente Zonnefolies, Duurzame Bedrijfsvoering en Finance & Sustainability) en het Centre of Expertise Biobased Economy, nauw gelieerd aan de opleiding milieukunde te Breda. Versterking van de ecologische expertise is mogelijk via samenwerking met andere kenniscentra, waaronder de Universiteit Utrecht en Universiteit Wageningen. Er is wel ruime kennis aanwezig over de gammakant van de transitie naar een duurzame economie. Vanuit de economische, juridische, gedragskundige en sociaal-organisatorische invalshoeken kan worden bijgedragen aan de onderbouwing van het begrip ‘social innovation’. De hieronder genoemde centra zijn hiervan voorbeelden. In het verlengde van de vier gekozen economische clusters en het centrale mobiliserende concept ‘social innovation’ zijn verschillende wetenschappelijke- en expertise centra opgezet door bovengenoemde kennisinstellingen. Voorbeelden hiervan zijn: Wetenschappelijke centra: - Tilburg Social Innovation Lab; een samenwerkingsverband tussen de universiteit en de 3 Hogescholen (Avans, Fontys en NHTV Breda). Dit laboratorium is gericht op het genereren en testen van ideeën, methoden en innovaties volgens het proces van ‘social innovation’ en op het bijeen brengen van verschillende stakeholders op het gebied van ‘social innovation’. - Tilburg Sustainability Centre; gericht op implementatie van verduurzaming binnen bedrijven en overheden. - Centre of Innovation Research (CIR); een centrum dat onderzoek op het gebied van innovatie bijeen brengt, ondersteunt en promoot.
12
- Netspar, Network for Studies on Pensions, Aging and Retirement; gericht op het verbinden van wetenschap en praktijk op het gebied van pensioenen en ouder worden. - Tranzo; het wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn van de Universiteit van Tilburg, gericht op het verbinden van wetenschap en praktijk op het gebied van zorg en welzijn. - CoRPS; een interdisciplinair research centrum gericht op de interface tussen de medische en gedragswetenschappen. - Reflect, The Research Institute for Flexicurity, Labour Market Dynamics and Social Cohesion van de Universiteit van Tilburg; een inter-facultair en multidisciplinair onderzoeksinstituut. Expertisecentra: Binnen de Hogescholen zijn uiteenlopende expertise centra opgezet, die duidelijke raakvlakken hebben met de vier economische clusters. Voorbeelden hiervan zijn: - Expertisecentrum Duurzame Innovatie (EDI, met als speerpunten Integraal Bouwproces, Smart Energy, Intelligente Zonnefolies, Duurzame Bedrijfsvoering en Finance & Sustainability); Avans . - Center of Expertise (CoE) Biobased Economy; een samenwerking tussen Avans, Hogeschool Zeeland, HAS Hogeschool en WUR, met name gericht op biobased energie en materialen (van building blocks tot bouwmaterialen). - Center of Expertise Automotive; een samenwerking tussen Fontys en HAN, waarin een koppeling met elektrisch rijden wordt gelegd. - Center of Expertise (i.o.) Design en Vormgeving; een samenwerking tussen de Design Academy, Fontys en Avans (kunstacademies). - Center of Expertise High Tech Systems; Avans. - Center of Expertise Leisure, Tourism & Hospitality; NHTV Breda i.s.m. Wageningen Universiteit en Hogeschool Stenden. Ook buiten de Hogescholen huisvest Midden Brabant expertisecentra, waaronder het ECNCEuropean Centre for Nature Conservation, het in ontwikkeling zijnde Tilburg Center for Social Innovation (SCI) en het MADE Center (metselwerk innovatie- en kenniscentrum) in samenwerking met de bouwsector en opleidingscentra.
13
7. Concretisering van de ambitie om Midden Brabant te verduurzamen Wat zijn de belangrijkste ingrediënten op basis waarvan de ambitie om Midden Brabant te verduurzamen geconcretiseerd kan worden? Ten eerste heeft Midden Brabant al ervaring opgebouwd met het verduurzamen van de regio. Hoewel ze niet op alle thema’s optimaal scoort, is het totaalbeeld toch gematigd positief voor alle drie de kapitalen: economisch, sociaal en ecologisch kapitaal. Op ecologisch terrein loopt de regio met name voorop waar het gaat om energie- en klimaatinitiatieven. Ook de natuur en landschappelijke waarden van de regio worden goed bewaakt. De sociale kracht ligt in de onderlinge verbondenheid, terwijl kennis en infrastructuur sterke aspecten zijn van het economisch kapitaal. Ten tweede heeft Midden Brabant gekozen voor een ontwikkelingsstrategie met daarbinnen vier sterke economische sectoren: leisure/vrijetijdseconomie; transport en logistiek; zorg; aerospace & maintenance. Ten derde staat in de smart specialization strategie van Midden Brabant het concept ‘social innovation’ centraal. De aanwezige kennisinfrastructuur sluit hierop goed aan, evenals de aanwezige cultuur van onderlinge samenwerking tussen bedrijven, overheid, burgers en kennisinstellingen. ‘Social innovation’ richt zich binnen Midden Brabant op het gezamenlijk opzetten van telkens nieuwe verbanden en initiatieven rond maatschappelijke uitdagingen. Het ‘verduurzamen van de regio’ is daarbinnen een van de speerpunten. De procesgerichte aanpak van ‘social innovation’ daagt ondernemers uit om samen met kennisinstellingen, burgers en overheid innovatieve projecten op te zetten. Deze procesbenadering vergt een andere rol van de overheid. Zij zal meer faciliteren, belemmeringen (bijvoorbeeld in juridische zin) wegnemen, experimenteerruimte creëren, waar nodig sturend optreden en innovatiegelden helpen mobiliseren. Aangezien de overheid op verschillende schaalniveaus beleid maakt en uitvoert, zal ook afstemming moeten plaatsvinden tussen verschillende overheden. Wanneer de overheid deze andere rol op zich neemt, worden kansen geboden aan mensen die willen vernieuwen. Dit kan leiden tot allerlei proeftuinen voor vernieuwing die vervolgens opgeschaald kunnen worden. In wezen hebben we hier te maken met een vernieuwing in de bestuurscultuur, dus met een bestuurlijke en politieke innovatie. Hoe kan deze procesgerichte aanpak geconcretiseerd worden voor de maatschappelijke uitdaging om ‘de regio te verduurzamen’? Om deze vraag te beantwoorden, moeten twee hoofdkeuzes gemaakt worden: 1. Het verduurzamen van de samenleving is een breed terrein. Binnen de drie kapitalen (sociaal, economisch en ecologisch kapitaal) spelen uiteenlopende thema’s een rol. Om de innovatiekrachten te bundelen, lijkt het verstandig om speerpunten te kiezen. Welke dat zijn, kan het beste bepaald worden door de betrokken stakeholders. Wanneer zij zelf met initiatieven komen, wordt al snel duidelijk welke hoofdthema’s prioriteit zouden moeten hebben. Rondom die thema’s clusteren zich dan een aantal kansrijke innovatieprojecten en –programma’s die de iconen worden van Midden Brabant als duurzame regio. Naar verwachting zullen die thema’s prioriteit krijgen, waaraan nu ook al aandacht besteed wordt. In dit licht lijken kansrijke thema’s te zijn: 14
-
economisch: kennis, innovatie en bedrijvigheid (versterking arbeidsmarkt) en infrastructuur/logistiek sociaal: bevorderen van maatschappelijke participatie en een verantwoordelijke, veerkrachtige samenleving ecologisch: slimme uitrol van koolstofdioxide emissiearme innovaties; klimaatadaptatie (i.v.m wateroverlast en –tekort) en versterking van natuur en landschap
2. Voor de formulering van een ‘Smart Specialization Strategy’ is het zinvol om de regionale innovatiestrategie te koppelen aan sectoren die economisch sterk zijn of kunnen worden. Midden Brabant heeft gekozen voor vier sterke economische sectoren: leisure/ vrijetijdseconomie; transport en logistiek; zorg; aerospace & maintenance. Kijken we naar deze vier economische sectoren, dan valt het volgende op: Midden Brabant is als regio in vele opzichten te klein om zelfstandig een S3 strategie te formuleren. Zij is voor de kennisontwikkeling afhankelijk van andere regio’s (met name Brainport, maar ook andere technische regio’s), ze functioneert economisch gezien veelal in een groter geheel en lift mee op de economische kracht die met name Brainport (high tech industrie), 5-Sterren regio (food) en West Brabant (biomassa) ontwikkelen. Op zich is daar niets mis mee, maar het leidt wel tot de vraag: Hoe positioneert de regio Midden Brabant zich in het bredere netwerk van partijen die een S3 strategie uitwerken? Welke specifieke inbreng kan ze leveren? Hoe sluit dit aan op de maatschappelijke ambitie om de regio te verduurzamen? Alle vier sectoren zijn van groot belang voor de regio Midden Brabant, maar ontlenen hun kracht vooral aan versterkte samenwerking in Zuid Nederland/Brainport. Dit geldt voor de transport sector met een krachtige logistieke sector in Zuid West Brabant/Venlo, kennisinfrastructuur in West Brabant en de hubfunctie in Midden Brabant. Het is ook van toepassing op de zorg met een sterke Care sector in Zuid Oost Brabant (combinatie technologie en zorg), kennis op zorgverzekeringsgebied en ervaring met de toepassing van nieuwe concepten. Dit geldt ook voor kleinschalige zorg in Midden Brabant. De Aerospace en Maintenance sector in Zuid Nederland heeft anderen (zoals de TU Delft en het NLR) nodig voor de technologie ontwikkeling. Voor een schaalsprong in de leisure/ vrijetijdseconomie sector is samenwerking in provinciaal verband van belang, maar voor het versterken van de eigen kracht van de regio als ‘Vitaal leisure landschap’ kan Midden Brabant zelf het voortouw nemen. Bovenstaande leidt tot de keuze om de Smart Specialization Strategie van Midden Brabant te koppelen aan de Brainport strategie. Ondanks deze inbedding in een bredere, provinciale strategie zijn er wel degelijk mogelijkheden om daarbinnen als Midden Brabant een specifieke positionering te kiezen. De ambitie om ‘de regio Midden Brabant te verduurzamen’ is daarvan een voorbeeld. Hetzelfde geldt voor de drie andere speerpunten, die Midden Brabant heeft gekozen: Enabling region (gericht op hechte aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt), MKB United (gericht op gezamenlijke versterking van de innovatiekracht van het MKB) en Healthy region (gericht op behoud en verbetering van de gezondheid en gezondheidszorg in de regio).
15
Tot op heden zijn de inspanningen op het gebied van verduurzaming niet expliciet gekoppeld aan het regionaal economisch beleid. Er is wel economische spin-off van de inspanningen op het gebied van verduurzaming zichtbaar. Echter deze ontstond los van de economische sectoren waarin de regio Midden Brabant sterk is. Door deze koppeling expliciet te maken zou verduurzaming sterker verankerd kunnen worden in het regionaal economisch beleid. De vier sectoren kunnen elk hun eigen specialisatie ontwikkelen rond verduurzaming van de regio en ook cross-overs tussen sectoren benutten om tot vernieuwende praktijken te komen.
16
8. Strategisch toekomstplan voor Midden Brabant als duurzame regio Hoe kunnen de uitgangspunten zoals geformuleerd in paragraaf 7 worden omgezet in een strategisch toekomstplan voor Midden Brabant als duurzame regio? Social innovation als vertrekpunt Het breed gedragen concept ‘social innovation’ vormt een uitstekend vertrekpunt voor zo’n toekomstplan. Het voorop stellen van een procesgerichte benadering biedt uiteenlopende partijen de mogelijkheid om zelf in actie te komen. Het ruimte geven aan eigen initiatief borduurt verder op de de cultuur van Midden Brabant. Het zet bedrijven, burgers en kennisinstellingen in hun kracht om zelf met innovatieve ideeën te komen. Met deze profilering kan Midden Brabant ‘het’ sociale innovatiecentrum van Noord-Brabant worden. Creëren van een Broedplaats ‘Social Innovation’ Om initiatieven gericht op ‘social innovation’ van de grond te krijgen is een ontmoetingsplek van belang. Hier kunnen partijen elkaar inspireren om gezamenlijk nieuwe ontwikkelingen tot stand te brengen en ‘communities of practice’ op te zetten. Deze faciliteit dient zodoende als een creatieve broedplaats voor vernieuwing. Om versnippering te voorkomen, zou deze broedplaats ruimte moeten bieden voor initiatieven op alle vier speerpunten: ‘Sustainable region (gericht op verduurzamen van de regio Midden Brabant), Enabling region (gericht op hechte aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt), MKB United (gericht op gezamenlijke versterking van de innovatiekracht van het MKB) en Healthy region (gericht op behoud en verbetering van de gezondheid en gezondheidszorg in de regio). Binnen de broedplaats ‘Social Innovation’ kan voor elk van de speerpunten een faciliteit opgezet worden. Doelstelling van deze faciliteit is om initiatieven te ondersteunen die bijdragen aan het realiseren van de ambitie. Voor het speerpunt ‘Sustainable region’ zou een voorlopige werktitel kunnen zijn: Broedplaats ‘Duurzame regio’. Om de voortdurende stroom aan activiteiten te begeleiden, zal een klein en slagvaardig facilitair team als motor van elke broedplaats moeten gaan optreden. Zij kan een vraagbaakfunctie (‘helpdesk’) en een adviesrol vervullen om initiatieven beter van de grond te krijgen (bijvoorbeeld op het gebied van regelgeving, bestuurlijke experimenteerruimte, financiering, etc.). Zij kan een intermediair zijn in het verbinden van partijen en daarmee een netwerkorganisatie helpen opbouwen. Bovendien heeft ze een spilfunctie in de interne en externe marketingcommunicatie, bijvoorbeeld door het organiseren van bijeenkomsten en evenementen en/of een maandelijks café en via de website en social media. Het team fungeert als een onafhankelijke intermediair tussen vraag en aanbod; dus als een eigentijds administratie- en ontwikkelingsbureau. Daarmee wordt een broedplaats voor vernieuwing ontwikkeld. De broedplaats is een aantrekkelijke plek voor bedrijven, kennisinstellingen en burgers om elkaar te ontmoeten en gezamenlijk plannen te bedenken en ten uitvoer te brengen. Dit kunnen publiek/private initiatieven zijn of geheel door de markt gedragen activiteiten. Uitgangspunt is echter dat de partijen zelf belang hebben bij het van de grond krijgen van een initiatief en bereid zijn hierin tijd, energie en zo mogelijk geld te investeren. Als locatie voor de broedplaats ‘Social Innovation’ wordt gedacht aan de Spoorzone, Tilburg.
17
Financiering Het facilitaire team van elk van de vier speerpunten zou na een aanloopfase zichzelf vanuit de markt moeten kunnen financieren. Dit kan middels detacheringen vanuit deelnemende instituten, bedrijven en overheden, maar ook door zichzelf in te verdienen in te starten initiatieven en projecten. Wel behoeft ze een financiële impuls om van de grond te komen en de faciliteit te kunnen opzetten. In het geval van de Broedplaats ‘Duurzame Regio’ ligt het voor de hand om de Provincie Noord-Brabant te betrekken. Mogelijk kan zij in de aanloopfase deze Broedplaats als provinciaal experiment een financiële impuls geven. Wanneer dit gecombineerd wordt met een aantal initiatieven die de provincie nu al financiert, kan een krachtige faciliteit opgezet worden. Gedacht wordt daarom aan het koppelen van het facilitaire team aan een Taskforce ‘Duurzame regio’. Hierin participeren een aantal organisaties die actief zijn in Midden Brabant en raakvlakken hebben met het verduurzamen van de regio. Dit zijn met name het Tilburg Sustainability Centre/Telos (Universiteit van Tilburg), Tilburg Centre for Social Innovation, Tilburg Social Innovation Lab, Expertisecentrum Duurzame Innovatie, Expertisecentrum Creative Industries & Social Innovation (Fontys), EDI (Avans), het PON, de BOM en Midpoint. Elk van deze organisaties brengt een beperkte personele inzet in. Het doel van deze inzet is om de doorontwikkeling van kennis naar praktijk en vice versa tot stand te brengen. Daarmee is een hechtere verankering van de Broedplaats ‘Duurzame regio’ in de triple helix gegarandeerd. Daarnaast is het nodig om een neutraal gepositioneerde financiële faciliteit op te zetten, die op creatieve wijze geldstromen bundelt, koppelt en toegankelijk maakt (bijvoorbeeld allerlei innovatie- en kaderprogramma’s, coöperatieve financieringsinitiatieven, revolving fondsen, etc.). Verder kunnen met eenvoudige stimuleringsregelingen (zoals Stimulus advies-, investerings; en/of clusterregelingen) en andere beleidsinstrumenten, initiatiefnemers (bedrijven, instellingen en burgers) ondersteund worden met advies, expertise, opleidings/scholingsmogelijkheden of investeringsmogelijkheden (zoals (micro) kredietvouchers of garantiefondsen). Projecten binnen de Broedplaats ‘Duurzame regio’ Welke projecten opgezet worden is nog niet vast te stellen. Het kan gaan om initiatieven die burgers willen nemen, eventueel in samenwerking met andere partijen. Dit kunnen bijvoorbeeld initiatieven zijn gericht op verduurzaming van een stadswijk of een bepaald landschappelijk gebied. Op dit terrein lopen al een aantal inspirerende initiatieven waarvan sommige opgeschaald kunnen worden tot iconen van een duurzame regio. Zo wordt er binnen de gemeenten van Midden Brabant al relatief veel gedaan aan het energiezuiniger maken van woningen en utiliteitsgebouwen. Voor de uitrol van koolstofdioxide emissiearme innovaties kan reeds gebruik gemaakt worden van de aparte ontwikkelingsorganisatie, genaamd MOED (de Midden-Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij voor Energie en Duurzaamheid). Ook de samenwerking tussen partijen in het initiatief Kempen Goed is een mooi voorbeeld. Doelstelling hiervan is het bevorderen van de economische bedrijvigheid in De Kempen binnen het concept van duurzame plattelandsontwikkeling. Een ander voorbeeld zijn de projecten uitgevoerd binnen het PON – het expertise centrum voor burgerparticipatie.
18
Daarnaast zullen er initiatieven ontstaan waarin het bedrijfsleven het voortouw neemt. Om optimaal aan te sluiten bij de economische kracht van de regio is het wenselijk om de bedrijfsinitiatieven te richten op de vier economisch sterke sectoren. Ook het zoeken naar crossovers tussen deze sectoren is van belang. Veel innovaties voor verduurzaming zijn immers toepasbaar in verschillende sectoren. Daarnaast bieden gezamenlijke initiatieven van het parkmanagement op bedrijventerreinen kansen, zoals bijvoorbeeld het bedrijventerrein Loven laat zien. Er lopen al projecten die aansluiten bij de ambitie van Midden Brabant als duurzame regio en waarop aangehaakt kan worden. Om een indruk te geven aan wat voor nieuwe initiatieven in dit kader gedacht zou kunnen worden, worden in bijlage 1 enkele potentiële voorbeelden gegeven. Innovaties met groot toekomst-potentieel laten uitgroeien tot iconen Bottom-up initiatieven die de potentie hebben om uit te groeien tot een icoon voor Midden Brabant als duurzame regio, kunnen op een hoger plan getild worden via bijvoorbeeld een Green Deal. Zij kunnen als project ingediend worden bij het Bestuur van Midpoint. Hierin zijn bestuurders van de triple helix (bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen) vertegenwoordigd. Wanneer tenminste twee bestuurders zich actief willen inzetten om dit project te versterken met instemming van het gehele Bestuur, wordt het een icoon in de regio. Het Bestuur van Midpoint committeert zich vervolgens aan het welslagen van zo’n project. Dit kan betekenen dat zij helpt bij het wegnemen van knelpunten en/of bij het mobiliseren van extra middelen. Ook bestaat de mogelijkheid dat zo’n project onderdeel gaat uitmaken van het uitvoeringsplan van de Smart Specialization Strategy Midden Brabant. Monitoren van resultaten Om de ingezette initiatieven te kunnen monitoren en beoordelen op hun waarde-creatie op de 3 P’s, kan het Tilburg Sustainability Centre (i.h.b. Telos) een waardevolle rol vervullen. Voor de beoordeling van het sociaal kapitaal (People) kan het PON een belangrijke input leveren. Op basis van een goede monitoring kunnen de bereikte resultaten gespiegeld worden aan de doelen die Midden Brabant zich zelf stelt in het realiseren van ambities. Telos heeft ruime ervaring met het opstellen van de duurzaamheidsbalans. Zij kan inzichtelijk maken welke bijdrage specifieke projecten leveren aan verduurzaming van de regio. Zij kan niet alleen achteraf maar ook vooraf inschatten tot welke positieve en negatieve effecten een bepaald project leidt. Betrokkenen geeft dit de mogelijkheid om eventueel het ambitieniveau op te krikken en het project te laten uitgroeien tot een icoon van de duurzame regio. Hierover kan vervolgens intern en extern breed worden gecommuniceerd. Bovendien zou het wenselijk zijn om voor de thematische speerpunten in beeld te brengen welke doelstellingen gehaald kunnen worden met welke acties. Dit zou kunnen gebeuren met behulp van een aantal scenario’s. Dergelijke toekomstbeelden kunnen inspirerend werken voor diegenen die projecten willen opzetten. Voor de overheid biedt het een richtsnoer om in te schatten hoe bepaalde lange termijn doelstellingen gehaald kunnen worden. Denk bijvoorbeeld aan de doelstelling van de gemeente Tilburg om in 2045 energieneutraal te zijn.
19
Bijlage 1 Mogelijke initiatieven om Midden Brabant te verduurzamen vanuit regionaaleconomisch perspectief Hieronder worden voorbeelden gegeven van mogelijke initiatieven om Midden Brabant te verduurzamen, zowel binnen de vier sterke economische sectoren als cross-sectoraal. Leisure/vrijetijdseconomie Binnen de sector ‘leisure/vrijetijdseconomie’ zijn grofweg drie lijnen te onderscheiden: 1) Midden Brabant een schaalsprong laten maken op het gebied van de vrijetijdseconomie in samenwerking met andere delen van Brabant. 2) Midden Brabant versterken als mooie woon-, werk- en leisure omgeving: een stedelijke kern met 8 kleinere gemeenten en een hoge landschappelijke kwaliteit. Binnen deze lijn wordt juist het kleinschalige karakter van de regio en de diverse, kwalitatief hoogwaardige leefomgeving benadrukt (‘Vitaal leisure landschap’). De ‘streek’ benadering staat hier centraal. 3) Midden Brabant positioneren als broedplaats voor innovatieve toepassingen die bijdragen aan verduurzaming van de regio. De veelzijdige maakindustrie in de regio kan deze innovaties eerst lokaal ontwikkelen en vervolgens mondiaal afzetten (in een breder perspectief dan de leisure/vrije tijdsindustrie). Op deze manier wordt een duurzame maakindustrie gecreëerd in lijn met de sterkte en traditie van Brabant. Binnen de drie genoemde lijnen zou een koppeling gelegd moeten worden met de ambitie een duurzame regio te willen worden. Mogelijke initiatieven: 1. Collectief programma opzetten voor energiebesparing en toepassing van duurzame energie in de leisure en hospitality sector op basis van een ESCO- of andere financieringsconstructie (o.l.v. MOED) 2. Uittesten en stimuleren van allerlei duurzamere concepten van vervoer en logistiek voor bezoekers van evenementen en recreatieve voorzieningen. Hierin kan samengewerkt worden met de zorgsector en de logistiek. 3. Nieuwe typen evenementen of voorzieningen naar de regio krijgen die andere doelgroepen aantrekken en die ook passen binnen een duurzame regio. Deze zouden dan ‘Leisure iconen’ kunnen worden (vergelijk het idee om op het Van Gend en Loos terrein een regionaal, bijzonder stadspark aan te leggen met bijvoorbeeld stadslandbouw, voorzieningen voor ontspanning, sport en natuurbeleving). Het creëren van een positieve beleving aan de hand van ‘story-telling’ kan hierbij inspirerend werken. 4. Een sterkere koppeling aanbrengen tussen leisure en care sectoren. Allerlei nieuwe vormen van care sluiten uitstekend aan bij de uitgangspunten van een Leisure Avenue. Investeringen hierin kunnen het ecologisch kapitaal versterken. Tevens kan gedacht worden aan het gezamenlijk inkopen van streekproducten.
20
5. Het samenbrengen en integreren van allerlei kleinschalige initiatieven en deze gezamenlijk op een hoger plan brengen. Hierbij gaat het zowel om een bredere, regionale uitstraling van deze sector als om het vergroten van de kennisbasis binnen deze sector. 6. Het realiseren van het initiatief ‘Wildertse Arm’ als onderdeel van de Groene Mal (Plus) in het gebied tussen Dongen, Loon op Zand en Tilburg. Doel is om in plaats van verontreinigd water te laten lozen op het Wilhelminakanaal, dit water door de agrariërs te laten reinigen en terug te brengen in het gebied. Tevens wordt hiermee een ecologische verbindingszone afgerond. 7. De maakindustrie betrekken bij de ‘back office-activiteiten’ van de leisure industrie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het decentraal verwerken (vergisten, composteren) van biobased afvalstromen bij evenementen, reinigen van water, energiebesparende technieken bij kermissen, concerten, etc. Dit vergt, bijvoorbeeld op afvalgebied, een samenwerking tussen leveranciers van biobased ge- en verbruiks-materiaal, ontwerpers en de vrijetijdsmarkt. Zo kan men komen tot een soort ‘Holle Bolle Bio Gijs’ die als attractie bezoekers aanzet hun afval rechtstreeks in te leveren.
21
Transport en Logistiek Midden Brabant vormt een belangrijke schakel in de transportas: Oost-West corridor (Van Rotterdam en Antwerpen naar Midden- en Oost-Europa). Samenwerking binnen ZuidNederland en bredere netwerken is noodzakelijk om die economische positie te vergroten. Midden Brabant heeft in het netwerk een sterke logistieke positie. De goede bereikbaarheid en multimodaliteit trekt veel distributiecentra aan. Ook de samenwerking met opleidingsinstituten in de regio is van belang. Versterking van het ecologisch kapitaal betekent vooral het inzetten op nieuwe logistieke waardenketens die energie-efficiënter en schoner zijn en die de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren. Op dit terrein zijn al verschillende initiatieven genomen, zoals verbreding van het Wilhelminakanaal, maatregelen in de sfeer van stadsdistributie, een shuttle dienst per schip en trein en de plaatsing van een LNG station voor vrachtwagens. Deze maatregelen komen zowel de economische en sociale positie van Midden Brabant ten goede als de milieukwaliteit. Welke vervolgstappen kunnen gezet worden? Mogelijke initiatieven: 1. Het verduurzamen van de integrale logistieke keten door andere manieren van organiseren (differentiatie) gericht op daadwerkelijke ketensamenwerking in plaats van schakelsamenwerking. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om de logistiek rondom E-commerce richting consumenten of om het duurzamer maken van B2B ketens (denk aan zaken als efficiëntere verpakking of reduceren van logistieke bewegingen). 2. Het cross keten samenwerken (cross chain collaboration) om lege of halfvolle vrachttransporten te vermijden en multimodaal vervoer optimaal te benutten. Veiligheid en duurzaamheid zijn daarbij leidende principes. In dergelijke initiatieven speelt ook het verduurzamen van de stadsdistributie en met name de ‘orgware’(organisatie en proces) van multimodaliteit/synchromodaliteit een rol. 3. Het verduurzamen van de opslagplaatsen (‘warehouses’) met name op energiegebied, door bijvoorbeeld het leggen van zonnepanelen op de daken (als ‘eigen energiecentrale’) en het toepassen van LED verlichting. 4. Het beter en slimmer bundelen van transport en opslagactiviteiten op een gezamenlijke locatie (co-location), zodat krachten gebundeld kunnen worden, ook op het gebied van verduurzaming. Dit kan afgestemd worden op het overheidsbeleid om leegstand op bedrijventerreinen te voorkomen. 5. De kansen van 3D printen in relatie tot onderhoud en logistiek oppakken en uitbouwen. 3D printen zal uiteindelijk grote gevolgen gaan hebben voor de totale logistieke stromen. Hierop nu inspelen, biedt kansen.
22
Zorg De care sector versterkt in de eerste plaats het sociaal en economisch kapitaal. Versterking van het ecologisch kapitaal moet daarop aansluiten. Lopende initiatieven, bijvoorbeeld van het Elisabeth Ziekenhuis, doen dit al. Er zijn vernieuwende samenwerkingsverbanden op te zetten met andere sterke sectoren in Midden Brabant, met name transport/logistiek en leisure. Van belang is om aan te sluiten bij de benadering van ‘social needs’ zoals verwoord in het EU document ‘Empowering people, driving change’ (2011). Juist in deze tijd, waarin de gehele zorg zich in een transitieproces bevindt, zijn er volop kansen om te verduurzamen. Hierbij spelen decentralisatie van zorg, sociale participatie, herinrichting van de woonomgeving en meer nadruk op preventie, gedrag en gezondheid een belangrijke rol. Mogelijke initiatieven: 1. Het benutten van ICT mogelijkheden in de zorg en daarbij de toepassing door gebruikers (patiënten, zorgafnemers) voorop stellen. Een voorbeeld hiervan is de WIKI wijk als marktplaats voor zorg en hulp. Centraal staat het koppelen van vraaggerichte zorg aan ICT infrastructuur. 2. Het vergroten van het potentieel aan informele zorgverleners door gerichte initiatieven, bijvoorbeeld door het inschakelen van 60 plussers bij de zorg voor 80 plussers. 3. Het ontwikkelen van een gezamenlijk initiatief van zorginstellingen op het gebied van duurzaam bouwen, verbetering van het binnenklimaat, energiebesparing en duurzame energie (o.l.v. MOED) waarbij ook het economisch en sociaal kapitaal verbeterd worden. 4. Het versterken en uitbreiden van de care sector, waarbij in het landelijk gebied de ontwikkeling van natuur en landschap als randvoorwaarde wordt meegenomen. De zorginstellingen met landgoederen zouden gezamenlijk hun terrein kunnen openstellen voor publiek en daarbinnen ook een recreatieve voorziening kunnen ontwikkelen. Daarnaast is in stedelijke gebieden vergroening van de leefomgeving gewenst; het draagt bij aan het welzijn van mensen. 5. Het afnemen van streekproducten uit de agrarische sector ten behoeve van de voeding van patiënten in zorginstellingen. Dit initiatief kan samen met de sector leisure en vrij tijdseconomie genomen worden. Ditzelfde geldt voor het ontwikkelen van duurzamere concepten voor mobiliteit en het opzetten van programma’s gericht op gezondheid en leefstijl. 6. Het verduurzamen van de zorgketen; de zorgsector kan toeleveranciers hierop selecteren (‘duurzaam inkopen’) en samen met patiënten en medewerkers een duurzamere leefstijl bevorderen. 7. Uittesten van allerlei duurzame(re) concepten van vervoer en logistiek voor bezoekers van zorgvoorzieningen. Hierin kan samengewerkt worden met de vrije tijdssector.
23
Aerospace & Maintenance De Gate2 campus in Gilze en Rijen staat niet op zichzelf maar is onderdeel van een bredere ontwikkeling in de sector Aerospace & Maintenance. Hier staat het economisch en sociaal kapitaal centraal. Omdat de fysieke belasting bij reparatie en onderhoud laag is en de toegevoegde waarde hoog, kunnen mensen langer aan het arbeidsproces deelnemen. Het versterken van het ecologisch kapitaal zou kunnen liggen in het belang van onderhoud en services in de transitie naar een circulaire (kringloop) economie. In het kader van het duurzaam omgaan met kapitaalgoederen vormen onderhoud en reparatie een belangrijke rol. Ook het ontwikkelen en toepassen van slimme, duurzamere materialen kan de ecologische voetafdruk verlagen. Mogelijke initiatieven: 1. Het inzetten van de deskundigheid van de sector om de reparatie en onderhoudsbranche te versterken en daarmee bij te dragen aan een circulaire economie. Daarbij kan het gaan om slim onderhoud, beter onderhoud en ‘condition based’ onderhoud evenals het opzetten van ‘shared facilities’ op Gate2 voor het milieuvriendelijk onderhouden van componenten. Door Gate2 open te stellen voor scholen en studenten in opleiding (van universiteit, HBO tot MBO) kan een brug geslagen worden tussen de sector en de kenniswereld. Als spin-off hiervan kunnen nieuwe innovatieve MKB bedrijven ontstaan. 2. Bijdragen aan ‘groene luchtvaart’ via het toepassen van duurzame materialen in de luchtvaart zelf en het gebruik van simulatoren en serious games als alternatief voor opleiden, trainen en oefenen. Daarbij is de koppeling van belang met kennisinstellingen die zich met name richten op kwaliteitsborging, veiligheid, menselijk gedrag en concrete praktijktoetsing. 3. Het creëren van kruisbestuiving van deze sector met andere sectoren (bijvoorbeeld onderhoudsbewust ontwerpen van installaties; langer uitnutten van installaties; verhoging van de energie-efficiëntie en veiligheidsniveaus; verlaging van emissies en fysiek faalgedrag van systemen begrijpen en daarop kunnen anticiperen). 4. Het onderzoeken van de toepassing van slimme materialen met het oog op levensduurverlenging, zuiniger energieverbruik en minder milieubelasting. Dit kan gebeuren in samenwerking met Avans Hogeschool (bijvoorbeeld op het gebied van composieten en verlijmingen, mede in het licht van biobased ontwikkelingen).
24
Bijlage 2 Overzicht gesprekken en bijeenkomsten
Bijeenkomst
Naam
Organisatie
Alle bijeenkomsten
Jacqueline Cramer Robert Kint
Utrecht Sustainability Institute Gemeente Tilburg
3 juli 2013 Algemeen
Workshops bij Midpoint Frank Boss Midpoint Brabant Pierre van Kleef Midpoint Brabant Programmamanagers Bas Holland Midpoint Brabant Jan Rietsema Midpoint Brabant Leo Beckers Midpoint Brabant Paul van Kempen Aerospace & Maintenance House Huub Smulders Midpoint Brabant Herman Gels Midpoint Brabant, Moed 3 juli 2013 Klankbordoverleg bij Gemeente Tilburg Karin Handstede Gemeente Tilburg Joost Eijkens Cardan Silvia Pauly Gemeente Tilburg Gerard Berkelmans De Groene Kamer Bastiaan Zoeteman Universiteit van Tilburg, Telos Peter Struik Fuji Europe Jan van Groos Gemeente Waalwijk Bert van Helvoirt Van Helvoirt Groenprojecten Peter von Meijenfeldt ECNC Berend de Vries Gemeente Tilburg RenĂŠ TĂśnissen Bouw & Infra, Avans Jan Bikker Midpoint Brabant 6 september 2013 Gesprek 1 Gesprek 2 Gesprek 3
Interviews wethouders gemeente Tilburg Roel Lauwerier Gemeente Tilburg Marieke Moorman Gemeente Tilburg Erik de Ridder Gemeente Tilburg
18 september 2013
Workshop tijdens European Social Innovation Week http://www.esiw.nl/mvo013-i-s-m-jacquelinecirca 40 deelnemers cramer/
25
Bijeenkomst 27 september 2013 Care Avenue
Logistic Cities
Aerospace & Mainteance
Naam
Organisatie
Workshops bij Midpoint Joop van Hezik Ad van de Laar Miriam Smulders Jan Rietsema Erik Naus Stan Hamers Bas Holland
Nature Assisted Health Foundation Green Quest projectmanager EZ PON Midpoint Brabant Rhenus GVT Midpoint Brabant
Tiny van Laarhoven Harrie Bohnen Paul van Kempen Pierre van Kleef Leisure Boulevard Hans Huijbers Jan Schellekens Paul Peeters Anya van de Ven Leo Beckers
CZL NLR Aerospace & Maintenance House Midpoint Brabant ZLTO Vitaal Leisure Landschap Hart van Brabant NHTV Lector Sustainable Tourism and Transport Natuurmonumenten Midpoint Brabant
2 oktober 2013
Afrondend klankbordoverleg bij Gemeente Tilburg Karin Handstede Gemeente Tilburg Hans Mommaas Universiteit van Tilburg, Telos Joost Eijkens Cardan Silvia Pauly Gemeente Tilburg Gerard Berkelmans De Groene Kamer Bastiaan Zoeteman Universiteit van Tilburg, Telos Peter Struik Fuji Europe Lau Lavooij Gemeente Gilze en Rijen Bert van Helvoirt Van Helvoirt Groenprojecten Peter von Meijenfeldt ECNC Berend de Vries Gemeente Tilburg Willem den Ouden Avans Anja Sparidaans Fontys Frank Boss Midpoint Brabant Jan Bikker Midpoint Brabant
Hele periode
Overige geraadpleegde personen (telefoon/mail) Wiet van Meel Pontifax, Land van de Hilver Alexander van den Dungen Proviniciale Raad Gezondheid Pieter Biemans Gemeente Tilburg Emile Kuppens Gemeente Tilburg
26
2.4.4.10 Winnaars Social Innovation Award 2010
2.4.4.11 Sensemaking
Stakeholders, zeker over sectoren heen, hebben vaak verschillende beelden van wat een sociale innovatie is en wat de impact ervan zou kunnen zijn. De Social Innovation Sensemaking (SIS)methode is een concrete aanpak in ontwikkeling die zich richt op het creëren van sociale innovaties over sectoren heen. Sensemaking is een process waarbij gemeenschappelijke beelden worden gecreëerd die begrijpelijk zijn voor alle stakeholders en waarvoor draagvlak ontstaat binnen de verschillende deelnemende organisaties. Het sensemaking proces is gebaseerd op twee conceptuele modellen: het Social Innovation Collaboration model waardoor de overlappende betrokken netwerken en communities in kaart worden gebracht en het Social Innovation Proces model waarmee de evolutie van de social innovation wordt doorlopen. De werkvorm bestaat uit (minstens) twee workshops: een workshop voor intra-sectoraal sensemaking en een tweede waarin stakeholders uit verschillende sectoren elkaar ontmoeten om tot een outline van een gezamenlijke innovatie te komen. Beide workshops bestaan uit (1) een brainstorm sessie waarin concepten en ideëen worden gegenereerd en (2) een sessie waarin op grond van die concepten haalbare projectscenario's worden geschetst. Het eindresultaat is een globaal projectvoorstel wat verder uitgewerkt kan worden door de deelnemende organisaties. De SIS-methode is voor het eerst toegepast voor het creëren van een sociale innovatie tussen universiteiten en openbare bibliotheken, met het B@ttleweters kinderkenniswedstrijd format als concreet resultaat. De methode wordt op dit moment verder uitgewerkt zodat deze overdraagbaar wordt naar andere organisaties en ook gebruikt kan worden voor verdere opschaling van bestaande sociale innovaties
2..4.4.15a White Paper Entrepreneurial Society
WHITE PAPER - LABOR, SOCIAL SECURITY AND ENTREPRENEURSHIP
1.Title Towards an entrepreneurial society: innovative agency and institutional change in labor, social security and business performance 2. Members of the Project Group Prof. dr. Arie de Ruijter (Chair), prof. dr. Geert Duysters, prof. dr. Nicolette van Gestel, prof. dr. Marius Meeus, prof. dr. Ton Wilthagen, prof. dr. Willem Kop (secretary), dr. Helma de Morree (secretary) 3. Description of the theme Introduction This theme strongly relates to the original roots and the current academic strengths of Tilburg University. The academic perspective developed by the eminent economist and founder of this institution, Martinus Cobbenhagen, combines economic principles with ethical value-driven approaches in a societal context. The structure of Tilburg University reflects this perspective with schools in Economics and Management, Humanities, Law, Social and Behavioral Sciences, and Theology. The typical and unique approach of Tilburg University focuses on understanding and shaping an “entrepreneurial society” as well as a “social economy.” Over the past decades, Tilburg University has gained a strong international reputation in pivotal areas such as economics and business, welfare state and labor market studies, labor relations, work and organization, behavioral economics, labor law and social security, and pension studies. These areas converge in this theme: Labor, Social Security, and Entrepreneurship, European challenges in labor, social security and business performance Well-functioning labor markets are a key condition for economic and business performance. Over the past decades, and particularly since 2008, many European countries face substantial labor market problems with a strong negative impact on business performance, (regional) economies, and the life and wellbeing of individual people. The European Union Horizon 2020 program on industrial leadership emphasizes issues related to economic and social processes in labor markets that are essential to European companies. Changing demographics in European societies, particularly the aging population, increasing ethnic and cultural diversity, and advances in technology, affect the labor markets in terms of human capital and economic growth. Employers strongly depend on the availability, allocation, quality, and productivity of human capital in the amounts and timing tailored to production needs. At the same time labor markets and social security systems operate at the social level as major distributive mechanisms of income, wealth, social protection and social capital. At the individual level, participation in (paid) labor also represents a main road towards social integration, a feeling of belonging and cohesion. In addition, people attribute meaning to work and seek intellectual and emotional fulfillment in it. Non-participation of large groups generates high risks of rising inequality, social exclusion and negative integration and can put at risk the development or 1
safeguarding of an “inclusive society”, an important challenge in Horizon 2020. At the macro level this restricts economic growth and prosperity and undermines the “good society.” Public and private expenditures for social security are increasing, at times when both welfare states and private companies face severe financial restrictions. Improving the capacities of individuals, business and nations thus poses a major challenge in finding innovative solutions to these problems. Towards an entrepreneurial society To reverse the negative spiral of the economic crisis, the present institutional, social and economic structures are in need of further renewal. The demand for innovation and entrepreneurship concerns a variety of areas: the social, technical and organizational, as well as the financial system that supports entrepreneurship/ innovation: banking, equity markets, private equity, VCs etcetera. In the past, such institutional change was often constituted in governmental policy making only, without including the active participation of agents at multiple levels: from field and sectorial level to business firms and the individual citizen. For example, in most of the 20th century, problems with labor, education and social security were expected to be solved by the welfare state. More recently, it is recognized that effective and sustainable solutions are no longer feasible without the cooperation of many stakeholders, such as private companies, regional networks, universities, local government, social partners and most of all: citizens. The new governance model is often referred to as the Triple Helix. One major starting-point in this model is the cooperation between private business, government and knowledge institutes; such initiatives can prove to be very successful strategies. For future progress, innovative agency is what European societies need; from active citizenship at the local level to open innovation, co-creation coordination and collaboration in business networks (throughout the value chain) and “ecosystems.”One example of this approach is the Dutch Brainport region – a top technology region that includes OEM’s such as Philips, ASML, VDL, DAF Trucks and FE. Other areas are innovative projects at worksites in order to foster career perspectives, and innovative societal (public-private) projects under the heading of corporate compassion or social entrepreneurship. The endeavor to combine both economic and social goals can be described as transcending the trade-off between “equity versus efficacy”, in which equity refers to fairness and equal distributions of social costs and benefits and efficacy to economic growth at the micro and macro level. Equity and efficacy are not necessarily opposing factors. Tilburg University’s intellectual legacy and tradition has inspired creative and original approaches to combine economic and social goals. These approaches are currently developed as part of the “social innovation” initiative at Tilburg University. Examples of important concepts in social innovation are “flexicurity”, “transitional labor markets”, the “enabling society”, “mutual risk management” between workers and employers, and “ethical Human Resource Management”. Some of these concepts, such as flexicurity, have drawn world-wide attention and were included in the European Union flagship strategies. Theoretical perspectives The study of innovative agency and institutional change at multiple levels, and its constituting behaviors (e.g. creativity, proactive attitudes, opportunity recognition, 2
team work, project work), their causes and consequences, is a research agenda with high priority, theoretical relevance and societal urgency. Innovative performance of teams, organizations, regions, and nations reside in the innovativeness of individuals, the organization of innovation, and reward systems for innovation. New and promising initiatives have been developed, but a new model of innovative agency at multiple levels (individuals, firms and fields/nations) has not yet been established. There is a remarkable gap of knowledge of innovative agency, in particular at the individual level, as compared to organization and field level studies, and creativity remains an underexplored topic. Theoretical perspectives can be found in different academic disciplines, with a focus at two fields of theory development that go beyond disciplinary boundaries and seem appropriate for connecting different explanatory frameworks: institutional theory and network theory. Institutional theory can provide the necessary tools for analyzing the relationships between institutional change, competing institutional logics and organizational innovation. Network theory and Organization Studies can be used for exploring conditions, causes, and consequences of effective entrepreneurship, and collaboration within local communities, regions, fields and nations, including Triple Helix governance. Furthermore, the ethical perspective plays a key role in the interplay between economics and society. The research in this area builds on traditional conceptualization of moral sentiment in economics (e.g., Adam Smith’s “Wealth of Nations”). This topic has been studied extensively in philosophy and ethics but remains under-explored in economics, especially in empirical applications. The current economic problems and recent crisis in the financial industry render these ethical considerations critically important. Social and moral dimensions of economic behavior include concepts such as social comparison, altruistic behavior and empathy, mimetic behavior, social capital and social trust. These behaviors affect factors involved in bounded rationality as well as moral and ethical sentiment and are crucial in understanding the interplay between economics and society. Overall aim of the theme In this research theme, new and inspiring methods are developed to improve innovative agency at multiple levels (individuals, organizations, fields/nations) in order to enhance an entrepreneurial society and a social economy. We aim to increase understanding of the concepts of entrepreneurship and innovation as related to labor, social security and (new) business development. The central question in the projects of this theme is: How can entrepreneurship and innovation, at the level of individuals, organizations and fields/nations, be understood and developed in order to create a mutual supportive relationship between the development of human and business potential and capacities? Key objectives Critical to the understanding of society and economic progress is the interplay between employer-related economic incentives, the individual employee’s needs and requirements for well-being and the larger societal structure in which business and individual employees are mutually dependent. Based on this background, the key objectives of this theme are: 1. Understanding and improving entrepreneurship of individuals, organizations and nations, recognizing different perspectives across fields and applications. 3
2. Investigating conditions to innovate agency and institutional change at multiple levels. 3. Exploring relationships between different levels of innovation and entrepreneurship: individuals, organizations, and fields/nations. 4. Identifying and addressing ethical issues in areas where economics and society intersect, including employer-employee relationships, the role of independent small business in terms of social security, and responsible behavior of businesses and individuals. 5. Developing the teaching mission of universities that focus on business, economics, and social and behavioral sciences as related to labor, social security and entrepreneurship. We propose to further develop this “typical Tilburg� theme by focusing the study of labor, social security and business strategies at: 1) economic crisis, entrepreneurship and organizational innovation; and 2) institutional change and organizational practices among which HR and work related factors. The key objectives will guide the research efforts in this theme and will also be incorporated in the teaching mission of the university, with a particular focus on the ethical aspects of economics in a societal context. The innovative aspects of this theme are described with respect to relevance in section 4, current and future links within Tilburg University in section 5 and linkages outside the university in section 6 with an outline for a consortium on Labor, Social Security and Entrepreneurship. Section 7 provides an overview of ongoing research projects in this theme. 4. Relevance of the theme In times of substantial unemployment and increased international competition, it is particularly important to business and society to stay competitive in terms of innovation and knowledge creation. A solid understanding of successful innovation strategies and behavior of individuals, self-employed entrepreneurs, SMEs, large firms, and nations, enables growth, employment, and competitiveness and improves quality of life and well-being. Multidisciplinary research beyond the public-private divide So far, labor, education, social security, entrepreneurship, business strategy and innovation are studied from different disciplinary backgrounds: economics, organization studies, organizational behavior/HRM, public administration, business administration, and law studies. Each discipline has its own theories and models, and the topics are studied without substantial cross-border exchange. In this research theme, we combine different disciplinary bodies of knowledge to create new and rich theoretical and practical perspectives for an entrepreneurial society. On the one hand, we will develop and apply concepts of entrepreneurship and innovation outside the dominant focus of economics and organization studies (private firms), and we will use these concepts in the public domain of welfare states. On the other hand, we will expand the debate about welfare state development beyond a focus on public policy towards the opportunities and conditions for innovative behavior of individuals, firms and fields in an entrepreneurial society.
4
Horizon 2020 This research theme has a strong European focus and ambition. It appears appropriate to connect several relevant topics in the European agenda, such as 1) human capital, productivity and innovation; 2) industrial leadership; 3) labor market behavior, inequality and inclusive and innovative labor markets and societies; and 4) health, well-being and quality of life. The theme thus provides an overarching framework that links to several subthemes of Horizon 2020. National and regional agenda: top-sectors (NWO), Province of Brabant: The research in this theme will be integrated with Brainport and Midpoint. Investigators in this theme are successful in economic growth and attracting firms. However, there is a further need for connecting economic purposes with social entrepreneurship, labor market developments, and social inclusion and future projects in this theme will address this gap. Effectiveness and feasibility We emphasize the importance of co-creation in developing research together with our academic and societal partners, to stay closely informed of the needs of third parties within and outside the academic sector. Tilburg University investigators at HR Studies collaborate with the People Management Centre (PMC), with founding partners including Shell, Rabobank, ING, KPN, Randstad and the 28 top medical centers in the Netherlands. The Centre for Governance of Private-Public Sector Enterprises (CBMO) works with 25 founding partners, with a local, national or international scope. Among them public and private (social) insurance companies, housing corporations, hospitals, educational institutions, and consultancy firms such as PwC, BMC and GITP. In regular personal contacts, CBMO is linked to a broader network of 75 organizations, including sector representative organizations in e.g. healthcare or housing. Teaching linkages The research described in this theme will be interwoven with the various bachelor and master programs across the university. For example, CBMO-TiasNimbas, ReflecT, CIR, the Honors Program, and other educational programs such as the Brabant Center of Entrepreneurship (BCE) provide students with the opportunity to specialize in this area from various disciplinary perspectives. TiasNimbas offers many post-experience MSc and non-degree master programs to develop managers and organizations. TiasNimbas has several connections with institutions relevant in the area of entrepreneurship/innovation. 5. Cooperation within Tilburg University Linkages to research within Tilburg University This research theme is linked to various main research activities within Tilburg University. Various research institutes and centers have developed expertise on labor markets (ReflecT/TLS: Wilthagen and colleagues), social security and social entrepreneurship (CBMO/TiasNimbas: van Gestel and colleagues), entrepreneurship (TiSEM: Duysters and colleagues), innovation (CIR/TSB/TiSEM: Meeus and colleagues), Human Research Studies (Paauwe and Schalk), and Netspar (Bovenberg and colleagues). The centers CIR, CBMO, ReflecT, and BCE all cooperate in the Tilburg University Taskforce Social Innovation. Relevant previous 5
experience and performance of the research groups is described under section 7. This is not a comprehensive list of all research at Tilburg University that is relevant to this theme and mainly highlights some of the core hallmarks in this area. Possibilities and strategies to expand the research cooperation outside Tilburg University are described in sections 6. This shows that there is fertile ground throughout Tilburg University to build on for research on multilevel innovative agency. Specifically, within Tilburg University potential partners include, but are not limited to: Jaap Abbring (TiSEM), Jan van Ours (TiSEM), Arthur van Soest (Netspar/ TiSEM), Lans Bovenberg (TiSEM), Theo Nijman (TiSEM), Arjen van Witteloostuijn (TiSEM), Marco Da Rin (TiSEM), Niels Noorderhaven (TiSEM), Xavier Martin (TiSEM), Jan Blommert (TSH), Hans Siebers (TSH), Wim Dubbink (TSH), Ruud Muffels (TLS), Mijke Houwerzijl (TLS), Roger Blanpain (International Labor Law; TLS), Frank Hendrickx (TLS/ReflecT, European Labour Law), Marc van der Meer (TLS/ReflecT), Frank Cörvers (TLS/ReflecT), Jaap Paauwe (TSB), Caroline Dewilde (TSB, Sociology), Shirley Oomens (TiasNimbas), Arco van de Ven (TiasNimbas), Anna Sabidussi (TiasNimbas), Ronald Mahieu (TiasNimbas), and also the writing group of this White Paper. Research centers that cooperate in this research theme: In the Center for Innovation Research (CIR), 17 researchers and 15 PhD students are actively working on issues related to innovation and organizations. CIR researchers study the effects that business and corporate strategy, organizational processes, and organizational learning have on innovation outcomes. CIR is a collaboration between TSB and TiSEM. Prof. dr. Meeus is Academic Director of CIR. In the Center for Governance of Public Private Enterprises (CBMO), over 30 researchers and 10 PhD students work on issues related to social entrepreneurship; CBMO covers issues in healthcare, education, social housing and the social security/labor market. CBMO has approximately 25 private partners, is located at TiasNimbas and is connected to all Tilburg University-departments. Prof. dr. van Gestel is Academic Director of CBMO. In the Research Institute for Flexicurity, Labor Market Dynamics and Social Cohesion (ReflecT), 25 researchers and PhD students work on issues related to the “nexus” of labor market developments and developments in social security and social cohesion, security, Flexicurity, transitions etc. ReflecT is part of TLS and there is a strong connection with the Department of Labor Law. Prof. dr. Wilthagen is Academic Director of ReflecT. The Network for Studies on Pensions, Aging and Retirement (Netspar) consists of government ministries, supervising agencies and other civil service institutions, pension funds, pension providers, insurance companies, banks, and asset liability management companies. A second group consists of Dutch and international pension researchers, and Dutch universities. Prof. dr. Nijman is Scientific Director. The Tilburg Center of Entrepreneurship works closely together with Eindhoven University of Technology, Maastricht University and Brainport to foster entrepreneurial skills among both students and staff. Its research focuses on self-employed entrepreneurs, fast growing companies and corporate entrepreneurship. Prof. dr. Duysters is Academic director of the Tilburg Center of Entrepreneurship. 6
The Tilburg Social Innovation Lab (TiSiL) is a center for practical activities and relationships of Tilburg University under the heading of Social Innovation. Prof. dr. in ‘t Veld is Scientific Director of TiSiL. Department of HR Studies. Investigators in this department play a key role in the People Management Centre (PMC). The Department of HR-Studies and PMC conduct an integrated series of multilevel research projects combining observations at the organizational level with individual level data that aim to optimize performance and well-being combined with productivity (Chair prof. dr. van Veldhoven; outgoing chair prof. dr. Paauwe).
This independent theme bundles the expertise of a wide range of research groups and individual scholars at Tilburg University. In addition, there is potential for synergy with the other themes outlined in the other White Papers of this document. The theme “Sustainability” shares the focus on critical value of maintaining a productive balance in economic and societal developments. In “Health Care and Aging” substantial changes in the labor market-related needs of the health professions are anticipated (e.g., the aging population, patient education via the internet, changing organizational structures of hospitals and other health care facilities). Shared issues with “Social Cohesion” involve the focus on dynamics of employee-employer relationships and the consequences of changes in national and European sociodemographics. 6. Existing and potential partners outside Tilburg University Consortium The research theme is well embedded in both the academic and practical environment relevant to the university’s valorization mission. For further extension and development, we will build a consortium with our existing and potential partners outside Tilburg University. Since the topic and approach is relevant to corporate and small business, European, national and local governments as well as the individual level (i.e., independent entrepreneurs and employees), we expect to actively include representatives of these groups in the research projects. From this perspective, we will also benefit from the strong ties and collaborations we already have with employers, major companies, such as located in the Brainport and Midpoint region, trade-unions, local and national government, NGO’s, European Commission, the OECD, the ILO and the Council of Europe. Specifically, collaborations involve partnerships with Eindhoven University, Brainport, Midpoint, the Province of Brabant and the municipalities of Tilburg and Eindhoven (among others), the People Management Centre (PMC), including various large companies such as Shell, and ING. National collaborations can build on relationships with the ministries of EZ and SZW, social partners (VNO-NCW, FNV, CNV, MKB) and advisory bodies (e.g. WRR, General Court of Audit, Ombudsman). In the consortium, we also aim to further develop our relationships with our partners in Dutch Universities, such as Maastricht University (Saskia Klosse, Andries de Grip, Thomas Dohmen, Frank Corvers, Jaap Dronkers, Luc Soete, Bart Verspagen, Rene Belderbos), University of Amsterdam (Willem Trommel, Maarten Keune, Paul de Beer, Henriette Maasen-vd Brink, Evert Verhulp, Herman van de Werfhorst), Utrecht University (Rik van Berkel, Joop Schippers) Erasmus University Rotterdam (Romke van der Veen), and Radboud University Nijmegen (Pascale Peters). 7
Internationally, we aim to include in the consortium our existing relationships with well-recognized research institutes. To mention a few: University of Sussex – Prof. dr. David Storey University of Namur – Prof. dr. Marcus Dejardin Harvard Kennedy School (link through CBMO) – Prof. dr. Mark Moore, Prof. dr. Archon Fung, and Dr. Jorrit de Jong University of Potsdam – Prof. dr. Werner Jahn, Dr. Tanja Klenk, Bastian Janz Oslo and Akershus University College of Applied Science – Prof. dr. Tone Alm Andreassen Work Research Institute Oslo – Dr. Knut Fossestol and Dr. Eric Breit 7. Previous experience (a selection of research projects, past 5 years) The following projects are examples of past and ongoing research at Tilburg University in the theme Labor, Social Security and Entrepreneurship.
“Ambitious Entrepreneurship: Determinants of SME and Self-employed Entrepreneurs’ Innovation Strategy and Growth Performance” (including 3 post-docs and 3 senior researchers) TiU involvement: prof. dr. A. van Witteloostuijn and prof. dr. G. Duysters) (granted by the Flemish Government). “High-Performance in the Networked Creative Industry” (prof. dr. A. van Witteloostuijn, prof. dr. A. van der Born, Dr. J. Kuilman, prof. dr. G. Duysters; MAGW TOP subsidy). “Center for Innovation Research” (CIR) (prof. dr. M.T.H. Meeus TSB and prof. dr. N.G. Noorderhaven TiSEM, January 2007 – January 2013, € 4.500.000,- (FBI funded by Tilburg University). “Networking and governance strategies in agricultural innovation networks: higher order impacts and ways of coping.” January 2008 – January 2012, € 250.000, (prof. dr. M.T.H. Meeus) BSIK,Transforum 2008. “Measuring expectations of hydrogen energy systems,” September 2006 – September 2011, € 250.000,- ACTS NWO (prof. dr. M.T.H. Meeus, collaboration with prof. dr. ir. H. van Lente UU). “Social learning and Innovative behavior of Individuals.” September 2005 – September 2007, € 400.000,- Evolution and Behavior NWO (prof. dr. M.T.H. Meeus, collaboration with dr. S.M. Reader UU). “Understanding Valorization: knowledge utilization in Industry.” University of Applied Science Collaboration. CIR, prof. dr. M.T.H. Meeus and prof. dr. N.G. Noorderhaven TiSEM. Industry-University of Applied Science Networks and Innovation, January 2011 - January 2012, € 50.000. “Social security 2025: Individual risks - collective regulations”, (prof. dr. N.van Gestel and colleagues, founded by Instituut GAK) April 2011 – June 2013, € 297.000. “Evaluation of Work-to-Work-Transitions”, funded by the Ministry of Social Affairs and Employment (prof. dr. N. van Gestel, with Capgemini and Irmgard Borghouts, 2011-2012). “Rescaling Social Welfare Policies – A comparative study on the path towards multilevel governance in Europe”, with eight countries involved, coordinated by the European Centre for Social Welfare Policy and Research, Vienna) (prof. 8
dr. N. van Gestel 2007-2010, funded by national governments/research bodies). “Changing modes of governance in Social Security and Employment Services” (prof. dr. N. van Gestel with UvA/AIAS, prof. dr. P.T. de Beer, dr. M.J.S.M. van der Meer, funded by Instituut GAK, € 165.000). “Flexicurity arrangements at organizational level” (dr. C. Freese, prof. dr. J. Paauwe, prof. dr. R. Schalk), funded by Stichting Instituut GAK, € 150.000 (pending).
9
2.4.4.15b White Paper Health Care Ageing
!
1. Title: Supporting innovations for well-being: aging, health and care as benefits to evolving societies 2. Members of the Project Group Chair: Corien Prins (decaan TLS) j.e.j.prins@tilburguniversity.edu Secretary: Sonja Bekker (ReflecT) s.bekker@tilburguniversity.edu Members: Henk Garretsen (TSB, Tranzo) h.garretsen@tilburguniversity.edu Theo Nijman (Netspar) nyman@tilburguniversity.edu Susanne S. Pedersen (TSB) s.s.pedersen@tilburguniversity.edu Mirjam van Reisen (TSH) m.vanreisen@tilburguniversity.edu Nardo van der Meer (TiasNimbas) n.vandermeer@tiasnimbas.edu Anton Vedder (TILT) anton.vedder@tilburguniversity.edu 3. Description of the theme 3.1 Overall aim of research Health, care and aging challenges have been on the global agenda for the past two decades, yet have gained new momentum following the crisis, the cuts in public spending, the rising pension ages and changing labor market demands. While the crisis threatens existing welfare state arrangements, citizens, countries and the EU want to sustain at the same time high quality pensions, health and care, thus safeguarding the well-being of citizens. In light of this, questions related to aging societies and new health and care demands, lie at the heart of current and future political debates. In addition, the potential as well as (societal) impact of new technological developments in this domain brings many new challenges to the table. The key relevance of this theme is underlined by the Horizon 2020 program that defines 'health, demographic change and wellbeing' as one of the grand societal challenges. Also, health, care and aging appear core challenges within the larger Tilburg University (TiU) theme 'Understanding Society' and thus fit the main priorities for research, education and valorization endeavors of TiU. It is a challenging research theme in which our university can clearly make a difference due to our diverse expertise, by offering academic insights to a debate which is often dominated by technology-driven ideas and financial constraints. In that way ‘understanding’ drives the innovation of societies. The project group feels that aside from combining available capacity and offering a broader societal perspective to the debate, TiU can develop a unique profile by looking beyond the elderly and the ill by bringing into the debate the concept of intergenerational solidarity. In developing the necessary body of knowledge various new but highly relevant topics can be brought to the agenda, among them the changing division between individual and collective responsibility for old age income, elderly care and health, and the institutional arrangements that might be offered in this respect. The concept of intergenerational solidarity also brings ethical questions to the table, springing from new divisions in responsibility and technological developments. The concept also raises questions related to the necessity to seek innovative ways to prevent, early detect, manage, treat and cure disease, disability, and reduced functionality, taking a balanced approach to quality, accessibility and financial sustainability of health care. A vital part of this is finding ways to keep people in the labor market for longer in a productive and healthy manner as well as to match labor demands and supply in an aging work force. The project group is convinced that ‘Understanding Society’ requires us to reflect on the type of society we aim to have, explicitly thinking in terms of well-being, solidarity and social cohesion. The project group therefore considers that health, care and aging questions should be embedded in a broader framework of providing securities to cope with life's challenges, including aging, becoming disabled, unemployed, divorced and the financial risks related to long-term care and housing. Moreover, the project group feels that although the effects of the current crisis are relevant and sometimes have fundamental impact, it is also important to include longer-term trends in the analyses that look beyond 2020. Furthermore, a TiU perspective on this topic should expressly take into account issues of acceptability and adoption by relevant stakeholders such as patients, customers, pensioners, workers, care, service and product providers, insurance companies, and authorities. The project group is convinced that TiU has the potential to become a relevant and excellent research actor in this domain when it makes an effort to combine in innovative ways the existing body of knowledge and available research capacity at TiU along the lines sketched above. In combining both knowledge and partnerships (see below), TiU will be able to deliver its contribution in finding innovative insights and solutions to address the challenges attributed to an aging population paired
with new demands to sustain and develop high quality pensions, health-care and care for elderly. Members of the project group can make a significant contribution to these grand societal challenges by adding insights from social sciences, humanities, economics and law to contemporary research on health, care and aging, which represents a paradigm shift for the benefit of the well-being of all groups within society, whether young, old, working, retired, healthy or ill. 3.2 Types of activities envisaged The project group has delineated a wide range of activities to further develop this theme as detailed above. These encompass research, educational, valorization and co-creation initiatives. Regarding research, the group will execute high quality scientific research and publish the research findings in highly ranked peer-reviewed international journals. In addition, the group considers it important to further improve research methodologies, data management systems and increase the quality of multidisciplinary research in this area. Tranzo and CoRPS have considerable experience with incorporating the client and patient perspective - end user involvement – in formulation of the research objectives and data gathering processes. Other areas to further explore are the effective use of mixed methods (research methodology) and the enhancement of data sharing between groups and institutions both nationally and internationally. The group wants to further expand the research links that are already in place between some of the project group members and seek to develop consortia and strategic alliances with national and international partners, for instance to tender for calls within the Horizon 2020 program or other funding schemes. Having said this, the project group stresses that TiU houses more partners relevant for the particular domain of healt, care and aging than those asked to participate in the project group. Mention can for example be made of CBMO, which has a highly relevant network of external partners as well as solid and high quality academic knowledge on publicprivate partnerships in the health and care domain. With respect to valorization, the group emphasizes the importance of implementation of research results and building bridges between science and practice. The members acknowledge the importance of communicating results to relevant stakeholders and want to share their knowledge by stimulating and facilitating exchanges between and among academics, practitioners and policy makers. However, they see their role as creators of value for practice in a much broader way. The group feels that a core ambition here is to engage in co-creation: the ongoing consultation with main stakeholders, for instance the users of health care facilities, professional care providers and policy makers. As such they use questions stemming from societal actors or individuals as part of their research (launching customers). Thus, stakeholders are part of the entire research process, from the stage of developing research questions to communicating the end results and implementation. Such involvement of stakeholders throughout the research process offers ample opportunities for innovative insights and solutions to emerge, while ensuring that the research does not only fill a knowledge gap but also a practice gap. The primary goal of the research will be to identify and support the dissemination of best practice in healthcare and pension provision and organizational practices that support active aging within companies and across the lifespan. This sharing of best practices is relevant within the national and regional context, but also across EU countries and at the global level. Given the multidisciplinary approach of the institutes involved, their research will likely foster technological, organizational, regulatory and social innovations. Part of the activities are thus network development and creating knowledge transfer programs, but also sector oriented publications, working group meetings with industry specialists, events including policy makers that focus on topical issues on the policy agenda, appearances in (social) media. Academic centers but also companies already solicit universities and health care institutions to collaborate, carry out long-term research programs and to develop a knowledge infrastructure within these institutions. Concerning teaching, the group already provides lectures and courses to students, and trains and supervises talented young researchers. It wants to continue investing in human capital formation through academic education both at the MSc level and higher as well as through executive education and explore how to improve the development, accumulation and reinforcement of human capital. The group is exploring options for new teaching activities which reflect the joint knowledge of health, care and aging issues, involving training institutes and their staff in the relevant areas (see section 4.4). 3.3 Types of activities envisaged The project group has delineated a wide range of activities to further develop this theme as detailed above. These encompass research, educational, valorization and co-creation initiatives. Regarding
research, the group will of course execute highly quality scientific research and publish the research findings in highly ranked international journals. In addition, the group considers it important to further improve research methodologies, data management systems and increase the quality of multidisciplinary research in this area. Tranzo and CoRPS have considerable experience with incorporating the client and patient perspective - end user involvement – in formulation of the research objective and data gathering processes. Other areas to further explore are the effective use of mixed methods (research methodology) and the enhancement of data sharing between groups and institutions both nationally and internationally. The group wants to further expand the research links that are already in place between some of the project group members and seek to develop consortia and strategic alliances with national and international partners, for instance to tender for calls within the Horizon 2020 program or other funding schemes. With respect to valorization, the group emphasizes the importance of implementation of research results and building bridges between science and practice. The members acknowledge the importance of communicating results to relevant stakeholders and want to share their knowledge by stimulating and facilitating exchanges between and among academics, practitioners and policy makers. However, they see their role as creators of value for practice in a much broader way. The group feels that a core ambition here is to engage in co-creation: the ongoing consultation with main stakeholders, for instance the users of health care facilities, professional care providers and policy makers. As such they use questions stemming from societal actors or individuals as part of their research (launching customers). Thus, stakeholders are part of the entire research process, from the stage of developing research questions to communicating the end results and implementation. Such involvement of stakeholders throughout the research process offers ample opportunities for innovative insights and solutions to emerge, while ensuring that the research does not only fill a knowledge gap but also a practice gap. The primary goal of the research projects is to identify and support the dissemination of best practice in healthcare and pension provision and organizational practices that support active aging within companies and across the lifespan. This sharing of best practices is relevant within the national and regional context, but also across EU countries and at the global level. Given the multidisciplinary approach of the institutes involved, their research will likely foster technological, organizational, regulatory and social innovations. Part of the activities are thus network development and creating knowledge transfer programs, but also sector oriented publications, working group meetings with industry specialists, events including policy makers that focus on topical issues on the policy agenda, appearances in (social) media. Academic centers already solicit universities and health care institutions to collaborate, carry out long-term research programs and to develop a knowledge infrastructure within these institutions. Concerning teaching, the group already provides lectures and courses to students, but also trains and supervises talented young researchers. It wants to continue investing in human capital formation through academic education both at the MSc level as well as through executive education and explore how to improve the development, accumulation and reinforcement of human capital. The group is moreover exploring options for new teaching activities which reflect the joint knowledge of health, care and aging issues which involve training institutes in the relevant areas (see also section 4.4). 3.4 Key objectives of the research activities The interrelated themes of health, care, well-being, and aging, already form the core of research and valorization activities of the institutes and schools united in this initiative. The group performs world leading research on health, care and aging and has implemented their research findings into practice of value to society. The institutes and departments not only cooperate with stakeholders outside academia, they also have well established national and international research networks, in addition to established partnerships within TiU. With this proposal for cooperation, the members of the project group want to make full use of the potential of synergetic activities. They want to seize the opportunity to further develop and expand research lines, driven both by new academic questions as well as societal demands on the cross-roads of the research interests of the participating centers and institutes. Therefore, one overall aim is to explore new developments, building on existing strong themes and research partnerships, while being open to new research areas and partnerships (both nationally and internationally) that provide synergies. The Horizon 2020 program offers excellent opportunities to further explore such synergies between research groups and research themes, and to further enhance the already existing interdisciplinary perspective.
Key objectives are to: build on strengths and explore new partnerships within and outside TiU, actively encoure researchers on care, health and aging to work both across disciplinary and EU borders; become an attractive international partner for Horizon 2020 tendering and other funding schemes; remain an attractive partner for Brainport as well as other regional and national non-academic partners; use research findings for education of both students and practitioners; remain a key player in developing scientist-practitioner models; further engage in incorporating end-users throughout the research process, stimulate two-way interaction between researchers and practitioners and facilitate active cooperation; further improve valorization and co-creation practices, and share knowledge; build on current experience and expertise concerning national questions within a European or global context, for instance questions on regulation and governance of pension; build on current experience and expertise in matters of acceptance and adoption of technological and non-technological innovations in care; accumulate and reinforce the human capital of the participating institutions and companies. 3.5 Original and/or innovative elements of the theme Important original viewpoints and innovations spring from the joint cooperation within this group. The group offers added value by adding a sociological, psychological, economic, legal and organizational perspective on the aging society, care for elderly and health care. Individually, in partnerships within TiU, or in cooperation with other academic centers and stakeholders, group members already engage in innovative research practices and they want to increase their respective experience and expertise in such research. They share this experience and develop new innovative research themes and methodologies. Innovative paths to be followed include finding preconditions that prevent people from leaving the work force at an early age, or that prevent people from becoming ill. As mentioned earlier in this document, the project group intends to look beyond the issue of the elderly and the ill, valuing the well-being for all in society. It considers it important to emphasize in research as well as valorization the relevance of intergenerational solidarity. Only by taking this perspective, can we ensure the financial sustainability for welfare state arrangements for future generations and grant everyone access to such welfare arrangements. In taking up this perspective and in using the high quality research already available, TiU could develop a niche as well as a profile within the ‘crowded’ research arena of health, aging and care. This profile consists of a focus on the changing division between individual and collective responsibility for old age income, elderly care and health, and includes institutional arrangements and technological solutions. The profile brings in ethical questions springing from new divisions in responsibility and technological developments. In doing so, TiU research will apply the innovative model of continual interaction between (scientist) practitioners, practices (professionals providing health care; insurance companies; municipalities) and use a multidisciplinary approach integrating economics, law, humanities, psychology, and sociology; but also combining extensive knowledge of medical practices, technology, regulation, governance, and data management. It should be noted that TiU already houses all these disciplines and knowledge centers, but thus far has not used, built upon and profiled itself by combining this potential. Original viewpoints and innovative proposals include: - finding new regulatory and governance solutions for sustainable pensions, for instance embedding pension provision in a broader framework of risks throughout the life span; - understanding technological innovations in long-term care practices and how these impact the nature of the skill requirements of long-term care workers and support staff; - co-creation: incorporating in the research process a model of continual interaction between (scientist) practitioners, and the demands of individuals with respect to health, care and aging arrangements; - dealing with the legal aspects of cloud solutions for using health care data; - taking longitudinal perspectives on careers of people, providing insights in and generating preconditions for the quality of careers, which support active and healthy aging; - including ethical and religious dimensions in considerations on aging and elderly care, responding among other things to innovation, communication in cultural diversity, and gender dynamics.
The project group is particularly equipped to make such an original and innovative contribution. They can build on their expertise and experience. The assets of the group members include: extensive knowledge of the main societal challenges, and viewing these challenges as opportunities; outstanding research qualities at a top international level; a multidisciplinary approach to research integrating economics, law, humanities, psychology, and sociology; but also combining extensive knowledge of medical practices, technology, regulations, governance, and data management; drive to search for innovative ways to provide answers to societal challenges with the aim to enhance well-being for all; innovative research practices in which patients and end-users are involved in all stages of the research process (co-creation), thus integrating research and practice; ability to grasp the impact of a competitive global environment and technological innovations and translate it to revenues for EU economies and well-being of all citizens; unique and highly valued connectedness on subfields with policy-makers and the industry; excellent network among world-leading academics and national and international stakeholders; experience in translating research results into value for practice and society at large. The group is convinced that ongoing cooperation in research projects will even further improve these assets, thereby providing a unique research and valorization package to international research partners as well as national and international stakeholders. Many group members already have an international dimension built into their research, while others are willing to engage in sharing bestpractices in an international setting. The Netherlands has ample best practices, including the set-up and governance of its pension system, inclusive elderly care and health care systems. 3.6 Current and future links with other research activities within TiU Many of the group members have already intensive research contacts. These are based on the experience that mutual cooperation benefits the research of all and comprises more than the sum of its parts. The group is very much willing to explore the further development of partnerships and wants to intensify existing collaborations, also beyond Horizon 2020 initiatives. Existing partnerships, both within and outside TiU, could be better exploited than they currently are. Looking at the constellation of the group, its members believe that CentERdata and the SHARE data set offer important contributions to research on care, health and aging, not the least because SHARE already offers international comparative data which Horizon 2020 program advocates. Moreover, there are important links with other grand challenges currently being explored within TiU, such as 'Labor, Social Security and Entrepreneurship' en 'Social Cohesion and Security in a Connected Society'. Likewise cooperation with other disciplines can be exploited further at least at the national level, but preferably also at the international level. The group believes that further cooperation has added value for TiU, as the group provides a competitive research focus for one of the largest societal challenges of the next decades. 3.7 Possibilities for local, national and international collaboration All members of the group have relevant contacts at the local, national and international level, both for conducting research and for sharing advice and expertise. Moreover, the group cooperates with societal actors in co-creation processes (see description elsewhere). These contacts are continuously evolving, creating new links at all geographical levels. This network development is a deliberate strategy of the project group. Although the group already uses its network in an effective and innovative way, there is certainly much to be learned from each other, such as becoming a partner in developing draft calls for tenders, offering the ability to set the research agenda at a very early stage. Another learning opportunity is to use the input of stakeholders throughout the research process combining sound and effective methodologies, delivering strong research results and creating a high added value for society. Collaboration also offers opportunities to learn from best practices most notably at the EU or global level. The following list highlights the types of actors already present in our network and that may contribute 1 relevant input in researching care, aging and health related topics :
1
Upon request, a much more detailed list of the names of stakeholder organizations may be offered.
• • • • • • • • • •
Businesses. Including: Pharmaceutical companies, Philips, ASML, SMEs, device companies (e.g. Medtronic, Boston Scientific, Biotronik, St. Jude Medical); Regional actors. Including: Brainport, Midpoint, SER Brabant Care providers. Including: Hospitals, general practitioners, long term care providers, mental health organizations; Social partners. Including: trade unions such as FNV, CNV; employers' associations such as VNO-NCW; AWVN; European social partners; Knowledge institutes. Including: RIVM; University medical centers; NESDA; SEO; ECORYS; Pension funds pension providers, insurance companies. Including: ABP, PFZW, APG, PGGM, Achmea, ASR, NN, Aegon, CZ. Patient organizations. Including: Stichting ICD dragers Nederland; de Hart en Vaatgroep; Diabetesvereniging Nederland Educational institutes. Including: Dutch and foreign universities; Institutes for higher applied education (HBO); ROCs; Governments and supervisors. Including: Dutch Ministries Social Affairs and Employment; Health Care and Finance; municipalities (Tilburg); Provinces (Brabant); Political parties; European Commission; AFM; DNB. Organizations providing research funds. Including: NWO, ZonMw, European Commission; GAK Foundation.
The project group often forms clusters of stakeholders, as interaction between societal groups and between science and practice, which generates valuable new insights. 3.8 Possible participation of other Legal Entities such as SMEs, NGOs etc Netspar cooperates frequently with the OECD and has a number of specialized partners that could be classified as SMEs (Ortec, Cardano, ActuIT). ReflecT and Netspar have good relations with Dutch social partners and ReflecT has also good networks among European social partners and international NGOs such as the ILO, and the European Foundation. TSH collaborates in its research endeavors with the Long Term Care sector, in the Netherlands, Germany and the UK, also encompassing the SME sector supporting the long term care providers, and providers of training and certification. 4. Relevance of the theme 4.1 Relevance of the theme to priorities of Horizon 2020 'Health, demographic change and well-being' is also one of the main topics within the EU's Horizon 2020 program. Moreover, health, care and aging are highly relevant to meet the overall Europe 2020 target to deliver smart, sustainable and inclusive growth, including high labor participation levels and increasing social inclusion. The European Commission places these challenges firmly within the context of innovation and economic opportunity, for instance relating it to the Innovation Union flagship initiative, and sees it as contributing to resolving the economic crisis, to address people's concerns and to strengthen the EU's global position. For health care issues, it particularly welcomes contributions and insights from social sciences and humanities. This is one of the assets of the project group. The multidisciplinary view that the different institutes and departments of TiU have on health, care and aging, not only contribute to understanding the societal trends and challenges, but also offer insights and solutions to tackle the main challenges. This bridge that makes science valuable to society is another aspect of Horizon 2020 that the project group can live up to. Research related to health as well as the care of elderly and sound pension provisions, are likely to remain a high growth sector, which will expand globally in the next decades. There is a great need to search for new and innovative ways to make sure that current young generations also have the opportunity to remain active and productive in a healthy manner during their lifespan. The current research practices as well as the new ideas for research and dissemination that the project group has, not only fit the main priorities of the EU but also meet the specific demands concerning the research process and its merits from practices. It often links research to innovation, searches for breakthrough solutions from multidisciplinary collaborations, improves decision making in prevention and treatment provision, identifies and supports the dissemination of best practice and fosters wide uptake of technological, organizational and social innovations, empowering persons to remain active, productive and independent.
To date, the concept call of the health and aging part of Horizon 2020 has not been published. Looking at earlier versions of the Commission's work, the group proposes that its ideas fit the topics displayed in the table below. Understanding determinants of health, improving health promotion and disease prevention • Personalized medicine and multidisciplinary models of care for chronic diseases • Prevention of sick leave among employees and stimulation of early work resumption • Primary and secondary prevention of mental health problems in the general population Active aging, independent and assisted living • Promoting physical and mental health and active living throughout the lifespan • Sustainable participation of older employees in the work force • Enhancing self-care in the elderly and in individuals with physical or mental limitations Prolonging working lives and improving pension systems • Increasing pensions ages; also related to questions on promoting active aging in companies; • Financial sustainability of pension schemes; intergenerational solidarity and individual versus collective responsibility for old age income; • Matching labor market supply and demand. Developing effective screening programs • Neurocognitive assessment as a tool to enhance compliance with treatment in patients • Developing system models to improve referral and attendance to mental health care • Frailty assessment research among older adults in the general population Optimal treatment of disease • E-health intervention tools to improve patient-reported outcomes and quality of life • Intervention programs to increase personal, relational and organizational resilience • Development of monitoring systems to detect and prevent relapse following treatment Improving surveillance and preparedness • Subjective well-being/positive emotions as determinants of quality of life and self-care • Ambulatory measurement techniques to monitor symptoms and subjective well-being • Well-being in child/adolescent development and its role in fostering resilience to stress
4.2 Relevance of the theme to other programs, e.g. ‘Topsectoren’ or the Brainport Agenda The project group has contacts with relevant programs. Netspar is financially supported by the Social infrastructure agenda of NWO and the Ministry of Education. This agenda is related to the Topsectorenbeleid. Also for ReflecT the social infrastructure agenda offers future options to develop research programs. In the past, Netspar has been appointed as a 'Maatschappelijk Top Instituut (MTI)' and pensions and insurances was one of the key areas of the innovation platform. The research perspective developed earlier in this paper is highly relevant for the Brainport agenda, given the inclusion of technological developments as well as the link made between aging and pensions on the one hand and work and labor markets on the other hand. Already there are well established connections between the project group and Brainport initiatives and group members are active in Brainport's thematic clusters. Among current connections are that ReflecT cooperates in the Let's connect program of Brainport. It has a PhD candidate who explores the role of e-portfolio's to better match labor supply and demand. Let's connect clusters Brainport Development, the province of Limburg, organizations and knowledge institutes. Tranzo and CoRPS are members of the cluster 'Slimmer leven'. The connection with technological and financial innovation is relevant and links the research in a practical and meaningful way to Brainport. In its strategic report Brainport 2020, Brainport acknowledges that health, care and aging themes are compatible with its policy agenda. Brainport clusters government, care providers, knowledge institutes and companies in order to help the regional businesses to develop technological and innovative solutions to challenges concerning health, aging, and care, which matches the co-creation research processes of the project group. For businesses, this line of activities is interesting, because of their assumption that spending on health care will rise and that the demand for new health and care equipment will grow. Examples of Brainport clusters relevant to the project group are: •
Homecare which tries to find ways to let elderly and those who are needy live longer within their own homes. It wants to develop solutions supported by ICT. To this particular cluster the
•
• • •
project group may offer valuable knowledge, concerning the role of the end user: are they willing and able to use these new technologies? Are there potential questions related to privacy? What do the new technologies mean in terms of skills of long term care workers? Contacts are already in place between TILT and Brainport on this particular research theme. E-health: Although some group members have a track record in topics relevant to this cluster, it is still in development. The group has a lot to offer here as well, as it deals with questions such as how to overcome the gap between the growing demands for care and the available amount of people and skills in the work force. Cooperation 'Slimmer leven'. Group members Tranzo and CoRPS are already members of this cooperation. It is thus a highly relevant cluster to the project group and its members will continue to play an active role in its activities. Brainport Technology and Law Centre. TILT is a founding member of this expertise centre, together with Eindhoven University of Technology, various corporations and law firms. Lifetec & Health (medical technology and cardiovascular) which aims at improving health and developing products that improve health. The group wants to explore whether it can make a useful contribution to this cluster.
4.3 Effectiveness and feasibility of the proposed research for knowledge utilization There are several reasons to expect that the proposed knowledge utilization will be both effective and feasible, some of which have already been discussed in the text above. First, the co-creation practices and their success show that the project group is capable of involving stakeholders throughout the research process and engaging in two-way communication. Second, the project group has a very high value network within academia and practices, both in the Netherlands as well as in other parts of the world. The members of this extensive network have been partners before in different research initiatives, and they are more than willing to act as partners again. Third, the co-creation research processes match the operation within Brainport’s thematic clusters that actively engage various kinds of stakeholders. As indicated before, the network of the group is ever evolving and the group members are enthusiastic about developing partnerships within and outside TiU. 4.4 Link and potential link with TiU Bachelor or Master’s Programs The group provides lectures and courses to students, but also trains and supervises talented young researchers. It sees human capital formation as an important task. The CoRPS research program for instance is integrated within the 2-year Master’s Program in Medical Psychology at TiU, which trains students to become Medical Psychologists according to the scientist-practitioner model, although the Master’s also have a recently added biological track. The research of TSH is strongly embedded in international collaboration with universities in Europe, the US and Africa, providing a long-term basis for cooperation in this area and offering possibilities for the international exchange of staff and (PhD) students. The TiU initiative of ‘Professors for Development’ provides further support to this collaboration, with a strong emphasis on curriculum innovation. The work of TSH is directly relevant for Bachelor and Master courses, such as Management of Culture and Diversity, and could be linked to courses on decentralization of health care, human resources management, global dimensions of health insurance policies, social protection and EU policy and directives. TILT will connect the research done under this theme with its teaching activities in its international graduate program of Law and Technology, and its Erasmus Mundus Joint Doctorate Programme on Law, Science, and Technology, in which medicine and healthcare is one of the key sectors. TiasNimbas Health (TNH) is a recently developed ‘Lab’ dedicated to (pre)-executive healthcare education and research. This lab aims to integrate healthcare management research (research from in and outside the TiU) and education. TNH is actively searching for partners for both research as well as educational projects. Faculty working at TNH have strong connections, either with care or cure, because they work in nursing homes, care centers or hospitals. This strong connection with daily clinical practice is key in developing meaningful education and research. An initiative from TSH, includes the concept of the Aware Home, developed in cooperation with Georgia Tech and Dutch elderly care providers. TSH is involved in exchange of students and staff of Atlanta University and Dutch and German elderly care providers so as to optimize exchange between practitioners and academic innovative research. Since 2006 and until 2013 Netspar’s MSc program Economics and Finance of Aging at TiU has offered a broad overview of economic analysis (and beyond) of issues related to pensions and aging. Students receive a solid and broad academic training in the macroeconomics, microeconomics, and finance of aging and pensions. In addition, students learn how economic theories can be tested and economic
models estimated empirically to establish their value for decision-making by financial institutions and government policy. In 2013 Netspar will reposition its master’s program. The driving force behind this decision is that TiU has decided to no longer fund MSc programs with a relative low number of students (20-30 per year). Netspar has therefore decided to implement Netspar-tracks in other MSc programs that are larger. In 2013-2014 Netspar-tracks will consist of four coherent courses within the Netspar research and innovation program and a related MSc thesis. TiU will start Netspar tracks in four regular masters: Economics, Econometrics & Mathematical Economics, Finance, and Quantitative Finance & Actuarial Science. Other universities within the Netspar network are interested in implementing this Netspar track as well. Finally, mention can be made of the 2-year Master’s Program in Medical Psychology. Students are trained in research and clinical skills and how to translate research and theory into clinical practice for the better care of patients. Students have internships in the hospital in their second year with the idea of the ‘scientist-practitioner’ being the core basis of the entire Master’s Program. 5. Cooperation within Tilburg University As elaborated upon earlier in this white paper, the project group feels that TiU has a unique position to make a relevant contribution to the theme at hand. Clearly, it is the combination of relevant expertise as well as contacts that make this position unique. All members of the project group are committed to building upon this potential. In addition to the partners asked to participate in this project group, TiU houses other research groups with valuable knowledge and external relations for the domain addressed in this paper. Mention must in particular be made of CBMO. In the remaining sections of this paper, the project group describes existing links between the partners and parts of their individual track records. All this should be regarded as the separate building blocks necessary to realize the combined research ambition sketched earlier. Approximately 50% of Netspar’s research is executed by researchers affiliated with TiU. The founding fathers (Bovenberg and Nijman) are still very much involved in Netspar. Four of the six PILcoordinators (Bovenberg, Van Soest, Wilthagen, Werker) are affiliated with TiU. Also researchers from the School of Social and Behavioral Sciences (TSB) and from TiasNimbas are involved. Specific questions on Netspar’s research questions are clearly related to those of Tranzo, ReflecT, Competence Center for Pension Research, Tiber and TILEC. ReflecT is an inter-facultary and multidisciplinary research institute initiated and coordinated by Tilburg Law School in which Tilburg School of Economics and Management and TSB are involved as well. ReflecT has excellent contacts and cooperation with in particular the following institutes: the Department of Labour Law and Social Policy – currently chaired by Ton Wilthagen - CentERdata, PMC (The People Management Centre) of TiasNimbas, Tranzo, Netspar and TiSIL (Tilburg Social Innovation Lab). TSH and ReflecT (Ton Wilthagen and Mirjam van Reisen) formed and coordinate a group, with a view to bringing together the multidisciplinary academic expertise in Tilburg University in the following areas: International long term care labor markets and social protection (Ton Wilthagen, Mirjam van Reisen); Circular migration in long term care - demography and social/cultural dimensions (Jolanda Asmoredjo, Johan van Rixtel); Cultural, religious, ethical dimensions of Circular Migration an Innovation in long term care (Erik Borgman, Jan Jans, Veerle Draulans); International Innovation Technology transfer (Morag Goodwin, Max Louwerse, Anton Vedder, TILT); Show case/living cases on circular migration twinning in long term care (Gerard van Oortmerssen). The area of Innovation is led by Morag Goodwin (TLS) and Max Louwerse (TSH). Erik Borgman, Jan Jans and Veerle Draulans collaborate on the ethical and (inter)cultural dimensions. TILT (Anton Vedder, Ronald Leenes) is also involved in Jaap van den Herik’s Tilburg Big Data Lab initiative concerning normative (ethical, legal, general adoption/uptake issues) and empirical (sociological, psychological, STS) research regarding technologies such as e-health, e-coaching, telemedicine, enhancements, robotics, cloud computing in both international and national contexts. TILT has also relevant research contacts in the particular domain of health & care with CBMO and Tranzo, out of which also initiatives for tendering have already been made. Specifically related to the Health, care and aging theme, the group finds it could benefit greatly from the knowledge and data panels of CenERdata and SHARE.
6. Existing and potential partners outside Tilburg University All partners are well-known TiU research groups with extensive and strong contacts with leading partners relevant to the theme. Given the reputation of the TiU groups, it is expected that these partners are willing to participate in a larger consortium when asked. For example, Netspar develops the actual creation of a community in which public and private parties in the service industry can cooperate with policy makers and with researchers in the social sciences in an efficient and mutually beneficial way to stimulate social innovation. The independent Breimer committee concluded: “The network Netspar has created, linking science and society is also of exceptional high quality. Netspar can therefore also be seen as an excellent role model for others to emulate”. TiasNimbas Health (TNH) is a recently developed ‘Lab’ dedicated to (pre)-executive healthcare education and research. This lab aims at the integration of healthcare management research and education, and is therefore actively adding partners to its network for research and education. The researchers of CoRPS work closely together with medical specialists both nationally and internationally, and has strong and ongoing strategic collaborations with two teaching hospitals, St. Elisabeth and TweeSteden in Tilburg, a longterm partnership with the CancerRegistry South (IKZ), and a General Practitioners Support Collaboration (POZOB) in the region. They work on a joint and interactive research agenda with primary focus on patients with somatic and psychological disorders to optimize the well-being and quality of life of patients and prevent disease progression. CoRPS also provide education to healthcare professionals that are partly sponsored by industry and patient organizations. Some CoRPS staff members both have a scientific and clinical training and combine scientific work at the university with a professional career in the clinical setting. TSH collaborates with local organizations of long term care providers in the EU, which represents an entry point in defining and responding to challenges. This group of long term care providers in EU countries therefore functions as the group of ‘launching customers’. Collaboration is further extended to local organizations placed in the context of international cooperation, providing entry into the health and long term care sectors globally. Ongoing collaboration is taking place with members of the private sector (with multinational operations) to identify the trends in innovation as they may impact on the overall research question. These new networks of collaboration provide new strategic entry points that enhance research but also provide new potential ways to test the research in real-life setting. RIVM has already expressed its willingness to explore synergies stemming from joint projects with Tranzo in the area of healthy aging. TILT has research contacts with RIVM also, focusing on legal challenges to adequately protect health data as well as the regulatory consequences of the development of biobanks. In this domain, TILT also has a long-standing relationship with Philips as do some staff members within CoRPS. Highly important as well are the unique contacts of Tranzo and arrangements with outside partners, which is also true for CoRPS (see text above). Through interdisciplinary scientific research in collaboration with professionals, the mission of Tranzo is to obtain, to further develop, and to exchange knowledge in the field of (health) care and welfare. In so-called ’Academic Collaborative Centers’ university staff and staff from collaborating organizations (e.g., public and mental health care organizations, (local) governments, national centers of expertise) work together (co-creation) on the basis of long-term research programs jointly agreed by Tranzo and the organizations involved. In addition to the research programs, participants collaborate on knowledge exchange by sharing knowledge, experience and initiatives. The goal is to support organizations to apply evidence-based practice. A central role is played by the so-called ’scientist- practitioners’, i.e. professionals working partly in the field and partly within the university. Most scientist-practitioners affiliated with Tranzo conduct research in their area of expertise, which in most cases results in a Ph.D. Both scientific output and societal relevance are critical to Tranzo. A key item is how science and practice are linked. Tranzo places this process in a broader perspective. It is not a one-way communication from university to practice but it concerns an ongoing interaction between science and practice, i.e. a process of cocreation. Tranzo has successfully worked on optimizing the balance between striving for societal impact versus academic excellence. As a result Tranzo’s Academic Collaborative Centers have become a model of good practice for TiU as a whole. Within the Academic Collaborative Centers, core research themes include supply/demand issues in (Dutch) healthcare, quality of care, quality of life and the development of evidence-based practice. 7. Previous experience As regards previous experience, the project group feels that the details have already been provided in answering the above questions. Should more detailed information be necessary, the partners are happy to provide the relevant information.
2.4.4.15c White Paper Sustainability
Framework White Papers Strategic Plan 2013-2017 1. Title Understanding Sustainability 2.
Members of the Project Group
Voorzitter: Klaas Sijtsma (decaan TSB) Secretaris: Floor Fleurke (TLS) Leden: Hilde Baert (TiasNimbas) Hans-Georg van Liempt Hans Mommaas (TSB) Jonathan Verschuuren (TLS) Aart de Zeeuw (TiSEM) 3.
Description and relevance of the theme
Context This White Paper, Understanding Sustainability, explores how TiU is positioned to engage with the numerous sustainability paragraphs in the Horizon 2020 (H2020) program. The analysis that follows is of an institutional and strategic nature. Therefore, beyond the articulation of some fairly generally worded ambitions that capture TiU’s unique strengths and ambitions, it is not primarily intended to offer any particular research project or theme that ought to be prioritized over alternative themes. That approach is appropriate because: a. The H2020 sustainability program is a multi-annual program (2014-2020) of unparalleled breadth, allowing the accommodation of an almost limitless range of sustainability-related research ideas under any of its three pillars (excellent science, competitive industries, societal challenges); b. The need from which this White Paper has arisen itself is managerial/strategic, rather than substantive/academic. Europe 2020 is the EU’s growth strategy for the current decade: “In a changing world, we want the EU to become a smart, sustainable and inclusive economy.’’ Horizon 2020 is the EU’s research program for the implementation of the Europe 2020 agenda, which must lead to smart, sustainable and inclusive growth, thereby improving the competitive position and the productivity of the EU in a globalized world for present and future generations. Sustainable development is therefore the overarching theme of the H2020 program. Indeed, a sustainable environment is prerequisite for all present and future human aspirations. Yet, in both developed and developing nations, rapid environmental decline in its countless manifestations is now hindering the realization of even the most essential human needs (freedom, shelter and food as articulated in a range of human rights treaties). Sustainability thereby is the single most important societal challenge facing humankind, a fact reflected by the fact that by far the largest proportion of the overall EU research budget earmarked for sustainability research. 1
1
It is difficult to calculate the exact amount, but estimates vary between 30% and 60%.
Understanding Sustainability On the basis of countless experiments, conservation psychologists have shown that the root cause for environmental decline resides in human behavior rather than in human nature. This implies that the quest for environmental sustainability in fact is a quest to influence and organize human behavior in novel and innovative ways. As a leading and internationally recognized research-led university specializing precisely on human behavior and its societal implications, TiU is much better positioned than most of our competitors to take up that challenge. This is also true because the organization of human behavior in pursuit of sustainability calls for innovative collaborative efforts of disciplines that are all well represented at TiU. Economists, legal scholars, psychologists, sociologists, anthropologists, philosophers; each possess parts of the invaluable knowhow needed to steer humankind towards a sustainable future. In fact, the EU’s explicit quest for ‘social innovation’ as a means to achieve the transition towards a sustainable, innovative and competitive society, which is at the core of the H2020 program, fully coincides with the research ambitions of TiU. In general terms, the overarching objective of TiU’s future H2020 research programs is to operationalize notions of sustainability into concrete governance proposals. These, more concretely, are articulated conceptually, methodologically as well as procedurally, calling for collaborative endeavors involving all the disciplines represented at TiU. Our joint efforts are geared towards the development of a coherent sustainability governance portfolio. The portfolio consists of different modes of environmental governance: societal,2 market-based,3 legal,4 and technological.5 It offers general policydirections as well as concrete policy-tools to operationalize the EU’s sustainability agenda. These ambitions are realistic because of the multidisciplinary infrastructure and reputation that TiU has, and the resulting potential to draw on the approximately 30 billion Euro earmarked for multidisciplinary sustainability research. Effective coordination of TiU’s research potential will be a decisive factor determining our ultimate success in capitalizing on these chances, however. In that respect, it is crucial that, since 2009, TiU has invested in the Tilburg Sustainability Center (TSC), which was launched by Vice-President Al Gore. TSC is a virtual institute, combining the forces of researchers from different departments and different Schools. With its DNA derived from economics, law, finance and ethics, TSC is ideally suited to take up this coordinating role.6 The H2020 program could not come at a better moment for TSC, as TSC is now, after an excellent midterm review, transiting from start up to consolidation 2 Social regulation (often also referred to as self-regulation) in many different manifestations has been subject of research projects in particular in TLS, TSB, TELOS and TSH. This also includes research into a stream of bottom up initiatives as innovative solutions for sustainability issues, especially at local and regional level carried out by Tilburg School of Politics and Public Administration 3 Market-based regulation and governance are traditionally the focus of interest in TiSEM, TIAS NIMBAS and (in good part through TILEC) TLS. 4 TLS is recognized to be one of the leading Law Schools in which a broad and inclusive concept of regulation has been studied in numerous contexts, including environmental law and climate law. 5 Technologies as sources of regulation are subject of various (EU) research projects in TILT (TLS), which entertains excellent relations with locally based global high-tech industries. 6 TSC researchers are spread over the following departments: the departments of Economics and Finance, and TELOS (TiSEM); the department of European and International Public Law (TLS); the department of Leisure Studies and Organization Studies (TSB); and the departement of Philosophy (TSH).
Specifically, the Sustainability theme under H2020 comprises three broadly conceived societal challenges: -
-
-
Food Security, Sustainable Agriculture, Marine and Maritime Research and the Bioeconomy: its main aim is making the best of our biological resources in a sustainable way. The objective is to help secure sufficient supplies of safe and high quality food and other bio-based products, by developing productive and resource-efficient primary production systems and fostering related ecosystem services alongside competitive and low carbon supply chains. This will accelerate the transition to a sustainable European bio-economy. Climate action, resource efficiency and raw materials: The objective is to achieve a resource – and water – efficient and climate change resilient economy and society, the protection and sustainable management of natural resources and ecosystems, and a sustainable supply and use of raw materials, in order to meet the needs of a growing global population within the sustainable limits of the planet's natural resources and eco-systems. Smart, green integrated transport: The specific objective of the Transport Challenge ‘Smart, green and integrated transport’ is “to achieve a European transport system that is resource-efficient, climate- and environmentallyfriendly, safe and seamless for the benefit of all citizens, the economy and society”.
The Commission recently (22 and 26 of June 2013) issued Work Programs for these societal challenges consisting of Focus Areas and Specific Challenges, which are summarized in Annex I. Importantly, sustainability as an overarching theme cuts right across the other five challenges as well. 4.
Proven track record and existing FP7 network
TiU can rely on an impressive and proven track-record in the field of sustainability research. In part this is institutionalized in a specialized multidisciplinary Tilburg Center for Sustainability and a number of Centres of Excellence with an international reputation for research excellence. Scientific track record: The research output of TSC between 2009-2012 was assessed as ‘very good to excellent’.7 In that period members of TSC published 108 scientific articles related to sustainability, 23 published in journals with an ISI factor of 2.0 or higher, and 34 in journals ranked in the top 25% in terms of impact in their respective fields. Many individual TSC members have outstanding academic reputations, reflected by received research grants, prizes and awards, their editorships, editorial boards of (international)journals and academic networks, and the (co)organization of research seminars and conferences. TSC has a clear focus on climate change, environmental economics, corporate social responsibility and sustainable investment, that- according to the midterm review committee aligns ‘perfectly with what will be the issues in Horizon 2020’. This last statement is substantiated by previous experience in EU’s Seventh Framework Programme for Research (FP7), which is a well-known indicator for future EU funding. Examples of recent EU funded projects are:
7
See Report of Midterm Research Review Committee (2012).
-
-
-
-
5.
TSC and CentERdata are partner in IMPACT, a project that aims to assess, measure and monitor the economic, societal and environmental impacts arising from CSR policies and practices in Europe, 2010-2013.8 TSC is involved in the European research project ‘Economic Instruments to Achieve Climate Targets in Europe (ENTRACTE), 2012-2015.9 TSC is partner in Green Lifestyles, Alternative Models and Up-scaling Regional Sustainability (GLAMURS), 2014-2017: What are the most important factors influencing sustainable lifestyles, and how do they interact in influencing patterns of time-use and consumption decisions related to them? The tools used in the analyses are from economics and psychology; an important part of the project is devoted to bring these two disciplines together. 10 TSC is member of the Malta Forum on Legal Issues for Adaptation to Climate Change (2011- present): an informal Forum of legal experts in this field from the universities of Leuven, Malta, Utrecht, Imperial College London, University College London, FEEM (Italy) and Tilburg, supported by the European Commission (DG Climate Action). TILEC is partner in GRASP (2009-2013): Growth and Sustainability Policies for Europe: scrutinizing against the economic literature on innovation EU policies in the areas of competition, intellectual property, sectoral regulation and standardization).11 Cooperation within Tilburg University
It is apparent that TiU already has a solid and tested infrastructure in place that is ready to engage with the unique challenges that the sustainability package in H2020 offers. This infrastructure is distinctively university-broad and is even extended beyond the network organization of TSC. For example, Telos is involved in research with respect to the construction, both conceptually and operationally, of more interactive multidimensional monitoring and development tools and practices, able to stimulate and facilitate sustainable development strategies. Telos does this on the fringes between scientific knowledge and innovative practice, in collaboration with both academic and societal partners, thus enabling a more integrated and multi-disciplinary but at the same time development oriented knowledge environment. Similarly, in the search for innovative solutions for sustainability issues Research is being carried out by the Tilburg School of Politics and Public Administration on various bottom up initiatives, such as public-private partnerships, self organization and self governance. TILEC has built up know-how that combines insights from economics and law that helps policy-makers develop the most effective policies (e.g. regarding energy policy). See http://www.csr-impact.eu. 16 consortia members, including KU Leuven, Copenhagen Business School, INSEAD, Intl. Centre for Corporate Social Responsibility at Nottingham University, MIP Politecnico di Milano, Vienna University of Economics and Business. 9 See http://entracte-project.eu. Partners are: Potsdam Institute for Climate Impact Research, London School of Economics and Political Science, Centre for European Economic Research, Imperial College of Science, Technology and Medicine, Ragnar Frisch Centre for Economic Research, AP EnvEcon Ltd. 10 Partners are: Universidade da Coruña (Coordinator), University of Bath, Norwegian University of Science and Technology,Helmholtz – Centre for Environmental Research, Delft University of Technology, Otto-von-Guericke Universität Magdeburg, Università Roma Tre, James Hutton Institute, Universitatea de Vest dinTimisoara, Sustainable Europe Research Institute, Austria. 11 See http://grasp.cepr.org/. Partners are: European Centre for Advanced Research in Economics and Statistics of Free University Brussels, Università Commerciale Luigi Boconni, Deutsches Institut für Wirtschaftsforschung, Esopcentre for Equality, Social Organisation and Performance of Oslo University. 8
INTERVICT is associated with cutting-edge research combining psychology and law generating insights pertaining to the position of victims of environmental decline (e.g. relating to mass climate migration). Within its current or future Pension Innovation Labs (PILs), NETSPAR can be encouraged to capitalize on its expertise regarding institutional investors and pensions by exploring the scope for sustainable investment in that context. In short, these Centers possess expertise that is highly pertinent in the context of sustainability research. This also applies to other centers, perhaps in particular TILT, that has an extended network with centers of technological expertise such as Philips, TNO, Tu/e, Microsoft. The latter company is also TILEC’s partner, as are such firms as Qualcomm and, most recently, ASML. 6.
Existing and potential partners outside Tilburg University
It is clear that TiU possesses a research focus (as a specialized university) and approach (multi-disciplinarity and international orientation) that make it a very strong contender for these sustainability related research projects under the H2020 Program. TiU’s efforts to develop a distinctive notion of ‘social innovation’ will add to these chances. This is because sustainability policy involves numerous stakeholders other than government, so that endeavors (often in the form of ‘pilots’) in the context of social innovation research that are likewise characterized by the involvement of numerous stakeholders are entirely consistent with TiU’s profile as a center for sustainability research. This is exemplified by TiU’s participation and commitment in projects that foster a ‘smart region’, such as Brainport or a more global platform, such as FSinsight where top scholars, policy makers and members of the business community can share knowledge of and experience with policy, business and sustainability. TiU’s TiasNimbas Business School has access to a large network of Business partners. Corporations like Unilever, DSM, Desso are partners of the business school and are major global players in the world, already impacting global sustainability challenges. TiU researchers are also involved in numerous applied research projects with relevance for society and other stakeholders. For example, Telos has developed a sustainability monitor and action based research on regional development, and has built a reputation in these areas that has been spreading outside the region in recent years. Researchers also take place in a large number of (national, e.g. VROM-Raad and international, e.g. IPCC) advisory councils. Another avenue to stimulate knowledge exchange broadly is by cross-sectoral agreements. The following chairs are contributing in this way: - Herman Vollebergh is in Tilburg for one day a week to exchange expertise for research projects and grant proposal between the Netherlands Environmental Assessment Agency (Planbureau voor de Leefomgeving) and TSC. - Hein Fleuren holds the TNT Express chair. He won the Franz Edelman Award 2012 for a logistics project that saved more than 290 million kg CO 2 while increasing the volume of food aid delivered to developing countries. - Kees Bastmeijer holds a chair on Nature Conservation Law and Water Law that is sponsored by the Province of Noord-Brabant, regional Water boards and regional NGOs. - Bastiaan Zoeteman holds a special chair in Sustainability policy in international perspective financed by Triodos Foundation. - Roel in ‘t Veld will be holding the UNESCO chair in Governance of Sustainability - In the near future an additional sustainability chair will be established, sponsored by Booz & Company. Moreover, in view of its transnational nature, the theme of sustainability is at the core of important strategic global alliances in the sphere of postgraduate teaching. Thus, a delegation from TLS has advanced plans for a joint LL.M. in Sustainability and Law and a
joint doctorate. Sustainability is also one of four prioritized themes in the Law Scool's Global Law Leage. Collaborative initiatives with upcoming markets (Brazil, Indonesia, China, Latin Ametica in particular) centre on various environmental courses at post and undergraduate levels. Other teaching programs offered by TiU also have integrated the theme of sustainability in their program (e.g. the FT MBA program deepens the student's understanding of society, educates the links between business and society and the impact that they will have as a manager on society and the sustainability challenges) or in specific courses (e.g. Environmental Economics, Climate Law). 6.
Future steps
When it comes to thinking about the vital next step of conceiving concrete themes under the H2020 sustainability agenda, it is suggested to take into account the following guiding principles: 1. The work programs (see annex I) are too broadly conceived to serve as research themes in their own right. Choices must therefore be made to focus on specific aspects consistent with the (vocabulary of) those programs. 2. Those choices must be informed as far as possible by existing TiU research priorities and strengths, so as to make the most effective use of time and our reputation. In the work programs, there is ample attention for governance related research in such areas as climate change, food security, marine conservation, transportation. Depending on the calls at hand, there are many opportunities for TiU researchers in these and other areas. 3. It would appear both logical and most time-efficient to assign TSC a lead role in identifying and elaborating those themes and associated researchers. Once identified, the themes should be conceived in an inclusive fashion, allowing others to join and add to the original idea(s). It is more than unlikely that for any given theme all necessary expertise will be represented within TiU. In fact, the EU requires outside participants so that at an early stage suitable partners should be identified. Given the enormous amount of current and past partners,12 we aim at inviting partners with whom researchers have a successful past or current relationship. Those partners include universities, as well as government agencies, industry, and NGOs. ANNEX I: Summary of the Work Programs for the societal challenges consisting of Focus Areas and Specific Challenges A. Work Program Food Security, Sustainable Agriculture, Marine and Maritime Research and the Bio-economy (2014-2015) In 2014 – 2015, the Work Programme of Societal Challenge 2 is composed of 3 calls. Emphasis is given to two focus areas: Sustainable Food Security (one Call) and Blue Growth, with a view to unlocking the potential of our oceans (one Call). Furthermore, a General Call on Societal Challenge 2 will address other main EU priorities relevant to food security, sustainable agriculture, marine and maritime research and the bio-economy. Activities under this Societal Challenge also Apart from the partners mentioned above, it should be stressed that TiU is represented in many research networks aimed at sustainability, such as the IUCN Academy of Environmental Law (see http://www.iucnael.org, 170+ members in 54 countries) and the Law Schools Global League (see https://www.lawschoolsgloballeague.com, 25 members) , both in the field of law. TSC cooperates with a range of partners, such as the Stockholm Resilience Centre, Global Network for the study of Human Rights and the Environment, Statistics Norway, FEEM, etc. 12
contribute to other focus areas, such as " Waste: a resource to recycle, reuse and recover raw materials" (calls published under another part of this Work Program). Finally, activities with a strong innovation and industry drive will be implemented though the Article 187 Public-Private-Partnership on bio-based industries.13 B. Work program Climate action, resource efficiency and raw materials (2014-2015) In this Work Programme, activities will contribute strongly to the Focus Areas 'Waste: a resource to recycle, reuse and recover raw materials', 'Water innovation: boosting its value for Europe', 'Blue growth: unlocking the potential of the oceans' and ' Disaster- resilience: safeguarding and securing society, including adapting to climate change', while also contributing to the Focus Areas ' Smart cities and communities', 'Low carbon energy' and 'Energy-efficiency'.14 C. Work programme transport challenge (2014-2015) The Specific Program is structured in four broad lines of activities aiming at: Resource efficient transport that respects the environment and public health, Better mobility and accessibility, less congestion, more safety and security, Global leadership for the European transport industry, Socio-economic and behavioural research and forward looking activities for policy making. The specific challenges will be organized in such a way as to allow for an integrated and mode-specific approach as appropriate”. Therefore, the contents of the “Mobility for Growth” call has been organized according to Areas addressing mode-specific challenges (aviation, railroad, etc.), Areas addressing transport integration specific challenges (e.g. urban, infrastructures, intelligent transportation systems), Areas addressing cross-cutting issues (Socio-economic and behavioural research and forward looking activities for policy making, Small business innovation research, Inducement prize).15
Derived from EC, Work Programme 2014-2015, Horizon 2020 Specific Programme for Societal Challenge 2: FOOD SECURITY, SUSTAINABLE AGRICULTURE, MARINE AND MARITIME RESEARCH AND THE BIO-ECONOMY. 14 Derived from EC, Work Programme 2014-2015, Horizon 2020, Climate action, resource efficiency and raw materials (version 24/06/2013). 15 Derived from EC, Work Programme 2014-2015, Horizon 2020, transport challenge (version 24/06/2013). 13
2.4.4.15d White Paper Big Data in a network society
Understanding & Governing Big Data in a network society White Paper Strategic Plan 2013-2017
1. Title
The original title ‘Social Cohesion and Security in a connected society’ is changed in ‘Understanding & Governing Big Data in a network society’. The project group believes that this title better matches the content of our proposal, fits perfectly within TiU’s mission statement and still accords to the themes mentioned in the EU Horizon 2020 agenda. 2. Members of the Project Group
Chair: Secretary: Members:
Lex Meijdam (decaan TiSEM) Nicole Maalsté (TLS, TSPB) Jan Blommaert (TSH) Ronald Leenes (TLS, TILT) Rianne Letschert (TLS, INTERVICT) Tamara Metze (TLS, TSPB) Bartel v.d. Walle (TiSEM)
3. Description of the theme
The mission of Tilburg University is to make a structural contribution towards society: science must matter in the real world. Currently the world faces several major changes. One of these changes is the data deluge – the swelling flood of data that is being generated and stored about virtually every aspect of our lives and that is increasingly used to identify patterns of behavior and make correlations and predictive assessments on which firms, governments and NGOs base th eir policy decisions. The term “Big Data” refers to these datasets, which size is beyond the ability of typical database software tools to capture, store, manage and analyze. Nowadays, only a small part of the potential of these data is actually used, but its influence on society is rapidly increasing. Big data is a meme and a marketing term, but also shorthand for advancing trends in technology that open the door to a new approach to understanding the world and making decisions. Big Data will change scientific paradigms. Notions of causality will increasingly give way to correlation as we try to make sense of patterns in the data. The “Big Data revolution” will have significant, structural effects on society. Big Data affects just about everything: business, government, science, medicine, fundamental values, and even the way we think. According to Mayer-Schönberger & Cukier (2013), Big Data will increasingly become “part of the solution to pressing global problems such as addressing climate change, eradicating disease and fostering good governance and economic development.” Therefore, a university aiming at Understanding Society should invest in understanding the effects of Big Data in a network society.
In particular, the proposed theme aims to examine the social costs and benefits and the boundaries of the use of Big Data: the area of tension between using Big Data to optimize business processes, stimulate innovation and economic development and addressing important problems facing society on the one hand, and defending fundamental rights such as privacy, autonomy, dignity and social inclusion of human beings on the other hand. In short: how can the social benefits of using Big Data be maximized and the social costs be minimized? In addition, research should also address the methodological developments (analysis of techniques etc.) relating to Big Data. Big Data and a network society In the last decades, we are witnessing the rise of the ‘database nation‘, a society that increasingly depends on private and public databases to make decisions (Garfinkel 1999) and the emergence of the ‘network society’, a social organisation based on technical, organisational and socioeconomic networks (Castells 1996). These developments underpin an increasingly complex, and vastly interconnected, practice in which governance is transformed. The governance of businesses, countries and knowledge is influenced by a shift from more hierarchical steering to network forms of collaboration. Increasingly, it is a plurality of entities that combine and analyze large data sets through data mining and profiling to serve public policy and business processes. Innovations in storage capacity, data aggregation techniques and crosscontextual linkability enable new forms of idiopathic predictions. Opaque, anticipatory algorithms and social graphs allow inferences to be drawn about people and their preferences, anticipating and responding to their future needs and concerns (Kerr 2013). This is part of what is being called Big Data: a cultural, technological and scholarly phenomenon that rests on the interplay of Technology; maximizing computation power and algorithmic accuracy to gather, analyze, link, and compare large data sets; Analysis: drawing on large data sets to identify patterns in order to make economic, social, technical, and legal claims; Mythology: the widespread belief that large data sets offer a higher form of intelligence and knowledge that can generate insights that were previously impossible, with the aura of truth, objectivity and accuracy (boyd & Crawford 2012). Data mining and profiling Big Data Analytics (BDA) uses advanced statistical methods for data mining and machine learning to discover new knowledge in databases (KDD). The city of New York, for example, has used BDA to find new efficiencies in almost everything: from disaster response, to identifying stores selling bootleg cigarettes, to steering overburdened housing inspectors directly to buildings most in need of their attention. The 2012 Obama campaign used sophisticated BDA to build an immense political machine for identifying supporters and getting out the vote. (New York Times, June 10, 2013). Within BDA much emphasis is put on profiling, the formation of general models on the basis of data from a number of individuals. Profiles can be distinguished in individual profiles, which describe attributes of an individual, and group profiles, which describe a set of properties of a particular group. Group profiles consist of non-distributive properties, which are valid for the group and for individuals as members, though not for those individuals as such, and distributive properties, which are valid for each individual member of a group and as individual (Vedder 1999). Profiles allow us to make inferences about individuals on the basis of classifying them in the correct profile, but (non-distributive) profiles also may lead
to wrong inferences (not every 19 year old male is accident prone, although as a group they are). Paradigm shift? Big Data not only refers to very large data sets and the tools and procedures used to manipulate and analyze them, but also to a ‘computational turn’ in thought, research and society. It marks a shift from causation to correlation and the belief that models are no longer necessary to understand complex phenomena. That the data speak for themselves, that “Petabytes allow us to say: ‘Correlation is enough.’ We can stop looking for models. We can analyze the data without hypotheses about what it might show. We can throw the numbers into the biggest computing clusters the world has ever seen and let statistical algorithms find patterns where science cannot” (Andersson 2008). This shift may potentially have a significant effect on (social) sciences because there may be a shift from operating on samples to using massive data sets and away from hypothesis testing to finding correlations. Moreover, it contributes to shifts in the way companies, knowledge institutes and nation-states are being governed. Blueprint planning and governing are no longer necessary or desirable; the data speak for themselves. Social benefits and costs This use of Big Data brings great social benefits, including better management decision making and increasing operational efficiency in firms (Mc Guire, Manyika & Chui 2012) or governments, ‘free’ online services, lower financial risks, better medical diagnosis, and a safer society (Mayer-Schönberger & Cukier 2013). Edith Ramirez, chairwoman of the Federal Trade Commission (FTC), emphasizes in a speech on August, 19 2013 that Big Data will bring changes in ways that may be unimaginable today: “Unlocking the potential of big data can, for instance, improve the quality of health care while cutting costs. It can enable forecasters to make increasingly precise predictions about weather, crop yields, and spikes in the consumption of electricity. And big data can improve industrial efficiency, helping to deliver better products and services to consumers at lower costs. Big data has given birth to an array of new companies and has helped existing companies boost customer service and find new synergies.” According to research by MGI and McKinsey's Business Technology Office, Big Data will become a key basis of competition, underpinning new waves of productivity growth, innovation, and consumer surplus. They conclude that leaders in every sector will have to grapple with the implications of Big Data, not just a few dataoriented managers. “The use of Big Data is becoming a crucial way for leading companies to outperform their peers […] In most industries, established competitors and new entrants alike will leverage data-driven strategies to innovate, compete, and capture value. Indeed, we found early examples of such use of data in every sector we examined” (Manyika et al. 2011, p.6 and 8). In healthcare, data pioneers are analyzing the health outcomes of pharmaceuticals when they were widely prescribed, and discovering benefits and risks that were not evident during necessarily more limited clinical trials. Other early adopters of Big Data are using data from sensors embedded in products from children’s toys to industrial goods to determine how these products are actually used in the real world. Such knowledge then informs the creation of new service offerings and the design of future products.
Big Data will help to create new growth opportunities and entirely new categories of companies, such as those that aggregate and analyze industry data. Many of these will be companies that sit in the middle of large information flows where data about products and services, buyers and suppliers, consumer preferences and intent can be captured and analyzed. Forward-thinking leaders across sectors should begin aggressively to build their organizations’ Big Data capabilities. In addition to the sheer scale of Big Data, the real-time and high-frequency nature of the data are also important. For example, ‘nowcasting,’ the ability to estimate metrics such as consumer confidence immediately - something which previously could only be done retrospectively - is becoming more extensively used, adding considerable power to prediction. Similarly, the high frequency of data allows users to test theories in near real-time and to a level never before possible” (Mc Guire, Manyika & Chui, 2012). Moreover, Big Data might improve the way democratic decision making takes place by making it more transparent, more knowledge based – both including expert knowledge and experiential knowledge and more engaged and collaborative (Noveck 2009, p.10). Although the use of Big Data has the potential to bring great social value, it also has potential undesirable effects. Big Data often concerns data about individuals and hence privacy issues arise. In addition, data are often used beyond the purposes for which they were originally collected, challenging the notion of purpose limitation, one of the fair information practices that has guided data processing the last three decades. People who are affected by BDA are often ignorant of the data and algorithms used to judge or decide about them. This lack of involvement and participation of those affected by Big Data creates challenges to fundamental rights in our society. Decisions based on inferences from Big Data may be biased and incorrect and result in stigmatization and discrimination, unfair treatment, deindividualisation, loss of autonomy, one-sided supply of, and confrontation with unwanted information. Big Data thus can also undermine social cohesion, security and other social values and fundamental rights in society. Therefore, the use of BDA also brings social costs. This provides another reason for a university aiming at Understanding Society to invest in understanding the effects of Big Data. Social and responsible innovation Big Data will provide the underpinning of many social innovations. Social innovations increasingly will be founded on knowledge and become more ‘evidence based’. This knowledge will partly be uncovered by exploring large amounts of data. Big Data will thus facilitate new arrangements and practices to evolve in both the public and private sector affecting governance on all fronts and potentially increasing efficiency and efficacy. Using Big Data in a socially responsible way is becoming increasingly important. Private firms, governments and NGOs should be aware of the potential value of using Big Data, but also of the potential negative effects of gathering and using massive amounts of (personal) data for automated judging and deciding about individuals. The challenge is to maximize the social benefits and minimize the social costs of using Big Data. According to Edith Ramirez, for example, giant companies that acquire and maintain large sets of consumer data should be responsible stewards of that information. She states that the time has come to reconsider limits on data processing: “to the extent that privacy protection is needed, the focus should be on after-the-fact use restrictions, not on limiting collection” (August, 19 2013). Or
to speak with Mayer-Schönberger and Cukier, Big Data can help us to “quantify and understand the world,” but they also warn us for falling prey to the ‘dictatorship of data’: “We must guard against overreliance on data,” they write, “rather than repeat the error of Icarus, who adored his technical power of flight but used it improperly and tumbled into the sea.” Possibilities for cooperation Understanding Big Data and in particular the social costs and benefits of using Big data is a theme that can be studied from many different disciplines within social sciences and humanities. As such, it is a perfect theme for Tilburg University to strengthen its profile as an inspiring, innovative, connected research university. As elaborated below, many links exist with current high quality research in the schools of Tilburg University. Moreover, a large number of partners outside Tilburg University already participate in this kind of research and we can present an impressive list of partners that potentially can be involved. Finally, given the relevance of the theme for, for example, the European Commission and the Brainport Agenda (also elaborated below), the prospects for acquiring external funding for research under this theme are very promising. 4. Relevance of the theme
Horizon 2020 Understanding Big Data is important to establish prosperous, innovative, inclusive and secure societies. Starting in September 2012, the European Commission funded a 2-year-long Big Data Public Private Forum through their Seventh Framework Program to engage companies, academics and other stakeholders in discussing Big Data issues (FP7-ICT project reference 318062). The project’s aim is to define a strategy in terms of research and innovation to guide supporting actions from the European Commission in the successful implementation of the Big Data economy. Outcomes of this project are used as input for Horizon 2020. The Strategic Program of Horizon 2020 states that internet and the web have become the key vehicles for innovation and creativity across the economy and society. ICT technologies boost productivity, innovation, commercial exchanges and societal changes: “Under the first Horizon 2020 work program, ICT activities will focus on the integration of advanced networks, of cloud computing with huge data processing capabilities, and of sensing and communicating devices to build smart connected environments to enable new classes of applications with high impact. Similar to Key Enabling Technologies (KETs), such environments will be of strategic significance both for consumer markets and for the enterprise world. They will ensure that industry, public sector and society are equipped with a top range information infrastructure”(p. 12). At the same time, the Strategic Program of Horizon 2020 stresses the importance of digital security. The lack of confidence in the security of ICT products is seen as a barrier to the growth of the economy. Therefore researchers are invited to develop solutions to protect the society and economy against accidental or man-made disruptions of the information and communication technologies, provide solutions for end-to-end secure ICT systems, services and applications, safeguard the human right of privacy in the digital society, provide the incentives for the industry to supply secure ICT and stimulate the uptake of secure ICT: “The aim is to ensure cyber security, trust and privacy in the Digital Single Market, increasing citizen's participation in the
digital society, whilst at the same time improving the competitiveness of the EU security, ICT and service industries. Actions in this area will support the EU 2020 Flagship Initiative on a Digital Agenda for Europe and the upcoming EU Cybersecurity Strategy� (p. 22). The proposed focus on Big Data in this White paper fits squarely within these strategic themes. It acknowledges the importance of data and networks as drivers for economic growth and well being, while at the same time calling attention for important global values, such as privacy and autonomy that are of paramount importance to gain and maintain trust of individuals in a connected society. Brainport Brainport 2020 focuses at reinforcing regional competiveness by stimulating innovation. Close collaboration with public partners, sciences and enterprises therefore is seen as a crucial. Innovation today means more than purely traditional industrial innovation; it covers both technological and social innovation; it deals with the manufacturing sector, but also with the services sector. Innovation involves complex learning processes, “informal� or tacit knowledge, experimentation, testing and new product development. A first priority of research is to better understand these new or rediscovered processes of innovation. Social sciences have the tools that can help analyze the human dimension of processes and see how best to transfer new knowledge and ideas among individuals and cultures. Big Data Analytics is a perfect example of such an innovation. Being the industrial high tech heart of the Netherlands, with both Eindhoven University of Technology focusing on technological innovation and Tilburg University specializing in social sciences and humanities, the Brainport region, is perfectly equipped to become an important focal point in the development and use of BDA. In order to realize this, the focus should extend beyond technical innovation. Technology and society co-shape each other and understanding and guiding this mutual shaping is essential. This can be done, for instance, by looking at how technical knowledge can and is used by firms, governments and NGOs, how social value and social costs are and can be created/mitigated. The fight against poverty and inclusion of all human beings is one of the focal points of Brainport 2020, aiming at strengthening social and territorial cohesion so that everybody can be part of growth and employment. At the same time, people who experience poverty and exclusion should be enabled to build up a dignified existence and participate in an active way in society. Big Data Analytics and understanding its effects can help to realize these goals. One of the specific Brainport 2020 projects is realizing a large-scale technological eHealth lab: a state-of-the-art environment where research and industries can test new products and services. This lab is crucial to let technical developments go hand in hand with successful valorization, implementation and liberalization. Big Data will undoubtedly play a significant role in the eHealth lab. Again, understanding BDA and its effects fits perfectly with this goal. Links with Educational Programs In educational programs as they are currently organized, there is no focus on Big Data, but this topic can quite easily be incorporated in a number of master programs. It is possible to focus on Big Data within the following master
programs and post experience masters: - MSc Law & Technology - MSc Victimology and Criminal Justice - MSc Research in Public Administration and Organizational Science - MSc Information Management - MSc Strategic Management - MSc Supply Chain Management - MSc Organizational Studies - Msc Public Administration - MA in Communication and Information Sciences -
Post experience masters Executive master information management (MSc) Executive master information technology auditing (MSc) Executive master information technology consulting Executive master operations and supply chain excellence (MSc)
5. Cooperation within Tilburg University
Big Data concern all sectors of society, has significant social effects, benefits and potential harms and its manifestations feature prominently in the news on a daily basis. As a result of this, Big Data raise questions in almost all research disciplines within TiU. Big Data create tensions between a systems world and a living world that can de-legitimatize authority of governmental actors and other authoritative organizations, such as knowledge institutes. Therefore, new ways of governing are necessary that diminish, and sometimes even resol ve, these tensions in a democratic way. The participation of NGOs, civil society and industry is crucial to this. Researchers in public administration and political sciences may develop and experiment with self-organizing, inter-organizational networks around the governing of Big Data in order to develop more democratic practices. Researchers in Business Administration may study the challenges for managers to optimize business processes, reduce risks and stimulate innovation in a setting with Big Data and increasing dependence on other network actors. Economists may investigate whether innovation of the social web (Web2.0) really depends on intrusive behavioral advertising or how Big Data helps create monopolies (as in the case of Google). For social scientists it might be interesting to examine how people cope and respond to being tracked and profiled (panoptical) or how Big Data affect social institutions (such as insurance, which is built on solidarity, rather than individual risk). Legal scholars, ethicists and philosophers for their part may inquire into the regulation of undesirable effects of Big Data: What does the computational turn mean for concepts such as privacy, autonomy and dignity? How do victims of Big Data cope and what redress exists in cases of unwarranted inferences or discrimination? Methodologists can look at what the computational turns means for social sciences. BDA also calls for a multidisciplinary approach, bringing together researchers from different disciplines to understand both fundamental and practical issues. Big Data already is on the agenda within TiU. An initiative to develop a Tilburg Big Data Laboratory (TBDL), initiated by Prof. Jaap van den Herik, has received support of the university Executive Board and its ‘scientific and business plan’ is currently being developed. Several TiU research groups and individuals researchers have
already expressed their interest in the lab. Tilburg has the potential to become an important player in the area of social innovation and Big Data. Given the attention for the social responsible use of technology, TBDL seems very well positioned to profit from the huge potential of Big Data, and to make other research centers within TiU profit as well. Examples of research topics within the Lab are: - Analysis of textual-, social- and media data - Machine learning, data mining and search algorithms - Simulator Systems - Intelligent Systems for health and ageing - Social-signal processing, affective computing, recognizing of emotions - Channeling the adverse effects of Big Data Analytics - Big Data for Crime and Security Furthermore, Big Data can be linked to many other research activities within Tilburg University. Some examples: -
The work of Babylon (The Centre for the study of superdiversity) is an initiative of THS-DCU that examines innovative data mining and other digital humanities tools, and human-machine interface questions. Babylon’s research invariably focuses on rapid social change in the context of superdiversity. Babylon developed an ethnographic methodology tailored to work on rapid social change, more specifically a kind of early warning system that picks up onsets of transformation processes long before they can be made visible in more conventional research, and addresses such processes offline as well as online. Babylon represents ongoing and innovative research, for which there are no competitors in The Netherlands (or indeed elsewhere in Europe), and has a wide network of partners and interested actors across disciplines.
-
TSH-based research developments, notably in the field of “e-culture”: the deep sociocultural transformations caused or facilitated by online-offline connections. Visions are developed on what a ‘connected’ society is and how it operates, notably in the public sphere.
-
The use of existing databases and registration systems set up for different reasons, prove to be useful to answer relevant questions in the field of victimology. For example, analysis of electronic patients files can help to understand consequences of disasters or the causes and consequences of victimization; issues that are studied at INTERVICT, the University’s first Centre of Excellence. Analysis of mobile phone/GPS data can help to detect large groups of people coming together (think Project-X Haren), which may signal a need for police intervention. Big Data Analysis might also help in the prevention of victimization by identifying people who are likely to become a victim. Moreover, analysis of Big Data can be relevant in the research of the phenomenon 'vicarious victimization'. After a big disaster or a terroristic attack people out of the range of the direct impact sphere can experience the consequences of it.
-
Big Data can contribute to the research into criminality and security. Big data techniques are already used by police forces to divide manpower in
tracing and producing evidence in criminal trials. In future Social Signal Processing will play an important role in decisions of the local police and anticipating on criminal behaviour. -
The development of a network society is stimulated by the developments of (big) data bases and poses questions for scientists in public administration. A network society is no longer necessarily connected to a nation. As such the “database nation� (Garfinkel 1999) becomes a nation in itself that cut s across national territories and demands collaboration between those governments, and the often private or non-governmental actors that own the data (or other resources for that matter). Information and inferences from the data are being shared between states and governments (e.g., PRISM), which calls for reflection on accountability, transparency and governance. Especially given the fact that governance no longer is the domain of the state, but involves private actors, societal and nongovernmental organizations, and citizens. Underlying themes for the governance of Big Data in a network society are: democratic governance of Big Data, citizens and citizen participation in governance of Big Data, professional Pride and Big Data and Big Data as wicked problems for decision-makers.
-
TILT has been active in research in the mutual shaping of technology and society since its inception 20 years ago. Its focus is on regulation of technology (and regulation by technology). Regulating technology (development) requires an understanding of technology, the law, regulation, and society. Profiling and tracking of individuals online, be it for serving them advertisements (behavioural advertising), or for creating risk profiles (national security, financial sector) have been part of TILT’s multidisciplinary research agenda for years. The assessment and impact of BDA on fundamental values, such as autonomy, privacy, dignity and how to regulate new technologies, such as Big Data are key topics within this domain.
6. Existing and potential partners outside Tilburg University
The list of partners who can be part of this consortium is quite impressive and diverse. TILT collaborates on the topics privacy, profiling and Big Data with TNO, the Computer Security Group of Radboud Universiteit and SIDN in the Privacy and Identity Lab (that hosts some 20 researchers). TILT also has good working relations with companies such as IBM, Microsoft, SAP, HP, in the Big Data/Cloud realm through their collaboration in EU FP6 and FP7 projects. There are also contacts with companies such as Google and Ziggo. On the topic of safety and security, TiU collaborates with the Dutch Institute for Technology, Safety & Security (DITSS). The DITSS focuses at technological and social innovations in the field of safety and security in a societal context. In addition, cooperation exists with Eurostat, the statistical office of the EU. Other partners are: Brainport Development, Midpoint Brabant, Technische Universiteit Eindhoven, Gemeente Eindhoven, Gemeente Tilburg, Geodan, Provincie Noord-Brabant/BOM and Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing Oost-Brabant.
On the topic of network society and governance, TiU collaborates with ROB, WRR, Algemene Rekenkamer, NGOs, citizens and international researchers. And on the topic of (super)diversity TiU collaborates with the Max Planck Institute for Religious and Ethnic Diversity (MPI-MMG, Goettingen), and the Birminghambased Institute for Research Into Superdiversity (IRIS) . Babylon also structurally collaborates with non-academic partners in the fields of culture, social work, education and immigration. A large and robust network of such partners has been developed, contributing substantially to research valorization. There is a large number of partners that the interested research groups collaborate with including for example: o CBS, CPB, SCP o Center-Data o TU Eindhoven o Gemeente Tilburg o Provincie Noord Brabant o BelastingdienstMinisterie van Veiligheid en Justitie o Ministerie van Defensie o Ministerie van Binnenlandse Zaken o Nationale Ombudsman o Nationaal Coordinator Terrorisme Bestrijding o Verschillende divisies binnen de Verenigde Naties o Georgia Institute for Technology o Cordaid o MIT Media lab o TomTom o Price Waterhouse Coopers o IBM o HP o Thales 7. Previous experience
The various research groups within Tilburg University have extensive experience in EU FP6 (IST) and FP7 (ICT) projects and consequently have an extensive network of partners in many European countries including technical, nontechnical, industrial, academic and civil society organizations. Past and current EU projects in which TiU plays an important role are:
-
TILT: PRIME – Privacy and Identity Management for Europe (2004-2008) PrimeLife - (2009-2011) FIDIS – The Future of Identity in the Information Society (FP6 NoE) (2005-2010). Profiling has been one of the core topics in FIDIS. Endorse – (2010-2011) Virtuoso – (2010-2013) Cloud – Accountability for the Cloud (2012-2014) FI-STAR – (2013 – 2016?) Privacy and identity (management) are key topics within all these projects.
-
-
-
-
INTERVICT: Trafstat (data gathering methodology relating to human trafficking) Indexing Trafficking in Human Beings - Gauging its Trends, Causes and Consequences in the European Dimension Studies on Crime Victimisation, Eurostat TSPB: Research for the Commission Project X Haren: “Two worlds: You only live once”. An investigation into the “Facebook-riots” in Haren. (2013) Democracy under pressure: the challenges for a “voting” democracy (2012) Good Governance project: digital debates in Tilburg (2008-2010) ERISS: EC’s FP7 S-Cube (2008-2012): Network of Excellence in Software Services & Systems (scientific management): leading 15 universities on research in service science, engineering and management FP-7 STreP COMPAS (2008-2011): project on novel methodologies for compliance checking and auditing of services FP-7 4CaaST (2010-2013): research into blueprinting to deliver telecom business processes on the cloud FP-7 Cockpit (2010-2012): this project developed a novel approach to involve citizens in co-development of public services through web-2.0 TP-7 CitySDK (2012-2014): project on new business models for delivering services in urban development, including smart mobility, tourism and participation of citizens
References
Anderson, Chris (2008). “The End of Theory: The Data Deluge Makes the Scientific Method Obsolete”, Wired 23 June 2008, http://www.wired.com/science/discoveries/magazine/16-07/pb_theory boyd d & Crawford (2012). ‘Critical Questions for Big Data: Provocations for a Cultural, Technological, and Scholarly Phenomenon’. In: Information, Communication & Society, volume 15, number 5, June 2012, p. 662-679 Castells M (1996). The rise of a network society. Cambridge, MA [etc.]: Blackwell Publishers. Garfinkel S (1999). Database Nation: The Death of Privacy in the 21st Century. Sebastopol: O’Reilly Media. Kerr I (2013). Prediction, pre-emption, presumption: the path of law after the computational turn. In: Hildebrandt M & E de Vries (eds), Privacy, Due Process and the Computational Turn: The Philosophy of Law Meets the Philosophy of Technology, Routledge, p. 91-120. Mayer-Schönberger V & K Cukier (2013). Big Data. Boston: Houghton Mifflin Harcourt.
Mc Guire, Manyika & Chui (2012). ‘Why big data is the new competitive advantage’. In: Ivey Business Journal, July/August 2012. Kakutani M (2013). ‘Watched by the web: Surveillance is reborn’. York Times, June 10, 2013.
New
Noveck B (2009). Wiki Government: How Technology Can Make Government Better, Democracy Stronger, and Citizens More Powerful, Brookings Institution Press. Vedder, A. (1999). "KDD: The Challenge to Individualism". In: Ethics and Information Technology, 1 (4), p.275–281.
2.4.4.16 ICD rapportage 2012
INNOVATIVE CONTRACT DESIGN RAPPORTAGE 2012
INLEIDING A: Probleemschets B: Innovative Contract Design: een Social Innovation Initiative FASE 1: BLUE SKY SESSIE A: Programma B: Resultaten en ideeĂŤn FASE 2: EXPLORER TEAM A: Toolontwikkeling: samenbrengen juridische en economisch domein B: Toolontwikkeling: stand van zaken ultimo 2012 FASE 3; LIVING LABS A: Opzet en planning B: Training the facilitators PLANNING 2013 FINANCIERING
1
2
INLEIDING
Waarom? Van “Kennis is macht” naar “Kennis delen is macht”. Het is niet langer degene met de meeste kennis die aan de touwtjes trekt, maar de degene die het snelst en slimst kan schakelen met die kennis die het meest succesvol is”. Hoe? Het Social Innovation Initiative Innovative Contract Design. Het Tilburg Social Innovation Lab ontwikkelt samen met kennis- en businesspartners een instrument om open innovatie te faciliteren Wat? Een tool waarbinnen het juridische en economische veld samen wordt gebracht om intellectueel eigendom te regelen en om tot rechtvaardige verdeling van waarde te komen.
Probleemschets Social en Open Innovation winnen hand over hand aan belang. Een verklaring voor deze aandacht komt voort uit het toenemende besef dat de hedendaagse samenleving voor een aantal grote en verreikende uitdagingen staat die om een andere benadering vragen. Deze maatschappelijke uitdagingen (vergrijzing, klimaat, energie etc) zijn een katalysator voor innovatie, juist omdat ze waarde en impact kunnen hebben. Deze uitdagingen komen ook voort uit een onvermogen van organisaties om tot duurzame oplossingen te komen als gevolg van regelgeving, marktwerking, (gebrek aan) focus, risico, gebrek aan knowhow, gebrek aan de juiste capaciteiten en vaardigheden, en een ontoereikende diversiteit in de probleemoplossingen. Social / Open Innovation geeft kansen en een raamwerk voor maatschappelijke en economische innovatie. Het stelt echter ook eisen aan de wijze van samenwerking en de vormgeving van de onderliggende (al dan niet contractueel vastgelegde) samenwerkingsverbanden. Het nieuwe samenwerken binnen een open source omgeving, en binnen steeds wisselende samenwerkingsverbanden, stelt verschillende betrokken publieke en private partijen voor gecompliceerde vraagstukken. Deze werkwijze kenmerkt zich door nieuwe, transversale samenwerkingsverbanden tussen sectoren en disciplines waarbij nieuwe relaties ontstaan. Het ontwikkelen van innovaties in een dergelijke context is doorgaans intensief en vraagt van de betrokken partners investeringen in (bijvoorbeeld) menskracht en kapitaal. Aan de andere kant kunnen succesvolle innovaties financieel en anderszins ook veel opleveren. Deze flexibele vorm van samenwerken, die zo karakteristiek is voor social en open innovatie wordt niet automatisch omgezet in een waardevol resultaat. Flexibiliteit levert doorgaans ook 3
onzekerheid op, waardoor defensief gedrag kan ontstaan; en gebrek aan vertrouwen kan een project doen falen. In de praktijk doen zich voor bedrijven en organisaties die zich in dit open innovatiesysteem begeven, een aantal problemen voor:
Hoe kan de bijdrage van betrokkene A, B, etc. aan de innovatie eerlijk worden gewaardeerd?
Hoe zit het met het intellectueel eigendom?
Hoe kunnen de revenuen eerlijk worden verdeeld?
De onderliggende kernvraag is: “Hoe kan contractsvorming en waarde-inbreng en –verdeling zo worden ontworpen dat het de samenwerking in open innovatie omgevingen juridisch gedegen construeert, tegemoet komt aan de behoeften van de betrokken partijen en het open innovatie proces ondersteunt of in ieder geval niet belemmert?” Onbeantwoord laten van deze vraag/vragen kan open innovatie blokkeren. Het kan immers het vertrouwen tussen samenwerkingpartners in de weg staan, de informatie-uitwisseling tussen hen bemoeilijken, en onzekerheden voor de toekomst creëren. Verdere belemmeringen voor samenwerking in een open innovatie omgeving zijn : Spanning tussen samenwerking en bescherming Bij de vorming van contracten en de afwikkeling van conflicten die tussen contractspartners kunnen ontstaan, blijkt dat deze partijen veel meer gebaat zijn bij een goede ‘cultuur’, onderlinge verstandhouding of procesafspraken, dan bij gedetailleerde juridische regels. Dat neemt niet weg dat het doel van ‘protection’, de bescherming van gerechtvaardigde belangen van partijen, ook gebaat is bij heldere juridische afspraken. Het vinden van een goed evenwicht en werkbare verhouding tussen enerzijds ‘protection’ en anderzijds ruimte voor goede samenwerking is een open vraag die centraal staat binnen het project. Contractsvorming in niet hiërarchische samenwerkingsverbanden Traditioneel wordt samenwerking in het recht hoofdzakelijk benaderd vanuit hiërarchische organisatievormen, en de regels voor verdeling van opbrengsten en aansprakelijkheid zijn daar vooral op gericht. Wanneer het gaat om andere samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld tussen 4
van elkaar onafhankelijke organisaties, blijken de regels veel minder duidelijk, en wordt veel overgelaten aan de contractuele afspraken. Die blijken evenwel in de praktijk niet zo volledig of eenduidig dat daarmee alle problemen worden ondervangen en vragen worden opgelost. De traditionele aanpak is om voorafgaand aan de samenwerking een gedetailleerd contract op te stellen. Echter tegenwoordig zijn er interessante nieuwe contractsvormen die mogelijk, met aanpassingen, beter geschikt zijn voor hedendaagse samenwerkingsverbanden. Deze nieuwe contractsvormen dienen als basis voor de verdere ontwikkeling van het project. Conflictoplossing vooraf Traditionele geschilbeslechting waarbij advocaten en overheidsrechtspraak betrokken zijn, blijkt om tal van redenen minder adequaat voor conflicten in samenwerkingsverbanden. Zo bestaat het risico dat problemen worden gejuridiseerd waardoor polarisatie kan ontstaat en relaties gespannen raken. Verder zijn de kosten van gejuridiseerde conflictoplossing vaak hoog, duren procedures lang, en zijn de remedies van het recht niet altijd adequaat om de onderliggende (zakelijke, financiële, relationele) problemen op te lossen. Een effectievere manier is om conflictoplossing al bij de contractvorming, als de relaties nog goed zijn, te betrekken en te regelen. Daarvoor biedt de literatuur tal van aanknopingspunten, zoals ‘conflict system designs’ waarin partijen met elkaar conflictclausules en geschillenregelingen ontwerpen. Deze ‘designs’ sluiten vanwege het maatwerk dat zij kunnen bieden vaak beter aan bij de behoeften van de partijen, zijn kostenefficiënter en sterker gericht op probleemoplossing en relatiebehoud. Waarde-creatie en waardeverdeling Partijen die participeren in een open innovatie consortium voegen waarde toe aan het project. Deze waarde is niet noodzakelijk financieel maar kan bijvoorbeeld bestaan uit kennis, een netwerk, een idee, faciliteiten, een afzetmarkt etc. Een consortium heeft tot doel waarde te creëren, gebaseerd op de bronnen van de participanten. Wanneer inzichtelijk wordt gemaakt voor alle partijen in welke fase van het innovatieproces het project zich bevindt, waar en hoe waarde wordt gecreëerd en hoe deze weer wordt gedistribueerd, draagt dit bij aan het onderlinge vertrouwen. B. Innovative Contract Design; een Social Innovation Initiative De regio Midden Brabant wil zich onderscheiden op het gebied van Social Innovation en neemt daarom ook het initiatief in het ontwikkelen van een instrumentarium om het innovatieecosysteem optimaal te laten functioneren. Het project Innovative Contract Design, dat uitgevoerd wordt binnen het Tilburg Social Innovation Lab (TiSIL) levert daar een instrument voor. 5
TiSIL werkt volgens een drie-fasen aanpak, gebaseerd op de methodiek van creative problem solving. Fase 1: Blue Sky Sessies Blue Sky Sessies zijn een forum waarbinnen mensen samenkomen om te onderzoeken hoe maatschappelijke problemen (rondom een bepaald thema) nader beschreven kunnen worden en wat eventuele oplossings-richtingen zouden kunnen zijn. Fase 2: Explorer Teams In deze fase worden de programmalijnen nader uitgewerkt en vindt de dossiervorming rondom een probleem of een oplossing plaats. In deze fase staan oplossingsrichtingen centraal. Er wordt bekeken wat er al in het veld aan initiatieven ontwikkeld worden (zowel nationaal als internationaal) en er worden implementatiestrategieën en -methodieken bepaald. Fase 3: Implementatieteams Fase 3, waarbij het gaat om de implementatie van de in fase 2 ontwikkelde ideeën, concepten, modellen en producten heeft tot doel te komen tot uitgewerkte businesscases. De ideeën worden getoetst in de praktijk, waarbij de regio fungeert als een proeftuin, het Living Lab. Dit kan gebeuren door gecontroleerde trials, maar ook andere testmethodieken behoren tot de mogelijkheden. Dit is een zeer belangrijke fase omdat door trial and error het samenwerkingsverband versterkt en eventuele tegenstrijdige belangen en conflicten kunnen worden opgelost. FASE 1; Blue Sky Sessie De Blue Sky Sessie Innovative Contract Design heeft plaatsgevonden op 27 januari 2012. Deelnemers: 1
Naam Mr. Corry van Zeeland
3 4 5 6 7
Prof. dr. Eric Tjong Tjin Tai Dr. Hans Weigand Willem den Ouden Wiebe Cnosse Patrick Essers Padraig Naughton
8
Ingrid van der
2
6
Functie Senior onderzoeker conflict resolution/dispute system design Hoogleraar Privaatrecht
Organisatie Tisco Tilburg University – HiiL Innovating Justice
UHD Information Systems Adviseur Strategische Staf Directeur Programma Manager Associate Director Maintenance Technology and Expertise Project Manager
Tilburg University Avans Hogescholen Minase Seedlinqs Dow Chemical
Tilburg University
Brainport Design Cooperation /
9 10 11 12 13
Wacht Bettina Heefer Karen Kraan-Sam Drs. Pieter Siebers Prof.dr. Theo Verhallen Drs. Marieke Schoots
Directeur / eigenaar Adviseur Octrooien Strategisch adviseur kenniseconomie Wetenschappelijk directeur TiSIL Managing Director TiSIL
Capital D Involved & Connected NL Ocrooicentrum Gemeente Tilburg Tilburg University Tilburg University
Vraagstelling: Hoe kunnen we samenwerking in een Open Innovatie omgeving zodanig (juridisch) vormgeven dat de bijdragen van alle partijen eerlijk worden gewaardeerd. Wat zijn de knelpunten en barrières om tot een innovatie te komen en wat zijn eventuele verbetervoorstellen. Voorafgaand aan de Blue Sky Sessie is er door prof.mr.dr. T.F.E. Tjong Tjin Tai en dr. M.W. de Hoon van Tisco (Tilburg University, Tilburg Law School) een voorlopige literatuurscan uitgevoerd (bijlage 1) waarin een eerste antwoord wordt geformuleerd op de volgende vragen: - welke moderne theorievorming is er over contractvorming (o.a, state-of-the-art, bijv. relational contract theory, andere); - welke vormen/modellen van contracten zijn er al bekend in open source omgevingen (creative commons, e.d.); - hoe wordt er in de theorie/bestaande modellen met een aantal barrières/concrete knelpunten omgegaan. De bevindingen zijn als kennisinput tijdens de Blue Sky Sessie gepresenteerd aan de deelnemers.
7
A.Programma Blue Sky Sessie De Blue Sky Sessie Innovative Contract Design duurde een volledige dag. De ochtendsessie was gereserveerd voor het creëren van inzicht in open innovatie en de daaraan gerelateerde problematiek. Door middel van methodieken gebaseerd op Creative Problem Solving werd de deelnemers gevraagd belemmeringen omtrent Open Innovatie te beschouwen en een eerste aanzet voor eventuele oplossingsrichtingen te bedenken. De volgende vragen kwamen daarbij aan de orde: Do – wat moet de oplossing doen, welke verandering willen we; Restrictions – wat zijn de beperkingen; Investments – wat wil ik investeren; Value- welke waarden moet een oplossing ten minste in zich hebben, voor zowel de bedenker als de gebruiker: Essentials – wat is de ondergrens van een oplossing, voor minder doen we het niet; De ochtendsessie werd afgesloten met een omgekeerde brainstorm waarbij de deelnemers die 10 meest pregnante redenen moesten bedenken waarom we open innovatie vooral NIET zouden moeten toepassen. De middagsessie startte met een korte presentatie van Prof.dr. Eric Tjong Tjin Tai waarin hij kort de resultaten van de quick scan heeft toegelicht. Daarna is er in verschillende groepen gewerkt aan de volgende vragen:
Hoe weten we dat het OI aan een afdoende wettelijk kader ontbreekt om goed te kunnen functioneren?
Welke objectieve, meetbare hinderpalen zijn er die OI actief of passief verhinderen?
Welke evoluties en innovaties lopen hierdoor het risico nooit het daglicht te zien?
Wat is er waardevol aan de huidige situatie? Wie heeft er baat bij?
Welke risico’s, gevaren zijn er voor de huidige manier van werken en wat zijn de alternatieven?
Wat is waardevol aan de huidige manier van innoveren? Hoe kunnen we dat versterken?
De Blue Sky Sessie werd afgesloten met een oefening waarmee de groep op een snelle en effectieve manier naar kleine businesscases toe kon werken. Daarin stond de volgende vraag centraal: Haal je favoriete, meest beloftevolle invalshoek uit alles wat er afgelopen dag
8
besproken is en vertaal die naar een middel/tool om OI te faciliteren: Hoe kan dit idee worden verrijkt? Hoe kunnen we morgen beginnen en waar liggen de grootste valkuilen.
B.Resulaten Blue Sky Sessie: De Blue Sky Sessie heeft 7 mini-businesscases gegenereerd.
i-ROUTEPLANNER een routeplanner om een bepaald doel te halen. Daarvoor moeten dingen geregeld worden en punten worden gepasseerd (idee-
WE-INNOVATE
omschrijving, businessmodel,
In we-innovate worden verschillende tools aangeboden
waardeverdeling). I-routeplanner houdt bij
die dienen als smeerolie voor het OI-proces. Denk
waar je bent en laat niet alleen de next step
daarbij aan conflict-oplossing, onderhandelingstools,
zien, maar biedt ook een globaal overzicht
bouwsteencontracten, managment of fear,
van wat er is gebeurd en wat er nog moet
waardeverdeling en alternatieve verdienmodellen.
komen. “OLTRUST-SIMULATOR” een app die helpt vertrouwen te creëren en angst te overwinnen wanneer tijden OI processen negatieve obstakels zich aandienen. Beslissers krijgen meer zekerheden en afspraken kunnen vooraf gemaakt worden.
“Ik en mijn idee” Inspiratie-innovatie als vorm van open innovatie, voortbouwen op werk van anderen. Als wedstrijd of sport
INNOBOX
presenteren.
Site voor bedenkers van concepten. Middels stappenplan wordt het voor conceptbedenkers makkelijker gemaakt de stap naar buiten te zetten. Hier wordt de route aangegeven om tot een eindproduct te komen en waar je vastloopt, wordt je gelinkt aan (betrouwbare) adviseurs.
Market4all Een online tool dat OI partners in staat stelt een
businessplan te ontwikkelen, waarbij partners conform eerder gemaakt afspraken hun share in het project en de mogelijke business vastleggen. Het programma geeft ook terugkoppeling, mogelijke partners, mogelijke financierders, mogelijke andere markten dan genoemd door de partners, eventuele concurrenten. Daarnaast een usibility lab waarbinnen geïnteresseerde
9
meedenkers en innovators terugkoppeling geven op de concepten en businessplannen
INNOVATION INVESTMENT CONVERTER Een tool die helpt verschillende typen investeringen in OI processen te waarderen door aan een type inbreng een waarde te hangen. Ieders inbreng wordt gewaardeerd en in een spaarsysteem transparant door een markmeester of kassajuffrouw bijgehouden.
FASE 2; EXPLORER-TEAM Deelnemers: 1
2. 3. 4. 5. 13
Naam Mr. Corry van Zeeland Dr. Hans Weigand Aldo de Moor Tim Voskuil Patricio Alencar Drs. Marieke Schoots
Functie Senior onderzoeker conflict resolution/dispute system design UHD Information Systems Adviseur Student Assistant AiO ERISS Managing Director TiSIL
Organisatie Tisco Tilburg University – HiiL Innovating Justice Tilburg University Community Sense Tilburg University Tilburg University Tilburg University
In deze fase zijn een aantal onderdelen van een oplossingsrichting nader onderzocht. De deelnemers van het Explorer-team hebben zich gebogen over de resultaten van de Blue Sky Sessie en hebben een idee voor een oplossing voor het weghalen van belemmeringen voor Open Innovatie ontwikkeld. Een aantal uitgangspunten en inzichten zijn daarbij belangrijk:
Het gaat om het faciliteren van een proces, niet om het anders of op een nieuwe manier vastleggen van bescherming van intellectueel eigendomsrechten.
Daarvoor ontwikkelen we een tool (app?)
De tool die we ontwikkelen is faciliterend aan het innovatie-proces.
De focus ligt daarbij niet op het vormgeven van de innovatie, maar op het vormgeven van de onderlinge samenwerking (design of collaboration)
De tool moet inzicht geven in het (vaak langdurige innovatie-)proces en de waarde-inbreng van alle deelnemers.
10
Verschillende stappen binnen het dienen inzichtelijk te worden gemaakt (transities). Per transitie wordt duidelijk gemaakt welke waarde ieder deelnemer ontleent aan deze stap (hoeft niet direct cash te zijn, kan ook kennis of iets dergelijks zijn, of zelfs de verwachting van waarde)
Pas als de ene stap succesvol is afgerond kan men door naar de volgende stap. Iteraties kunnen noodzakelijk zijn.
De tool moet bijdragen aan overzicht over het proces, maar ook bijdragen aan de “commons” of gedeelde waarden van een groep
De tool ondersteunt het collectieve geheugen van een innovatie-consortium
De tool biedt de mogelijkheid terug te kijken (reflectie) op de genomen stappen.
De tool is flexibel; want collaboration design is altijd under construction.
De tool maakt het mogelijk uitspraken te doen over het toekomstig perspectief en de te nemen stappen in de samenwerking (feasibility, profitability en fairness)
Onderling vertrouwen is een kritische succesfactor en wordt bevorderd door:
Regelmatige bijeenkomsten
Gezamenlijk doel
Goede verslaglegging (om bijdragen van deelnemers niet te vergeten)
Het op dit moment identificeren van toekomstige voordelen
Goede communicatie
Klassiek juridische contractsvorming (kern is prijs/prestatie en voorwaarden zijn beschermend en beperkend) wordt vervangen door Living Contract dat meegroeit met de relatie.
Contract for Results in plaats van Contract for Protection (zie bijlage 1)
Uitgangspunt is Pro-Active Contracting (zie bijlage 1), waarbij de nadruk ligt op het goed laten verlopen van een transactie èn op het goed houden van de samenwerking (vereist een goede planning en samenwerking).
De basis van de tool ligt in het integratief onderhandelen
Gericht op het maximaliseren van gezamenlijk belang
Op basis van belangen (werkelijke zorgen, wensen, behoeften)
Enlarged pie perception (hoe meer er te verdelen is, hoe meer ieder van ons krijgt)
Gebruik van samenwerking als strategie
A: TOOLONTWIKKELING: samenbrengen van het juridische en het economische domein Juridische domein In het kader van de ontwikkeling van de tool wordt vanuit een mindmap gewerkt. Deze mindmap (een boomstructuur) maakt het mogelijk complexe en multimediale informatie toegankelijk te 11
maken. De mindmap is opgebouwd uit een inventarisatie van reeds beschikbare middelen zoals online dispute resolution, negotation en collaboration modellen. Verschillende onderhandelingsfases worden benoemd en verder uitgewerkt. Aan het einde van iedere (deel) fase wordt het resultaat vastgelegd. Dat kan aan de hand van een checklist, letter of intent, afspraken m.b.t. conflictmanagement etc. Deze onderdelen vormen samen het Living Contract dat aan de hand van de verschillende processtappen steeds verder uitgebreid wordt. (voorwaarden: 1, 3, 4, 7, 8, 9, 10, 14, 15,16,17).
Ontmoeten
Overleggen
Delen
Beslissen
Stabiliseren
Productieve dialoog die partijen faciliteert bij het bereiken van hun doel via een transparant, gepland, gedeeld en continu proces, vast te leggen in een ‘living document’ (contract in wording) vanuit het besef dat de aldus te bereiken overeenkomst altijd incompleet zal zijn
In de quick-scan van Professor Tjong Tin Tai wordt kort ingegaan op verschillende verdienmodellen rondom Open Source contracten, omdat deze bewezen hebben een positieve rol te spelen in innovatietrajecten. In deze modellen wordt ook rekening gehouden met intellectueel eigendom en de overdracht daarvan in verschillende fases van het innovatieproces. We kunnen grofweg drie verdienmodellen onderscheiden voor samenwerking bij innovatie. a. Delen in de waarde van het gezamenlijk werk, via uitgifte licenties (film). b. Een tussenvorm: delen in de waarde van het gezamenlijk werk door gezamenlijk exclusief gebruik daarvan, onder uitsluiting van buitenstaanders (franchise). 12
c. Gebruikmaken van de opgebouwde eigen of gezamenlijke kennis en reputatie bij het vermarkten van andere activiteiten (FOSS). Deze verdienmodellen (of afgeleiden daarvan) krijgen ook een plek in de tool. Economisch domein: Value Modeling. Het onderdeel van de tool waarbinnen waardebepaling en –verdeling wordt ondergebracht heeft E3 Value modeling als basis. Value Modeling maakt het mogelijk verschillende deelnemers te definiëren en helder te krijgen hoe deze voor zichzelf en voor anderen waarde creëren door het combineren van resources. Deze methodologie, ontwikkeld aan de Vrije Universiteit Amsterdam, is oorspronkelijk bedoeld voor het ondersteunen van bedrijven die willen samenwerken, waarbij de nadruk ligt op de uitwisseling van waarde. Deze benadering heeft zich bewezen als een nuttig instrument voor het ontwerp van waarde-netwerken, maar is beperkt vanwege de focus op waarde-uitwisseling in plaats van co-creatie van waarde. Voor de tool wordt een uitbreiding van het model voorgesteld door de inbreng van Value Encounters. Dit zijn plekken waar stakeholders samenkomen om waarde te creëren door het inbrengen van verschillende (eigen) middelen en/of bronnen. Deze Value Encounters beschrijven verschillende fases in een innovatie-traject en daardoor wordt het mogelijk duidelijk te maken waar waarde wordt gecreëerd, maar ook in welke fase er voor een partij waarde gaat ontstaan. In ieder model vinden in ieder geval 2 Value Encounters plaats; de initialisatie-fase (bedenken) en de exploitatie-fase (uitvoeren). Maar het is denkbaar daar andere fases aan toe te voegen, bijvoorbeeld de ontwikkelfase. Vanuit dit perspectief gebeuren er binnen een innovatieproject feitelijk 2 dingen tegelijk; (1) de ontwikkeling van een idee naar een product of nieuwe praktijk, en (2) de vormgeving van de samenwerking. Value Modeling in combinatie met een juiste vorm van communicatie kunnen we ook wel identificeren als collaboration by design. Voor een concept Value Model van het project Innovative Contract Design, zie bijlage 2.
13
Mindmap Innovative Contract Design
B. Toolontwikkeling: stand van zaken ultimo 2012 De ontwikkeling van de tool is een work-in-progress. In eerste instantie wordt de tool opgebouwd aan de hand van de verschillende, zoals boven beschreven modellen. De tool wordt in de vorm van verschillende Living Labs steeds aan de realiteit getoetst en wordt verder verfijnd en gevalideerd. Dit is in 2012 op verschillende momenten gebeurd, en zal in 2013 ook nog plaatsvinden. De bevindingen en lessons learned uit de Living Labs worden teruggekoppeld aan het ontwikkelteam en steeds in de tool verwerkt. De aangepaste versie wordt dan weer in een Living Lab getest en zo verder.
De stand van zaken is op het moment als volgt: 
Met betrekking tot de inhoudelijke uitwerking van de tool zijn onderdeel 1 en 2 (Ontmoeten en Overleggen) vrijwel compleet. Fases 3, 4 en 5 (Delen, Beslissen en Stabiliseren) moeten nog verder worden uitgewerkt.
14
In maart 2012 hebben Hans Weigand en Aldo de Moor het document of Requirements betreffende het design van de software omgeving opgeleverd (bijlage 3). Dit document of Requirements gaat enerzijds in op de technische randvoorwaarden van de tool en schetst tevens een omgeving waarbinnen de tool optimaal zou kunnen opereren. Een concept van deze omgeving is te vinden op: http://we-innovate.wikispaces.com/ICD+Tool
In september 2012 is Patricio da Silva (PhD-student bij ERISS) gestart met de integratie van het juridische en het economische domein in de tool. Dit leidt tot een eerste prototype van de tool (gereed: eind februari 2013). De tool bestaat uit 3 onderdelen die, vawege de kosten, zoveel mogelijk door “cloud” tools worden gehost. De verdere technische ontwikkeling vindt plaats in 2013. Voor nu is het van belang vooral “proof-of-concept” te genereren.
Het model ziet er als volgt uit:
TEMPLATES: LEGAL (FILM, FOSS,
(INTEGRATED DATABASE – in the
E3 VALUE
future advisory function)
Different levels of cooperation
Core Network Context Encounters
TEXT –Living Contract DATA (not entered through E3 Value)
15
DISPLAY IMPORT MODEL
Form based interface
MINDMAP = PROCES
2. KNOWLEDGE BASE MODEL
= het onderdeel waar Value Modeling plaatsvindt. Templates gebaseerd op distributiemodellen Franchise, Film en FOSS
worden geïntegreerd.
= Knowledge-Base Model; De software waar E3 Value onder draait staat geen mutaties toe. Dit doen we in het Concept-Base model dat op Tilburg University ontwikkeld is. Deze database is het “geheugen” van ieder innovatietraject. Alle stappen die binnen een project worden gezet en alle informatie die daaruit komt, wordt vastgelegd in deze database terecht. In deze Knowledge Base zal gedurende een innovatietraject het Living Contract vorm krijgen. = Mindmap: alle informatie die uit de 5 stappen komt en niet via het Value Model kan worden ingevoerd, gaat via een webbased form naar de database. Hier zal gedurende het project het Living Contract vorm krijgen.
Er zijn 2 artikelen verschenen n.a.v. het project Innovative Contract Design o
H. Weigand, Collaboration by Design – on the use of Value Modeling in Social Innovation Projects, in Systems, Signs & Action, Vol x, No x (bijlage 4)
o
de Moor, Creativity meets rationale: collaboration patters for Social Innovation, in: John Carroll (ed), Creativity and Rationale; Enhancing Human Experience by Design, Springer. (bijlage 5)
FASE 3: LIVING LABS
A: Opzet Living Labs Vanaf september 2012 zijn er verschillende Living Labs van start gegaan of in voorbereiding genomen. Deze Living Labs zijn divers van aard, omvang en duur. Er zijn verschillende businesspartners betrokken bij het project. In het ontwerp van de Living Labs wordt steeds gekeken naar de situatie van de partner om te bekijken in hoeverre de inbreng van de tool een bijdrage kan leveren aan de dagelijkse praktijk. Tevens wordt binnen een Living Lab zowel het het geïntegreerde model als het proces gevalideerd. We bekijken enerzijds of het geïntegreerde Value Model werkt, in samenspraak met de in de mindmap omschreven stappen. Anderzijds worden de verschillende processtappen en de daarbij horende onderdelen (zie mindmap) zoveel mogelijk getoetst op werkbaarheid.
16
B: Training the Facilitators Parallel met de Living Labs loopt een traject waarbinnen een aantal innovatiemanagers worden getraind om de tool toe te passen. In de workshops worden de innovatiemanagers getraind in het gebruiken van de verschillende onderdelen van de tool, waarbij de nadruk vooral ligt op het combineren en gebruiken van de verschillende onderdelen t.b.v. het innovatieproces. De innovatie-managers gaan in hun dagelijkse praktijk met het geleerde aan de slag en geven de tool zoveel mogelijk een plek in hun werkzaamheden. Tijdens de workshops wordt er vanuit de innovatie-managers feedback gegeven op de tool. Vragen omtrent werkbaarheid, behoefte en toepasbaarheid staan aan daarbij centraal. In 2012 - 2013 vinden 5 workshops “Training the facilitators� plaats . Living Labs 2012 -2013: Wanneer 29-6 -2012
Businesspartner(s) Case Bouwteam +
Duur 3 dagdelen (?)
Methode Reflectie en feeback op Mindmap (1 dagdeel, plenair)en maken eigen Value Model o.l.v. Hans Weigand
22 oktober 2010
PROUD (Europees samenwerkingsproject op het gebied van Design en Co-design)
1 middag. Aantal deelnemers: 9
December 2012-januari 2013
Avans-Raak project spectrale conversie folies (project inzake innovatie op het gebied van folies voor zonnepanelen). Aantal partners: 3 Affiliated partners: 3
n.v.t.
December 2012 Januari 2013
Green Chemistry Campus
2013
Maintenance Value Park
Aan de hand van virtuele case met verschillende designers door fase 1 en 2 van de tool gelopen. Nadruk op waarden-oefening (fase 1; wie zijn we samen) en de creatie van een Value Model (Hans Weigand en Marieke Schoots Model validatie aan de hand van ontwikkeling van een Value Model voor het project. Gebaseerd op interviews met projectleider en projectbeschrijving (Patricio da Silva) Model validatie aan de hand van ontwikkeling van een Value Model voor het project. Gebaseerd op interviews met projectleider en projectbeschrijving (Hans Weigand) Via het deelprogramma
17
Ongoing 2013
Terneuzen.
2013
Tabula Crea
Ongoing 2013
2013
Pathfinders
Ongoing 2013
Training the Facilitator (zie 4A) wordt de tool ingebracht in verschillende projecten. Zowel tool als procesvalidatie. (Oscar Smulders / Corry van Zeeland / Marieke Schoots) Via het deelprogramma Training the Facilitator (zie 4A) wordt de tool ingebracht in verschillende projecten. Zowel tool als procesvalidatie. Tevens plenaire sessie o.l.v.Marieke Schoots Via het deelprogramma Training the Facilitator (zie 4A) wordt de tool ingebracht in verschillende projecten. Zowel tool als procesvalidatie. (Bert van Helvoirt)
Workshop Training the Facilitators 2012-2013
18
wanneer
Thema:
Deelnemers
#1 13 december 2012
1. Value Modeling: Why?Tips & Tricks deel 1 2. Contract for protection vs contract for results 3. Integratief onderhandelen
#2 7 maart 2013
Value Modeling deel 2
Hans Weigand (TiU) Corry van Zeeland (TiU) Oscar Smulders (Minase) Bert van Helvoirt (Shft) Karl Raats (Tabula Crea) Hans Weigand (TiU) Corry van Zeeland (TiU) Oscar Smulders (Minase) Bert van Helvoirt (Shft) Karl Raats (Tabula Crea) Maurice D’haene (Tilburg University Ventures) Hub Dohmen (Dohmen advocaten)
Value Modeling deel 3: Dsitribution models Nog te bepalen Nog te bepalen
t.b.a. t.b.a. t.b.a. Planning 2013
In 2013 loopt de Proof of Concepting verder door. Vanaf het 2e kwartaal 2013 zal daar, onder voorbehoud van het vinden van afdoende financiële middelen, de verdere technische ontwikkeling alsmede de vormgeving van de tool aan worden toegevoegd. Ook deze fase vindt plaats in co-creatie met de eindgebruikers van de tool. In 2012 is in samenwerking met Tilburg University Ventures een eerste onderzoek gestart naar de haalbaarheid van het vermarkten van de Innovative Contract Design tool. Er is een analyse gemaakt van de eerste potentiële klantgroepen van de tool (Innovatiemanagers en Consultancybureaus) en er potentiële verdienscenario’s op een rijtje gezet. In 2013 wordt het verdienscenario waarbij gewerkt wordt met Affiliate Partnerships verder uitgewerkt. In dit scenario is een partner zowel een afnemer als een distributeur. Hierbij worden de partnerschappen die in 2012 zijn opgezet in het kader van de ontwikkelfase en de Living Labs verder voortgezet en doorontwikkeld. 2012 1e kwartaal
2012 2e kwartaal
2012 3e kwartaal
2012 4e kwartaal
2013 1e kwartaal
2013 2e kwartaal
Proof of concepting
Blue Sky Sessie
Business development
2013 3e kwartaal
2013 4e kwartaal
Technische ontwikkeling en vormgeving tool
Explorer-team Implementatieteam / Living Lab Training the Facilitators
Financiering In 2012 hebben de Gemeente Tilburg en Minase een financiële bijdrage geleverd aan de opstart van het traject en draagt TiSIL gedeeltelijk in kind, maar ook gedeeltelijk in cash bij aan de ontwikkeling van het project. Op dit moment is de investering niet volledig afgedekt. In 2013 zal TiSIL aanspraak proberen te maken op het Proof-of-Concept Funding van het Valorisatieplan West –en Midden Brabant. Dit Proof of Concept fonds, dat in beheer is van Stichting Starterslift, heeft tot doel om door middel van het verstrekken van financiële middelen aan ondernemers, de technische ontwikkeling van een product of dienst naar een eerste verkoopbaar prototype 19
mogelijk te maken. Tilburg University werkt momenteel aan het inrichten van de correcte infrastructuur om de middelen volgens de bepalingen van de subsidiĂŤnt te verdelen. De bijdrage van de onderzoekers in dit project vindt tevens gedeeltelijk in cash en gedeeltelijk in kind plaats, alsmede de bijdrage van de business-partners en de innovatiemanagers. Voor de verdere ontwikkeling van de tool is het vinden van afdoende financiĂŤle middelen een belangrijke voorwaarde.
20
2.4.4.17 Strategisch Plan Tilburg University TiU
Tilburg University Strategie 2014-2017 Tweede Conceptplan Het verschil maken
INLEIDING
Elke vier jaar maakt Tilburg University een strategisch plan met daarin de hoofdlijnen van beleid. Voor u ligt het tweede concept strategisch plan voor de periode 2014-2017. Dit is tot stand gekomen na een discussienotitie van het College van Bestuur en een daarop volgende dialoog met onze stakeholders. Na bespreking met stichtingsbestuur, decanen, directeuren en Universiteitsraad bewerken we dit concept tot een eindversie. In onze strategie voor de komende jaren willen we duidelijke keuzes maken. Daarbij staat voorop dat kwaliteit de leidraad zal zijn (1). Voor ons is evident dat een goede strategie een combinatie is van continuering van succesvol bestaand beleid en vernieuwing waar nodig. We houden daarbij vast aan onze huidige identiteit en missie, terwijl we ons duidelijker willen profileren (2). In ons onderzoek gaan we ons meer richten op onze sterke punten, zoals het hoogwaardige disciplinaire onderzoek en de multidisciplinaire benadering van maatschappelijke vraagstukken in het kader van de agenda van Social Innovation (3). Ook in ons onderwijs gaan we gerichter te werk. We kiezen voor één duidelijk onderwijsconcept en een bredere maatschappelijke vorming van onze studenten (4). In lijn met onze kerntaak valorisatie willen we onze interactie met onze omgeving, alumni en andere stakeholders intensiveren. We streven daarbij naar een ondernemende, naar buiten tredende en samenwerkende universiteit die zich onderscheidt met Social Innovation (5). Om toekomstbestendig te blijven, moeten we ook als werkgever duidelijke keuzes maken. We stellen voor om te kiezen voor een slagvaardigere en slankere universiteit (6). Doel is een eenvoudige, flexibelere en transparantere organisatie, waar medewerkers zich één voelen en de krachten bundelen. De strategische keuzes die we uiteindelijk samen maken, zetten we om in concreet meetbare strategische doelen en (financiële) resultaten. Ze zijn bepalend voor de toewijzing van middelen.
1 | KIEZEN MET DUURZAME KWALITEIT ALS LEIDRAAD We leven in een tijd, waarin veel oude zekerheden onder druk staan, een tijdperk van veranderingen. De bekende transitiehoogleraar Jan Rotmans spreekt zelfs van een verandering van tijdperken. Economische groei, bijvoorbeeld, leek jarenlang iets waar je op kon rekenen, maar sinds de financiële crisis lijkt dit niet meer vanzelf te spreken. We moeten zuiniger zijn met de middelen die we hebben. We beseffen, meer dan in het verleden, dat het wél op kan. Ook zien we duidelijker dat economische en ecologische systemen kwetsbaar zijn. Dit gevoel van minder zekerheden wordt nog eens versterkt door digitalisering en globalisering. Doordat we meer informatie krijgen over wat er om ons heen gebeurt, worden we kritischer en staan opener voor andere geluiden. We realiseren ons dat we de waarheid niet alleen in pacht hebben. Verder zien we landen in andere continenten opkomen en ons uitdagen. Dit vraagt om een antwoord waarbij we uitgaan van onze eigen kracht: de geestelijke rijkdom van de Europese tradities. Deze maatschappelijke dynamiek raakt Tilburg University. Ook de universiteit heeft te maken met de economische tegenwind, met toenemende concurrentie en met hogere verwachtingen. Dit betekent voor onze organisatie dat de lat hoger komt te liggen. Deze turbulente tijd eist van universiteiten dat ze zich telkens opnieuw verantwoorden en bewijzen. Stakeholders stellen hogere eisen. De overheid wil dat we kostenefficiënter opereren, ons meer onderscheiden en onze
maatschappelijke
meerwaarde
beter
aantonen.
En
(toekomstige)
studenten,
opdrachtgevers en geldschieters worden kritischer op prestaties en selectiever. Ze kunnen zich ook steeds uitgebreider laten informeren over de kwaliteit van onderwijs, onderzoek en voorzieningen. Werknemers eisen een inspirerende werkomgeving waar ze zich voldoende kunnen ontplooien en ontwikkelen. Universiteiten moeten blijven presteren, anders raken ze achterop. Wie het goed doet, krijgt overigens ook meer credits. De erkenning van het belang van kennis voor de economie is sterk toegenomen. En het onderwijsvak is in aanzien gestegen. Om in te spelen op deze maatschappelijke veranderingen moet Tilburg University zich profileren. Een strategie van op alle paarden wedden werkt niet. We moeten durven kiezen. Alleen dan kunnen we het verschil maken. Excellent onderwijs en onderzoek zijn noodzakelijk, maar er wordt tegenwoordig meer verwacht. Zoals een duidelijke portfolio aan opleidingen en onderzoekslijnen, een heldere visie op de eigen identiteit, een consistente set kernwaarden die herkenbaar onderwijs en onderzoek bepalen en een duidelijke en werkzame visie op het verspreiden en toepassen van kennis in onze samenleving.
Dit betekent niet dat alles anders moet. Een goed langetermijnbeleid neemt de eigen waarden en sterke punten als basis voor aanpassingen aan de veranderende realiteit. Waar we aan vasthouden, zijn onze identiteit en onze missie ‘Understanding Society’. Juist deze onzekere tijd eist van een organisatie als de onze dat we een duidelijke positie innemen. En dat we laten zien hoe belangrijk gemeenschapszin en andere waarden uit onze tradities zijn. Onze identiteit en missie zijn overigens niet de enige verworvenheden waar we niet aan tornen. We houden ook vast aan onze groene campus en onze positionering als een internationale speler die sterk is verankerd in de eigen regio. Dit geeft de universiteit karakter maar ook kansen voor de toekomst. Naast deze waarden waar we niet aan tornen, zijn er zaken die we kunnen verbeteren en waar we verder aan kunnen bouwen. Denk aan ons sterke onderzoek, waar we een internationale reputatie mee hebben gevestigd. Of onze onderwijsvisie die duidelijk meer richting heeft gekregen. Voor beide geldt dat we de juiste richting hebben gevonden, maar dat we nog duidelijker mogen durven kiezen voor een eindbestemming. Dat doen we in deze strategie 20142017. We brengen meer focus aan in onze hoofdactiviteiten onderwijs, onderzoek en valorisatie, zodat ook voor de buitenwereld kraakhelder is waar onze kracht en meerwaarde precies liggen. In de nabije toekomst willen we meer dan ooit één universiteit worden die hetzelfde doel voor ogen heeft. Om dat te bereiken moeten we een slankere en slagvaardigere organisatie worden. Ingrepen zijn niet alleen nodig om onze slagvaardigheid te vergroten, maar ook om onze financiële toekomst zeker te stellen en duurzaam hoge kwaliteit te kunnen bieden. We streven naar een minder bureaucratische organisatie: een werkomgeving met meer ruimte voor ondernemerschap en een uitstekend arbeidsklimaat. Verder willen we intensiever en vruchtbaarder
samenwerken
met
andere
universiteiten,
maatschappelijke
organisaties,
bedrijfsleven, overheden en alumni. Hoe meer wij ons op al deze punten weten te onderscheiden, des te onmisbaarder zullen we zijn en blijven in het universitaire landschap. Bij al onze beslissingen laten we ons leiden door de regel: kwaliteit gaat voor kwantiteit. Of het nu gaat om onderzoek, onderwijs of valorisatie, het is onze ambitie om alles aan de hoogste internationale standaarden te voldoen.
2 | SCHERPER PROFIEL, MET ERFGOED ALS BASIS Tilburg University heeft een heldere en waarde(n)volle identiteit. We duiden onze missie sinds 2007 aan met: Understanding Society. Dit is een actuele vertaling van het gedachtegoed van founding father Martinus Cobbenhagen. Het markeert een positiekeuze op basis van de christelijke en humanistische tradities waarin we wortelen. Wij praktiseren een toekomstgerichte ethische oriëntatie. Vanuit onze verbondenheid met mens en natuur geven wij inhoud aan duurzaamheid en diversiteit. We geloven in een op die waarden gerichte samenleving waaraan publieke bestuurders en bedrijfsleven gezamenlijk gestalte geven. Vanaf haar oprichting heeft Tilburg University zich ten doel gesteld niet alleen kennis te ontwikkelen en door te geven. De inzet is steeds geweest om via onze activiteiten een actieve bijdrage te leveren aan de samenleving. We willen graag de maatschappij dienen en die beter maken voor de burgers. Cobbenhagen beschouwde de economie als één van de maatschappijwetenschappen die in dienst stonden van de opbouw van een goede samenleving. Dat wil zeggen: een maatschappij waarin mensen deel hebben aan het gemeenschappelijke goede en daar actief aan bijdragen. Daarom moesten studenten in zijn ogen grondige kennis vergaren van maatschappelijke ontwikkelingen en diepgaand inzicht verwerven in theorieën die deze verklaren. Dit is een opvatting die niets aan actualiteitswaarde heeft ingeboet. De financiële crisis laat zien hoe schadelijk het kan zijn als het gemeenschappelijke goede uit het oog wordt verloren. Opnieuw is gebleken hoe belangrijk geestelijke vorming en oriëntatie op fundamentele waarden zijn. Ons erfgoed mag nog steeds actueel zijn, dit betekent niet dat we stil kunnen zitten. Ontwikkelingen om ons heen dwingen ons om te laten zien hoe Tilburg University het verschil maakt (zie 1). We moeten duidelijker inhoud geven aan onze identiteit en missie, zodat die voor de buitenwereld herkenbaarder worden. We willen graag dat talentvolle wetenschappers en studenten vaker om deze reden voor Tilburg University kiezen. In de komende planperiode zullen we onze identiteit en onze missie daarom verder vertalen naar kernwaarden en praktijk. We willen dat ons onderwijs, onderzoek en valorisatie deze grondbeginselen weer meer ademen. En we willen onze mensen beoordelen op hun bijdrage aan het bereiken van onze missie. Onze wortels - de brede christelijke en humanistische tradities en de katholieke in het bijzonder – zullen in de komende periode weer meer tot uiting komen. Wij streven ernaar onze expertise in deze tradities te bundelen en stimuleren hoogwaardig onderzoek hiernaar. Wij zoeken gericht naar vruchtbare manieren om inzichten, visies en waarden die hieruit voortvloeien oriënterend te laten zijn in ons werk.
Understanding Society krijgt in ons onderwijs inhoud door een brede vorming van studenten. Sterker dan voorheen werken wij eraan dat zij niet alleen worden opgeleid tot competente disciplinebeoefenaars maar ook tot betrokken wereldburgers. En in toenemende mate stimuleren we studenten om contacten te onderhouden met maatschappelijke instanties. We brengen onze studenten al vroeg in aanraking met een breed scala van maatschappelijke visies, wetenschappelijke benaderingen en culturele en levensbeschouwelijke tradities. Zo kunnen zij zich breed oriënteren en zich geestelijk verdiepen. We willen jonge mensen bewust maken van hun verantwoordelijkheden door ze te laten nadenken over hun verantwoordelijkheid voor de opbouw van een goede samenleving. Wat wordt hun toekomstige rol in bedrijfsleven, openbaar bestuur, civil society of wetenschap? Die reflectie op maatschappelijke verantwoordelijkheid geldt niet alleen voor studenten. De samenleving mag ook van wetenschap en wetenschappers verwachten dat zij het goede doen, integer zijn en werken volgens de academische normen van transparantie en toetsbaarheid. We vragen van onze docenten en onderzoekers te reflecteren op hun normen en waarden. Wij sturen erop aan dat de communicatie over inzet en professionele integriteit een integraal onderdeel wordt van collegiaal overleg, bestuurlijk debat en onderwijs. Ook ons onderzoek en onze valorisatie geven straks nog meer blijk van onze missie Understanding Society. Innovatie in techniek is niet langer leidend bij het oplossen van maatschappelijke problemen, de wereld om ons heen verandert. Het effect van deze veranderingen op de samenleving vraagt om nieuwe zienswijzen. Tilburg University geeft de missie Understanding Society inhoudelijk verdieping en invulling aan de hand van Social Innovation. Met onze visie op Social Innovation (zie hoofdstuk 5) richten we ons in sterkere mate op urgente maatschappelijke problemen en ingrijpende sociaal-culturele veranderingen. Als maatschappelijke universiteit brengen we innovatieve krachten van (maatschappelijke) organisaties en onszelf samen om oplossingen te bieden voor grote maatschappelijke uitdagingen. We initiëren en verbinden nieuwe strategieën, concepten en ideeën door middel van de Tilburgse methode van Social Innovation, waarbij we komende plan periode in ieder geval extra aandacht besteden aan uitdagingen op het gebied van gezondheid en arbeid. Die uitdagingen zijn een grote verantwoordelijkheid voor de beslissers van de toekomst. Hoogwaardig disciplinair onderzoek vormt de basis van onze universiteit. We staan bekend om ons excellente onderzoek en blijven investeren in ons fundamentele onderzoek in de verschillende disciplines, evenals in disciplineoverstijgende samenwerking. Voor het aanpakken van grote maatschappelijke kwesties is het aanbrengen van samenhang en versterken van samenwerking
in
economie,
recht,
sociale
en
gedragswetenschappen
en
geesteswetenschappen essentieel. Omdat die vier disciplines stuk voor stuk bijdragen aan Understanding Society, geloven we in het onverkort handhaven en verbinden ervan. Onderzoek, onderwijs en valorisatie zijn belangrijke terreinen waarop Understanding Society gestalte krijgt, maar niet de enige. Wie maatschappelijke verantwoordelijkheid predikt, moet ook zelf het goede voorbeeld geven. Onze missie moet doorwerken in het opereren van de hele organisatie. Goed leven moet als uitgangspunt dienen voor al ons handelen. Dit concretiseert zich in respect voor menselijke waardigheid, gerichtheid op emancipatie uit onrechtvaardige en onderdrukkende verhoudingen en streven naar duurzaamheid. Om onszelf op dit punt te toetsen, formuleren we een duidelijk beleid voor corporate social responsibility. Wij sturen erop aan om in 2017 bij alle beslissingen publiek verantwoording af te leggen over de afwegingen die zijn gemaakt met betrekking tot de effecten op de samenleving, de cultuur en het milieu. Wij onderkennen dat de samenstelling van ons personeel geen afspiegeling vormt van de Nederlandse samenleving. Dit past niet bij onze missie Understanding Society. Daarom ontwikkelen wij diversiteitbeleid om dit te verbeteren. Onderdeel daarvan is het streven om het aantal vrouwen op leidinggevende en profilerende posities uit te breiden. Het in 2012 door koningin Beatrix op onze campus onthulde borstbeeld van Marga KlompĂŠ (1912-1986) herinnert ons elke dag aan het belang hiervan. Onze inspanningen om onze missie meer inhoud te geven zullen duidelijk zichtbaar zijn en herkend worden. We streven ernaar dat Understanding Society in 2020 breed door stakeholders zoals studenten, peers, overheid en het bedrijfsleven wordt herkend als onderscheidend voor onze universiteit. Tilburg University groeit dan uit tot de ‘maatschappij-universiteit’ bij uitstek.
3 | ONDERZOEK: KIEZEN VOOR HOOGWAARDIG DISCIPLINAIR ONDERZOEK EN DE AGENDA VAN SOCIAL INNOVATION
Disciplinair onderzoek Tilburg University is een maatschappijgerichte universiteit die bekend staat om haar excellente onderzoek. Dit voldoet aan de hoogste internationale kwaliteitseisen. We stellen alles in het werk om dat zo te houden. Zo meten we onze programma’s aan landelijke en internationale regels en benchmarks. Ook toetsen we ze aan ons eigen 4-uit-5 kwaliteitsbeleid. Alleen onderzoek dat in evaluaties een score van in ieder geval vier (‘zeer goed’) scoort, doorstaat de toets der kritiek. Van programma’s die dat niet halen, verwachten we een actieplan waarmee de kwaliteit snel op het vereiste niveau wordt gebracht. Onderzoek dat onder de maat is en blijft, bouwen we af. Hoogwaardig disciplinair onderzoek vormt de basis van onze universiteit. Het leidt geen twijfel dat we veel blijven investeren in de basis: ons hoogwaardige onderzoek in de verschillende disciplines. Daar heeft Tilburg University veel aan te danken. Het is het fundament waar onze universiteit op gebouwd is. Zo behoort het Tilburgse onderzoek op het terrein van “Economics “ en “Business” al jaren tot de Europese top. Onze internationale naamsbekendheid hebben we vooral aan dit uitstekende werk te danken. Het beleid op het gebied van Centers of Excellence zullen we de komende periode ongewijzigd continueren. Naar verwachting zullen we een vijftal instituten dit predicaat toekennen. Om de resultaten van ons onderzoek breed in de maatschappij te laten landen kiest Tilburg University ervoor haar onderzoek waar mogelijk via Open Access te publiceren. Multidisciplinair onderzoek Voor een scherpere profilering van onze universiteit en een effectievere fondsenwerving is de komende planperiode extra focus nodig. Daarbij verwachten we het meest van verdergaande aanscherping van ons multidisciplinair onderzoek. Dat past goed bij onze missie Understanding Society (zie 2). Vanuit haar visie op Social Innovation vindt Tilburg University dat het multidisciplinaire onderzoek aansluiting dient te vinden op de complexe maatschappelijke vraagstukken van deze tijd. Deze vraagstukken vragen om een integrale benadering vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines. Op basis van onze bestaande kracht kiezen we ervoor te kapitaliseren op de positie die we reeds verworven hebben op belangrijke maatschappelijke onderzoeksthema’s. Tilburg University heeft de afgelopen jaren een goede naam opgebouwd met multidisciplinair onderzoek over belangrijke maatschappelijke vraagstukken als vergrijzing en pensioenen, veiligheid, duurzaamheid, arbeidsmarkt en zorg.
In het kader van de agenda van Social Innovation zullen we deze multidisciplinaire benadering van maatschappelijke vraagstukken doortrekken, omdat het de mogelijkheid bieden om onderzoek, onderwijs en valorisatie aan elkaar te koppelen. Zo krijgt de aanpak van Social Innovation ook vorm en inhoud op verschillende terreinen. Wij doen dit samen met onze maatschappelijke partners, bijvoorbeeld op het terrein van de arbeidsmarkt, de zorg of in het veld van veiligheid en duurzaamheid. Deze aanpak helpt ons om ons onderscheidend vermogen te vergroten. Ze geeft richting bij onze profilering en fondsenwerving. Het wordt zo duidelijker waar we goed in zijn en waar we meerwaarde hebben, ook voor stakeholders die ons minder goed kennen. De thema’s bieden een aanknopingspunt voor strategische alliantievorming met andere kennisinstellingen, overheden en bedrijfsleven. Om deze en andere redenen zal Tilburg University meer dan ooit zichtbaar zijn in Brussel, Den Haag en bij strategische partners. Deze aanpak helpt ons de maatschappelijke bijdrage en de zichtbaarheid van de universiteit te vergroten. Ze vormen een instrument om onze valorisatie vorm te geven door versterkte samenwerking met maatschappelijke partners en overheid. Bovendien sluiten ze aan bij de Grand Challenges van het Europese onderzoeksprogramma Horizon2020 en dienen daarmee als effectief middel voor fondsenwerving. De thema’s werken volgens het principe van Social Innovation (zie 5). De multidisciplinaire thema’s zullen worden gedragen door teams van toponderzoekers uit verschillende disciplines, die we deels vrijstellen van reguliere taken. Daarnaast stellen we extra middelen ter beschikking, die gebruikt zullen worden om het multidisciplinaire onderzoek te bevorderen. Onderzoekssubsidies Onderzoekssubsidies gelden als graadmeter voor wetenschappelijke excellentie. Daarnaast kunnen onze onderzoekers met behulp van subsidies bijdragen aan het doorgronden en oplossen van actuele maatschappelijke problemen. Nu bij de financiering van onderzoek het overheidsaandeel afneemt, is steeds belangrijker om extra middelen te verwerven uit de tweede geldstroom. De komende jaren blijft Tilburg University inzetten op het binnenhalen van prestigieuze persoonsgebonden subsidies en andere nationale en Europese fondsen. Wij ontwikkelen hiertoe een actieve, universitaire wervingsstrategie die een significante verhoging van de inkomsten ten doel heeft, evenals het behalen van de prestatieafspraken. Onderzoekers worden actief gestimuleerd om aanvragen in te dienen en krijgen ook voldoende tijd om deze voor te bereiden. Het verhogen van het aantal succesvolle subsidieaanvragen kan niet zonder voldoende ondersteuning. We onderzoeken de komende periode dan ook welke behoeften er op dit punt bestaan en hoe we dit het beste gezamenlijk kunnen oppakken.
Promovendi Promovendi zijn de nieuwe generatie onderzoekers en daarmee van vitaal belang voor de toekomst van de universiteit. Onze kenniseconomie vraagt bovendien in toenemende mate om kennisproductie en innovatie door hoogopgeleide kenniswerkers. We streven daarom naar een gestage groei van afgeronde promoties en een verbetering van ons promotierendement. Omdat wij relatief achterblijven bij landelijke ontwikkelingen, hanteren we als richtlijn dat hoogleraren gemiddeld 0,9 promotie per jaar afronden. Ook werken we aan een betere monitoring van onze promovendi, verbetering van de promotieopleidingen en een professionalisering van de promotiebegeleiding door de Graduate Schools. Buitenpromovendi vormen een steeds belangrijker onderdeel van het aantal promoties. Verdere verbetering van de begeleiding voor deze groep, bijvoorbeeld via professionele PhD-programma’s, heeft een hoge prioriteit. Ook op andere fronten zetten we in op een diversificatie van promotietrajecten, bijvoorbeeld door het opzetten van structurele internationale joint PhD-programma’s. Wetenschappelijke integriteit De komende planperiode blijven we volop aandacht besteden aan (wetenschappelijke) integriteit. De afgelopen jaren is de universiteit eens te meer doordrongen van het belang van een sterke integriteitscultuur. We hebben diverse maatregelen tegen wetenschapsfraude getroffen, zoals de verplichting van twee promotoren bij ieder promotie en het instellen van een commissie wetenschappelijke integriteit. Verder blijven we een kritische houding van onze wetenschappers onderling stimuleren en ontwikkelen we gedragsregels over het bewaren en delen van onderzoeksgegevens.
4 | ONDERWIJS, KIEZEN VOOR ‘A LEARNING SOCIETY’ De ontwikkelingen in het hoger onderwijs gaan razendsnel. Globalisering en digitalisering in combinatie met afnemende financiële middelen en voortdurend veranderende regelgeving, zorgen voor stijgende verwachtingen over en aangescherpte eisen voor onderwijs. Er wordt meer gevraagd en er worden andere dingen gevraagd. Dit stimuleert ons om de kwaliteit van het onderwijs verder te verbeteren en het rendement ervan te verhogen. In de vorige strategieperiode hebben we al veel bereikt. Zo hebben we in de bachelor het onderwijs geïntensiveerd en het bindend studie advies verhoogd. Daarnaast ontwikkelden we een nieuwe onderwijsvisie. Deze inspanningen werpen vruchten af. Sinds 2013 mogen we het keurmerk ‘Instellingstoets Kwaliteitszorg’ voeren. Dit betekent dat ons kwaliteitszorgsysteem op orde is. Dat is mooi maar we vinden het nog niet genoeg. We willen meer. We streven naar een gestage groei van de instroom in ons onderwijs met een marktaandeel van minimaal 5%. Dat betekent dat we onze sterktes beter dienen te kapitaliseren. Hiertoe zullen we onderzoeken in hoeverre ons opleidingsaanbod aansluit bij de wensen van de student, de vraag vanuit het beroepenveld en het profiel van onze universiteit. In de komende strategieperiode staan we voor een gezamenlijke opgave om deze uitdagingen aan te gaan. Daartoe introduceert Tilburg University het onderwijsconcept ‘A Learning Society’. Dit is een aanvulling op en concretisering van de Tilburgse onderwijsvisie (2012) ‘Toponderwijs tussen wetenschap en maatschappij’. ‘A Learning Society’ bouwt voort op onze sterke punten en combineert dit met vernieuwingen. Het concept bestaat uit drie pijlers: (I) het verbeteren van de onderwijskwaliteit (Learning), (II) het vergroten van de maatschappelijke oriëntatie (Learning Society) en (III) het versterken van het campusgevoel (A Learning Society). Daarmee willen we realiseren dat wetenschappers en studenten op onze compacte campus een (internationale) gemeenschap vormen, waarin ze elkaar uitdagen, stimuleren en kennis overdragen via aantrekkelijk en innovatief onderwijs dat voorziet in een combinatie van kennisverwerving, een brede academische vorming en maatschappelijke oriëntatie. Per pijler geven we aan waar in de komende strategieperiode onze prioriteiten liggen. Pijler I: Verbeteren van de onderwijskwaliteit Het startpunt van ‘A Learning Society’ is kwalitatief goed onderwijs, waarbij de ontwikkeling van de student centraal staat. We stellen ons ten doel de prestatieafspraken te behalen en die waar mogelijk te overtreffen. Dat is noodzakelijk, maar niet voldoende. Het verbeteren van de onderwijskwaliteit omvat meer. De komende periode gaan we daarom inzetten op een
professionalisering van het onderwijs, het onderzoek nog meer te integreren in het onderwijs en door innovatieve onderwijsvormen te ontwikkelen. Ook hier kan onze aanpak van Social Innovation zijn kracht bewijzen. In tal van programma’s is er gelegenheid om het belang van maatschappelijke vernieuwing als antwoord op de vragen van onze tijd te laten zien. Goed onderwijs begint bij deskundige en gemotiveerde docenten met een sterke bereidheid zich in te zetten voor onderwijs. Ook onze hoogleraren en toponderzoekers worden nauw betrokken bij het onderwijs in elke fase van een opleiding. De komende periode zet Tilburg University zich in om zowel de kwantiteit als de kwaliteit van docenten te vergroten. We maken voor deze uitbreiding en professionalisering geld vrij door middelen anders te bestemmen binnen onze begroting. Het in de prestatieafspraken vastgelegde aandeel BKO van 30 procent wordt ambitieuzer ingezet en verhoogd naar minstens 66 procent. Het onderwijs van Tilburg University is research-based en research-driven. Dat houdt in dat onze docenten de nieuwste wetenschappelijke inzichten in het onderwijs verwerken, zodat onze studenten inzicht krijgen in de meest recente stand van zaken op hun vakgebeid. Tevens betekent dit dat onze studenten vanaf het begin van de opleiding expliciet de methoden, vaardigheden en attituden worden bijgebracht die nodig zijn om kritisch te reflecteren op hun vakgebied. Hoewel de meeste studenten niet kiezen voor een carrière op gebied van onderzoek, biedt wetenschappelijk onderwijs de habitus voor zelfstandig werken en analytisch denken. Belangrijke vaardigheden voor toekomstige leiders die wij opleiden. We bevorderen aantrekkelijk en innovatief onderwijs. Uitgangspunt daarbij is dat ons onderwijs beter aansluit bij de leerbehoefte van onze studenten. Kleinschalig, activerend en intensief onderwijs heeft daarbij de voorkeur. We streven naar doorlopende inhoudelijke leerlijnen binnen al onze curricula. Dat vraagt, meer dan nu het geval is, samenwerking in docentteams. Binnen deze teams vindt afstemming plaats over de inhoud van de opleiding en de onderwijsvormen die worden ingezet. We sluiten aan bij internationale ontwikkelingen op gebied van innovatieve onderwijsvormen, die voor de gehele instelling van meerwaarde kunnen zijn, zoals een verdere ontwikkeling van weblectures, MOOCs en digitaal toetsen. We gaan docenten intensiever ondersteunen deze vernieuwende didactische werkvormen te gebruiken, onder andere door het stimuleren van pioniers om hun kennis en vaardigheden aan collega’s ter beschikking te stellen. Kwalitatief goed onderwijs voor alle studenten vormt de basis en tegelijkertijd erkennen we dat studenten verschillen qua niveau, belangstelling, leerstijl en ambitie. We houden rekening met deze verschillen door binnen de huidige onderwijsprogramma’s studenten uit te dagen.
Desondanks zal er een groep studenten zijn die uitkijkt naar een extra uitdaging bovenop het reguliere programma. Deze
worden
gestimuleerd
deel
te
nemen
aan
aanvullende
faculteitsspecifieke
of
instellingsbrede excellentietrajecten. Het Outreaching programma wordt na afloop van de subsidieperiode
gecontinueerd.
Tevens
onderzoeken
we
de
mogelijkheden
tot
het
samenbrengen van deze verschillende trajecten binnen een zogenaamde Honors Acadamy.
Pijler II: Vergroten maatschappelijke oriëntatie Een tweede belangrijke waarde binnen ‘A Learning Society’ is de voorbereiding van studenten op een (internationale) maatschappelijke carrière. We motiveren en stimuleren studenten om verantwoordelijkheid te nemen in de maatschappij. Onze inzet hierop is drieledig: het verbinden van studenten met de maatschappij, het stimuleren van het verantwoordelijkheidsbesef en het stimuleren van een internationale oriëntatie. Tilburg University hecht veel waarde aan de verbinding van het onderwijs met de maatschappij en de actualiteit. Maatschappelijke vraagstukken bieden vaak inspiratie voor het onderwijs. We willen dat binnen elk onderwijsprogramma de verbinding met de maatschappij wordt gezocht. Door het uitnodigen van gastdocenten uit het bedrijfsleven of het stimuleren van onderzoeksprojecten en stages bij (internationale) organisaties, versterken we de relatie met het beroepenveld. Zo krijgen studenten al tijdens hun opleiding mogelijkheden om zich voor te bereiden op hun latere positie in de samenleving. Het ontwikkelen van de juiste vaardigheden wordt hierbij steeds belangrijker. De maatschappij vraagt dat studenten beschikken over competenties, zoals teamgeest, overtuigingskracht, presentatievaardigheden, netwerkvaardigheid en flexibiliteit. We gaan hier meer aandacht aan besteden in onze curricula. Tevens stimuleren we de ontwikkeling van competenties via extracurriculaire activiteiten. Hiervoor wordt één loket voor ‘career services’ ontwikkeld. Voorbeelden van diensten van dit loket zijn: werk- en stagebemiddeling, vaardigheidstrainingen en loopbaanadvies. Tilburg University bereidt haar studenten voor op een verantwoordelijke positie in de samenleving. Onze christelijk-humanisatische traditie leert studenten om eigen en andermans opvattingen op verschillende manieren kritisch te bevragen en de samenleving te begrijpen. Onze studenten worden opgeleid tot ‘verantwoorde burgers’, dat wil zeggen dat zij leren verantwoordelijkheid te dragen in de samenleving. Dit verantwoordelijkheidsbesef gaan we stimuleren. Naast de reeds bestaande vakken op gebied van wetenschapsfilosofie en ethiek van
het vakgebied, zullen we de komende periode activiteiten ontplooien om verantwoord burgerschap meer integraal onderdeel te laten vormen van het curriculum. Het analyseren en oplossen van hedendaagse complexe maatschappelijke vraagstukken vraagt een internationale oriëntatie. Ook draagt internationale ervaring bij aan de ontwikkeling van cross-culturele competenties en de brede algemene vorming die Tilburg University nastreeft. Het in het vorige strategische plan ingezette tweesporenbeleid, waarbij wordt ingezet op zowel ‘Internationalisation Abroad’ als ‘Internationalisation at Home’ zal worden voortgezet. Een internationale oriëntatie dient een integraal onderdeel te zijn van onze opleidingen. Tilburg University zal bij de heraccreditatie van haar internationale opleidingen het bijzondere kwaliteitskenmerk Internationalisering op programmaniveau aanvragen, en in 2018 bij de tweede instellingstoets kwaliteitszorg het bijzonder kenmerk Internationalisering op instellingsniveau. Tevens zetten we ons in het onderwijs meer plaats te laten vinden in een internationale omgeving. Voor onze studenten wordt het normaal dat ze een buitenlandervaring opdoen tijdens de studie. Dit kan op allerlei manieren invulling krijgen: via een (joint) degree programma, een uitwisselingsprogramma, een stage in het buitenland of een ‘Summer School’. Deelname aan een uitwisselingsprogramma wordt gefaciliteerd door binnen alle bacheloropleidingen een ‘mobility window’ op te nemen. Op deze manier kunnen onze studenten een buitenland ervaring combineren met een nominaal behaalde studie. Daarnaast heeft onze eigen campus een internationaal karakter, waarin samenwerking tussen Nederlandse en internationale studenten wordt gestimuleerd. Pijler III: Versterken van het campusgevoel Onze groene campus is een mooie basis voor het realiseren van ‘A Learning Society, waar studenten een (internationale) gemeenschap vormen en elkaar stimuleren, uitdagen en kennis opdoen. Om het campusgevoel te versterken is het belangrijk dat we één universiteit zijn. Ons streven is daarom meer eenheid in te brengen in de onderwijsondersteunende activiteiten en daarmee de ‘kleine kwaliteit’ verder te verbeteren. Daarvoor gaan we in ieder geval de volgende activiteiten gezamenlijk organiseren: uniform jaarrooster, het studiekeuzeproces, en peer review in het onderwijs. We streven er naar studenten zoveel mogelijk op de compacte campus te hebben, dus dicht bij ons. Dat maakt direct contact tussen docenten en studenten en studenten onderling mogelijk. We bieden onze studenten een intensief programma, met een groot aantal onderwijsweken lopend van september tot juli. We hanteren daarbij een uniform jaarrooster, met een eenduidig
onderscheid
tussen
onderwijsweken,
tentamenperiodes
en
vakantie.
Zo
kunnen
we
voorzieningen optimaal benutten en, ondanks de groei van de contacturen, de uitbreiding van het aantal onderwijsvoorzieningen beperken. Investeringen kunnen zich zo in de eerste plaats richten op het aanpassen van bestaande faciliteiten, zodat deze zoveel mogelijk geschikt zijn voor ons onderwijs. Daarnaast zal nieuwbouw gericht zijn op het opvangen van resterende knelpunten en het vergroten van ruimte voor (zelf) studie en specifieke onderwijsvoorzieningen. Een goede studiekeuze is een belangrijke voorspeller van studiesucces. We zetten ons in het studiekeuzeproces te verbeteren en de contacten met studiekiezers intensiveren. Enkele opleidingen houden nu al studiekeuzegesprekken ‘voor de poort’. Dit instrument gaan we uitbouwen en op een uniforme wijze instellingsbreed invoeren, zodat al onze toekomstige studenten dezelfde begeleiding in het studiekeuzeproces ontvangen. Ook zullen we studenten gedurende de studie actief monitoren en begeleiden. Tilburg University wil studenten enkele brede bacheloropleidingen bieden. Bestaande opleidingen kunnen daartoe worden samengevoegd tot één brede bachelor. Kennis delen is een van de uitgangspunten van ‘A Learning Society’. Dat kan tussen docenten onderling, tussen docent en student en ook tussen studenten. In het onderzoek is het gebruikelijk dat wetenschappers feedback geven door middel van peer review. We willen dit instrument ook binnen onderwijs intensiever gaan inzetten. We zullen docenten en studenten ondersteunen bij het inzetten van dit instrument. Ook is blijvende aandacht nodig voor cursusevaluaties en de gemeenschappelijke organisatie daarvan. Wij bieden onze studenten onderwijskwaliteit, voorbereiding op een maatschappelijke loopbaan en een prettig studieklimaat. Van onze studenten verwachten wij dat zij zich gedurende het academisch jaar actief opstellen, zich zowel individueel en in groepen in de studiestof verdiepen en ook zelf zoeken naar de interactie met docenten. Studenten zetten hun persoonlijke kwaliteiten zo maximaal mogelijk in om een optimaal rendement uit het aangeboden onderwijs te halen.
5 | KIEZEN VOOR SOCIAL INNOVATION EN EEN NAAR BUITEN TREDENDE, SAMENWERKENDE EN ONDERNEMENDE UNIVERSITEIT.
Tilburg University richt zich op het begrijpen van onze complexe samenleving. Tilburg University verricht daartoe onderzoek dat kennis en handelingsperspectieven voortbrengt. Deze krijgen vervolgens ook een plek in het onderwijs. Het begrijpen van processen en interacties in de samenleving is een noodzakelijke voorwaarde om die ook te kunnen beïnvloeden. Echter, enkel begrip is niet voldoende voor een universiteit die vanuit de traditie zich verbonden weet met de omgeving en vanuit een besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid ook wil terug geven aan de maatschappij. Een “maatschappij universiteit” bij uitstek zal de kennis van en het inzicht in de samenleving ook willen omzetten in onderzoekende vormen waarin toepassing, ontwikkeling en innovatie aan de orde zijn. Zodoende kunnen beproefde praktijken worden ontwikkeld die vanuit een grondig begrip van de samenleving kunnen resulteren in daadwerkelijke verbeteringen en vernieuwingen. Valorisatie In het internettijdperk zijn transparantie en delen van kennis de norm. Van organisaties wordt verwacht dat ze naar buiten treden en zich maatschappelijk nuttig maken en verantwoorden. Dat schept verplichtingen, helemaal voor een universiteit die Understanding Society als missie heeft. Tilburg University realiseert zich dit terdege. We betrekken onze maatschappelijke omgeving bij onze onderzoek- en onderwijsactiviteiten. Dit is niet alleen een wettelijke verplichting maar ook het gevolg van de wens van Tilburg University om bij te dragen aan een goede maatschappij. Funderend onderzoek blijft de basis, maar dat wordt aangevuld met onderzoek waarbinnen toepassing, ontwikkeling en innovatie aan de orde zijn. Valorisatie wordt aan Tilburg University niet enkel gezien als een lineair proces waarbij kennis ‘naar de markt’ moet worden gebracht. De wijze waarop binnen Tilburg University kennis tot (economische, sociale, maatschappelijke, culturele) waarde wordt gebracht, kent diverse praktijken. Te denken valt aan duale aanstellingen, academische werkplaatsen deelname aan het publieke debat en contractonderzoek. Het meetbaar maken van deze verschillende vormen van valorisatie blijft een belangrijk punt van aandacht. Om tot een goede set valorisatieindicatoren te komen, die recht doet aan het profiel van de universiteit, neemt Tilburg University deel in een landelijk VSNU-project waarbinnen wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een gedragen set van indicatoren voor alle universiteiten. Wij maken daarbinnen onze eigen keuzes. Social Innovation als stuwende kracht Het motto van Tilburg University -Understanding Society - krijgt inhoudelijk verdieping en invulling aan de hand van Social Innovation. Social Innovation is de stuwende kracht om de kennis van en het inzicht in de handelingsperspectieven van de partijen in de samenleving met
elkaar te verbinden en om te zetten in beproefde praktijken die (maatschappelijke) waarde toevoegen. De Tilburgse methode van Social Innovation De Tilburgse methode van Social Innovation omvat nieuwe ideeën (producten, diensten of modellen) die tegemoet komen aan maatschappelijke behoeften en die nieuwe verbindingen en samenwerking tot stand brengen. Aldus wordt maatschappelijke waarde toegevoegd. Deze methode kenmerkt zich verder door de volgende elementen: (I) de aansluiting bij en complementariteit ten opzichte van technologische innovaties; (II) de waardecreatie die zich niet louter richt op economisch gewin, maar ook in sociaal en cultureel opzicht “winstgevend” kan zijn; (III) de multidisciplinaire samenwerking die nodig is om de grote maatschappelijke thema’s te kunnen begrijpen en op de juiste wijze te doordenken; (IV) de benadering van “open innovatie” en interactie tussen kennis en omgeving die voorbij gaat aan lineaire modellen van kennisontwikkeling; (V) de structurele samenwerking met maatschappelijke partners op voet van gelijkwaardigheid. Huidige expertise Tilburg University heeft reeds een traditie opgebouwd met alliantievorming en langdurige samenwerking. Samenwerking, netwerken en grensoverschrijdend leren zijn sleutelbegrippen in de Tilburgse methode van Social Innovation. De ambitie is om op het vlak van Social Innovation internationaal voorop te lopen. Daartoe zal de Tilburgse methode van Social Innovation de komende jaren een programmatische impuls krijgen, zowel op het gebied van (promotie)onderzoek als op het gebied van onderwijs. Tevens wordt Social Innovation organisatorisch verankerd binnen Tilburg University door de instellingen van een instellingsbrede programmacommissie die verantwoording aflegt aan een bestuurscommissie van rector magnificus en decanen. Versterking samenwerking en netwerken Tilburg University gaat de samenwerking met haar partners en haar rol in verschillende netwerken versterken en uitbouwen. Deze netwerken zijn niet alleen nuttig voor de contacten voor onderzoek, onderwijs en valorisatie, ze kunnen ook ondersteunen bij de werving van zogenaamde derde geldstroommiddelen (o.a. commercieel onderzoek, collectebusfondsen, financieringsfondsen). De inzet op netwerken en samenwerking kent meerdere doelen. (Inter)nationaal Internationale samenwerking is een voorwaarde voor het kunnen realiseren van de ambities in onderwijs en onderzoek. Een scherper profiel als universiteit heeft ook gevolgen voor onze
internationale relaties. Ook hier zullen we duidelijke keuzes maken. Het aantal internationale partnerschappen zal worden teruggebracht. Vanuit onze strategische doelen zullen we met een selectief aantal universiteiten, verspreid over de wereld, strategische allianties vormen. Internationale onderzoeks- en/of onderwijsactiviteiten zullen steeds vaker plaatsvinden binnen deze allianties. Naast bilaterale samenwerking zal Tilburg University op instellingsniveau actief participeren in internationale netwerken gericht op kennisdeling en belangenbehartiging. Steeds vaker worden vanuit deze netwerken consortia gevormd die aansluiten bij Europese of mondiale onderzoeksthema’s. Daarnaast faciliteren de netwerken internationale mobiliteit binnen het onderwijs. Ook onderzoekt Tilburg University de komende planperiode de mogelijkheden van intensieve samenwerking met een of meerdere Nederlandse universiteiten, om te beginnen met de Technische Universiteit Eindhoven, met als doel samen fondsen te werven, het delen van faciliteiten, en het opstellen van internationale subsidieaanvragen.
Regionaal Tilburg University heeft ook tot doel een actieve bijdrage aan het versterken van de concurrentiekracht in de regio te leveren. Dat doen wij enerzijds door het inbrengen van onze expertise op het gebied van Social Innovation in de regionale samenwerkingsverbanden Midpoint Brabant en Brainport. Midpoint Brabant zet in op innovatie rondom arbeidsmarkt, zorg en veiligheid en duurzame ontwikkeling. De samenwerking met Brainport wordt verder vormgegeven aan de hand van het thema zorg. Dit thema sluit volledig aan bij de Agenda Brabant van de provincie. De regionale samenwerkingsagenda komt daarmee overeen met de maatschappelijke thema’s waarmee Tilburg University zich profileert. Anderzijds zal Tilburg University een voortrekkersrol vervullen in de ontwikkeling van Regional Governance, ondermeer door het instellen van een bijzondere leerstoel rondom dit thema. Alumni In de komende planperiode willen we meer halen uit onze banden met alumni. Zij zijn de belangrijkste ambassadeurs van onze instelling en beschikken over zeer waardevolle netwerken. We blijven gebruik maken van bestaande kanalen zoals de Vrienden van Cobbenhagen en de Campaign Board. Hierin hebben prominenten zitting genomen die een band hebben met de universiteit. Zij hebben zich bereid getoond om zich in te zetten als ambassadeurs, bijvoorbeeld in campagnes om private steun te verwerven. Het toewerken naar sterkere banden is een organisch proces, waarbij we uitgaan van het principe first friendraising, then fundraising. Ons doel is een dusdanig hechte band te realiseren dat alumni hun alma mater financieel (fondsen voor onderwijs of onderzoek, of gebouwen en zalen) dan wel in natura (stageplaatsen, gastcolleges) willen ondersteunen.
TiasNimbas TiasNimbas blijft een belangrijke partner op het gebied van post academisch onderwijs; zij vormt een ‘embedded’ business school binnen Tilburg University. Vanuit het motto Understanding Society wordt binnen het onderwijs de basis gelegd voor het begrijpen van processen en interacties in de samenleving. TiasNimbas maakt de kennis van en inzichten in de maatschappij concreet toepasbaar voor bedrijven en maatschappelijke instellingen. Op deze manier kunnen we de processen en interacties in de samenleving beïnvloeden en hebben we impact. Ondernemende universiteit Onze ambities in regionale samenwerking zijn groot, niet alleen op het gebied van Social Innovation. We sturen aan op bundeling van de provinciale krachten van onderwijs, overheid en ondernemers (triple helix). Hiervoor zijn goede contacten nodig met bedrijfsleven, overheden en andere organisaties. In voorgaande perioden hebben we onze contacten met maatschappelijke partners en het bedrijfsleven geïntensiveerd. Deze ambitie zou verder concrete vormen aan kunnen nemen aan de hand van een exclusief, internationaal University College. In 2014 zal daartoe een haalbaarheidsstudie worden uitgevoerd waarna een definitieve go-no-go beslissing zal worden genomen. Voor een intensievere en effectievere interactie met onze omgeving is een meer open en ondernemendere cultuur een voorwaarde. Dit is een belangrijke reden voor de universiteit om ondernemerschap aan te moedigen, op de campus (Brabant Center for Enterpreneurship, startups), in het onderwijs en op de werkvloer. We willen de komende periode het ondernemerschapsdenken meer laten doorklinken in ons onderwijs. Wij vinden het van belang dat dit niet alleen in de economische bachelors wordt aangeboden, maar ook in alle andere bachelorprogramma’s. Last but not least gaan we werken aan een meer ondernemende interne cultuur (zie 6), omdat we geloven dat dit bijdraagt aan onze missie.
6| ARBEIDSORGANISATIE: KIEZEN VOOR SLANKER, SLAGVAARDIGER EN FLEXIBELER In onze strategie voor de komende jaren willen we duidelijke keuzes maken. Daarbij staat voorop dat kwaliteit de leidraad zal zijn. Om deze ambitie waar te maken, is hooggekwalificeerd personeel het fundament waarop onze universiteit bouwt. Tilburg University richt zich daarom op hoogstaande kwaliteit van medewerkers, verbinding en samenwerking tussen mensen en teams en kwaliteit van leiderschap binnen een slagvaardige organisatie. De kwaliteit en professionaliteit van de medewerkers is van cruciaal belang om innovatief en wendbaar te zijn en te midden van de samenleving te staan. Om wendbaarder te worden, streven we naar een goede balans tussen vast en flexibel personeel. We willen dat Tilburg University meer dan in het verleden innovatie omarmt en daar invulling aan geeft. We zien een opener en diverser samengestelde organisatie voor ons waar verschillende medewerkers elkaar gemakkelijk weten te vinden en vaker projectmatig samenwerken. Discipline overstijgende samenwerking krijgt een belangrijke plaats. Dit is ook een belangrijke reden om te streven naar meer doorstroming. HR focust de komende periode op talentontwikkeling, waarbij wordt toegewerkt naar bredere inzetbaarheid van medewerkers. Hierbij is het van groot belang dat divers talent erkend en herkend wordt. Er wordt blijvend geĂŻnvesteerd in mensen, in de verschillende fasen van hun loopbaan. Het loopbaanbeleid wordt gespecificeerd naar de verschillende werkzame generaties. Tilburg University geeft daarbij de medewerker de ruimte om ook zelf verantwoordelijkheid en initiatief te nemen, bevlogen en creatief te zijn. De medewerker wordt daarbij gestimuleerd om bewust na te denken over het eindresultaat van zijn werk. Tilburg University heeft diversiteit in de samenstelling van haar personeel in alle geldingen hoog in haar vaandel en zal gericht beleid voeren om onbedoelde uitsluiting mechanismen die leiden tot verlies aan talent en kwaliteit aan te pakken. Tilburg University streeft naar een evenwichtige samenstelling van de wetenschappelijke staf. We streven naar gebalanceerde excellente wetenschappelijke teamsamenstellingen, bestaande uit talenten op het gebied van onderzoek, onderwijs en valorisatie. Deze evenwichtige samenstelling zal ook ruimte bieden om omvang en kosten van de wetenschappelijke staf te optimaliseren. Bestuurs- en directiefuncties spelen een sleutelrol bij het initiĂŤren en aanjagen van innovatie. Overtuigd van het belang van de hoge kwaliteit van leiders, moeten talentvolle leidinggevenden worden benoemd en leidinggevende vaardigheden bij zittende leiders worden bevorderd. Op leiderschapsontwikkeling zal stevig worden ingezet.
De ambities vergen ook een transparante en goed bestuurbare organisatie. De afgelopen jaren is op verschillende momenten naar met name de ondersteunende organisatie gekeken, zoals de doorlichtingen van de ondersteunende kolommen,
het traject ‘herstructurering diensten’ het
‘visietraject ondersteunende dienstverlening’ en het ‘Bezuinigingstraject pakketten A, B en C’. Alle trajecten waren erop gericht om de dienstverlening efficiënter, transparanter, slagvaardiger en met een vergroting van de kwaliteit in te richten. Vastgesteld moet worden dat adviezen voortgekomen uit een aantal van deze trajecten slechts deels zijn overgenomen en geïmplementeerd. Ook zijn trajecten gestagneerd of stopgezet. Uit de evaluatie van de herstructurering diensten is tevens gebleken dat veel van de oorspronkelijke doelstellingen niet zijn gerealiseerd. Er werd onder meer geconcludeerd dat “aan de ene kant dienstverlening transparanter was geworden, maar dat de schotten tussen de diensten waren blijven staan. Hierdoor blijft integraliteit van de dienstverlening nog steeds moeilijk.” Een andere conclusie was: “Nog steeds moeten we constateren dat er schotten bestaan tussen Schools en diensten ondanks alle ingezette veranderingstrajecten. en nog steeds kent de organisatie, diverse ondersteunende diensten op verschillend niveau, die vaak autonoom, weinig integraal en procesmatig werken.” Kortom onze organisatie is nu weinig doorzichtig, complex en versnipperd. Deze is als geheel minder doelmatig en slagvaardig dan ze zou kunnen zijn. We willen de organisatie daarom wezenlijk anders inrichten. We willen Tilburg University slagvaardiger en flexibeler maken, zodat we beter zijn toegerust op de veranderlijke realiteit. En zodat we ons meer kunnen concentreren op wat we werkelijk als onze missie zien, hierbij wordt besluitvorming doorzichtiger en worden processen niet onnodig vertraagd. In de komende planperiode krijgt die eenvoudigere inrichting zijn beslag. Uitgangspunt daarbij is dat we Tilburg University meer tot een eenheid willen smeden: één gezamenlijke organisatie, waarbij ondersteunende activiteiten niet meer op verschillende plaatsen worden uitgevoerd. Beleid moet, zoveel mogelijk, voor de hele organisatie worden ontwikkeld en samen worden uitgevoerd. Wij scharen ons allen achter dezelfde missie en strategie. Iedereen kent deze en weet wat ze voor hem of haar kan betekenen. Tilburg University gaat werken met duidelijke doelen en daaruit voortvloeiende resultaatverplichtingen. Doelen van onderdelen zijn in lijn met de strategie van de organisatie als geheel. De planning & control cycli van de verschillende diensten en faculteiten worden op elkaar afgestemd.
Alle activiteiten die het primaire proces ondersteunen - ook op het gebied van onderzoek en onderwijs - voegen we samen en brengen we zoveel mogelijk op één plek. Denk daarbij aan diensten zoals Internationalisering, HRM, ICT, Alumni, Finance, onderwijsondersteuning (zoals studentenbalie, roostering, tentamenplanning, surveillance) en Career Services. Samen bepalen we de prioriteiten voor de dienstverlening. Alle activiteiten die nu door diensten worden gedaan maar eigenlijk te definiëren zijn als primair proces activiteiten, worden geïntegreerd binnen het primaire proces van de faculteiten. Een professionele organisatie vraagt ook om professionele huisvesting. De huidige kantoren van de universiteit worden onvoldoende benut, de bezettingsgraad ligt volgens recente metingen rond de 40%. Tegelijkertijd stimuleert de huidige inrichting van de kantoorpanden samenwerking niet. Wij streven er naar om in de komende periode een start te maken met de invoering van moderne werkconcepten. Deze zullen ingebracht worden in gebouwen op het moment dat ze gerenoveerd worden, te beginnen met Simon. Deze moderne werkconcepten zullen aan de ene kant samenwerking moeten bevorderen, aan de andere kant ook tot een efficiënter ruimtegebruik leiden. Hierbij is het uitgangspunt dat zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de behoeften van de gebruikers. Ook hebben faculteiten en diensten een zware stem bij de inrichting van ruimtes waarin zij gehuisvest zullen worden. Wij gaan ervan uit dat wij door deze aanpak minder kantoorpanden nodig hebben. Vrijkomende ruimtes kunnen gebruikt worden voor het creëren van onderwijsvoorzieningen en op termijn kan het mogelijk zijn om (kantoor)panden af te stoten. De hierdoor gerealiseerde besparingen zullen worden ingezet ten behoeve van het primaire proces. Voor faculteiten en diensten betekent de samenvoeging van ondersteunende activiteiten dat ze gezamenlijk gebruik maken en mede-eigenaar zijn van hetzelfde loket. Voor de medewerkers bij ondersteunende eenheden heeft dit tot gevolg dat ze gaan samenwerken met meer collega’s met dezelfde expertise en met de collega’s in de faculteiten. We denken dat deze krachtenbundeling de kwaliteit, de creativiteit en de slagkracht van de dienstverlening kan vergroten. We verwachten ook dat deze manier van inrichten de bedrijfsmatige efficiëntie verhoogt: besluitvorming gaat sneller en de kans op fouten wordt kleiner, bijvoorbeeld door minder overdrachten. Cruciaal is wel dat voeling gehouden wordt met het primaire proces. We maken daarom duidelijke afspraken over structuur, positionering en onderlinge relaties en leggen die vast. Deze nieuwe, slagvaardige organisatie zal in 2014 verder worden uitgetekend en in 2015 vorm moeten krijgen. Dit zal leiden tot wijzigingen in de organisatie, waarbij natuurlijk ook alle formele trajecten worden gevolgd zodat medewerkers en hun vertegenwoordigers maximaal bij dit proces worden betrokken.
We verwachten dat de bedrijfsmatige en efficiĂŤnte inrichting van de organisatie zal leiden tot een verlaging van de kosten van de ondersteuning. Daar waar middelen hierdoor vrijkomen zullen ze aangewend worden voor het primaire proces. Zo kan deze bundeling van krachten niet alleen resulteren in een professionele ondersteuning maar ook de inzet van menskracht in het onderwijs en onderzoek verruimen. . Een gezamenlijke organisatie vereist ook gezamenlijke verantwoordelijkheid in de top. Decanen en directeuren worden aangesteld met functiecontracten, net als andere bestuurders en managers. We dringen de omvang van de huidige top terug als onderdeel van het terugbrengen van de overhead in de totale organisatie. We zullen investeren in de kwaliteit van het leiderschap van deze groep mensen. We streven naar een ondernemende bedrijfscultuur met ruimte voor eigen initiatief. Een cultuur waarin mensen fouten mogen maken, maar waarin wel duidelijk is waar verantwoordelijkheden liggen en wat de verwachtingen zijn. Een cultuur die gekenmerkt wordt door het besef dat onze kracht zit in cohesie en samenwerking, ondernemerschap, een zelfkritische houding, professionaliteit en integriteit. Medewerkers en studenten worden gewaardeerd voor hun bijdrage aan die cultuur en onze missie. Zij zijn het immers die Tilburg University maken. Alleen zij kunnen zorgen voor de vernieuwing en kwaliteitsslag waarmee wij meer dan ooit het verschil maken.
Organisatie - Regio Hart van Brabant
Page 1 of 1
2.4.4.18 Regio Hart van Brabant maandag 02 december 2013
Home
Economie
Sociaal
Kennis
Duurzaamheid
Ruimte
Forum
Nieuws
De gemeenten die deel uitmaken van Regio Hart van Brabant zijn Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk. Het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling wordt gevormd door de burgemeesters van deze gemeenten. Op bestuurlijk niveau worden de diverse projecten behartigd door de betrokken portefeuillehouders uit de colleges van B&W. De zogeheten Hart van Brabantdagen zijn onder meer bedoeld voor overleg tussen de portefeuillehouders. Voor het dagelijks management beschikt Hart van Brabant over een compact programmabureau. De uitvoeringsstructuur bestaat uit een effectief opererend netwerkverband van de samenwerkende gemeenten. De publieke werkagenda omvat opgaven in de portefeuilles: • • • • • • •
Algemeen Bestuur Arbeidsparticipatie Economische Zaken, Recreatie & Toerisme Milieu & Afval Maatschappelijke Ontwikkeling & Jeugd, Jeugdgezondheidszorg Ruimtelijke Ordening & Volkshuisvesting Verkeer & Vervoer
Een belangrijk deel van de agenda heeft betrekking op de economische opgaven van de regio. Hieraan wordt invulling gegeven vanuit de portefeuille Economische Zaken, Recreatie & Toerisme. Het stimuleren van de regionale economie gebeurt in nauwe samenhang met aandacht en ontwikkelopgaven voor het sociale, ecologische, infrastructurele en kenniskapitaal in de regio. Het zijn ook nadrukkelijk deze domeinen, die de algemene publieke samenwerkingsopgaven opleveren.
http://www.regio-hartvanbrabant.nl/organisatie
2-12-2013
2.4.4.2 Platform 31 - Europa over Smart Specialisation 30-11-13 12:14
Platform31 - Smart Specialisation Strategies in Nederland
contact · volg ons op
home
over ons
wonen
Home
Nieuws
wat we doen
partners
abonneren
werken
nieuws
leven
agenda
publicaties
blogs
ruimte
Zoeken
duurzaamheid
sturing
Smart Specialisation Strategies in Nederland
19-03-2013
Smart Specialisation Strategies in Nederland Het formuleren van een Smart Specialisation strategie (S3) is een actuele opgave voor Nederlandse regio’s, nu de Europese Commissie het opstellen van zo’n strategie als voorwaarde heeft gesteld voor EFRO-financiering in de periode 2014-2020. Hoe ver zijn de regio’s in het opstellen of implementeren van een Smart Specialisation strategie? En welke tips en trucs heeft dat tot nu
Tweets Anne-Marie Bor @annemariebor
28 Nov
#Heiloo: kan nieuwe tool helpen bij nwe besluiten groenbeheer? #TEEBstad filmpje & publicatie bit.ly/197q7qQ teebstad.nl Retweeted by Groen in Arnhem Expand Liesbet Dirven @DirvenLiesbet
28 Nov
toe opgeleverd?
@TEEBstad @platform31 en nu aan de slag teebstad.nl
Deze vragen worden hieronder toegelicht aan de hand van de praktijkvoorbeelden
Expand
Retweeted by Manon Zwart
in Brainport Eindhoven/Zuid-Oost Nederland, Amsterdam/West-Nederland, en Noord-Nederland. En enkele publicaties van het Planbureau voor de Leefomgeving. Dit stuk is deel twee van een drieluik over S3. Deel één over de Europese context van Smart Specialisation is verschenen in de vorige nieuwsbrief Werken van Platform31. Voorbeelden Zuid-Oost Nederland De S3 Zuid-Nederland bouwt voort op het rapport Brainport2020, opgesteld in 2011 voor Zuid-Oost Nederland en feitelijk een S3 avant la lettre. De S3 Zuid-Nederland omvat de economische ontwikkelingsstrategie voor de provincies Brabant, Zeeland
Sandra Greeuw @SandraGreeuw
12h
De Klimaatbestendige Stad op locatie, ’s-Hertogenbosch: platform31.nl/agenda/de-klim…
Susanne Kuijpers @susannekuijpers
13h
Platform31 - TEEB-Stad: Inzicht in de waarde van groen en water in de stad: platform31.nl/duurzaamheid/t…
en Limburg. Het is niet alleen een economisch visie- en strategiedocument, maar ook een uitvoeringsprogramma op hoofdlijnen. Bestuurlijke goedkeuring van het stuk is gepland op 20 maart 2013.
Monumenten @ts_Monumenten
14h
op deze schaal vertoond. Burdorf: “Het uitvoeringsprogramma beschrijft per
En erfgoed!? (Renes) “@platform31 Water- en ruimteprofessionals gezocht om mee te denken over Klimaatbestendige Stad
onderdeel welke partij hiervoor verantwoordelijk is. Dit voorkomt discussie over
Compose new Tweet…
Volgens Leo Burdorf, secretaris van Limburg Economic Development (LED), is de samenwerking die ten grondslag ligt aan de S3 van Zuid Nederland nog niet eerder
‘ownership’ van uitvoeringsonderdelen. Voor het eerst is een dergelijke strategie nadrukkelijk gebaseerd op input uit de gehele ‘triple helix’: overheden, ondernemers en onderwijsinstellingen. Deze manier van werken leerde ons opnieuw naar het hele werkgebied te kijken, waardoor we nu op economisch gebied relaties en ontwikkelingen zien die we eerst niet op het netvlies hadden. Bijvoorbeeld vanuit het perspectief van een ondernemer”. West-Nederland Ook in West-Nederland wordt gewerkt aan een S3. De steden en provincies binnen deze regio hebben de afgelopen jaren al een soortgelijke strategie tot uitvoering gebracht onder de noemer Kansen voor West. Daarin is bijvoorbeeld de Clusterbenadering in Amsterdam, met een focus op onder andere Food & Flower in combinatie met ICT en Logistiek, opgenomen. Momenteel wordt gewerkt aan een actualisering van het reeds bestaande samenwerkingsprogramma Kansen voor West. Kansen voor West is gebaseerd op diverse stedelijk en regionaal economische visies en agenda’s van de steden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, http://www.platform31.nl/nieuws/smart-specialisation-strategies
Pagina 1 van 3
Platform31 - Smart Specialisation Strategies in Nederland
30-11-13 12:14
Utrecht en de provincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland. Allen opgesteld in nauwe samenwerking met het regionale bedrijfsleven en de kennisinstellingen (triple helix). De actualisering mondt uit in een S3 voor WestNederland. De S3 West-Nederland bevat: Een analyse van de innovatiegraad van West-Nederland in het algemeen en ten opzichte van andere Europese regio’s en van de samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen. Aansluitend worden doelstellingen en actielijnen vast gesteld, die worden uitgewerkt in het Operationeel Programma (OP) Kansen voor West II. Op 8 februari 2013 sloot de internetconsultatie bij bedrijven en kennisinstellingen. In het tweede kwartaal van 2013 vinden consultatiebijeenkomsten plaats, waarvan de input wordt ingezet voor opstelling van het definitieve OP en daarmee de S3. Actuele gegevens over de voortgang worden gepubliceerd op de site www.kansenvoorwest.nl. De S3 wordt uiteindelijk vastgesteld door de acht betrokken colleges. Noord-Nederland In Noord-Nederland is de eerste stap om te komen tot een S3 gezet door de SER Noord-Nederland. Deze heeft in juli 2012 in opdracht van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) zijn advies ‘Met Kennis Beter. Smart Specialisation Strategy Noord-Nederland’ uitgebracht. Behoud of een bijdrage aan brede werkgelegenheid was een rode lijn bij het opstellen van het advies, gezien de wens van de regio Noord-Nederland om sociaaleconomische achterstanden in te lopen.
Conclusies Mede op basis van een onderzoek door de Rijksuniversiteit Groningen worden in dit advies 4 conclusies getrokken: 1. Er is in Noord-Nederland niet één sector of cluster dat er uit springt op basis van alle gestelde criteria. Wel kunnen er vier regio specifieke specialisaties worden onderscheiden: Agribusiness, Lifesciences (met name Health Care), Energie en Recreatie & Toerisme (met name Waterrecreatie). 2. Deze vier clusters scoren alle vier goed waar het gaat om werkgelegenheid in Noord-Nederland. 3. De oververtegenwoordiging voor Healthy Ageing concentreert zich duidelijk vooral rond de stad Groningen. Agribusiness en Energie zijn sterker verspreid over heel Noord-Nederland. Recreatie & Toerisme scoort het beste in Friesland en Drenthe. 4. Naar aantal bedrijven scoort Energie minder goed dan Healthy Ageing, Recreatie & Toerisme en Agribusiness. Behalve Recreatie & Toerisme betreffen dit sectoren die ook binnen het landelijke topsectorenbeleid voorkomen.
SWOT analyse Voor de S3 is ook een SWOT-analyse uitgevoerd, die in het advies uitgebreid wordt toegelicht. Een interessante methodologische conclusie uit de analyse verwijst naar het vertekend beeld dat naar voren kan komen uit te gebruiken bronmateriaal. Zo werd op basis van verschillende bronnen de innovatiekracht in Noord-Nederland als een zwak punt beoordeeld. Die bronnen maken vooral gebruik van het aandeel R&D in het totale bruto regionale product. Hiermee wordt in mindere mate innovatie als gevolg van het toepassen van bestaande kennis en sociale innovatie meegenomen. Uit een inventarisatie van EIM blijkt dat juist daar Noord-Nederland sterk in is. Vervolg: van advies naar S3 Het advies is een eerste bouwsteen. Voor een complete strategie moet nog een beleidspakket worden opgesteld (operationeel programma), moet er over de grenzen worden gekeken voor een peer review en moet er een systeem van monitoring en evaluatie worden ontwikkeld. Daarbij doet de SER Noord-Nederland een aantal aanbevelingen waarvan we er twee specifiek noemen: Voer een uitgebreide clusteranalyse uit om daadwerkelijk inzicht te krijgen in de interactie binnen de genoemde focusgebieden; http://www.platform31.nl/nieuws/smart-specialisation-strategies
Pagina 2 van 3
Platform31 - Smart Specialisation Strategies in Nederland
30-11-13 12:14
Stel een regionale Human Capital Agenda’s op binnen de focusgebieden om het innovatieve bedrijfsleven en de kennisinstellingen zowel op MBO als HBO/WO niveau beter te verbinden en te werken aan doorlopende leerlijnen.
Conclusies landelijke benchmark Met behulp van een S3 positioneert en profileert een regio zich (inter)nationaal. Recent onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over werken aan internationale concurrentiestrategieën van Nederlandse regio’s heeft vier conclusies opgeleverd over de Nederlandse context waarbinnen dergelijke strategieën worden opgesteld. Zo (1) missen Nederlandse regio’s agglomeratiekracht vanwege de relatief lage bevolkingsomvang en -dichtheid. (2) Publieke kennisinvesteringen zijn relatief goed op orde, private kennisinvesteringen zijn in vergelijking met buitenlandse regio’s laag. (3) De bereikbaarheid van Nederlandse regio’s id gunstig, en (4) clusters zijn geen gouden regel voor succes. Vooral kennisintensieve industrie en diensten hebben baat bij clustering. Sowieso ontberekn veel regio’s clusterkracht.
Tips succesvolle regionale concurrentiestrategie Het PBL geeft ook enkele tips om te komen tot een regionale concurrentiestrategie: maak gebruik van ‘borrowed size’ en ’borrowed qualities’, ofwel kijk over regionale grenzen heen om maximaal van agglomeratievoordelen te profiteren; not everyone is a winner: zorg daarom voor een goede contramal-strategie. Veel Nederlandse regio’s zijn op het vlak van de topsectoren middenmoters binnen Europa. De vraag is daarom of elke regio tot de top moet willen behoren. Een strategie op basis van de kracht van de contramal, bijvoorbeeld een goede kwaliteit van de leefomgeving, kan soms veel meer bieden. Dat vraagt ook aandacht voor andere sectoren als recreatie of zorg. Juist de combinatie van mal en contramal maakt Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats. Koppeling van deze constatering aan soortgelijke strategische noties rondom bijvoorbeeld groei en krimp kan tot interessante conclusies leiden; speel in de eigen league: ga de concurrentie niet aan met veel sterkere andere regio’s maar met regio’s die ongeveer even sterk maar tevens wel belangrijke concurrenten zijn, en; borg voldoende regionaal weerstandvermogen. Maak een regio niet te afhankelijk van één cluster, omdat daarmee kwetsbaarheid ontstaat voor conjuncturele schokken. Een strategie via arbeidsmobiliteit kan uitkomst bieden.
Meer lezen: Notitie PBL “Werken aan de internationale concurrentiekracht van de Nederlandse regio’s”, 4 maart 2013. Rapport PBL ‘De ratio van ruimtelijk-economisch topsectorenbeleid’ Interview Otto Raspe ‘Het koppelen van een ruimtelijk-economische visie aan de topsectoren mag wel wat prominenter’ S3-Platform
Tweet
11
Share
Bezoekadres: kantoor Stichthage (boven
English
Den Haag CS)
Algemene voorwaarden Platform31
Postbus 30833, 2500 GV Den Haag
Disclaimer
+31 (0)70 302 84 84
Privacy
info@platform31.nl
301
http://www.platform31.nl/nieuws/smart-specialisation-strategies
0
Share 7
volg ons op
Platform31 is de fusieorganisatie van KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV
Pagina 3 van 3
Innovatieprijs voor Tilburgse methode WOZ-taxatie | VNG pagina 1 van 1 2.4.4.20 Tilburg wint innovatieprijs VNG m.b.t. WOZ
RECHT / GOEDE REGELS-GERICHTE SERVICE: BETER EN CONCRETER / NIEUWS
Innovatieprijs voor Tilburgse methode WOZ-taxatie 26 november 2013
Het Tilburgse project 'Mijn WOZ - de burger telt mee' heeft de Innovatieprijs bedrijfsvoering 2013 gewonnen. De onderscheiding van Platform shared services bij de overheid is een onderscheiding voor de beste, meest praktische en gemakkelijkst kopieerbare aanpak om de gemeentelijke bedrijfsvoering kwalitatief sterker te maken. Bij 'Mijn WOZ' kunnen huiseigenaren uit Tilburg via de website woz.tilburg.nl zelf de WOZ-waarde van hun woning bekijken. Als gegevens niet kloppen kunnen ze die aanpassen, de taxateur kijkt dan nog eens opnieuw. In Tilburg kunnen 58 duizend huiseigenaren er gebruik van maken.
DigiD Op woz.tilburg.nl kunnen woningbezitters inloggen met DigiD. Gegevens die op de site kunnen worden aangepast zijn bijvoorbeeld de oppervlakte, bouwjaar en de staat van onderhoud van de woning. De gemeente controleert de gevraagde aanpassingen de komende maanden. Eind februari 2014 verstuurt de gemeente de brieven met de vastgestelde WOZ-waarde.
Kom naar de landelijke bijeenkomst Gemeente Tilburg houdt samen met project Digitale stedenagenda in januari een landelijke bijeenkomst voor ambtenaren en bestuurders van andere gemeenten die geínteresseerd zijn in het project en het mogelijk ook willen invoeren.
Beter en concreter Wethouder Erik de Ridder van Tilburg is regionaal ambassadeur Regeldruk in Brabant voor Beter en concreter. Dit is een gezamenlijk programma van de ministeries van BZK en EZ voor het verminderen van regeldruk en het verbeteren van dienstverlening. Mijn Woz is één van de goede voorbeelden die vanuit het programma worden uitgedragen.
Meer informatie • Flyer over landelijke bijeenkomst in januari (met aanmeld- en contactgegevens) • Website Woz Tilburg • Filmpje over Mijn Woz van Rtl Nieuws • Instructiefilm over Mijn Woz op YouTube
You created this PDF from an application that is not licensed to print to novaPDF printer (http://www.novapdf.com) http://www.vng.nl/onderwerpenindex/recht/goede-regels-gerichte-service-beter-en-con... 2-12-2013
2.4.4.4 Letter of Intent Social Innovation Cities
2.1.1.5a Brochure Leisure Boulevard 2010
Samen op weg richting de toekomst!
6
Leisure Boulevard een ambitieus project | met actieve participanten
Samen op weg richting de toekomst!
Inleiding Inleiding Het project Leisure Boulevard zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven én ondernemers die al actief zijn in MiddenBrabant er optimale vestigingsvoorwaarden vinden. Of het nu gaat om huisvesting door een regionale visie op het aanbod van bedrijventerreinen, om kennis via de Leisure Academy, om innovatie door samenwerking over bedrijfssectoren heen, of om regiobranding.
“ We gaan ervoor zorgen dat leisure-bedrijven zich met trots kunnen én willen presenteren als onderdeel van een interessant en aantrekkelijk Midden-Brabant ” Frank Boss | programmadirecteur De ideale connectie
Binnen het project en de verschillende deelprojecten slaan (lokale) overheden, kennisorganisaties en ondernemingen krachtig de handen ineen om het uiteindelijk samen waar te kunnen maken. In deze samenvatting van het projectvoorstel leest u meer over het project, de insteek, aanpak én de marsroute richting toekomst. We hopen dat ook u besluit actief aan te sluiten bij de Leisure Boulevard!
Wat isisdéde eindbestemming ? Wat eindbestemming Met het project Leisure Boulevard bouwen de participanten aan een sterke, economische toekomst voor de regio. Of zoals het in het projectvoorstel staat: ‘Door het profileren en verbeteren van de kwaliteit van Midden-Brabant als vestigingsplaats neemt de leisure bedrijvigheid in het gebied toe en dit resulteert weer in economische groei en verdere ontwikkeling van het gebied.’ Als we een sprong in de tijd maken en naar de Leisure Boulevard in 2014 kijken. Wat zien we dan? Regio Midden-Brabant heeft zich op Europees niveau op de kaart gezet als echte ‘Leisure Hotspot’. De leisure ondernemers die zich hier komen vestigen doen dat omdat ze hier een unieke combinatie vinden van hoogwaardige bedrijvigheid, excellente kennis, culturele en sportieve voorhoede, creatieve hotspots en grote attracties en manifestaties. Daar komt bij dat Midden-Brabant ook een aantrekkelijke leefomgeving biedt voor hun werknemers. Op deze manier draagt de Leisure Boulevard eveneens bij aan goede perspectieven voor de werkgelegenheid binnen alle niveaus van de arbeidsmarkt. Dus: het vestigingsklimaat is top én de regio heeft meer bezoekers, inkomsten, opleidingen en banen die een connectie hebben met de leisure sector. Leisure is én blijft zo onmiskenbaar van grote economische en maatschappelijke betekenis voor de regio. Wat is ervoor nodig om van dit toekomstbeeld werkelijkheid te maken? Samenwerken, connecties leggen, initiatieven aan elkaar verbinden. Om deze aantrekkelijke omgeving voor zowel bedrijven als particulieren als hotspot op de kaart te zetten, is het bijvoorbeeld belangrijk dat de regionale vrijetijdsorganisaties de handen ineen slaan.
Samenwerking is hét sleutelwoord voor een succesvolle Leisure Boulevard; samen alles optimaal op elkaar afstemmen. De gezamenlijke projecten zorgen er zo ook voor dat het aanbod toegankelijker wordt. Verschillende organisaties moeten samen een totaalbeleving aan kunnen bieden. Bezoekers rijden dan niet alleen heen en weer naar Midden-Brabant voor bijvoorbeeld alleen een bezoekje aan de Efteling, maar ze kunnen dit juist uitstekend combineren met een overnachting of andere aantrekkelijke activiteiten. Hoe gaat het project Leisure Boulevard hier concreet actie op ondernemen? Leisure Boulevard zorgt concreet voor de uitbreiding van bestaande en de vestiging van nieuwe bedrijvigheid, het ontstaan van crosssectorale nieuwe bedrijvigheid, een innoverend bedrijfsleven in het leisure cluster, een verhoogd markt-aandeel van Midden-Brabant in het leisure cluster, een toename van het één- en meerdaags verblijf in de regio en daarbij ook absoluut gerichte aandacht voor sport, cultuur, wellness en de creatieve industrie. Om het einddoel en de deeldoelstellingen te bereiken, is in het projectvoorstel een duidelijke route uitgestippeld. Inclusief fasen, concrete activiteiten en meetpunten. Deze komen kort aan bod op de volgende pagina’s.
“ Uiteindelijk vormt het project het begin van de weg richting toekomst. Een weg die zeker niet stopt na afloop van dit vierjarige project. ”
7 Wat isisdede route voorvoor de komende jaren ? jaren? Wat route de komende
Leisure Boulevard
De weg naar de realisatie van de Leisure Boulevard als optimale infrastructuur voor verdere ontwikkelingen loopt via het aansluiten van bestaande verbindingen en het creëren van nieuwe. De voortgang van dit proces wordt gemeten aan de kilometerpaaltjes. Elk paaltje staat voor het realiseren van een fase in de projectontwikkeling.
km 3: inbedding Begin 2012 is de infrastructurele inbedding zichtbaar.
km 1: opstartfase In maart 2010 ligt de basis voor de realisatie er.
km 4: borgingsfase Begin 2013 is de Leisure Boulevard onomkeerbaar.
Centrale actoren, zoals gemeenten, kennisinstellingen, intermediairs en ondernemers hebben zich aangesloten. Het profiel, het regionaal beeldverhaal van de regio is gedefinieerd, de organisatie is operationeel en de eerste projecten lopen.
Alle grote leisure bedrijven en organisaties zijn aangesloten. Integraal leisure beleid is in meer dan de helft van de gemeenten geïmplementeerd. Vier nieuwe, grootschalige faciliteiten zijn in ontwikkeling of zelfs al gerealiseerd. De kennis(organisatie) staat op poten en ook de informatievoorziening loopt. Nieuwe verbindingen komen nu tot stand zonder actieve of financiële impuls vanuit het project.
km 2: verbreding Begin 2011 is de (sectorale) verbreding zichtbaar.
sterke verbindingen | via partnerschapmodel
De Leisure Academy heeft een fysieke vorm. Intergemeentelijke samenwerking is geïnstitutionaliseerd. Bedrijfsleven, onderwijs en arbeidsmarkt komen samen in Arbeidsmarkt Servicepunt Leisure.
Partners uit de cultuursector, creatieve industrie en wellness zijn duidelijk en concreet aangesloten. Gemeentelijke beleidsnotities laten een integrale vormgeving van leisure beleid zien. Onderwijs- en arbeidsmarktorganisaties en verbindingen tussen kennisorganisaties verbreden de boulevard. De regiomarketing is van start gegaan...
Samen op weg richting de toekomst!
km 3
Oproep: sluit u aan! Oproep: sluit u aan! km 4
De realisatie van het concept Leisure Boulevard is alleen mogelijk, wanneer alle relevante stakeholders zich als partner aansluiten. De uitvoering loopt dan ook via het partnerschapmodel. Elke, individuele partner legt in een convenant vast wat de rol, activiteiten en verantwoordelijkheden zijn waar hij voor gaat. Uiteraard sluiten die ook aan bij de eigen missie en toekomstvisie. De insteek is dus duidelijk een win-win situatie.
km 2 km 1 km 0 Arbeidsmarkt K e nn i s
“ De lichten staan op groen, nu is het een kwestie van gas geven ”
Info rmatiesysteme n
R e g i o mar k e t i n g Inno va t iebev o r d eri n g ja nu ari 201 3
In ter g emee nt elij k belei d R e g i on aal beel d ver h aa l
ja nu ari 201 2 ja nu ari 201 1
ja nu ari 200 9
maa r t 201 0
“ Het succes van de Leisure Boulevard is afhankelijk van het draagvlak bij sterke partners in de regio [...] vooral ook bij de krachtige bedrijven in het gebied. ” Thoon Essed | gedeputeerde Provincie Noord-Brabant
De partners - van gemeenten tot ondernemers, van onderwijsinstellingen tot intermediairs - spelen een cruciale rol binnen de verschillende deelactiviteiten. De partners pakken de uitvoering van deze activiteiten op in projectgroepen. Wilt u zich aansluiten bij de Leisure Boulevard? Wilt u weten wat uw kansen en mogelijkheden zijn als partner? Meld u dan bij Leo Beckers van De ideale connectie via leobeckers@deidealeconnectie.nl Op de volgende pagina’s leest u meer over de deelactiviteiten waarbij ook u wellicht een belangrijke rol kunt spelen.
10 Activiteiten: opop weg naarnaar verbindende samenwerking Activiteiten: weg verbindende samenwerking? Tijdens het eerste deel van de route richten we ons vooral op de infrastructuur. Wat is er nodig om met succes te bouwen aan de Leisure Boulevard? >> Regionaal beeldverhaal Wat is het DNA van Midden-Brabant? Centraal in Leisure Boulevard staat de ontwikkeling van het regionale beeldverhaal van Midden-Brabant; de verbinding tussen alle elementen van het DNA van de regio. Het vormt de onmisbare basis voor een sterke profilering van de regio. De innovatieve methodiek Imagineering zorgt voor het verzamelen van betekenisvol materiaal en het creëren van draagvlak onder bewoners en andere direct betrokkenen. Via de Nieuwe Markten benadering komt er een gerichte onderbouwing en doordenking van duurzame ontwikkelkansen door de strategische stakeholders. Aangesloten: De ideale connectie, NHTV school for leisure / imagineering, Universiteit van Tilburg/Telos, Vrijetijdshuis Brabant, Positioneringsgroep en Innovatienetwerk Recreatie & Ruimte. Inzet: bijeenkomsten die boeien en binden (waaronder Café Midden-Brabant en presentatie regionaal beeldverhaal), concrete publicaties n.a.v. regionale studies, en ontwikkelingsconvenanten voor nieuwe productmarkt combinaties. Output: een gedragen gebiedsverhaal en economische profilering, dat de basis vormt voor de regionale, sociaal-economische samenwerking. >> Lokale beeldverhalen Synergie lokaal-regionaal-provinciaal In relatie tot het regionaal beeldverhaal MiddenBrabant en tot het merk Brabant, komen ook vier lokale beeldverhalen tot ontwikkeling. Het gaat hierbij in ieder geval om de lokale beeldverhalen van De Langstraat en De Groene Kamer. De verhalen die onder regie van Vrijetijdshuis Brabant vorm krijgen, zijn de basis voor een gebiedseigen lokale brandingstrategie en gebiedsontwikkeling. Ze vervullen daarmee een versnellersfunctie voor het boeken van resultaten.
>> Leisure Academy Midden-Brabant Een eigen kennis- en opleidingsinstituut Voor Leisure Boulevard én de toekomst van MiddenBrabant is kennisontwikkeling, -deling en -verspreiding onmisbaar. Doelstelling is een samenwerkingsverband te vormen tussen onder meer NHTV school for leisure, UvT (vrijetijdswetenschappen), Vrijetijdshuis Brabant, Fontys Hogescholen, Avans Hogeschool, ROC Tilburg en De Rooi Pannen. Deze samenwerking vormt het fundament voor een eigen Leisure Academy. Leisure Academy Midden-Brabant wordt hét kennis- en onderwijscentrum voor het leisure cluster. Dit unieke kenniscentrum op wereldniveau biedt Brabant dé kans zich tot een echte leisure hotspot te ontwikkelen.
>> Intergemeentelijke samenwerking Ruimte voor ondernemen De ROM+ gemeenten trekken bewust en gericht samen op met De ideale connectie, Kamer van Koophandel, Vrijetijdhuis Brabant, kennisinstellingen én bedrijfsleven. Het doel: de basis leggen voor intergemeentelijke samenwerking, gezamenlijke beleidsontwikkeling en regionale slagkracht ter versterking van de regio als ‘Hart van Brabant: dé leisure regio’. De gezamenlijke visie en het activiteitenprogramma legt ook verbindingen met onderliggende beleidsterreinen. Denk aan ruimtelijke ordening, milieu en natuurbeheer, cultuur en sport. >> Crosssectorale bedrijvigheid Nieuwe marktontwikkeling in de regio Onder leiding van UvT/Telos komen bedrijven en kennisinstellingen samen; in innovatieve allianties kunnen zij vervolgens nieuwe, crosssectorale marktconcepten ontwikkelen. Het fundament voor deze ondernemerstafels: het regionale beeldverhaal en een onderliggende kansenen alliantieanalyse. De kracht komt echt vanuit de creativiteit van aangesloten ondernemers. Zij zijn uiteindelijk degenen die de marktkansen benutten en actie ondernemen.
>> Innovatiebevordering Met een structurele netwerkorganisatie Vrijetijdshuis Brabant, TOP Brabant en de Kamer van Koophandel bundelen hun initiatieven op het terrein van innovatiebevordering bij toeristisch-recreatieve (MKB)bedrijven. Daarnaast ontwikkelt de werkgroep, ondersteund door de regionale kennis- en onderwijsinstellingen, innovatieve methoden om de kracht van leisure bedrijven te stimuleren. Kansen en ontwikkelingsrichtingen zijn er genoeg voor toeristisch-recreatieve ondernemers in Brabant. Om deze succesvol op te pakken zet de Leisure Boulevard ook innovatietafels en virtuele ontmoetingen in.
Big Pig is een initiatief van Seedlinqs, BZW, BOM en creatieve ondernemers. Het project leidt tot een structurele netwerkorganisatie, gericht op innovatiebevordering. De methodiek erachter richt zich op het creëren van ontmoetingen tussen innovatieve bedrijven en ondernemers. Daarbij is een belangrijke rol weggelegd voor virtuele ontmoetingen via een verbindende website. Via innovatietafels komen enthousiaste, vernieuwende MKB’ers uit het leisure cluster samen met creatieve denkers en doeners uit andere sectoren. Samen gaan ze rond een kansrijk thema op zoek naar verrassende kansen voor Midden-Brabant. >> Regionaal leisure informatiesysteem Voor bezoekers en bewoners Het doel: een adequate en duurzame informatievoorziening voor leisure activiteiten, faciliteiten en mogelijkheden voor bezoekers en bewoners van Midden-Brabant. Een belangrijke rol in de realisatie en instandhouding spelen Vrijetijdshuis Brabant, De ideale connectie, de bedrijfstak zelf, de gemeenten, de Leisure Academy en de (provinciele) steunpunten. Het Leisure Informatiesysteem wordt opgebouwd via experimenten en Leisure Boulevard vormt zo ook de proeftuin voor Brabant. Voorbeelden: de inzet van widgets, API’s, een toeristengids voor de mobiele telefoon en event-apps voor festivals.
>> Arbeidsmarktoptimalisatie Arbeidsmarkt Servicepunt Leisure Voor de ontwikkeling van leisure bedrijvigheid zijn (voldoende) geschikte arbeidskrachten een eerste vereiste. Om hiervoor te zorgen werken vragers en aanbieders van diensten op het gebied van arbeidsvoorziening, scholing en opleiding samen in Arbeidsmarkt Servicepunt Leisure. Dit servicepunt werkt ook intensief en actief samen met de Leisure Academy. In het initiatief participeren: het UWV Werkbedrijf, het georganiseerde bedrijfsleven in het leisure cluster, ROC Tilburg, De Rooi Pannen en de gemeenten. >> Regiomarketingplan Leisure Boulevard als dé vestigingsplaats De doelstelling van regiomarketing is het (internationaal) profileren van Leisure Boulevard als World Class vestigingsplaats voor leisure bedrijvigheid en het profileren van de aantrekkelijkheid van de regio voor wonen, werken en recreëren. De regiomarketing leidt tot een bovengemiddelde groei van de bedrijvigheid en werkgelegenheid in het leisure cluster en van de toeristische en recreatieve bezoekersaantallen. Zowel aanbod (leisure cluster) als vraag (consument) draagt het profiel van Midden-Brabant als leisure hotspot uit. Dit heeft zijn weerslag op het imago en versterkt de herkenbaarheid van de regio. Uitvoering van het regiomarketingplan: - een jaarlijks congres; - ontwikkelen herkenbare huisstijl; - opzet en onderhoud van een website; - meertalige brochures en nieuwsbrieven; - deelname aan (internationale) beurzen en congressen; - ontwikkeling videopresentaties; - productie beeldmateriaal.
12 Activiteiten: hotspot projecten Activiteiten:leisure leisure hotspot projecten Het tweede niveau van het project Leisure Boulevard richt zich op een fysiek zichtbare leisure hotspot. De potentie voor Leisure Boulevard blijkt al uit bestaande hotspots als De Efteling, Beekse Bergen, Vestingstad Heusden, Loonse en Drunense Duinen, Land van de Hilver, Oisterwijkse bossen en vennen, Popcentrum 013, Tilburgse kermis, Festival Mundial en Thermen Goirle. De zelfstandige deelprojecten die in het projectvoorstel zijn opgenomen, zijn nieuwe hotspots die van belang zijn voor de profilering van de regio en Leisure Boulevard.
>> Cultuurkwartier Spoorzone Een kloppend hart voor cultuur In Tilburg doet zich een unieke mogelijkheid voor om een cultureel kloppend hart te ontwikkelen voor Midden-Brabant, in het industrieel erfgoed van de NS-werkplaats achter het centraal station. Dit Cultuurkwartier Spoorzone is bij uitstek een plek waar cultureel talent zich kan ontwikkelen, waar makers werken aan nieuwe producties en waar een divers publiek op alle mogelijke uren van de dag actief of passief bezig kan zijn met cultuur in de brede zin van het woord. Het Cultuurkwartier moet een plek worden waar de hele dag levendigheid is door activiteiten op het gebied van beeldende kunst, erfgoed, theater, muziek, dans en film. Deelnemende partijen zijn in elk geval: Danshuis Station Zuid, De NWE Vorst, Bibliotheek, Nederlands Instituut voor Animatiefilm (NIAF), de Kunstbalie (fusie van Centrum voor Amateurkunsten (CvA) en het Brabants Instituut voor School en Kunst (BISK), de Filmfoyer, Bureau Cultuurmakelaar.
De synergie tussen de partijen - gezamenlijke activiteiten en het benutten van elkaars kennis, ervaring en kunde - biedt enorme kansen voor het profileren van de culturele kracht van de regio in het kader van Leisure Boulevard. Daarmee wordt de aantrekkingskracht voor culturele bedrijvigheid versterkt en ontstaan mogelijkheden voor cross-overs met andere sectoren.
>> Tilburg Dome Spoorzone Complex voor sport, muziek en meer In samenwerking met Black Box heeft gemeente Tilburg het initiatief genomen om een grootschalig, innovatief complex te realiseren voor indooratletiek, baanwielrennen, (pop)muziek, evenementen, beurzen en andere aan sport & muziek gelieerde (commerciële) activiteiten. Tilburg Dome (T-Dome) wordt gebouwd op het Van Gend & Loosterrein, als onderdeel van de ontwikkeling van Spoorzone. T-Dome gaat voor een enorme aantrekking zorgen. Niet alleen op de stad Tilburg, de regio Brabant en België, maar zelfs op landelijk en internationaal niveau.
>> Upgrading waterrecreatie en cultuur Beter benutten potentie Het eerste, experimentele project bestaat uit het realiseren van een horecapaviljoen in het Vendelierspark aan de Piushaven. Dit paviljoen baseert zich op het Social Sofa concept; een laagdrempelige horeca voor de wijk, dat een functie vervult in het tegengaan van sociale verkilling in wijken en buurten. In de onmiddellijke omgeving komt ook een dockingstation (grote aanlegsteiger) met ligplaatsen voor passanten. Aan deze steiger in de Piushaven kan ook een ponton voor allerlei culturele activiteiten aanmeren. Denk daarbij aan theatervoorstellingen, concerten, sportactiviteiten en kindermarkten.
>> Seedlinqs / Multimedia Valley Open innovatie faciliteit In de regio Midden-Brabant zijn voldoende ingrediënten aanwezig om een grootschalig cluster te organiseren op het gebied van multimedia. Het ingenieus aan elkaar knopen van media leidt ook nog eens tot allerlei interessante, nieuwe mogelijkheden om producten een meerwaarde te geven.
Als deze pilot succesvol is, volgen er nog één of twee projecten in het buitengebied, bij voorkeur (ook) in andere gemeenten in Midden-Brabant.
Het project Seedlinqs (Ericsson, BOM en partners) biedt de regio een open innovatie faciliteit waar state-of-the-art mobiele technologie wordt gekoppeld aan creatieve content. Het open innovatie concept vormt een stimulans voor de ontwikkeling van jonge creatieve bedrijvigheid. Een belangrijk Seedlinqs project dat volop in ontwikkeling is, is het VMO project wat staat voor Virtual Multimedia Office. Doelstelling van het project is om een virtuele kantoorruimte in te richten waarin werknemers op afstand met elkaar kunnen communiceren, files kunnen delen en data kunnen uitwisselen.
>> Veemarktkwartier Ontmoetingsplek voor creatieve industrie Het Veemarktkwartier in Tilburg wordt binnen enkele jaren voor Midden-Brabant dé ontmoetingsplek voor denkers en doeners in de creatieve industrie. Ook gevestigde partijen als poppodium 013, Interpolis, Villamedia en V39 maken het gebied een interessante vestigingsplaats voor creatieve ondernemers, bewoners en bezoekers. Het project is niet opgenomen in de begroting van Leisure Boulevard, maar het is wel van grote betekenis. In de eerste plaats als spraakmakende Leisure hotspot in Midden-Brabant. Maar ook als Leisure Boulevard Project avant-la-lettre. Het project verbindt creatieve industrie, cultuur, recreatie met elkaar, met kennis en onderwijs en met ondersteuningsfuncties. >> Leisure Embassy Brabant Investeren in goed gastheerschap Vanuit het samenwerkingsverband van Vrijetijdshuis Brabant, Bureau Culturele Hoofdstad BrabantStad, de Cultuurmakelaars van de B5 steden en De ideale connectie is het idee geopperd - en enthousiast ontvangen - om de kwaliteit van het Brabantse gastheerschap te verhogen via een Leisure Embassy.
Om professionele contacten op een snelle en kwalitatief hoogstaande wijze met het brede en gevarieerde Leisurecluster van Brabant kennis te laten maken, is een collectieve aanpak van external affairs essentieel. Een organisatie met een consulaat-achtige functie, die op de hoogte is van de -ins en -outs van het Brabantse leisure cluster, die de highlights en pareltjes kent, die direct toegang tot de sleutelfiguren heeft en die een programma op maat weet te maken. Denk bij een Leisure Embasssy aan een organisatie die snel en effectief met een activiteiten- en kennismakingsprogramma duidelijk weet te maken dat Brabant een rijk, gevarieerd en economisch vitaal leisure cluster heeft en dat het hier goed toeven en ondernemen is. >> Realisatie Leisure Academy Kenniscentrum van internationale allure Centraal in de Leisure Academy staat het ‘Centre for the Study of Transitions in Leisure’, het samenwerkingsverband van de NHTV academy for leisure en het departement Vrijetijdwetenschappen van Universiteit van Tilburg / Telos. Door de bundeling van onderzoeks- en onderwijsprogramma’s van beide instellingen voorziet het Kenniscentrum in een breed en hoogwaardig aanbod, waarmee het zich positioneert tussen vooraanstaande instituten op het internationale podium.
Leisure Boulevard draagt bij aan de positionering van het Kenniscentrum als Leisure Academy door twee activiteiten. In de eerste plaats wordt de kennisontwikkeling ondersteund door een ‘Leisure Boulevard onderzoeksprogramma’ te verbinden aan de Leisure Academy. In de tweede plaats wordt wetenschappelijk onderzoek geïnitieerd naar de werking van het regionaal innovatiesysteem op het terrein van leisure.
Samen op weg richting de toekomst!
Tot slot Tot slot De realisatie van Leisure Boulevard is gebaseerd op het partnerschapmodel. Dat is een geschikt model om nieuwe verbindingen tot stand te brengen. In het partnerschapmodel sluit elke partner een convenant met projectorganisatie De ideale connectie.
“ De Leisure Boulevard is een voortdurend traject voor de regio om zich steeds verder te verbeteren en zich blijvend actief op de kaart te zetten als dé regio op het gebied van leisure ”
De huidige kerngroep dient als start voor het partnerschap. In de kerngroep zijn al vertegenwoordigd: de ROM gemeenten, leisure bedrijven, kennisinstellingen en intermediairs. Het partnerschapmodel maakt het mogelijk voor potentiële partners, die nog niet in projecten of activiteiten betrokken zijn, om aan te sluiten bij Leisure Boulevard. Het convenant hoeft niet in elke fase van de projectuitvoering een actieve rol in te houden voor elk van de partners. Sommige partners zullen van tijd tot tijd op de tribune plaatsnemen en weer, op basis van een aangepaste convenant, het speelveld betreden als daar zich een interessante verbinding voordoet.
2.4.4.5b Artikel Leisure Boulevard BBrabant
2.4.4.6 Projectplan Logistics Cities
Projectplan Logistics City
Oktober 2010 De ideale connectie Gemeente Tilburg
Inhoud
1.
Inleiding. ........................................................................................................... 3
2.
Doelstelling ....................................................................................................... 5
3.
Projectorganisatie ............................................................................................. 7
4.
Projectbeschrijving.......................................................................................... 10 Projectlijn Arbeidsmarkt en Scholing .................................................................. 10 Projectlijn Kennisversterking en -toepassing ...................................................... 12 Projectlijn Fysieke Infrastructuur......................................................................... 15 Projectlijn Overheid en Beleid............................................................................. 17
5.
Projectresultaten............................................................................................. 20
6.
Begroting ........................................................................................................ 23
7.
Planning.......................................................................................................... 25
2
1.
Inleiding.
Midden-Brabant is een van de logistieke topregio’s van Nederland. Al jaren prijkt MiddenBrabant in de top 3 van logistieke hotspots, vooral op grond van het enorme logistieke werkveld dat in deze regio van oudsher actief is. De aanwezigheid van multimodale ontsluiting, grote transporteurs, een onderscheidend aantal Europese distributiecentra en een sterke onderhoudssector maakt Midden-Brabant tot een van de belangrijkste logistics & maintenance regio´s van Nederland, met een sterke voedingsbodem voor een toekomstbestendige logistieke topregio. Zowel op het terrein van transport en vervoer, als op het terrein van warehousing en distributie als op het terrein van onderhoudssystemen is de regio de thuisbasis voor een groot aantal MKB bedrijven, maar vooral ook grote internationaal opererende bedrijven. Bedrijven die actief samenwerken in organisaties als Transtil, BZW-BORT en Brabant-Intermodal. Op het terrein van dienstverlening en kennis is, in vruchtbare synergie met West-Brabant (logistieke hotspot nr. 1), een uniek cluster aanwezig van wetenschappelijke kennis en onderzoek, toegepaste kennis en vakmanschap, met als exponenten de Universiteit van Tilburg, de NHTV in Breda en natuurlijk het topinstituut Dinalog in Breda. De vestiging van het topinstituut Dinalog in Brabant, in combinatie met de excellente gamma-kennis van de UvT en het Tilburg Institute for Supply Chain Management Research plaatst de kennisbasis voor de ontwikkeling van de logistieke bedrijvigheid op wereldklasse niveau. Het ROC Tilburg huisvest logistieke en onderhoudsvakopleidingen, waaronder een unieke praktijkopleiding vliegtuigonderhoud. In haar strategische beleidsagenda kiest de regio Midden-Brabant dan ook nadrukkelijk voor de verdere ontwikkeling van het cluster Logistiek & Maintenance als drager van de regionale economie. De economische betekenis van Logistiek & Maintenance in de toekomst is vooral afhankelijk van de wijze waarop het bedrijfsleven kan blijven inspelen op de snelle veranderingen die op de sector afkomen. Niet alleen de verwachte enorme groei van het goederenvervoer in de regio, ook de technologische ontwikkelingen onder invloed van energiebeperking en milieubeleid. Maar vooral organisatorische ontwikkelingen in en tussen arbeidsorganisaties zullen de bedrijven dwingen om snel en slim te reageren en positie te kiezen in de logistieke keten. Meer nog dan de technologie zal daarom de manier waarop vernieuwingen worden ingevoerd bepalend zijn voor de concurrentiekracht van het regionale bedrijfsleven. De wijze waarop vernieuwing plaatsvindt wordt aangeduid met de term ‘Social Innovation’.1 Social Innovation is bij uitstek de specialiteit van Midden-Brabant. Op topkennisniveau bij de Universiteit van Tilburg; op toegepaste kennisniveau bij de uitgebreide onderwijsinfrastructuur van Hoger Beroepsonderwijs en Middelbaar Beroepsonderwijs. En vooral in de dagelijkse uitvoering, in de genen van bedrijven, instellingen en verenigingen en bevolking.
1
Bij Social Innovation gaat het om: • Strategische oriëntatie – Snel reageren op externe ontwikkeling – Samenwerken met derden en/of participeren in netwerken • Flexibel werken – Vb flexibele werktijden en contracten – Maatwerk in arbeidsrelaties • Slimmer organiseren – Regelmatig vernieuwen van werkprocessen – Steeds nieuwe combinaties tussen verschillende manieren van het organiseren van het werkproces • Product-marktverbetering – Regelmatig en structureel zoeken naar nieuwe markten/klanten – Regelmatig verbeteren en verfijnen van bestaande PMC’s
Oeij, Kraan, Vaas: Naar een wetenschappelijke onderbouwing van sociale innovatie
3
Ambitie In de verbinding van de Social Innovation specialiteit van Midden-Brabant aan de logistieke kennisbasis van West-Brabant, ten dienste van de logistieke bedrijvigheid in de regio, ligt de ontwikkelingskracht van de logistieke sector in Zuid-Nederland. De ambitie van Midden-Brabant, geconcretiseerd in het project ‘Logistics City 2, is dan ook het continueren van de toppositie van de logistieke sector in Zuid Nederland, door de innovatiekracht van Midden-Brabant - vernieuwen door te verbinden (Social Innovation) - toe te voegen aan de innovatiekracht van West-Brabant, Zuidoost-Brabant en NoordoostBrabant. De ideale connectie Onder de vlag van het samenwerkingsverband De Ideale Connectie trekken Tilburg en de regiogemeenten van Midden Brabant gezamenlijk op met het regionale bedrijfsleven en de grote kennis/onderwijsinstituten (Overheid-Ondernemers-Onderwijs), om de gezamenlijke strategische agenda ‘Hart van Brabant: regio van Social Innovation’ te realiseren, die de regio in breed overleg heeft vastgesteld. Social innovation (de wijze waarop innovatie tot stand komt) is de onderscheidende factor in de positionering van de regio op het terrein van logistiek. Dat geldt voor de samenwerkende individuele bedrijven, waar “duurzame slimme logistiek” staat voor een sterkere positie in de logistieke keten. Dat geldt ook voor de regio, waar “duurzame slimme Logistiek” staat voor wereldwijde aantrekkingskracht als vestigingsplaats voor bedrijvigheid op het terrein van logistiek, maintenance en services. In opdracht van De ideale connectie ontwikkelt de regio zijn ambitiedocument ‘Logistiek Midden-Brabant’ voor de positionering van het Logistics cluster als drager van economische ontwikkeling. Centraal in het document staat de ambitie om de toppositie van MiddenBrabant op het terrein van duurzaam goederenvervoer en logistiek te continueren en te versterken. De route om die ambitie te realiseren wordt aangegeven met twee richtingaanwijzers: Social Innovation (samenwerken en verbinden) vormt de kracht van Midden-Brabant, dus inzetten op samenwerken en verbinden. Zoeken naar synergy met de andere logistieke regio’s in Zuid-Nederland, primair met West-Brabant. Het ambitiedocument ‘Logistiek Midden-Brabant’ vormt de basis van het projectplan Logistics City.
2
Het concept Logisitics City is geïntroduceerd door Carsten Sengpiehl PhD, Victoria University, Melbourne. Het concept beschrijft Logistics City als het samenspel van logistieke activiteiten en daaraan gerelateerde bedrijvigheid, zoals een geïntegreerde mix van industrie, assemblage en onderhoud, zakelijke dienstverlening, handel, onderzoek en onderwijs met toegespitste overheidsdiensten en bestuur. Logistics City in dat concept is een motor voor duurzame economische groei in een regio. Sengpiehl onderscheidt 6 bepalende succesfactoren (de “enablers”): stakeholders, services, system engineering, infrastructure, governance and policy, geographic proximity to metropolitan area. Voor de regio Midden-Brabant worden deze enablers vertaald naar samenwerking bedrijven, arbeidsmarkt en scholing, kennisversterking en –toepassing, fysieke infrastructuur en overheid & beleid.
4
2.
Doelstelling
Het project Logistics City geeft invulling aan de ambitie van Midden-Brabant om, in samenwerking met de omringende regio’s, zijn toppositie op het terrein van duurzaam goederenvervoer en logistiek te continueren en te versterken. Om dat doel te bereiken draagt Logistics City ertoe bij dat: - Het profiel van Midden-Brabant (Region of Social Innovation) zichtbaar wordt en verbonden wordt aan de regionale profielen van West-Brabant en de overige regio’s; - Het profiel van Midden-Brabant verbonden wordt aan de ontwikkeling van de logistieke bedrijvigheid in Zuid-Nederland; - De samenwerking van partners en stakeholders in de sector transport en logistiek in Midden-Brabant wordt versterkt, vernieuwd en verduurzaamd; - Bestaande projecten en activiteiten worden verbonden, in samenhang verder worden ontwikkeld en een duurzaam karakter krijgen. Op deze wijze voorziet het project Logistics City, gebruikmakend van de principes van Social Innovation, in een gestructureerde en gecoördineerde vraaggerichte upgrading van de centrale elementen, die bepalend zijn voor de positie van de regio als topregio duurzaam goederenvervoer en logistiek. Basis is de eigen sterkte en de samenwerking met de buurregio’s, met name West-Brabant. Binnen de kaders van het project worden activiteiten uitgevoerd op een aantal deelterreinen (centrale elementen in het vestigingsklimaat voor duurzame logistieke bedrijvigheid:
5
Logistics City bouwt voort op de samenwerkingsprojecten en activiteiten, die in de afgelopen jaren vanuit het samenwerkingsverband De ideale connectie en haar partners op gang zijn gebracht. Met die projecten en activiteiten is een stevige basis gelegd voor de uitvoering van het project, zowel ten aanzien van de inhoudelijke uitgangspunten als ten aanzien van het partnerschap dat het project in doelstelling en in realisatie draagt.
Logistics City zorgt ervoor dat de incidentele projecten en activiteiten in een samenhangend verband verder worden ontwikkeld en vooral dat de dragende samenwerkingsverbanden worden gestructureerd en een onomkeerbaar karakter krijgen. Uitgangssituatie: incidentele projecten en activiteiten, vormgegeven en gedragen door projectmatige samenwerkingsverbanden van overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en intermediairs. Eindsituatie: structurele versterking van de centrale vestigingsfactoren voor logistieke bedrijvigheid, vormgegeven en gedragen door stabiele bovenregionale partnerschappen van overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en intermediairs.
6
3.
Projectorganisatie
Het project Logistics City is gebaseerd op een gestructureerde uitbouw van bestaande samenwerkingsverbanden in en buiten de regio. Een groot aantal relevante marktpartijen en stakeholders is op een of andere wijze betrokken bij de ontwikkeling of uitvoering van projecten op het terrein van Logistiek (en maintenance) in Midden-Brabant. Die bestaande samenwerkingsverbanden, met hun projecten en activiteiten, worden door het project Logistics City aan elkaar verbonden. Nieuwe deelprojecten en activiteiten zorgen er vervolgens voor dat de verbindingen, binnen de regio en over de regiogrenzen heen, een duurzaam karakter krijgen.
Kerngroep / consortium Logistics City Ten behoeve van de gecoĂśrdineerde uitvoering van het project werken de centrale partners samen in een consortium: de “kerngroep Logistics Cityâ€?. De ideale connectie treedt, namens het samenwerkingsverband op als penvoerder. In het samenwerkingsverband participeren, in elk geval:
7
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
De Stichting De ideale connectie is, als regionaal economisch samenwerkingsverband de ideale partner om als penvoerder en projectleider op te treden. De ideale connectie verbindt op bestuurlijk en operationeel niveau gemeenten, kennisinstellingen en bedrijfsleven in de regio aan elkaar en aan de strategische agenda om de regio te profileren als Region of Social Innovation. De gemeente Tilburg is als centrumgemeente voor de regio de spreekbuis van de 8 gemeenten van het Regionaal Overleg Midden-Brabant. Met Waalwijk is Tilburg de gemeente met de grootste concentratie logistieke bedrijvigheid. De gemeente Tilburg is, naast de provincie, tevens de belangrijkste medefinancier in het project. Het Topinstituut Dinalog verbindt de kennisontwikkeling in Nederland aan de behoefte aan nieuwe kennis in het bedrijfsleven. Dinalog is voor Logistics City de coÜrdinator van kennisontwikkeling en de organisatie van de outlet van die kennis in de regio’s. De Universiteit van Tilburg voegt aan de logistieke kennis van NHTV en Dinalog nieuwe kennis en onderzoeksgebieden toe op het gebied van juridische, management en organisatie, menswetenschappelijke, duurzaamheid en supply chain vraagstukken. De NHTV Academie voor Stedenbouw, Logistiek en Mobiliteit is al sinds de oprichting van De ideale connectie de belangrijkste draaischijf voor circulatie van toegepaste kennis. Met het project Vitale Logistiek vormt de NHTV voor Midden-Brabant het concentratiepunt van kennis en instrumenten om die kennis daadwerkelijk toe te passen in de bedrijven. Het ROC Midden-Brabant is verantwoordelijk voor de aansluiting van het opleidings- en scholingsaanbod in de regio bij de behoefte van het bedrijfsleven. Het ROC speelt daarmee een hoofdrol in de upgrading van de beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel voor de sector. UWV/Werkplein/Sector Servicepunt T&L vormt voor de regio het ankerpunt van het arbeidsmarktbeleid, gericht op de sector Transport en Logistiek. In het project Logistics City ligt hier de kern van de versterking van de vestigingsplaatsfactor regionale arbeidsmarkt. Transport en Logistiek Nederland is als branche organisatie een belangrijke factor in de afstemming van de acties binnen Logistics City op de mogelijkheden en prioriteiten van de bedrijven. Kamer van Koophandel Brabant zet in op versterking van de logistieke sector uit het oogpunt van regio-ontwikkeling, is betrokken bij alle belangrijke economische structuur ontwikkelingen in de regio en treedt op als cofinancier voor projectmatige activiteiten met bdrijven. Syntens heeft contacten met een groot aantal logistieke MKB bedrijven en kent de problematiek van de bedrijven. Syntens draagt bij aan de betrokkenheid van bedrijven in pilotprojecten en aan de toets op de relevantie van de activiteiten voor het bedrijfsleven. BZW/BORT vormt als regionale organisatie van het bedrijfsleven, naast een belangrijk draagvlak voor de vraaggerichtheid van de initiatieven, het communicatiekanaal voor de projectorganisatie (en initiatiefnemer) naar de praktijk van de bedrijven. Individuele bedrijven spelen de hoofdrol bij de toets op de aansluiting van de projecten en activiteiten bij de behoeften van het bedrijfsleven. Op het niveau van de activiteiten, maar vooral op het niveau van de samenhang binnen het Logistics City concept. Het oordeel van het individuele bedrijf is de ultieme toets op de kwaliteit van het vestigingsklimaat. In de kerngroep participeren C. Huybregts Logistics, Gebroeders Versteijnen Transport en Logistics en MOL Logistics. In de projecten en activiteiten participeren tientallen regionale bedrijven. De Brabantse Ontwikkelings Maatschappij heeft Logistiek als een van de speerpunten voor de ontwikkeling van de Brabantse economie. De BOM is derhalve actief als ontwikkelaar van projecten en activiteiten en vormt voor Logistics City een link naar de ontwikkelingen in Zuidwest Nederland en naar provinciaal en landelijk beleid. NV Rewin is als ontwikkelingsmaatschappij van West Brabant voor De ideale connectie en Logistics City de directe partner in de operationele vormgeving van de samenwerking
8
tussen Midden- en West-Brabant. NV Rewin vormt daarmee de natuurlijke projectpartner voor Logistics City. De kerngroep Logistics City is verantwoordelijk voor de inhoudelijke voortgang van de activiteiten en de implementatie van de projectresultaten. Stichting De ideale connectie treedt op als penvoerder voor het partnerschap en legt verantwoording af aan de financiers over de realisatie van het project. Binnen de Kerngroep fungeert De Ideale Connectie als projectmanager, tevens verantwoordelijk voor de projectadministratie. De projectactiviteiten worden uitgevoerd door werkgroepen, waarin, naast leden van de Kerngroep ook vertegenwoordigers van de stakeholders participeren. De activiteiten en deelprojecten worden ge誰nitieerd door de Kerngroep of door (samenwerkingsverbanden) van stakeholders.
9
4.
Projectbeschrijving
Het project bestaat uit een aantal activiteiten en deelprojecten, die gezamenlijk invulling geven aan de vier centrale elementen van het concept ´Logistics City`. Rond die centrale elementen zijn de projectlijnen opgebouwd. Steeds wordt binnen de projectlijnen voortgebouwd op de bereikte resultaten tot nu toe. De ambitie van Midden-Brabant en van Logistics City is haalbaar, juist omdat er een basis is gelegd in de verbinding van de stakeholders en de samenwerking met de omringende regio’s. De activiteiten en deelprojecten dragen bij aan de versterking van het profiel van MiddenBrabant als Region of Social Innovation. Dat betekent dat in elk van de activiteiten actief en expliciet aandacht wordt besteed aan het zichtbaar maken van de genoemde Social Innovation kernelementen: strategische oriëntatie, flexibiliteit, slimmer organiseren en verbetering product-markt combinaties. In de opbouw van de projectbeschrijving is onderscheid gemaakt naar de doelstelling / betekenis van de projectlijn in het concept Logistics City, de stand van de ontwikkeling bij de start van het project en de activiteiten die in het project plaatsvinden. Het streven is er steeds op gericht om tijdens de projectperiode de dragende samenwerking voor de versterking van de betreffende vestigingsplaatsfactor zodanig te structureren, dat deze na afloop van het project een onomkeerbaar karakter heeft gekregen.
Projectlijn Arbeidsmarkt en Scholing a. Betekenis van de projectlijn De projectlijn Arbeidsmarkt en scholing is gericht op het verhogen van de regionale organisatiekracht ten aanzien van in-, door- en uitstroom van personeel in het logistics cluster. Door de bedrijven, vooral in de transportsector, wordt dit vraagstuk als een van de belangrijkste toekomstige (en actuele) uitdagingen gezien. Studies gaan uit van een aanzienlijke stijging (75 – 100%) van de goederenstroom tussen nu en 2020. Deze stijging heeft enorme fysieke consequenties en zal in belangrijke mate opgevangen moeten worden door efficiency-verbetering. Maar de sector zal, ondanks alle efficiency-maatregelen, niet ontkomen aan een aanzienlijke instroom van nieuw personeel. Die arbeidsmarktpotentie ontbreekt op dit moment volledig. Het bureau YER concludeert in haar onderzoek in 2010 dat de vraag naar logistiek talent het aanbod ver overtreft en bovendien de concurrentiepositie van logistieke opleidingen verslechtert (met een dalende instroom als gevolg).3 Policy Research voorspelt in een, in opdracht van werkgevers en werknemers uitgevoerd, onderzoek naar de toekomstige ontwikkeling van de sector beroepsgoederenvervoer en logistiek, dat de sector tot het jaar 2015 geconfronteerd zal worden met een tekort van ca. 50.000 chauffeurs.4 Hoewel de situatie door de economische crisis enigszins wordt gemaskeerd, is de arbeidsmarkt op dit moment al niet in staat om te voorzien in de actuele vraag naar gekwalificeerd personeel. Zonder actie zal het tekort snel toenemen en de belangrijkste remmende factor vormen voor de ontwikkeling van het logistics cluster. Het aantal openstaande vacatures in de sector stijgt dan ook weer snel.5 In het kader van het project Logistics City wordt op deze situatie gereageerd door het stimuleren van regionale samenwerking op het terrein van instroombevordering en kwalificatie van personeel. In directe relatie tot de programmalijn Kennis Ontwikkeling & Toepassing worden activiteiten ontwikkeld om nieuwe Human Resources concepten te implementeren, waarmee competenties
3
Transport & logistiek, 23 juni 2010
4
Policy Research Corporation, Beroepsgoederenvervoer en Logistiek: Visie 2010, juni 2010
5
Transport & Logistiek, 8 juni 2010
10
expliciet als toegevoegde waarde worden ingezet. Daarmee verbetert ook de concurrentiepositie van de logistieke sector op de arbeidsmarkt. b. De uitgangspositie In deze projectlijn zijn, o.a. in het kader van het REAP Midden-Brabant door diverse partners projecten uitgevoerd of ontwikkeld. In deze projecten ligt de focus steeds op het leggen van nieuwe verbindingen tussen partners en tussen kenniselementen. Daarmee is een stevige samenwerkingsbasis gelegd voor de uitbouw van de op Social Innovation gebaseerde organisatie van de personeelsvoorziening in de regio. Voorbeelden van eerdere projecten zijn: Het Sectorservicepunt Transport & Logistiek (SSP T&L): een centrale loketfunctie voor regionale dienstverlening op het terrein van instroom en bij- en nascholing van personeel. Het SSP-T&L is een initiatief van Transtil (samenwerkingsverband transportbedrijven), Transport en Logistiek Nederland, en UWV/Werkplein (projectleider). Het SSP is gebaseerd op samenwerking van bedrijfsleven, onderwijs en gemeente, door UWV/Werkplein met ROC Tilburg, EVO, FSN, VTL, Transvak en De Ideale Connectie. Het SSP-T&L is het eerste servicepunt in deze sector in Nederland. Instroombevordering Logistiek Midden-Brabant: een reeks van activiteiten, waaronder Week v/d Logistiek, Transation Day, etc., gericht op het vergroten van de instroom van beroepsbeoefenaars in de logistieke sector (m.n. transport). In deze activiteiten wordt samengewerkt door ROC Tilburg (projectleiding), diverse MKB bedrijven, ROBO, Gemeente Tilburg, Kamer van Koophandel, De Ideale Connectie, e.a. c. Het project Logistics City. De samenwerkingsverbanden, die in deze activiteiten tot stand zijn gebracht bieden een goede basis om op voort te bouwen. Die uitbouw is vooral gericht op het verder verbinden van de arbeidsmarkt- en kennisdienstverleners om de toegankelijkheid voor en dienstverlening aan het bedrijfsleven te optimaliseren. Door in samenwerking met het bedrijfsleven te bouwen aan een gemeenschappelijk business-concept, waarin elk van de partners een eigen rol vervult, krijgt de vernieuwende samenwerking een structureel karakter. Hoewel niet strikt noodzakelijk, kan het fysiek bijeenbrengen van de verschillende functies en organisaties een positief effect hebben op de bestendigheid van de samenwerking. Daarnaast wordt de samenwerking uitgebreid naar de instroom van logistiek talent, gericht op het versterken van de ketenfunctie van de regionale logistieke dienstverleners. De doelstelling krijgt vorm in een tweetal deelprojecten; Huis van de Logistiek: de term “huis van de logistiek” is de metafoor voor het organisatorisch, fysiek, inhoudelijk en vraaggericht bundelen van de ‘arbeidsmarkt’ & ‘kennis” dienstverlening aan bedrijven in het logistieke cluster. Een plek waar partijen fysiek en virtueel structureel bij elkaar komen rondom logistiek en innovatie. Door het implementeren van een vraaggerichte samenwerking en gemeenschappelijk business–concept bij en het fysiek & virtueel bijeenbrengen van alle (semi)-publieke dienstverleners aan bedrijven in het logistieke cluster, kan de toegang tot en de kwaliteit van de dienstverlening aan de bedrijven sterk worden verbeterd. De fysieke invulling kan hierin variëren van een slim en herkenbaar netwerk van plaatsen waar men samenkomt tot aan een “clubhuis” tot aan een verzamelpand waar partijen zich gaan vestigen. De definitieve vorm van het huis van de logistiek zal door de partners en de regio bepaald worden. Tot de participanten behoren in elk geval ROC-opleidingen, Sector-Servicepunt/UWV (sectoraal HRM Servicepunt), Vitale Logistiek, TISC (Tilburg Institute for Supply Chain management research, Logistics Academy,
11
gemeentelijke ondernemers-voorlichting, brancheverenigingen, branchegewijze vakopleidingsinstituten, zakelijke dienstverleners, etc. Het Huis van de Logistiek wordt het ontmoetingsplaats voor regionaal bedrijfsleven en zijn ondersteuningsfuncties. Het Huis van de Logistiek stimuleert ontmoeting en verbinding in het logistieke cluster door middel van seminars, workshops, beurzen en demonstraties, advies en vergaderfaciliteiten. Ten behoeve van de ontwikkeling van het Huis van de Logistiek is, in het kader van het REAP MiddenBrabant een haalbaarheidsonderzoek en ontwikkeling businessplan uitgevoerd 6. Het rapport is beschikbaar via de website van De ideale connectie. (kosten: ca. € 950.000). Logistic Talent Incubator: Open platform voor het aantrekken, ontwikkelen en behouden van logistieke talenten voor de sector. In samenwerking met regionale bedrijven wordt een systeem van opleiden en roulerende werkervaring ingericht, waarmee getalenteerde HBO’rs en MBO’rs verbonden kunnen raken aan de logistieke sector. Bedrijven worden in staat gesteld om high potentials in huis te halen met verminderd afbreukrisico, terwijl talenten zich in de sector kunnen ontwikkelen, zonder aan een specifiek bedrijf vast te zitten. Na de ontwikkelfase kan de formule door bedrijven zelf worden toegepast. De activiteiten worden uitgevoerd in samenwerking met NHTV Academy voor Stedenbouw, Logistiek en Mobiliteit Breda, ROC Midden-Brabant en een tiental 10 regionale bedrijven. Projectplan is in concept gereed. (kosten: € 700.000,-) Human Side of Lean Logistics: een samenwerkingsverband van UvT, Syntens, Closer to Talent en een aantal regionale MKB bedrijven, gericht op het toepassen van de lean-production organisatieprincipes bij logistieke dienstverleners. Doelstelling is: a) het waardecreërende aspect van logistiek integreren in het bestaande denken, en b) mensen zo inzetten dat zij daar daadwerkelijk aan kunnen/mogen bijdragen. Het project ontwikkelt praktische tools om de basisprincipes van Social Innovation te integreren in het HR-beleid van de bedrijven. Het project is ontwikkeld en gestart in het kader van het REAP MiddenBrabant en vervolgens ingediend voor medefinanciering in Pieken in de Delta. In dat programma kon het om budgettaire redenen niet gehonoreerd worden. In het kader van Logistics City zullen de deelactiviteiten verder worden geïmplementeerd. Projectplan is in concept gereed. (kosten: € 375.000,-).
Projectlijn Kennisversterking en -toepassing a. Betekenis van de projectlijn. De projectlijn Kennisversterking en -toepassing is gericht op het versterken van het aanbod aan en de circulatie van excellente kennis en onderwijs in de regio. De beschikbaarheid van excellente operationele kennis is een belangrijke vestigingsplaatsfactor voor innovatieve bedrijven in het cluster. Tegelijkertijd draagt het bij aan de aantrekkelijkheid van de regio voor kenniswerkers, waarmee de beschikbaarheid van hoogopgeleid personeel wordt bevorderd. In deze projectlijn speelt de intensivering van de synergie met West-Brabant, in de samenwerking en afstemming met de West-Brabantse onderwijs en kennisinstellingen, een belangrijke rol. Met de komst van Dinalog naar Brabant beschikt de regio over een Topinstituut op het terrein van logistieke kennis. Waar Dinalog vooral is gericht op het ontwikkelen van nieuwe kennis, is Midden-Brabant, gebruikmakend van de Social Innovation kennis van de Universiteit van Tilburg en de 6
Haalbaarheidsstudie Huis van de Logistiek, Tjek, juni 2010
12
grote concentratie bedrijvigheid, bij uitstek toegerust om nieuwe kennis om te zetten in marktontwikkeling. De aanwezigheid van een herkenbare regionale kennisbasis draagt bij aan de effectieve outlet van hoogwaardige kennis naar het regionale bedrijfsleven en omgekeerd aan de toeleiding van praktijkkennis naar regionale kenniscentra (Dinalog, UvT, NHTV). b. De uitgangspositie. Juist op het terrein van kennisversterking en –toepassing is in de afgelopen jaren door een groot aantal projectmatige activiteiten een sterke samenwerkingsbasis gelegd, waarvan instituten, bedrijven en intermediaire organisaties in Midden- en West Brabant deel uitmaken. De samenwerking heeft geleid tot activiteiten als: Kennistransfer Vitale Logistiek: Samenwerking van NHTV (projectleiding), regionale bedrijven, REWIN, Syntens, De Ideale Connectie, e.a., voorziet in de structurele inbedding van een kennisDC (distributiecentrum) aan de NHTV in Breda, een scharnierpunt tussen de oplossing van de kennisvragen van bedrijven in een Brabant – Zeeland breed netwerk en actualisering van het HBO onderwijs. Het project is in uitvoering. De ontwikkeling van het project heeft plaatsgevonden in het kader van het REAP Midden-Brabant. Voor de uitvoeringskosten is met succes een beroep gedaan op de SIA/RAAK regeling. Vitale Logistiek wordt inhoudelijk gevuld door middel van pilot-projecten, die tot ontwikkeling worden gebracht in het kader van het REAP Midden-Brabant. Voor de uitvoering wordt vervolgens een beroep gedaan op cofinanciering in Pieken in de Delta. Op deze wijze is een reeks van succesvolle pilots uitgevoerd, waarmee Vitale Logistiek is voorzien van instrumenten waarmee de kennisvalorisatie wordt gefaciliteerd. Zeker zo belangrijk is dat deze pilots een toenemend aantal MKB bedrijven heeft verbonden aan de regionale kennisinstellingen en de samenwerking van de partners is geïntensiveerd. Voorbeelden van succesvolle pilotprojecten zijn Dashboard KPI: Pilotproject sturing bedrijfsprocessen op basis van Kritische Prestatie Indicatoren. Samenwerking van NHTV met diverse adviseurs, Syntens, De Ideale Connectie en 10 regionale MKB bedrijven. Safefficiënt: Pilotproject afhandeling douaneformaliteiten. Uitgevoerd in samenwerking van BOM, NHTV, Douane, TU Delft, EVO, diverse adviseurs zoals KPMG en ca. 20 bedrijven (verladers / distributiecentra). Door het gebruik van geautomatiseerde systemen, gekoppeld aan de systemen van het ministerie van Financiën, kunnen de controles op belastingen en heffingen worden teruggebracht. Daarmee wordt voor de deelnemende bedrijven efficiency-winst geboekt en de doorlooptijd verkort. Retourlogistiek Tapijtafval: Onderzoek en voorbereiding t.b.v. een pilotproject gericht op het ontwikkelen en implementeren van een efficiënt en betaalbaar landelijk retoursysteem voor tapijtafval. Samenwerking van BOM, Min. V&W, VNTF, enkele regionale MKB bedrijven. Doorbraak bundeling goederenstromen: Verschillende vormen van efficiencyverbetering, door samenwerking tussen bedrijven in clusters, worden uitgetest. Daarnaast worden de juridische en financiële aspecten van de clustervorming bestudeerd. Het project telt 7 clusters van bedrijven. Samenwerking van REWIN, BOM, NHTV, De ideale connectie en een groot aantal bedrijven. Freight Factory fase 2 is als cluster in het project opgenomen. Freightfactory: Pilotproject bundeling van goederenstromen. Project wordt uitgevoerd in samenwerking met NHTV, Deal Services, een aantal adviesorganisaties, De ideale connectie en een cluster van 6 Waalwijkse transportondernemingen. Het project ontwikkelt en implementeert een software-
13
instrument op basis van multi agent technologie. De software maakt het mogelijk om, anoniem, de planningen van transportbedrijven op elkaar af te stemmen, ladingen en routes uit te ruilen en te combineren, waarmee de belading van vrachtwagens wordt geoptimaliseerd. Het project leidt tot een besparing op personeelskosten, brandstof en CO2 uitstoot. Verdere pilot projecten worden, in het kader van het REAP Midden-Brabant, ontwikkeld op diverse onderwerpen, naar aanleiding van uitgesproken behoeften van regionale MKB bedrijven. Elke pilot wordt uitgevoerd in samenwerking met ca. 10 regionale MKB bedrijven. De pilot projecten monden uit in toegankelijke tools, die, via het Kennis distributie centrum Vitale Logistiek, kosteneffectief aan het MKB ter beschikking worden gesteld. Logistics Accelerator: is gericht op het bereiken van een maximale impact van Dinalog, het logistiek innovatieprogramma en de supply chain campus voor de regio. Een groot aantal activiteiten op het terrein van awareness, kennisontwikkeling en kennisoverdracht maakt onderdeel uit van het project. Daarbij wordt de kennis van de UvT en het regionale bedrijfsleven verbonden aan de kennis van Dinalog en andere kennisleveranciers. Onderdeel van het project vormen regionale crosssectorale pilots, waarmee onderzoeksprogramma’s van focus worden voorzien. Dat leidt ertoe dat in Midden-Brabant, onder aanvoering van UvT en NHTV, een demoprogramma zal worden uitgevoerd op het terrein van sustainable supply chains. Die specialisatie wordt ingebracht in een bovenregionale kennisinfrastructuur. Voor de financiering van het project is een beroep gedaan op het OP Zuid. Het ligt in de bedoeling om het demoprogramma te koppelen aan het pilotproject Kompas Duurzaam Goederenvervoer. European Integrated Helicopter Training System (HITS): omvat de vestiging van een gecertificeerd Europees kennis-/opleidingscentrum voor onderhoudspersoneel voor (militaire) helicopters. Het kenniscentrum draagt bij aan de logistieke positionering van de regio. Samenwerking van De ideale connectie, World-Class Maintenance Consortium, Gemeente Tilburg, Wor;d Class Avation Academy, ROC Tilburg, Kon. Luchtmacht, Daedalus, Luchtvaartcluster Midden-Brabant. De haalbaarheidsstudie voor het HITS en de ontwikkeling van het businessplan wordt in het kader van het REAP MiddenBrabant uitgevoerd door de World Class Aviation Academy. c. Het project Logistics City. De programmalijn Kennisversterking en – toepassing is gericht op de verdere uitbouw van een herkenbare regionale kennisbasis ten behoeve van de effectieve circulatie van hoogwaardige kennis naar het regionale bedrijfsleven en omgekeerd aan de toeleiding van praktijkkennis naar regionale kenniscentra (Dinalog, UvT, NHTV). Een van de centrale elementen in het project Logistics Cityis daarom de versterking, uitbouw en het regionaal beter verankeren van het concept Vitale Logistiek: het complex van activiteiten gericht op het versterken van de bedrijfsprocessen van de bedrijven in het logistieke cluster. Op initiatief van De ideale connectie is het concept Vitale Logistiek gestart in 2007/2008. Vitale Logistiek grijpt direct in in de bedrijfsvoering van de regionale (MKB) bedrijven en kent dus een zeer intensieve betrokkenheid van die bedrijven. Het concept Vitale Logistiek is inmiddels geadopteerd door de NHTV Academie voor Stedenbouw, Logistiek en Mobiliteit, waarmee de eerste doelstelling, implementatie van het concept binnen een kennisinstelling, is bereikt. Vanuit DINALOG wordt gewerkt aan een programma om Vitale Logistiek door te ontwikkelen tot één van de 6 kennis distributie centra (DC) in Nederland: de bovenregionale land-, schenk en schakelpunten van kennis. Deze ontwikkeling wordt
14
in Midden-Brabant verbonden aan de kennisbasis Social Innovation, de toevoeging van kennis vanuit de specifieke wetenschappelijke positie van de UvT. De combinatie van kennis distributie en actieve kennis toevoeging wordt gevangen in de term Logistics Academy. Met het drieluik DINALOG, Logistics Academy/Vitale Logistiek en het Huis van de Logistiek (met hierin het logistieke regio kennistransfer loket / Logistics Academy) ontstaat er voor Midden-Brabant een unieke, sluitende en praktische kenniskabel van wetenschap naar praktijk en viseversa. 1. DINALOG: wetenschap / ontwikkelen (in samenspraak met universiteiten) 2. Logistics Academy/Vitale Logistiek: doorvertalen / versnellen / toevoegen 3. Huis van de Logistiek: gezicht in de regio / verankering De uitbouw krijgt vorm in een drietal deelprojecten: Logistics Academy: is de neerslag van het streven naar optimale en toegankelijke excellente operationele kennis als vestigingsvoorwaarde voor (innovatieve) bedrijven in het logistics cluster. De Logistics Academy is een ‘virtueel instituut’, dat vraaggericht kennistransfer, opleiding en onderzoek initieert. Met de komst van Dinalog, waar de kennisontwikkeling is geconcentreerd, naar de regio wordt de basis voor de Logistics Academy versterkt. In relatie tot het Huis van de Logistiek zal een one-stop-shop toegang tot de kennisinfrastructuur worden gecreëerd voor regionale bedrijven. De Logistics Academy vorm de laatste schakel als regionale kennisoutlet binnen de structuur van DINALOG - regionale kennisdistributie (o.a. gezicht & verankering). Naast de toeleiding naar kennis in de regio ontwikkelt de Logistics Academy haar eigen specialisme op het terrein van duurzame logistiek, op basis van de specifieke kennis (Social Innovation) van de Midden-Brabantse kennisinstellingen. De aanzet tot deze specialisering wordt gelegd in het eerder beschreven project Logistics Accelerator, demoprogramma sustainable supply chains. Logistics Academy wordt uitgevoerd in samenwerking met UvT, Dinalog, NHTV, De ideale connectie, e.a. Het project bevindt zich in de initiatiefase. (kosten: ca. € 400.000) Benchmark / Toolbox: Toegankelijke web-based faciliteit voor strategische ontwikkeling van logistieke bedrijven op basis van performance indicatoren benchmark, gekoppeld aan ontwikkelingstools. Project in samenwerking met NHTV, BOM, DINALOG, Syntens, regionale bedrijven. De benchmark / toolbox stelt de Logistics Academy in staat om snel en effectief de kennisbehoefte van bedrijven te koppelen aan de beschikbare ondersteuningsinstrumenten. Het projectplan is ik het kader van het REAP Midden-Brabant ontwikkeld door De ideale connectie en is gereed voor uitvoering. (kosten ca. € 300.000) Kompas Duurzaam Goederenvervoer: Pilotproject ontwikkelt en implementeert een beleid, een rapportage instrument en actieplan aanpak op het gebied van duurzaamheid voor logistiek dienstverleners. Dit moet dienstverleners in staat stellen om op een andere manier in gesprek te raken met ketenpartners om zo gezamenlijk duurzame ketens in te richten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een duurzame/kosteneffectieve mix van modaliteiten voor transport van goederen, afhankelijk van omvang en samenstelling van de lading, afstand en levertijd. Project in samenwerking met UvT / NHTV / Vitale Logistiek, 8 transportbedrijven in de regio. (kosten: ca. € 375.000; daarnaast wordt een deel van de kosten gerealiseerd in het OP Zuid project Logistics Accelerator).
Projectlijn Fysieke Infrastructuur
15
a. Betekenis van de projectlijn. In de projectlijn Fysieke Infrastructuur ligt de nadruk op de uitbouw van de regionale samenwerking in de optimalisering van de logistieke infrastructuur. Samenwerking dus ten behoeve van uitbouw van de infrastructurele voorzieningen, vanuit een regionaal economisch perspectief. De effectieve inrichting van de logistieke infrastructuur maakt onderdeel uit van de integrale gebiedsopgave van de regio Midden-Brabant. De invulling daarvan vergt per definitie regionale consensus over en commitering aan de positie van Midden-Brabant als logistiek knooppunt. b. De uitgangspositie. De regionale samenwerking ten aanzien van de ontwikkeling van de fysieke infrastructuur is een belangrijk onderwerp in het overleg van de regionale overheden: het Regionaal Overleg Midden-Brabant (ROM). Dat overleg is, mede onder invloed van de samenwerking in De ideale connectie, de laatste jaren ge誰ntensiveerd. De samenstelling van de integrale gebiedsagenda voor Midden-Brabant is daar een direct uitvloeisel van. De toerusting van de regio voor de groei van het logistieke cluster is opgenomen in de integrale gebiedsagenda. Maar ook projectmatig is, langs de lijnen van de De ideale connectie, de basis voor verdergaande samenwerking tussen gemeenten en bedrijfsleven gelegd. Bijvoorbeeld in projecten als: Masterplan Havens Midden-Brabant: Samenwerking overheid-bedrijfsleven ten behoeve van gestructureerde ontwikkeling van de binnenhavens in de regio, gericht op het positioneren van (Midden-)Brabant als hub in de groeiende vervoersstromen van de toekomst. Op basis van het ontwikkelde Masterplan wordt een activiteitenprogramma (haalbaarheidsstudies, planontwikkeling) uitgevoerd in 2009 en 2010, resulterend in investeringsbeslissingen in 2011 en verder. Tevens resulteert het activiteitenprogramma in een ontwerp voor een organisatorisch samenwerkingsverband voor ontwikkeling en beheer van de haventerreinen. Het project bevindt zich in de afrondingsfase. Partners zijn, naast De ideale connectie, de gemeenten Tilburg, Waalwijk (projectleider) en Oosterhout, de 3 container terminals / overslagbedrijven in deze gemeenten, Brabacon, Kamer van Koophandel. In het najaar vindt de 3e havenconferentie plaats. In deze bijeenkomst worden de vervolgplannen afgestemd met het project Logistics City. Aerospace and Maintenance Value Park (AMVP): Gemeente Tilburg ontwikkelt in samenwerking met Gilze-Rijen een dedicated bedrijventerrein ten behoeve van Aerospace en Maintenance bedrijvigheid. In combinatie met de bevordering van de samenwerking in het Luchtvaartcluster in de regio draagt het Aerospace and Maintenance Value Park sterk bij aan de zichtbaarheid en aantrekkelijkheid van Midden-Brabant voor bedrijven in deze sectoren. Het bestaande cluster van luchtvaartgebonden onderhoudsbedrijven ziet in het AMVP een belangrijke upgrading van de vestigingsmogelijkheden. Het AMVP is als separaat project opgenomen in het Samen Investeren programma. De realisatie van het project valt dus buiten de scope van Logistics City. De voorbereiding en draagvlakontwikkeling maakt wel onderdeel uit van de activiteiten binnen dit project. Als deelactiviteit wordt in het kader van het REAP Midden-Brabant een plan van aanpak ontwikkeld voor de versterking van het Luchtvaartcluster (samenwerkingsverband van bedrijven, onderwijs en gemeenten), als magneet voor luchtvaartgebonden maintenance bedrijvigheid. Het project wordt door De ideale connectie uitgevoerd in samenwerking met de gemeente Tilburg, World Class Maintence Consortium, Luchtvaartcluster Midden-Brabant, KEC / UvT. c. Het project Logistics City
16
Het Masterplan Havens Midden-Brabant heeft aangetoond dat samenwerking van gemeenten en bedrijven de positie van de regio ten opzichte van de mainports versterkt. De fysieke vertaling van die samenwerking, met als doel de ontwikkeling van het logistieke cluster te faciliteren, moet verder vormgegeven worden. Die activiteiten in het kader van Logistics City zijn daarbij gericht op vernieuwende samenwerking in de fase van planontwikkeling en haalbaarheidsstudies. De gezamenlijke planontwikkeling legt de basis voor de samenwerking bij aanleg en exploitatie. Voor de aanleg van de infrastructurele werken zelf ontbreken in het projectplan Logistics City de noodzakelijke middelen. Bovendien past ook de planhorizon van grootschalige infrastructurele werken niet bij de duur van de projectperiode. De realisatie van de fysieke infrastructuur vindt daarom plaats buiten de kaders van dit project. De uitbouw van de samenwerking krijgt vorm in een tweetal deelprojecten, die enerzijds bijdragen aan de optimalisering van de logistieke infrastructuur en anderzijds passen in de profilering van de regio als Region of Social Innvovation. De deelprojecten zijn gerelateerd aan duurzaamheid en veiligheid. Multimodaliteit: is een voorwaarde om te kunnen voldoen aan de eisen ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen in de toekomst. Door optimale mix van water, rail en weg is het mogelijk om de milieubelasting van de vervoersstromen te minimaliseren. De ontwikkeling van railterminal faciliteiten in Tilburg versterkt de potentie van de regio op het terrein van multimodaal vervoer en opent nieuwe marktmogelijkheden voor continentaal containertransport. De Ideale Connectie voert in 2010/2011 een onderzoek uit naar de multimodale ontsluiting van de logistieke knooppunten in de regio. De inrichting van het onderzoek wordt mede gebaseerd op de beschikbare, deels in opdracht van de provincie uitgevoerde, goederenstroom studies (Incodelta en Rijn-Schelde delta). Op basis van dit onderzoek worden haalbaarheidsstudies en impact studies ten aanzien van efficiënte inzet van capaciteit uitgevoerd. Het project bevindt zich in de initiatiefase en wordt getrokken door De Ideale Connectie, NHTV en BOM, in samenwerking met gemeenten en bedrijfsleven. (kosten ca. € 200.000) Veiligheid: binnen de Kerngroep worden initiatieven ontwikkeld om te komen tot enkele experimenten op het terrein van beveiliging van transport- en distributieactiviteiten. Te denken valt aan een grootschalige Truck Facility Parking aan de A59, waarvoor in samenwerking met de gemeente Waalwijk een eerste ontwerpstudie is opgesteld, of parkmanagement op logistieke bedrijventerreinen, waar rond de EDC’s veelvuldig langparkeren noodzakelijk is. Het project omvat onderzoek naar de haalbaarheid van de geplande voorzieningen en voorloopactiviteiten voor de realisatie. De activiteiten vinden plaats in samenwerking met de gemeenten Tilburg en Waalwijk en logistieke bedrijven in de regio. (kosten: ca. € 150.000).
Projectlijn Overheid en Beleid a. Betekenis van de projectlijn. Een stabiele, actieve en toegankelijke overheid en transparantie van regelgeving en beleid zijn belangrijke bepalende factoren in het ondernemersklimaat van de regio. In Midden-Brabant hebben de gemeentelijke overheden, wat dat betreft, bij de gevestigde bedrijven een goede reputatie. De samenwerking van lokale overheden, zowel op het terrein van ontwikkeling en beheer van fysieke logistieke infrastructuur, als op het terrein van regelgeving en handhaving, is nog onvoldoende ontwikkeld om te profileren als een onderscheidende vestigingsplaatsfactor van de regio. De ontwikkeling van deze samenwerking maakt een belangrijk onderdeel uit van de
17
uitvoering van het Masterplan Havens. Bij de uitvoering van dit project blijkt deze samenwerking te voorzien in een dringende behoefte van de deelnemende logistieke bedrijven. De samenwerking ten aanzien van haventerreinen moet dan ook met kracht worden voortgezet en van een structureel karakter worden voorzien. Tegelijkertijd is het, voor het realiseren van de doelstellingen van Logistics City, noodzakelijk dat, naar het voorbeeld van de haventerreinen, de samenwerking wordt uitgebreid naar ontwikkeling en beheer van andere (logistieke) bedrijventerreinen in de regio. b. Uitgangspositie. De strategische agenda voor Midden-Brabant benoemt bestuurlijke vernieuwing expliciet als een van de centrale ontwikkelingsthema’s voor de regio, in het kader van de positionering als Region of Social Innovation. Met de strategische agenda hebben de gemeenten in Midden-Brabant zich gecommiteerd aan de herinrichting van de intergemeentelijke relatie met het bedrijfsleven. Juist in die relatie liggen mogelijkheden voor Midden-Brabant om bestaande paden te verlaten en nieuwe vormen en verbindingen te ontwikkelen. De Regional Development Board bewaakt het proces van de uitbouw van die intergemeentelijke samenwerking en de wijze waarop deze wordt verbonden aan de behoeften van het regionale bedrijfsleven. Het Masterplan Havens Midden-Brabant is een projectmatige invulling van deze bestuurlijke vernieuwing. In het kader van het project is een onderzoek uitgevoerd naar de samenwerking(smogelijkheden) bij het beheer en serviceconcept van de haventerreinen (Professionalisering Havenbeheer in Midden-Brabant. 7). De samenwerking op dit terrein tussen de gemeenten Tilburg, Waalwijk en Oosterhout en de participerende containeroverslag bedrijven in deze gemeenten, vormt een uitstekende basis voor de praktische uitbouw van de samenwerking met andere gemeenten en de verbreding naar andere bedrijventerreinen. Tegelijkertijd biedt de dienstverlening aan (logistieke) bedrijven mogelijkheden voor een praktische invulling en uitbouw van de intergemeentelijke samenwerking. c. Het project Logistics City In het kader van Logistics City worden activiteiten ontwikkeld en uitgevoerd, waarmee de intergemeentelijke samenwerking op het terrein van beleidsontwikkeling en – implementatie een, voor het bedrijfsleven, herkenbare praktische invulling krijgt. In de vormgeving van de samenwerking wordt gestreefd naar een ontwikkeling van incidentele (projectmatige) naar structurele inbedding. Met Logistics City worden daarmee voorbeelden gecreëerd, die ook in andere sectoren en beleidsterreinen toepasbaar zijn. Activiteiten, die in het kader van Logistics City worden uitgevoerd betreffen: Regionaal Samenwerkingsverband Logistieke Infrastructuur: is gericht op de intensivering van de intergemeentelijke samenwerking op het terrein van ontwikkeling en beheer van fysieke infrastructuur ten behoeve van het Logistics cluster. Fase 1 is gericht op kennisuitwisseling, afstemming en samenwerking bij het onderhoud en beheer van haventerreinen. In fase 2 wordt het project verder uitgebreid naar logistieke bedrijventerreinen. Het project is een uitvloeisel van het Masterplan Havens Midden-Brabant en geeft invulling aan de uitkomsten van de, in het kader van het Masterplan uitgevoerde, studie ‘Professionalisering Havenbeheer in Midden-Brabant’. De samenwerking van de deelnemende gemeenten Tilburg, Waalwijk en Oosterhout wordt verder geïntensiveerd. Gedacht kan worden aan gezamenlijke havenverordening en gezamenlijke services. Naar het voorbeeld van de containerterminals, die via een gezamenlijke
7
Professionalisering Havenbeheer Midden-Brabant, Buck Consultants, mei 2010
18
dochteronderneming ‘Brabant Intermodal’ de dienstverlening aan de Rotterdamse haven optimaliseren, kan een gezamenlijk servicebedrijf van de havengemeenten klantvriendelijk de gemeentelijke ‘services’ aan de logistieke bedrijven organiseren. Daarnaast wordt, in overleg met de provincie, invulling gegeven aan de aanbeveling om te komen tot een provinciale aanpak, in de vorm van een platform waarin Brabantse (haven)gemeenten, de provincie en RWS participeren. Te denken valt aan bedrijventerreinen, haventerreinen, e.d. (kosten: ca € 250.000). Logistics Bedrijven Contact Punt: is gericht op het optimaliseren van de gemeentelijke dienstverlening aan bedrijven in het Logistics cluster in de regio. De centrale betekenis van het Logistics cluster voor de regionale economische ontwikkeling rechtvaardigt dat de kwaliteit en de toegang van de gemeentelijke dienstverlening aan bedrijven in dit cluster extra aandacht krijgt. Een mogelijkheid daartoe is het inrichten van een intergemeentelijk logistics bedrijven-contact-punt als one-stop-shop voor de dienstverlening van alle gemeenten in de regio. Het project voert onderzoek uit naar het samenwerkingsmodel en haalbaarheid. (kosten: ca € 100.000)
Zichtbaarheid Provincie. Nadere afspraken te maken in overleg met de communicatieadviseurs van de provincie. In ieder geval wordt melding gemaakt van de deelname van de provincie (met logo) in elke nieuwsbrief van De Ideale Connectie (ca. 10 per jaar). Speciale aandacht uiteraard in de nieuwsbrief, die volgt op het besluit van de provincie. Ook vermelding, dat het project mede mogelijk is gemaakt door de provincie Noord-Brabant (met logo), bij elke andere publicatie met betrekking tot Logistics City (b.v. in tijdschriften, magazines van stakeholders en vakbladen) en publicaties met betrekking tot deelactiviteiten van het project. Inbreng van Provincie wordt gemeld op de bestaande website van De Ideale Connectie, doorlinking naar provinciale website. Bij de vormgeving van de communicatie m.b.t. het de provinciale betrokkenheid bij het project, zal optimaal gebruik worden gemaakt van de communicatietoolkit van Provincie en door de provincie aan te wijzen partners worden uitgenodigd voor (en in de gelegenheid gesteld tot het leveren van bijdrage in) congressen en seminars, die rond het thema Logistics City worden georganiseerd. In overleg met de communicatieafdeling van de provincie zullen vorderingen in het project worden gemeld en van materiaal voorzien, zodat de provincie in haar eigen communicatiekanalen daarvan gebruik kan maken.
19
5.
Projectresultaten.
De realisatie van het projectplan Logistics City continueert en versterkt de kopgroeppositie van de regio Midden-Brabant als Word-Class vestigingsplaats voor logistieke bedrijvigheid: “Topregio van Duurzaam Goederenvervoer”. Het continueren van de toppositie vergt constante investeringen in verbetering. Door alle partners, maar het meest effectief in samenwerking tussen de partners en in de bovenregionale netwerken. De samenwerking van de partners binnen de regio en tussen de Brabantse regio’s moet continu worden uitgebreid en geïntensiveerd. In die zin is het project nooit af. Het eindresultaat van het project wordt daarom gedefinieerd in termen van de vliegwielwerking die op gang is gebracht. Het project Logistics City drijft het vliegwiel aan. Na afloop van het project (drie jaar) zijn de voorwaarden gecreëerd om de netwerkvorming op eigen kracht door te zetten. Samenwerking heeft zijn toegevoegde waarde bewezen en is niet meer additioneel aan, maar maakt onderdeel uit van de reguliere werkprocessen van de partners. De voortgang in het resultaat van het project wordt gemeten aan ‘milestones’, die worden bereikt na elk projectjaar. Milestone 1 / jaar 1: Alle kernpartners zijn betrokken in samenwerkingsprojecten binnen het concept Logistics City. Het resultaat is dat alle kernpartners de toegevoegde waarde van het participeren in het concept Logistics City (h)erkennen en ervaren en vanuit hun eigen werkgebied input leveren in gezamenlijke projecten. Voor de opgenomen deelprojecten betekent milestone 1 dat: Deelactiviteit
Milestone 1
Huis van de Logistiek
Kerngroep heeft akkoord bereikt over business-concept Logistic Talent Incubator Deelnemende bedrijven en instellingen hebben uitvoeringsconvenant getekend Human Side of Lean Uitvoering gestart met 9 bedrijven (waarvan Logistics enkele uit de omringende regio’s). UvT heeft instrumentarium ontwikkeld voor implementatie. Logistics Academy Dinalog, NHTV en UvT hebben gezamenlijk onderzoek en/of kenniscirculatie op gang gebracht. Eerste invulling van het Kennis DC (Distributie Centrum). Benchmark / Toolbox Projectgroep ingericht. Projectplan gereed. Kompas Duurzaam Deelnemende bedrijven en instellingen hebben Goederenvervoer uitvoeringsconvenant getekend + uitvoering gestart met 8 bedrijven. Multimodaliteit Onderzoeksvoorstel gereed Veiligheid Werkgroep ingericht, samengesteld uit vertegenwoordigers van logistieke bedrijven en gemeenten in de regio. Samenwerking logistieke Als vervolg op het Masterplan Havens Middeninfrastructuur Brabant overlegplatform/stuurgroep van gemeenten en overslagbedrijven opgericht. Stuurgroep stelt inhoud van gemeentelijke services-pakket vast. Logistics bedrijvenloket Intergemeentelijke werkgroep opgericht ten behoeve van business-concept bedrijvenloket.
20
Milestone 2 / jaar 2: Kernpartners positioneren zich, via joint ventures, afstemming businessconcepten en programma’s, als samenwerkende partners in de markt. Het resultaat is dat de samenwerking is doorgedrongen in de reguliere bedrijfsvoering van de partners. Deelactiviteit
Milestone 2
Huis van de Logistiek
Gezamenlijk programma van kenniscirculatie activiteiten en instroombevordering, onder de vlag van Huis v/d Logistiek. Kenniscoach aangesteld. Logistic Talent Incubator Uitvoering gestart met 8 bedrijven en 8 talenten. Human Side of Lean Implementatietrajecten gestart in de Logistics deelnemende bedrijven. Inschakeling 8 afstudeerders UvT. Logistics Academy Wetenschappelijke en praktijkkennis social innovation heeft expliciet een plaats gekregen in het kennisaanbod van de samenwerkingspartners Benchmark / Toolbox Benchmark / Toolbox gereed, implementatie in Vitale Logistiek / KennisDC gestart. Kompas Duurzaam Projectmethode ondergebracht in Huis v/d Goederenvervoer Logistiek. Multimodaliteit Onderzoek gereed. Conclusies / aanbevelingen gepresenteerd in openbare conferentie multimodaliteit. Veiligheid Projectplan samenwerkingsproject gemeente(n) – bedrijven gereed. Samenwerking logistieke Samenwerkingsprotocol / service level infrastructuur agreement overeengekomen Logistics bedrijvenloket Samenwerkingsverband informatievoorziening aan en ondersteuning van logistieke bedrijven overeengekomen. Uitwisseling informatie en afstemming van dienstverlening door gemeenten Milestone 3 / jaar 3: Alle kernpartners maken onderdeel uit van duurzame samenwerkingsverbanden, die als zodanig in de markt functioneren en herkenbaar zijn. Het resultaat is dat de samenwerking onderdeel uitmaakt van de ontwikkelingsstrategie van de partners. Voorbeeld is Brabant Intermodal, het gezamenlijke dochterbedrijf van de containerterminals van Tilburg, Waalwijk, Oosterhout en Veghel. Deelactiviteit
Milestone 3
Huis van de Logistiek
Joint venture voor arbeidsmarkten personeelsdiensten. Huis v/d logistiek fysiek en virtueel ontmoetingspunt voor bedrijven en instellingen Logistic Talent Incubator Projectmethode ondergebracht in Huis v/d Logistiek. 2e projectgroep in startfase Human Side of Lean 1e cyclus afgerond. UvT onderzoeksrapport Logistics afgerond. 2e cyclus gestart in reguliere setting.
21
Logistics Academy
Gezamenlijk regio kennisloket (in de lijn DINALOG – Logistics Academy/Vitale Logistiek – regio kennisloket) van Dinalog, UvT, NHTV en anderen, gevestigd in Huis v/d Logistiek Benchmark / Toolbox Geïmplementeerd in Vitale Logistiek / het regio kennisloket. Kompas Duurzaam Praktijkkennis en instrumentarium opgenomen Goederenvervoer in Vitale Logistiek/Logistics Academy. Instrumenten beschikbaar voor bedrijfsleven. Multimodaliteit Midden-Brabants platform multimodaal goederenvervoer opgericht: activiteiten te bevordering van duurzaam goederenvervoer Veiligheid Projectplan Veilig Goederenvervoer MiddenBrabant gereed en aangenomen door samenwerkingsverband gemeenten en bedrijven Samenwerking logistieke Uitwerking joint venture havenbeheer gereed. infrastructuur Staat model voor intergemeentelijke samenwerking t.a.v. bedrijventerreinen in de regio. Samenwerking beheer en services havenbedrijven uitgebreid naar provinciaal niveau. Logistics bedrijvenloket Door stakeholders uitgewerkt businessconcept, ten behoeve van intergemeentelijke dienstverlening aan bedrijven in de sector Transport en Logistiek, door gemeenten aanvaard. Op korte termijn leidt de uitvoering van het project tot een hogere kwaliteit van de bedrijfsvoering in de logistieke sector en een versterking van de regiefunctie van de regionale bedrijven in de logistieke keten. Dit effect wordt zichtbaar door de deelname van bedrijven aan pilots die worden uitgevoerd in het deelproject Vitale Logistiek. In deze deelprojecten zullen minimaal 40 bedrijven als partner deelnemen, terwijl nog eens 40 regionale bedrijven, gedurende de projectperiode, rechtstreeks gebruik zullen maken van de uitkomsten van de projecten Logistics City is gegrondvest op een krachtige samenwerking met West-Brabant. De uitvoering van het project leidt daardoor tot een versterking van de economische slagkracht van de provincie Noord-Brabant en van het B5 samenwerkingsverband. De uitvoering van het project leidt tot een relatieve positieve ontwikkeling t.o.v. het landelijk gemiddelde voor de relevante indicatoren (Δ) voor het logistics cluster: - Aantal bedrijven (vestigingen) - Werkgelegenheid (aantal arbeidsplaatsen), merkbaar effect op afname werkloosheid - Investeringen (publiek en privaat) - Vervoersstromen (tonnage) - Private R&D uitgaven - Rating logistieke hotspot / Rating MVO regio
22
6.
Begroting
Samenvatting deelprojecten, die worden opgenomen in de projectfinanciering van Logistics City. Uitwerking in deelbegrotingen is opgenomen in bijlage. Kosten: Periode augustus 2010 - december 2013 Projectlijn Arbeidsmarkt en Scholing Huis van de Logistiek Logistic Talent Incubator Human Side of Lean Logistics Projectlijn kennisversterking en -toepassing Logistics Academy Benchmark / Toolbox Kompas Duurzaam Goederenvervoer Projectlijn Fysieke Infrastructuur Multimodaliteit Veiligheid Projectlijn Overheid en Beleid Regionaal samenwerkingsverband Logistieke Infrastructuur Logistics Bedrijvencontactpunt Projectmanagement
2.025.000 950.000 700.0008 375.0008 1.075.000 400.000 300.000 375.0008 350.000 200.000 150.000 350.000 200.000 150.000 300.000
Totaal
300.000
4.100.000
Financiering. € 4.100.000
Totale kosten Bijdrage Provincie Bijdrage gemeente Tilburg Bijdrage partners Totaal dekking
2.000.000 (49%) 1.200.000 (29%) 900.000 (22%) € 4.100.000
De partners participeren in de realisatie van de (pilot)projecten en activiteiten. De betrokkenheid van de partners en de mate waarin zij belang hechten aan de uitvoering van het project wordt geïllustreerd door een eigen bijdrage. Die bijdragen kunnen in geld of in natura (met uitzondering van de gemeentelijke overheden) worden geleverd. In pilotprojecten
8
In het projectplan is de uitvoering opgenomen van drie thematische pilotprojecten: Logistics Talent Incubator, Human Side of
Lean Logistics en Kompas Duurzaam Goederenvervoer. De pilots zijn uitvoeringsgereed, projectplannen zijn getoetst en goedgekeurd. Op dit moment tracht De Ideale Connectie in samenwerking met de initiatiefnemers kostenbesparende maatregelen te treffen en aanvullende financiering te vinden, zodat binnen de financiële kaders van Logistics City de drie pilotprojecten een plaats kunnen krijgen..
23
i.k.v. de projectlijnen Arbeidsmarkt & Scholing en Kennisversterking & -toepassing wordt, naast een out-of-pocket financiĂŤle bijdrage, steeds een bijdrage in uren van de deelnemende (MKB) bedrijven gevraagd, om zeker te stellen dat de ontwikkelde instrumenten ook daadwerkelijk worden geĂŻmplementeerd.
24
7.
Planning.
De planning gaat uit van een driejarige projectperiode, met een directe voorbereidingsperiode van 4-6 maanden. De inbedding van de projectaanpak in de regionale structuur en in de reguliere werkzaamheden van de betrokken organisaties, is een majeure operatie, die een investeringsperiode van minstens vier jaren vereist. Echter, de regio heeft sinds 2008 gewerkt in de richting van het Logistics City concept. Daardoor zijn enkele centrale deelprojecten en samenwerkingsverbanden al op gang gebracht, zoals blijkt uit het in het projectplan opgenomen overzicht van deelprojecten. Dat maakt het mogelijk om een vliegende start te maken bij de uitvoering van de activiteitenlijnen. Na de investeringsperiode is de ontwikkeling niet afgerond, maar heeft de vliegwielwerking een onomkeerbaar proces op gang gebracht in de belangrijkste bepalende factoren voor de kwaliteit van Midden-Brabant als Logistics City. Projectperiode: Startdatum: 1 augustus 2010 Einddatum: 31 december 2013 1/8/2010–31/12/2010: Voorbereidende werkzaamheden, projectontwikkeling en projectstart. Jaar 1 (2011): Vliegende Startfase Het startjaar is gericht op het versterken van het draagvlak bij het regionale bedrijfsleven, onderwijs- en kennisinstellingen, overheden en intermediairs. Naast de lopende deelprojecten worden zodanige activiteiten gestart dat alle kernpartners betrokken zijn bij de realisatie van het concept Logistics City. Via consolidatie van de bereikte resultaten en het bundelen van de projectresultaten van de lopende projecten worden herkenbare ontwikkelingslijnen uitgezet. Andere projectactiviteiten zijn: Vaststelling regionaal ambitiedocument Logistiek; Planontwikkeling `Huis van de Logistiek`; Afronding fase 1 Masterplan Havens (3 e Havenconferentie); Start studie multimodaliteit; Onderzoek HITS. Jaar 2 (2012): Verbreding en realisatie. Uitvoering pilots `Vitale Logistiek`. Focus verbreding naar verladers en dienstverlening. Inrichting intergemeentelijke services en concentratie gemeentelijke dienstverlening; Afronding Freightfactory, implementatie en disseminatie; Upgrading multimodale ontsluiting;. Inrichting Huis van de Logistiek / Logistics Academy; Conferentie Logistics City. Jaar 3 (2013): Consolidatiefase. Structurele inbedding regio kennisloket Vitale Logistiek in Huis van de Logistiek; Inrichting regionaal ontwikkelingsbedrijf fysieke infrastructuur; Inrichting Bedrijvencontactpunt Logistiek; Structurele inbedding Huis van de Logistiek; Eindevaluatie.
25
2.4.4.9 Functie REAP
2.4.5.2 Programma Werkconferentie 14 november 2013
Programma werkconferentie HORIZON2020 14 november 2013
15.30 uur - 16.00 uur : Ontvangst 16.00 uur - 16.10 uur : Opening André van Gils, PSW 16.10 uur - 16.25 uur : Horizon 2020: de maatschappelijke uitdagingen Ton Wilthagen, ReflecT 16.25 uur - 16.40 uur : Subsidiekaders Horizon 2020 16.40 uur - 17.30 uur : 3 Werkgroepen rondom de thema’s actief en gezond ouder worden, duurzaamheid en inclusieve, innovatieve en veilige samenlevingen. 17.30 uur - 17.40 uur : Gedeputeerde EZ Bert Pauli geïnterviewd door Carmen de Jonge, Wissenraet Van Spaendonck 17.40 uur - 18.30 uur : Netwerkborrel
We kijken uit naar uw komst op 14 november aanstaande in het Provinciehuis van Noord-Brabant, Brabantlaan1 te ’s-Hertogenbosch. U kunt zich hiervoor aanmelden bij Marie-Thérèse Rooijackers, e-mail: m.rooijackers@psw.nl.
2.4.5.3. Partnerschapsovereenkomst Logistics Cities
Samenwerkingsovereenkomst Logistics City 15 oktober 2010
Logistics City
1
Logistics City
2
PARTIJEN De ondergetekenden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
De Ideale Connectie Dinalog Gemeente Tilburg N.V. Rewin West-Brabant N.V. Brabantse Ontwikkelings Maatschappij NHTV Universiteit van Tilburg TLN Syntens ROC UWV KvK BZW – BORT C. Huybregts MOL GVT
in deze overeenkomst verder te noemen ‘Partijen”,
Logistics City
3
OVERWEGENDE DAT: a) b) c) d) e)
de Partijen zich inzetten om de (innovatiekracht van de) logistieke sector in (Midden) Brabant te versterken; de partijen over de kennis, expertise en infrastructuur beschikken, die nodig is voor het leveren van een bijdrage aan het project, zoals hierna in artikel 1. sub a. omschreven; de partijen allen bereid zijn een gedeelte van de aan hen ter beschikking staande middelen en infrastructuur in te zetten ten behoeve van het project; de partijen voorts een subsidieaanvraag willen indienen voor het project op grond van het Samen Investeren programma van de provincie Noord-Brabant en de B5-gemeenten; de overeenkomst wordt gesloten onder de ontbindende voorwaarde dat de overeenkomst vervalt, indien voor het project geen subsidie wordt verleend op grond van de hiervoor sub d. genoemde subsidieregeling;
KOMEN ALS VOLGT OVEREEN: Artikel 1. Definities In deze overeenkomst wordt verstaan onder: a) Het project: het project zoals beschreven in het projectplan ‘Logistics City’, waarvan een kopie aan deze overeenkomst wordt gehecht en daarvan een integraal onderdeel uitmaakt; b) Penvoerder: De Ideale Connectie, gevestigd te Tilburg; c) Partij: de projectpartners zoals benoemd op pagina 3 onder partijen d) Subsidieregeling: Samen Investeren Artikel 2. Duur van de overeenkomst a) De onderhavige samenwerkingsovereenkomst treedt in werking op de datum van ondertekening van deze samenwerkingsovereenkomst door alle Partijen en wordt aangegaan voor de duur van het project (3 jaar); b) Verlenging van de overeenkomst is mogelijk in overleg tussen partijen. Artikel 3. Uitvoering van het project a) De samenwerking in het kader van het project zal plaatsvinden zoals beschreven in het projectplan en worden door de partijen in samenspraak met elkaar uitgevoerd; b) Iedere partij zal een projectvertegenwoordiger benoemen die namens de partij zitting neemt in de kerngroep Logistics City. Elk van de partijen mag zijn projectvertegenwoordiger vervangen door een ander ter zake kundige persoon. De betreffende partij zal de penvoerder daarvan tijdig schriftelijk in kennis stellen. Iedere projectvertegenwoordiger is verantwoordelijk voor de voortgang en kwaliteit van de door zijn organisatie in het kader van het project te verrichten werkzaamheden; c) De partijen dragen een gezamenlijke verantwoording voor het succes van het project; d) De kerngroep zal voorstellen, detailuitwerking, projectaanpak en (tussentijdse)resultaten van deelprojecten en onderliggende initiatieven in het project toetsen en accorderen. Hiermee geven zij gezamenlijk richting en sturing aan het project. Besluiten omtrent de besteding van de beschikbare subsidiemiddelen worden voorgelegd aan het bestuur van De ideale connectie; e) Bij onenigheid over voorstellen, detailuitwerking, projectaanpak en (tussentijdse) resultaten van deelprojecten en onderliggende initiatieven binnen de kerngroep zal het bestuur van De Ideale Connectie een besluit nemen; f) Partijen voeren werkzaamheden uit conform het projectplan, de opgestelde plannen voor deelprojecten en onderliggende initiatieven en de bijbehorende begrotingen, conform de beschikking, conform de richtlijnen van de kerngroep en de overall projectcoördinator omtrent de projectuitvoering, de rapportages en de administratieve/financiële organisatie van het project.
Logistics City
4
Artikel 4. Financiering a) Partijen verklaren hierbij dat de penvoerder gemachtigd is ten behoeve van het project de (subsidie) aanvraag op grond van de subsidieregeling mede namens hen in te dienen; b) Partijen verbinden zich om het project zoals beschreven in het projectplan, te realiseren en binnen het aldaar opgenomen tijdschema te voltooien; c) De penvoerder zal naast haar taken in die hoedanigheid tevens optreden als hoofdverantwoordelijke voor zover betrekking hebbende op de subsidieregeling; d) De penvoerder zal optreden als beheerder van het subsidiebudget; e) De partners komen overeen dat ze gezamenlijk zorg dragen voor de noodzakelijke cofinanciering en inspanningen leveren deze bijeen te brengen. De exacte hoogte van de cofinanciering per partner wordt ingevuld aan de hand van plannen en begrotingen per deelproject / onderliggend initiatief; f) De beoogde cofinanciering kan bestaan uit zaken als: cash of in kind bijdrage deelnemers (demo)projecten; uren partners (anders dan standaard werkzaamheden); overige bijdrage partners; bijdrage derden. g) Indien onverhoopt cofinanciering van deelprojecten of onderliggende initiatieven niet rond komt zoals gebudgetteerd dan wordt voor de betreffende deelprojecten of onderliggende initiatieven geen subsidie aangevraagd of de hoogte van de subsidie wordt aangepast aan de gerealiseerde cofinanciering waarmee het betreffende deelproject of onderliggende initiatief dan ook vervalt of in een beperkte vorm wordt uitgevoerd; h) Wanneer duidelijk is welke werkzaamheden door welke partner uitgevoerd worden (bepaald volgens artikel 3d) wordt direct bepaald welke werkzaamheden uit de begroting / budgetten door subsidiebijdrage gedekt worden. De kosten worden vergoed zodra de betreffende partij een sluitende administratie overdragen heeft en de penvoerder de betreffende subsidiebijdrage voor het deelproject of onderliggende initiatieven van de subsidiegever heeft ontvangen. De penvoerder draagt er zorg voor dat tijdig en adequaat de subsidiebijdrage worden geïnd, behoudens omstandigheden die buiten haar invloed liggen; i) Iedere partij is zelf verantwoordelijk voor een eventuele overschrijding van de eigen kosten. Artikel 5. Rollen en verantwoordelijkheden partners a) Alle Partijen zijn verantwoordelijk voor de aanstelling van adequaat personeel voor de uitvoering van haar aandeel in het project en daarmee tevens voor de uitvoering van haar aandeel in het project; b) De concrete invulling van de capaciteit van de partners zal in de kerngroep in onderlinge samenspraak worden bepaald; c) Indien een partij niet in staat is om de afgesproken inspanningen daadwerkelijk uit te voeren voor het project, zal dit tijdig (minimaal 3 maanden voordat deze situatie zich gaat voordoen) aan de penvoerder gemeld moeten worden. De betrokken partij zal dan, samen met de penvoerder, vervolgens op zoek te gaan naar een voor alle betrokken partijen acceptabele oplossing; d) Alle partijen dragen bij in: Zitting kerngroep logistiek; Inzet / betrekken / activeren netwerk; Algemene lobby; Inzet expertise; Algemene profilering project; Bijdrage in brede kennisverspreiding / communicatie; Bijdrage in cofinanciering (zie artikel 3 e/f/g). e) De specifieke rollen van de partners zijn: 1. De Ideale Connectie Hoofdverantwoordelijke Penvoerder;
Logistics City
5
Programmamanagement; Extra lobby (o.a. via bestuur & research and development board); Actieve bijdrage in het genereren van verkeer in het netwerk / huis van de logistiek (bijeenkomsten); Kartrekkers rol in projectlijn fysieke infrastructuur.
2. Dinalog Beschikbaar stellen kennis; Bijdrage slimme koppeling/verbinding overige initiatieven (bijv. kennis DC’s / Logistic Accelerator / …); Actieve deelname in kenniscoaching (ingebed in huis vd logistiek) in samenspraak met NHTV en UvT; Actieve deelname in logistics academy (regionale kennisoutlet / verknoping logistieke kennis & gamma kennis) in samenspraak met NHTV en UvT; Actieve bijdrage in ontwikkelen / realisatie Toolbox. 3. Gemeente Tilburg (als vertegenwoordiging ROM) Actieve deelname in realisatie huis van de logistiek; Kartrekkers rol in projectlijn overheid en beleid; Kartrekkers rol in projectlijn fysieke infrastructuur; Actieve bijdrage in het genereren van verkeer in het netwerk / huis van de logistiek (bijeenkomsten). 4.. N.V. Rewin West-Brabant Bijdrage in detailuitwerking deelprojecten / onderliggende initiatieven; Bijdrage in werving deelnemers deelprojecten / onderliggende initiatieven; Bijdrage slimme koppeling/verbinding overige initiatieven (bijv. kennis DC’s / Logistic Accelerator / …); Actieve bijdrage in ontwikkelen / realisatie Toolbox. 5. N.V. Brabantse Ontwikkelings Maatschappij Bijdrage in detailuitwerking deelprojecten / onderliggende initiatieven; Bijdrage in werving deelnemers deelprojecten / onderliggende initiatieven; Bijdrage slimme koppeling/verbinding overige initiatieven (bijv. kennis DC’s / Logistic Accelerator / …); Actieve bijdrage in ontwikkelen / realisatie Toolbox; Actieve bijdrage in realisatie regionaal netwerk van de logistiek. 6. NHTV Beschikbaar stellen kennis; Bijdrage slimme koppeling/verbinding overige initiatieven (bijv. kennis DC’s / Logistic Accelerator / …); Actieve deelname in kenniscoaching (ingebed in huis vd logistiek) in samenspraak met DINALOG en UvT; Actieve deelname in logistics academy (regionale kennisoutlet / verknoping logistieke kennis & gamma kennis) in samenspraak met DINALOG en UvT; Actieve bijdrage in DEMO projecten; Actieve bijdrage in ontwikkelen / realisatie Toolbox. 7. Universiteit van Tilburg Beschikbaar stellen kennis; Bijdrage slimme koppeling/verbinding overige initiatieven (bijv. kennis DC’s / Logistic Accelerator / …); Actieve rol in kenniscoaching (ingebed in huis vd logistiek) via kennistransfer UvT / TISC in samenspraak met DINALOG en NHTV; Actieve deelname in logistics academy (regionale kennisoutlet / verknoping logistieke kennis & gamma kennis) in samenspraak met DINALOG en NHTV; Actieve bijdrage in DEMO projecten; Actieve bijdrage in het genereren van verkeer in het netwerk / huis van de logistiek (bijeenkomsten).
Logistics City
6
8. TLN 9. Syntens
Bijdrage in werving deelnemers deelprojecten / onderliggende initiatieven; Bijdrage slimme koppeling/verbinding overige initiatieven TLN; Actieve bijdrage in realisatie regionaal netwerk van de logistiek; Actieve bijdrage in het genereren van verkeer in het netwerk / huis van de logistiek (bijeenkomsten). Bijdrage in werving deelnemers deelprojecten / onderliggende initiatieven; Bijdrage slimme koppeling/verbinding overige initiatieven Syntens; Actieve bijdrage in ontwikkelen / realisatie Toolbox; Actieve bijdrage in realisatie regionaal netwerk van de logistiek; Actieve bijdrage in het genereren van verkeer in het netwerk / huis van de logistiek (bijeenkomsten).
10. ROC
Kartrekkers rol in de component scholing van huis vd logistiek; Actieve deelname in component arbeid van het huis vd logistiek; Actieve bijdrage in het genereren van verkeer in het netwerk / huis van de logistiek (bijeenkomsten).
Kartrekkers rol in de component arbeid van het huis van de logistiek (sector service punt logistiek).
11. UWV
12. KvK
Actieve bijdrage in realisatie regionaal netwerk van de logistiek; Actieve bijdrage in het genereren van verkeer in het netwerk / huis van de logistiek (bijeenkomsten). 13. BZW – BORT Actieve bijdrage in realisatie regionaal netwerk van de logistiek; Actieve bijdrage in het genereren van verkeer in het netwerk / huis van de logistiek (bijeenkomsten). 14. C. Huybregts Actieve bijdrage in realisatie regionaal netwerk van de logistiek; Voorbeeldfunctie “actieve bijdrage regio ontwikkeling” richting collega bedrijven. 15. MOL Actieve bijdrage in realisatie regionaal netwerk van de logistiek; Voorbeeldfunctie “actieve bijdrage regio ontwikkeling” richting collega bedrijven. 16. GVT Actieve bijdrage in realisatie regionaal netwerk van de logistiek; Voorbeeldfunctie “actieve bijdrage regio ontwikkeling” richting collega bedrijven.
Logistics City
7
Artikel 6. Rapportage en voortgang a) Voor 1 oktober en voor 1 februari van elk jaar dienen de verantwoordingrapportages ingediend te worden bij subsidiegever. Hiervoor dienen de partijen een overzicht van de gemaakte kosten aan te leveren bij de penvoerder; b) De penvoerder stelt hiervoor het format beschikbaar dat voldoet aan de eisen die hiertoe door het “samen investerenâ€? programma worden gesteld; c) De penvoerder verstrekt periodiek aan de partijen een rapportage, waarin de totale voortgang (financieel en inhoudelijk) en resultaten zijn opgenomen die tijdens de achterliggende periode werden gemaakt, respectievelijk verkregen in het kader van het project; d) Het project dient voor dec 2013 afgerond te zijn. Voor 1 februari 2014 zal door de partijen, onder regie van de penvoerder, de laatste (eind)rapportage worden samengesteld waarin de in het kader van het project uitgevoerde werkzaamheden, alsmede de verkregen resultaten worden beschreven. De eindrapportage zal tevens een specificatie omvatten, opgesteld door de penvoerder, van de totale subsidiabele kosten die door de partijen gemaakt zijn in het kader van het project. De eindrapportage zal worden verstrekt aan alle partijen; e) Alle partijen zullen zorg dragen voor een accurate projectadministratie voor hun aandeel in het project. Artikel 7. Einde Samenwerkingsovereenkomst a) De samenwerkingsovereenkomst wordt als beĂŤindigd beschouwd als aan de uit deze overeenkomst voortvloeiende wederzijds verantwoordelijkheden voldaan zijn, tenzij onderling anders is overeen gekomen.
Logistics City
8
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
De Ideale Connectie
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: Frank Boss
Handtekening:…………………………..
Logistics City
9
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
Gemeente Tilburg
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: Erik de Ridder
Handtekening:…………………………..
Logistics City
10
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Breda, .. oktober 2010 DINALOG
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: Wim Bens Handtekening:…………………………..
Logistics City
11
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
UvT
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: ……………………………………
Handtekening:…………………………..
Logistics City
12
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Breda, .. oktober 2010
NHTV
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: Nico van Os
Handtekening:…………………………..
Logistics City
13
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
ROC
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: ……………………………………
Handtekening:…………………………..
Logistics City
14
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
UWV
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: Joost van Hamont
Handtekening:…………………………..
Logistics City
15
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
TLN
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: ……………………………………
Handtekening:…………………………..
Logistics City
16
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
KvK
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: ……………………………………
Handtekening:…………………………..
Logistics City
17
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
BZW – BORT
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: Erik Kamps
Handtekening:…………………………..
Logistics City
18
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
N.V. Brabantse Ontwikkelings Maatschappij
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: Erik van Oorschot
Handtekening:…………………………..
Logistics City
19
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Breda, .. oktober 2010
N.V. Rewin West-Brabant
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: ……………………………………
Handtekening:…………………………..
Logistics City
20
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Breda, .. oktober 2010
Syntens
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: ……………………………………
Handtekening:…………………………..
Logistics City
21
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
C. Huybregts
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: Leo Nolen
Handtekening:…………………………..
Logistics City
22
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
MOL
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: ……………………………………
Handtekening:…………………………..
Logistics City
23
Aldus opgemaakt en ondertekend, Te Tilburg, .. oktober 2010
GVT
vertegenwoordigingsbevoegd ondertekenaar: Naam: Wil Versteijnen
Handtekening:…………………………..
Logistics City
24
2.4.5.4 Huis van de Logistiek
2.4.5.5 Bewoners Huis van de Logistiek anno 2013
2.4.5.6 Logistiek Netwerk MidBrabant
2.4.5.7 Leaflet BoostLogix
TALENT
DEVELOPMENT
“NEEM EEN LOGISTICS VOORSPRONG” Bas Holland
ENGINEERING BLIJF INNOVEREN, ONZE TALENTEN Directeur STAAN VOOR U KLAAR
M +31 (0)6 13511444 bas.holland@boostlogix.com Heraclesstraat 6 5048 CG Tilburg T +31 (0)13 xxxxxxx www.boostlogix.com
Logistics Engineering
Talent Development
Onder Logistics Engineering verstaan we het optimaliseren van bedrijfsprocessen binnen de logistiek en ondersteuning in operatie of projecten.
Onder Talent Development verstaan we persoonlijke-, vakinhoudelijke- en projectbegeleiding. Coachen van logistieke talenten in de praktijk en ‘on the job’
Ontwerpen, analyseren, verbeteren en controleren van processen Het uitvoeren, coördineren en begeleiden van projecten Ondersteuning bij het implementeren van oplossingen Detachering van hoogopgeleiden en/of ervaringsdeskundigen in projecten Vakkundige hulp bij problemen en pieken
Bas
Begeleiden en vormen van studenten, starters en medewerkers met onvoldoende kennis en/of Holland specifieke ervaring
Directeur
Bijschaven van medewerkers die
M +31 (0)6 13511444zijn qua vakinhoud of ‘vastgeroest’ bas.holland@boostlogix.com werkmethode Mensen in Heraclesstraat 6 uw organisatie leren denken in processen 5048 CG Tilburg en projecten, zodat ze vervolgens ook zelf structureel T +31 (0)13 xxxxxxx optimalisatiestappen kunnen zetten www.boostlogix.com
WWW.BOOSTLOGIX.COM | TEL: +31 (0)13 744 0154
Logistics Engineering ict Voorbeelden
• Optimaliseren gebruik soft- & hardware
• Pakket selectie (WMS / TMS /
• Kostprijs calculaties
BI-software / BC / ... )
• Coördinatie implementatie (WMS /
operations
& tarifering
• Investerings- & exploitatie
TMS / BI-software / BC / ... )
• Opstellen functionele
begrotingen
• Voor- & nacalculaties • Optimaliseren administratieproces • KPI / dashboard
ontwerpen
• Transport efficiency (verhogen beladingsgraad / verminderen lege km’s / ...)
• Optimaliseren planning / transportproces
• Ontwikkelen & implementeren nieuwe transportconcepten
• Warehouse efficiency (reductie voorraden / optimalisatie picking & routing)
• Warehouse inrichting • Performance verbetering & foutreductie • Modal shift / floating stock concepten • Optimaliseren & inrichten site logistics • Fuel management
implementatie
• Voorbereidingen
admin
(auditproof ) certificeringen (o.a. ISO 9001, GMP, AEO, ...)
• Audits • Opstellen handboeken, procedures en werkinstructies
• Ontwikkelen, implementeren en beheren kwaliteitsmanagementsystemen
quality
Talent Development
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Toetsing via assessments en / of businesscases Coaching door Sr. Logistics Engineer / Projectmanager Werken aan projecten in de praktijk Rol in reguliere bedrijfsvoering (Boostlogix of opdrachtgever) Workflow management Intensieve, wekelijkse intervisie en voortgang toetsing door coach Persoonlijk ontwikkelplan Maatwerk bijscholing in overleg Sparring en onderlinge intervisie collega talenten Persoonlijk kennis / innovatie ontwikkel thema
Talent Development wordt in abonnementsvorm aangeboden:
basic
Talent wordt begeleid en ontwikkeld via bewezen aanpak:
Vormen Uw talent krijgt: Assessment / businesscase test Ondersteuning in projectdefinitie (projectsheet / projectplan) Een coach in zijn / haar eigen werkomgeving (coaching on the job) Eenmaal per 2 weken intervisie Inhoudelijke ondersteuning uitvoering project Uitnodiging voor groepsbijeenkomsten Boostlogix talenten
regular
Aanpak
Uw talent wordt als het ware gezien als een reguliere Boostlogix medewerker, draait volledig mee in onze talentdevelopment aanpak, kan gebruik maken van alle Boostlogix faciliteiten en privileges en kan gebruik maken van een flexplek bij Boostlogix.
INTERESSE? Neem dan vrijblijvend contact met ons op! Huis van de Logistiek Heraclesstraat 6 5048 CG Tilburg
T. +31 (0)13 744 0154 E. info@boostlogix.com I. www.boostlogix.com
2.4.5.8 Leaflet Logistic Talent Incubator LTI
Logistic Talent Incubator; versneller voor logistieke projecten en talentontwikkeling in Midden Brabant Wilt u het innovatief en creatief vermogen van uw organisatie versterken? Wilt u logistiek talent in uw organisatie optimaal inzetten om innovatieve logistieke projecten te laten slagen? Wilt u talentvolle hbo(+) talenten boeien, behouden en laten groeien in uw organisatie? Wilt u talentmanagement opzetten en borgen binnen uw organisatie? Logistiek Talent; hard nodig en schaars Logistiek toptalent is hard nodig! Jonge, hoog opgeleide talenten hebben volop keuzemogelijkheden om hun carrière te starten. Hierbij denken ze niet altijd aan de mogelijkheden die de logistieke sector in Brabant biedt. Als jonge talenten kiezen voor een bedrijf in de logistieke sector, blijken zij vaak na 2 à 3 jaar te vertrekken naar een andere sector. En dat terwijl de logistieke sector in Brabant volop ontwikkelingsmogelijkheden biedt en behoefte heeft aan talent voor het vergroten van de innovatiekracht, bijvoorbeeld op het gebied van automatisering, procesverbetering, (door)ontwikkelen van logistieke concepten, business intelligence en duurzaamheid. Logistic Talent Incubator; haal meer uit het logistieke project en uit hoog opgeleid talent De Logistic Talent Incubator is een initiatief van Midpoint Brabant en VTL, in samenwerking met NHTV Internationaal Hoger Onderwijs en Venturn, en met subsidie van de provincie Noord-Brabant en de gemeente Tilburg. De Logistic Talent Incubator creëert een uitdagende ontwikkelomgeving waarin jonge, talentvolle hbo(+) medewerkers zich uitstekend kunnen ontplooien door het uitvoeren van innovatie projecten voor hun bedrijf. De Logistic Talent Incubator biedt logistieke bedrijven en jonge logistieke talenten een talentmanagement programma met de volgende thema’s: Projectmatig werken: De talenten werken binnen het bedrijf aan innovatieve logistieke projecten, passend bij de behoefte van het bedrijf. Via het programma Logistic Talent Incubator krijgen de talenten inhoudelijke ondersteuning en nemen ze deel aan expert- en netwerkbijeenkomsten met bruikbare input voor de bedrijfsprojecten. Talent development: De talenten volgen een intensief programma met groepstrainingen, intervisie en individuele coaching. Hierin is onder meer aandacht voor projectmanagement, het vergroten van persoonlijke effectiviteit, samenwerking en professionele en managementvaardigheden. Talentmanagement: Om het talentmanagement in de bedrijven te borgen, worden interne bedrijfscoaches van de deelnemende bedrijven vanuit de Logistic Talent Incubator getraind en ondersteund in het coachen van talenten. Daarnaast worden de bedrijfscoaches ondersteund in het opzetten en uitvoeren van een bruikbare formule voor talent development en projectmatig werken in de eigen organisatie.
Wat levert de Logistic Talent Incubator uw organisatie op? De Logistic Talent Incubator is een unieke gelegenheid voor logistieke koplopers in het MKB om hun talenten deel te laten nemen aan een intensief en uitdagend ontwikkelprogramma, externe kennis en expertise in huis te halen en talentmanagement te borgen in de organisatie. De resultaten voor uw organisatie: het boeien en versneld ontwikkelen van logistiek talent binnen uw organisatie; een succesvol uitgevoerd logistiek project binnen uw organisatie, passend bij de behoefte van uw bedrijf (bijv. gericht op kostenbesparing, transparante management informatie, procesverbetering of kwaliteitsverbetering); een toepasbare methode voor talentmanagement en projectmanagement binnen uw bedrijf, inclusief training van uw interne bedrijfscoach in het coachen van talenten en het opzetten en borgen van deze methode; intensieve en gecommitteerde coaching en begeleiding van talenten door professionele talentcoaches van NHTV en Venturn; een budget van € 10.000,- voor cursussen en opleidingen voor uw logistiek talent. Investering: een talent neemt 1 dag per week deel aan de Logistic Talent Incubator in de periode september 2011 – augustus 2012. Hierin is aandacht voor de ontwikkeling van het talent en het succesvol uitvoeren van het project; het benoemen van een interne bedrijfscoach die getraind wordt in coachen van talenten en het opzetten en borgen van het interne talentprogramma. Dit betekent een investering van 2 uur per week in de periode september 2011 – augustus 2012; een financiële investering van € 7.500,-. U krijgt voor dit bedrag intensieve begeleiding en coaching van uw talent en bedrijfscoach en een extra budget van € 10.000,- voor cursussen en opleidingen voor het talent; het delen van en bijdragen aan het verspreiden van de kennis en ervaringen uit dit project in het logistieke werkveld. Graag lichten wij u toe op welke wijze u het talent uit uw organisatie kunt laten deelnemen aan dit unieke programma. U kunt hiervoor contact opnemen met VTL (Esther de Ruijter, 06-12933930 of Ine Luys, 06-12933273) of met de contactpersoon die u benaderd heeft.
2.4.5.9 Business Software & Mobile - FreightFactory 2E KWARTAAL 2012 WWW.VALUECHAIN.BE
De evolutie van
ERP-
implementaties De visie van Jürgen Helmer (Ackinas) VERDER IN DIT NUMMER:
JOSKIN STUURT OP SAP, STANDAARDAUTOMATISERING BIJ IMBEMA GROUP, FREIGHTFACTORY ZET IN OP VRACHTUITWISSELINGSPLATFORM, NUTRECO ROLT CRM WERELDWIJD UIT, ABERDEEN GROUP OVER MOBIELE BI Samen met Value Chain Management, Business Logistics en WWW.VALUECHAIN.BE vormt dit magazine één infopakket voor het management van uw globale waardeketen. AFZENDER: KONING ALBERT I-LAAN 162
I
B 8200 BRUGGE
I
P 206022
I
ISSN 1372-875X
I
18E JAARGANG
I
KWARTAALUITGAVE 40 EUR
I
AFGIFTEKANTOOR OOSTENDE X
e
2 kwartaal 2012
In deze editie
2E KWARTAAL 2012 WWW.VALUECHAIN.BE
ERP
12 Sturen op SAP
Joskin ruilt Baan voor nieuwe ERP-omgeving
16 Uniformiteit in verscheidenheid De evolutie van
implementaties
20 MicroStrategy verandert van strategie
ERP-
Imbema Group volledig overgeschakeld op Unit4 Agresso Wholesale
BUSINESS INTELLIGENCE
De visie van Jürgen Helmer (Ackinas)
Verschuiving van traditionele BI naar sociale en mobiele BI
VERDER IN DIT NUMMER:
JOSKIN STUURT OP SAP, STANDAARDAUTOMATISERING BIJ IMBEMA GROUP, FREIGHTFACTORY ZET IN OP VRACHTUITWISSELINGSPLATFORM, NUTRECO ROLT CRM WERELDWIJD UIT, ABERDEEN GROUP OVER MOBIELE BI Samen met Value Chain Management, Business Logistics en WWW.VALUECHAIN.BE vormt dit magazine één infopakket voor het management van uw globale waardeketen. AFZENDER: KONING ALBERT I-LAAN 162
I
B 8200 BRUGGE
I
P 206022
I
ISSN 1372-875X
I
18E JAARGANG
I
KWARTAALUITGAVE 40 EUR
I
AFGIFTEKANTOOR OOSTENDE X
BusinessSoftware&Mobile.cover.2-2012.indd 1
15-5-2012 9:12:15
FORECASTING, PLANNING & INVENTORY MANAGEMENT
23 Sneller en efficiënter naar Afrika
Visie
Vlisco plant met Quintiq Company Planner
MOBILE COMPUTING/TMS
Een andere kijk op ERP
26 Afstemmen via IT
Jürgen Helmer over do’s en don’ts bij een ERP-implementatie
MOBILE COMPUTING
Hoewel heel wat bedrijven hun eerste ERP-implementatie al achter de kiezen hebben, blijft het uitkijken voor de valkuilen van ERP. Jürgen Helmer, ERP project manager bij consultancybedrijf Ackinas, maakt u wegwijs in de ERP-wereld.
9
Zes transporteurs zetten in op gezamenlijk vrachtuitwisselingsplatform
30 Met meten geraak je (er) verst
StaminaGroup en Oudendijk krijgen met dataloggers de koudeketen onder controle
MANUFACTURING & EXECUTION SYSTEMS
34 Focus op manufacturing intelligence
Ordina stelt iMESure voor
CRM
37 Voer voor Microsoft Dynamics CRM
Nutreco rolt CRM wereldwijd uit
BUSINESS INTELLIGENCE
40 Altijd intelligent
Aberdeen Group over de mogelijkheden van mobiele BI
Samen met Business Logistics, Value Chain Management en www.ValueChain.be vormt Business Software & Mobile één infopakket voor het management van uw globale waardeketen. © 2012. Business Software & Mobile is een productie van DVV Media Group.
MOBILE COMPUTING / TMS
Afstemmen via IT Zes transporteurs zetten in op gezamenlijk vrachtuitwisselingsplatform
Zes transportbedrijven in de regio rond het Nederlandse Waalwijk werken onder de noemer Freightfactory BV samen voor het uitwisselen van vrachten. Door de handen in elkaar te slaan zouden de zes ondernemingen zo’n 25% aan gereden kilometers kunnen besparen. Om de uitwisseling te ondersteunen, doet Freightfactory een beroep op het IT-platform van Deal Services, dat volledig is ontwikkeld in de Google App Engine omgeving en gebruik maakt van softwareagenten. Consultant van dienst is Menno Lambooy van consultancybedrijf Lambooy Logistiek.
D
e Nederlandse overheid maakte enkele jaren geleden budget vrij om te investeren in systemen waarmee transportbedrijven slimmer kunnen samenwerken. Dat gebeurde onder meer als antwoord op het nakende capaciteitstekort in de transportsector. Er
26
W W W. VA L U E C H A I N . B E
werd een groep bedrijven gezocht die bereid was om mee te stappen in het project en uiteindelijk werden zes transportondernemingen in de regio Waalwijk weerhouden. De grootte van de ondernemingen varieert van vijftien tot zo’n tachtig vrachtwagens. Alle bedrijven distribueren in België en Nederland. Enkelen bieden ook internationaal transport aan.
bedrijf rijden om zijn goederen te distribueren en hoeveel vrachtwagens zou je nodig hebben mochten alle zendingen vanuit één bedrijf worden vervoerd? Uit die simulatie bleek dat de bedrijven door onderling vrachten uit te wisselen maximaal 25% aan gereden kilometers konden besparen en zo’n 15% aan kosten.”
Open versus gesloten systeem
De bedrijven zien de mogelijkheden van het gezamenlijk platform, maar het vergt tijd om het geheel te perfectioneren In een eerste fase werden de mogelijkheden voor samenwerking bestudeerd. De bedrijven wisten al jaren dat ze elkaar tegenkwamen op de Belgische en Nederlandse markt, maar de studie moest uitwijzen wat het werkelijke potentieel was van een samenwerking. Menno Lambooy: “Daarvoor heb ik, samen met twee andere consultants, in eerste instantie de data bestudeerd: in welke regio gebeuren de meeste zendingen en wat is het volume van die zendingen? Vervolgens heb ik een simulatie gedaan in een rittenplanningspakket: met hoeveel vrachtwagens moet elk
In 2009 kwam Deal Services in beeld, toen de Waalwijkse transportondernemers – verenigd in Freightfactory BV – een IT-partner zochten om een vrachtuitwisselingsplatform op te zetten. Freightfactory koos er bewust voor om geen gebruik te maken van bestaande systemen, zoals Teleroute en Transporeon. “We wilden intelligentie in het systeem inbouwen, zodat de transportplanner geholpen wordt om te bepalen wat de duurste zendingen zijn. ‘Dure zendingen’ definiëren we als de zendingen die het meest geïsoleerd liggen ten opzichte van de eerstvolgende zending en die ook qua grootte niet zo interessant zijn. We wilden bovendien voorkomen dat het samenwerkingsplatform een soort vuilnisbak wordt voor zendingen die men niet zelf wilt doen. Door het programma te laten bepalen welke zendingen het meest interessant zijn om te worden uitgewisseld, krijg je een andere benadering”, vertelt Menno Lambooy. “Bovendien is het Freightfactory-platform een gesloten platform. Je weet met wie je opdrachten uitwisselt. Zo kunnen de partijen er zeker van zijn dat ook naar de klan-
MOBILE COMPUTING / TMS
Menno Lambooy, eigenaar van consultancybedrijf Lambooy Logistiek: “Door het programma te laten bepalen welke zendingen het meest interessant zijn om te worden uitgewisseld, krijg je een andere benadering.”
ten toe de nodige service wordt geleverd”, vult Joost van Dijk, business developper bij Deal Services aan. Het feit dat het IT-systeem aangeeft welke de beste zendingen zijn om uit te besteden, biedt ook de planner de nodige ondersteuning. Uitbesteden is voor een planner niet altijd de meest evidente keuze. Menno Lambooy illustreert dat met een voorbeeld: “Stel, ik heb een zending van een pallet naar het noorden van Nederland waar ik vijftig euro voor krijg. Voer ik die zending zelf uit, dan kost mij dat 100 euro aan brandstof, loon en andere kosten. Om een zending mee te geven met een andere transportonderneming, die toch al naar het noorden van Nederland rijdt, betaal ik bijvoorbeeld 60 euro. Het is duidelijk dat het dan een betere optie is om de zending uit handen te geven. Alleen zijn de planners geneigd om alle zendingen zelf te willen uitvoeren, omdat ze doorgaans in de veronderstelling zijn dat het hen meer kost om een zending door een derde partij te laten ver-
zorgen. De kosten voor het zelf uitvoeren van een zending zijn vaak niet gekend.”
Uitbesteden is voor een planner niet altijd de meest evidente keuze Freightfactory-platform van binnenuit
De focus van Freightfactory ligt op distributiezendingen: er wordt vandaag geladen om morgen te verzenden. Het IT-systeem is zo ingericht dat het één dag vooruitkijkt op basis van bestaande orders. “De voortrajecten van de internationale zendingen splitsen we op. Een transport van Amsterdam naar Parijs, wordt opgesplitst in een transport van Amsterdam naar Waalwijk en een van Waalwijk naar Parijs. Zo kan het eerste stuk van het
transport ook via het samenwerkingsverband worden uitbesteed”, zegt Joost van Dijk. Het Freightfactory-platform draait op Googleservers, dus in de cloud. Deal Services maakte een koppeling tussen het platform en de Transport Management Systemen (TMS) van de zes bedrijven. Van zodra een transportbedrijf een order invoert in het TMS, wordt het binnen de vijf minuten ingeladen in het platform van Deal Services. Op dat moment kan het bedrijf zelf het order zien staan in de orderlijst en kunnen ze het order situeren op de Google-kaart. Joost van Dijk: “Voor Freightfactory ontwikkelden we daarnaast nog een softwareagent die de orderlijsten sorteert, waardoor de meest interessante orders om uit te besteden bovenaan de orderlijst komen te staan. De planner kan een order naar de gedeelde lijst slepen. Dat is een lijst met de orders die weggegeven worden en die zichtbaar is voor alle zes de partijen. Elk van de zes partijen kan de gedeelte lijst eveneens sorteren, zodat de orders die het meest interessant zijn om over
B U S I N E S S S O F T WA R E & M O B I L E - 2 E K WA RTA A L 2 0 1 2
27
MOBILE COMPUTING / TMS caties toe die het mogelijk maken om tijdvakbelevering te doen. Voor Freightfactory is dit nog een brug te ver.”
Meerdere uitdagingen Het Freightfactory-platform draait niet realtime, dus enkel op basis van de ordergegevens. Oorspronkelijk was het wel de bedoeling om ook ritgegevens te integreren, maar de planning bij de zes bedrijven bleek op heel wat verschillende manieren te worden gemaakt. “Bij enkele bedrijven gebeurde de planning nog niet elektronisch. Een realtime planning bleek te hoog gegrepen”, verwoordt Joost van Dijk het. M. Lambooy: “Sommige spelers gebruiken hun TMS enkel voor de facturering, niet voor het begrijpen van de operaties. We moeten eerst die mindset veranderen voordat we kunnen overschakelen op een realtime ITplatform. De kwaliteit van de data is onze grootste uitdaging geweest in het project. Er waren planners bij die het order op een briefje schreven, waarmee ze dan gingen plannen. De briefjes gingen naar het magazijn, de truck werd geladen, de briefjes gingen terug naar het kantoor en dan pas werden het order en de rit ingevoerd in het TMS. We hebben er echt moeten op hameren om een binnenkomend order onmiddellijk in te voeren in het TMS, zodat het direct te zien is in het Freightfactory-platform. We hebben er een half jaar op gewerkt om meer kwalitatieve data te krijgen.”
Joost van Dijk, business developper bij Deal Services: “We kunnen heel gemakkelijk externe stukjes software inpluggen in het systeem om het slimmer te maken.” te nemen bovenaan komen te staan. Als een partij geïnteresseerd is in een bepaald order, sleept de planner het order uit de gedeelde orderlijst naar zijn eigen orderlijst. Het systeem stuurt een e-mail naar de ordereigenaar en als deze zijn goedkeuring geeft, wordt het order zichtbaar in de orderlijst van de ontvanger en ontvangt deze ook een e-mail dat de overname is goedgekeurd.” Op het moment dat een planner een order van de gedeelde lijst oppakt, verandert het order van kleur. Zo weten de andere partijen dat er al iemand interesse heeft in het order. “Een andere planner kan dan alsnog het order oppakken en een verzoek doen om de zending te krijgen. Degene die de zending uitbesteedt kan dus van meerdere partijen een verzoek krijgen, maar hij beslist zelf aan wie hij het order toekent”, aldus Joost van Dijk. M. Lambooy: “We willen uiteindelijk nog een stapje verder gaan: in een volgende versie zou
28
W W W. VA L U E C H A I N . B E
het IT-systeem bijvoorbeeld ook een suggestie kunnen doen over wie de zending het best kan uitvoeren.” J. van Dijk: “We kunnen heel gemakkelijk externe stukjes software inpluggen in het systeem om het slimmer te maken. Zo gebeurt de sortering van de orderlijst vandaag voor alle zes de partijen op basis van dezelfde parameters. Ik kan me echter best voorstellen dat het ene bedrijf toch net iets andere criteria wil hanteren dan het andere bedrijf. Bovendien streven we met het Deal Services platform naar zelforganisatie. De softwareagenten kunnen gaandeweg een groter deel van het planningsproces automatiseren. Als het vertrouwen in het systeem groeit, kunnen we bijvoorbeeld een softwareagent inpluggen die automatisch de eerste vijf orders uit de orderlijst – de orders die dus het minst interessant zijn om zelf te doen – aan de gedeelde lijst toevoegt. Voor andere partijen voegden we via softwareagenten al Smartphone-appli-
Om de kwaliteit van de data te verbeteren, werden de zes bedrijven ten opzichte van elkaar gebenchmarkt en werden er Key Performance Indicators (KPI’s) ontwikkeld om de databetrouwbaarheid te meten. “Bij hoeveel van de orders is de postcode juist ingevuld? Bij hoeveel van de orders is het volume in laadmeters correct? In het begin van het Freightfactory-project was de databetrouwbaarheid bij sommige bedrijven bedroevend, namelijk rond de 50%. We hebben dat kunnen opkrikken tot 85% à 90% en sommige partijen halen zelfs een databetrouwbaarheid van 99%”, vertelt Menno Lambooy. “Het is voor de transportbedrijven ook niet altijd gemakkelijk om de juiste data in te voeren. Zo is er bij enkele bedrijven een interface tussen de TMS-oplossing en het systeem van de klant. De orders worden digitaal doorgestuurd, wat betekent dat de transportfirma ook zijn klant moet kunnen overtuigen van het belang van het aanleveren van de juiste data. Dat is een tijdrovend proces.”
In de praktijk In de zomer van 2011 werd het project, gesubsidieerd vanuit de overheid, afgesloten. Begin
MOBILE COMPUTING / TMS februari 2012 beslisten de zes bedrijven in Freightfactory, om op commerciële basis door te gaan met het project. Alle bedrijven investeerden daartoe evenveel in het project, hoewel de grootte van de ondernemingen en de voordelen die door de verschillende partijen behaald worden, niet gelijk zijn. M. Lambooy: “Van zodra er meer vrachten worden uitgewisseld en de samenwerking goed loopt, zal dit misschien wel worden herbekeken. Voor de vrachtuitwisselingen zelf is er onderling een prijsafspraak gemaakt. De prijs is vrij scherp gesteld om de drempels bij de planners weg te nemen. De doelstelling is om in de eerste periode van het commerciële traject minstens vijf tot tien zendingen per dag uit te wisselen.” De voorbije jaren lag de klemtoon in eerste instantie op het opstarten van een gezamenlijk IT-platform. Nu het IT-systeem op punt staat, wil Lambooy zich focussen op de mensen en op het operationele proces: “Er zijn nog altijd medewerkers die sceptisch staan ten opzichte van het nieuwe systeem en het samenwerkingsverband. We moeten hen nu echt meekrijgen op de Freightfactory-kar. Daarnaast staat de uitwisseling van vrachten
IT-gewijs op punt, maar de logistieke operaties lopen nog niet efficiënt. Momenteel zorgen de bedrijven onderling dat het order fysiek wordt uitgewisseld. Maar het moet ook mogelijk zijn om met één vrachtwagen de uitgewisselde zendingen op te halen en naar de juiste transporteur te brengen. Een ander alternatief is een centraal overslagpunt opzetten, wat vanaf een bepaald volume zeker een optie is. In de beginfase van het project zijn we evenwel al tevreden als er iedere dag enkele zendingen worden uitgewisseld en moeten we er ons bij neerleggen dat dat operationeel nog niet altijd op de meest efficiënte manier gebeurt.”
Return on investment Wanneer denken beide heren dat het Freightfactory-project zichzelf terugverdient? “De verwachting is dat het samenwerkingsverband het eerste jaar niet tot grote besparingen zal leiden. En misschien duurt het zelfs twee jaar om voordeel uit de samenwerking te halen. De bedrijven zien de mogelijkheden, maar het vergt tijd om het geheel te perfectioneren. Het is voor mij een uitdaging om aan te tonen wat het besparingspotentieel is. In
die zin zou het goed zijn om een rapportagesysteem op te zetten, waar de bedrijven bijvoorbeeld de minimumkosten kunnen zien om een pakket zelf te leveren. Hoeveel hebben we bespaard door uit te wisselen?”, antwoordt Menno Lambooy. J. van Dijk: “Ik ben toch optimistischer. Waarom zouden de transporteurs geen veertig orders kunnen uitwisselen in plaats van de vooropgestelde vijf orders? Er zit veel potentieel in het samenwerkingsverband en het leuke is dat de bedrijven door deze samenwerking ook gaan kijken of ze op andere vlakken eveneens kunnen samenwerken. Denk maar aan het gezamenlijk inkopen van brandstof, reserveonderdelen of onderhoudsdiensten. Begrijp me niet verkeerd, ik zou het teleurstellend vinden mocht de samenwerking leiden tot een fusie van de zes bedrijven. Concurrentie is goed, want het houdt elke speler scherp. Competitiviteit en samenwerking is een combinatie die systemen succesvol maakt. Dat zie je in de natuur, maar dat geldt evengoed voor bedrijven. En die samenwerking kan je met slimme IT-systemen faciliteren.” MT
B U S I N E S S S O F T WA R E & M O B I L E - 2 E K WA RTA A L 2 0 1 2
29
2.4.5.10 Samenwerkingsovereenkomst Logistiek
Brabants Dagblad 12/03/2012
Powered by TECNAVIA
pagina 1 van 1 2.4.5.11 Havens Waalwijk - Brabants Dagblad 120312 Page 10
Copyright (c)2012 Brabants Dagblad 12/03/2012
http://brabants.ned.newsmemory.com/eebrowser/frame/develop.4979.enea.1/php-script... 14-3-2012
36 VERDIEPING CONTAINERS IN BRABANT
700.000 TEU Oss
Noord-Brabant heeft negen overslag-terminals: 7 weg-waterterminals 3 weg-spoorterminals
Oosterhout
Waalwijk
Tussen 1997 en 2012 is de overslagcapaciteit van de Brabantse terminals verveertienvoudigd.
Den Bosch
59 m breed
VOORBEELD: wat zit er in de containers vanuit China naar Europa? overig
Capaciteit bij containerschepen en terminals wordt meestal aangeduid in ‘TEU’ (twenty-foot equivalent unit): 6,01m
Veghel Breda Tilburg
40%
35 2,44m
infographic Willem Buijs bron BrabaCon, MCA Brabant, Graphic News
‘97 ‘99 ‘01 ‘03 ‘05 ‘07 ‘09 ‘11 ‘12
Ruimte voor 18.000 (TEU-)containers / draagvermogen 165.000 ton
infographic Willem Buijs bron BrabaCon, MCA Brabant, Graphic News
400 m lang
2,44m
Container symbool voor groei
“
Container bevat van alles: van oud papier tot aan de duurste producten Michel van Dijk, terminal Veghel
huishoudelijke apparaten
15% meubilair
50.000 TEU
ub ku
Eindhoven
De containervaart in Brabant is de laatste tien jaar meer dan verveertienvoudigd. En die groei houdt onverminderd aan.
20%
ca
Bergen op Zoom
Het Deense Maersk Line is met 500 containerschepen de grootste containerrederij ter wereld. Maersk bezit ook het grootste containerschip ter wereld:
10% 5% textiel, kleding 10% speelgoed vervoermiddelen en onderdelen
WAT KAN ER EIGENLIJK IN ÉÉN CONTAINER De container is een ideale verpakking. Er kan echt van alles in. In een exemplaar van 12 meter lang gaan bijvoorbeeld:
70.000 flesjes bier
door Sylvia van de Ven en Wouter ter Haar DEN BOSCH – Het is eigenlijk niet meer dan
een stalen doos waar goederen in vervoerd kunnen worden. Maar de container is in Brabant bezig met een gigantische opmars. Eentje die de laatste tien, vijftien jaar fors heeft bijgedragen aan de groei van de Brabantse economie. Het groeiend aantal containers staat symbool voor de aantrekkingskracht die Brabant heeft voor bedrijven. Voor ondernemingen uit binnen- en buitenland is de bereikbaarheid via water, spoor en weg van levensbelang. Met name de bereikbaarheid van Brabant via het water wordt steeds beter. Er wordt volop gewerkt aan de verbreding en verdieping van het Wilhelminakanaal in Tilburg en de omlegging van de Zuid-Willemsvaart in Den Bosch. Daardoor hoeft het scheepsverkeer zich niet meer door de stad te wurmen. In Waalwijk komt een nieuwe sluis en insteekhaven en de terminals in Oss en Veghel zijn uitgebreid en gemoderniseerd. Daarmee is de bereikbaarheid van Brabant over water voor de lange termijn gewaarborgd. En die betere bereikbaarheid vormt een enorme economische impuls voor de provincie. Zo sluit bijvoorbeeld computergigant Dell zijn huidige twee distributiecentra in Frankrijk en Duitsland en voegt die samen in Oosterhout. En Tesla, de Amerikaanse producent van elektrische auto’s heeft zich vanwege de goede bereikbaarheid in Tilburg gevestigd. Dagelijks meren er schepen aan bij de terminal in Den Bosch. Een reusachtige en metershoge kraan zet er soepeltjes en met op het eerste oog speels gemak, een container vol met flesjes Heineken bier voor het Verre Oosten op een schip. De terminal in Den Bosch staat vol met containers, bestemd voor Heineken en bedrijven in de regio. In 1998 arriveerden vanuit Rotterdam nog zo’n 50.000 containers in Den Bosch en Oss, toen nog de enige twee overslaghavens in Brabant. Inmiddels zijn er zeven terminals en daar komen ieder jaar ruim 700.000 containers aan; een verveertienvoudiging. „Het is gigantisch hoe snel het is gegaan. In een paar jaar is het transport van goederen met containers explosief gestegen en de Brabantse economie vaart daar wel bij. Alleen al de totale logistieke sector biedt in Brabant werk aan zo’n 60.000 mensen”, aldus directeur John Hondebrink van het Multimodaal Coördinatie en Adviescentrum (MCA) Brabant, een in
54 koelkasten
1390 DVD-recorders
320 televisies
1600 autobanden
䡵 Containers op de terminal in Den Bosch. De terminal is
940
een van de oudste van Brabant en rekent voorral de bierbrouwer Heineken tot de grootste klanten. foto Marc Bolsius
zakken met elk 25 kilo aardappelen Den Bosch gevestigde kennis-, belangenen lobbyorganisatie die in 1998 werd opgericht om het goederenvervoer via water en spoor te stimuleren. Meer en meer goederen uit alle delen van de wereld worden vervoerd met containers, vaak door gigantische zeeschepen en met duizenden tegelijkertijd. In de Rotterdamse haven meren dagelijks van die giganten aan, volgestapeld met stalen dozen. Met duizenden tegelijkertijd worden de containers Brabant, Nederland of verder Europa in gespuwd. Via vrachtwagen, trein of per schip. Vooral transport via water – waarbij één schip 100 vrachtwagens vervangt – groeit. Schepen kunnen op schema varen en zijn minder milieubelastend dan fileveroorzakende vrachtwagens. Brabant speelt slim in op de logistieke keten tussen de haven van Rotterdam en de eindafnemer, waar ook in Europa. Dage-
lijks vinden honderden containers via het water hun weg door de provincie. Naar verwachting groeit dat naar één miljoen binnen een paar jaar. Nu al zou dat een dagelijkse file van 70 kilometer opleveren. Brabantse ondernemers en overheden hebben de afgelopen tien, vijftien jaar ruim een half miljard euro geïnvesteerd en daardoor heeft Brabant een uitgekiend netwerk aan containerterminals, binnenvaartschepen, containerkranen en opslagterreinen. De 700.000 containers arriveren per binnenvaartschip bij de zeven Brabantse ter-
minals (Oss, Den Bosch, Waalwijk, Veghel, Tilburg, Oosterhout en Bergen op Zoom). Die terminals hebben in de meeste gevallen een dagelijkse vaart van en naar Rotterdam. „In die containers wordt van alles geladen. Van oud papier tot en met de duurste elektronicaproducten”, zegt Michel van Dijk, bedrijfsleider van Inland Terminal Veghel, terwijl hij goedkeurend toekijkt hoe een schip geladen wordt. Bedrijven als Heineken, Siemens, IBM, Mars, Samsung, Bosch, Philips, Bavaria, Friesland Campina, Lidl, Coca Cola, Fuji,
䊳 Met duizenden tegelijkertijd worden de containers vanuit Rotterdam via Brabant verder Europa in gespuwd
䊳 Het grootste succes van Brabant is vooral de ligging. Mooi tussen Rotterdam, het Ruhrgebied en Noord-Frankrijk
Sligro, Ricoh laten grondstoffen, onderdelen en eindproducten in containers verschepen. Op de heenreis van Rotterdam naar Brabant veelal met grondstoffen en onderdelen en steeds meer ook met eindproducten voor consumenten in Nederland en West-Europa. Op de terugreis naar Rotterdam zijn de containers vol met producten voor de VS en het Verre Oosten. Aan de gestage groei ligt een aantal oorzaken ten grondslag. „We moeten er niet omheen draaien; het grootste succes van Brabant is vooral de ligging. Mooi tussen Rotterdam, het Ruhrgebied en Noord-Frankrijk”, aldus Hondebrink van MCA Brabant. Maar daarnaast heeft het ook te maken met de aanwezigheid van 2,4 miljoen consumenten in Brabant, de logistieke achtergrond en de bereidheid van ondernemers en provincie om te investeren. „En natuurlijk heeft het ook te maken met Koning
Willem I die in 1820 al inzag dat Brabant goede kanalen nodig heeft”, aldus Hondebrink lachend. Op het eerste oog lijkt het dat de sterke groei in de huidige containervaart in schril contrast staat met de economische malaise de afgelopen jaren. Maar de constante groei is ook ontstaan omdat via Brabantse kanalen en spoorwegen producten naar Duitsland en Oost-Europa gaan. Brabant is voor internationale bedrijven dé toegangspoort tot 170 miljoen consumenten in een straal van 300 kilometer en ruim 300 miljoen in een straal van 500 kilometer. Hondebrink: „Door de groei van de Rotterdamse haven moeten goederen steeds sneller overgeslagen kunnen worden. Die goederen gaan vervolgens via boot, trein of per vrachtwagen richting het oosten. En dat gebeurt steeds meer in distributiecentra in Brabant.”
100 wasmachines
4400 pakken pampers
27 motorfietsen
pagina 1 van 1 2.4.5.12 Wilhelminakanaal, Brabants Dagblad 120312
Grote schepen willen snel dieper water Met de aanleg van de Tweede Maasvlakte neemt de betekenis van de Brabantse vaarwegen toe. Dat vraagt om grotere schepen door diepere en bredere kanalen.
door Anita de Haas a. dhaas@bd.nl De hoeveelheid goederen die de binnenvaart dagelijks over de Brabantse wateren vervoert is vergelijkbaar met een colonne vrachtwagens van 25 kilometer heen en weer. Van alle vervoersstromen tussen Rotterdam en het achterland gaat nu 47 procent over de weg, 39 procent over het water en 13 procent over het spoor. In 2020 moet het zwaartepunt verschoven zijn naar het vervoer over water, maar dat kan alleen als de vaarwegen zijn opgewaardeerd voor de doorvaart van veel grotere schepen. Dat betekent: verbreden en uitdiepen van kanalen, bouwen van grotere sluizen en bruggen en verhogen van bruggen. Een operatie van vele tientallen miljoenen, maar wel een investering die feitelijk al vele jaren op zich laat wachten. De huidige sluizen zijn tussen de 80 en 175 jaar oud en grote delen van het Wilhelminakanaal en de Zuid-Willemsvaart kunnen nu alleen nog bevaren worden door kleinere zogenoemde klasse II- schepen. De meeste zijn zo’n vijftig jaar oud en inmiddels afgeschreven. Ze varen feitelijk nog tot het pensioen van de schipper. De jonge generatie schippers krijgt bij de bank te horen dat alleen nog investeringen (ruim boven de 1 miljoen) in de grotere klasse IV- schepen interessant zijn uit het oogpunt van schaalvergroting en efficiency. Ook het management van de Rotterdamse haven heeft een voorkeur voor grotere schepen. In Rotterdam leggen binnenkort schepen aan met een lengte van 470 meter en 18.000 containers aan boord. Daar valt een klasse II- schip van 60 meter, dat 28 containers kan vervoeren, bij in het niet. Belangrijker is de toename van de volumes. Sinds 2001 groeit het vervoer over water met 16 procent per jaar. Als volgend jaar de Tweede Maasvlakte klaar is, betekent dat een uitbreiding van de Rotterdamse haven met 20 procent. En al die aangeleverde goederen zullen hun weg moeten vinden naar het Europese achterland. Sterker nog: Rotterdam kreeg toestemming voor uitbreiding met de Tweede Maasvlakte op voorwaarde dat zo veel mogelijk containers vanaf die plek via het spoor en de binnenvaart naar het achterland worden vervoerd. Uiteraard voor een belangrijk deel ook over de Betuweroute (nu al 280 tot 400 treinen per dag) en deWaal, maar vooralsnog komen en gaan de meeste containers het binnenland in via de Brabantse vaarwegen. Volgens directeur John Hondebrink van het Multimodaal Coördinatie en Adviescentrum Brabant ( MCA) blijven de investeringen in vaarwegen en rails ver achter bij die in het wegennet. „Het heeft met geld én politiek te maken. Filebestrijding levert nu eenmaal meer stemmen op dan investeren in een kanaal”, merkt hij cynisch op. Het MCA is intermediair tussen overheid en bedrijfsleven en vertaalt ontwikkelingen in plannen en visies. Dus ook de vraag hoe Brabant in kan spelen op de komst van de Tweede Maasvlakte. Volgens Hondebrink ziet de Rotterdamse haven Tilburg als schoolvoorbeeld van een gemeente met visie op multimodaal vervoer. „Die gemeente is heel actief en meewerkend, maar belangrijk is ook een ondernemer alsWil Versteijnen, die iedere kans die zich voordoet weet te verwezenlijken. Die doet nu opslag, vervoer en distributie over weg, water en spoor tot ver in Europa. Het is een verlenging van de keten die in Rotterdam begint. Mede daardoor heeft Tilburg zich inmiddels geplaatst als derde logistieke hotspot van Nederland, na Venlo/ Venray en West- Brabant.” Het uitdiepen van de kanalen en de omleiding van de Zuid-Wil-lemsvaart om Den Bosch zijn grote stappen in de goede richting, maar zolang niet alle vaarwegen, sluizen en bruggen zijn opgewaardeerd, blijft het behelpen. Op diverse tracés zullen schippers met kleinere schepen op en neer pendelen; op andere zal de capaciteit vooralsnog alleen opgevoerd kunnen worden door het aankoppelen van duwbakken. Hondebrink: „We moeten met grote schepen gaan varen waar het kan en daartussen het transport met kleinere schepen regelen. We gaan de komende jaren een inhaalslag plegen, maar de ontwikkelingen gaan langzaam omdat er veel geld mee gemoeid is. Voordat we een complete doorvaart hebben voor grote schepen zijn we jaren verder.”
Powered by TECNAVIA
Copyright (c)2012 Brabants Dagblad 12/03/2012
http://brabants.ned.newsmemory.com/eebrowser/frame/develop.4979.enea.1/php-script... 14-3-2012
2.4.5.12a EUTA
2.4.5.13 TiU Valorisatieprijs voor De Regio Werkt
http://www.tilburguniversity.edu/nl/samenwerken/kennisklik/voorbeelden/valorisatieprijs/
Valorisatieprijs Valorisatie: het is een term die erg populair is in wetenschappelijke kringen, maar daarbuiten nauwelijks bekend is. Toch is valorisatie voor de hele maatschappij van groot belang. Simpel gezegd is valorisatie namelijk het verspreiden en verzilveren van kennis. Het direct toepassen van onderzoeksresultaten in de praktijk leidt tot nieuwe producten en diensten en daarmee tot nieuwe economische en maatschappelijke waarde. Iets waar uw organisatie zonder twijfel de vruchten van kan plukken.
Over de prijs In 2011 reikte Tilburg University voor het eerst de Valorisatieprijs uit. Met deze prijs wordt het beste initiatief binnen de universiteit op het gebied van kennisvalorisatie beloond. Kennisklik heeft de jury ondersteund bij de beoordeling en heeft de uiteindelijke prijsuitreiking georganiseerd. Uit de inzendingen bleek een enorme variatie in de manier waarop de vertaalslag van wetenschappelijke inzichten naar de maatschappij wordt gemaakt. Een aantal inzendingen blonk uit door de verfrissende, originele en verrassende aanpak. Het winnende project ('De regio werkt!' van RenĂŠ Voogt) had directe toegevoegde waarde voor de regionale arbeidsmarkt.
Algemene voorwaarden Kennisklik Algemene voorwaarden Kennisklik
You created this PDF from an application that is not licensed to print to novaPDF printer (http://www.novapdf.com)
2.4.5.14 Ondernemersakkoord
ONDERNEMERSAKKOORD Midden Brabant Van experiment naar een breed gedragen offensief
Op dit moment is de arbeidsmarkt voor de meeste sectoren behoorlijk ruim – met dank aan de economische crisis. Slechts weinig ondernemers hebben problemen om voldoende gekwalificeerde medewerkers te vinden. Maar de trend gaat veranderen. De regio Midden-Brabant wordt de komende tien jaar hard getroffen door de vergrijzing. Meer dan 25.000 oudere werknemers verlaten de regionale arbeidsmarkt en de vraag naar vervangend personeel zal enorm toenemen. Waar halen we die mensen vandaan? Gelukkig is in de regio Midden-Brabant een enorm potentieel aan gemotiveerde arbeidskrachten aanwezig. Het gaat hier om circa 11.500 mensen met ‘een afstand tot de arbeidsmarkt’, zoals mensen met een beperking, jongeren zonder startkwalificatie en vijftigplussers. De groep is zeer divers, maar al die mensen hebben we in de toekomst nodig op de arbeidsmarkt. De instromers van vandaag zijn de ervaren medewerkers van morgen. Voor ondernemers is het van belang dat deze mensen goed gemotiveerd aan de slag willen en met een basis aan vaardigheden om op de werkplek verder te willen leren en te kunnen groeien. Publieke partijen zetten zich in om die basis -waar nodig- bij mensen aan te brengen. In 2011 ondertekenden ondernemers en overheden samen het Werkgeversakkoord. Dit akkoord uit 2011 is nu rijp voor een volgende fase waarbij een groeiend netwerk zich sterk maakt voor het scheppen van banen via onconventionele aanpakken. Het akkoord is onderdeel van het geheel aan lopende initiatieven in Midden-Brabant, die onze regionale economie en arbeidsmarkt toekomstbestendig maken. Met dit nieuwe Ondernemersakkoord ontwikkelen ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen samen werkgelegenheid voor de minder kansrijke doelgroepen op de arbeidsmarkt. Naast de maatschappelijke winst (betaalbare sociale zekerheid en een goed functionerende arbeidsmarkt) ligt binnen deze samenwerking een win-win situatie aan de basis: publieke partijen reduceren uitkeringsuitgaven terwijl bedrijven toegang hebben tot kwalitatief de best beschikbare mensen uit de betreffende groep. Met individuele werkgevers worden op maat afspraken gemaakt rondom financiën, ondersteuning en risicobeperking. Daarmee wordt voortgebouwd op het Werkgeversakkoord uit 2011.
Ondergetekenden: Betrokken ondernemers uit Midden Brabant Brabants Zeeuwse Werkgeversvereniging Midpoint Brabant UWV Werkbedrijf ROC Tilburg Diamant-groep Baanbrekers Gemeenten uit de regio Midden Brabant
Besluiten Tot een gezamenlijke aanpak die leidt tot: a) het opleiden van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt tot goed plaatsbare mensen en (bij goed functioneren) het aannemen van deze groep. b) de ontwikkeling en implementatie van nieuwe mogelijkheden om de doelgroep aan het werk te krijgen.
We onderscheiden bij de start van dit akkoord drie rubrieken met daaronder de volgende initiatieven:
1. Vergroten betrokken netwerk Ondernemers betrekken ondernemers Het Ondernemersakkoord komt in de regio Midden-Brabant tot leven via een krachtig en groeiend netwerk van betrokken ondernemers. De Brabant Zeeuwse Werkgeversvereniging (BZW) neemt vanuit het ondernemerscollectief een belangrijke rol in het vergroten van het netwerk door het inzetten van een actieve lobby richting haar leden en haar overige netwerk. Ook propageert de BZW het Ondernemersakkoord zoveel als mogelijk. Midpoint Brabant ontsluit eveneens haar netwerk om de doelstelling van het Ondernemersakkoord onder de aandacht te brengen. Midpoint Brabant vanuit de programmalijnen Logistiek, Zorg en Leisure een praktische vertaalslag maken naar meer aansluiting van werkgelegenheid in de specifieke sector en de minder kansrijke doelgroep. Daarnaast ondertekenen individuele ondernemers dit akkoord. Daarmee zeggen zij toe het gesprek met een bedrijfsadviseur aan te gaan om serieuze werkkansen te bieden aan de minder kansrijke groep op de arbeidsmarkt. Bovendien proberen ze binnen een jaar minimaal vijf ondernemers uit hun eigen netwerk aan het netwerk van het Ondernemersakkoord te verbinden. Zo ontstaat een sneeuwbaleffect. Deelname brengt voordelen met zich mee.
2. Stimuleren van innovatie Instellen van een innovatiegroep Deel van het Ondernemersakkoord vormt de instelling van een innovatiegroep. Deze innovatiegroep verzamelt nieuwe initiatieven en vertaalt ze naar werkbare concepten. Er zijn al diverse concrete ideeën, zoals een model voor gezamenlijk ondernemerschap waardoor mensen voor meer bedrijven tegelijkertijd kunnen werken. Of een arbeidspool, opgezet door intermediairs en private bedrijven. Het doel is dat mensen de gelegenheid krijgen om te werken – de vorm waarin zij werken moet veel minder bepalend zijn dan nu. De innovatiegroep wordt gevormd door een selecte groep deskundigen waaronder ondernemers voor wie de praktische toepasbaarheid voorop staat. Een stimuleringsfonds voor ondernemers Wanneer ondernemers ideeën hebben over nieuwe vormen van re-integratie in de praktijk, opent het stimuleringsfonds nieuwe wegen om ze in de praktijk te brengen. Innovatieve werkvormen, meer zeggenschap bij ondernemers, minder regels en minder overheid zijn hierin de uitgangspunten. Om in aanmerking te komen voor het stimuleringsfonds van de samenwerkende gemeenten gelden enkele voorwaarden. Een nieuw te ontwikkelen leerwerkprogramma in speerpuntsector Midden-Brabant Een goede koppeling tussen onderwijs en arbeidsmarkt is van essentieel belang voor voldoende goed geschoolde medewerkers nu en in de toekomst. Huidige opleidingseisen blijken vaak te hoog voor de minder kansrijke groep op de arbeidsmarkt. Een nieuw te ontwikkelen leerwerkprogramma komt tegemoet aan de eisen die ondernemers stellen en houdt rekening met de mogelijkheden van de doelgroep met als doel het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt van deze potentiële werknemers.
3. Samenhang in ondernemersbenadering Gemeenten, UWV en Sociale Werkvoorzieningorganisaties brengen in 2013 meer samenhang aan in hun dienstverlening aan ondernemers. Daarbinnen hebben publieke partijen een stevige verbinding en samenwerking met private intermediairs. De bedrijfsadviseurs hebben zicht op subsidies en andere ondersteuningsmaatregelen voor werkzoekenden en het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven heeft hierdoor snelle toegang tot het totale bestand van regionale werkzoekenden. Dit maakt het invullen van vacatures met gemotiveerde mensen en dus een betere matching mogelijk. Er zijn al talloze goede voorbeelden van werkgevers die werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt hebben aangenomen. De daadwerkelijke invulling is overigens zo bedrijfsspecifiek dat hier sprake is van maatwerk om tot succesvol resultaat te komen. Publieke partijen voelen daarbij de verantwoordelijkheid om de kwaliteit van dienstverlening goed af te stemmen op de wens van het bedrijfsleven en de basiscompetenties van werkzoekenden goed op peil te hebben.
Tot slot De uitdagingen op de arbeidsmarkt vragen om structurele samenwerking. Elke vorm van partnership tussen Ondernemers, Onderwijs en Overheid is welkom en krijgt met dit akkoord een kans om te groeien. Met dit geheel aan initiatieven zijn de partners van het Onder-nemersakkoord overtuigt een belangrijke bijdrage te leveren aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt en personeelsvoorziening via de innovatielijn, het aangepaste onderwijsprogramma en goed afgestemde dienstverlening aan ondernemers. Over twee jaar maken we de balans op in hoeverre de initiatieven uit dit Ondernemersakkoord voldoende bijdrage hebben geleverd ter ondersteuning van de arbeidsmarkt.
Opgemaakt en getekend d.d. 3 oktober 2012 te Tilburg. Brabants Zeeuwse Werkgeversvereniging
Kinderstad
Midpoint Brabant
GOM schoonhouden
UWV Werkbedrijf
Schakelring
ROC Tilburg
Just Clean
Diamant-groep
DMG
Baanbrekers
Start People
Gemeenten uit de regio Midden Brabant
McDonald’s
Bosch
IPN Europe BV
Thebe
Brouwers Groenaannemers
Bonheur Horeca Groep
Tiwos
Albert Heijn
Claassen BV
Tempo Team
Kivits Drunen
van Helvoirt groenprojecten
Versteijnen Logistics
Logistic Force
Efteling
Fuji
Van Delft groep
VTL
Pondres
De Twern
Melis Gieterijen
De Wever
GVT
Etenstijd
Actief Zorg
NBrIX
Jos vd Bersselaar constructie BV
Werkgeversakkoord 33 maatschappelijk betrokken werkgevers gingen in 2011 samen met lokale overheden uit Midden-Brabant de uitdaging aan om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt bijeen te brengen. Het accent lag op het ontwikkelen van nieuwe werkwijzen om mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt én het bedrijfsleven te ondersteunen. Het eerste akkoord leidde onder meer tot: - een digitale ondersteuningstoolkit voor ondernemers met instrumenten, zoals de no-risk polis, handleiding job carving, menukaart voor subsidies, scholing en ondersteuning. - beleidsinput voor vernieuwde dienstlening richting werkzoekenden en werkgevers. - succesvolle plaatsingen van werkzoekenden bij werkgevers uit het Werkgeversakkoord. - handvatten voor publieke en private partijen m.b.t. vergroting van arbeidsmotivatie van werkzoekenden, verbeteren van het matchings- proces en verduurzamen van plaatsingen (opgesteld n.a.v. onderzoek van de Universiteit van Tilburg). - aan Midden-Brabantse gemeenten is het verzoek gedaan om ondernemers die het Ondernemersakkoord ondertekenen voordeel te bieden bij publieke aanbestedingen (n.a.v. rapportage door de Universiteit Twente). - input vanuit bedrijven over nieuwe manieren van financiering binnen de sociale zekerheid, zoals ontschotting van middelen. Dit idee bouwt voort op de manier van financiering die gemeenten al kennen (subsidiëring aan bedrijven via loonkostensubsidies in combinatie met scholingsbudgetten). < Lopende initiatieven Het Ondernemersakkoord vindt aansluiting bij een aantal bestaande initiatieven en (sectorale) overlegplatforms om te komen tot een betere afstemming, regie en concrete afspraken waaronder: - Brabants Arbeidsmarktakkoord: een provinciaal akkoord met afspraken over arbeidsmarktinitiatieven in de vier regio’s van Noord-Brabant. - Regionaal actieprogramma de regio Werkt!: dit programma werkt aan oplossingen voor de belangrijkste knelpunten op de arbeidsmarkt van Midden-Brabant voor de komende tien jaar. - Midpoint Brabant: overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven werken in meer dan 70 projecten samen aan het profileren van Midden-Brabant als de regio van ‘Social Innovation’. Social Innovation staat daarbij in brede zin voor innovaties in de manier waarop we zaken organiseren, van de zoektocht naar nieuwe producten en diensten, tot en met meer duurzame verbindingen tussen stad en land. - Platform Arbeidsmarkt Midden-Brabant: in dit op te richten platform worden de relevante partijen periodiek uitgenodigd om een gezamenlijke agenda te voeren voor Onderwijs, Arbeidsmarkt en Economie. Het Ondernemersakkoord Midden-Brabant wordt een terugkerend agendapunt. < Voordelen lidmaatschap Ondernemersakkoord: - snel toegang tot het bestand van werkzoekenden in de regio. - recht op intensieve persoonlijke dienstverlening via een vaste bedrijfsadviseur. - kennisdelen en netwerken, ondersteund door een interactieve website. - versterking van het sociaal gezicht van de deelnemende bedrijven. Best practices worden publiekelijk uitgelicht. - ondernemers hebben (indien gewenst) een adviserende rol in de verbetering en doorontwikkeling van publieke ondernemers dienstverlening. < Innovatiegroep De portefeuille van de Innovatiegroep is vanuit de eerste fase van het Werkgeversakkoord gevuld met de volgende ideeën: - Creëer in de regio één (ontschotte) geldpot die rondom het vraagstuk van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt snel, regelvrij en vraaggestuurd ingezet kan worden. - Ontwikkel nieuwe modellen van werkgelegenheid en gezamenlijk ondernemerschap. Het doel is de verruiming van kansen voor minder kansrijke werkzoekenden. - Uitwerking van een ‘maatjesproject’, waarbij een manager minder kansrijke werkzoekenden begeleidt en daarmee arbeidsfit maakt. < Voorwaarden Voorwaarden om in aanmerking te komen voor het stimuleringsfonds van de samenwerkende gemeenten zijn onder meer: - verantwoordelijkheid voor re-integratie ligt bij ondernemers zelf. De ondernemer geeft de garantie dat werkzoekenden regulier aan het werk gaan en tenminste een jaar lang geen beroep doen op een uitkering - ondernemers moeten zelf het project initiëren, naar eigen inzicht inrichten en sturen. - er is sprake van tijdelijke financiering van twee jaar, met een plafond van 100.000 euro per aanvraag. N.b: bedragen boven de 100.000 euro vallen onder staatsteun. - cofinanciering vanuit ondernemers, dan wel branchemiddelen. - namens werkgevers kunnen ook intermediairs een aanvraag indienen. Gemeenten bieden ondersteuning bij het indienen van de aanvraag. < Een nieuw leerwerkprogramma In 2013 wordt in een van de speerpuntsectoren in Midden-Brabant – waarbinnen we op termijn krapte verwachten – een op maat gericht programma ontwikkeld. Dit programma heeft een duidelijke relatie met het regionale arbeidsmarktprogramma Midden-Brabant en de sectorspecifieke economische stimulering vanuit Midpoint Brabant. Ondernemers zijn stevig betrokken bij de ontwikkeling van leerwerkprogramma’s. Het gaat om een specifiek programma voor onderkant arbeidsmarkt, die nu veelal uitvalt of niet kan profiteren van krapte op de arbeidsmarkt. Het programma richt zich op: - praktijkgericht leren; - competenties ipv diploma’s; - volwassenen. <
2.4.5.15 Folder van het Stimuleringsfonds
Het Stimuleringsfonds Ondersteuning voor ondernemers bij creëren werkgelegenheid
ACHTERGRONDINFORMATIE • Op woensdag 3 oktober 2012 vond in Tilburg de ondertekening plaats van het Ondernemersakkoord Midden- Brabant. De ondertekenaars zijn 33 ondernemers uit Midden-Brabant, de Brabants-Zeeuwse Werkgeversvereniging, Midpoint Brabant, UWV Werkbedrijf, ROC Tilburg, Diamant-groep, Baanbrekers en gemeenten uit de regio. • Het Stimuleringsfonds is een initiatief van het Ondernemersakkoord en zet in op duurzame werkgelegenheid voor minder kansrijke doelgroepen. • Het Stimuleringsfonds investeert eenmalig en maximaal 100.000 euro. • De Innovatiegroep beoordeelt binnen zes maanden iedere aanvraag. • Hebt u vragen? Stuur dan een e-mail naar stimuleringarbeidsmarkt@tilburg.nl.
MEER INFORMATIE • Aanvragen kan via tilburg.nl/subsidiewijzer. • Het laatste nieuws is te vinden op www.werkpleinmidden-brabant.nl/Ondernemersakkoord. • Volg het Ondernemersakkoord op Twitter @OAkkoord. • Hebt u vragen? Stuur dan een e-mail naar stimuleringarbeidsmarkt@tilburg.nl. Het Stimuleringsfonds is een initiatief van Brabants-Zeeuwse Werkgeversvereniging, Midpoint Brabant en Hart van Brabant. Dit project kwam mede tot stand met subsidie van de Provincie Noord-Brabant.
Denkt u erover om nieuwe bedrijfsactiviteiten te starten of uit te breiden? Creëert u daarmee structurele werkgelegenheid voor jongeren, ouderen en mensen met een beperking? Dan kan het Stimuleringsfonds uitkomst bieden. Wanneer u investeert in deze doelgroep, investeren wij graag in u.
Ondernemers, economie en werkgelegenheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is een uitdaging om als ondernemer te blijven vernieuwen met behoud van klanten en de inzet van goed en gekwalificeerd personeel. Het Ondernemersakkoord wil werkgevers hierin ondersteunen met het Stimuleringsfonds. Hiermee kunt u inzetten op (ver)nieuwe(nde) werkgelegenheid voor minder kansrijke werkzoekenden. Het Stimuleringsfonds: maximaal 100.000 euro voor werkgelegenheid Het Stimuleringsfonds daagt u uit om werkgelegenheid te ontwikkelen voor onder anderen jongeren zonder opleiding, 50-plussers en mensen met een beperking. Een groot arbeidspotentieel dus van gemotiveerde en ervaren mensen. Iedere werkgever (of werkgevers samen) kan een aanvraag indienen voor ondersteuning door het Stimuleringsfonds. Wordt de aanvraag gehonoreerd, dan krijgt u een eenmalige ondersteuning van maximaal 100.000 euro. Uiteraard zijn hier een aantal voorwaarden aan verbonden. Voorwaarden De belangrijkste voorwaarden zijn: • Structurele werkgelegenheid creëren voor de minder kansrijke doelgroep. • Een betaalde baan garanderen waarmee een werknemer minimaal één jaar niet terugvalt in een uitkeringssituatie. • Als werkgever (eind)verantwoordelijk zijn voor het traject. Bij het indienen van de aanvraag kunt u desgewenst rekenen op ondersteuning. • Vooraf 25% co-financiering (mag door andere partijen dan de aanvrager gefinancierd worden). • Achteraf 25% terugbetalen van het bedrag dat het Stimuleringsfonds beschikbaar stelt.
Ondernemers, onderwijs en overheid beoordelen uw aanvraag De Innovatiegroep beoordeelt alle aanvragen. Deze groep bestaat uit afgevaardigden uit het Ondernemersakkoord: Loeks van de Veen, lid raad van bestuur TweeStedenziekenhuis, Carmen de Jonge, algemeen directeur Wissenraet Van Spaendonck, Anja Willems, projectleider Ondernemersakkoord gemeente Tilburg, Pim van Heuven, manager Human Resources Royal Sanders, Ronald van den Boom (voorzitter), lid directieteam gemeente Tilburg en Ton Wilthagen, hoogleraar Institutionele en Juridische Aspecten van de Arbeidsmarkt Organisatie aan Universiteit van Tilburg. Uw plan klaar? Ga dan naar tilburg.nl/subsidiewijzer Download het aanmeldformulier op tilburg.nl/subsidiewijzer. De Innovatiegroep beoordeelt de aanvraag. Hoe lang de Innovatiegroep nodig heeft voor die beoordeling ligt aan de complexiteit van de aanvraag. Het Stimuleringsfonds is een initiatief van het Ondernemersakkoord Zo’n 35 ondernemers in Midden-Brabant hebben het Ondernemersakkoord ondertekend. Daarmee onderschrijven zij aandacht te hebben voor minder kansrijke doelgroepen op de arbeidsmarkt. Bovendien creëren zij zelf ook werkgelegenheid voor deze doelgroep. Meer informatie over het Ondernemersakkoord vindt u op: www.werkpleinmidden-brabant.nl/Ondernemersakkoord.
ker
-
it. n n
gloge duikelkeeel, ilie-
ns idveree d chi-
en er n et
dat l
-
j-
ag genn
bet. er-
me t ga-
kdat
n-
dit m de la-
nl
eek
2.4.5.16 Capi in Tilburg Reshoring BRABANTS DAGBLAD DONDERDAG 3 OKTOBER 2013
TILBURG PLUS 27
RESHORING
Capi verkiest Tilburg toch boven China Machinepark Lovense Kanaaldijk vervangt honderden Chinese handen bij maken van potten. door Michel Koster TILBURG – Het is een ingrijpende operatie. Capi Europe haalt de productie van z’n lichtgewicht potten van China terug naar Tilburg. Het bedrijf neemt geen halve maatregelen. In het pand aan de Lovense Kanaaldijk draait een nieuw machinepark, zelf ontwikkeld en gebouwd om de grote luxe kunststof (tuin)potten te maken. Als alles meezit, is de productie in 2015 grotendeels van China naar Tilburg overgeheveld. Nu draaien de machines nog niet op volle toeren. Langzaam zet een robotarm een grote zwarte Capi-pot met z’n kenmerkende oranje binnenkant op de lopende band, die net het hele productieproces heeft doorlopen. „Het is eigenlijk nog proefdraaien”, stelt Toine van de Ven, directeur van Capi Europe. „Eind dit jaar hopen we hier al 1200 potten per dag te kunnen maken. Nu zijn er twee machines, dat worden er straks zes. We gaan dan 24 uur per dag draaien om de productie verder op te schroeven naar zo’n 7.000 potten per week.” Capi Europe is één van het groeiend aantal bedrijven dat de productie terughaalt uit de lagelonenlanden, het zogeheten reshoring. Voor veel ondernemers is dit
Stadsgezicht Rik Goverde en Bas Vermeer bloggen dagelijks in en over het centrum van Tilburg. Zoek hen op en praat mee.
nog allemaal een brug te ver. Ze zien de nodige beren op de weg, maar Van de Ven denkt dat zo’n rigoureuze stap uiteindelijk gaat lonen. In 1998 verplaatste het Tilburgse bedrijf zelf de productie naar het goedkope Vietnam en later naar China om zo de prijzen te kunnen drukken. Tegen de lonen daar was nauwelijks op te boksen. Maar de tijden zijn veranderd. „Het gaat heel hard in China”, weet Van de Ven. „De economie zit in de lift. Je ziet daar zelfs de eerste gastarbeiders komen.” De kosten van productie en grondstoffen stijgen. Het heeft allemaal effect op de prijs. „Je hebt ook nog eens te maken met de dollar, waarvan de waarde van hoog naar laag vliegt”, legt Van de Ven uit. Maar er spelen meer zaken, zoals de hoge transportkosten vanuit Azië, de
“
De concurrentie kijkt ook mee. Als ze dit in China zien, bouwen ze het meteen na Toine van de Ven, Capi Europe
door Michel Koster TILBURG - De Midden-Brabantse
RESHORING
Het terughalen van de productie uit de lagelonenlanden naar Nederland is nog een beginnende trend bij bedrijven. Bij een enquête van TNS Nipo en het FD geeft één op de tien ondernemers met fabrieksarbeid in het buitenland aan de productie mogelijk terug te willen halen. Belangrijke redenen voor reshoring zijn gestegen loonkosten in het buitenland, reiskosten en miscommunicatie. lastige en lange procedures en de flinke cultuurverschillen tussen China en Nederland. „Het is gewoon makkelijker om hier in Tilburg de kwaliteit in de gaten te houden.” Al met al reden voor Capi Europe om z’n productie van de potten weer naar ‘huis’ te halen. Het is een flinke stap. Het Tilburgse bedrijf (goed voor een omzet van 11 miljoen) levert z’n lichtgewicht potten aan ruim zestig landen over de hele wereld: van Europa, Afrika tot Australië. Nu worden deze bijna allemaal in China met de hand vervaardigd. Dat biedt daar werk aan honderden mensen. In Tilburg moeten machines het werk voor een groot deel gaan overnemen. „Het is gelukt om zo’n sterk staaltje high-tech te ontwikkelen”, aldus Van de Ven. „Daar is veel onderzoek aan vooraf gegaan door een team deskundigen uit negen landen.” Hij is duidelijk trots op het nieuwe machinepark, maar wil het
Bewoners gestutte flat door Bas Vermeer
‘Snel meer productie terug naar de regio’
onderzoek kwam er op aanraden
Het Tilburgse bedrijf Capi Europe laat een deel van z’n lichtgewicht potten weer in Tilburg maken. Over enkele jaren moet heel de productie uit China over-
geheveld zijn. foto Joris Buijs/PVE technische paradepaardje van Capi nog niet aan de hele buitenwacht tonen. „De concurrentie kijkt ook mee. Als ze dit in China zien, beginnen ze het meteen na te bouwen”, zo weet Van de Ven uit eigen ervaring. „Dat is echt ongelofe-
“
Vooral in Turkije en Duitsland zie je dat maak-industrie succes kan hebben. Dat kan hier ook Toine van de Ven, Capi Europe
lijk.” De nieuwe machines vergen een investering van zo’n vier miljoen euro. Capi verwacht dat geld uiteindelijk terug te kunnen verdienen. „Vooral in Duitsland en Turkije zie je dat de maak-industrie succes kan hebben. Dat kan hier ook.” Bijkomend voordeel is dat het aantal banen groeit als het productiewerk terug naar Nederland wordt gehaald. Vaak kiezen bedrijven bewust voor werknemers uit de sociale werkvoorziening, daarbij gestimuleerd door subsidies van de overheid. Ook Capi Europe gaat met de Diamantgroep in zee om de extra banen ingevuld te krijgen die door de nieuwe koers ontstaan. „Deze
medewerkers kunnen van alles doen. Zorgen voor de laatste afwerking van de potten, ze klaar zetten voor verzending, het labelen van de potten, om maar wat te noemen. De nieuwe werknemers krijgen alle kans om zich verder te
“
Bij zo’n risicovolle investering moeten overheid en banken ook lef tonen Toine van de Ven, Capi Europe
ontplooien binnen het bedrijf.” Het gaat volgend jaar om acht tot tien arbeidsplaatsen, waarbij de medewerkers in vaste dienst komen bij het Tilburgse bedrijf. Politici en maatschappelijke organisaties maken zich steeds sterker voor reshoring zoals Capi dat in de praktijk brengt, vooral nu de werkloosheidscijfers omhoog blijven schieten. „Al die extra aandacht is natuurlijk positief”, vindt directeur Toine van de Ven. „Alleen moet het niet bij praten blijven. In deze tijd heb je nog genoeg ondernemers die de nek willen uitsteken. Maar bij zo’n risicovolle investering kun je de steun van overheid en banken goed gebruiken. Die moeten dan ook lef tonen.”
Tilburg: ‘Dit is kei-triest’ galerij had neergezet”, aldus Smol-
ment kwam pas aan het licht bij
5 OKTOBER
gemeenten zien graag snel meer bedrijven hun productie terughalen van de lageloonlanden naar deze regio. Ze werken aan plannen om dit zogeheten reshoring te stimuleren. Zo wordt nu samen met de Universiteit van Tilburg een speciaal rekenmodel ontwikkeld voor ondernemers die zo’n stap overwegen. Bedrijven kunnen het gebruiken om de financiële risico’s en kansen in beeld te krijgen. Het moet helpen bij hun keuze om de productie wel of niet terug te halen. „Er bestaat al een Amerikaans rekenmodel voor reshoring”, verduidelijkt wethouder Auke Blaauwbroek (PvdA, Arbeidsmarktbeleid). „Deze passen we nu aan onze situatie aan. Eind dit jaar is het waarschijnlijk klaar.” Bedrijven die van het rekenmodel gebruik willen maken, kunnen zich straks zelf melden. „Maar we willen ook actief ondernemers gaan benaderen, die hun productie nu in het buitenland hebben”, stelt Blaauwbroek. In Tilburg is in juni nog een motie van de PvdA en SP aangenomen, waarin het college wordt opgeroepen om werk te maken van reshoring in de regio. Blaauwbroek zegt de kansen op dat gebied voor de volle honderd procent te willen grijpen. Het is, volgens hem, veel waard om plannen en projecten van de grond te krijgen die reshoring stimuleren. „Er is hier een grote groep mensen die niet of moeilijk aan het werk komt”, stelt hij. „Dat is een fors probleem. Als meer productie in de regio terugkeert, krijg je veel extra banen. Tilburg loopt nu echt voorop met reshoring. Het heeft alle aandacht.” Tilburg trekt hierbij samen op met andere Midden-Brabantse gemeenten. Daarnaast is er een nauwe samenwerking met partijen als de Universiteit van Tilburg en de Diamant Groep (sociale werkvoorziening).
KOM ZATERDAG NAAR DE
2.4.5.16a Capi en banen in Tilburg 25-10-13 12:33
Brabants Dagblad 25/10/2013
Powered by TECNAVIA
Page B06
Copyright (c)2013 Brabants Dagblad 25/10/2013
http://brabants.ned.newsmemory.com/eebrowser/frame/develoâ&#x20AC;Ś17%2C640%2C249%2C58%2C54%2C477-750%0A&pageW=680&pageH=939
Pagina 1 van 1
2.4.5.16aa Welkom bij Startersbeurs Nederland
Welkom bij Startersbeurs Nederland Voor starters op de arbeidsmarkt heeft een aantal gemeentes een nieuwe regeling ontwikkeld. Jongeren die klaar zijn met hun opleiding kunnen aan de slag met de Starterbeurs. Een kans om zes maanden werkervaring op te doen bij een bedrijf naar keuze. Vakkennis verwerven in de praktijk, tegen een prima vergoeding. Jouw kickstart op de arbeidsmarkt, met de Startersbeurs. Lees meer
Waarom? Er zoeken momenteel meer mensen werk dan er banen zijn. Voor jongeren is het extra moeilijk om aan werk te komen. Zij hebben geen werkervaring terwijl bedrijven dat wel belangrijk vinden. Met de Startersbeurs hebben starters de kans om die werkervaring op te doen, en zo een kickstart op de arbeidsmarkt te maken.
Voor wie? De Startersbeurs is er voor jongeren (starters) die klaar zijn met hun opleiding en in de praktijk aan de slag willen maar geen baan weten te vinden. Kijk snel op de landkaart of onder “Gemeente” of jouw gemeente ook meedoet en waar je aan moet voldoen.
Hoe? Kijk op de kaart of jouw gemeente meedoet en welke voorwaarden jouw gemeente hanteert. Werkgevers kunnen zich ook eenvoudig op de website van een gemeente aanmelden als deelnemend Leerbedrijf. Startersbeurs is een idee ontwikkeld door de Tilburgse hoogleraar Ton Wilthagen en de jongerenvakbonden FNV en CNV. https://www.startersbeurs.nu/
2.4.5.17 Academische Werkplaatsen
Academische werkplaatsen Interactie tussen wetenschap, praktijk en zorgvraag De academische werkplaats: wat is het? Een academische werkplaats is een duurzaam samenwerkingsverband tussen de universiteit en praktijkinstellingen, waarin wordt gewerkt aan wetenschappelijke kennisontwikkeling en aan innovatie van het (zorg)aanbod in de betrokken sector. De samenwerking vindt plaats op basis van een gemeenschappelijk door Tilburg University en betrokken instellingen overeengekomen langlopend onderzoeksprogramma. Een dergelijk programma omvat innovatieprojecten waarin wetenschappelijke inzichten worden (door)ontwikkeld, toegepast en bijgesteld op basis van evaluatie. Het betreft zowel meer fundamenteel als meer toegepast onderzoek. Naast de uitvoering van het onderzoeksprogramma wordt gezamenlijk gewerkt aan de kennisinfrastructuur binnen de betrokken instellingen. Op deze wijze wordt gewerkt aan de academisering van een instelling. De professionele vaardigheden van medewerkers worden vergroot en evidence based werken wordt beter mogelijk gemaakt. Kennis, ervaringen en initiatieven worden uitgewisseld. Voorbeelden van activiteiten zijn het verrichten van (promotie)onderzoek door science practitioners, afstudeerstages van UvT studenten, het organiseren van symposia en studiedagen en het uitwisselen van sprekers voor lezingen, referaten en gastcolleges, het publiceren van rapporten en wetenschappelijke artikelen, het wederzijds gebruik van databases en bibliotheken en het samenwerken m.b.t. opleidingen. Vaak is een centrale rol weggelegd voor science practitioners, onderzoekers die deels werken in de praktijk, deels werken aan (promotie)onderzoek binnen de universiteit.
2.4.5.18 Making Knowledge Work
Making Knowledge Work De waardepropositie van TiSIL is als volgt: Adressing Unmet Social Needs. Door het beschikbaar stellen en geschikt maken van kennis van de Mens- en Maatschappijwetenschappen en in co-creatie met Onderwijs en Ondernemers en overige stakeholders stelt TiSIL maatschappelijke uitdagingen aan de orde en zoekt daar duurzame oplossingen voor. Daarbij werkt TiSIL op systematische wijze samen met externe partners. TiSIL levert een zichtbare bijdrage aan de ontwikkeling van Hart van Brabant als regio van Social Innovation, levert een bijdrage aan de kwaliteit van de samenleving van vandaag en morgen en draagt bij aan de valorisatie van de aan de universiteit en HBO’s aanwezige kennis.
Kernwaarden TiSIL is...
Co-Creatief Innovatief Oplossingsgericht Inspirerend Denkkrachtig
Externe doelgroep TiSIL heeft als doel maatschappelijke en economische waardecreatie. In die zin is de maatschappij in het algemeen de primaire doelgroep. Deze valt uiteen in verschillende segmenten, afhankelijk van de programmering van TiSIL. Bijvoorbeeld in het geval van programma’s die zich richten op Social Innovation in de zorg, zijn patiënten en hun verzorgenden/mantelzorgers de doelgroep. Maar ook aanpalende vakgebieden en disciplines (HBO-V studenten, beleidsmakers en ondernemers in de zorg of andersoortige toepassingsgebieden) behoren in dit geval tot de doelgroep.
Interne doelgroep Door de inbreng van de kennis van Mens en Maatschappijwetenschappen draagt TiSIL bij aan de implementatie van Social Innovation. TiSIL beoogt daarbij de kennis niet eenzijdig bij de wetenschappers te betrekken, maar door middel van het opzetten van experimenten ook onderzoeksfaciliteiten en/of data voor de betrokken onderzoeker te realiseren. De meest geëigende vorm daarvoor is het zogenaamde Living Lab. Het Living Lab wordt gedefinieerd door zijn open innovatieve karakter, waarbinnen zowel onderzoek als innovatie in een publiek-privaat partnerschap plaatsvindt.
2.4.5.19 Leaflet Leisure Academy Brabant
Dutch knowledge network in leisure, tourism and hospitality Education and Research
Leisure covers just about everything we do in our free time. The leisure sector includes tourism, recreation, hospitality and foodservice, wellness, culture, nature, sports, retail and the creative industry. In recent years, these industries have increasingly fused into a single cluster of growing economic and social importance: the leisure economy.
Leisure is gaining ground A key national player in the Netherlands is the Center of Expertise Leisure, Tourism & Hospitality (CELTH). Supported by the Ministries of Education and Economic Affairs, this center facilitates in-depth collaboration between schools for advanced education and the field. Another player, the Top Team Hospitality Economy instituted by the Ministry of Economic Affairs, has the task of providing building blocks and initiatives aimed at boosting the competitive power of the Dutch leisure sector. Operating in line with a long-term vision dubbed ‘World-Class Hospitality’, the Top Team includes representatives from education, government and the corporate world. On the regional level in Mid-Brabant, a key player is the Midpoint Brabant collaborative. Its job is to connect the region’s provincial and municipal agencies, education and knowledge institutes and businesses through a shared drive towards social innovation. It does so, for instance, by jointly developing new market mechanisms and business models geared to adding social value in terms of increased prosperity, wellbeing and employment. Midpoint Brabant focuses on four sectors: Logistics, Care, Aerospace & Maintenance and Leisure – serving the latter through the Midpoint Leisure Boulevard, of which the Leisure Academy Brabant is a part.
If you’re a student, entrepreneur or researcher interested in leisure, come to Brabant!
“The leisure sector in Brabant has only recently started getting the attention it deserves. It is a vital sector that provides a lot of jobs. Its value is not just economic, but social as well. Take the role of sports and volunteer work in relation to health and the rising cost of healthcare. At the Leisure Academy Brabant, we want to showcase the variety of exciting training programs available for this field, both at the intermediate and higher levels of vocational training as well as at university level. We also want to respond more effectively to questions from the education field regarding entrepreneurship, innovation and schooling. The government, the corporate world and education together want to take a stand. We can only succeed if we really work together. It just so happens that leisure is the one thing that connects, excites and inspires people in life.” Arend Hardorff, Director of the Academy for Leisure, NHTV Breda University of Applied Sciences
Leisure Academy Brabant, a unique knowledge network
North Brabant is home to a remarkable knowledge infrastructure for leisure. As an independent organization, the Leisure Academy Brabant connects this regional knowledge with leisure themes. Our purpose is to cultivate knowledge and to see it put to use to increase Brabant’s attractiveness as a place for studying, working, doing business and living. Part of our job is to draw attention to the available knowledge, acting as a point of access to the region’s knowledge and innovation infrastructure.
“Every year, 5.3 billion euro is spent in the Brabant leisure sector.”
Target group The Leisure Academy Brabant focuses on the triple helix of education, government and entrepreneurs in the province of North Brabant. Our students and/or researchers are active in all of these areas.
“100,000 individuals are employed in the leisure sector.”
Leisure Academy Brabant in short - A digital platform for educators, government representatives and entrepreneurs to share knowledge and news - A database of experts and fields of expertise - A location for meetings, set up jointly by the triple helix, on current leisure developments - A point of connection between students and researchers and regional projects - A sparring partner for government agencies and businesses - A link to the (inter-)national network, for instance CELTH, IAAPA and WLO
“The sector accounts for some 9% of provincial employment.”
Leisure knowledge network Brabant Intermediate vocational training
DEN BOSCH
Higher vocational training
University ETTEN-LEUR
VEGHEL
BREDA TILBURG
BOXTEL
ROOSENDAAL BERGEN OP ZOOM
HELMOND
EINDHOVEN
DEURNE
• Events • Graphic Design www.roctilburg.nl
• Hosts • Tourism www.cingelcollege.nl
• Graphic Design, Media and Space • Eventmanagement and Production www.sintlucas.nl
• Communication • International Event, Music & Entertainment Studies • International Lifestyle Studies • International Marketing and Management • Sports and Marketing Management • Sports and Media • Architecture • Academy for Circus and Performing Arts
• • • •
Industrial Design Contextual Design Social Design Information Design
www.designacademy.nl
• • • •
Advanced Business Creation Communication and Multimedia Design Animation Graphic Design
• • • • • • • •
‘The Leisure Academy Brabant facilitated me in my PhD research into the influence of the leisure environment on the decision of young people as to where to live. Leisure environments offer a context within which people build and maintain social networks. An attractive leisure climate is therefore vital in attracting and keeping talent.’
Klaus Hoven, program leader Attractions and Theme Park Management, NHTV
Nienke van Boom, PhD candidate
“Year after year, the universities and programs belonging to the network of the Leisure Academy Brabant are ranked among the best in the Netherlands.”
Game Architecture and Design Media and Entertainment Management Hotel Management Leisure Management and Sciences Tourism Management and Sciences Imagineering Efteling Academy Themeparks and Attractions
www.nhtv.nl
• Landscape Design • Geo Media & Design • Food Design
• Industrial Design • Sustainable Innovation • Architecture, Building and Planning
www.helicon.nl
www.hashogeschool.nl
www.tue.nl
• Hosts • Partymanager • Travelling salesman
• Tourism • Hospitality • Event Technique
• Cultural Studies • Communication • Leisure Studies
www.derooipannen.nl
www.rocwb.nl
www.tilburguniversity.edu
In and Outdoor Design Urban Design Wellness & Lifestyle Leisure Management
‘Since 2009, we’ve had 82 students in the Theme Park Management program. Our pre-graduates conducted a wide variety of research assignments for European parks, family entertainment centers, leisure consultants, theming companies and suppliers in the attraction and entertainment industry. Working together with industry partners like Disney, Efteling, Coca Cola and Europa Park makes us realize we’ve really created an inspiring and unique educational track.’
www.fontys.nl
www.avans.nl
• • • •
About education in Brabant
‘As a student at the Leisure Academy Brabant, I’m involved in setting up a theme meeting on rural-urban entrepreneurship. On top of helping me expand my knowledge and organizational skills, it is also a huge network booster.’ José Aalders, student
“The knowledge infrastructure includes both sector-specific and integrated leisure training programs at intermediate, higher and university level.”
“Across North Brabant, 10,000 students are enrolled in some program directly or indirectly related to leisure.”
‘The Leisure Academy Brabant offers students access to an interesting network of alumni, entrepreneurs and students from other courses with whom they work together on possible solutions for regional problems. The convergence of participants representing a wide range of domains and disciplines, all contributing their own specific knowledge, adds immense value. For our Performing Arts programs, this type of environment offers excellent opportunities for making new connections.’ Rien van der Vleuten, Managing Director at Fontys School of Fine and Performing Arts
A diary well filled The Leisure Academy Brabant regularly organizes theme meetings and work sessions on current topics in the leisure industry. Theme examples include social innovation, theme parks, events, storytelling, inner cities and rural-urban entrepreneurship. The work sessions offer an occasion for physically joining forces while also providing a great way of meeting other entrepreneurs, educators and government representatives. The Leisure Academy Brabant operates as a particle accelerator in the process of deepening, connecting and strengthening the sector. It brings together forces able to contribute to the development of Brabant as the leisure hot spot of North-West Europe. Expertise On its website, the Leisure Academy Brabant presents a unique database of experts and expertise available through the Brabant knowledge network. Do you need an expert or input on a theme? Visit the website at www.leisureacademybrabant.nl and check the overview of experts operating in North Brabant!
Marc Glaudemans Fontys School of Fine and Performing Arts, Tilburg Expertise: urban design, rural-urban connections, architecture David Hamers Design Academy Eindhoven Expertise: rural-urban connections, spatial planning, spatial design Klaus Hoven NHTV International Higher Education, Breda Expertise: theme parks, day attractions, social media, digital media Moniek Hover NHTV International Higher Education, Breda Expertise: storytelling, experience, experience research, fairy tales Koert de Jager NHTV International Higher Education, Breda Expertise: tourism, co-creation, experience
Arjo Klamer Fontys University of Applied Sciences, Tilburg Expertise: social innovation, cultural economy
The Leisure Academy Brabant has set itself the goal of using its knowledge and innovation network to contribute to social, economic and regional issues and themes. This pursuit can open up many avenues of activity, such as projects, academic work places, pressure cookers and student assignments. Here are some of the themes to which the Leisure Academy Brabant intends to contribute:
Leisure Academy Brabant, a ‘particle accelerator’ Attraction and Theme Parks Brabant’s attraction and theme park industry is unique. In addition to its parks, the region hosts a large number of suppliers offering national and international products and services. The educational sector offers training and schooling at varying levels and has strong ties with the industry.
Hospitality Great service is a prerequisite for successful hospitality. Positive distinction can be achieved by responding to the desires and needs of guests. For the Brabant leisure industry, a keen guest orientation is vital to becoming the leisure hot spot of North-West Europe.
Urban-rural Connections In North Brabant, rural and urban landscapes have long formed a colorful tapestry. Food, education, nature, energy, healthcare and leisure are the great themes connecting city and country – and the focal point of many research projects.
Imagineering Imagineering is all about designing a narrative that arouses people’s fancy and moves them to action. Narrative can be used in and of itself within the leisure sector, for instance in creating new event concepts. But its power is best felt when it is used as a method of generating movement in the face of complex problems, creating space for organizational change and corporate and social innovation.
Inner Cities Many of Brabant’s so-called Railway Zones, or inner cities, are currently being transformed into multifunctional sites, with leisure playing a key role. Reallocation of industrial heritage sites and stakeholder management are hot issues here. Storytelling The Efteling theme park is a highlight of Brabant’s culture of storytelling. The Storytelling theme offers a chance to look at issues in new ways, for instance, by introducing a unique problem-solving approach to business challenges. Quality of Life The theme Quality of Life ties in with livability, happiness and wellbeing. This theme relates to lifestyle sectors such as food, living, health, leisure, human movement and appearance. Social Innovation Social Innovation refers to new strategies, concepts and ideas. In education and across the field, Social Innovation is a means of finding solutions to major social challenges, such as employment issues, education, healthcare as well as issues pertaining to leisure.
Events In the province of North Brabant, countless music, culture, art and sports events are organized all year round. Much of the expertise available regarding events is contained within the network of the Leisure Academy Brabant – with a focus on logistics, experience, sustainability and the social and economic impact of events on society. Performing Arts Brabant boasts a very complete range of educational programs in the fine and Performing Arts, including circus, musical, theater, rock academy, music academy and dance programs. The environment in which these Performing Arts programs are presented is rapidly changing, with the city and the surrounding region becoming their main platform. Interconnections with other sectors, such as healthcare, nature and tourism, are increasingly sought after.
Leisure Academy Brabant P.O. Box 3917 4800 DX Breda The Netherlands Tel. +31 76 533 2819 info@leisureacademybrabant.nl www.leisureacademybrabant.nl Twitter: @Leisurebrabant LinkedIn: Leisure Academy Brabant Contributors to Leisure Academy Brabant include:
COLOPHON
Branding, PR, design, production: HollandPubliciteit bv Waalwijk, The Netherlands www.hollandpro.nl / info@hollandpro.nl
2.4.5.21 Notitie TT2040
Toekomst Tilburg 2040 Van expedities naar allianties
1
Aanleiding
Hoe kunnen we allerlei initiatieven van de stad beter wegen? Welke visie hebben we op de stad?' Met deze raadsbreed gedragen vragen ging in 2009 het traject Toekomst Tilburg 2040 van start. Uitgangspunt was vanaf dag één om de dialoog met de stad aan te gaan en geen dikke boekwerken en rapporten te maken. Via deze dialoog hebben de partners in de stad in de eerste fase een vijftal trends onderscheiden die zij op de stad zien afkomen en waar hun eigen organisatie of instelling mee wordt geconfronteerd. Het gaat om Ontmoeten, Een Leven Lang Leren, Samenwerken 3.0, Duurzaamheid en Grenzeloos. Tevens is voor deze trends aangegeven in hoeverre hier voor Tilburg kansen of uitdagingen liggen. Op expeditie In de tweede fase van het traject Toekomst Tilburg 2040 heeft de raad in de zomer van 2011 acht expedities op pad gestuurd. Zij kregen als opdracht mee verdieping aan te brengen in de vijf trends die de stad eerder had benoemd. De teams zijn ieder op hun eigen manier op zoek gegaan naar creatieve en bruikbare voorbeelden. Op 29 februari 2012 hebben de expedities hun resultaten gepresenteerd aan de partners in de stad, de gemeenteraad en het college. Zie www.tilburg.nl/tilburg2040 voor de resultaten van zowel de eerste als de tweede fase. Vanaf 15 juni 2012 zijn de resultaten ook te bekijken via een digitaal TT2040 Magazine. Resultaat: drie ontwikkellijnen als agenda voor de stad Uit het debat van 29 februari 2012 is een drietal ontwikkellijnen scherp naar voren gekomen die tezamen de agenda van de stad vormen en die meerdere expedities met elkaar verbinden. Het gaat om: 'een ondernemende stad in een ondernemende regio', 'een geborgen én mondiale stad', en 'symbiose tussen stad en platteland'. Daarnaast roepen diverse expedities de stad en de gemeente op meer te experimenteren/ meer experimenteerruimte te creëren. En een aantal expedities doet een uitspraak over de Spoorzone. Deze notitie gaat in op de vraag wat deze ontwikkellijnen betekenen voor de gemeentelijke agenda. Wat moet de gemeente zelf doen om een bijdrage te kunnen leveren aan de agenda van de stad? Om hier antwoord op te geven zijn in de paragrafen 2 t/m 4 de drie ontwikkellijnen beschreven die de resultaten van de acht expedities met elkaar verbinden. Daarbij is tevens per ontwikkellijn aangegeven op welke terreinen de gemeente volgens de expedities vervolgacties zou kunnen ondernemen. Op deze manier levert de gemeente een bijdrage aan de agenda van de stad. Het betreft mogelijke vervolgacties waar de gemeente samen met de partners in de stad de schouders onder zet om ook in 2040 een aantrekkelijke, bruisende stad en regio te zijn waar Den Haag en Brussel niet omheen kunnen. Paragraaf 5 schetst het vervolg van het proces nu de gewenste dialoog op gang is gebracht.
2
Tilburg, een ondernemende stad in een ondernemende regio
Ontwikkellijn 1: een ondernemende stad in een ondernemende regio Nadenken over de toekomst begint met leren van het verleden. Wat zit in de roots van Tilburg? Wat zit in de genen van de stad? Tilburgers kijken enthousiast naar de toekomst, en zijn tegelijk trots op het verleden van hun stad. Ook zijn ze eigenzinnig en bescheiden ‐ soms iets te veel de gespeelde underdog ‐, maar ze zijn niet onderdanig. Tilburgers zijn betrokken, ze verbinden makkelijk en zijn solidair. En ze zijn niet bang de handen uit de mouwen te steken voor elkaar en voor de stad. Tilburgers beschikken over een enorme veerkracht met als resultaat dat de stad zich terugvecht als 'comebackcity'. In de ranking van de Nederlandse steden is de stad de afgelopen 10 jaar van plaats 38 naar 22 opgerukt. In dit tempo staat Tilburg in 2040 met gemak in de top 10!
1
Tilburgers zijn een werkzaam volkje met als dominant kenmerk een enorme ondernemingslust waardoor Tilburg een bruisende en ondernemende stad is. Het is een stad en regio van midden‐ en kleinbedrijf, niet van multinationals. Deze kloppen nu niet ‐ maar ook niet in 2040 ‐ in drommen op de poort. Net als de textielindustrie in het verleden is de huidige economische structuur van de stad en de regio kleinschalig georganiseerd met een dominante positie voor het midden‐ en kleinbedrijf. Meer dan 95% van de 14.000 bedrijven in de stad is MKB. Kortom, het Tilburgse DNA is MKB united; dé Tilburgse multinational van de toekomst. Wat moet er gebeuren? Het benutten van de enorme kans die in de arbeidsmarkt van morgen ligt, is de eerste van vier uitdagingen. Als stad en regio moeten we er in slagen op een slimme en proactieve manier de jonge arbeidspopulatie in de regio, het onderwijsveld en het bedrijfsleven dichter bij elkaar te brengen. Zo kunnen we excelleren in nieuwe arbeidsverhoudingen. En zo weten bedrijven straks dat ze in de regio Midden‐Brabant moeten zijn voor goed opgeleid personeel. Dan treft het dat er een universiteit is die nu al sterk is in innoveren. Dan helpt het dat er al in Tilburg twee mooie hogescholen staan. Maar dan helpt het ook als bedrijven en opleidingen op een innovatieve manier zorgen dat leerlingen en opleidingen dichter bij het bedrijfsleven komen. Een tweede uitdaging is opleidingen te richten op 'nieuw' vakmanschap en een actieve inzet te doen op een leven‐lang‐leren. Het gaat erom de oude traditie van meester‐gezel‐leerling in een hedendaags en toekomstbestendig jasje te steken. Ook moeten we nu al op een andere manier nadenken over arbeidsmigratie, de derde uitdaging waar we voor staan. Lerend van het verleden moeten we deze ontwikkeling als een kans zien en niet langer als een probleem. Immers, arbeidsmigratie is van alle tijden. Waren het in de jaren zeventig en tachtig Spanjaarden, Turken en Marokkanen die hier de handen uit de mouwen kwamen steken, anno nu zijn het de zogeheten MOE‐landers, en straks zijn het wellicht Aziaten die mee de schouders zetten onder de Nederlandse economie. Om fouten uit het verleden te vermijden is van begin af aan flankerend beleid nodig, zodat degenen van elders die worden gevraagd mee te werken aan de economische ontwikkeling van de stad en de regio in bijvoorbeeld de logistiek, de zorg of aan de universiteit niet aan hun lot werden overgelaten. Zij moeten worden opgenomen in de gemeenschap en een kans krijgen zich hier te wortelen. De vierde uitdaging is om ‘Social innovation’ van een tekentafelconcept te laten uitgroeien tot een reeks van praktische aanpakken. Daarbij is het belangrijk op een drietal fronten social innovation te verbinden met lopende ontwikkelingen. Dicht bij huis gaat het om de verbinding met Brainport. ‘Social innovation’ is hierbij een welkome aanvulling en biedt meerwaarde naast de bestaande technologische innovaties. Daarnaast is de verbinding met het economische rijksbeleid over topsectoren van belang. Tot slot kan social innovation de deur naar Europa zijn. Door social innovation op deze drie fronten te verbinden wordt het geen geïsoleerd streekproduct en kan de regio Midden‐Brabant zich stevig neerzetten. Op de volgende terreinen zien de expedities mogelijke vervolgacties: Expeditie onderwijs‐ en kennisstad ‐ Oprichting Onderwijslab Expedities onderwijs‐ en kennisstad en ondernemende stad ‐ Verbeteren aansluiting onderwijs‐arbeidsmarkt Expeditie ondernemende stad ‐ Verbreden en verdiepen werkgeversbenadering ‐ MKB united ‐ Logistiek Expeditie attractieve stad ‐ Verbinden kermis met cultuur Expeditie regionale stad ‐ Internationale profilering Social innovation
2
3
Tilburg, een geborgen én mondiale stad
Ontwikkellijn 2: geborgen én mondiaal Als je door Tilburg zwerft ben je het ene moment op een gezellig knus dorpspleintje en op het andere moment kijk je tegen een wolkenkrabber aan. Daarmee is het DNA van de stad, zowel dorps als mondiaal, direct zichtbaar. Gehuchten, kleine dorpen hebben zich verdicht tot een groen dooraderde stad: een stad die centraal is gelegen op de oost‐west as in Brabant en zo een sterke economische positie heeft gekregen. Met aan de ene kant het stadslandschap, door Tilburgse stedenbouwkundigen al ruim tien jaar geleden getypeerd als een aantrekkelijk woonmilieu. En aan de andere kant het Tilburg van de ideale connectie: centraal in de Brabantse stedenrij. Hoe jammer is het dan ook dat de toenemende kracht van de A2 en A4 corridors deze centrale positie aan betekenis doet inboeten. De uitdaging voor de toekomst is het wezenskenmerk van 'stadteland' in Midden‐Brabant te koesteren en tegelijk de centrale positie van stad en regio opnieuw te versterken. De stad van dorpen biedt een kans naar de toekomst. Bijvoorbeeld wijkvernieuwing waar de anonieme flats met gebrek aan geborgenheid worden vervangen door homogene buurten passend in de menselijke schaal van de stad. Want Tilburg is geen museum. Het gaat erom nieuwe ontwikkelingen en initiatieven met respect voor de Tilburgse geschiedenis op te pakken. Zo blijft de stad geborgen én wordt deze meer mondiaal. Bijvoorbeeld als het gaat om het stadscentrum, om het winkelen. Steden zullen in 2040 of boodschappenstad zijn (vanwege het succes van internet en E‐commerce) of hebben een gezellige binnenstad waar je voor je plezier gaat winkelen. Daar ligt voor Tilburg een enorme opgave. Ook de Spoorzone biedt de kans een plek te zijn waar alle kennis van Tilburg ‐ opleidingen, kennisinstituten, studentenwoningen ‐ tezamen komt en waar ook cultuur een plek weet te vinden; een nieuwe kenniswijk. Wat moet er gebeuren? Werken aan de samenhang op wijk‐ en buurtniveau is de eerste uitdaging om de geborgen én mondiale stad te versterken. Ontdaan van de romantiek van de 'oude' wijkgedachte ontstaan er zo homogene buurten in heterogene wijken. Dit betekent om ‐ naast de kralenketting van de oude Tilburgse dorpjes – ook te werken aan nieuwe dorpen, zoals dorpen waar de huidige en nieuwe arbeidsmigranten zich thuis voelen. Dit betekent ook – inspelend op de toenemende vergrijzing – het creëren van geborgen milieus voor ouderen met woon‐ zorgzones en groepswonen projecten. Samen oud worden wordt een kernkwaliteit van het wonen in Tilburg. Daarnaast is het belangrijk als gemeente te zorgen voor een woningaanbod waarbij starters en doorstarters die in het centrum willen wonen dat ook kunnen doen en daarin worden gefaciliteerd. Zo worden de buurten dorpser en de stad stedelijker. Natuurlijk is Tilburg in 2040 ook stad en niet alleen een dorp. Een sterk stadscentrum hoort hier bij. Om te voorkomen in 2040 alleen een boodschappenstad te zijn, mede als gevolg van de E‐commerce, is het belangrijk om nu al de sleets geworden winkelstructuur in de binnenstad te vernieuwen. Zie hier de tweede uitdaging. Een derde uitdaging is om Midden‐Brabant dé regio te laten zijn die met behulp van de nieuwe logistiek de invloed van E‐commerce verder vergroot. De centrale plek die Tilburgse bedrijventerreinen voor het logistieke veld innemen, is hierbij zeer behulpzaam. De vierde uitdaging tot slot ligt in de Spoorzone. Dé plek waar dorpen en stad elkaar ontmoeten. Waar de menselijke maat zichtbaar blijft niet ondanks, maar dankzij de mondiale uitstraling! Daarbij is het de kunst de Spoorzone niet alleen van de stad te laten zijn na afronding, maar ook al tijdens de aanleg. De recente besluiten om de bibliotheek in de Spoorzone te huisvesten, om een aantal opleidingen van Fontys hogescholen onder te brengen in de Spoorzone en om bestaande oude gebouwen in de spoorzone voorlopig aan cultuurmakers ter beschikking te stellen passen hier prima bij. Op de volgende terreinen zien de expedities mogelijke vervolgacties: Expeditie geborgen en ontvankelijke stad ‐ Gedifferenteerde woonmilieus Expeditie zorgzame stad ‐ Vrijwilligersacademie ‐ Social innovation: verbinden techniek aan zorg in de wijk (living lab)
3
4
Symbiose tussen stad en platteland
Ontwikkellijn 3: symbiose tussen stad en platteland Tilburg heeft een prachtige groene omgeving. Ook dat zit in het DNA van de stad. Mensen die eenmaal in Tilburg wonen willen niet meer weg mede door het groene karakter van de stad. De aanwezigheid van groen en natuur in en om de stad is dan ook een niet te onderschatten vestigingsfactor voor bedrijven en mensen. Tegelijkertijd zien we dat de aansluiting tussen de stad en het platteland niet optimaal is, verrommeling van het buitengebied ligt op de loer. Ook de aansluiting tussen de diverse landschappen kan nog beter en tot slot mag ook in de stad het groen meer zichtbaar zijn. Dan wonen we in 2040 in een stad en regio die zo aantrekkelijk zijn vanwege de groene omgeving waar mensen met plezier en trots willen (blijven) wonen. Wat moet er gebeuren? De geconstateerde omissies geven meteen de drie belangrijkste uitdagingen voor de komende jaren aan. Om de zichtbaarheid van groen in de stad te verbeteren is een consequente versterking van kijkgroen in de stad en beleefbare natuur nodig. Op milieugebied zal deze aanpak ook goed scoren als het gaat om reductie van fijnstof. De overgang tussen stad en land kan worden versterkt door nieuwe groene verbindingen te maken met de grote natuurgebieden die Tilburg omringen. Op deze wijze geeft Tilburg invulling aan "landschappen‐van‐ allure" passend in het mozaïeklandschap dat zo eigen is aan Brabant en wordt de verrommeling tegengegaan. Daarnaast is het belangrijk bedrijven voldoende ruimte te bieden voor duurzaam ondernemen. Het sluiten van green deals is hierbij behulpzaam mede in combinatie met een ‘hands off mentality’ van de gemeentelijke overheid als het gaat om duurzaamheid. Op de volgende terreinen zien de expedities mogelijke vervolgacties: Expeditie Duurzame stad ‐ Klimaatprogramma Expedities Duurzame stad en Regionale stad ‐ Versterken verbindingen landschappen
5
Hoe verder?
Aan de slag! Maar wel met oog voor zorgen van morgen Hoe realiseer je nu deze beelden? Door vandaag te beginnen. Als we op deze drie fronten aan de slag gaan dan is Tilburg 2040 niet een breuk met het verleden, maar maken we de elementen sterker die de stad nu al in zich draagt. Maar ook zijn er zorgen over de dag van morgen. De toekomst is niet alleen maar feest. Net zoals in alle tijden en in alle steden zijn er in 2040 ongetwijfeld problemen. Sociale stijging is niet vanzelfsprekend. En steden blijven een magneet voor mensen die kansen zoeken, maar deze soms niet weten te verwezenlijken. Ook in 2040 moeten we niet wegkijken van de grote stadsproblemen en van de onderkant van de stedelijke samenleving, Ook dan moeten we met een uitgestoken hand een robuust antwoord bieden gericht op meedoen en ontplooiing. TT2040 eindigt, maar proces gaat door! 'Wat is de visie op Tilburg?' Zo zijn we begonnen met het traject Toekomst Tilburg 2040. We zijn erin geslaagd tot een praktische en pragmatische visie te komen zonder de geijkte route van een stadsvisie met scenario’s te bewandelen en dikke boekwerken te maken. In een paar jaar tijd heeft de gemeente een proces met de partners in de stad op gang gebracht. Een proces dat niet stopt met het benoemen van vervolgacties en het nemen van besluiten op 18 juni aanstaande in het raadsdebat over TT2040. Het proces heeft laten zien hoe belangrijk het is met elkaar het gesprek over de toekomst te voeren. Het is dan ook belangrijk op gezette tijden
4
met elkaar te bepalen of we nog op koers liggen en te evalueren of deze werkwijze ook in de praktijk succesvol is gebleken. Daarom is het goed eind 2013 met de partners in de stad te evalueren of de uiteindelijk door de raad gekozen vervolgacties tot het gewenste resultaat hebben geleid. En daarom is het ook goed om voorafgaand aan gemeenteraadsverkiezingen met de stad te bespreken hoe de stad ervoor staat, wat op de stad afkomt (wijziging in trends?) en hoe we daar met zijn allen mee om moeten gaan. Al lerend van het traject TT2040 kan het hier gaan om een lichtvoetig proces met een korte doorlooptijd om snel tot (her)nieuw(d)e afspraken te komen.
5
310 Duurzaam - Duurzaamheidsbalans Tilburg
Synthese rapport
Duurzaamheidbalans Tilburg 2013 en Duurzaamheidbenchmark 2013 van Tilburg (met 23 andere steden)
Opdrachtgever: Gemeente Tilburg Ambtelijk coรถrdinator Robert Kint Afdeling Ruimte Auteurs: Prof. dr. ir. Bastiaan (C.J.) Zoeteman Ruben (J.) Smeets, MSc Joost (L.) Slabbekoorn
Tilburg, 12 november 2013
Documentnummer: 13.084 Warandelaan 2 5037 AB Tilburg Postbus 90153 5000 LE Tilburg T 013 - 466 87 12 F 013 - 466 34 99 telos@uvt.nl www.telos.nl
Synthese rapport
Samenvatting
Tilburg scoort op duurzaamheid de 8e plaats onder 17 oude industriesteden Tilburg scoort volgens de benchmarkstudie op duurzaamheid onder de grootste Brabantse vijf steden op de 4e plaats, onder de 11 grootste Nederlandse steden op de 9e plaats en binnen de groep van 17 oude industriesteden staat Tilburg in het midden op de 8e plaats. Deze laatste groep van steden vormt daarmee een goed referentiekader om de ontwikkelingen binnen Tilburg te beoordelen. Herbezinning op sociaal-culturele doelen Tilburg heeft volgens de balansstudie in de periode 2010 â&#x20AC;&#x201C; 2013 een verbetering van de totaalscore op duurzaamheid van ca. 4% laten zien. Alle drie de kapitalen zijn in deze periode verbeterd. In de balansstudie komt het ecologisch kapitaal als het laagst scorend uit de bus, wat echter niet het geval is bij de benchmarkstudie. Daar scoort het sociaal-cultureel kapitaal als laagste van de drie kapitalen. Hoewel beide studies niet goed te vergelijken zijn omdat de bouwstenen in de vorm van de indicatoren vaak verschillen, kan deze uitkomst aanleiding vormen voor Tilburg om de doelen zoals gebruikt in de balans studie binnen het sociaalcultureel kapitaal opnieuw te bezien in vergelijking met de ontwikkelingen in andere benchmarksteden en zichzelf hogere doelen te stellen. Laag scorende themaâ&#x20AC;&#x2122;s die Tilburg zelf kan aanpakken Tilburg heeft een aantal duurzaamheid voorraden waarop het binnen de groep van oude industriesteden relatief laag scoort en waarvoor het in beginsel zelf maatregelen kan treffen om tot verbetering te komen. De voorraden waarvoor dit geldt zijn: kunst en cultuur, bodem en grondwater, hinder en calamiteiten, grond(afval)stoffen, onderwijs, oppervlaktewater, infrastructuur en bereikbaarheid. Ook de voorraad sociale samenhang komt bijzondere beleidsaandacht toe. Het nieuwe profiel van Tilburg Tilburg weet zich uit zijn industriĂŤle verleden los te maken en is op weg om zich een nieuw profiel aan te meten. Tilburg doet het binnen de groep van de 17 oude industriesteden relatief goed bij de voorraden energie en klimaat (2e plaats na Rotterdam), arbeid (2e plaats na Eindhoven), ruimtelijke vestigingsvoorwaarden en de voorraad kennis (beide 3e plaats) en woonomgeving (4e plaats). De voorraden arbeid, kennis en woonomgeving kwamen ook in de balansstudie als hoogst scorend naar voren.
5
Het vermoeden op basis van de balansstudie dat Tilburg ook sterke troeven heeft met de voorraden kunst en cultuur, en gezondheid kon door de benchmarkstudie niet worden bevestigd. Bovengenoemde mix van hoog scorende voorraden in Tilburg vormt elementen van de nieuwe identiteit van de stad. Zij duiden op een stad met goede vestigingsvoorwaarden voor mensen en bedrijven waarbij kennis en innovatieve duurzaamheid praktijken voorop staan. Duurzaamheidproblemen gaan soms oplossingsvermogen van gemeenten te boven Op specifieke onderdelen heeft Tilburg te maken met vraagstukken die moeilijk met gemeentelijk beleid zijn op te lossen, omdat ze een landelijk of nog grootschaliger karakter hebben. Dit geldt, op basis van de onderzoekuitkomsten bij de benchmarksteden, voor problemen rond vrijwilligerswerk, arme huishoudens, opkomst gemeenteraadsverkiezingen, riskant gedrag, voortijdige schoolverlaters, werkgelegenheidsfunctie (aanbod banen ten opzichte van omvang beroepsbevolking), werkloosheid en geluidoverlast. Acties om bijvoorbeeld samen met andere gemeenten de rijksoverheid hierop aan te spreken zijn te overwegen. Problemen waarbij de gemeente verschil kan maken Bij andere problemen vertonen de prestaties van oude industriesteden, evenals die van de grote steden een grote spreiding wat erop duidt dat deze vraagstukken met gemeentelijk beleid waarschijnlijk wel te be誰nvloeden zijn. Dit geldt in het bijzonder voor het verhogen van het aantal musea en de levensverwachting, onvertraagd naar diploma en ontsluiting van hoofdwegen. Het nieuw te ontwikkelen beleid van de gemeente na de verkiezingen zou het onderzoeken van mogelijkheden bijzondere aandacht kunnen geven. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat soms aan problemen wordt gewerkt terwijl het resultaat daarvan in de meetuitkomsten nog niet zichtbaar is. Een voorbeeld is de lage score op ontsluiting hoofdwegen terwijl de aanleg van de tangent om Tilburg inmiddels is gereed gekomen. Ook is het ontbreken van adequate meetgegevens soms aan de orde. Bij elk van deze problemen is het interessant na te gaan hoe de situatie in Tilburg zich verhoudt tot die van de 10 andere grote steden en de groep van de Brabantse 5. De daarin ge誰nteresseerde lezer wordt daarvoor verwezen naar het afzonderlijke benchmarkrapport en in het bijzonder bijlage 4 daarvan dat per indicator de situatie in Tilburg vergelijkt met de gemiddelde waarden voor de 17 oude industriesteden, de 11 grootste steden van Nederland en de grootste Brabantse 5 steden. Wanneer maatschappelijke ontwikkelingen relatief goed verlopen in Tilburg betekent dit uiteraard niet dat deze in de toekomst geen aandacht meer nodig hebben. Ook zijn er beleidsterreinen waarop Tilburg niet zo laag scoorde als bij de eerder genoemde, maar waar extra beleid van veel belang blijft. In het aparte rapport over de duurzaamheidbalans 2013 van Tilburg wordt hierop in meer detail ingegaan.
6
Synthese rapport
Door te werken aan de genoemde beleidsterreinen kan Tilburg de transitie vervolmaken van oude industriestad naar een stad die innovatief is in duurzaamheid en waar bedrijven en burgers zich graag vestigen.
7
Synthese rapport
3 Samenvatting van de uitkomsten van beide onderzoeksrapporten op het niveau van kapitalen en voorraden
3.1
Tilburg en het bereiken van de eigen duurzaamheiddoelen uit de balans van 2010 In de periode 2010-2013 zijn in Tilburg het economisch, het sociaal en vooral het ecologisch kapitaal met enkele procenten verbeterd (zie figuur 3.1). Het economisch kapitaal steeg van 46 naar 49%, het sociale van 42 naar 45% en het laagst scorende ecologisch kapitaal sprong van 38 naar 43%. Daarmee is de oude onevenwichtigheid tussen de drie kapitalen verminderd maar nog niet geheel weg genomen, en de duurzaamheid als geheel in Tilburg 4% dichter bij het lange termijn doel van het College gekomen. Figuur 3.1 De verbetering van de duurzaamheidscore van Tilburg en de drie kapitalen in de periode 2010-2013
13
Op het niveau van de voorraden is voor twaalf voorraden een verbetering gemeten, twee voorraden zijn gelijk gebleven en vier zijn enigszins achteruit gegaan. De grootste verbeteringen in de periode 2010-2013 zijn te vinden bij de volgende voorraden: bodem (21%) kunst en cultuur (13%) natuur en landschap (12%) ruimtelijke vestigingsvoorwaarden (8%) veiligheid (7%) en arbeid (5%). Het merendeel van deze voorraden stond in de balans van 2010 op het prioriteitenlijstje. Tegenover de overwegend positieve ontwikkelingen staat een beperkt aantal voorraden die verder van hun duurzaamheiddoel zijn afgeraakt, te weten: lucht en geluid (-7%) en economische structuur (-5%). De daling van lucht en geluid is vooral toe te schrijven aan meer geluidoverlast en geurhinder, terwijl de daling van de voorraad economische structuur voor rekening komt van een afname in het groeisaldo. Dat is het saldo van starters en bedrijfsbeëindigingen, een indicator die sterk door de economische crisis wordt bepaald. De overige voorraden scoren ongeveer gelijk over de periode 20102013. Verschillen binnen deze voorraden komen later aan de orde. Het beter scoren van de voorraad bodem komt voor rekening van het fors afnemen van het resterende aantal te saneren spoedlocaties de laatste jaren. De oorzaken hiervoor liggen in het beter bekend zijn van de ernst van de vervuiling waardoor een aantal locaties geen spoedgevallen meer zijn en het saneren van een aantal locaties. Dit is de meest opvallende verbetering op voorraad niveau in de periode 2010-2013 te Tilburg. De verbetering van de voorraad kunst en cultuur wordt veroorzaakt door een sterke stijging van de actieve cultuurdeelname en een flink hoger bezoek aan musea. De betere score van de voorraad natuur en landschap komt voort uit het fors hoger scoren van het duurzaam ecologische netwerk en het begin dat is gemaakt met het aanleggen van de ecologische verbindingszones. Bij de andere bovengenoemde verbeteringen spelen vooral de volgende indicatoren een rol: hogere beschikbaarheid bedrijventerreinen, minder ernstige verkeersongevallen en minder moeilijk vervulbare vacatures. Ook hier beginnen gevolgen van de economische crisis zichtbaar te worden, al moet worden opgemerkt dat het doorwerken van de in 2012 fors toegenomen bezuinigingen nog niet zichtbaar wordt gemaakt in de rapportage periode. De afstand tot de duurzaamheiddoelen van Tilburg, en daarmee de potentiële behoefte aan extra beleid, is in de balans studie het grootst voor resp. de voorraden: sociale en economische participatie oppervlaktewater politieke participatie veiligheid en (basis en voortgezet) onderwijs.
14
Synthese rapport
De voorraden die in de duurzaamheidbalans van Tilburg het beste scoren ten opzichte van de eigen gekozen doelen zijn in 2013 resp.: kennis wonen en woonomgeving kunst en cultuur gezondheid en arbeid. In deze hoog scorende voorraden lijken elementen te liggen van de identiteit van de stad. Of dat ook werkelijk zo is kan blijken uit de resultaten van de benchmarkstudie.
3.2
Tilburg en de Brabantse vijf In de benchmarkstudie heeft Telos voor de indicatoren duurzaamheiddoelstellingen geformuleerd op basis van wetenschappelijke en praktijk bevindingen. Deze doelstellingen zijn vervolgens op gelijke wijze gehanteerd bij alle onderzochte steden. Daarmee kunnen de uitkomsten voor de steden onderling worden vergeleken. Als eerste wordt Tilburg vergeleken met de vier andere grote steden in Brabant: Breda, Eindhoven, Helmond en ’s-Hertogenbosch. Tilburg zelf scoorde bij de duurzaamheidbalansstudie een waarde van 46%. In de benchmarkstudie scoort Tilburg 45%. Vermoedelijk zijn de doelstellingen die Tilburg zichzelf heeft opgelegd per saldo iets soepeler dan die van de benchmarkstudie. In Brabant scoren ’s-Hertogenbosch (50%), Breda (49%) en Eindhoven (47%) iets hoger dan Tilburg, terwijl Helmond (44%) iets lager dan Tilburg op duurzaamheid scoort. Wanneer op het niveau van de drie samenstellende kapitalen van duurzaamheid wordt gekeken, scoort Tilburg het laagst van de Brabantse vijf op het ecologisch kapitaal (45%), en behoort Tilburg tot de middenmoot bij beide andere kapitalen (sociaal-cultureel: 42% en economisch: 48%). In overeenstemming met de balansstudie scoort het economisch kapitaal van Tilburg ook in de benchmarkstudie het hoogste van de drie kapitalen. Merkwaardig is dat in de benchmarkstudie bij Tilburg niet het ecologisch kapitaal (45%) het laagste scoort, zoals bij de balansstudie, maar het sociaal-cultureel kapitaal (42%). Op de oorzaak hiervan wordt nog terug gekomen. Dit kan voor Tilburg aanleiding vormen om haar doelen binnen het sociaal-cultureel kapitaal bij de balansstudie nog eens tegen het licht te houden en mogelijk aan te scherpen. Op het niveau van de voorraden zijn er tussen de Brabantse vijf soms flinke verschillen. Het grootste verschil tussen hoogste en laagste score treedt op bij de voorraden bodem en grondwater (verschil tussen de vijf steden van 37%), kennis (36%), en kunst en cultuur (30%). Breda scoort bij bodem en grondwater het laagst (29%) en ’s-Hertogenbosch het hoogst (66%). Tilburg scoort met 33% ook laag op deze voorraad.
15
Eindhoven scoort het hoogst op kennis (71%) en Helmond het laagst (35%). Tilburg scoort hier op de derde plaats (59%). Bij kunst en cultuur scoort ’s-Hertogenbosch met 56% het hoogst en Eindhoven met 26% het laagst. Tilburg staat bij de gehanteerde meetmethode voor kunst en cultuur op de één na laagste plaats (31%). Dit vormt een contrast met het beeld in de balansstudie waar kunst en cultuur juist als een hoog scorende voorraad uit de bus kwam. Oorzaken van het verschil zijn dat voor Tilburg belangrijke indicatoren zoals de participatie bij de faciliteiten, landelijk niet worden gemeten en dat Tilburg zichzelf soepeler normen oplegt dan passend werd gevonden voor de landelijke benchmark. Ook hierop wordt in hoofdstuk 4 terug gekomen. Overigens scoort onder de Brabantse vijf Tilburg als laagste bij de voorraad hinder en calamiteiten (39%), tegen bijvoorbeeld Breda (62%) en Helmond (59%). Deze uitkomsten zijn verrassend omdat deze relatief lage scores van Tilburg in Brabant voor de voorraden bodem en grondwater, kunst en cultuur, en hinder en calamiteiten niet in de balansstudie naar voren kwamen. In hoofdstuk 4 worden deze resultaten verder op indicatorniveau uitgediept. Er zijn ook voorraden waar Tilburg het relatief goed doet in Brabant. Bij twee voorraden scoort Tilburg onder de Brabantse vijf als beste: energie en klimaat, en ruimtelijke vestigingsvoorwaarden. Energie en klimaat scoorde een aantal jaren geleden in Tilburg ook al hoog. De ruimtelijke vestigingsvoorwaarden zijn in Tilburg verbeterd, ook volgens de benchmarkstudie. Wel moet hierbij worden aangetekend dat op indicator niveau blijkt dat de effecten van de crisis in de vorm van meer beschikbaar bedrijfsterrein en meer beschikbare kantoorruimte een wat vertekend beeld kunnen geven. Immers de normering is erop gebaseerd dat meer aanbod positief is, terwijl in tijden van crisis een groeiend aanbod niet alleen als positief maar ook als leegstand is te karakteriseren. In de toekomst zal de normering hierop moeten worden aangepast.
3.3
Tilburg en de andere tien grootste Nederlandse steden Scoorde Tilburg te midden van de Brabantse 5 steden op de 4e plaats, te midden van de 11 grootste Nederlandse steden scoort Tilburg op de 9e plaats. Nijmegen scoort het hoogst (51%) en Rotterdam het laagst (42%) (zie tabel 3.1).
16
Synthese rapport
Tabel 3.1 Duurzaamheidscores van Tilburg vergeleken met de 10 grootste gemeente in Nederland
Stad
Ecologisch kapitaal
Sociaal-cultureel kapitaal
Economisch kapitaal
1
Nijmegen
51 Almere
64 Breda
49 Groningen
62
2
Almere
51 Nijmegen
55 Amsterdam
47 Utrecht
57
3
Groningen
51 Enschede
51 Nijmegen
46 Amsterdam
55
4
Breda
49 Breda
49 Groningen
44 Nijmegen
53
5
Amsterdam
48 Eindhoven
48 Tilburg
42 Eindhoven
51
6
Utrecht
47 Groningen
47 Utrecht
42 Almere
49
7
Eindhoen
47 ‘s-Gravenhage
46 Eindhoven
42 Rotterdam
49
8
Enschede
45 Tilburg
45 Enschede
41 Tilburg
48
9
Tilburg
45 Utrecht
42 Almere
40 Breda
48
10 ‘s-Gravenhage
44 Amsterdam
41 ‘s-Gravenhage
40 Enschede
45
11 Rotterdam
42 Rotterdam
40 Rotterdam
36 ‘s-Gravenhage
45
47
48
43
51
Gemiddeld
De score van het sociaal-cultureel kapitaal van Tilburg komt dicht bij het landelijke gemiddelde van de grote steden, de score van beide andere kapitalen blijft achter bij het gemiddelde. Bij het sociaal-cultureel kapitaal scoort Tilburg bij de beste drie op het gebied van participatie en woonomgeving en bij de laagst scorende drie op het gebied van gezondheid en (lager en middelbaar) onderwijs. Bij het ecologisch kapitaal is er geen voorraad waarbij Tilburg bij de beste drie hoort. Tilburg scoort bij de laagste drie bij bodem en grondwater, en bij oppervlaktewater. Bij het economisch kapitaal scoort Tilburg bij de beste drie op ruimtelijke vestigingsvoorwaarden en nergens bij de laagste drie. Te midden van de 11 onderzochte grote steden behoort Tilburg tot de top vier bij de voorraden lucht, energie en klimaat, participatie, veiligheid, woonomgeving en ruimtelijke vestigingsvoorwaarden. Tilburg onderscheidt zich binnen deze groep benchmarksteden positief als klimaatinnoverende stad, die aantrekkelijk is voor nieuwe bedrijfsvestigingen en met een prettige woonomgeving. Tilburg heeft verder te maken met een aantal grootstedelijke uitdagingen. Hiertoe behoren onder meer problemen die zijn verbonden met de voorraden sociale samenhang, economische structuur en onderwijs. De voorraad sociale samenhang gaat over de verbondenheid en solidariteit binnen de gemeente. Dat wordt gemeten door de indicatoren sociale cohesie, arme huishoudens en vrijwilligers. Sociale samenhang kan soms verward worden
17
met participatie. Participatie staat echter meer voor de mate waarin mensen deelnemen aan het sociaal-economische leven en interesse tonen in het bestuur. Dit wordt gemeten door indicatoren zoals langdurige werkloosheid en opkomst bij verkiezingen. Uit deze vergelijking van de duurzaamheid van Tilburg met die in andere grote steden van Nederland komt Tilburg als een relatief laag scorende gemeente naar voren. Dit beeld geeft echter geen uitsluitsel over de relatieve prestaties van Tilburg als oude industriestad die nu eenmaal op bijvoorbeeld ecologisch gebied grotere duurzaamheidopgaven heeft dan een stad als bijvoorbeeld Almere waar men met een schone lei kon beginnen. Om daarover uitsluitsel te krijgen is een aparte analyse van oude industriesteden gemaakt. 3.4
Tilburg en de onderzochte 16 oude industriesteden Omdat Tilburg een verleden heeft als oude industriestad en de stad daar nog steeds de sporen van draagt, is Tilburg ook vergeleken met steden die een soortgelijk verleden hebben. Als groep is gekozen voor 16 andere industriesteden, waarvan in 1930 meer dan 30% van de beroepsbevolking in de industrie/mijnbouw werkzaam was. Scoorde Tilburg onder de Brabantse 5 steden op de 4e plaats, onder de 11 grootste Nederlandse steden op de 8e/9e plaats, binnen de groep van 17 oude industriesteden staat Tilburg in het midden op de 8e plaats. Dat is dus niet meer in de laagste regio van de groep. In figuur 3.2 zijn de scores van de 17 oude industriesteden vermeld en tevens de onderlinge verhoudingen van de drie kapitalen binnen de totaalscores. Het beste scoort Tilburg op het economisch kapitaal. Figuur 3 2 De duurzaamheidscore van Tilburg en andere oude industriesteden en de bijdragen van de drie samenstellende kapitalen in 2013
18
Synthese rapport
Aanvoerders in deze groep van oude industriesteden zijn Hengelo (54%), Veenendaal (51%) en Vlissingen (50%) en als laagste scoren Schiedam, Emmen en Sittard-Geleen (alle drie 41%). Tilburg weet zich uit zijn industriële verleden los te maken en is op weg om zich een nieuw profiel aan te meten. Tilburg doet het binnen de groep van de 17 oude industriesteden relatief goed bij de voorraden energie en klimaat (2e plaats na Rotterdam), arbeid (2e plaats na Eindhoven), ruimtelijke vestigingsvoorwaarden en de voorraad kennis (beide 3e plaats) en woonomgeving (4e plaats). De voorraden arbeid, kennis en woonomgeving kwamen ook in de balansstudie als hoogst scorend naar voren. Tilburg heeft een aantal duurzaamheidvoorraden waarop het binnen de groep van oude industriesteden relatief laag scoort en waarvoor het in beginsel zelf maatregelen kan treffen om tot verbetering te komen. De voorraden waarvoor dit geldt zijn: Kunst en cultuur Bodem en grondwater Hinder en calamiteiten Grond(afval)stoffen Onderwijs Oppervlaktewater Infrastructuur en bereikbaarheid. Van deze voorraden worden er twee ook als laag scorend gevonden in de balansstudie, te weten onderwijs, en oppervlaktewater. Door te werken aan met bovengenoemde voorraden verbonden problemen kan Tilburg de transitie vervolmaken van oude industriestad naar een innovatieve duurzaamheid stad waar bedrijven en burgers zich graag vestigen.
3.5
Wel en niet gedeelde uitkomsten uit beide studies Samenvattend zullen in deze paragraaf de uitkomsten uit beide studies onderling worden vergeleken op voorraad niveau.
3.5.1
Voorraden met de grootste afstand tot de doelen
In de balansstudie kwamen als voorraden met de grootste afstand tot de doelen naar voren sociale en economische participatie (33%), politieke participatie (39%), veiligheid (39%) en (basis en voortgezet) onderwijs (40%), die allen tot het sociaal-cultureel kapitaal behoren. Bij het ecologisch kapitaal was dit het geval bij de voorraad oppervlaktewater (36%). Bij het economisch kapitaal waren er geen voorraden die erg ver (minder dan 40% bereiken) van hun duurzaamheiddoel scoorden.
19
In de benchmarkstudie was het beeld anders. Voorraden van het sociaal-cultureel kapitaal van Tilburg die nog een grote afstand tot hun duurzaamheiddoel scoren zijn sociale samenhang (29%) en kunst en cultuur (31%). Voor het ecologisch kapitaal komen naar voren bodem en grondwater (33%), hinder en calamiteiten (39%) en grond(afval)stoffen (40%). Bij het economisch kapitaal scoort de voorraad economische structuur (39%) laag. De voorraden die laag scoren in de balans komen niet rechtstreeks bij de benchmarkstudie naar voren. Deze verschillen in uitkomsten zijn voor een groot deel te wijten aan de in hoofdstuk 2 genoemde verschillen in opzet van beide studies. Sommige voorraden zijn anders gedefinieerd (bijvoorbeeld de voorraad lucht en geluid uit de balans komt niet terug in de benchmarkstudie waarbij geluid is ondergebracht bij de voorraad hinder en calamiteiten, etc.). En wanneer de naamgeving van de voorraden een zelfde lading van de onderliggende indicatoren doet vermoeden is dit in de werkelijkheid soms niet het geval. Ook worden bij de benchmarkstudie andere normen dan bij de balansstudie gehanteerd. Dat betekent dat de uitkomsten van elke studie op zich moeten worden beoordeeld en dat het trekken van conclusies moet wachten tot ook de achterliggende indicatoren bij de analyse zijn betrokken. Dat zal in de volgende hoofdstukken gebeuren. Overigens scoren in de balansstudie de voorraden grond(afval)stoffen (41%) en economische structuur (42%) voor Tilburg, net als in de benchmarkstudie, relatief laag. Wel kan hier de uitkomst van de voorraadscores voor Tilburg nog in het perspectief van de benchmarkgroep worden geplaatst. De laag scorende voorraden van Tilburg in de benchmarkstudie zijn in sommige gevallen normaal in de groep van oude industriesteden of grootste steden. Waar dit niet het geval is, lijkt er een specifieke uitdaging voor Tilburg te liggen. Deze achtergrond wordt voor elk van de laag scorende voorraden hieronder nagegaan.
Sociale samenhang
Met de lage score voor sociale samenhang (29%) doet Tilburg het met een 13e plaats onder de oude industriesteden relatief slecht. Overigens scoort Tilburg de 6e plaats onder de 11 grote steden, wat indiceert dat dit een typisch grote steden probleem is. Nog niet gepubliceerde studieresultaten van Telos geven aanwijzingen dat deze voorraad een belangrijke aanjager is van hoge duurzaamheidscores van andere voorraden en daarmee speciale aandacht verdient. Bij de aanbevelingen wordt hierop terug gekomen.
Kunst en cultuur
De lage score voor kunst en cultuur (31%) valt ook op in de groep van 17 oude industriesteden waar Tilburg de 11e plaats inneemt.
Bodem en grondwater
De lage score voor bodem en grondwater (33%) maakt dat Tilburg de ĂŠĂŠn na laagste plaats bezet van de oude industriesteden en ook van de 11 grootste steden. Dit roept de vraag op of Tilburg niet te lage ambities voor zichzelf heeft geformuleerd.
20
Synthese rapport
Hinder en calamiteiten
Met de lage score voor hinder en calamiteiten (39%) valt Tilburg ook wat uit de toon in de groep oude industriegemeenten (12e plaats) en de grootste gemeenten (8e plaats).
Grond(afval)stoffen
Een zelfde bevinding geldt voor de lage score voor grond(afval)stoffen (40%) waarbij Tilburg onder de oude industriesteden de 13e plaats, maar bij de grootste steden de 6e plaats, inneemt. Ook hier lijkt een grote steden probleem aan de orde te zijn.
Economische structuur
Bij het economisch kapitaal scoort in de benchmarkstudie de voorraad economische structuur laag (39%), waarmee Tilburg onder de oude industriesteden een 13e en de grootste steden een 7e plaats inneemt. Hierin ligt echter geen indicatie dat Tilburg het relatief slecht zou doen en zich op extra maatregelen zou moeten bezinnen daar een grote groep andere steden even laag scoort. Per saldo kunnen als specifieke voorraden waarop Tilburg, na vergelijking met benchmarksteden, laag scoort worden aangewezen: sociale samenhang kunst en cultuur bodem en grondwater hinder en calamiteiten. Mogelijk moet daartoe ook de voorraad grond(afval)stoffen worden gerekend, al lijkt dit mede een probleem bij andere grote steden. 3.5.2
Voorraden met de kleinste afstand tot de doelen
Er zijn ook voorraden waarbij Tilburg relatief hoog scoort. In de balansstudie zijn dit kennis (65%), wonen en woonomgeving (57%), kunst en cultuur (55%), gezondheid (54%) en arbeid (51%). Eerder is geconcludeerd dat in deze hoger scorende voorraden elementen lijken te liggen van de identiteit van de stad. Of dat ook werkelijk zo is, moest blijken uit de resultaten van de benchmarkstudie. Nu is het moment gekomen om deze analyse op voorraadniveau te maken. In de benchmarkstudie zijn de hoogst scorende voorraden voor Tilburg energie en klimaat (64%, 2e plaats onder de oude industriesteden na Rotterdam), kennis (59%, 3e plaats na Eindhoven en Rotterdam), woonomgeving (58%, 4e plaats na Hengelo, Oss en Veenendaal), ruimtelijke vestigingsvoorwaarden (57%, 3e plaats na Vlissingen en Emmen). En al scoort Tilburg op arbeid niet hoog (42%) het neemt daarmee wel de 2e plaats in onder de oude industriesteden. Kennelijk is dit een probleem waar alle steden mee worstelen. Een groot deel van de hoge score op energie en klimaat wordt verklaard omdat Tilburg stadsverwarming heeft en de meeste oude industriesteden niet. Slechts vier steden, waaronder Tilburg, scoren hierop. Ook bij de indicator windenergie
21
scoren maar weinig gemeenten terwijl Tilburg hier 75% scoort. Op de indicator gasverbruik huishoudens wordt door Tilburg iets bovengemiddeld gescoord en op de overige indicatoren scoort Tilburg gemiddeld. Tilburg scoort goed op de voorraad kennis. De indicator high en medium tech werkgelegenheid scoort beneden het gemiddelde, maar bij de andere indicatoren behoort Tilburg tot de top drie. Bij de indicator creatieve industrie scoort Tilburg het hoogst van alle oude industriesteden. Binnen de voorraad woonomgeving scoort Tilburg bovengemiddeld op de indicatoren woningtekort, tevredenheid winkels, en het verhuissaldo. Ook de WOZwaarde scoort bij Tilburg bovengemiddeld in de groep oude industriesteden. De andere indicatoren in deze voorraad zijn voor Tilburg gemiddeld. Bij de voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden scoort Tilburg het best van alle oude industriesteden op de indicator voorraad bedrijventerreinen. Ook bij de indicator leegstand kantoorruimte scoort Tilburg als ĂŠĂŠn na hoogste. Bij vergelijking van de balans- en de benchmarkstudie blijkt dat in beide studies kennis en woonomgeving als sterke punten van Tilburg naar voren komen. Zoals opgemerkt springt ook arbeid er uit. Echter kan het vermoeden op basis van de balansstudie dat Tilburg ook sterke troeven heeft met de voorraden kunst en cultuur, en gezondheid door de benchmarkstudie niet worden bevestigd. Daarin komt ook naar voren dat Tilburg hoog scoort op energie en klimaat, en ruimtelijke vestigingsvoorwaarden. Voor het begrijpen van de oorzaken van deze uitkomsten moet op het lagere niveau van de indicatoren worden gekeken. Alvorens dit te doen zal nader worden stilgestaan bij verschillen in de datasets voor beide studies, omdat verklaringen voor verschillen deels hierin kunnen liggen.
22
Aer Lingus partners with AeroCat for environmental friendly and light trolley concept Tuesday, 05 April 2011 15:25
3.1.1 Aerocat partners with Aer Lingus
Today Aer Lingus and the EAZYway team have signed a Letter of Intent for an operational lease for approximately 3000 AeroCat Atlas trolleys. AeroCat, together with Econocom and Zetes, developed their airline catering innovation concept named ‘TheEAZYway’ including full polymer, RFID equipped catering trolleys, RFID infrastructure & software and its finance.
The business of AeroCat – powered by the international market leaders Solvay, Bemis, Zetes, Econocom and the gategroup – focus on the optimization and innovation of the airline catering process and taking better care for the environment. AeroCat’s CEO Theo Alsemgeest says “We fully agree with our market competitors that our customers are in favor of composite or full polymer trolleys if we could offer those in a more attractive economic way. That’s why we created our EAZYway concept, offering a full operational catering lease concept at a cost level even more attractive than buying a low priced lightweight aluminum trolley. That’s our vision on catering innovation & customer convenience: A greener and optimized catering operation without additional investments”
Aidan Power, Director of Catering in flight services of Aer Lingus says “Aer Lingus has worked closely with AeroCat and the EAZYway team over the last few months to build and refine a product and package that works for all our internal stakeholders. The environmental story surrounding this breakthrough in the design and manufacture of this galley equipment is compelling and is something that EI is keen to be involved with. We foresee, on the horizon, a significant change with regard to the overall concept behind aircraft
1/4
Aer Lingus partners with AeroCat for environmental friendly and light trolley concept Tuesday, 05 April 2011 15:25
galley design and believe that the flexible lease model we are working towards with the EAZYway team will enable us to plan ahead and keep our options open in this regard. Aer Lingus looks forward to using the AeroCat lightweight carts onboard our fleet”.
During the last months Aer Lingus and the EAZYway team have worked closely together to understand the benefits to implement the concept. Theo Alsemgeest, CEO of AeroCat says: “Added value of concepts will only be valued if those values are recognized. It was great to work with Aer Lingus and to understand how the concept values could work for them. The innovative mindset of the Aer Lingus organization was impressive. Aer Lingus is showing leadership and environmental responsibility and we are honored to assist them”.
Please visit for more info on the AIX expo at booth 5F45
About Aer Lingus Aer Lingus is a leading low-cost, low-fares Irish airline primarily providing passenger transportation services. Founded by the Irish Government in 1936, Aer Lingus will celebrate its 75th anniversary on 27th May 2011. Aer Lingus operates a single economy class service on its short-haul network, comprising services from Dublin, Cork, Shannon, Belfast and Gatwick to destinations in the United Kingdom and Continental Europe. The Company operates a two-class service on its long-haul network, comprising services from Shannon and Dublin, covering 5 destinations in the United States. Aer Lingus also provides cargo transportation services on its passenger aircraft, primarily on its long-haul routes, as well as a range of ancillary services to its passengers. Aer Lingus operates a fleet of A320, A321 and A330 aircraft. Aer Lingus' business model is
2/4
Aer Lingus partners with AeroCat for environmental friendly and light trolley concept Tuesday, 05 April 2011 15:25
centred on maintaining low unit cost, offering one way fares, maintaining effective fleet utilisation and developing the Aer Lingus brand. Consistent with this model, Aer Lingus' primary distribution channel is its website aerlingus.com. In 2010, approximately 81% of total passenger revenue was generated through aerlingus.com. Info: www.aerlingus.com
About Econocom Established in 17 countries with 3,700 employees, Econocom is Europe’s leading independent provider of business-to-business IT and telecoms infrastructure management services. In 2010 Econocom Group posted consolidated revenue of € 1,021 million. It’s services include consultancy, procurement, financing and a complete range of IT outsourcing services. The Econocom Group share has been listed on the Euronext NYSE in Brussels since 1986. Info: www.econocom.com
About AeroCat AeroCat B.V. Tilburg, the Netherlands (founded in 2007) together with its founding partners, advanced polymer solutions provider Promolding, Ypenburg, the Netherlands and EASA certified design & production authority AIS-International, Tilburg, the Netherlands, designed a patented and ETSO certified catering trolley made almost entirely of injection-molded and extruded plastic. The company partnered with Solvay Advanced Polymers, Alpharetta, Georgia, US; plastics processor Bemis Manufacturing Co., Sheboygan Falls, Wisconsin US; European market leader on RFID technology Zetes Industries, Brussels, Belgium; leading European financial solutions provider Econocom, Brussels, Belgium and the independent market leader for airline catering solutions the gategroup, Zurich, Switzerland. Info : www.aerocat.nl
About Zetes Industries (Euronext Brussels: ZTS) is a leading pan-European company in the value-added solutions and services industry
3/4
Aer Lingus partners with AeroCat for environmental friendly and light trolley concept Tuesday, 05 April 2011 15:25
for Automatic Identification of Goods and People (Goods ID and People ID). Zetes uses both emerging and mature technologies (barcode, voice recognition, RFID, smartcards, biometrics), and develops Solution Architecture Frameworks to optimize the business performance of many customers in many market segments: manufacturing, transportation, logistics, retail, healthcare, finance, telecommunication, government and public services. The Zetes group has its headquarters in Brussels, with subsidiaries in Belgium, CĂ´te d'Ivoire, Denmark, Germany, Greece, France, Ireland, Israel, Italy, the Netherlands, Portugal, Spain, Switzerland and the UK . Zetes currently employs about 900 employees and generated consolidated revenues of â&#x201A;Ź216.7 million in 2010. Info: www.zetes.com
4/4
3.1.2. Persbericht Tesla Motors naar Tilburg
TESLA MOTORS OPENT ASSEMBLAGEFABRIEK IN TILBURG Nieuwe Europese assemblagefabriek in Tilburg toneel voor eerste afleveringen Model S aan Nederlandse klanten TILBURG–22 augustus 2013 Nu de leveringen van Model S in Europa zijn gestart, opent Tesla Motors vandaag een assemblagefabriek en distributiecentrum voor Europa in Tilburg. Bert Pauli, gedeputeerde van de provincie Brabant en Erik de Ridder, wethouder economische zaken van de gemeente Tilburg verzorgden samen met Bryan Batista, de Europese Sales Director van Tesla Motors, de openingsceremonie. In de Tilburgse assemblagefabriek vindt de eindassemblage van de Model S plaats en de locatie fungeert tevens als centrum voor de Europese distributie van Model S en van onderdelen. Daarnaast dient deze locatie ook als servicecentrum voor heel Europa. De nieuw geopende assemblagefabriek vormde vandaag ook het toneel van de eerste afleveringen van Model S aan Nederlandse klanten. Met een oppervlakte van 18.900 m2 is deze state-of-the-art assemblagefabriek uitstekend geschikt voor de opslag en distributie van de auto's die vanuit de Verenigde Staten worden verscheept. Na de oversteek per schip komen de auto's aan in de assemblagefabriek in Tilburg waar de eindassemblage plaatsvindt voordat de auto’s worden getransporteerd naar de eindbestemmingen in Europa. Door de centrale ligging van Tilburg kunnen deze werkzaamheden snel, efficiënt en economisch rendabel worden gedaan. Onderdelen kunnen overal in Europa binnen 12 uur aangeleverd worden. Tilburg is een ideale locatie gezien de directe nabijheid van de havens van Rotterdam en de hoogwaardige infrastructuur. Een modern netwerk van spoor, wegen en binnenvaart zorgt voor uitstekende verbindingen tussen Tilburg en de rest van Europa. Wethouder Erik de Ridder (economie): "De komst van Tesla naar Tilburg maakt mij trots. Dankzij de inspanningen van vele partijen, niet in de laatste plaats de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij, halen wij een van de innovatiefste bedrijven ter wereld naar onze stad. Tesla kiest onder andere voor Tilburg vanwege de centrale ligging in Europa en de uitstekende infrastructuur. Met de komst van de Amerikaanse elektrische autofabrikant worden tientallen hoogwaardige arbeidsplaatsen gecreëerd.” De eerste Europese Model S werd eerder deze maand onder grote belangstelling in Noorwegen afgeleverd. Vandaag zijn een aantal Nederlandse, Belgische, Franse en Duitse klanten aan de beurt om in de nieuwe vestiging in Tilburg hun auto in ontvangst te nemen. Marcel Wester kreeg zijn auto geleverd via Athlon Car Lease, de leasing partner van Tesla: ‘Ik ben een autoliefhebber en ik kijk enorm uit naar het maken van de eerste rit in mijn nieuwe Tesla Model S, als een van de allereerste klanten van Nederland. Het is een unieke ervaring. Met name de combinatie van het mooie uiterlijk, het fijne gebruik en het duurzame karakter spreken mij aan. Ik heb de bestelling bij Athlon Car Lease al een tijd geleden geplaatst, maar dit was het wachten zeker waard!”
Bryan Batista van Tesla Motors, zei: “Het is spannend om te zien hoe de eerste auto's in Europa aankomen en door hun trotse eigenaren met enthousiasme in ontvangst worden genomen. Deze locatie is erg belangrijk voor Tesla’s activiteiten in Europa, die de komende maanden zullen groeien met de opening van 15 nieuwe stores en servicecenters.” OVER TESLA Tesla Motors' (NASDAQ: TSLA) doel is om de transitie naar elektrische mobiliteit op wereldwijde schaal te versnellen en het bedrijf ontwikkelt daartoe een hele reeks, steeds betaalbaardere elektrische auto's. Tesla zetelt in Californië en ontwikkelt en produceert elektrisch aangedreven auto's, maar ook onderdelen voor elektrische aandrijflijnen voor partners als Toyota en Daimler. Tesla heeft inmiddels meer dan 15.000 elektrische auto’s verkocht en afgeleverd aan klanten in 31 landen. De levering van de Model S in Europa is deze zomer gestart. Over Model S Model S is 's werelds eerste topklasse sedan die vanaf de basis als elektrische auto is gebouwd, met zorg ontworpen en ontwikkeld om het publiek te laten zien hoe anders een auto kan zijn. De basis wordt gevormd door de bekende en bewezen Tesla aandrijflijn, die enorm veel rijplezier en een ongekende grote actieradius biedt. Met een stijve structuur, een ideale gewichtsverdeling (bij 50/50) en een laag zwaartepunt biedt de Model S rijeigenschappen die je eerder zou verwachten van een volwaardige sportauto en dat in combinatie met het comfort van een topklasse sedan. Model S is leverbaar met een batterijpakket van 60 kWh en van 85 kWh, dat zorgt voor een ongekende actieradius tot wel 500 km (volgens de NEDC-cyclus) voor de 85 kWh versie. Beide batterijen zijn in dezelfde behuizing ondergebracht en op dezelfde wijze ingebouwd, hetgeen structurele, aerodynamische, praktische en economische voordelen biedt. Er wordt gebruikt gemaakt van lithium-ion cellen die speciale manier zijn samengevoegd voor een grote energiedichtheid, een betere koeling en een optimale veiligheid. Het interieur van Model S is bijzonder ruim dankzij het ontbreken van de conventionele verbrandingsmotor en de cardantunnel en bovendien is er een extra bagageruimte onder de voorklep. In het interieur valt het 17 inch grote kleurenscherm met internetfuncties direct op. ### PERSCONTACT Paula den Dunnen: pdendunnen@teslamotors.com , +31 6 1001 86 34 PERSFOTO'S https://teslamotors.box.com/s/al4yg5ms10nifvay1ir2 password: tesla1press PERSLINKS www.teslamotors.com
Dementie
Page 1 of 2
De websites van Wegener Media maken gebruik van cookies. Wat betekent dit voor u?Info Deze melding verbergen
Landelijke proeftuin dementie in regio Tilburg Geplaatst op20 november 2013; Laatste update20 november, 17:03; TILBURG - Regio Midden-Brabant gaat de komende twee jaar als landelijke proeftuin dienen voor de zorgverlening aan dementerenden. Nieuwe producten en diensten om de zorg voor mensen met dementie te verbeteren, zullen in Tilburg en omgeving worden uitgetest. Als in de praktijk blijkt dat innovatieve toepassingen werken, kunnen ze ook elders worden ingezet. Met het oog op de ingrijpende Staatssecretaris Van Rijn hervormingen van de onbetaalbaar wordende zorg wil staatssecretaris Van Rijn door het hele land tien proeftuinen realiseren op verschillende terreinen. Zo wordt in Oost-Nederland gekeken naar vernieuwing van de thuiszorg. Voor de tien projecten is geld beschikbaar maar Van Rijn, woensdag spreker op een congres aan de universiteit, had nog geen gesloten couvert bij zich voor de jarige (65!) burgemeester Noordanus. "Ik zie het Tilburgse voorstel met belangstelling tegemoet", zei Van Rijn met een diplomatieke glimlach. Brabants Dagblad 2013, op dit artikel rust copyright.
Meest gelezen 1. 2. 3. 4. 5.
Roy Donders presenteert eigen huispakkenlijn Michael van Gerwen verslaat Phil Taylor in finale (video) Amateurvoetbal zondag 1 december Politie onderzoekt toedracht dode man Tilburg Stroomstoring Koolhoven om 2.05 uur opgelost
http://www.bd.nl/regio/tilburg-en-omgeving/tilburg/landelijke-proeftuin-dementie-in-r... 2-12-2013
Colofon Deze inzending kwam tot stand in opdracht van de gemeente Tilburg.
De projectgroep stond onder leiding van Frank Boss, eigenaar/consultant Boss Management Consultants bv.
Leden van de projectgroep namens de gemeente Tilburg: Silvia Pauly, strateeg van de gemeente en Emile Kuppens, strateeg economisch vestigingsklimaat.