Bestemmingsplan Defensie-eiland Woerden Gemeente Woerden Bijlagenboek
Bestemmingsplan Defensie-eiland Woerden Gemeente Woerden Bijlagenboek
Rapportnummer:
211X04759. 064345_2
Datum:
5 oktober 2011
Contactpersoon opdrachtgever: De Wasserij CV Projectteam BRO:
Gineke Schalken, Grietje Pepping
Concept:
28 september 2011
Voorontwerp:
5 oktober 2011
Ontwerp: Vaststelling: Bron foto kaft:
Hollandse Hoogte (4)
Beknopte inhoud:
-
BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401 E info@bro.nl
Inhoudsopgave Bijlagenboek Bijlage 1: Nota van Uitgangspunten (BRO, 2011) Bijlage 2: Bomeninventarisatie (2007) Bijlage 3: Verkeersgeneratie (BRO, 2011) Bijlage 4: Saneringsplan fase 1 ( Sita Remediation BV, 2010) Bijlage 5: Saneringsplan fase 2 (Sita Remediation BV 2011) Bijlage 6: Quick scan flora en fauna (Bureau Viridis 2007) Bijlage 7: Oplegnotitie flora en fauna (BRO, 2011) Bijlage 8: Tussentijdse memo flora en fauna (Staro, 2011) Bijlage 9: Archeologie veldonderzoek (SOB Researc, 2007) Bijlage 10: Bouwhistorische verkenning (dhr. Van der Meule, 2001) Bijlage 11: Akoestisch onderzoek (Cauberg Huygen, 2009)
Bijlage 1: Nota van Uitgangspunten (BRO, 2011)
Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Defensie-eiland Woerden Gemeente Woerden
Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Defensie-eiland Woerden Gemeente Woerden
Rapportnummer:
211X04759.065264_1_8
Datum:
08 september 2011
Opdrachtgever:
De Wasserij CV de heer J. van Lier
Projectteam BRO:
Gineke Schalken, Grietje Pepping
Concept:
7 april 2011 21 april 2011 16 mei 2011
Vaststelling: Trefwoorden:
Nota van Uitgangspunten, Bestemmingsplan, Defensie-eiland Woerden.
Bron foto kaft:
Hollandse hoogte (4)
Beknopte inhoud:
-
BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 1.3 Huidige juridische status plangebied
3 3 3 5
2. RUIMTELIJKE UITGANGSPUNTEN
7
3. UITGANGSPUNTEN MILIEU 3.1 Bodem 3.2 Bedrijven en milieuzonering 3.3 Geluid 3.4 Externe veiligheid 3.5 Kabels en leidingen 3.6 Luchtkwaliteit
9 9 10 10 10 11 11
4. UITGANGSPUNTEN WAARDEN 4.1 Flora en fauna 4.2 Waterhuishouding 4.3 Archeologische waarden 4.4 Cultuurhistorische waarden
13 13 14 14 16
5. JURIDISCHE VERTALING 5.1 Inleiding 5.2 Systematiek
17 17 17
6. ECONOMISCHE UITGANGSPUNTEN
21
7. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 7.1 Inleiding 7.2 Inspraak 7.3 Overleg
23 23 23 23
Inhoudsopgave
1
BIJLAGEN Bijlage 1: Parkeernormen Bijlage 2: Spelregelkaart
Fig. 1. Globale begrenzing van het bestemmingsplangebied
2
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding en doel Het voormalige defensie-eiland aan de Wilhelminaweg 146 te Woerden zal worden herontwikkeld. Doel is om het voormalige militaire terrein te herontwikkelen tot een hoogwaardig deel van de binnenstad van Woerden met het hoofdaccent op wonen. In totaal worden circa 240 woningen en circa 400 – 800 m² aan culturele voorzieningen gerealiseerd. Om de herontwikkeling en de sanering van het ‘Defensie-eiland’ te realiseren, is door de gemeente Woerden een aanbestedingsprocedure gevolgd. Deze procedure is winnend afgesloten door de combinatie van Blauwhoed en VORM Ontwikkeling. Deze partijen hebben ‘De Wasserij CV’ opgericht, de entiteit die het ‘Defensieeiland’ gaat herontwikkelen. De herontwikkeling van het defensie-eiland is op basis van het vigerend bestemmingsplan ‘Binnenstad 1978’ niet mogelijk. Om de herontwikkeling mogelijk te maken zal het vigerend bestemmingsplan worden herzien. In de voorliggende nota worden de belangrijkste uitgangspunten geformuleerd die gehanteerd worden bij het opstellen van het bestemmingsplan ‘Defensie-eiland Woerden’.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied is gelegen in de Singel van Woerden, ten zuiden van het stadscentrum en nabij het spoor. De exacte begrenzing van het plangebied voor het bestemmingsplan wordt bepaald door de omliggende bestemmingsplannen ‘Woerden Binnenstad’ en ‘Honthorst’. De grenzen van deze bestemmingsplannen vormen namelijk de begrenzing van onderhavig plangebied, met uitzondering van de nieuwe ontsluitingen van het plangebied. Deze ontsluitingen ofwel bruggen zijn op basis van het vigerend bestemmingsplan niet mogelijk. Het bestaande kasteel ligt in het plangebied van het bestemmingsplan ‘Woerden Binnenstad’ en wordt derhalve niet meegenomen in het onderhavig bestemmingsplan. Dit betekent dat de plangrens strak rondom het eiland komt te liggen, met uitzondering van de nieuwe ontsluitingen, bebouwing die deels boven het water zijn gesitueerd en de inrichting van de ruimte rondom het kasteel (zie figuur 1). De bebouwing die over het water is gesitueerd, 'hangt' in feite over het water zodat kade ( het rijksmonument) zichtbaar is. De ligging van de ont-
Hoofdstuk 1
3
sluitingen en bebouwingsdelen over het water worden gebaseerd op de kaart, zoals weergegeven in figuur 2.
Fig. 2. Globale ligging ontsluitingen en overbouwingen
4
Hoofdstuk 1
1.3 Huidige juridische status plangebied Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan ‘Binnenstad 1978’, vastgesteld door de gemeenteraad van Woerden op 29 juni 1978 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18 december 1979. Voor het plangebied zijn onderstaande bestemmingen van toepassing: • Militaire doeleinden (MD); • Openbaar groen, plantsoen of berm; • Haven; • Bijzondere doeleinden kasteel (BDKA); • Erf (E).
Fig. 3. Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan
Hoofdstuk 1
5
Fig. 4. Spelregelkaart voor het bestemmingsplan
6
Hoofdstuk 1
2.
RUIMTELIJKE UITGANGSPUNTEN
De Spelregelkaart van 8 september 2011 zal als uitgangssituatie dienen voor het bestemmingsplan (zie figuur 4). Daarnaast dient voldaan te worden aan de parkeernormen. De parkeernormen zullen indirect het maximum aantal wooneenheden bepalen. Wanneer het bestemmingsplan meer wooneenheden toelaat dan de parkeernorm, is de parkeernorm (zie bijlage) leidend en kaderstellend in het maximum aantal wooneenheden. Het stedenbouwkundige plan geeft een impressie van de mogelijke situering van de woningen/ appartementen en een invulling van het openbare gebied. De invulling van het bouwvlak in het zuidelijk deel van het plangebied is nog niet concreet. Hiervoor zal in het bestemmingsplan een zekere flexibiliteit gehanteerd worden (zie verdere info voor de juridische vertaling in hoofdstuk 5).
Hoofdstuk 2
7
8
Hoofdstuk 2
3.
UITGANGSPUNTEN MILIEU
Bij de afweging van het al dan niet toelaten van ruimtelijke functies dient te worden onderzocht welke milieuhygiënische aspecten daarbij een rol spelen. In deze paragraaf wordt achtereenvolgens ingegaan op de bodemkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, geluid, externe veiligheid, kabels en leidingen, luchtkwaliteit.
3.1 Bodem In het kader van de bestemmingsplanprocedure vormt de bodemkwaliteit bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. In het verleden zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd voor het plangebied. Het Defensie-eiland heeft jarenlang gediend voor militaire doeleinden. Door gebruik van ondergrondse opslagtanks en chloorhoudende oplosmiddelen voor de chemische wasserijen is bodemverontreiniging ontstaan. Sanering wordt noodzakelijk geacht, zodat: • de verontreinigde bodem in ieder geval geschikt gemaakt wordt voor de gebruiksfunctie; • het risico van verspreiding van de verontreiniging zoveel mogelijk beperkt wordt; • de nazorg en gebruiksbeperkingen zoveel mogelijk beperkt wordt. Voor de saneringswerkzaamheden is een werkgroep Sanering Defensie-eiland 1 Woerden ingesteld . De sanering is opgedeeld in vier fasen, namelijk: 1. sanering bovengrond (immobiele verontreinigingen en verontreinigingen minerale olie); 2. sanering werkgebieden (tot 20 m-mv) mobiele verontreinigingen met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl). Voorafgaande aan de sanering van deze werkgebieden wordt ter plaatse eerst een pilot sanering uitgevoerd; 3. sanering verontreinigingspluim diepere grondwater met VOCl en benzeen op en ten noordwesten van het Defensie-eiland; 4. sanering verontreinigingspluim diepere grondwater met VOCl ter hoogte van het NS-station Woerden. De sanering van fase 1 en 2 worden onder verantwoordelijkheid van De Wasserij CV uitgevoerd en fase 3 en 4 onder verantwoordelijkheid van de gemeente Woerden. In het bestemmingsplan worden de conclusies van de diverse bodemonderzoeken opgenomen, waaruit blijkt dat de bodem geschikt wordt gemaakt voor de voorgenomen ontwikkeling. 1
Deze werkgroep bestaat uit de gemeente Woerden, Provincie Utrecht, Milieudienst Noord-West Utrecht, De Wasserij CV, Sita Remediation BV en MWH BV.
Hoofdstuk 3
9
3.2 Bedrijven en milieuzonering Er gelden bepaalde afstandzones die aangehouden moeten worden tussen bedrijven/voorzieningen en gevoelige gebouwen, zoals woningen. Op basis van de VNGbrochure ‘Bedrijven en Milieuzoneringen 2009’ zal een beoordeling plaatsvinden ten aanzien van de hinderzones van bedrijven en voorzieningen in het plangebied en in de omgeving van het plangebied.
3.3 Geluid In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van weg- en railverkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is reeds een akoestisch onderzoek 2 uitgevoerd (september 2009) . Het stedenbouwkundig plan is in de tussentijd op enkele punten gewijzigd (ligging van de gevels). Het akoestisch onderzoek zal daarom in het kader van de bestemmingsplanprocedure geactualiseerd worden. Daarnaast zijn de gehanteerde verkeersgegevens in het onderzoek uit 2009 gedateerd. Tot slot dient bij een akoestisch onderzoek de situatie 10 jaar na realisatie berekend te worden. Dit zal op zijn vroegst 2021 zijn, terwijl in het onderzoek wordt uitgegaan van 2020. Het akoestisch onderzoek zal plaatsvinden wanneer het ontwerp bestemmingsplan gereed is. Dit omdat dan de bouwvlakken op de verbeelding bekend zijn. De gemeente Woerden heeft aan De Wasserij CV aangegeven medewerking te verlenen aan het bijstellen c.q. aanpassen van haar geluidambities indien dat noodzakelijk mocht blijken, mits in de planuitwerking wordt voldaan aan de wettelijke geluideisen en normen.
3.4 Externe veiligheid Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het vigerende beleid is vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen. In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk, en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers; respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
2
1e Beoordeling verkeerslawaai Defensie-eiland te Woerden, Caubergh-Huygen september 2009.
10
Hoofdstuk 3
Aan de hand van de risicokaart van de provincie Utrecht zal onderzocht worden of er sprake is van belemmeringen. Op basis van een eerste inventarisatie is er sprake van een risicovolle inrichting in de nabijheid van het plangebied. Daarnaast vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor. Door de gemeente Woerden zal actuele informatie aangeleverd worden. Op basis van deze informatie zal blijken of nader onderzoek naar externe veiligheid noodzakelijk zal zijn. Daarnaast zal het document ‘Verantwoording groepsrisico vervoer van 3 gevaarlijke stoffen per spoor in Woerden’ als leidraad dienen.
3.5 Kabels en leidingen Door de gemeente Woerden is aangegeven dat in het plangebied geen hoofdtransportleidingen aanwezig zijn.
3.6 Luchtkwaliteit De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer. Er is een algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld. Het begrip ‘niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde 2 voor NO en PM10. Indien aannemelijk kan worden gemaakt dat het geplande project NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. In het Besluit NIBM zijn categorieën van gevallen aangewezen die NIBM zijn en dus niet getoetst hoeven te worden aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit is onder andere de categorie woningbouwproject tot 1500 woningen. In dit plan worden circa 240 woningen gerealiseerd, wat betekent dat de woningen voldoen aan deze categorie. Daarnaast worden culturele voorzieningen gerealiseerd. Om te bepalen of de ontwikkeling voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen, dient de verkeersgeneratie in beeld te worden gebracht. De verkeersaantrekkende werking van de realisatie wordt in beeld gebracht. Hierbij wordt gekeken naar zowel de huidige als de toekomstige situatie, om het verschil in verkeersaantrekkende werking in beeld te krijgen. De berekeningen voor de verkeersgeneratie worden, voor zover kengetallen voor de beoogde functies bestaan, uitgevoerd op basis van CROW publicatie 256 en publicatie 272 . Wanneer functies gepland zijn, waarvoor geen kengetallen bestaan, wordt gebaseerd op (bedrijfs)gegevens over aantallen gebruikers en/of bezoekers. 4
5
3 4 5
Vastgesteld, d.d. 27 augustus 2007 CROW publicatie 256, Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, oktober 2007 CROW publicatie 272, Verkeersgeneratie voorzieningen, december 2008
Hoofdstuk 3
11
Indien aannemelijk gemaakt kan worden dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Op basis van de verkeersgeneratie van het eiland zal beoordeeld worden of het plan NIBM is. Indien het plan NIBM bijdraagt zal vervolg onderzoek noodzakelijk zijn.
12
Hoofdstuk 3
4.
UITGANGSPUNTEN WAARDEN
4.1 Flora en fauna In het kader van de voorgenomen herontwikkeling van het defensie-eiland is in 6 2007 reeds een verkennend flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied geschikt is voor vleermuizen. Om vast te stellen of er daadwerkelijk vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in de bebouwing aanwezig zijn, is het nodig om het plangebied nader te onderzoeken met een bat-detector. Dit onderzoek dient te worden uitgevoerd conform het ‘vleermuisprotocol’. De planning kan volgens verschillende scenario’s worden gevolgd. Initiatiefnemer heeft aangegeven het volgende scenario in gang te willen zetten: Maand
Werkzaamheden
Mei 2011
Uitwerking mitigerende maatregelen in periode mei – augustus; indien nodig al
Mei 2011
Inventarisatieronde
voorbereidende maatregelen uitvoeren
Juni 2011
Inventarisatieronde
Sept 2011
Inventarisatieronde Mitigatieplan afronden; afspraken vastleggen, indien nodig voorbereidende maatregelen uitvoeren
Het aanvragen van een ontheffing is formeel niet nodig omdat Dienst Regelingen deze toch zal weigeren via een zgn. ‘positieve afwijzing’ (mits de mitigerende maatregelen ‘passend’ zijn). Hiermee wordt 2 maanden proceduretijd bespaard. Een positieve afwijzing is wel een vorm van goedkeuring van Dienst Regelingen; sommige gemeenten vragen hier wel om. Voorwaarde bij dit scenario is daarom in vroeg stadium met de gemeente (bv. de gemeentelijke ecoloog) de te volgen werkwijze af te stemmen. In dat geval is het risico op vertraging zeer klein. Bovendien werkt het feit dat je al vroeg maatregelen voor vleermuizen meeneemt in je plan positief in de beeldvorming. Voor het bestemmingsplan zal het bestaande flora- en faunaonderzoek geactualiseerd worden middels een oplegnotitie. Het vleermuizenonderzoek zal in september afgerond zijn. Het bestemmingsplantraject loopt gewoon door. Een eerste inschatting is dat er sprake zal zijn oplosbare belemmeringen. Bij de sloopaanvraag (aanvraag omgevingsvergunning) dient het vleermuizenonderzoek afgerond te zijn en eventuele maatregelen moeten eveneens in acht genomen zijn.
6
Quick scan defensie-eiland, Bureau Viridis, projectnummer 2007-5, d.d. februari 2007.
Hoofdstuk 4
13
4.2 Waterhuishouding Een waterparagraaf vormt een belangrijk onderdeel van ieder ruimtelijk plan. Gezien het feit dat het plangebied aan alle zijden wordt omgeven door water is het vanzelfsprekend dat er in het plan rekening wordt gehouden met de waterhuishoudkundige aspecten. In het bestemmingsplan zal een waterparagraaf opgenomen worden, waarin beschreven wordt welke waterhuishoudkundige aspecten aanwezig zijn en hoe hiermee in het plan wordt omgegaan. Uitgangspunten zijn: • geen toename van het verhard oppervlak; • afvoer moet goed geregeld zijn; • indien hemelwater geloosd wordt op het oppervlaktewater, dan kunnen geen uitloogbare materialen worden toegepast in daken en goten. Het waterschap zal nauw betrokken worden bij de bestemmingsplanprocedure.
4.3 Archeologische waarden In het kader van de voorgenomen herontwikkeling van het defensie-eiland is reeds 7 een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is destijds afgekeurd door het toenmalig bevoegd gezag, de Provincie Utrecht. De provincie achtte de onderzoeksmethode niet voldoende om uitspraken te kunnen doen over de aan- of afwezigheid van de Romeinse limesweg. De gemeente en de provincie hebben vervolgens op 23-5-2007 afspraken gemaakt met betrekking tot het vervolgonderzoek, namelijk een proefsleuvenonderzoek. Met het van kracht worden van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in september 2007 is inmiddels de gemeente Woerden bevoegd gezag voor archeologie geworden. Naar aanleiding van de plannen en de meest actuele kennis over vervuiling dient opnieuw bekeken te worden of de ligging van de proefsleuven nog de meest optimale is (zie figuur 5). Vindplaatsen Naar aanleiding van het onderzoek zijn de volgende vindplaatsen te onderscheiden: 1. bewoningsresten uit de Middeleeuwen of Nieuwe Tijd in het NO-deel van het defensie-eiland (zie rode zone op afb. in Nota van Inlichtingen); e 2. resten van het 17 eeuws retranchement (onderdeel van de vestingwerken); 3. stort van puin en vondsten in de kasteelgracht; 4. de limesweg kan mogelijk aanwezig zijn, dit is niet voldoende onderzocht; deze wordt verwacht in de omgeving van boring 14 (tussen boring 12 en 15).
7
Inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen Defensie-eiland, Woerden, SOB Researc, projectnummer 1211-0601, d.d. januari 2007.
14
Hoofdstuk 4
Vervolgonderzoek Bij verstoring van de zones waarin de bovengenoemde vindplaatsen liggen, dient vervolgonderzoek plaats te vinden, namelijk bij vindplaats: 1. proefsleuvenonderzoek, indien daadwerkelijk bewoningsresten worden aangetroffen gevolgd door een opgraving 2. proefsleuvenonderzoek, mogelijk in het veld uit te breiden tot een opgraving 3. begeleiding van ontgravingswerkzaamheden 4. booronderzoek of proefsleuvenonderzoek; bij aantreffen limesweg vervolgonderzoek
Fig. 5. Ligging proefsleuven, indicatief (d.d. 23-5-2007, Bron: gemeente Woerden)
Hoofdstuk 4
15
NB. indien de verstoring in het NO-deel minimaal is, kan wellicht worden afgezien van onderzoek of het onderzoek beperkt worden tot een archeologische begeleiding. Aandachtspunt bij dit vervolgonderzoek is de vervuiling. Indien dit het proefsleuvenonderzoek op sommige locaties verhindert, dient bekeken te worden of het archeologisch onderzoek gecombineerd kan worden met de sanering. Hier dient in overleg tussen gemeente (bevoegd gezag), ontwikkelaar en de saneerder een vorm voor gevonden te worden. Bestemmingsplan Voor het bestemmingsplan betekent dit voor vindplaats: 1. een archeologische dubbelbestemming, tenzij de rode zone al voldoende onderzocht is door middel van een proefsleuf en/of opgraving; 2. na onderzoek hoeft het retranchement niet met een dubbelbestemming op de kaart komen te staan; 3. een dubbelbestemming, tenzij de kasteelgrachten al onder archeologische begeleiding zijn ontgraven; 4. na onderzoek hoeft hier geen dubbelbestemming voor te worden opgenomen. 2
Voor de bestemmingsplanregels zijn 30 cm -maaiveld en 50 m (oppervlakte verstoringen) zinnige ondergrenzen voor de archeologische dubbelbestemming, die aansluiten bij het bestemmingsplan Binnenstad en de WABO. Het PvE wordt inmiddels opgesteld.
4.4 Cultuurhistorische waarden De aanwezige rijksmonumenten binnen het plangebied worden beschermd door de Monumentenwet. De aanwezige gemeentelijke monumenten worden vaak beschermd door de gemeentelijke verordening. In de toelichting van het bestemmingsplan zal een beschrijving/overzicht gegeven worden van de rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. In de regels en op de verbeelding zullen de monumenten en – indien aanwezig – karakteristieke panden aangeduid worden. Daarnaast zijn er in het plangebied volgens de gemeente geen cultuurhistorische waardevolle bomen gevestigd. Binnen het plangebied bevinden daarnaast een tweetal herdenkingsmonumenten. De monumenten hebben geen officiële status. Het is wenselijk dat de bouwwerken behouden blijven en geïntegreerd worden in de openbare ruimte. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan heeft de gemeente de mogelijkheid om vervangende ruimte te vinden.
16
Hoofdstuk 4
5.
JURIDISCHE VERTALING
5.1 Inleiding De juridische vertaling van de geplande ontwikkeling ofwel het stedenbouwkundig plan vindt plaats in de verbeelding en planregels van het bestemmingsplan. Bij de overwegingen over de gewenste opzet van het bestemmingsplan is er enerzijds behoefte aan een concreet beeld en anderzijds moet het plan flexibel zijn om op toekomstige ontwikkelingen in te kunnen spelen. Dit laatste is voor onderhavige ontwikkeling essentieel. Daarom is voor het bestemmingsplan Defensie-eiland Woerden gekozen voor een combinatie: voor het noord-oostelijke gedeelte van het plangebied een systematiek die meer flexibiliteit biedt voor bijvoorbeeld de situering van de te ontwikkelen woningen en voor het overige gedeelte van het plangebied een systematiek die concreet laat zien waar de woningen bijvoorbeeld komen. ANDERSOM?! Gemeente Woerden heeft eerder aangegeven om eventueel aan te sluiten bij de systematiek van de bestemmingsplannen ‘Snel en Polanen’ of ‘Snellerpoort’. Het bestemmingsplan ‘Snel en Polanen’ zal als uitgangspunt dienen voor de bestemmingen die minder flexibiliteit behoeve, zoals Groen, Verkeer, Water en Wonen. Voor de bestemming die meer flexibiliteit behoeft, namelijk de bestemming Woongebied, zal daar waar mogelijk is ook aangesloten worden bij bestemmingsplan ‘Snel en Polanen’. Deze bestemming zal echter meer flexibiliteit bieden. Onderstaand wordt hier dieper op ingegaan. Het ‘bestemmingsplan Snellerpoort’ is een nog uit te werken plan. Daarom zal qua systematiek niet bij bestemmingsplan Snellerpoort aangesloten worden.
5.2 Systematiek Bestemming ‘Woongebied’ Voor een aantal nieuw te ontwikkelen woningen waarbij enige flexibiliteit gewenst is, wordt de bestemming ‘Woongebied’ gehanteerd (figuur 7 geeft een indicatie van de ligging van deze bestemming). Deze bestemming geeft niet concreet de ligging van de geplande woningen weer, maar omvat een ruimer gebied. Binnen deze bestemming zijn namelijk ook wegen, paden, groen, parkeervoorzieningen etc. toegestaan. Binnen deze bestemming is de ligging van de woningen niet gedetailleerd vastgelegd. Voor het onderbouwen van het plan kan dit nadelig zijn. Immers, met het uitvoeren van de onderzoeken dient rekening te worden gehouden met het feit dat de woningen mogelijk anders gesitueerd worden dan is aangegeven in het bouwplan.
Hoofdstuk 5
17
Fig. 6. Globale ligging bestemming ‘Woongebied’
18
Hoofdstuk 5
Daarnaast biedt deze systematiek voor de omwonenden/ belanghebbenden van het plan geen concreet beeld van de juridische-planologische mogelijkheden. Om deze nadelen voor een groot deel te ondervangen wordt een aantal aspecten in de bestemming ‘Woongebied’ vastgelegd te leggen, te weten: • Het type woningen, te weten aaneengebouwd en gestapeld; • Het maximum aantal wooneenheden per type. Tevens zal in de algemene bouwregels het maximum aantal wooneenheden binnen het plangebied (de bestemmingen ‘Woongebied’ en ‘Wonen’ tezamen) aangegeven worden; • Bebouwingspercentage; • De goot- en nokhoogte. • Diepte van de woningen. Bestemming ‘Wonen’ De overige woningen worden waar weinig flexibiliteit in is zullen de bestemming ’Wonen’ krijgen. De woningen zullen binnen een bouwvlak in de vorm van een bouwstrook gesitueerd worden. Daarnaast worden de volgende aspecten in het bestemmingsplan vastgelegd: • Het type woningen; • Het maximum aantal wooneenheden per bouwvlak. Tevens zal in de algemene bouwregels het maximum aantal wooneenheden binnen het plangebied (de bestemmingen ‘Woongebied’ en ‘Wonen’ tezamen) aangegeven worden; • De (goot- en) nokhoogte; • De gevellijn, zodat duidelijk is op welke zijde de voorgevels van de woningen gesitueerd worden; • De parkeergarage onder de woningen aan de oostkant van het plangebied zal aangeduid worden. Bestemming ‘Verkeer’ De verkeer- en verblijfsvoorzieningen worden voorzien van de bestemming ‘Verkeer’. Hierin worden onder andere wegen, straten, paden, water, groenvoorzieningen etc. toegestaan. Deze bestemming wordt toegekend aan de gronden met de verkeer- en verblijfsfunctie, dit geldt tevens voor de gronden naast het kasteel. Binnen deze bestemming wordt tegemoet gekomen aan de gewenste flexibiliteit. Bestemming ‘Groen’ De gronden met evidente groenvoorzieningen krijgen de bestemming ‘Groen’. Dit betreft de noordelijke hoek van het plangebied en de punt nabij de brug in het oostelijk deel van het plangebied en een klein deel op de zuidpunt.
Hoofdstuk 5
19
Bestemming ‘Water’ De gedeeltes van de gracht die binnen het plangebied liggen krijgen de bestemming ‘Water’. De bruggen en aanlegplaatsen die het plangebied ontsluiten voor de pleziervaart worden op de kaart aangeduid. Bestemming ‘Gemengd’ Het gebouw dat centraal op het eiland is gesitueerd (de Wasserij) krijgt een gemengde invulling. Er dient namelijk horeca, culturele activiteiten en wonen op de verdieping mogelijk te worden gemaakt. Deze functies zijn gelijkwaardig aan elkaar, daarom is gekozen voor de bestemming ‘Gemengd’. Dubbelbestemming ‘Waarde-archeologie’ De gemeente heeft aangegeven dat de volgende vindplaatsen te onderscheiden zijn (zie ook paragraaf 4.3): 1. bewoningsresten uit de Middeleeuwen of Nieuwe Tijd in het NO-deel van het defensie-eiland (zie rode zone op afb. in Nota van Inlichtingen); e 2. resten van het 17 eeuws retranchement (onderdeel van de vestingwerken); 3. stort van puin en vondsten in de kasteelgracht; 4. de limesweg kan mogelijk aanwezig zijn, dit is niet voldoende onderzocht; deze wordt verwacht in de omgeving van boring 14 (tussen boring 12 en 15). Ter bescherming van de archeologische waarden in de gronden zal ter plaatse van de vindplaatsen de dubbelbestemming ‘Waarde – archeologie’ worden opgenomen. Indien bij vindplaats 1, 2 en 4 een proefsleuvenonderzoek heeft plaatsgevonden en/of vindplaats 3 onder archeologische begeleiding is ontgraven zal de dubbelbestemming niet opgenomen worden. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning gekoppeld voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Monumenten De aanwezige rijksmonumenten binnen het plangebied worden beschermd door de Monumentenwet. Op de verbeelding zal tevens inzichtelijk worden gemaakt welke monumenten het betreft, namelijk de oorspronkelijke Wasserij en schoorsteen. Zij zullen de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – monument’ krijgen. De karakteristieke bebouwing, te weten gebouw C, zal de aanduiding ‘karakteristiek’ krijgen. In de regels wordt er een regeling aan gekoppeld. Voor de Singel als rijksmonument geldt, dat de kade zichtbaar moet blijven. Een overbouw is wel mogelijk. Er komt een regeling om deze voorwaarde te waarborgen.
20
Hoofdstuk 5
6.
ECONOMISCHE UITGANGSPUNTEN
Gelet op het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen of een overeenkomst sluiten met de initiatiefnemer voor gronden waarop een bij Algemene maatregel van bestuur (= Besluit ruimtelijke ordening) aangewezen bouwplan is voorgenomen. De realisatie van het defensie-eiland wordt als zodanig genoemd in het Besluit ruimtelijke ordening. CV de Wasserij BV is met de gemeente Woerden een anterieure overeenkomst aangegaan. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zal een planschade risico analyse opgesteld worden.
Hoofdstuk 6
21
22
Hoofdstuk 6
7.
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
7.1 Inleiding De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
7.2 Inspraak De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de inspraakverordening opgenomen procedure. Daarnaast zal een inspraakavond plaatsvinden voor belangstellenden. Het resultaat van de inspraak zal worden verwoord in een inspraakverslag.
7.3 Overleg Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van het bestemmingsplan zullen worden ge誰nformeerd. De reacties van deze instanties zullen in het bestemmingsplan verwerkt worden.
Hoofdstuk 7
23
24
Hoofdstuk 7
BIJLAGEN
Bijlage 1: Parkeernormen
Minimum eisen Parkeernorm: • toepassing CROW publicatie “parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering” (juni 2003), behorend bij de prijscategorie van de woning en de te realiseren voorzieningen, uitgaand van schil/overloopgebied: • parkeernorm woningen: Prijscategorie woning Aantal parkeerplaatsen per woning (inclusief 0,3 parkeerplaats/ woning voor bezoekers) Goedkope koopwoning tot € 181.512,- v.o.n. (prijspeil 2007) of huurwoning met een maximale huurprijs tot € 621 (prijspeil 1 juli 2007) 1,4 parkeerplaats per woning Middeldure woning € 181.512,- tot € 299.275,- v.o.n. (prijspeil 2007) ) of huurwoning met een huurprijs vanaf € 621 (prijspeil 1 juli 2007) 1,6 parkeerplaats per woning Dure woning ≥ € 299.275,- v.o.n. (prijspeil 2007) 1,7 parkeerplaats per woning • •
parkeernorm voorzieningen: is afhankelijk van de te realiseren voorzieningen. bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen voor bezoekers mag rekening worden gehouden met de uitwisselbaarheid van parkeren voor bezoekers van woningen en gebruikers/personeel van de overige voorzieningen. De aanwezigheidspercentages volgens de CROW publicatie “parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering” (juni 2003) mogen hierin worden betrokken. Middels een parkeerbalans moet aangetoond worden dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
Openbare collectieve parkeervoorziening: • Parkeren voor bezoekers van de woningen en gebruikers/personeel van de voorzieningen wordt gerealiseerd in een gebouwde openbare collectieve voorziening; • de openbare collectieve parkeervoorziening is te gebruiken en te beheren als een aparte voorziening; • de gemeente koopt de openbare collectieve parkeervoorziening van de ontwikkelaar. De eisen die de gemeente stelt aan de parkeervoorziening zijn opgenomen in de vraagspecificatie behorend bij de Basisovereenkomst Parkeergarage. • Indien deze parkeervoorziening onder een VvE valt, dient de ontwikkelaar minimaal 1 jaar hoofdbestuurder te zijn van de vereniging.
Bewonersparkeren: • Parkeren voor bewoners van de woningen wordt gerealiseerd nabij de woningen in een nietopenbare parkeervoorziening. • De maximale loopafstand tussen parkeerplaats en woning is 100 meter; • Per woning dient minimaal één parkeerplaats te worden meeverkocht en juridisch te worden gekoppeld.
Additionele wensen n.v.t. Verplichte opties •
De realisatie van minimaal 60 extra parkeerplaatsen in de openbare collectieve parkeervoorziening ten opzichte van het in de parkeerbalans opgenomen aantal. In de parkeerbalans moet een berekening gemaakt worden van het minimaal aantal vereiste openbare parkeerplaatsen volgens de genoemde parkeernorm en de aanwezigheidspercentages.
Bijlage 2: Spelregelkaart
8.00
blok 1 appart emen ten: min. 2 2 hoogte - max. 30 24 m 8 bou wlage n
max. 5. 00
blo 13 k R die -15 E go pte GW 12 otho 12m no ,5m ogte 14 khoo m gte
do
org
blok Q 12-16 E diepte GW 1 gooth 3m oo 10.5m gte nokho ogte 14m 4 bou wlage n, waarv an de 4e verdie pin verbijz g een onderi is ng
an
g
zoe kg spe ebied elple k
doo
rgan
g
blo k 6-1 2B die 2 won p in goo te 12 gen m nok thoog 12m hoogt te = e= 4b ouw lag en
8.0
0
blok T W 10-12 EG m diepte 12 te goothoog 9.5m e gt oo nokh 13,5m
blok ma 2A x hoo . 26 a p g 8 b te 24 partem m ouw ente lage n n
5.0
0
bru g
blo 10 k B of EG 1 ho 9 M W og te GW 8,5 -9 ,0
m
ge ma bou + x. 4 w I v ho oor wo og zie nin te n g 11 inge en m n
te blok 3 eenheden whoog 3.5m 45 in bou max. max.1 oogte variatie bouwh ouwlagen, b 4 max.
ma x.
blo 7E kC of GW 1 ho 3 M og te GW 8.5 m
legenda bestemming wonen bouwdichtheid 65 % goothoogte 9.5m nokhoogte 12.5m max. 32 EGW of max. 63 MGW
bestaande bebouwing bestemming wonen bestaande bebouwing bestemming gemengd balkons
droogloop (afdak)
woongebouw niet op maaiveld (zie blok 2A) woongebied: tuin
gebouw 7 9-12 appartementen 4 lagen hoogte 12,5m
verdeellijn woongebieden
gebouw 6 17-25 appartementen 7 lagen hoogte 21m
optionele uitbreiding woongebied woongebied: bebouwing en tuinen
ma
x.
5.0
0
bestemming groen
c S165
c n o
Defensie eiland Woerden uitgangspuntenkaart
t p e
versterking / herinrichting groen waarde - archeologie
verkeer- en verblijfsgebied
aanlegplaats pleziervaart
tekeningnummer:
status:
schaal:
PLN 005
SO
1 : 1000
datum:
formaat:
blad:
08.09.2011
A2
1/1
Bijlage 2: Bomeninventarisatie (2007)
Gemeente Woerden
J
Inventarisatie 'Defensie Eiland
Rapport 5A191
Gemeente Woerden
Registratiedatum: Behandelend afdeling Afgehandeld door/op:
Kantoor : Adres : Opnamedatum : Opgenomen door:
• •
06.012554
04/10/2007
VAN JAARSVELD/ VAN SCHERPENZEEL
Overeind 42, 3998 JB Schalkwijk 30 januari 2006 M . J . M . Massop (vakbekwaam controleur boomveiligheid)
H.A. Vcjn Scherpenzeel Boomtechnisch adviseur
• • I
•
Het is niet toegestaan het rapport of delen van het rapport te vermenigvuldigen en/of openbaar te maken, anders dan bedoeld voor intern gebruik, zonder schriftelijke toestemming van adviesbureau Van Jaarsveld/Van Scherpenzeel.
VAN JAARSVELD/ VAN SCHERPENZEEL
2.0
Inleiding In opdracht van gemeente Woerden, heeft boomtechnisch adviesbureau VAN JAARSVELD/ VAN SCHERPENZEEL een boominventarisatie uitgevoerd op het 'defensie eiland' te Woerden. De aanleiding van het onderzoek is het feit dat het voormalig defensieterrein in de toekomst zal worden heringericht.
3.0
Doelstelling Tijdens de inventarisatie is het volgende opgenomen: t
Boomsoort.
i
Beoordelen van de huidige conditie, kwaliteit en levensverwachting van de bomen met een diameter groter dan 30cm en bewust aangeplante bomen met een kleinere diameter.
f
Evt. noodzakelijke beheermaatregelen.
Groenstrook vnl. bestaande uit elzen; noordwestzijde terrein
5A191 gemeente Woerden, boominventarisatie 'defensie eiland'
Een gevarieerd bomenbestand; de 'kop' van het def. eiland
12
VAM JAARSVELD/ VAN SCHEBPENZEEl
4.0
Conclusie I
Conditie: Totaal aantal Normaal (0-0,5) Verminderd (0,6-1) Sterk verminderd (1,1 -2) Zeer slecht (2,1-3)
l
100% 88,9 % 2,2 % 8,9 % 0 %
45 bomen 6 bomen 9 bomen 21 bomen 9 bomen
100% 13,3 % 20,0 % 46,7 % 20,0 %
Kwaliteit: Totaal aantal Goed Redelijk Matig Slecht
I
45 bomen 40 bomen 1 boom 4 bomen 0 bomen
Levensverwachting: Totaal aantal Goed Redelijk Matig Slecht
45 bomen 13 bomen 7 bomen 15 bomen 10 bomen
100% 28,9 % 15,6 % 33,3 % 22,2 %
• i
Rij van 6 platanen; centrale deel terrein
Groenstrook gezien vanuit de westzijde
5A191 gemeente Woerden, boominventarisatie 'defensie eiland'
13
• • MAM JAARSVELD/ VAN SCHERPENZEEt
5.0
Wijze van onderzoek
De conditie is beoordeeld volgens de kronenstructuur van Dr. A. Roloff, hierbij is gelet op de scheutlengte ontwikkeling en vorming van dood hout. De conditie is in de volgende klassen ingedeeld: 0 Normaal: De conditie is goed. Op middellange termijn (10 tot 15 jaar) worden geen problemen verwacht.
1 Verminderd: De conditie is verminderd, maar op korte termijn (< 5 jaar) worden ten aanzien van de fysiologische toestand van de boom geen problemen verwacht.
• • •
2 Sterk verminderd: De conditie is duidelijk verminderd. De fysiologische toestand van de boom is slecht, maar herstel van de boom is eventueel mogelijk. 3 Zeer slecht: De conditie en levensverwachting van de boom is minimaal. De mechanische en/of fysiologische toestand van de boom is dusdanig slecht dat 'herstel' van de boom niet of nauwelijks mogelijk is.
Door middel van visuele waarnemingen is de kwaliteit van de bomen beoordeeld. Hierbij is gelet op de mechanische opbouw van stamvoet, stam en kroon, de diktegroei, knopzetting, eventuele aantastingen, verdikkingen en verzwakkingssymptomen. De kwaliteit is ingedeeld in: Goed/Redelijk/Matig/Slecht.
• t
Door middel van visuele waarnemingen is de levensverwachting van de bomen beoordeeld. Hierbij is gelet op conditie, kwaliteit, mechanische opbouw en huidige standplaats van de bomen. De indeling is als volgt: Goed: ten aanzien van de mechanische e/o fysiologische toestand van de boom worden binnen een termijn van > 1 5 jaar geen problemen verwacht. Redelijk: ten aanzien van de mechanische e/o fysiologische toestand van de boom worden binnen een termijn van 10-15 jaar geen problemen verwacht. Matig: de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom is duidelijk verminderd, verwacht mag worden dat 'herstel' van de boom eventueel mogelijk is. Slecht: de mechanische en/of fysiologische toestand van de boom is minimaal of nihil, verwacht wordt dat 'herstel' van de boom niet of nauwelijks mogelijk is.
5A191 gemeente Woerden, boominventarisatie 'defensie eiland'
14
-mm VAM JAABSVELD/ VAN SCHERPENZEEl
6.0 Bevindingen Bomen Nr.
Boomsoort
Stam 0(cm)
Conditie
Kwaliteit
(Roloff)
Levens-
Opmerking
verwacht.
(schadebeelden en advies)
1
Platanus acerifolia
±30
0,3
goed
goed
2
Platanus acerifolia
±30
0
goed
goed
Platanen zijn bewust aangeplant
3
Platanus acerifolia
± 10
0
goed
goed
Verplanten, bewust aangeplant
4
Platanus acerifolia
± 15
0
goed
goed
Bewust aangeplant
5
Platanus acerifolia
±40
0,3
goed
goed
Bewust aangeplant
6
Platanus acerifolia
±40
0,3
goed
goed
Groeiplaats verbeteren
7
Acer pseudoplatanus
±60
0,5
redelijk
redelijk
8
Salix sep. 'Chrysoc.'
±90
0,5
slecht
slecht
9
Acer pseudoplatanus
±35
0,2
matig
goed
10
Aesculus hippocast.
±90
0,3
mat.-red.
redelijk
11
Salix sep. 'Chrysoc.'
± 125
0,8
matig
matig
12
Carpinus betulus
±75
0,2
slecht
slecht
13
Carpinus betulus
±60
0,2
matig
goed
14
Aesculus hippocast.
±80
1,5
matig
slecht
15
Sorbus
±60
1,5
slecht
slecht
16
Acer platanoides
±50
0,5
slecht
matig
17
Acer platanoides
±40
0,2
matig
goed
18
Acer pseudoplatanus
±30
0
matig
goed
19
Acer platanoides
±75
0,2
redelijk
goed
20
Alnus glutinosa
±40
0
redelijk
redelijk
5A191 gemeente Woerden, boominventarisatie 'defensie eiland'
\
Groeiplaats verbeteren
dubbele kop, scheefstand, klimop verwijderen, dood hout verwijderen Boom is gekiept en kroon fors ingenomen. Kroon compact houden dan kan de boom nog jaren mee als markant 'exemplaar' Meervoudige toppen, krooncorrectie binnen 3 jaar Meervoudige toppen, dood hout, afgebroken takken, boom volgen ivm bloedingsziekte, tzt krooncorrectie Zware arm uitgebroken, krooncorrectie en reductie binnen een V4 jaar uitvoeren Meervoudige toppen, dood hout, boom is niet duurzaam te handhaven, verwijderen binnen 2 jaar tot die tijd de boom volgen Eenzijdig ontwikkelde kroon, krooncorrectie binnen 3 jaar Bloedingsziekte, dood hout, meervoudige toppen, conditie van de boom volgen Dood hout, boom niet duurzaam te handhaven, vellen binnen 3 jaar Meervoudige toppen, scheefstand, dood hout, dood hout snoei, krooncorrectie binnen 2 jaar Ijle kroon dood hout, dood hout snoei, krooncorrectie binnen 2 jaar Geen doorgaande spil, hedera verwijderen Scheefstand, dood hout, elleboogtak, dood hout snoei, krooncorrectie < 1 jaar Hedera verwijderen
15
VAN JAARSVELD/ VAN SCHERPENZEEL
BIJLAGE I
Tekening
â&#x20AC;˘ 5A191 gemeente Woerden, boominventarisatie 'defensie eiland'
19
I
• VAN JAARSVELD/ VAN SCHERPENZEEL
ft
•
0
•
•
• • t
5A191 gemeente Woerden, boominventarisatie 'defensie eiland'
20
Bijlage 3: Verkeersgeneratie (BRO, 2011)
Verkeersgeneratie defensie-eiland Woerden Datum Opdrachtgever Projectnummer
: 5 oktober 2011 : De Wasserij CV : 211x04759
Opgesteld door i.a.a.
: L. van Oort : G. Schalken
Uitgangspunten: • De kern Woerden is een matig-stedelijke woonplaats, gebaseerd op het aantal inwoners (35.263 inwoners per 01-01-2011, www.woerden.nl) en CBR-categorisering (www.statline.nl). • Huidige situatie plangebied: terrein voor militaire doeleinden, gedurende geruime tijd niet meer als zodanig in gebruik • Toekomstige situatie plangebied: - 274 woningen, waarvan 4 lofts in cultureel casco - 411 m² horeca in cultureel casco - mogelijkheid tot realisatie van 650 m² bvo detailhandel en/of kleinschalige bedrijvigheid (diamantvormig gebouw in middengedeelte van plangebied) • Berekening verkeersgeneratie ‘wonen’ op basis van CROW publicatie 256 (Verkeersgeneratie woonen werkgebieden, oktober 2007) en bijbehorende online-rekentool (www.crow.nl/verkeersgeneratie), met de volgende parameters voor functie ‘wonen’: - Ligging in stedelijk gebied: centrum-stedelijk overig en buiten-centrum overig - Autobezit per woning: 0,7 (bron: www.cbsinuwbuurt.nl) - Ligging t.o.v. OV-knooppunten en/of snelwegaansluitingen: sec. of IC-knooppunt < 1 km en snelweg < 2 km Bij de realisatie van 650 m² op de begane grond van het diamantvormig gebouw in het middengedeelte, wordt de mogelijkheid tot het realiseren van woningen in het pand teruggebracht tot de tweede en derde bouwlaag (van in totaal drie bouwlagen). Met andere woorden, het aantal woningen wordt teruggebracht met 1/3 deel van 45 woningen, tot 45-15 = 30 woningen. • Berekening verkeersgeneratie ‘cultureel casco – horeca 411 m² bvo’ op basis van CROW publicatie 256 (Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, oktober 2007), met de volgende kengetallen voor horeca, gemiddeld aantal motorvoertuigbewegingen per 100 m² vvo: - per werkdagetmaal: 81 mvtgbew per 100 m² vvo - per zaterdagetmaal: 269 mvtgbew per 100 m² vvo - verhouding verdienend oppervlak: niet-verdienend oppervlak, 1 : 0,6 (bron: Horeca Nederland (Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante bedrijf, www.horeca.org, maart 2008)
Verkeersgeneratie defensie-eiland Woerden
1
•
Berekening verkeersgeneratie ‘detailhandel en kleinschalige bedrijvigheid’ op basis van CROW publicatie 272 (Verkeersgeneratie voorzieningen, december 2008) en bijbehorende online-rekentool (www.crow.nl/verkeersgeneratie) met de volgende parameters voor functie ‘winkelen en boodschappen’: - Type voorziening: stadsdeelcentra (dit i.v.m. het uitsluiten van de functie supermarkt en het lagere, voor deze ontwikkeling passende percentage supermarkt in het kengetal ‘stadsdeelcentra’) - Ligging in stedelijk gebied: schil centrum Bij de realisatie van 650 m² op de begane grond van het diamantvormig gebouw in het middengedeelte, wordt de mogelijkheid tot het realiseren van woningen in het pand teruggebracht tot de tweede en derde bouwlaag (van in totaal drie bouwlagen). Met andere woorden, het aantal woningen wordt teruggebracht met 1/3 deel van 45 woningen, tot 45-15 = 30 woningen.
Verkeersgeneratie defensie-eiland Woerden
2
Verkeersgeneratie toekomstige situatie Wonen Aantal woningen binnen plangebied
274 woningen
Resultaat www.crow.nl/verkeersgeneratie: Verkeersgeneratie gemiddelde weekdag (mvtg-
1111
bew/etm, incl. vrachtverkeer) Verkeersgeneratie gemiddelde werkdag (mvtg-
1170
bew/etm, incl. vrachtverkeer) Factor vrachtverkeer (vrachtautobewegingen per
0,02
CROW publicatie 256
woning per werkdagetmaal) Aantal vrachtautobewegingen per etmaal
0,02*274 = 5,48
Percentage vrachtverkeer
5,48/1170 = 0,47%
Cultureel casco – 411 m² horeca Horeca
411 m² bvo
Verdienend oppervlak
0,6*411 = 247 m² vvo
Verkeersgeneratie gemiddelde werkdag (mvtg-
Uitleg zie boven
(247/100)*81 = 200
bew/etm) Verkeersgeneratie gemiddelde zaterdag (mvtg-
(247/100)*269 = 664
bew/etm, excl. vrachtverkeer) Verkeersgeneratie gemiddelde weekdag (mvtg-
((200*5)+(664*2))/7 =
bew/etm, excl. vrachtverkeer)
333
Factor vrachtverkeer (vrachtautobewegingen per 100
0,7
CROW publicatie 256
m² vvo per etmaal) Aantal vrachtautobewegingen per etmaal
0,7*(247/100) = 1,7
Detailhandel en kleinschalige bedrijvigheid Detailhandel en kleinschalige bedrijvigheid
650 m² bvo
Resultaat www.crow.nl/verkeersgeneratie: Verkeersgeneratie gemiddelde weekdag (mvtg-
298
bew/etm, incl. vrachtverkeer)
15 woningen -> 122 mvtgbew/etm
Verkeersgeneratie gemiddelde werkdag (mvtg-
321
bew/etm, incl. vrachtverkeer)
15 woningen -> 128 mvtgbew/etm
Factor vrachtverkeer (vrachtautobewegingen per 100
0,7
CROW publicatie 256
m² vvo per etmaal) Aantal vrachtautobewegingen per etmaal
0,7*(650/100) = 4,55
Toename verkeer als gevolg van ontwikkeling Gemiddelde weekdag (mvtgbew/etm)
1111+333+1,7+298-122
Percentage vrachtverkeer weekdag (mvtgbew/etm)
(5,48+1,7+4,55)/1627 =
+4,55 = 1627
0,7% Gemiddelde werkdag (mvtgbew/etm)
1170+200+1,7+321128+4,55 = 1570
Verkeersgeneratie defensie-eiland Woerden
3
Bijlage 4: Saneringsplan fase 1 ( Sita Remediation BV, 2010)
Deelsaneringsplan (fase 1) Defensie-eiland Woerden
Definitief
In opdracht van Opgesteld door Projectnummer Documentnaam
Datum
1
Sita Remediation B.V. MWH B.V. M10A0260 S:\data\project\M10\M10A0260\2 (T ) Inhoudelijk - Technisch\T4 Deliverables - op te leveren producten\T4.2 Controlled extern\m10a0260.r04.docx 2 september 2010 Postadres Postbus 270 2600 AG DELFT Nederland T +31(0)15 7512300 F +31(0)15 2625365
Bezoekadres Delftechpark 9 2628 XJ DELFT Nederland www.mwhglobal.nl
KVK Haaglanden 27 18 43 23 ING Bank Delft 65 93 74 331 IBAN NL 63 ING B 0659 374331/BIC INGBNL2A MWH is ISO 9001:2008 en VCA* gecertificeerd
2
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Aanleiding en doel 1.3 Projectgegevens 1.4 Projectcontext 1.5 Toetsingskader 1.6 Leeswijzer
5 5 5 6 7 10 11
2
Beschikbare onderzoeksgegevens 2.1 Uitgevoerde bodemonderzoeken 2.2 Historische gegevens 2.3 Bodemopbouw en geohydrologie 2.4 Verontreinigingssituatie 2.5 DefiniĂŤring probleemgebieden 2.6 Potentie voor natuurlijke afbraak 2.7 Ernst en spoedeisendheid 2.8 Gevalsdefinitie
13 13 14 16 17 20 21 21 22
3
Fasering en plannen herontwikkeling Defensie-eiland 3.1 De herontwikkeling op hoofdlijnen 3.2 Details herontwikkeling
23 23 27
4
Beleidskader en projectspecifieke afspraken 4.1 Algemeen beleidskader 4.2 Provinciaal beleidskader 4.3 Lokaal beleid 4.4 Projectspecifieke afspraken
29 29 32 32 32
5
Saneringsdoelstelling en saneringsvarianten 5.1 Algemene saneringsdoelstelling 5.2 Fasering en verantwoordelijkheden sanering 5.3 Randvoorwaarden sanering immobiele verontreiniging fase 1 5.4 Randvoorwaarden sanering mobiele verontreiniging fase 1 5.5 Afbakening sanering fase 1 5.6 Geselecteerde saneringsvarianten
35 35 36 37 38 40 41
6
Uitgangspunten en randvoorwaarden
43
7
Voorbereidende werkzaamheden 7.1 Benodigde vergunningen, goedkeuringen en beschikkingen 7.2 Voorbereidende werkzaamheden 7.3 Verzekering 7.4 Voorlichting en start
47 47 48 48 48
3
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
8
Uitwerking saneringsvarianten 8.1 Verwijderen van opslagtanks 8.2 Saneren van immobiele verontreinigingen 8.3 Saneren van 5 oliespots 8.4 Grondstromen en toepassing en hergebruik van grond op locatie 8.5 Invloed van bemalingen
49 49 50 52 53 56
9
Organisatie en veiligheid 9.1 Directievoering 9.2 Milieukundige begeleiding 9.3 Veiligheidskundige aspecten
59 59 59 60
10 Terugvalscenario fase 1
63
11 Nazorg fase 1
65
12 Externe communicatie, procedures en uit te voeren acties 12.1 Externe communicatie 12.2 Procedures 12.3 Acties
67 67 68 70
13 Planning
73
Bijlage 1.1: Bijlage 1.2: Bijlage 2.1: Bijlage 3: Bijlage 4.1: Bijlage 4.2: Bijlage 4.3: Bijlage 4.4: Bijlage 5: Bijlage 6.1:
Overzichtskaart Kadastrale gegevens Situatietekening met ligging gebouwen Verontreinigingssituatie grond met minerale olie, aromaten en VOCL Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 0-5 m-mv Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 5-20 m-mv Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 20-37 m-mv Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 37-55 m-mv Werkgebieden sanering fase 2 Bodemgebruikswaarden (BGW) m.b.t. zware metalen en PAK bovengrond (maaiveld tot 0,5 m-mv) Bijlage 6.2: Bodemgebruikswaarden (BGW) m.b.t. zware metalen en PAK bovengrond (0,5- 1,5 m-mv) Bijlage 7.1: Overzicht te slopen gebouwen Bijlage 7.2: Fasering opstalontwikkeling Bijlage 7.3: Herontwikkeling locatie Bijlage 7.4: Grondgebruik locatie na herontwikkeling Bijlage 8: Sanering immobiele verontreiniging Bijlage 9: Locaties ontgravingen Bijlage 10: Planning sanering fase 1 en 2 en ontwikkeling locatie
4
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
1
Inleiding
1.1
Algemeen
De Wasserij CV heeft Sita Remediation B.V. opdracht gegeven voor het opstellen van een deelsaneringsplan voor de locatie Defensie-eiland te Woerden. MWH B.V. heeft deze werkzaamheden voor Sita Remediation uitgevoerd. Op de locatie is sprake van meerdere immobiele en mobiele verontreinigingen. Voor de sanering van het gehele geval van bodemverontreiniging is onderscheid gemaakt in de volgende fasering: Fase 1: Bovengrond (immobiele verontreinigingen en oliespots); Fase 2: Mobiele brongebieden (VOCL) tot een diepte van circa 17 m-mv; Fase 3: Sanering diepere grondwater, pluim met VOCL en benzeen op en ten (noord)westen van het Defensie-eiland in het eerste watervoerende pakket; Fase 4: Sanering diepere grondwater, oostelijke pluim met VOCL in het eerste watervoerend pakket ter hoogte van NS-station Woerden. De ontwikkeling en sanering van fase 1 en 2 wordt onder verantwoordelijkheid en voor risico van de ontwikkelaar gerealiseerd. De derde en vierde fase van de sanering worden onder verantwoordelijkheid en voor risico van de gemeente Woerden uitgevoerd. De omschreven werkzaamheden in dit plan hebben betrekking op de sanering van fase 1.
1.2
Aanleiding en doel
Ter plaatse van de locatie (zie bijlage 1 en 2) is sprake van zowel immobiele (zware metalen en PAK) als mobiele verontreinigingen (minerale olie, vluchtige aromaten en gechloreerde koolwaterstoffen). Deze verontreinigingen zijn ontstaan door activiteiten die in het verleden op de locatie hebben plaatsgevonden. De gemeente Woerden is voornemens om de locatie te laten herontwikkelen tot een hoogwaardig deel van de binnenstad van Woerden met het hoofdaccent op wonen. De herontwikkeling van de locatie is aanleiding om de locatie te saneren om deze geschikt te maken voor het toekomstige gebruik. De ontwikkeling van de locatie zal gefaseerd plaatsvinden. Dit is ook de reden dat de sanering van de locatie gefaseerd uitgevoerd zal worden. Het doel van het deelsaneringsplan is meerledig: het vastleggen van de algemene kaders (o.a. saneringsdoelstelling) waarbinnen de sanering zal plaatsvinden; de afbakening van de te saneren verontreinigingen; het vastleggen van de uitgangspunten en fasering van de benodigde werkzaamheden over een meerjarige periode waarbinnen de bodemverontreiniging wordt aangepakt;
5
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
het uitwerken van de saneringswerkzaamheden voor fase 1. Voor de sanering van de mobiele verontreinigingen die tot fase 1 behoren worden nog uitvoeringsplannen opgesteld waar de details van de saneringswerkzaamheden verder in worden uitgewerkt; het beschrijven van de relatie tussen de herontwikkeling van de locatie en de saneringswerkzaamheden; het waarborgen van de kwaliteit, doelgerichtheid en efficiëntie van de uit te voeren werkzaamheden; het vastleggen van de globale planning van de werkzaamheden die behoren tot de sanering van fase 1 en 2 en de herontwikkeling van de locatie. Fase 1 is uitgewerkt in dit deelsaneringsplan, voor fase 2 wordt een doorkijk gegeven; het aanvragen van een beschikking bij het bevoegd gezag op dit deelsaneringsplan. Het plan vormt de basis van waaruit de bodemproblematiek wordt aangepakt tijdens de ontwikkeling van de locatie. Hierbij is het einddoel een milieuhygiënische eindsituatie die acceptabel is voor de gemeente Woerden, het bevoegd gezag en de projectontwikkelaar.
1.3
Projectgegevens
In tabel 1 zijn de algemene gegevens van het project weergegeven. Bij de betrokken partijen staat aangegeven welke partijen bij de sanering van fase 1 en 2 zijn betrokken en wat hun rol is binnen het project. Indien in de tekst wordt gesproken over de saneerder dan wordt gedoeld op de ontwikkelaar. Tabel 1 Algemene projectgegevens Projectnaam Grondeigenaar WBB-code Locatie
Kadastrale gegevens
Coördinaten Bestemming
Ligging; Oppervlakte; Aanwezige opstallen: Kabels en leidingen: Grondwaterbeschermingsgebied: Adres: Kadastrale gemeente: Kadastrale sectie: Perceelnummers: Kadastrale kaart: Kaartblad: X: Y: Huidige bestemming en gebruik: Toekomstige bestemming:
Betrokken partijen
6
Opdrachtgever sanering: Adviseur opdrachtgever sanering: Bevoegd gezag: Ontwikkelaar en saneerder locatie: Beschikkinghouder sanering fase 1 en 2:
Opgesteld door Datum
Deelsaneringsplan (fase 1 en 2) Defensie-eiland te Woerden Gemeente Woerden UT0632/00048 Zie bijlage 1 en 2 33.135 m2 Ja, meerdere gebouwen waarvan een groot deel gesloopt gaat worden Ja Nee Wilhelminaweg 146 te Woerden Gemeente Woerden C 2919: grootste deel Defensie-eiland 2162: noordelijke punt Defensie-eiland Zie bijlage 1.2 31 B/G 120820 455256 Bestemming: bedrijfsterrein Gebruik: parkeren, en tijdelijk gebruik van gebouwen en terreinen Wonen met bijbehorende voorzieningen (o.a. parkeerruimte en groenvoorzieningen) Gemeente Woerden Milieudienst Noord-West Utrecht Provincie Utrecht De Wasserij CV 1) De Wasserij CV 1)
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
1)
Uitvoerend aannemer sanering locatie: Sita Remediation B.V. Uitvoerend aannemer bouwrijpmaken Van Gelder B.V. Adviseur uitvoerend aannemer: MWH B.V. De Wasserij CV is de commanditaire venootschap waarin Blauwhoed B.V. en VORM Holding B.V. hun samenwerking voor de ontwikkeling van de locatie gestalte hebben gegeven.
De locatie Intendance Woerden is in de periode 1880-2001 als militair complex in gebruik geweest. In 1873 kreeg het kasteel in opdracht van het departement van Oorlog een nieuwe bestemming als Centraal Magazijn van kleding en uitrusting. Vanaf 1880 werd begonnen met de bouw van onder meer een wasserij met ketelhuis, diverse loodsen en een werkplaats voor het sorteren van textiel.
1.4
Projectcontext
De gemeente Woerden is op 13 december 2005 de eigenaar geworden van het perceel en de opstallen aan de Wilhelminaweg 146 te Woerden. De vorige eigenaar van de locatie was de Staat der Nederlanden (Dienst der Domeinen). Doel van de overname van de locatie was het perceel te laten herontwikkelen tot een hoogwaardig deel van de binnenstad met het hoofdaccent op wonen. Bij de overname was bekend dat de bodem verontreinigd was door activiteiten uit het verleden. Dit is reden geweest voor de gemeente Woerden om plannen te ontwikkelen om de locatie gelijktijdig te laten ontwikkelen en saneren. De basis voor de plannen voor sanering zijn de twee volgende bodemonderzoeksrapporten van de locatie: Woerden, Defensie-eiland, Actualisatie-onderzoek en aanvullend onderzoek brongebieden, Tauw, projectnummer 4492634, 8 februari 2007; actualisatie saneringsonderzoek Defensie-eiland Woerden, Grontmij, projectnummer 210859, 9 augustus 2007. Deze twee rapporten dienen als uitgangspunt voor de beschrijving van de verontreinigingssituatie en de aanpak van de bodemsanering. Zoals aangegeven in paragraaf 1.1 is de volgende fasering in de sanering gemaakt: Fase 1: Bovengrond (immobiele verontreinigingen en oliespots); Fase 2: Mobiele brongebieden (VOCL) tot een diepte van circa 17 m-mv; Fase 3: Sanering diepere grondwater, pluim met VOCL en benzeen op en ten (noord)westen van het Defensie-eiland in het eerste watervoerende pakket; Fase 4: Sanering diepere grondwater, oostelijke pluim met VOCL in het eerste watervoerend pakket ter hoogte van NS-station Woerden. De gemeente Woerden heeft besloten om de ontwikkeling van de locatie en de sanering van de eerste en tweede fase van de sanering van de verontreiniging te laten plaatsvinden middels een Europese aanbestedingsprocedure. De ontwikkeling en sanering van fase 1 en 2 dient voor eigen rekening (verantwoordelijkheid) en risico van de ontwikkelaar te worden gerealiseerd. De derde en vierde fase van de sanering worden in opdracht, onder verantwoordelijkheid en voor risico van de gemeente uitgevoerd. Voorafgaand aan de Europese aanbesteding is op 11 september 2007 tussen de gemeente Woer-
7
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
den en de Provincie Utrecht het “Convenant milieumaatregelen vml. Defensieterrein „Intendance Woerden‟ “ afgesloten (bron 6). Als basis voor dit convenant zijn de opgestelde bodemonderzoeken van de locatie gebruikt. In dit convenant zijn afspraken vastgelegd met betrekking tot de sanering en ontwikkeling van de locatie over o.a.; Fasering en planning van de sanering; verantwoordelijkheden tijdens de sanering. De aanbestedingsprocedure is in oktober 2007 gestart middels een prekwalificatie. Uiteindelijk hebben een aantal geselecteerde partijen een planvisie en grondbieding ingediend. Blauwhoed B.V. en VORM B.V. hebben gezamenlijk ingeschreven. Bij de inschrijving zijn Sita Remediation en MWH als respectievelijk uitvoerend aannemer van de sanering en hun adviseur betrokken. Onderdeel van de aanbesteding was het “Programma van eisen bodemsanering. Defensie-eiland Woerden” (bron 7). In dit programma van eisen voor de bodemsanering wordt ingegaan op het onderdeel sanering uit het werk “Sanering en herontwikkeling van het Defensie-eiland”. Hierin is opgenomen welk deel van de sanering deel uitmaakt van het werk. Tevens wordt hierin ingegaan op de doelstelling, aanpak, uitwerking, planning en de te hanteren randvoorwaarden voor de sanering. Blauwhoed en VORM hebben de prijsvraag gezamenlijk winnend afgesloten. Dit heeft ertoe geleid dat het project door de gemeente Woerden in december 2008 is gegund aan Blauwhoed en VORM. Blauwhoed en VORM hebben hun samenwerking gestalte gegeven in een commanditaire venootschap onder de naam ”De Wasserij CV”. Op 4 juni 2008 is door de provincie Utrecht de beschikking ernst en spoedeisendheid Defensieeiland te Woerden (nummer: 2008TNT221167; code: UT0632/00048) afgegeven. In de beschikking stellen de Gedeputeerde Staten het volgende vast: er is sprake van een ernstige bodemverontreiniging; dat spoedige sanering van de bodem noodzakelijk is; dat binnen 4 jaar (uiterlijk 4 juni 2012), na afgifte van de beschikking, met de sanering moet worden begonnen; voorafgaand aan de sanering dient een tijdelijke beveiligingsmaatregel te worden getroffen. Tussen de gemeente Woerden en De Wasserij zijn op 17 december 2008 o.a. een ontwikkelingsovereenkomst en saneringsovereenkomst voor het Defensie-eiland getekend. De saneringsovereenkomst (bron 9) is onderdeel van de “Ontwikkelingsovereenkomst Herontwikkeling Defensieeiland Woerden‟‟ (bron 8). In de saneringsovereenkomst is de saneringsverplichting van de saneerder en zijn financiële afspraken tussen beide partijen vastgelegd. 27 mei 2009 wordt als de datum van de formele gunning van de werkzaamheden gezien. De saneerder zorgt ervoor uiterlijk 17 december 2010 een beschikking op tenminste één saneringsplan te hebben verkregen. Om invulling te kunnen geven aan de tijdelijke beveiligingsmaatregel is op 12 januari 2009 het “Monitoringsplan Defensie-eiland Woerden (projectnummer: C08060; TTE)” opgesteld. De tijdelijke beveiligingsmaatregel bestaat uit het periodiek monitoren van de grondwaterverontreini-
8
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
ging. De eerste monitoringsronde is in 2009 uitgevoerd. De resultaten van de eerste monitoringsronde zijn op 26 oktober 2009 gerapporteerd in â&#x20AC;&#x153;Resultaten monitoring Defensie-eiland Woerden (projectnummer: C09506; TTE). De conclusies zijn: in het ondiepe grondwater is de verontreinigingssituatie qua omvang ten opzichte van de situatie in 2006 nauwelijks gewijzigd. De concentraties VOCL en benzeen zijn in individuele peilbuizen in de bron toegenomen en in de pluim afgenomen of gelijk gebleven; er kan nog geen betrouwbare uitspraak worden gedaan over de horizontale en verticale grondwaterstroming. Voor de gemeente Woerden staat bij (her)ontwikkeling duurzaamheid hoog in het vaandel. Het Defensie-eiland maakt onderdeel uit van de spoorzone in Woerden. In dit gebied zullen de komende jaren woningen en kantoren worden gebouwd. In de spoorzone wil de gemeente Woerden Warmteen koudeopslag (WKO) gaan toepassen. Om hier verdere invulling aan te geven is door de gemeente Woerden het Duurzaam Dienstenbedrijf Woerden (DDW) opgericht. De WKO in de spoorzone dient in samenhang met de aanwezige bodemverontreinigingen toegepast te worden. Uit de studie â&#x20AC;&#x153;Voorlopig ontwerp Spoorzone Woerden, d.d. 23 maart 2009 (projectnummer: C08060; TTE)â&#x20AC;? blijkt dat de belangrijkste verontreiniging in deze zone de verontreiniging op het Defensie-eiland is. In deze studie is gekozen voor een integrale variant waarbij WKO en sanering/beheersing van fase 3 en 4 van het Defensie-eiland met elkaar wordt gecombineerd. De Wasserij zal warmte- en koudevraag gaan betrekken van het DDW. De periode tussen december 2008 en juni 2010 is door de partijen, als gevolg van de crisis, gebruikt voor de planoptimalisatie van de ontwikkeling van de locatie. Als onderdeel hiervan is op 8 juli 2009 een workshop georganiseerd met alle betrokken partijen om een eerste aanzet te geven voor de optimalisatie van de bodemsanering van de locatie. Deze workshop heeft niet geleid tot aanpassingen in de aanpak en de saneringsdoelstelling. Voor de saneringswerkzaamheden is de werkgroep Sanering Defensie-eiland Woerden ingesteld. De partijen die deel uitmaken van deze werkgroep zijn: Gemeente Woerden, Provincie Utrecht, Milieudienst Noord-West Utrecht, De Wasserij, Sita Remediation en MWH. Op 17 juni 2010 is de werkgroep voor de eerste maal bij elkaar gekomen. Een tweede overleg heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2010. Een belangrijk gespreksonderwerp tijdens de eerste bijeenkomsten van de werkgroep waren de mogelijkheden om op 17 december 2010 een (of meerdere) beschikt(e) saneringsplan(nen) voor de locatie gereed te hebben. Tijdens het tweede overleg van 26 augustus 2010 zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het opstellen van deelsaneringsplannen. De volgende deelsaneringsplannen worden opgesteld: deelsaneringsplan fase 1; deelsaneringsplan pilot fase 2; deelsaneringsplan fase 2. Dit onderliggende deelsaneringsplan heeft betrekking op de saneringswerkzaamheden van fase 1. Dit is de start voor de saneringswerkzaamheden die onder de verantwoordelijkheid van de ontwikkelaar van de locatie vallen. Hierna volgen o.a. de werkzaamheden voor het opstellen van de deelsa-
9
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
neringsplannen van fase 2. De planning voor de saneringswerkzaamheden van fase 1 en 2 en de ontwikkeling van de locatie en de onderlinge samenhang tussen deze werkzaamheden is verder uitgewerkt in hoofdstuk 13. De saneringswerkzaamheden van fase 1 en 2 en de ontwikkeling van de locatie worden onderling op elkaar afgestemd. Hierbij is de ontwikkeling van de locatie leidend voor de planning van de sanering van fase 1 en 2. De sanering van fase 3 en 4 wordt onder verantwoordelijkheid van de gemeente Woerden uitgevoerd. Deze werkzaamheden zullen later van start gaan. Er zijn contractueel afspraken gemaakt tussen de ontwikkelaar en de gemeente Woerden over de afstemming tussen de sanering van fase 1 en 2 enerzijds en de sanering van fase 3 en 4 anderzijds. Samenvatting Dit deelsaneringsplan heeft betrekking op het Defensie-eiland Woerden. De locatie is verontreinigd met zowel immobiele als mobiele componenten. In het saneringsonderzoek is de volgende fasering in de sanering gemaakt: Fase 1: Bovengrond (immobiele verontreinigingen en oliespots); Fase 2: Mobiele brongebieden (VOCL) tot een diepte van circa 17 m-mv; Fase 3: Sanering diepere grondwater, pluim met VOCL en benzeen op en ten (noord)westen van het Defensie-eiland in het eerste watervoerende pakket; Fase 4: Sanering diepere grondwater, oostelijke pluim met VOCL in het eerste watervoerend pakket ter hoogte van NS-station Woerden. Er zijn meerdere betrokken partijen bij dit project van belang. De direct betrokkenen zijn: Gemeente Woerden: grondeigenaar en opdrachtgever Provincie Utrecht: bevoegd gezag Milieudienst Noord-West Utrecht: adviseur gemeente Woerden De Wasserij: ontwikkelaar en saneerder Sita Remediation: uitvoerend aannemer sanering MWH: adviseur uitvoerend aannemer sanering In dit deelsaneringsplan zijn alleen de werkzaamheden die betrekking hebben op de sanering van fase ,1 die onder verantwoordelijkheid van de projectontwikkelaar valt, beschreven. De onderlinge samenhang tussen de sanering van fase 1 en 2 en de ontwikkeling van de locatie is in dit plan beschreven. De sanering van fase 1 is onderdeel van de gehele sanering (fase 1 t/m 4) van de locatie. Voor het project zijn zowel privaatrechterlijke (contractueel) als bestuursrechterlijke (beschikking) gemaakte afspraken tussen de betrokken partijen van belang voor de uitvoering van de sanering. De gemaakte afspraken dienen mee genomen te worden in het deelsaneringsplan. Het deelsaneringsplan dient de belangen van alle betrokken partijen bij het project te waarborgen. Naast de sanering en ontwikkeling van de locatie zijn ook ontwikkelingen gaande op het gebied van WKO. Hiervoor gaat de voorkeur uit naar een integrale variant waarbij WKO en sanering/beheersing van fase 3 en 4 van het Defensie-eiland met elkaar worden gecombineerd. Voor de saneringswerkzaamheden is met de direct betrokkenen de werkgroep Sanering Defensie-eiland ingesteld. In de werkgroep is afgesproken dat voor meerdere deelactiviteiten deelsaneringsplannen worden opgesteld. Dit betreft deelsaneringsplannen voor: Saneringswerkzaamheden fase 1; Pilot fase 2; Saneringswerkzaamheden fase 2. Vanwege contractuele afspraken tussen de betrokken partijen dient op 17 december 2010 een beschikking op tenminste één saneringsplan afgegeven te zijn.
1.5
Toetsingskader
De analyseresultaten van de grond worden vanaf 1 oktober 2008 getoetst aan de Achtergrondwaarde 2000 (AW2000), zoals opgenomen in de „Regeling bodemkwaliteit‟ (bron 1) behorende bij het „Besluit bodemkwaliteit‟ (bron 2 tot en met 4). De interventiewaarden voor grond en de streef- en
10
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
interventiewaarden voor grondwater zijn opgenomen in de Circulaire bodemsanering 2009 (bron 5). In dit rapport wordt de volgende terminologie voor grond gehanteerd: kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde 2000 (AW2000) of detectiegrens: geen sprake van een verhoogde concentratie; niet verontreinigd; groter dan AW2000, kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde (T): licht verhoogde concentratie; licht verontreinigd. Voor de tussenwaarde (T) geldt de volgende berekening: (achtergrondwaarde 2000 + interventiewaarde)/2; groter dan T, kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde (I): matig verhoogde concentratie; matig verontreinigd; groter dan I: sterk verhoogde concentratie; sterk verontreinigd. De terminologie voor grondwater is als volgt: kleiner of gelijk aan de streefwaarde (S) of detectiegrens: geen sprake van een verhoogde concentratie; niet verontreinigd; groter dan de streefwaarde (S), kleiner dan of gelijk aan de tussenwaarde (T): licht verhoogde concentratie; licht verontreinigd. Voor de tussenwaarde (T) geldt de volgende berekening: (streefwaarde + interventiewaarde)/2; groter dan T, kleiner dan of gelijk aan de interventiewaarde (I): matig verhoogde concentratie; matig verontreinigd; groter dan I: sterk verhoogde concentratie; sterk verontreinigd.
1.6
Leeswijzer
Dit deelsaneringsplan is van toepassing op de werkzaamheden voor saneringsfase 1. De samenhang tussen de activiteiten voor fase 1 en 2 en de geplande ontwikkeling van de locatie worden in dit plan beschreven. Hoofdstuk 2 beschrijft de beschikbare onderzoeksgegevens. Deze gegevens tezamen met de fasering en de plannen voor de herontwikkeling (hoofdstuk 3) zijn de basis voor het saneringsplan. Op basis van het beleidskader gecombineerd met projectspecifieke afspraken (hoofdstuk 4) is een saneringsdoelstelling voor de locatie geformuleerd. Bij de saneringsdoelstelling is onderscheid gemaakt in de immobiele verontreinigingen en de organische verontreinigingen op de locatie. Deze saneringsdoelstelling is weergegeven in hoofdstuk 5. In een eerder uitgevoerd saneringsonderzoek zijn voor saneringsfase 1 en 2 een aantal mogelijke saneringsvarianten beschreven en afgewogen. De geselecteerde saneringsvarianten per fase beschrijven we in hoofdstuk 5. De uitgangspunten en voorbereidende werkzaamheden staan beschreven in respectievelijk hoofdstuk 6 en 7. Een uitwerking van de geselecteerde saneringsvarianten op hoofdlijnen is opgenomen in hoofdstuk 8. De organisatie en veiligheidsaspecten van de sanering worden toegelicht in hoofdstuk 9. In hoofdstuk 10 en 11 gaan we in op het terugvalscenario en de nazorg van de sanering. Het rapport eindigt met de procedures en uit te voeren acties (hoofdstuk 12) en een planning (hoofdstuk 13) van de gecombineerde herontwikkeling en sanering van de locatie.
11
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
12
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
2
Beschikbare onderzoeksgegevens
In dit hoofdstuk gaan we in op de beschikbare gegevens van de locatie. We beperken ons vooral tot de gegevens die van belang zijn voor het verder uitwerken van de sanering van fase 1 en 2 op de locatie. De gegevens uit dit hoofdstuk zijn vooral gebaseerd op bodemonderzoeken 25 en 26 (zie tabel 2). Deze gegevens zijn voor alle partijen de basis voor de saneringswerkzaamheden van fase 1 en 2. In het convenant milieumaatregelen (bron 6) heeft de Provincie Utrecht ook aangegeven dat deze beide onderzoeken voldoen aan alle gestelde vereisten van de Wet bodembescherming. De daarin beschreven verontreiniging en bijbehorende terugsaneerwaarden bieden volgens de Provincie een actuele basis om de sanering (fase 1 en 2) nader te kunnen uitwerken in saneringsplannen. De beschreven onderzoeksgegevens zijn niet ge誰nterpreteerd door MWH. De gegevens van de monitoring uit 2009 (bodemonderzoek 29) zijn bij onderstaande beschrijving niet meegenomen. De monitoring heeft zich vooral gericht op het diepere grondwater (> 20 m-mv). Deze verontreiniging is onderdeel van fase 3 en 4. Uit de monitoring is ook gebleken dat de verontreinigingssituatie in het ondiepere grondwater (< 20 m-mv) ten opzichte van 2006 nauwelijks (qua volume) is gewijzigd.
2.1
Uitgevoerde bodemonderzoeken
In tabel 2 is een overzicht gegeven van de uitgevoerde bodemonderzoeken op de locatie. Uitgangspunt is dat de Milieudienst Noord-West Utrecht alle onderzoeksrapporten in haar bezit heeft en dat de rapporten daar ingezien kunnen worden. Tabel 2 Overzicht uitgevoerde bodemonderzoeken Nummer
Titel
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Uitgebreid indicatief onderzoek Nader onderzoek grond en grondwater zestal locaties Nader onderzoek fase 1 in de Singel te Woerden Nader bodemonderzoek fase 1 Aanvullend historisch onderzoek Nader bodemonderzoek fase 2 Bodemonderzoek omgeving NS station Nader bodemonderzoek, fase 3 Saneringsonderzoek Nader bodemonderzoek, fase 4 Plan van aanpak Aanvullend grondwateronderzoek nabij riolering Kerk Bonaventura Monitoring 1998 Onderzoek onverdachte terreindelen Onderzoek natuurlijke afbraak
17 18 19 20
Aanvullend onderzoek Waterpassing Alternatieve modellering stoftransport Natuurlijke afbraak Intendance Woerden
13
Adviesbureau
Projectnummer/ kenmerk
Datum
CSO Tukkers Grontmij Tauw Tauw Tauw Tauw Tauw Tauw Tauw Tauw Tauw Tauw Tauw Tauw Tauw
WOE.B05.10 1863 646 3315665 3358216 3397696 3436039 3504980 3560007 3557472 3503410 3645452 3696855 3636968 3711447 3711439
Tauw Tauw Tauw Tauw
3755584 3756068 3766276 3711439
30/8/1990 26/5/1992 Maart 1993 November 1994 Augustus 1995 Juni 1995 1/10/1995 10/12/1996 Maart 1997 November 1998 November 1998 11/6/1998 Oktober 1998 April/oktober 1998 April 1999 April/september 1999 Juni 1999 Juni 1999 Oktober 1999 Maart 2000
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Nummer
Titel
21 22 23 24 25
Geohydrologische monitoring Monitoring grondwater juli en december 2001 Verkennend bodemonderzoek (parkeerterrein) Saneringsonderzoek Woerden, Defensie-eiland; Actualisatieonderzoek en aanvullend onderzoek brongebieden Actualisatie saneringsonderzoek Defensie-eiland Woerden Monitoringsplan Defensie-eiland Woerden Voorlopig ontwerp Spoorzone Woerden Resultaten monitoring Defensie-eiland Woerden
26 27 28 29
Adviesbureau
Projectnummer/ kenmerk
Datum
Tauw Tauw Grondslag Grontmij Tauw
363968 3834670 7800 137120 4492634
6/3/2000 26/9/2002 12/5/2003 Juni 2004 8/2/2007
Grontmij
210859
9/8/2007
TTE TTE TTE
C08060 C08060 C09056
12/1/2009 23/3/2009 26/10/2009
Van de uitgevoerde bodemonderzoeken is voor dit saneringsplan vooral gebruik gemaakt van bodemonderzoek 25 en 26.
2.2
Historische gegevens
De locatie Intendance Woerden (Defensie-eiland) is in de periode van 1880-2001 als militair complex in gebruik geweest. In 1873 kreeg het kasteel in opdracht van het departement van Oorlog een nieuwe bestemming als Centraal Magazijn van kleding en uitrusting. In 1921 kocht het Ministerie van Oorlog het eiland van de gemeente Woerden. De locatie is vooral in gebruik geweest voor het wassen, drogen, spoelen, repareren en opslaan van militaire goederen van textiel (uniformen, tenten etc.) door de afdeling Intendance van de Koninklijke Landmacht. Het kasteel bleef tot 1980 in gebruik bij het Ministerie van Defensie. In 1980 werd het kasteel verkocht aan de Stichting Het Kasteel van Woerden. Het kasteel is in de periode van 1985 t/m 1998 gerestaureerd. Tabel 3 geeft een overzicht wanneer de verschillende gebouwen op de locatie zijn geplaatst. In 1880 is gestart met het plaatsen van houten gebouwen. Later bouwde men in steen. De gebouwen zijn op tekening weergegeven in bijlage 2.1. Tabel 3 Overzicht functie en bouwjaar gebouwen locatie Gebouw
Functie
Start bouw
Iâ&#x20AC;&#x2122; U D en T C F B Q I, J en U K
Wasserij Schoorsteen, gebouw voor zeepopslag, wasserij en ontsmettingsruimte Loodsen Werkplaats voor sorteren van textiel Garage Tenten- en kleermakerij Schilderwerkplaats/beitserij Wasserijen Ketelhuis
1916 Circa 1911 Circa 1921 Circa 1931 1938 1940 ? ? 1975
14
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Vanaf 1972 is de locatie aangesloten op de gemeentelijke riolering. Daarvoor werd het afvalwater, via ondergrondse rioolleidingen, geloosd op de Singelgracht. Tussen 1916 en 1936 is de binnengracht langs de Prins Hendrikkade over een breedte van circa 15 m aan de Intendance-zijde gedempt. Gedeelten van gebouwen B, C en E zijn gebouwd op de gedempte binnengracht. Ook de strook, die grenst aan de zuidzijde van het kasteel, is een gedempte gracht. Dit deel is tussen 1943 tot 1956 gedempt. Textielreiniging is een belangrijke voormalige activiteit geweest op de locatie. In de chemische wasserij werd textiel met behulp van trichlooretheen (TRI) en, vanaf 1980, gereinigd met tetrachlooretheen (PER). De wasserij is gedurende haar bestaan driemaal verplaatst (zie tabel 4). Tabel 4 Overzicht locaties chemische wasserij (bron: bodemonderzoek 26) Gebouw
Periode
Toelichting/opmerkingen
U
1949-1976
I
1976-1991
J
1991-circa 2001
Wasserij met twee chemische wasmachines. Alleen gebruik van TRI via vaten. Kleine opslag van maximaal 2 vaten. Wasserij met twee chemische wasmachines. In de periode van 1976 tot 1980 werd alleen met TRI gewerkt en in de periode van 1980 tot 1991 met PER. Aan de buitenkant van het gebouw (zuidoosthoek) was een bovengrondse opslagtank aanwezig. In 1982 heeft hier een calamiteit plaatsgevonden. Onbekend is of is gemorst bij de tank of dat sprake was van lekkage van de riolering. In 1982 heeft een grondsanering plaatsgevonden, waarvan de details onbekend zijn. Volgens de vergunningaanvraag (1984) werd jaarlijks 10.780 liter PER gebruikt. De geheel gemoderniseerde wasserij is verplaatst in 1991. De PER-tank is geplaatst tegen de buitengevel van gebouw Iâ&#x20AC;&#x2122; (noordwesthoek).
Op de locatie zijn verschillende ondergrondse en bovengrondse opslagtanks in gebruik geweest. Deze tanks werden vooral gebruikt voor de opslag van olieproducten. Tabel 5 geeft een overzicht van deze tanks. De locaties zijn in bijlage 2.1 op kaart weergegeven. Tabel 5 Overzicht ondergrondse en bovengrondse opslagtanks Nr.
Locatie
Aantal tanks
Volume (m3)
Status
1 2 3
Tussen gebouw U en V Tussen gebouw K en V Westgevel gebouw Q
4
Nabij gebouw G/H
5
Tussen gebouwen E,G,H en I
6
Zuidoosthoek I (tot 1991), noordwestgevel gebouw Iâ&#x20AC;&#x2122;
1 x ondergrondse dieseltank 2 x ondergrondse stookolietanks 1 x ondergrondse HBO-tank 1 x bovengrondse tank 1 x ondergrondse benzinetank 1 x ondergrondse benzinetank 2 x ondergrondse benzinetanks 2 x ondergrondse dieseltanks 1 x bovengrondse PER-tank
3 25 3 Onbekend Onbekend Onbekend 12 12 6
Mogelijk nog aanwezig Mogelijk nog aanwezig Verwijderd Verwijderd Aanwezig (vol met zand) Verwijderd Mogelijk nog aanwezig Mogelijk nog aanwezig Mogelijk nog aanwezig
De locatie is thans buiten gebruik. Enkele leegstaande gebouwen worden in het kader van anti-kraak aan particulieren verhuurd. Het middengedeelte is in gebruik als parkeerterrein. Gebouw U is recentelijk gesloopt.
15
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
2.3
Bodemopbouw en geohydrologie
In tabel 6 is een overzicht gegeven van de geologische en hydrologische opbouw van Woerden. Tabel 6 Geologische en hydrologische opbouw van Woerden Geohydrologie
Lithologie
Stratigrafie
Deklaag
Klei, fijn zand en veen
WVP 1
Matig fijn tot matig grof zand
SDL 1c (lokaal aanwezig)
Klei
Formatie van Echteld (klei en zand) en Formatie van Nieuwkoop (veen) Formatie van Boxtel, Formatie van Kreftenheye en Formatie van Sterksel Formatie van Sterksel en Formatie van Stramproy Formatie van Peize/Waalre Formatie van Maassluis
WVP1 Matig fijn tot matig grof zand SDL1 Klei WVP2 Matig fijn tot grof zand Geohydrologische basis Klei en fijn zand WVP = watervoerend pakket; SDL = scheidende laag
Diepte (m NAP) 0 tot -10
-10 tot -35
-35 tot -40 -40 tot -50 -50 tot -60 -60 tot -165 Top -150 / -170
Het maaiveld op de locatie varieert globaal van NAP + 0,3 tot NAP + 0,9 m. Op basis van de beschikbare gegevens uit de bodemonderzoeken is in tabel 7 de lokale bodemopbouw weergegeven. Tabel 7 Lokale bodemopbouw Defensie-eiland Diepte (m-mv) 0-3 3-10 10-19 19-55
Samenstelling Zand, klei en zavel Fijn tot matig grof zand, soms kleilaagje Afwisselende laagjes zand, klei en soms veen Matig grof tot grof zand, soms sterk grindig
Geohydrologische eenheid Deklaag Eerste watervoerend pakket
Voor de regionale grondwaterstroming in het eerste watervoerende pakket zijn regionaal drie elementen aanwezig die bepalend zijn. Dit zijn de Utrechtse Heuvelrug, de polders ten noordwesten van Woerden (polder Groot-Mijdrecht, polder Nieuwkoop, polder Vierambacht en Haarlemmermeer polder) en de Lek. De invloed van de polders is bepalend. Er is sprake van een noordwestelijke stromingsrichting. De freatische grondwaterstand op de locatie bevindt zich globaal op circa NAP â&#x20AC;&#x201C; 1,5 m. De stijghoogte in het eerste watervoerende pakket bevindt zich gemiddeld op circa NAP -1,6 m. Er is sprake van een infiltratiesituatie. De stromingsrichting van het eerste watervoerende pakket wordt beĂŻnvloed door seizoensinvloeden. Over de Singel loopt een waterscheiding. Het grondwater op het Defensie-eiland zal in westelijke richting stromen. Ten oosten van de Singel heerst een zuidoostelijke stroming. In het verleden zijn vier grondwateronttrekkingen maatgevend geweest voor de wijze waarop de verontreinigingen zich vanaf het Defensie-eiland hebben verspreid. De maatgevende onttrekkingen zijn: drinkwaterwinning Kamerik van Oasen (pompstation De Hooge Boom); periode 1949-nu;
16
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
industriĂŤle onttrekking van LMF (Mona-fabriek); periode 1971-1998; bouwputbemaling aanleg parkeergarage Eilandenkade (in de wijk Snel en Polanen); periode 1999-2000; bouwputbemaling aanleg spoorviaduct nabij NS-station Woerden; periode 1992-1993.
2.4
Verontreinigingssituatie
De beschrijving van de verontreinigingssituatie is vooral gebaseerd op de bodemonderzoeken 25 en 26 uit tabel 2. Bij de beschrijving van de verontreinigingssituatie maken we onderscheid in: 1) Immobiele verontreinigingen; alleen aanwezig in de grond. De gegevens zijn gebaseerd op meerdere onderzoeken die zijn uitgevoerd in de periode van 1992-1999; 2) Mobiele verontreinigingen. Aanwezig in zowel grond als grondwater. De gegevens zijn vooral gebaseerd op bodemonderzoek 25. Bij de mobiele verontreinigingen maken we weer verder onderscheid in: a) Verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten. Vooral aanwezig in het dieptetraject van 0-5 m-mv; b) Verontreiniging met (vooral) VOCL en benzeen. Aanwezig in het dieptetraject van 0-55 mmv. Voor een uitgebreide omschrijving van de verontreinigingssituatie verwijzen we naar bodemonderzoek 25 en de overige onderzoeksrapporten uit tabel 2. 2.4.1 Immobiele verontreinigingen De immobiele verontreinigingen op de locatie hangen vooral samen met de aanwezigheid van puin, slakken en kolengruis. Er is sprake van een heterogeen verontreinigingsbeeld (diffuse verontreiniging). De bijmengingen komen voor tot een maximale diepte van 1,5-2,0 m-mv. Algemeen Wanneer het definitieve ontwerp van de herontwikkelingsplannen gereed is en de uitvoering van grondverzet aan de orde komt, is aanvullend onderzoek noodzakelijk om de milieuhygiĂŤnische kwaliteit van nog niet onderzochte gebieden ten behoeve van herontwikkeling in kaart te brengen. Asbest Tot op heden zijn geen analyses uitgevoerd op asbest. Bij de tot nu toe uitgevoerde bodemonderzoeken is zintuiglijk in of op de bodem geen asbest aangetoond. Op basis hiervan wordt de locatie niet als asbestverdacht beschouwd. Door de opdrachtgever is aangegeven dat de locatie als asbestverdacht wordt beschouwd na sloop van de gebouwen op de locatie. De meeste gebouwen op de locatie dateren van voor 1940. Voor 1940 werd nog geen asbest toegepast in gebouwen. Uit asbestinventarisaties van de gebouwen blijkt dat later (beperkt) asbest is aangebracht in de gebouwen. De sloop van de gebouwen zal echter op een dusdanige manier en conform wettelijke voorschriften en richtlijnen plaatsvinden dat geen verspreiding van asbest kan plaatsvinden. Opgemerkt wordt dat ook na sloop de locatie daarom niet verdacht is voor asbest. Na sloop van de gebouwen zal een visuele inspectie plaatsvinden naar de aanwezigheid van asbest op maaiveld.
17
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Zware metalen Verspreid over de locatie zijn op een aantal plaatsen licht verhoogde gehaltes aan zware metalen aangetoond. Ter plaatse van de gracht zijn streefwaardeverschrijdingen aangetoond voor koper, lood, zink en kwik tot maximaal 3 m-mv. Ook zijn op het noordelijk en zuidelijk deel van de locatie plaatselijk licht verhoogde gehaltes, van voornoemde zware metalen, aangetoond. Op basis van de beschikbare gegevens zijn in bijlage 6.1 (bovengrond: 0,0-0,5 m-mv) en bijlage 6.2 (ondergrond: 0,5-1,5 m-mv) de beschikbare gegevens getoetst aan de bodemgebruikswaarden (BGW) weergegeven. Op het zuidoostelijke deel van de locatie zijn overschrijdingen van de BGWII aangetoond. Voor het overige voldoet de gehele locatie aan de BGWI en/of BGWII. Opgemerkt wordt dat binnen het huidige beleid niet meer getoetst wordt aan de bodemgebruikswaarden. De toetsing aan de bodemgebruikswaarden is overgenomen uit het saneringsonderzoek (bodemonderzoek 26) en geeft een indicatie van de verontreinigingsgraad en hergebruiksmogelijkheden van vrijkomende grond. PAK Afhankelijk van de mate van bijmenging is de bovengrond licht tot sterk verontreinigd met PAK. Ter plaatse van één boring (ten zuidoosten van gebouw E) is een sterk verhoogd gehalte PAK in de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) aangetoond. Daarnaast zijn op het zuidelijk deel van de locatie op een viertal plaatsen matig verhoogde gehalten aan PAK aangetoond tot een maximale diepte van 1,8 m-mv. 2.4.2 Mobiele verontreinigingen De verontreinigingssituatie is op kaart weergegeven in bijlage 3 (grond) en bijlage 4 (grondwater). Minerale olie en vluchtige aromaten Op 5 verschillende deellocaties zijn in de grond en/of het grondwater sterk verhoogde gehaltes aangetoond: 1) D; Hobbyruimte en werkplaats (chemicaliënopslag): diepte 0,1-0,5 m-mv; 2) E, F, G/H en I: Ondergrondse tanks ten noordwesten van gebouw E: diepte tot 3 á 3,5 m-mv Gebouw G: opslagplaats voor oliën in flessen en vaten: diepte tot 4 á 5 m-mv Pompeiland voor brandstoffen ten oosten van gebouw I: diepte tot 4 á 5 m-mv 3) Q: Schilderwerkplaats/beitserij: t.p.v. ondergrondse HBO-tank: diepte tot 3,05 m-mv; 4) Ten noorden van gebouw Q: diepte 1,0-2,5 m-mv; 5) Fietsenstalling gebouw U: diepte 1,5 -3,0 m-mv. In onderstaande tabel is per deellocatie aanvullende informatie weergegeven. De deellocaties zijn in bijlage 9 op kaart weergegeven. Tabel 8 Informatie verontreinigingen met minerale olie en vluchtige aromaten per deellocatie Deellocatie
Beschrijving verontreinigingssituatie
1
Het betreft een verontreiniging met sterk verhoogde gehaltes minerale olie in de bovengrond (0,1-0,5 m-mv). In het grondwater is geen verontreiniging aangetoond. Kleinschalige oliespot met een maximale omvang van 25 m 3 sterk verontreinigde grond. Algemeen Tussen de gebouwen E, F, G/H en I is sprake van tenminste 2 verontreinigingsbronnen met minerale olie en aromaten. De verontreinigingscontouren van beide brongebieden lopen in elkaar over. De omvang van de verontreiniging boven de tussenwaarde wordt ingeschat op 2.000 m3.
2
18
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Deellocatie
3
4
5
Overig terrein
Beschrijving verontreinigingssituatie Gebouw E: vulpunten en ondergrondse tanks Zowel grond als grondwater is matig tot sterk verontreinigd met minerale olie en aromaten. De grond is tot de maximaal onderzochte diepte van 3,0 m-mv matig verontreinigd met xylenen en licht verontreinigd met minerale olie. Het grondwater is in het traject van 2,04,0 m-mv sterk verontreinigd met minerale olie. De omvang van het sterk verontreinigd grondwater tot een diepte van 5 m-mv is ingeschat op circa 400 m3. Gebouw G/H: voormalig boshok en pompeiland voor benzine en diesel In de jaren â&#x20AC;&#x2122;90 zijn in het grondwater hoge gehaltes (mogelijk drijflaag) met lichte olieproducten vastgesteld. Tot een diepte van 5 mmv is een sterke benzinegeur waargenomen. Tijdens het laatste bodemonderzoek (nummer 25) zijn nog sterk verhoogde gehaltes aangetoond maar t.o.v. eerder onderzoek zijn de gehaltes met een factor 10-20 gedaald. De grond ter plaatse van het pompeiland is sterk verontreinigd met minerale olie. Het grondwater was tijdens het laatste onderzoek matig verontreinigd met minerale olie en licht verontreinigd met naftaleen. Ook hier is het gehalte minerale olie zeer sterk gedaald (van 130.000 naar 343 Âľg/l). Diep grondwater Het diepere grondwater vanaf 5,5 m-mv is sterk verontreinigd met benzeen. De pluim in het grondwater heeft zich vooral in het traject van 20-40 m-mv in zowel noordwestelijke als zuidoostelijke richting ontwikkeld. In 2001 is op een diepte van 49 m-mv nog een gehalte benzeen van 1.000 Âľg/l aangetoond. Dit betreft een inpandige verontreiniging met alleen minerale olie. In de grond zijn in het traject van 1,8-2,5 m-mv sterk verhoogde gehaltes en in het traject van 2,5-3,0 m-mv matig verhoogde gehaltes minerale olie aangetoond. Het grondwater is licht tot sterk verontreinigd met minerale olie. De verontreiniging in zowel grond als grondwater is globaal afgeperkt. De verwachting is dat de verontreiniging in oostelijke richting doorloopt tot aan de Singel. Het volume met licht verhoogde gehaltes bedraagt circa 1.000 m3 (500 m2; diepte 1,8-3,5 m-mv). Het totaal volume met gehaltes boven de tussenwaarde is ingeschat op 300 m3. De grond is in het traject van 1,0-2,5 m-mv plaatselijk matig verontreinigd met minerale olie, de omvang met gehaltes boven de tussenwaarde is ingeschat op 150 m3. Het totaalvolume met verontreinigde grond is ingeschat op circa 400 m3. Het grondwater is niet verontreinigd. Tevens is een beperkte verontreiniging met VOCL in het traject van 2,9-3,4 m-mv aangetroffen. Hier is de grond plaatselijk matig tot sterk verontreinigd met minerale olie (traject 2,0-3,0 m-mv). Het betreft een olie bestaande uit zware oliefracties. Het grondwater is niet verontreinigd. De verontreiniging bevindt zich ter plaatse van de gedempte gracht. Deze is in periode tussen 1940 en 1960 gedempt. De maximale omvang van de totale verontreiniging bedraagt circa 1.500 m3. Het totaalvolume grond met gehaltes boven de tussenwaarde is ingeschat op circa 600 m3. Naast de bovengenoemde oliespots zijn plaatselijk in de grond licht verhoogde gehaltes aangetoond. Aan de westzijde van gebouw U is een verontreiniging met licht verhoogde gehaltes olie in de grond aangetoond (traject 1,5-3,0 m-mv; volume 240 m3). Deze verontreiniging is niet afgeperkt.
VOCL Op de locatie is sprake van drie brongebieden waar zowel de grond als het grondwater sterk zijn verontreinigd met VOCL: Gebouw I; Gebouw J; Gebouw U. In tabel 9 is per brongebied een samenvatting van de relevante informatie weergegeven. NB. Deze brongebieden zijn later (zie tabel 13) verder afgebakend in werkgebieden die gesaneerd dienen te worden.
19
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Tabel 9 Samenvatting verontreinigingssituatie brongebieden met VOCL Brongebied
Samenvatting verontreinigingssituatie
I
In de zuidoosthoek van gebouw I (ter plaatse van de vmg. uitpandige PER-tank) zijn over een oppervlakte van 200 m2 sterk verhoogde gehaltes VOCL in de grond aangetoond. De hoogste gehaltes in de grond (PER: 7.200 mg/kg ds) zijn aangetoond in het traject van 1,5-2,0 m-mv. De grondverontreiniging is tot minimaal 4,0 m-mv aanwezig. Het grondwater is ook sterk verontreinigd met VOCL. De grootste vracht aan verontreiniging is vooral aanwezig in de laag van 7-16 m-mv. In het traject van 10-15 m-mv zijn klei/leemlenzen aanwezig. Op basis van de resultaten van de uitgevoerde MIP-sonderingen is de verwachting dat in het traject van 10-15 m-mv puur product aanwezig is. Vanuit de bronzone vindt vooral verspreiding van CIS en VC naar de diepte plaats. De verontreinigingen in het watervoerend pakket bestaan hoofdzakelijk uit de afbraakproducten CIS en VC. Door een menging met de aanwezige VOCL-verontreiniging heeft benzeen zich tot een diepte van meer dan 20 m-mv kunnen verspreiden. In de bron is de 10*interventiewaardecontour afgeperkt op circa 30 m-mv. Tot op de top van de scheidende laag (49 mmv) zijn sterk verhoogde gehaltes VC aangetoond. De verontreiniging heeft zich in westelijke richting tot over een afstand van minimaal 150 m verspreid. De omvang van de pluim is niet afgeperkt. De verontreiniging met benzeen heeft zich over een vergelijkbare afstand en volume verspreid. Op de volgende twee plekken zijn sterk verhoogde gehaltes VOCL aangetoond: Voormalige bovengrondse PER-tank (gevel gebouw I’); Tussen gebouw A en J. De grond ten zuidwesten van de voormalige PER-tank (traject 3,3-3,5 m-mv) is over een beperkt oppervlakte sterk verontreinigd met CIS. Tussen gebouw A en J is een sterke verontreiniging aanwezig over een geschat oppervlakte van maximaal 600 m2. In de bronzone ten westen van gebouw J en noordelijk van de PER-tank is de grond sterk verontreinigd (traject 1,6-2,2 m-mv). De verwachting is dat in de diverse klei/leemlaagjes in de trajecten van 4-6 en 13-17 m-mv puur product aanwezig is. Er zijn geen aanwijzingen dat onder gebouw J of rond de voormalige PER-tank puur product aanwezig is. De verontreiniging heeft zich tot 35 m-mv in noordwestelijke richting verspreid. Er is sprake van een pluim met beperkte omvang. De pluimen (gehaltes grondwater > interventiewaarde) van gebouwen I en J lijken niet met elkaar in verband te staan. In de zuidoosthoek van gebouw U zijn in de grond tot 4,0 m-mv sterk verhoogde gehaltes VOCL aangetoond (maximaal gehalte TRI 26.000 mg/kg ds; traject 1,8-2,0 m-mv). De geschatte omvang van de sterk verhoogde gehaltes bedraagt circa 1.000 m3. Mogelijk is de grond langs het oude riool en het lozingspunt bij de Singel ook verontreinigd. De bron in het grondwater bevindt zicht vooral in het traject van 4 tot 10 m-mv, bovenop een klei/leemlaag (9-10 m-mv). Er zijn hier geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van puur product. Vanaf gebouw U is een pluim van CIS en VC waarneembaar die zich over een afstand (onder invloed van de onttrekking van de LMF) van circa 500-600 m in oostelijke richting heeft verspreid.
J
U
Naast bovengenoemde brongebieden is ten noorden van gebouw Q plaatselijk een sterk verhoogd gehalte CIS aangetoond. Deze verontreiniging in de grond is in voldoende mate afgeperkt. De oorzaak van deze verontreiniging is niet bekend. Geconcludeerd is dat deze verontreiniging beperkt van 3 omvang (< 100 m ) is.
2.5
Definiëring probleemgebieden
Op basis van de aangetoonde verontreiniging, in combinatie met de toekomstige functie van de locatie, kan de noodzaak voor de aanpak van de bodemverontreiniging als volgt worden onderverdeeld: blootstellingsrisico‟s; verspreidingsrisico‟s.
20
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Op basis van de risicoâ&#x20AC;&#x;s is in tabel 10 een samenvatting gegeven van de verschillende probleemgebieden op de locatie. Tabel 10 DefiniĂŤring probleemgebieden Risico
Locatie
Verontreinigingen
Blootstelling
Bovengrond (contactlaag) over een groot deel van het Defensie-eiland. Zuidoosthoek gebouw I
Verontreinigingen in de grond met PAK, zware metalen, minerale olie, aromaten en VOCL.
Verspreiding
Tussen gebouw A en J Zuidoosthoek gebouw U Gebouw D Tussen gebouw E, F, G/H en I Gebouw Q Gebouw U en gedempte gracht ten zuiden van het kasteel Diep grondwater
2.6
Brongebied met VOCL in zowel grond als grondwater. Ook benzeen aanwezig tot op grote diepte. Bronlocatie met grootste vracht aan verontreiniging. Waarschijnlijk puur product aanwezig. Brongebied met VOCL in zowel grond als grondwater. Waarschijnlijk puur product aanwezig. Brongebied met VOCL in zowel grond als grondwater. Beperkte grondverontreiniging met minerale olie. Grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten Beperkte grondverontreiniging met minerale olie en VOCL. Beperkte grondverontreiniging met minerale olie (ook immobiele verontreinigingen: zware metalen en PAK). Grondwaterverontreiniging met VOCL en in geringe mate benzeen.
Potentie voor natuurlijke afbraak
Brongebieden Uit de resultaten van de redoxkarakterisering blijkt dat de redoxomstandigheden in de bronnen over het algemeen redelijk tot gunstig zijn voor de omzetting van de gechloreerde koolwaterstoffen. Dit wordt bevestigd door de berekende chloride-indexen. De aanwezigheid van een gelimiteerde hoeveelheid substraat ten opzichte van het aanwezige sulfaat maakt de duurzaamheid van de natuurlijke afbraak echter onzeker. Pluimgebieden In de pluimen zijn, in verhouding tot het aanwezige substraat, hoge gehalten sulfaat aanwezig die in combinatie met de beperkte hoeveelheid DOC (substraat) de duurzaamheid van de natuurlijke afbraak onzeker maken.
2.7
Ernst en spoedeisendheid
Per beschikking (code UT0632/00048) is op 4 juni 2008 het volgende vastgesteld met betrekking tot de ernst en spoedeisendheid: Ernst: er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 1 en artikel 29 van de Wbb. Spoedeisendheid: Gelet op het huidige en het beoogde gebruik van deze ernstige verontreinigde bodem is sprake van zodanige risicoâ&#x20AC;&#x;s voor verspreiding van de verontreiniging dat spoedige sanering als bedoeld in artikel 37 van de Wbb noodzakelijk is. Met de sanering dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 4 jaar na de inwerkingtreding van deze beschikking, te worden begonnen.
21
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Daarnaast is o.a. het volgende vastgelegd in de beschikking: met de sanering dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk vier jaar (4 juni 2012) na de inwerkingtreding van deze beschikking, te worden begonnen; voorafgaande aan de sanering dient een tijdelijke beveiligingsmaatregel te worden getroffen.
2.8
Gevalsdefinitie
Ter plaatse van de saneringslocatie (kadastrale percelen Woerden, sectie C, nummers 2919, 2162 en een gedeelte van nummer 2918) is sprake van ĂŠĂŠn geval van ernstige bodemverontreiniging. Dit is bij beschikking van 4 juni 2008 (kenmerk 2008INT223604) door de Provincie Utrecht vastgesteld. Opgemerkt wordt dat de werkzaamheden die omschreven staan in dit deelsaneringsplan niet van toepassing zijn op perceel 2918 van de Stichting Het Kasteel Van Woerden. In bijlage 1.2 is aangegeven op welke percelen dit deelsaneringsplan van toepassing is.
22
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
3
Fasering en plannen herontwikkeling Defensie-eiland
In dit hoofdstuk gaan we in op de fasering en de plannen voor de herontwikkeling van het Defensieeiland. Hierbij is het van belang om te realiseren dat het stedenbouwkundig plan op dit moment op e e hoofdlijnen is vastgesteld. De detail uitwerking zal plaatsvinden in het 3 en 4 kwartaal van 2010, evenals de ruimtelijke onderbouwing gevolg door de planologische procedure. De plannen op hoofdlijnen en de fasering in de tijd wordt in de volgende paragrafen gepresenteerd.
3.1
De herontwikkeling op hoofdlijnen
De herontwikkeling van het Defensie-eiland is een multidisciplinaire opgave. De locatie dient te worden gesaneerd, bouw- en woonrijp gemaakt, waaronder de sloop en gedeeltelijke handhaving van bestaande gebouwen (Gebouw B,C en I) voordat het Defensie-eiland kan worden herontwikkeld tot een hoogwaardig woonmilieu. Ter keuze van B&W is een besluit in voorbereiding om alle te slopen gebouwen in ĂŠĂŠn fase te verwijderen. De bodemsanering wordt integraal binnen de herontwikkelingsopgave ingepast en aangepakt. Door de gemeente Woerden zijn twee essentiĂŤle randvoorwaarden gesteld voor de ontwikkeling van de locatie: aanvang sanering van fase 2 (werkgebieden) binnen drie jaar na gunning zijnde 17 december 2011, en; afronden sanering van fase 2 (inclusief indienen evaluatierapport) binnen 4 jaar na start sanering, zijnde 17 december 2015. De belangrijkste werkonderdelen bij de herontwikkeling zijn: 1. Stedenbouw en planologie; 2. voorbereiding van de sanering en afstemming op de planontwikkeling; 3. slopen van de opstallen behoudens de gebouwen B, C en I; 4. keuzemoment start sanering fase 1 en/of fase 2 5. bodemsanering 6. bouwrijpmaken plangebied; 7. opstalontwikkeling; 8. woonrijpmaken plangebied. In hoofdstuk 14 gaan we meer in detail in op de planning van de verschillende werkonderdelen.
23
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Ad 1) Stedenbouwkundig plan op hoofdlijnen is vastgesteld en is de basis voor de ruimtelijke onderbouwing. Parallel hierin zal het stedenbouwkundig plan in detail worden uitgewerkt. Ad 2) De voorbereiding van de sanering is opgestart en heeft in overleg met de Werkgroep Sanering geresulteerd in een saneringsplan voor fase 1 en de voorbereiding van de pilot voor de sanering van fase 2. Ad 3) Na de besluitvorming van de gemeente Woerden, thans voorzien in september 2010 zal de sloopvoorbereiding worden opgestart. Dit betreft de sloop van alle opstallen behoudens B, C en I. Ad 4) In overleg met de gemeente Woerden zal eind 2010 worden gestart met de uitvoering van de sanering ten noorden van gebouw Q. Na vaststelling van het bestemmingsplan, thans voorzien in december 2011, zal in overleg met de gemeente Woerden worden gestart met de uitvoering van de sanering voor fase 2 (Werkgebieden). Ad 5) Fase 1 en 2 dienen door de De Wasserij CV te worden gesaneerd. De saneringen van fase 1 betreffen de immobiele en ondiepe mobiele (vooral minerale olie) verontreinigingen. De sanering van fase 2 betreft de sanering van de drie werkgebieden met VOCL. De tijdsduur van de sanering van deze gebieden is geraamd op totaal 4 jaar. Deze locaties werken sterk beperkend op de opstalontwikkeling. Ad 6) Het bouwrijp maken van de locatie start op het noordelijk deel van de locatie, nadat het bevoegd gezag heeft ingestemd met de saneringsresultaten. Ad 7) De opstalontwikkeling wordt gefaseerd in minimaal drie fases uitgevoerd. Mede bepalend voor de doorlooptijd van de opstalontwikkeling is het behalen van de saneringsdoelstelling en de instemming hierop door het bevoegd gezag. Afhankelijk van de marktopname kan de ontwikkeling in meer fasen worden opgedeeld. Met de opstalontwikkeling wordt gestart op het noordelijk deel van het eiland. Hier is de minste verontreiniging aanwezig. Daarna volgen respectievelijk het middendeel en het zuidelijk deel van de locatie. Ad 9) Na de opstalontwikkeling kan de locatie woonrijp worden gemaakt en kan de openbare ruimte aansluitend worden opgeleverd aan de gemeente Woerden. Onderstaand is de ontwikkeling van de locatie op hoofdlijnen ge誰llustreerd. De detailplannen wijken af van onderstaande figuren. Doel van de illustraties is om de fasering in de herontwikkeling en de sanering inzichtelijk te maken.
24
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Figuur 1 Huidige situatie Defensie-eiland
Figuur 2 Situatie na sloop gebouwen
Figuur 3 Locaties werkgebieden met VOCL (sanering fase 2)
Figuur 4 Opstalontwikkeling noordelijk deel van de locatie
25
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Figuur 5 Woonrijp maken noordelijk deel van de locatie
Figuur 6 Start opstalontwikkeling middendeel van de locatie
Figuur 7 Vervolg opstalontwikkeling middendeel van de locatie
Figuur 8 Aanleg kasteelgracht en afronding sanering fase 2
26
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Figuur 9 Woonrijpmaken middendeel van de locatie
Figuur 10 Start opstalontwikkeling zuidelijk deel van de locatie
Figuur 11 Vervolg opstalontwikkeling zuidelijk deel van de locatie
Figuur 12 Woonrijp maken zuidelijk deel van de locatie en oplevering locatie
3.2
Details herontwikkeling
In deze paragraaf wordt in meer detail ingegaan op de huidige plannen voor de herontwikkeling en staan we stil bij de plannen die van invloed kunnen zijn op de bodemsanering. Bij de herontwikkeling zal het huidige maaiveldniveau (zoveel mogelijk) worden gehandhaafd.
27
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Om meer inzicht te krijgen in de details van de herontwikkeling zijn in bijlage 7.3 de meest recente plannen weergegeven op een foto-ondergrond. In bijlage 7.4 zijn de verschillende functies die het eiland na de herontwikkeling heeft meer in detail weergegeven. Belangrijke aspecten hieruit zijn: 2 het huidige eiland heeft een oppervlakte van 33.135 m en grenst aan het kasteel; 2 het oppervlakte van het eiland wordt vergroot tot 34.464 m door een deel van de huidige slotgracht naast het kasteel te dempen; aan de zuid- en oostkant van het kasteel wordt een deel ontgraven om de slotgracht uit te breiden en in ere te herstellen; over de locatie verdeeld komen drie grote parkeergelegenheden. Op het noordelijk deel betreft dit gebouwd parkeren op maaiveld, op het middendeel een combinatie van gebouwd parkeren op maaiveld met een volledig verdiepte parkeergarage en op het zuidelijk deel een verdiepte parkeergarage (afwerking dak garage op circa 0,5 m boven maaiveld); het overgrote deel van de locatie is na de herontwikkeling verhard of bebouwd. Van de privé tuinen worden alleen op het zuidelijk deel van het eiland tuinen in de “volle” grond aangebracht. Hier zal ook een „signaallaag‟ worden aangebracht. De overige privé tuinen worden op bouwkundige voorzieningen gerealiseerd. Tabel 11 geeft een indicatief overzicht van de geplande globale oppervlaktes in relatie tot het gebruik na herontwikkeling van de locatie. Tabel 11 Globale oppervlaktes gebruiksfuncties na herontwikkeling Gebruik locatie
Oppervlakte (m2)
Huidig oppervlakte Defensie-eiland Nieuw oppervlakte Defensie-eiland na herontwikkeling Verharding totaal Openbaar groen totaal Wonen Prive-tuinen Parkeren Noord Parkeren Midden Parkeren Zuid Casco Wegen en parkeren Cultuurplein Pleinen Dek Noord
28
33.000 34.500 12.500 4.000 8.500 4.000 4.000 2.000 3.500 500 2.500 2.000 1.00 2.500
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
4
Beleidskader en projectspecifieke afspraken
Voor de sanering is in het saneringsonderzoek (bodemonderzoek 26) aangesloten bij het algemeen beleidskader met betrekking tot het omgaan met bodemverontreiniging. Na het opstellen van het saneringsonderzoek en de aanbesteding zijn een aantal veranderingen in het bodembeleid doorgevoerd. Zo is het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) van kracht geworden (per 1/1/2008) en is in 2009 het provinciale milieubeleid (bron 10) geactualiseerd. De gemeente Woerden maakt in het kader van de Bbk momenteel gebruik van de overgangsregeling van de bestaande bodembeheernota en bodemkwaliteitskaart. Met de inwerkingtreding van het Bbk zijn de BGW‟s komen te vervallen. Naast het algemene en regionale beleid zijn voor dit project een aantal projectspecifieke afspraken met betrekking tot de sanering van belang. Deze afspraken zijn de basis voor het contract tussen de gemeente Woerden en De Wasserij voor de ontwikkeling en sanering van de locatie. In dit hoofdstuk gaan we op bovenstaande zaken nader in.
4.1
Algemeen beleidskader
Algemeen Het wettelijke kader waarbinnen het omgaan met gevallen van bodemverontreiniging wordt benoemd is de Wet Bodembescherming (Wbb). Via de Wbb wordt de kwaliteit van de bodem beschermd en wordt aangegeven hoe te handelen in geval van verontreiniging van de bodem. Vanaf 1 januari 2006 gaat het bodembeleid uit van een functiegerichte sanering van immobiele componenten in de bovengrond en de kosteneffectieve en milieuhygiënische verantwoorde sanering van mobiele componenten in de ondergrond. Dit geldt voor verontreinigingen die voor 1987 zijn ontstaan (historische verontreinigingen). Voor functiegericht en kosteneffectief /milieuhygiënisch saneren zijn in “Van trechter naar zeef” en “Doorstart A5” vier strategische doelstellingen geformuleerd, waaraan elke saneringsoplossing moet voldoen: 1) Integrale aanpak. Saneringsmaatregelen worden ontworpen vanuit een integrale aanpak van bodemverontreiniging. Boven- en ondergrond worden in hun onderlinge samenhang beschouwd en in samenhang met geplande ontwikkelingen; 2) Gebruikseisen. Een bodem voldoet na saneren aan de eisen die het gebruik stelt. Dit betekent dat blootstelling aan verontreinigde stoffen moet worden voorkomen en verspreiding van deze stoffen moet worden tegen gegaan. 3) IJkmomenten. IJkmomenten worden ingebouwd om het saneringsverloop te volgen en waar nodig te kunnen bijsturen. 4) Minimaliseren nazorg. De sanering moet ertoe leiden dat zorgtaken voor de bodem zo beperkt mogelijk zijn.
29
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Het bodemsaneringsbeleid voor bestaande (historische verontreinigingen) maakt onderscheid in: de aanpak van de bovengrond voor immobiele verontreinigingen; het kosteneffectief en milieuhygiĂŤnisch verantwoord saneren van mobiele verontreinigingen in de ondergrond. Immobiele verontreinigingen Omdat ten tijde van het saneringsonderzoek (voor invoering van het Besluit bodemkwaliteit) sprake was van een ander beleid met betrekking tot de (immobiele) verontreinigingen in de bovengrond gaan we hieronder in op het huidige beleid en een aantal veranderingen. De eisen die aan de kwaliteit van de boven- en ondergrond en de leeflaag worden gesteld, zijn gerelateerd aan het Besluit bodemkwaliteit. De kwaliteitseis hangt af van de bodemfunctie. Er zijn zeven bodemfuncties onderscheiden waarvan de risicoâ&#x20AC;&#x;s zijn bepaald. De zeven bodemfuncties zijn geclusterd tot drie bodemfunctieklassen waarbij voor elk van deze klassen een generieke bodemnorm is afgeleid. Voor 1 januari 2008 werden vier bodemgebruiksvormen onderscheiden waarvoor bodemgebruikswaarden (BGWâ&#x20AC;&#x;s) golden. Er werd onderscheid gemaakt in de volgende bodemgebruiksvormen: I. Wonen en intensief gebruikt (openbaar) groen; II. Extensief gebruikt (openbaar) groen; III. Bebouwing en verharding; IV. Landbouw en natuur. De generieke bodemnormen Achtergrondwaarden (AW2000), Maximale Waarde Wonen en Maximale Waarde Industrie zijn opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit en gelden als kwaliteitseis voor leeflagen, aanvulgrond en terugsaneerwaarde als gemeenten in het kader van het Besluit bodemkwaliteit voor het betreffende gebied hebben gekozen voor het zogenaamde generieke beleidskader. De 7 bodemfuncties zijn: 1. Wonen met tuin; 2. Plaatsen waar kinderen spelen i) met een gemiddelde ecologische waarde; ii) met weinig ecologische waarde; 3. Moestuinen en volkstuinen i) met veel gewasconsumptie (grote moestuinen) ii) met een gemiddelde gewasconsumptie (kleinere moestuinen) 4. Landbouw; 5. Natuur; 6. Groen met natuurwaarden; 7. Ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie i) niet (nagenoeg) geheel verhard ii) (nagenoeg) geheel verhard In onderstaand kader staat de indeling in bodemfunctieklassen en de naam van de bodemnorm aangegeven.
30
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Bodemfunctieklassen en de naam van de bodemnorm Afgeleide bodemnorm voor blijvende geschiktheid
Bodemfuncties die één bodemfunctieklasse vormen
Achtergrondwaarden
Landbouw Natuur Moestuinen-volkstuinen
Maximale Waarde wonen
Wonen met tuin Plaatsen waar kinderen spelen Groen met natuurwaarden
Maximale Waarde industrie
Ander groen, bebouwing, infrastructuur, industrie
De standaardaanpak voor de sanering van immobiele verontreiniging in de bovengrond bestaat uit het voorkomen van de blootstelling door het aanbrengen van een leeflaag. Indien de saneringsmaatregel het aanbrengen van een leeflaag inhoudt, worden de volgende eisen aan die leeflaag gesteld: de leeflaag heeft een standaarddikte van één meter; in tuinen kan afhankelijk van de bewortelingsdiepte een grotere diepte, variërend van 1 tot 1,5 meter gewenst zijn; bij overig begroeid terrein mag de dikte variëren van 0,5–1,5 meter, afhankelijk van de bewortelingsdiepte; een van de standaarddikte afwijkende leeflaag is mogelijk, onder bijzondere omstandigheden zoals een hoge grondwaterstand, ter beoordeling aan bevoegd gezag; onder de leeflaag wordt als regel een signaallaag aangebracht, die tot doel heeft te waarschuwen voor verontreiniging die zich onder die signaallaag bevindt. Als sprake is van verharding en/of bebouwing, wat veelal het geval is bij de bodemfuncties „bebouwing, infrastructuur en industrie‟ is de verontreinigingssituatie automatisch geïsoleerd. Deze isolatie wordt dan gevormd door een afdeklaag, bestaande uit beton, asfalt, stelconplaten of flinke oppervlakten aaneengesloten bestrating met klinkers en tegels. Indien dergelijke constructies duurzaam en aangesloten zijn uitgevoerd, kunnen daarmee blootstellingsrisico‟s in afdoende mate worden tegengegaan. Een leeflaag is dan niet noodzakelijk. Indien zich onder de bebouwing een kruipruimte bevindt, dan dient de ontwikkelaar passende maatregelen te nemen om contact met de onderliggende verontreiniging te voorkomen. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn een laag grond van afwijkende fysische samenstelling (zodat deze als signaallaag herkenbaar is) of het aanbrengen van een betonvloer. Zowel artikel 39 Wbb, als de Regeling Uniforme Saneringen (RUS) staan toe om uit de saneringslocatie afkomstige (ernstige) verontreinigde grond te herschikken in de bodem van een ander gedeelte van de saneringslocatie. De herschikking van verontreinigde grond dient in ieder geval te worden herschikt onder de duurzame aanééngesloten afdeklaag of onder de aan te brengen leeflaag;
31
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
4.2
Provinciaal beleidskader
Het provinciale beleidskader is vastgelegd in de “Nota uitvoeringsbeleid bodem 2009” van de Provincie Utrecht (bron 10). De nota beschrijft het provinciale beleid met betrekking tot bodem en grondwater in samenhang met het landelijk beleid. De provincie sluit zoveel mogelijk aan bij het landelijk beleid. Het landelijke en provinciale beleid is gericht op het bereiken en gebruiken van een bodem die geen risico‟s oplevert voor mens, plant en dier en een bodem- en grondwaterkwaliteit die geschikt is voor het realiseren van de maatschappelijke en ruimtelijke opgaven. De volgende aspecten uit de nota zijn van belang: de provincie hanteert in principe de door de gemeenteraad op grond van het Besluit bodemkwaliteit vastgelegde Lokale Maximale Waarden voor de toepassing van grond en bagger als terugsaneerwaarden bij de saneringen. Bij afwijking vindt eerst overleg plaats met de gemeente; de provincie streeft voor mobiele verontreinigingen naar minimalisering van de zorg en dus naar een zo hoog mogelijke trede op de saneringsladder; voor immobiele verontreiniging in de bovengrond geldt dat de saneringsvariant voldoende garanties moet bieden om direct contact met de bodemverontreiniging te vermijden; met betrekking tot asbest geldt dat indien zowel het historisch onderzoek als de veldinspectie geen aanleiding geven tot het vermoeden van asbest in de bodem, kan analytisch onderzoek achterwege blijven.
4.3
Lokaal beleid
Onderstaande informatie met betrekking tot het lokale beleid van de gemeente Woerden is verkregen van de Milieudienst Noord-West Utrecht: de bodemkwaliteitskaart van de binnenstad van Woerden is geldig tot 1 maart 2011; de gemeente Woerden heeft een bodemfunctieklassekaart vastgesteld waar het Defensie-eiland binnen de bodemfunctieklasse wonen ligt; de gemeente Woerden heeft tot nu toe gekozen voor generiek beleid. Er loopt op dit moment nog een ILB traject met alle gemeenten uit de regio. Het is de bedoeling dat daarin een nadere afweging wordt gemaakt of er voor generiek of gebiedsspecifiek beleid wordt gekozen. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend en definitief. Uitgangspunt is dat de gemeente Woerden kiest voor generiek beleid.
4.4
Projectspecifieke afspraken
Voor het project zijn meerdere afspraken tussen de gemeente Woerden en De Wasserij vastgelegd met betrekking tot de sanering. De documenten waarin deze afspraken zijn vastgelegd, zijn: convenant milieumaatregelen vml. Defensieterrein „Intendance Woerden‟, gemeente Woerden, 11 september 2007 (bron 6); programma van eisen. Defensie-eiland Woerden, Gemeente Woerden, Milieudienst Noord-west Utrecht.15 oktober 2007 (bron 7); herontwikkeling Defensie Eiland. Ontwikkelingsovereenkomst, Gemeente Woerden, 6 maart
32
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
2008 (bron 8); saneringsovereenkomst Defensie-eiland Woerden, Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn, Versie 7 maart 2008 (bron 9); herontwikkeling Defensie Eiland. Ontwikkelingsovereenkomst, Gemeente Woerden, 29 mei maart 2010 (bron 15). In het vervolg van dit saneringsplan worden de belangrijkste afspraken uit bovenstaande documenten meer in detail behandeld. Onderstaand kader geeft een kort overzicht over welke onderdelen in bovenstaande documenten afspraken zijn vastgelegd. Dit betreft de onderdelen die van belang zijn voor dit saneringsplan en de uitvoering van de sanering. Omdat het om gemaakte projectspecifieke afspraken gaat is geen onderscheid gemaakt tussen fase 1 en 2. Overzicht afspraken Gemeente Woerden en De Wasserij uit bron 6 tot en met 9 Fasering sanering De sanering is op basis van de soort verontreinigingen en de diepte van voorkomen van de verontreiniging ingedeeld in vier fases. Fase 1 en 2 vallen onder verantwoordelijkheid van de projectontwikkelaar. Fase 1 is onderdeel van dit deelsaneringsplan. Voor fase 2 wordt in dit deelsaneringsplan een doorkijk geboden. Fase 3 en 4 vallen onder verantwoordelijkheid van de gemeente Woerden en zijn geen onderdeel van dit plan. Afbakening werk Werkgebieden Voor de drie bronzones met VOCL zijn voor fase 2 werkgebieden (drie stuks) vastgelegd (horizontaal en verticaal) waarbinnen gesaneerd dient te worden door de projectontwikkelaar. Saneringsdoelstelling De saneringsdoelstelling voor fase 1 en 2 is in detail uitgewerkt en vastgelegd in het saneringsonderzoek. Risicoâ&#x20AC;&#x2122;s en verantwoordelijkheden Het behalen van de saneringsdoelstelling voor fase 1 en 2 is volledig voor rekening en risico van de projectontwikkelaar. Planning (privaatrechtelijke afspraken) Binnen 2 jaar na gunning is een beschikking door het bevoegd gezag afgegeven op een door de geselecteerde partij opgesteld deelsaneringsplan voor de locatie; Binnen 3 jaar na gunning wordt een aanvang gemaakt met de sanering van fase 2 (werkgebieden); Uiterlijk 4 jaar na aanvang van de sanering van de werkgebieden wordt een evaluatierapport voor fase 2 (werkgebieden) voorgelegd aan het bevoegd gezag. Vooroverleg Bij het opstellen van de saneringsplannen worden in vooroverleg zowel de gemeente Woerden als de Provincie Utrecht betrokken. Relatie sanering en herontwikkeling In de saneringsplannen voor fase 1 en 2 wordt duidelijk de relatie aangegeven met de herontwikkeling van de locatie. Aanvullend bodemonderzoek De bodem van het gehele terrein (met name de nog niet onderzochte terreindelen) wordt, na sloop van de bebouwing, onderzocht op haar geschiktheid voor woningbouw. Eindverificatie Toetsing eindwaarden vindt plaats door de milieukundig begeleider (onafhankelijk gecertificeerd bureau) in opdracht van de projectontwikkelaar. Voorzieningen fase 3 en 4 Binnen de herontwikkeling wordt voldoende ruimte gereserveerd voor voorzieningen ten behoeve van de sanering van fase 3 en 4. Het stedenbouwkundig plan, als vastgesteld, is leidend voor verdere uitwerking en de eventuele inpassing van voorzieningen ten behoeve van de sanering van fase 3 en 4.
33
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Verificatieplan fase 2 De saneerder stelt, binnen 6 maanden voor de beoogde afrondeingvan de sanering van fase 2 (werkgebieden), een door de Provincie goed te keuren verificatieplan op. Nazorgplan Indien na de sanering van fase 1 en 2 nog verontreiniging in de bodem is achtergebleven die tot gebruiksbeperkingen leidt en/of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn, stelt de saneerder een nazorgplan op dat ter instemming wordt ingediend bij de Provincie. Ternaamstelling beschikking De beschikking voor de sanering van fase 1 en 2 wordt op naamgesteld van de De Wasserij CV.
34
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
5
Saneringsdoelstelling en saneringsvarianten
In het saneringsonderzoek (bodemonderzoek 26) is de saneringsdoelstelling voor de locatie vastgelegd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de aanpak van de bovengrond en de ondergrond en tussen immobiele en mobiele verontreiniging. In het convenant (bron 6) is opgenomen dat de terugsaneerwaarden zoals opgenomen in het saneringsonderzoek een actuele basis bieden om de sanering op een milieuhygiënische verantwoorde, kosteneffectieve en functiegerichte wijze nader te kunnen uitwerken. In dit hoofdstuk gaan we in op de saneringsdoelstelling voor zowel fase 1 t/m 2 zoals vastgelegd in het saneringsonderzoek. De saneringsdoelstelling van fase 2 is ook weergegeven omdat deze, in een aantal gevallen, in direct verband staat met de sanering van fase 1. Voor fase 1 en 2 zijn de randvoorwaarden voor de sanering beschreven. De beschreven randvoorwaarden (minimale eisen) zijn tijdens een overleg op 30 januari 2007 tussen de Provincie Utrecht, de Milieudienst Noord-West Utrecht en de Grontmij vastgesteld (bodemonderzoek 26). Voor fase 1 geldt dat de randvoorwaarden voor de immobiele componenten toen zijn opgesteld op basis van een ander beleidskader. Door de inwerkingtreding van het Bbk zijn de toen gestelde randvoorwaarden nu achterhaald. De gestelde randvoorwaarden zijn daarom vertaald naar het huidige beleid (Bbk). Dit hoofdstuk geeft tevens een overzicht van de geselecteerde saneringsvarianten voor de verschillenende saneringsfases.
5.1
Algemene saneringsdoelstelling
Conform het landelijke en provinciale saneringsbeleid zijn de volgende saneringsdoelstellingen voor de boven- en ondergrond op de locatie geformuleerd: het wegnemen van blootstellingsrisico‟s als gevolg van verontreinigingen (immobiel en mobiel) in de grond; het wegnemen van uitloogrisico‟s (nalevering) van mobiele verontreinigingen uit de grond en zones met puur product naar het grondwater; het kosteneffectief en milieuhygiënisch saneren van mobiele verontreinigingen in het diepe grondwater (ondergrond), waarbij binnen een periode van 30 jaar een stabiele eindsituatie wordt bereikt. Concreet betekent de standaardaanpak voor de saneringslocatie dat: de immobiele verontreinigingen gesaneerd worden voor zover er contactrisico‟s voor de beoogde functie bestaan; de oliespots, waaronder wordt verstaan minerale olie en aromaten (exclusief benzeen) worden in de grond en het grondwater gesaneerd tot de tussenwaarde; de bron en de pluim van de mobiele verontreinigingen (VOCL en benzeen) zoveel mogelijk wor-
35
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
den verwijderd, waarbij: o De gehalten aan VOCL en benzeen in de bovenste 2 meter van de grond tot beneden de tussenwaarde worden teruggebracht. Voor de zone daaronder gelden afgeleide terugsaneerwaarden voor de individuele componenten (zie tabel 15); o Voor het diepe grondwater (pluim) binnen 30 jaar een stabiele eindsituatie wordt bereikt (voor het diepe grondwater zijn geen terugsaneerwaarden gehanteerd aangezien het doel van de sanering niet het bereiken is van een vaste terugsaneerwaarde, maar het bereiken van een gewenste situatie).
5.2
Fasering en verantwoordelijkheden sanering
Tijdens de sanering wordt de aanpak van de verontreiniging in de bovengrond (tot maximaal 20 mmv; fase 1 en 2) en de ondergrond (diepe grondwater; fase 3 en 4) losgekoppeld. De sanering van de bovengrond en de ondergrond valt onder de verantwoordelijkheid van verschillende partijen. De fasering en verantwoordelijkheden tijdens de sanering zijn in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 12 Fasering en verantwoordelijkheden sanering Fase
Sanering van:
Verantwoordelijkheid
1 2
Bovengrond (immobiele verontreinigingen en oliespots). Mobiele brongebieden (VOCL) tot een diepte van maximaal 20 m-mv. Hiervoor zijn drie werkgebieden (zie tabel 13) gedefinieerd. Sanering diepere grondwater pluim met VOCL en benzeen op en ten noordwesten van het Defensie-eiland in het eerste watervoerende pakket. Sanering diepere grondwater oostelijke pluim met VOCL in het eerste watervoerende pakket ter hoogte van het NS-station Woerden.
Projectontwikkelaar
3 4
Gemeente Woerden
Ten behoeve van de sanering van de drie brongebieden met VOCL tijdens fase 2 zijn drie werkgebieden gedefinieerd (zie tabel 13). Het werkgebied geeft de horizontale en verticale saneringsgrens aan voor elk brongebied. In het werkgebied geldt de geformuleerde saneringsdoelstelling voor de ontwikkelaar. De werkgebieden zijn in bijlage 5 op kaart weergegeven. Tabel 13 Afbakening drie werkgebieden Werkgebied
Afmetingen
Diepte
X,Y-Coรถrdinaten
Gebouw I
53 x 77 x 53 x 73
20 m-mv
Gebouw A en J
42 x 28 x 42 x 27
20 m-mv
32 x 28
10 m-mv
120666,455157 120698,455199 120760,455161 120731,455116 120726,455245 120751,455279 120773,455263 120749,455229 120828,455271 120860,455277 120865,455249 120833,455243
Gebouw U
36
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
In dit gefaseerde deelsaneringsplan is alleen de sanering van fase 1 (verantwoordelijkheid projectontwikkelaar) uitgewerkt.
5.3
Randvoorwaarden sanering immobiele verontreiniging fase 1
In onderstaande tabel zijn de randvoorwaarden, zoals opgenomen in het saneringsonderzoek, voor de immobiele verontreinigingen tijdens fase 1 weergegeven. In de tabel is een onderscheid gemaakt naar de gestelde randvoorwaarden ten tijde van het saneringsonderzoek (oud beleid) en een vertaling naar het huidige beleid (Bbk). De uitwerking naar het huidige beleid is ook gebruikt bij de uitwerking van de saneringsmaatregelen. Tabel 14 Randvoorwaarden sanering immobiele verontreiniging bovengrond fase 1 Verontreiniging
Randvoorwaarden sanering oud beleid
Uitwerking randvoorwaarden nieuw beleid
Zware metalen en PAK
Algemeen Voor immobiele verontreinigingen worden gebiedsspecifieke terugsaneerwaarden gehanteerd uit de Bodemkwaliteitskaart van Woerden. Het is ook mogelijk de bodemgebruikswaarden (BGW) behorende bij de toekomstige gebruiksvorm als terugsaneerwaarde te hanteren. De keuze is aan de ontwikkelaar.
Algemeen Voor immobiele verontreinigingen wordt gebruik gemaakt van het beleid zoals vastgelegd in het Bbk. De gemeente Woerden heeft tot nu toe gekozen voor generiek beleid. Er loopt op dit moment nog een ILB traject met alle gemeenten uit de regio. Het is de bedoeling dat daarin een nadere afweging wordt gemaakt of er voor generiek of gebiedsspecifiek beleid wordt gekozen. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend en definitief. Uitgangspunt is dat de gemeente Woerden kiest voor generiek beleid. Op terreindelen met de bodemfunctie bebouwing en infrastructuur (= o.a. verhardingen) zijn voor de immobiele verontreinigingen de maximale waarde industrie van toepassing. Vrijkomende grond met immobiele verontreinigingen wordt zoveel mogelijk op de locatie toegepast. Uitgangspunt is een zo min mogelijke afvoer van met immobiele stoffen verontreinigde grond van de locatie (uit oogpunt van kosteneffectiviteit en milieurendement). De kwaliteit van de toe te passen vrijkomende grond is afhankelijk van de bodemfunctie na herontwikkeling. Hiervoor is het volgende van toepassing: Wonen met tuin: maximale waarde wonen; Bebouwing en infrastructuur (o.a. verhardingen): maximale waarde industrie. Verder is het volgende van toepassing: Kabels en leidingen: maximale waarde wonen. Ontgravingen van saneringen 1) op de locatie worden eerst aangevuld met grond afkomstig uit de ontgraving die voldoet aan de terugsaneerwaarden voor de mobiele componenten. De kwaliteit van de rest van de grond voor de aanvulling is afhankelijk van de bodemfunctie na herontwikkeling. Hiervoor is het volgende van toepassing: Wonen met tuin: maximale waarde wonen; Bebouwing en infrastructuur (o.a. verhardingen): maximale waarde industrie. Verder is het volgende van toepassing: Kabels en leidingen: maximale waarde wonen.
Op terreindelen met de gebruiksvorm bebouwing en verharding (BGW-III) worden geen kwaliteitseisen gesteld met betrekking tot immobiele verontreinigingen. Vrijkomende grond met immobiele verontreinigingen kan zoveel mogelijk op de locatie binnen een werk als categorie-1 grond worden toegepast. Uitgangspunt is een zo min mogelijke afvoer van met immobiele stoffen verontreinigde grond van de locatie (uit oogpunt van kosteneffectiviteit en milieurendement).
Ontgravingen van saneringen 1) op de locatie worden zoveel mogelijk aangevuld met vrijkomende categorie-1 grond van de locatie of met schone grond.
37
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
De dikte van een toe te passen leeflaag bij de functie ‘wonen met tuin’ is minimaal 1 m. De dikte van een toe te passen leeflaag bij de functie ‘extensief gebruikt (openbaar) groen’ is minimaal 0,5 m, voor diep wortelende gewassen geldt een leeflaag van 1,5 m dikte. Tussen een leeflaag en de verontreinigde ondergrond dient een signaallaag te worden aangebracht. Bij de functie ‘bebouwing en verharding’ behoeft geen leeflaag te worden toegepast. Onder nieuwe bebouwing met kruipruimte is de minimale dikte van de leeflaag echter 20 cm dik. Kabels en leidingen dienen in BGW-I of gebiedseigen grond te worden aangelegd.
Bij de bodemfunctie ‘bebouwing en infrastructuur’ behoeft geen leeflaag te worden toegepast. De dikte van een toe te passen leeflaag bij de bodemfunctie ‘wonen met tuin’ is minimaal 1 m. De toe te passen bodemnorm is dan maximale waarde wonen. De dikte van een toe te passen leeflaag bij de bodemfunctie ‘ander groen’ is minimaal 0,5 m, voor diep wortelende gewassen geldt een leeflaag van 1,5 m dikte. De toe te passen bodemnorm is dan maximale waarde industrie. Opgemerkt wordt dat ter plaatse van het huidige openbare groen waar de bomen gehandhaafd dienen te blijven het niet mogelijk is om een leeflaag aan te brengen. Onder nieuwe bebouwing met kruipruimte is de minimale dikte van de leeflaag echter 20 cm dik. De toe te passen bodemnorm is dan maximale waarde wonen. Tussen een leeflaag en de verontreinigde ondergrond dient een signaallaag te worden aangebracht. Kabels en leidingen dienen in grond te worden aangelegd die voldoet aan de maximale waarde wonen. Voor alle aan te leggen leeflagen geldt dat tussen de leeflaag en de verontreinigde ondergrond een signaallaag wordt aangebracht. Grond die van elders wordt aangevoerd moet zijn gekeurd volGrond die van elders wordt aangevoerd moet zijn voorzien van gens het Bouwstoffenbesluit. een erkend kwaliteitscertificaat conform het Bbk. Asbest Voor asbest in de bodem geldt dat het gehalte asbest kleiner Voor asbest in de bodem geldt dat het gehalte asbest kleiner moet zijn dan 100 mg/kg gewogen droge stof. moet zijn dan 100 mg/kg gewogen droge stof. 1) Bij ontgravingen van saneringen wordt hier gedoeld op ontgravingen voor het saneren van mobiele componenten.
5.4
Randvoorwaarden sanering mobiele verontreiniging fase 1
In onderstaande tabel zijn de randvoorwaarden ten aanzien van de mobiele verontreinigingen tijdens fase 1 weergegeven.
38
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Tabel 15 Randvoorwaarden sanering mobiele verontreiniging fase 1 Verontreiniging
Randvoorwaarden sanering
Minerale olie en vluchtige aromaten (exclusief benzeen) VOCL en benzeen tot 2 m-mv
Terugsaneerwaarde grond: < tussenwaarde 1) Terugsaneerwaarde grondwater: < tussenwaarde 1) Terugsaneerwaarde grond: < tussenwaarde 1) Terugsaneerwaarde grondwater: < tussenwaarde 1) Grond (mg/kgds) Tetrachlooretheen (PER): Trichlooretheen (TRI): Cis-1,2-dichlooretheen (CIS) Vinylchloride (VC): Benzeen: Grondwater (µg/l) Tetrachlooretheen (PER): Trichlooretheen (TRI): Cis-1,2-dichlooretheen (CIS) Vinylchloride (VC): Benzeen:
VOCL en benzeen > 2 m-mv
Zandgrond 2) 1,12 0,72 0,45 0,06 0,57
Kleigrond 3) 3,36 2,13 1,35 0,21 1,68 200 4) 200 4) 200 4) 200 4) 200 4)
Algemene toelichting tabel: Bovenstaande randvoorwaarden hebben betrekking op de mobiele verontreinigingen zoals indicatief beschreven op bladzijde 27-29, achter 4.3 en bladzijde 39 van het saneringsonderzoek en zoals indicatief ingetekend op bijlage 5 van het saneringsonderzoek en tekeningen 1 en 8 uit bijlage 10 van het actualisatieonderzoek en aanvullend onderzoek brongebieden, TAUW, projectnummer 4492634, 8 februari 2207 1) De restverontreiniging (tot de tussenwaarde) wordt geïsoleerd met verharding/bebouwing of een leeflaag conform tabel 14. 2) Uitgaande van 2% organische stof. Correctie op basis van het daadwerkelijke bepaalde gehalte organische stof met een minimum van 2%. 3) Uitgaande van 6% organisch stof. Correctie op basis van het daadwerkelijke bepaalde gehalte organische stof met een minimum van 2%. 4) Voor VOCL en benzeen in het grondwater vanaf 2 m-mv zijn geen getalsmatige terugsaneerwaarden voor de individuele VOCL en benzeen geformuleerd. Voor de individuele componenten geldt een richtwaarde van 200 µg/l per component. Deze richtwaarde geldt tijdens de procesmonitoring van de sanering van fase 2 voor eventuele bijsturing.
Voor VOCL en benzeen in de grond dieper dan 2 m-mv zijn terugsaneerwaarden afgeleid. Om in de toekomst enig risico uit te sluiten geldt tot een diepte van 2 m-mv als terugsaneerwaarde voor VOCL en benzeen de tussenwaarde. Vanaf 2,0 m-mv gelden de afgeleide terugsaneerwaarden voor VOCL en benzeen. Een toelichting op de afgeleide terugsaneerwaarden is in onderstaand kader weergegeven.
39
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Toelichting afgeleide terugsaneerwaarde voor VOCL en benzeen in de grond dieper dan 2 m-mv Als terugsaneerwaarde wordt hierbij aangehouden een gehalte in de grond dat niet leidt tot een hogere concentratie in het grondwater dan 200 Âľg/l per individuele verontreinigende stof. Verwacht wordt dat bij een dergelijke concentratie de doelstelling voor het diepe grondwater (fase 3 en 4) in de pluim behaald wordt. Doelstelling voor het diepe grondwater in het eerste watervoerende pakket is zoveel mogelijk vrachtverwijdering en het bereiken van een stabiele eindsituatie binnen 30 jaar. Zonder stoftransportmodel is het afleiden van terugsaneerwaarden in de grond niet eenduidig uit te voeren, aangezien het niet mogelijk is een berekening naar uitloging met voldoende zekerheid uit te voeren. Om die reden is voor een benaderingsmethode gekozen waarbij ervan wordt uitgegaan dat maximaal 1/3 van de evenwichtsconcentratie (tussen grond en grondwater) kan worden bereikt in het grondwater bij een organische stofgehalte van 2% voor zandgrond en 6% voor kleigrond. Derhalve zijn in de berekende evenwichtsconcentraties vermenigvuldigt met een factor om een terugsaneerwaarde af te leiden. In onderstaande tabel zijn de evenwichtsconcentraties en afgeleide terugsaneerwaarden voor VOCL en benzeen in zand- en kleigrond weergegeven. Afgeleide terugsaneerwaarden voor VOCL en benzeen in grond Stof
Zandgrond (2% organische stof)
Tetrachlooretheen (PER): Trichlooretheen (TRI): Cis-1,2-dichlooretheen (CIS) Vinylchloride (VC): Benzeen:
5.5
Kleigrond (6% organische stof
Evenwichtsconcentratie bij 200 Âľg/l Mg/kg ds
Afgeleide terugsaneerwaarde Mg/kg ds
Evenwichtsconcentratie bij 200 Âľg/l Mg/kg ds
0,37 0,24 0,15 0,02 0,19
1,12 0,72 0,45 0,06 0,57
1,12 0,71 0,45 0,07 0,56
Afgeleide terugsaneerwaarde Mg/kg ds 3,36 2,13 1,35 0,21 1,68
Afbakening sanering fase 1
In het voorgaande zijn de randvoorwaarden voor de sanering van de immobiele en mobiele verontreinigingen die onderdeel zijn van fase 1 beschreven. Hier gaan we in op de afbakening van de verontreinigingen die tijdens fase 1 voor eigen rekening (verantwoordelijkheid) en risico van de ontwikkelaar gesaneerd dienen te worden en die onderdeel uitmaken van dit deelsaneringsplan; Immobiele verontreinigingen: kadastrale percelen 2162 en 2919 (sectie C, gemeente Woerden) exclusief de drie werkgebieden (zie tabel 13) zoals ook weergegeven in bijlage 1.2; Mobiele verontreinigingen; Dit heeft betrekking op mobiele verontreinigingen ter plaatse van de de vijf oliespots die in paragraaf 2.4.2 zijn beschreven en die indicatief op kaart staan weergegeven in bijlage 9. Hierbij de opmerking dat bij oliespot 4 (ten noorden van gebouw Q) ook sprake is van een verontreiniging met VOCL. Voor oliespot 2 geldt dat deze buiten dit deelsaneringsplan valt omdat deze verontreiniging binnen de ontgravingscontour van werkgebied I valt. De sanering van oliespot 2 valt onder fase 2 van de sanering. Sanering van eventuele mobiele verontreinigingen buiten de bovengenoemde vijf oliespots en de drie werkgebieden zijn voor eigen rekening (verantwoordelijkheid) en risico van de gemeente Woerden. Indien tijdens werkzaamheden buiten bovengenoemde vijf oliespots en de drie werkgebieden werkzaamheden mobiele verontreinigingen worden waargenomen geldt de volgende procedure: Het bevoegd gezag en de gemeente Woerden worden direct op de hoogte gesteld; In overleg met de gemeente Woerden wordt bepaald welke acties door wie worden ondernomen; In overleg met het bevoegd gezag wordt de verdere voortgang bepaald.
40
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
5.6
Geselecteerde saneringsvarianten
In het saneringsonderzoek (bodemonderzoek 26) zijn voor de verschillende verontreinigingen die gesaneerd dienen te worden meerdere saneringsvarianten geselecteerd op basis van een afweging van meerdere varianten. Tabel 16 geeft een overzicht van de, volgens het saneringsonderzoek, meest geschikte saneringsmaatregelen voor de verschillende aanwezige verontreinigingen. Tabel 16 Meest geschikte saneringsmaatregelen per probleemgebied Probleemgebied
Saneringsfase
Saneringstechniek/methode
Bovengrond met immobiele verontreinigingen
1
Ontgraving Isolatie
Diverse oliespots
1
Werkgebieden VOCL gebouw I, J en U
2
Ontgraven Grondwateronttrekking Chemische oxidatie Stoominjectie Ontgraven Twee fasen extractie Chemische oxidatie
Grondwaterverontreiniging ondergrond (dieper dan 20 m-mv)
3
Grondwateronttrekking Chemische oxidatie Gestimuleerde aĂŤrobe biologische afbraak Beheersing Monitoring
Op basis van de genoemde saneringsmaatregelen in tabel 16 is een selectie gemaakt van saneringsmaatregelen die in het saneringsonderzoek nader zijn uitgewerkt en afgewogen. De saneringsmaatregelen zijn afgewogen ten opzichte van elkaar. Voor fase 1 geldt dat op voorhand is gekozen voor de standaardaanpak voor de immobiele verontreinigingen en voor ontgraving van de diverse oliespots. Voor fase 2 zijn ontgraven en chemische oxidatie verder uitgewerkt. Een belangrijk aspect bij de selectie van de uit te werken variant was de gestelde termijn voor de actieve sanering (maximaal 4 jaar). Dit is een reden dat een variant met biologische afbraak niet is uitgewerkt. Uit een afweging is gebleken dat de hogere saneringskosten voor ontgraven (factor vier maal zo hoog) niet opwegen tot het beperkte hogere rendement (4 tot 8%) wat met ontgraven bereikt kan worden ten opzichte van chemische oxidatie. Om deze reden is gekozen voor toepassing van chemische oxidatie als saneringsvariant voor de drie werkgebieden in fase 2. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de geselecteerde saneringsvarianten voor fase 1 en 2. Bij deze geselecteerde saneringsvarianten wordt verder aangesloten tijdens de sanering.
41
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Tabel 17 Overzicht geselecteerde saneringsvarianten Omschrijving
Geselecteerde saneringsvariant
Tanks PAK en zware metalen (fase 1)
Verwijderen en verschroten. De standaardaanpak voor de sanering van immobiele verontreiniging in de bovengrond bestaat uit het voorkomen van blootstelling door het aanbrengen van een leeflaag of isolatie. De dikte van de leeflaag is afhankelijk van het toekomstig gebruik. Volledig verwijderen van de immobiele verontreinigingen is niet doelmatig gezien de verhoogde achtergrondgehalten in de binnenstad van Woerden. De locatie is op dit moment niet verdacht voor de aanwezigheid van asbest. Na sloop van de gebouwen vindt een visuele inspectie naar asbest op maaiveld plaats. Afhankelijk van de resultaten van deze inspectie wordt besloten of en op welke wijze vervolgmaatregelen dienen plaats te vinden. De 5 spots met olieverontreiniging (zie tabel 8) worden zoveel mogelijk gesaneerd middels ontgraving.
Asbest
Vijf spots met olieverontreiniging (fase 1) Drie brongebieden met VOCL (fase 2)
42
Doel is het op een kosteneffectieve manier verwijderen van de brongebieden (= de drie werkkgebieden) met puur product VOCL in de verzadigde zone ter plaatse van gebouwen I, J en U (zie tabel 9). Verontreiniging in de bovengrond wordt verwijderd middels ontgraving. Daarna worden de diepe bronnen verwijderd middels chemische oxidatie.
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
6
Uitgangspunten en randvoorwaarden
In dit hoofdstuk gaan we in op de gehanteerde uitgangspunten en randvoorwaarden voor de sanering die in zijn algemeenheid van toepassing en van belang zijn. Dit is gedaan om o.a. de samenhang tussen de verschillende saneringsfases weer te geven. Op de uitgangspunten en randvoorwaarden voor fase 1 wordt meer in detail op ingegaan. Uitgangspunten De volgende uitgangspunten worden gehanteerd: de sanering wordt uitgevoerd in vier fasen conform het programma van eisen (bron 7); de werkzaamheden voor de herontwikkeling van de locatie en de saneringswerkzaamheden van fase 1 en 2 worden in detail op elkaar afgestemd; de werkzaamheden die in dit deelsaneringsplan staan omschreven hebben alleen betrekking op de saneringswerkzaamheden voor fase 1; fase 1 is onderdeel van het grote saneringsgeheel waartoe ook fase 2 t/m 4 behoren; de ontwikkeling en sanering van fase 1 en 2 dient voor eigen rekening, verantwoordelijkheid en risico van de ontwikkelaar te worden gerealiseerd; de organische verontreinigingen (minerale olie en aromaten en VOCL ter plaatse van oliespot 4) die tijdens fase 1 onder verantwoordelijkheid van de projectontwikkelaar gesaneerd dienen te worden zijn de in dit deelsaneringsplan vijf beschreven oliespots; voor de saneringswerkzaamheden van fase 2 geldt dat de projectontwikkelaar alleen verantwoordelijk is voor sanering van de verontreiniging binnen de drie werkgebieden zoals omschreven in tabel 13; de saneringswerkzaamheden voor de overige verontreinigingen (alles wat niet tot fase 1 of 3 behoort; verontreinigingen dieper dan 20 m-mv; fase 3 en 4) op de locatie zijn de verantwoordelijkheid van de gemeente Woerden; voor de uitvoering van de bodemsanering van fase 3 en 4 heeft op dit moment een beheersingsvariant de voorkeur waarbij wordt onttrokken, zo nodig eeuwigdurend. Ook een combinatie met WKO is voorzien. Het is niet voorzien dat buiten de drie werkgebieden ook nog een bronaanpak noodzakelijk is; de beschikking ernst en spoedeisendheid dateert van 4 juni 2008. Volgens de beschikking dient uiterlijk binnen vier jaar na afgeven van de beschikking gestart te zijn met de saneringswerkzaamheden; de datum van gunning is 17 december 2008 (privaatrechterlijke termijn); de uiterlijke datum voor het afgeven van een beschikking op een saneringsplan is 17 december 2010 (privaatrechterlijke termijn); conform de saneringsovereenkomst dient uiterlijk 3 jaar (17 december 2011) na gunning gestart te zijn met de saneringswerkzaamheden ter plaatse van de werkgebieden; de sanering van de drie werkgebieden (fase 2) dient uiterlijk 17 december 2015 afgerond te zijn (privaatrechterlijke termijn); conform de saneringsovereenkomst wordt met aanvang van de sanering bedoeld de start van de werkzaamheden in de gedefinieerde drie werkgebieden; conform de saneringsovereenkomst dienen de saneringswerkzaamheden in de drie werkgebieden binnen vier jaar (inclusief opstellen evaluatierapport) na de start van de sanering te zijn af-
43
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
gerond; het saneringsplan voor de derde saneringsfase (verantwoordelijkheid gemeente Woerden) dient uiterlijk een jaar na de instemming van de Provincie Utrecht met het evaluatieverslag van de fase 1 en 2 te worden ingediend bij het bevoegd gezag; de saneringsdoelstelling zoals omschreven in hoofdstuk 5; de aard en omvang van de verontreinigingen, zoals eerder beschreven in dit rapport. Voor de contouren en omvang gaan we uit van de gegevens uit hoofdstuk 2 en bijlagen 3, 4 en 6. Deze verontreinigingssituatie is gebaseerd op de bodemonderzoeken 25 en 26; het bevoegd gezag is van mening dat het nader onderzoek (bodemonderzoek 25) en het saneringsonderzoek (bodemonderzoek 26) voldoen aan alle daartoe bij of krachtens de Wet bodembescherming gestelde vereisten; niet alle terreindelen zijn onderzocht. Dit betreft met name de terreindelen waar nu gebouwen staan en terreindelen die niet verdacht zijn; na sloop van de gebouwen vindt een nader bodemonderzoek plaats op de niet verdachte terreindelen (onder de te slopen gebouwen); dit onderzoek wordt ter beoordeling opgestuurd naar het bevoegd gezag; de bodemopbouw en geohydrologie, zoals eerder beschreven in dit rapport; de ontwikkelaar dient in planningstechnische zin rekening te houden met de benodigde tijd voor het ontwerp en realisering van de sanering van fase 3 in de zin van het aanbrengen en exploiteren van benodigde voorzieningen op het te ontwikkelen terrein; binnen de herontwikkeling wordt voldoende ruimte gereserveerd voor voorzieningen ten behoeve van de sanering van fase 3 en 4; de gemeente Woerden verstrekt tijdig de benodigde informatie over de sanering van fase 3 en 4; met de toepassing (o.a. ontwerp en dimensionering saneringssysteem) van chemische oxidatie voor fase 2 wordt geen rekening met een eventueel op de locatie door het DDW toe te passen WKO; de onttrekking van grondwater voor de herontwikkeling mag de verontreinigingssituatie in het grondwater niet verspreiden of verplaatsen; de toekomstige bestemming van de locatie is wonen; het gehele Defensie-eiland is aangemerkt als rijksmonument en dan met name de structuur (NB. Dit betreft het eiland, niet de gebouwen); gebouwen I, B en C blijven gehandhaafd. De overige gebouwen worden gesloopt; voor aanvang van het uit te voeren aanvullend bodemonderzoek en voor aanvang van de sanering zijn gebouwen gesloopt en zijn funderingen en niet te behouden bomen en begroeiing verwijderd; het onttrokken grondwater wordt, na eventuele zuivering, zoveel mogelijk geloosd op de riolering; de dagelijkse activiteiten op en rondom de locatie worden zoveel mogelijk gecontinueerd; het terrein is op dit moment niet asbestverdacht; de bodemkwaliteitskaart voor de binnenstad van Woerden is geldig tot 1 maart 2011; voor het Defensie-eiland is de bodemfunctieklasse wonen vastgesteld; een bouwvergunning voor de locatie wordt verleend na instemming door het bevoegd gezag op het saneringsplan voor fase 1 en 2 en na goedkeuring door de gemeente Woerden van het, nog uit te voeren, bodemonderzoek op de niet verdachte terreindelen; de kwaliteit van de grond die wordt aangevoerd van buiten het Defensie-eiland moet voldoen
44
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
aan de bodemfunctieklasse wonen of aan de achtergrondwaarde 2000; indien op de locatie grond aanwezig is met kwaliteit van bodemfunctieklasse industrie kan deze worden hergeschikt onder toekomstige bebouwing; instandhouding monitoringsnetwerk peilbuizen. Bij verstoring van belangrijke peilbuizen dienen deze te worden herplaatst; ontgraven verontreinigde grond die van locatie wordt afgevoerd gaat naar een erkend verwerker; 3 3 voor grond (vaste m ) is de gehanteerde dichtheid 1,7 ton/m ; omrekeningsfactor voor grond: los/vast=1,2/1 de veiligheid dient gewaarborgd te worden; de saneringstechnieken dienen uitgevoerd te worden binnen de vigerende regelgeving; de risico's van bodemverontreiniging voor de volksgezondheid en het milieu dienen te worden uitgesloten danwel te worden geminimaliseerd. Randvoorwaarden Bij de uitwerking van de diverse in te zetten saneringstechnieken wordt rekening gehouden met de volgende randvoorwaarden: bij de voorgenomen grond- en grondwatersanering zal schade aan funderingen van woningen op en rond de locatie en andere zettingsgevoelige infrastructuur voorkomen moeten worden. Eventueel toch veroorzaakte schade dient te worden hersteld; de locatie (de nog niet onderzochte terreindelen onder bebouwing) wordt, na sloop van de bebouwing, door de geselecteerde partij onderzocht op haar geschikheid voor woningbouw overeenkomstig de NEN5740; de saneerder moet regelmatig (halfjaarlijks) de voortgang aan de gemeente rapporteren. Er is ook een werkgroep Sanering (zie paragraaf 13.1) ingesteld waarin regelmatig overleg wordt gevoerd tussen de direct betrokkenen; het reinigen van grond op de locatie is alleen toegestaan indien daarvoor alle wettelijke vergunningen zijn geregeld; resultaten van elke fase van de sanering moeten leiden tot een door bevoegd gezag (de Provincie Utrecht) goedgekeurd evaluatierapport inclusief eventuele (na)zorgverplichtingen; toekomstige (tijdelijke) onttrekkingen op en nabij de locatie kunnen van invloed zijn op de genomen maatregelen ten aanzien van de sanering op de locatie; hinder en overlast voor bewoners in de omgeving van de locatie dient zo veel mogelijk voorkomen te worden. Eventuele overlast moet aanvaardbaar zijn en goed worden gecommuniceerd met omwonenden; overeenkomstig terugkerend openbaar groen (zie bijlage 8) dienen de aanwezige bomen op de locatie gehandhaafd te blijven; bij verwijdering van het rioolstelsel op het Defensie-eiland moet men alert zijn op de eventuele aanwezigheid van lokale onbekende bronnen (VOCL en olieproducten); voorzieningen ten behoeve van fase 3 moeten in fase 1 en 2 kunnen worden aangebracht. De ontwikkelaar moet ruimte bieden voor het kunnen toepassen van deze voorzieningen voor de aanpak binnen fase 3. Het stedenbouwkundig plan, als vastgesteld, is leidend voor verdere uitwerking en de eventuele inpassing van voorzieningen ten behoeve van de sanering van fase 3 en 4; droogteschade (stadsgroen) als gevolg van grondwateronttrekking mag niet optreden; archeologie: uit archeologisch onderzoek (bron 12) kan worden opgemaakt dat zich binnen het
45
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
grootste deel van de het Defensie-eiland (uitgezonderd het noordoostelijk deel van het eiland, dit betreft de kasteelgracht) geen archeologische vindplaatsen bevinden. Nader archeologisch onderzoek is nog wel nodig bevonden. Indien tijdens sloop of bodemsanering toch voorwerpen worden aangetroffen van cultuurhistorische waarden moet contact worden opgenomen met de provinciaal archeoloog en de gemeente Woerden. Eventuele archeologische vondsten dienen ingepast te worden in de saneringswerkzaamheden; eisen van de waterkwaliteitsbeheerder en -kwantiteitsbeheerder met betrekking tot het onttrekken van grondwater en lozen van het onttrokken grondwater; eisen voortkomend uit eventuele andere vergunningen (Wet milieubeheer etc.); de sanering dient onder de huidige regelgeving en met de bestaande technieken praktisch uitvoerbaar te zijn; de sanering dient sober en doelmatig te worden uitgevoerd, i.e. met een zo efficiĂŤnt mogelijke aanwending van middelen de aannemer van de sanering dient erkend en geregistreerd te zijn in het kader van de beoordelingsrichtlijn SIKB BRL 7000; het milieu-adviesbureau dat de milieukundige begeleiding van de sanering uitvoert, dient erkend en geregistreerd te zijn in het kader van de beoordelingsrichtlijn SIKB BRL 6000; de toetsing van de eindwaarden (eindverificatie) van het saneringsresultaat vindt plaats door de milieukundig begeleider in opdracht van de geselecteerde partij. Verificatie vindt plaats door een onafhankelijk gecertificeerd bureau op kosten van de uitvoerende partij.
46
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
7
Voorbereidende werkzaamheden
In dit hoofdstuk worden de voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de sanering van fase 1 uiteengezet. Voor de meeste mobiele verontreinigingen worden nog uitvoeringsplannen opgesteld waar meer in detail staat omschreven hoe de sanering plaats gaat vinden. In die uitvoeringsplannen zal ook worden ingegaan op de details qua voorbereiding. Deze uitvoeringsplannen worden ter beoordeling en instemming bij het bevoegd gezag ingediend. Onderstaande informatie is daarom in zijn algemeenheid van toepassing.
7.1
Benodigde vergunningen, goedkeuringen en beschikkingen
Om de saneringswerkzaamheden van fase 1 te kunnen uitvoeren zijn, op dit moment, de volgende vergunningen, beschikkingen en toestemmingen voorzien: Tabel 18 Overizcht benodigde vergunninge, goedkeuringen en beschikkingen Omschrijving
Melding doen bij
Termijn
Goedkeuring op het onderhavige gefaseerde deelsaneringsplan van het bevoegd gezag; Instemming van het bevoegd gezag op nog op te stellen uitvoeringsplannen voor de overige mobiele verontreinigingen Instemming van het bevoegd gezag op nog op te stellen uitvoeringsplannen voor de immobiele verontreinigingen Bronbemaling: Melding: < 100 m3 per uur en <die niet langer duurt dan 6 maanden en niet dieper dan 9 m -mv Vergunning Lozen op oppervlaktewater (tot en met 2010) Melding: <6 maanden, max 100 m3/uur en 100.000 m3/jaar Vergunning Per 2011 Besluit buiten inrichtingen (lozing op oppervlaktewater uit sanering of bronbemaling) - melding (voorwaarden nog niet bekend) - verzoek tot maatwerk Bouwvergunning(en) voor het (tijdelijk) plaatsen van saneringsapparatuur;
Provincie Utrecht
15 weken
Aansluitvergunningen/meldingen aan de gemeente Woerden voor het lozen van (voorgezuiverd) verontreinigd grondwater op het riool; Melding bij de Milieudienst Noord-West Utrecht voor het plaatsen en instandhouden van de saneringsapparatuur Toestemming nutsbedrijven i.v.m. aanwezigheid kabels en leidingen
Gemeente Woerden
Vergunning voor graven nabij watergang (Singelgracht), Watervergunning Aanvragen aanlegvergunning Opstellen plan van aanpak ondergrondse sloop t.p.v. verontreinigingen (overleg) Melding voor het uitvoeren van ondergrondse sloop Melding toepassen grond
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Gemeente Woerden Gemeente Woerden/ Provincie Utrecht
47
Nu niet relevant Provincie Utrecht
8 weken
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
2 weken 26 weken
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Gemeente Woerden
Milieudienst Noord-West Utrecht Nutsbedrijven
Agentschap NL
Opgesteld door Datum
6 weken 26 weken 4 weken 4 + 6 weken (i.v.m. publicatie) Turbovergunning: 5 werkdagen Bouwvergunning licht: 6 weken Bouwvergunning regulier: 12 weken Geen formele termijn, 4 weken van tevoren is voldoende. nader te bepalen Klic-melding: 5 dagen Overleg: 10 dagen 26 weken 12 weken nader te bepalen
5 werkdagen
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
7.2
Voorbereidende werkzaamheden
Algemene werkzaamheden voorafgaand aan start van een deelsanering. Dit zijn werkzaamheden die na instemming van het uitvoeringsplan door bevoegd gezag plaatsvinden: het uitwerken van de sanering in een detail-/uitvoeringsplan door de aannemer; het opstellen van een V&G-plan uitvoeringsfase door de saneringsaannemer; inrichten van het werkterrein; plaatsen (veiligheids)voorzieningen (keten, borstelplaats, hekken en dergelijke); het inrichten van depotruimte; afsluiten en ontkoppelen van in gebruikzijnde kabels en leidingen ter plaatse van ontgravingen; treffen van verkeersvoorzieningen in verband met aan- en afvoer van bouwverkeer.
7.3
Verzekering
Gezien de uit te voeren bodemsaneringswerkzaamheden wordt geadviseerd om de aannemer een bodemsaneringsverzekering af te sluiten.
7.4
Voorlichting en start
Voorafgaand aan de uitvoering van saneringswerkzaamheden worden de betrokkenen ingelicht over de aard en het tijdstip van de uit te voeren werkzaamheden. De voorlichting wordt verzorgd door de ontwikkelaar in samenwerking met de opdrachtgever (zie hoofdstuk 12). Daarnaast meldt de uitvoerende aannemer, voorafgaand aan de sanering, de geplande startdatum aan het bevoegd gezag. Startoverleg Voor een goede afstemming wordt voorafgaand aan saneringswerkzaamheden een startoverleg gehouden. De volgende partijen zijn hierbij in ieder geval betrokken: directie (opdrachtgever of gevolmachtigde van de opdrachtgever); milieukundig begeleider; aannemer; het bevoegd gezag; opdrachtgever; eventuele andere belanghebbenden.
48
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
8
Uitwerking saneringsvarianten
De uitwerking van de saneringsvarianten heeft betrekking op de werkzaamheden voor fase 1. In dit deelsaneringsplan gaan we niet in detail in op de sanering van alle aanwezige verontreinigingen. Detailuitwerking zal (mobiele verontreinigingen) nog gaan plaatsvinden in meer gedetailleerde uitvoeringsplannen. Voor immobiele verontreinigingen geldt dat in dit plan de afspraken hoe hier mee wordt omgegaan (o.a. sanering, registratie grondstromen en kwaliteit toe te passen grond) tijdens de gehele sanering zijn opgenomen. In dit hoofdstuk gaan we verder in op: verwijderen van opslagtanks; saneren van immobiele verontreinigingen; saneren van 5 oliespots; omgaan met grondstromen en hergebruik op locatie; invloed van bemalingen.
8.1
Verwijderen van opslagtanks
Uit de voorgaande onderzoeken blijkt dat op de locatie totaal 12 opslagtanks aanwezig zijn (geweest). Ă&#x2030;ĂŠn van de tanks was een bovengrondse opslagtank, de overige tanks betreffen allemaal ondergrondse opslagtanks. Een overzicht van de tanks is in tabel 5 weergegeven. De verwachte ligging van de tanks is opgenomen in bijlage 2.1 Onbekend is hoeveel tanks nu nog aanwezig zijn, zover bekend kunnen nog maximaal 9 tanks aanwezig zijn. Ondergrondse tanks die aanwezig zijn in verontreinigde grond dienen tijdens de saneringswerkzaamheden verwijderd te worden. Dit geldt voor de nog aanwezige tanks op locaties 3 t/m 6. Verwijdering van deze tanks zal in de desbetreffende uitvoeringsplannen mee genomen dienen te worden. De overige tanks, niet aanwezig in verontreinigde grond, kunnen ook tijdens de sloop van de gebouwen of het verwijderen van de funderingen van de gebouwen worden verwijderd. Dit betreft de tanks aanwezig op locaties 1 en 2. Bij het onvoorzien aantreffen van een opslagtank dient dit te worden gemeld bij de afdeling handhaving van de Provincie Utrecht. De tanksaneringen worden uitgevoerd volgens de BRL-K904/02 (bron 13) en BRL-K902/03 (bron 14). Van de uitgevoerde tanksaneringen worden certificaten opgesteld door het tanksaneringsbedrijf. Deze certificaten worden opgenomen in het saneringsverslag van fase 1.
49
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
8.2
Saneren van immobiele verontreinigingen
Sanering De immobiele verontreinigingen worden gesaneerd volgens de standaardaanpak die moet voorkomen dat er mogelijkheden zijn voor blootstelling aan de verontreiniging. Contact met de verontreiniging wordt voorkomen door: aanbrengen leeflaag; isolatie middels het aanbrengen van verhardingen en/of bebouwing. Het toekomstig gebruik op de locatie is bepalend waar een leeflaag of verharding wordt aangebracht. Zoals eerder aangegeven in hoofdstuk 3 zal het overgrote deel van het terrein van verharding en/of bebouwing worden voorzien. Een beperkt deel van het terrein zal worden gebruikt als wonen met tuin of openbaar groen. Dit is in bijlage 8 op tekening weergegeven. Opgemerkt wordt dat er nog veranderingen in de definitieve plannen kunnen worden aangebracht. Al het overige groen (niet aangegeven in bijlage 8) dat op de locatie wordt aangebracht zal boven verharding (zoals dak parkeerkelder) worden aangebracht. Een leeflaag (minimale dikte 1 m) wordt aangebracht ter plaatse van: tuinen in de volle grond. Onder deze tuinen is geen verharding aanwezig. Deze tuinen worden alleen op het zuidelijk deel van het eiland aangebracht. Bij deze tuinen wordt een leeflaag met grond die voldoet aan bodemkwaliteitsklasse wonen van minimaal 1 m dik aangebracht. Dit be3 treft circa 300 m grond. De kwaliteit van de grond hier voldoet aan bodemkwaliteitsklasse â&#x20AC;&#x17E;Wonenâ&#x20AC;&#x;; het openbare groen dat in bijlage 8 is aangegeven betreft allemaal bestaand groen met bomen. Een randvoorwaarde is dat deze bomen gehandhaafd dienen te blijven. De grond in openbaar groen dient in principe te voldoen aan de bodemkwaliteitsklasse industrie. Op basis van gegevens uit eerdere onderzoeken kan het zo zijn dat op basis van individuele parameters plaatselijk bodemkwaliteitsklasse industrie wordt overschreden. Om geen schade aan de bestaande bomen toe te brengen zal op deze plaatsen geen leeflaag middels ontgraving of ophoging worden aangebracht. Onder een leeflaag wordt een signaallaag aangebracht. Het overige deel van de locatie wordt gesaneerd middels isolatie door het toepassen van verhardingen en/of bebouwing. Ontgraving van immobiele verontreiniging zal plaatsvinden ten behoeve van: aanbrengen leeflaag; de herontwikkeling (bouwrijp maken); ontgravingen mobiele verontreinigingen; het aanbrengen van kabels en leidingen. Hierbij is het van belang dat het huidige maaiveldniveau van de locatie in principe zoveel mogelijk blijft gehandhaafd.
50
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
De hoeveelheid te ontgraven grond voor het aanbrengen van een leeflaag op de locatie is relatief beperkt. Ontgraving van immobiele verontreinigingen zal vooral plaatsvinden middels ontgraving ten behoeve van de herontwikkeling. Bepalend voor de hoeveelheid te ontgraven grond ten behoeve van de herontwikkeling zijn: de twee verdiepte parkeergarages die worden aangebracht op het midden en het zuidelijk deel 3 van de locatie. Voor de parkeergarage in het midden betreft dit een volume van circa 7.500 m 2 3 (2.475 m ; diepte 3 m-mv). Voor de zuidelijke parkeergarage betreft dit ongeveer 13.000 m 2 (3.375 m ; diepte 3,8 m-mv); ter plaatse van aan te brengen verhardingen en gebouwen dient tot circa 0,5 m-mv ontgraven te worden voor het aanbrengen van stabilisatielagen, funderingen etc.. Dit dient in principe overal te 2 gebeuren op het eiland behalve ter plaatse van bestaande gebouwen (circa 11.500 m ), be2 staand en te handhaven openbaar groen (circa 3.950 m ), ontgravingen voor mobiele verontrei2 2 nigingen (circa 3.300 m ) en ter plaatse van de verdiepte parkeergarages (circa 5.850 m ) . Uit2 gaande van een totaal oppervlak van het eiland van 33.135 m betreft dit een oppervlakte van 2 2 circa 8.500 m en een volume van circa 4.250 m . Onder verhardingen en bebouwing kan verontreinigde grond (tot bodemkwaliteitsklasse industrie) worden hergeschikt als deze alleen met immobiele componenten is verontreinigd. Grond aangevoerd van buiten de locatie voldoet altijd aan de bodemkwaliteitsklasse wonen, tenzij het toepassingsgebied voldoet aan de AW2000. In dat laatste geval kan alleen grond worden toegepast die voldoet aan bodemkwaliteitsklasse AW2000. Voor de riolering, kabels en leidingen dient tot circa 1 m-mv ontgraven te worden. Dit dient plaats te 2 3 vinden over een oppervlakte van circa 1.000 m . Dit betekent extra ontgraven van circa 500 m . Aanvulling vindt plaats met grond die voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse wonen. Onder deze ontgravingen wordt een signaallaag aangebracht. Indien zich onder de bebouwing een kruipruimte bevindt, dan dient de ontwikkelaar passende maatregelen genomen te worden om contact met de onderliggende verontreiniging te voorkomen. Voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn een laag grond van afwijkende fysische samenstelling (zodat deze als signaallaag herkenbaar is) of het aanbrengen van een betonvloer. Milieukundige begeleiding en verificatie Het ontgraven van grond met immobiele verontreinigingen is geen kritische werkzaamheid aangezien er geen sprake is van sterk verhoogde gehaltes en de ontgravingscontouren worden bepaald door de in de bodem te realiseren functie. Milieukundige begeleiding bij deze werkzaamheden is derhalve niet noodzakelijk. Omdat de ontgravingscontour wordt bepaald door de te realiseren functie is het ook niet noodzakelijk om de resultaten van de ontgravingen te verifiĂŤren na afloop.
51
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
8.3
Saneren van 5 oliespots
De vijf aanwezige spots met minerale olie en vluchtige aromaten worden verwijderd middels ontgraven. In dit plan beschrijven we op hoofdlijnen de plannen voor ontgraving. Voor aanvang van de werkzaamheden, afhankelijk van de fasering in de werkzaamheden, worden de plannen verder uitgewerkt in uitvoeringsplannen die ter instemming (zie hoofdstuk 13) aan het bevoegd gezag worden aangeboden. Voor het noordelijk deel (spots 3 en 4) zal het eerste uitvoeringsplan worden opgesteld. Omdat de herontwikkeling van start gaat op het noordelijk deel van het eiland worden deze spots als eerste gesaneerd. Omdat spot 2 binnen de ontgraven contour van werkgebied I ligt wordt de uitwerking van de sanering van deze spot verder mee genomen bij het deelsaneringsplan voor fase 2 (zie ook hoofdstuk 12). In bijlage 9 is op tekening een overzicht gegeven van de indicatieve locaties van de ontgravingen (inclusief ontgravingsdiepte) die uitgevoerd dienen te worden. Op deze tekening zijn ook de ontgravingen voor de werkgebieden weergegeven. Opgemerkt wordt dat oliespot 2 gecombineerd met de ontgraving van werkgebied I wordt uitgevoerd. Tabel 19 geeft per spot een overzicht van de verwachte hoeveelheid verontreiniging boven de terugsaneerwaarde en de maximale ontgravingsdiepte per spot. Tabel 19 Overzicht te verwachte ontgraven hoeveelheid grond per oliespot Oliespot
Verontreinigd oppervlakte boven terugsaneerwaarde (m2)
Dikte gemiddeld traject met gehaltes boven de terugsaneerwaarde (m)
Volume te ontgraven met gehaltes boven de terugsaneerwaarde (m3) 1)
Maximale ontgravingsdiepte (m)
Totaal te ontgraven (m3)
Her te gebruiken op locatie (m3)
1 50 1 50 1,0 70 2) 3) 2 400 3 1.200 4,0 1.600 3) 3 300 3 900 3,0 1.440 2) 4 250 3,5 875 4,0 1.000 3) 5 400 2,5 1.000 3,0 1.610 2) TOTAAL 1.400 4.025 5.720 1) Is hoeveelheid grond af te voeren naar erkende verwerker 2) Inclusief talud en schone bovengrond 3) Wordt gecombineerd ontgraven met de ontgraving van werkgebied I. In de tabel is de hoeveelheid grond die voor de oliespot ontgraven dient te worden weergegeven 4) Te ontgraven binnen damwand
De ontgraven grond bestaat uit zowel klei als zand. Voor elke ontgraving geldt dat de ontgraven evident verontreinigde grond (gehaltes organische verontreinigingen > terugsaneerwaarde) in principe direct wordt afgevoerd naar een verwerker. Indien gewenst kan deze grond ook eerst in depot (met minimaal onderafdichting) worden geplaatst. Indien deze grond eerst in depot wordt geplaatst vindt geen bemonstering plaats voor afvoer van de grond. Hiernaast worden ook de volgende twee depots (met minimaal onderafdichting) geplaatst: schone grond depot: grond die naar verwachting voldoet aan de terugsaneerwaarde en op locatie (aanvulling ontgraving) kan worden hergebruikt (na bemonstering); twijfel depot: grond waaruit na bemonstering dient te blijken of deze kan worden hergebruikt op
52
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
20 400 540 125 610 1.695
locatie of dient te worden afgevoerd naar een reiniger. Indien depots langer dan drie jaar in stand worden gehouden is een vergunning noodzakelijk. Ontgravingen dieper dan 3,0 m-mv worden binnen een damwand uitgevoerd. Dit zorgt meteen voor voldoende stabiliteit richting de aanwezige kade voor ontgravingen die nabij de Singelkade worden uitgevoerd (oliespot 2 en 4). Om de ontgravingen in den droge te kunnen uitvoeren worden bemalingen uitgevoerd. De precieze manier van bemalen en de debieten worden nader bepaald. Het onttrokken grondwater wordt na zuivering geloosd (riolering of oppervlaktewater). De keus voor lozing op riolering of oppervlaktewater is onder andere afhankelijk van de precieze debieten die onttrokken gaan worden. In overleg met de gemeente Woerden en het waterschap zal de voorkeur worden bepaald. De verwachting is dat het grondwater na afloop van de sanering van de oliespots (ontgraving in combinatie met onttrekking) voldoet aan de terugsaneerwaarde en geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Dit zal na afloop worden geverifieerd door het plaatsen van peilbuizen binnen en om de verontreinigingscontour. Na afloop van een ontgraving wordt een drain aangebracht voor een eventuele noodzakelijke onttrekking.
8.4
Grondstromen en toepassing en hergebruik van grond op locatie
Grondbalans Op dit moment kunnen we een grondbalans op hoofdlijnen opstellen. De indicatieve grondbalans kan pas definitief gemaakt worden als de detailplannen voor de herinrichting bekend zijn. Voor de toepassing en hergebruik van grond op locatie is het doel om efficiĂŤnt en milieuhygiĂŤnisch op een juiste manier met de grondstromen om te gaan. In tabel 20 is een indicatiefoverzicht en samenvatting gegeven van de verwachte grondstromen op de locatie. De getallen in deze tabel zijn gebaseerd op gegevens die eerder in dit hoofdstuk zijn behandeld. Tabel 20 Indicatief overzicht en samenvatting grondstromen op locatie Herkomst en bestemming
Indicatieve hoeveelheid (m3) Ontgraven immobiel
Leeflaag Parkeergarage midden Parkeergarage zuid Bouwrijp maken ter plaatse van verhardingen en bebouwing Riolering, kabels en leidingen Totaal
300 7.500 13.000 4.300 500 25.600 Ontgraven mobiel
Oliespots Drie werkgebieden Totaal
5.700 7.900 13.600 Hergebruik grond op locatie
53
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Herkomst en bestemming Aanvulling ter plaatse van oliespots 1)
Ter plaatse van drie werkgebieden 1)
Opvullen overig ter plaatse van kelders, funderingen etc. Totaal
Indicatieve hoeveelheid (m3) Uit ontgraving mobiel Uit ontgraving immobiel Totaal Uit ontgraving mobiel Uit ontgraving immobiel Totaal Uit ontgraving immobiel Uit ontgraving mobiel Uit ontgraving immobiel Totaal Afvoer grond van locatie
Afvoeren mobiel ter plaatse van oliespots Afvoeren mobiel ter plaatse van werkgebieden Afvoeren immobiel Totaal afvoeren van locatie 1) Uitgangspunt is dat aangevuld wordt tot 0,5 m-mv van het huidige maaiveld
1.700 3.100 4.800 2.000 5.000 7.000 0 3.700 8.100 11.800 4.000 5.900 17.500 27.500
De grondbalans maakt duidelijk dat een groot deel van de ontgraven grond niet op locatie hergebruikt kan worden en afgevoerd dient te worden. Vanwege de fasering in de herontwikkeling van het Defensie-eiland zal bij hergebruik van grond op locatie zoveel mogelijk getracht worden om dit per deellocatie (noord, midden en zuid) plaats te laten vinden. Registratie en toezicht grondstromen Vrijkomende grondstromen worden te allen tijde geregistreerd. Doelstelling is om gedurende het werk inzicht te krijgen en houden van waar en hoeveel welke grondsoorten zijn vrijgekomen en wat de uiteindelijke bestemming is. Tevens dient bijgehouden te worden waar aangevoerde grond van buiten de locatie wordt toegepast. Registratie van grondstromen die onder de kritische werkzaamheden vallen van VKB-protocol 7001 vindt plaats door of namens de milieukundig begeleider die tijdens deze werkzaamheden op locatie is. Dit betreft de volgende werkzaamheden: ontgravingen van de mobiele verontreinigingen (oliespots en werkgebieden). Registratie van grondstromen die niet onder de kritische werkzaamheden vallen van VKB-protocol 7001 vindt plaats door of namens de uitvoerend aannemer die tijdens deze werkzaamheden op locatie is. Dit betreft de volgende werkzaamheden: ontgraving van alle immobiele verontreinigingen. De grondbalans en grondstromenregistratie worden uiteindelijk geregistreerd in de evaluatierapporten van fase 1 en 2. Kwaliteit toe te passen grond Tijdens de herontwikkeling en de sanering komen grondstromen met een verschillende kwaliteit vrij en dient grond voor verschillende functies toegepast te worden. De uiteindelijke functie is bepalend voor de kwaliteit van de toe te passen grond. Onderstaande tabel geeft uitgesplitst per toepassing weer wat de kwaliteit en herkomst is van de toe te passen grond.
54
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Tabel 21 Kwaliteit en herkomst toe te passen grond Omchrijving en functie toe te passen grond
Kwaliteit en herkomst toe te passen grond
Leeflaag tuinen in volle grond Ontgraving mobiele verontreinigingen (oliespots en werkgebieden). Boven deze ontgravingen wordt overal bebouwing of verharding toegepast.
Bodemkwaliteitsklasse wonen, herkomst nader te bepalen Voor de kwaliteit van de toe te passen grond is de terugsaneerwaarde voor de mobiele verontreiniging bepalend. Ongeacht het beleid (generiek of specifiek) dat van toepassing is. De terugsaneerwaarde voor de mobiele verontreinigingen op de locatie is immers de tussenwaarde (minerale olie en vluchtige aromaten en VOCL en benzeen tot 2 m-mv) of hoger (VOCL en benzeen dieper dan 2 m-mv). De tussenwaarde voor de mobiele verontreinigingen is veel hoger dan de bodemkwaliteitsklasse industrie. Voor de immobiele verontreinigingen zou het daarom ook niet zinvol zijn om grond toe te passen met een betere kwaliteit. Ontgravingen kunnen aangevuld worden met: Grond die afkomstig is uit de ontgraving en voldoet aan de terugsaneerwaarde voor de mobiele verontreiniging; Grond afkomstig van locatie die voldoet aan bodemkwaliteitsklasse industrie. Indien toepassing noodzakelijk is, grond van locatie (of elders) die voldoet aan bodemkwaliteitsklasse industrie. Indien toepassing noodzakelijk is, grond van locatie die voldoet aan bodemkwaliteitsklasse industrie. Grond van locatie (of elders) die voldoet aan bodemkwaliteitsklasse wonen.
Onder nieuwe bebouwing Onder verhardingen en infrastructuur Riolering, kabels en leidingen
Bepalen kwaliteit ontgraven grond Tijdens de herontwikkeling en de sanering van de locatie komen de volgende grondstromen vrij: Door ontgraving mobiele verontreinigingen; Door ontgraving immobiele verontreinigingen. In tabel 22 is aangegeven op welke wijze de kwaliteit van de ontgraven grondstromen wordt bepaald. Tabel 22 Bepaling kwaliteit vrijkomende grondstromen op locatie Herkomst Ontgraving mobiele verontreiniging
Bepalen kwaliteit Schone grond depot
Twijfel depot
Vuile grond (depot)
55
Monstername: in depot conform VKB-protocol 1001 Analyses: organische stof, minerale olie, vluchtige aromaten (BTEXN) en/of VOCL Opmerkingen: eventueel onderscheid maken in zand en klei (indien van toepassing) Monstername: in depot conform VKB-protocol 1001 Analyses: organische stof, minerale olie, vluchtige aromaten (BTEXN) en/of VOCL Opmerkingen: eventueel onderscheid maken in zand en klei (indien van toepassing) Geen monstername. Grond wordt afgevoerd naar een erkende verwerker.
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Herkomst
Bepalen kwaliteit
Ontgraving immobiele verontreinigingen
Monstername: in depot conform VKB-protocol 1001 Analyses: volledig pakket Opmerkingen: eventueel onderscheid maken in zand en klei (indien van toepassing) depotgrootte is afhankelijk van en wordt afgestemd op de uitvoeringswijze van de aannemer.
Bepalen kwaliteit ontvangende bodem Dit is vooral van belang bij de ontgravingen van de mobiele verontreinigingen. Hier dient in alle gevallen weer aanvulling met grond plaats te vinden. De kwaliteit van de putbodems en â&#x20AC;&#x201C;wanden van deze ontgravingen worden conform VKB-protocol 6001 geverifieerd. Deze monsters worden geanalyseerd op de aanwezige mobiele verontreinigingen (minerale olie en vluchtige aromaten en/of VOCL). De putbodems zullen aanvullend ook worden geanalyseerd op een NEN-pakket. Puin Grote brokken puin worden gescheiden van de ontgraven grond puin. Puin wordt gescheiden van de ontgraven grond in depot geplaatst en gekeurd. Afhankelijk van de kwaliteit van het puin wordt dit op locatie hergebruikt of afgevoerd van locatie. Depots Depots kunnen, zonder vergunning, maximaal 3 jaar in stand worden gehouden. Verwerking af te voeren grond De wijze van verwerking van af te voeren grond is afhankelijk van de kwaliteit van de grond. De volgende twee verwerkingswijzen zijn mogelijk: hergebruik. Dit geldt vooral voor de grond met immobiele verontreinigingen; reinigen. Dit is van toepassing voor de grond met mobiele verontreinigingen.
8.5
Invloed van bemalingen
Tijdens de saneringen en de herontwikkeling van de locatie vinden verschillende bemalingen plaats. Deze bemalingen verschillen in grootte en tijdsduur. Bemalingen zijn voorzien voor: ontgravingen oliespots; ontgravingen in drie werkgebieden; aanleg parkeergarage(s). Er wordt een bemalingsplan opgesteld waarin de mogelijke invloed van de bemalingen op de verspreiding van de verontreiniging wordt behandeld. Dit bemalingsplan is vooral van toepassing op de grotere bemalingen, zoals de werkgebieden en de aanleg van parkeergarage(s). Indien op voorhand inzichtelijk gemaakt kan worden dat een bemaling (door bijvoorbeeld het beperkte debiet en/of tijdsduur en/of afstand tot de dichtstbijzijnde verontreiniging) geen invloed zal hebben op ontoelaatbare verspreiding van verontreiniging wordt dit in het desbetreffende uitvoeringsplan of deelsaneringsplan opgenomen.
56
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Het bemalingsplan zal inzicht moeten geven of en bij welke bemalingen er (mogelijk) sprake is van ontoelaatbare verspreiding van verontreiniging. Indien hier sprake van is, worden maatregelen genomen om dit te voorkomen.
57
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
58
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
9
Organisatie en veiligheid
In dit hoofdstuk behandelen we de organisatie (directievoering en milieukundige begeleiding) tijdens de sanering en de veiligheidsaspecten.
9.1
Directievoering
Tijdens de ontgraving, de installatiewerkzaamheden van het in situ saneringssysteem en de uitvoering van de actieve sanering wordt door de opdrachtgever een toezichthouder/directievoerder aangesteld. De directievoering omvat o.a. de volgende werkzaamheden: het vertegenwoordigen van de opdrachtgever binnen de overeengekomen bevoegdheden; het bijwonen en leiden van werkbesprekingen en bouwvergaderingen; het geven van instructie aan het dagelijks toezicht; voortgangs- en kostenbewaking en signalering.
9.2
Milieukundige begeleiding
Sinds 1 juli 2007 zijn de wettelijke regels voor kwaliteitsborging van kracht (Kwalibo). De sanering dient op basis van deze wettelijke regels opgevolgd te worden conform de Beoordelingsrichtlijn (BRL) 6000 en 7000. Een belangrijk onderdeel van deze Kwalibo-regeling is de verplichte functiescheiding. Functiescheiding moet belangenverstrengeling voorkomen. De milieukundige begeleiding van bodemsaneringen en nazorg is beschreven in de BRL SIKB 6000. Voor deze sanering zijn de volgende VKB-protocollen van belang: VKB-protocol 6001: Milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden; VKB-protocol 6002: Milieukundige begeleiding landbodemsanering met in-situ methoden; NB. De processturing van een in situ sanering kan ook worden uitgevoerd conform BRL SIKB 7000, VKB-protocol 7002 inclusief procescertificaataanhangsel processturing 6002. In de BRL6000 wordt voor de milieukundige begeleiding onderscheid gemaakt in: milieukundige processturing; milieukundige verificatie.
59
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
In onderstaande tabel zijn een aantal belangrijke definities uit de BRL SIKB 6000 weergegeven. Tabel 23 Overzicht belangrijke definities uit de BRL SIKB 6000 Definitie
Omschrijving
Milieukundige processturing bodemsanering
De milieukundige sturing van de bodemsanering ter plaatse onder verantwoordelijkheid van de directie. Hieronder vallen onder mee het aangeven van de verontreinigingsgrenzen, het aangeven van de bestemming van de vrijkomende grond- en afvalstromen, het toezien op de juiste plaatsing en instelling van installaties en het nemen van monsters ten behoeve van voortgangscontrole en vergunningen. Het met monsterneming, analyses en rapportage vastleggen en beschrijven van het eindresultaat van de sanering. De milieukundige verificatie bodemsanering heeft als doel het bevoegde gezag in staat te stellen te beoordelen of de saneringsdoelstelling is bereikt zoals die is vastgelegd in de beschikking op het saneringsplan en/of het nazorgplan (Wbb), afgegeven door het bevoegde gezag Wbb, ofwel de verklaring van instemming met de melding in het kader van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS), ofwel de aanwijzingen van een ongewoon voorval (art. 13 en 27 Wbb), ofwel een goedkeuringsverklaring op het saneringsplan (Wm, afgegeven door het bevoegde gezag Wm. Afwijking van de eisen zoals gesteld in de beoordelingsrichtlijn die in potentie geen invloed heeft op de interpretatie van de onderzoeksgegevens en de sturing en evaluatie van de bodemsanering. Afwijking van de eisen zoals gesteld in de beoordelingsrichtlijn die in potentie wel invloed heeft op de interpretatie van de onderzoeksgegevens en de sturing en evaluatie van de bodemsanering. Het plan dat door of in opdracht van de opdrachtgever of aannemer door de milieukundige processturing wordt opgesteld met daarin een nadere uitwerking van het saneringsplan voor onder meer de beschrijving van de nulsituatie, monsternemingsplan en de het optimaliseren van het saneringsproces. Plan dat voorafgaand aan de uitvoering van de sanerin , door het bedrijf dat de milieukundige verificatie uitvoert, wordt opgesteld en waarin de kritische momenten en aspecten van een bodemsanering worden vastgelegd waarop verificatie plaatsvindt. De rapportage die na beĂŤindiging van de sanering conform de Wbb onder verantwoordelijkheid van de milieukundige verificatie en in samenwerking met de milieukundige processturing wordt opgesteld en waarin de wijze waarop beide onderdelen zijn uitgevoerd wordt beschreven.
Milieukundige verificatie bodemsanering
Niet-kritieke afwijking Kritieke afwijking Kwaliteitsplan
Verificatieplan
Evaluatieverslag
Voor details verwijzen we naar de BRL SIKB 6000 en de bijbehorende protocollen.
9.3
Veiligheidskundige aspecten
Voor de saneringswerkzaamheden dient, volgens artikel 5 van het Bouwprocesbesluit Arbeidsomstandighedenwet, een Veiligheids- en Gezondheidsplan (ontwerp- en uitvoeringsfase) te worden opgesteld. Dit V&G-plan dient afgestemd te zijn op de relevante publicaties van de Arbeidsinspectie en op publicatie 132 van het CROW (bron 11). Met het V&G-plan ontwerpfase wordt voor het ontwerp en de planfase een analyse gemaakt van de risico's van de uit te voeren werkzaamheden. Eventueel vindt een aanpassing van de geplande werkzaamheden plaats om de risico's te beperken. Het V&G-plan ontwerpfase is een verplichting van de opdrachtgever. Op basis van het V&G-plan ontwerpfase en het uitvoeringsplan van de aannemer wordt een V&Gplan uitvoeringsfase op gesteld. Het V&G-plan uitvoeringsfase is een verplichting van de aannemer. De saneringswerkzaamheden vallen gezien de aard en het concentratieniveau in verschillende T&F klassen (T = potentieel toxische stoffen aanwezig, F = potentieel ontvlambare stoffen). De T en F klassen worden berekend volgens de CROW 132. Volgens deze methode wordt gerekend met de
60
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
hoogst aangetoonde concentraties in bodemonderzoeken. Omdat het om twee verschillende risico-categoriĂŤn gaat (blootstelling en brand of explosie) worden twee hoofdklassen onderscheiden. De T-klasse voor blootstelling en de F-klasse voor brand of explosie. Tabel 24 geeft hiervan een overzicht. De risicoklasse is richtinggevend voor de te nemen maatregelen. Per risicoklasse dienen bepaalde maatregelen te worden genomen afhankelijk van de subklasse. Tabel 24 Overzicht indeling risicoklassen en subklassen Schadelijk vermogen Blootstelling
Brand of explosie
Klasse 0T 1T 2T 3T 0F 1F 2F
Gevaaraanduiding Weinig giftig/schadelijk Schadelijk Giftig Zeer giftig Gering ontvlambaar Ontvlambaar (zeer) licht ontvlambaar
De veiligheidsklassen worden bepaald per deelsaneringsplan of uitvoeringsplan. De uiteindelijke veiligheidsklasse dient te worden bepaald door de aannemer. Voor de bijbehorende veiligheidsvoorzieningen, metingen en maatregelen wordt verwezen naar publicatie 132 van het CROW (bron 11).
61
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
62
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
10
Terugvalscenario fase 1
Algemeen Voor de sanering van de mobiele verontreinigingen is het noodzakelijk om een terugvalscenario te beschrijven. De keuze voor een terugvalscenario is een heroverweging van de saneringsmethode. In eerste instantie wordt bij een terugvalscenario uitgegaan van dezelfde saneringsdoelstelling binnen dezelfde trede van de saneringsladder. Indien een terugvalscenario uitgevoerd dient te worden is voorafgaand instemming van het bevoegd gezag noodzakelijk. Tevens zal dan een afweging plaatsvinden van het meest efficiënte terugvalscenario. Op basis van een uitvoeringsplan van de saneerder vindt overleg tussen de saneerder en het bevoegd gezag plaats. Voor de mogelijke in te zetten terugvalscenario‟s kan, afhankelijk van de situatie, onderscheid gemaakt worden in: terugvalscenario voor verontreiniging grond; terugvalscenario voor verontreiniging grondwater. In de, nog op te stellen, uitvoeringsplannen voor fase 1 gaan we meer in detail in op de terugvalscenario‟s. Een definitieve keus voor een terugvalscenario kan pas gemaakt worden op het moment dat duidelijk is waar en waarom inzet van een terugvalscenario noodzakelijk is. Indien mogelijk en efficiënt wordt gestreefd naar inzet van een scenario dat zorgt voor een eindige oplossing op korte termijn. Indien het niet mogelijk is om tot een eindige situatie te komen kan het noodzakelijk zijn om over te gaan tot beheersing en/of monitoring van verontreiniging om verdere verspreiding te voorkomen. Onderstaand beschrijven we hoe we in zijn algemeenheid met het terugvalscenario omgaan. Sanering oliespots De oliespots worden gesaneerd middels ontgraving. Eventuele aanpassingen op de sanering zijn vooral noodzakelijk indien de omvang van de verontreiniging (verticaal en/of horizontaal) groter is dan verwacht op basis van de beschikbare resultaten. Als sprake is van een grotere omvang aan verontreiniging wordt eerst vastgesteld hoeveel groter de omvang is en wat de eventuele gevolgen hiervan zijn. Indien de verontreiniging zonder aanvullende maatregelen verder ontgraven kan worden zal het bevoegd gezag worden geïnformeerd. Indien ingrijpende maatregelen noodzakelijk zijn of indien verder ontgraven niet mogelijk is, wordt in overleg met het bevoegd gezag bepaald hoe verder wordt gesaneerd. Indien verder ontgraven geen optie is kan verdere in situ sanering een optie zijn. Mogelijke opties zijn grondwateronttrekking en/of stimulatie van de biologische afbraak.
63
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
64
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
11
Nazorg fase 1
De sanering heeft betrekking op zowel immobiele als mobiele verontreinigingen. Bij saneringen waar verontreinigingen achterblijven dienen, aan de hand van het evaluatierapport van de uitgevoerde sanering, vastgesteld te worden in hoeverre nazorgverplichtingen en/of gebruiksbeperkingen in acht moeten worden genomen door de saneerder of de gebruiker van de locatie. Na afloop van de sanering dient bepaald te worden of een nazorgplan opgesteld dient te worden. Indien van toepassing dient dit nazorgplan ter instemming ingediend te worden bij de provincie. Nazorg is per definitie maatwerk en is afhankelijk van de restverontreiniging, de al getroffen saneringsmaatregelen en het gebruik van de locatie. Eventuele gebruiksbeperkingen kunnen ertoe leiden dat de eigenaar of gebruiker(s) van de locatie een aan aantal beperkingen in het gebruik van de locatie in acht moeten nemen. De beperkingen worden bij het kadaster geregistreerd. Algemeen doel van de sanering is het streven naar een minimale nazorg. Registratie Na afloop van de ontgravingen m.b.t. fase 1 wordt de achtergebleven sterke grondverontreiniging geregistreerd. Voor het achterblijven van een sterke grondwaterverontreiniging met minerale olie en/of vluchtige aromaten vindt geen kadastrale registratie plaats. Gebruiksbeperkingen Ter plaatse van de verontreinigingen zijn na afloop van de sanering – bij het geplande toekomstige gebruik – geen verspreidingsrisico‟s meer aanwezig. Voor het achterblijven van sterke verhoogde concentraties zware metalen en/of PAK in de grond geldt als nazorg dat de aangebrachte isolatielaag (leeflaag van grond of betonvloer c.q. verharding) in stand dient te worden gehouden. Verder geldt als gebruiksbeperking voor deze stoffen dat niet gegraven mag worden ter plaatse waar sterk verontreinigde grond is achtergebleven. Indien gegraven wordt ter plaatse van achtergebleven sterk verontreinigde grond dient contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag Wbb. Indien er uitsluitend gegraven wordt in de leeflaag is een melding voldoende. Indien er gegraven wordt tot in de sterk met zware metalen en/of PAK verontreinigde dient een BUS-melding te worden ingediend. Voor het achterblijven van sterke verhoogde concentraties minerale olie, vluchtige aromaten en VOCl‟s in de grond na afloop van deelsaneringsfase 1 geldt als nazorg dat de aangebrachte isolatielaag (leeflaag van grond of betonvloer c.q. verharding) in stand dient te worden gehouden. Voor het achterblijven van sterke verhoogde concentraties minerale olie, vluchtige aromaten en VOCl‟s in het grondwater na afloop van deelsaneringsfase 1 geldt als nazorg dat in eerste instantie de omvang van de restverontreiniging exact in beeld moet zijn gebracht. Verder gelden de volgende gebruiksbeperkingen: er mag niet zonder de formele toestemming van het bevoegd gezag Wbb gegraven worden in de bodemlaag waar sterk verontreinigde grond en/of grondwater is achtergebleven;
65
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
er mag zonder toestemming van het bevoegd gezag Wbb geen grondwater worden onttrokken die een achtergebleven restverontreiniging in het grondwater saneert, vermindert of verplaatst; indien er uitsluitend gegraven wordt in de leeflaag boven de grondwaterspiegel is een melding bij het bevoegd gezag Wbb voldoende. Indien er grondwater wordt onttrokken, die mogelijk invloed heeft op de achtergebleven restverontreiniging in het grondwater dient door middel van een bemalingsadvies bij het bevoegd gezag Wbb in voldoende mate te worden aangetoond of de restverontreiniging in het grondwater wel/niet verminderen of verplaatsen. Indien gegraven wordt in de bodemlaag met sterk verontreinigd grondwater of grondwater wordt onttrokken waarbij de restverontreiniging in het grondwater wordt verminderd dient een deelsaneringsplan te worden ingediend bij de afdeling vergunningverlening van de provincie Utrecht. Verplaatsing van de verontreiniging dient ten alle tijden te worden voorkomen. Hiervoor kunnen tegenmaatregelen noodzakelijk zijn.
66
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
12
Externe communicatie, procedures en uit te voeren acties
In dit hoofdstuk gaan we in op de procedures en nog uit te voeren acties voor en tijdens de sanering van zowel fase 1 als 2. Omdat de externe communicatie van groot belang is op dit project wordt hier apart aandacht aan besteed. De te volgende procedures en de acties dienen er toe te leiden dat de activiteiten in het kader van dit deelsaneringsplan op een juiste wijze verlopen. Uitgangspunt hierbij is dat er een beschikking wordt afgegeven op dit deelsaneringsplan. Zodat dit plan als een raamwerk voor de uit te voeren werkzaamheden kan dienen.
12.1
Externe communicatie
Communicatie naar belanghebbenden: inspraak en maatschappelijke inbedding Een van de belangrijke aspecten die bij uitstek zijn verbonden aan het ontwikkelen en realiseren van projecten in stedelijke gebieden is de zorgvuldige afstemming op de reeds bestaande bebouwing. Dit brengt met zich mee dat voor voldoende maatschappelijk draagvlak bij bewoners en gebruikers in deze omgeving moet worden gezorgd. De Wasserij CV is eraan gewend dergelijke informatie- en inspraakbijeenkomsten te organiseren en te (bege-)leiden. Om de communicatie rondom het project Defensie-eiland Woerden in goede banen te leiden hebben de gemeente en De Wasserij een Werkgroep Communicatie opgericht. De werkgroep komt frequent bij elkaar om alle communicatieve aspecten rondom het project af te stemmen, uiteenlopend van informatie en klankbordavonden tot en met het schrijven van een bewonersbrief voor de uitvoering. Informatiebijeenkomsten De Wasserij CV zal voor het project „het Geheim van Woerden‟ vier maal per jaar de klankbordgroep door middel van een informatie-bijeenkomst informeren over de voortgang van het project. Op deze bijeenkomsten zal de stand van zaken worden toegelicht door de verantwoordelijk projectmanager in samenspraak met de gemeentelijk projectleider. Ook bewonersavonden en het hieronder genoemde veiligheidscafé zijn contactmomenten tussen ontwikkelaar en bewoners waarin informatie kan worden uitgewisseld en eventuele opmerkingen of suggesties van bewoners kunnen worden meegenomen in het ontwikkeltraject. Er worden meerdere informatieavonden georganiseerd om de omwonenden en direct en adequaat te informeren. De eerste informatieavond wordt voorafgaande aan het ter inzage leggen van onderhavig deelsaneringsplan georganiseerd. Voor het ter inzage leggen van de bestemmingsplannen en/of plannen van aanpak zullen ook gerichte informatieavonden worden georganiseerd. Veiligheidscafé Periodiek zal er een zogenaamd veiligheidcafé worden georganiseerd waarbij actuele veiligheidsaspecten worden besproken door de locatiemanager. Daarbij draagt dit overleg ook bij aan het begrip
67
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
voor de bouwhinder en vergroot het de betrokkenheid van de aanwezigen. Het krijgt een informeel karakter en is voor een ieder toegankelijk. Immers veiligheid is niet alleen een zaak voor de combinatie Blauwhoed/VORM, maar ook de rol van de nieuwe bewoners, de gemeente Woerden en bijvoorbeeld de onderaannemers zijn hierbij zeer groot. Vanuit de bijeenkomsten zullen ook verbeterdoelstellingen worden geformuleerd en zonodig zo spoedig mogelijk geïmplementeerd. Een ieder krijgt de mogelijkheid om veiligheidstips of andere zaken op het gebied van veiligheid door te geven.
12.2
Procedures
Periodiek overleg Voor de continuïteit en kwaliteitsborging wordt periodiek overleg gevoerd met de werkgroep Sanering Defensie-eiland Woerden. De deelnemers aan dit overleg zijn: Gemeente Woerden; Provincie Utrecht; Milieudienst Noord-West Utrecht; De Wasserij: Sita Remediation; MWH. Na het afgeven van de beschikking op dit plan zal het overleg met de werkgroep minimaal 1 maal per half jaar worden gehouden. Indien de situatie daarom vraagt kan een overleg vaker worden gehouden. Voortgangsrapportage Na het afgeven van de beschikking op dit plan rapporteert de saneerder minimaal één maal per 6 maanden aan de gemeente Woerden over de voortgang van de sanering. Uitvoeringsplannen Maatregelen voor saneringen die op dit moment nog niet in detail zijn omschreven dienen vooraf te worden gemeld bij het bevoegd gezag. Dit vindt plaats door het opstellen van uitvoeringsplannen. Aan het bevoegd gezag zal op basis van het uitvoeringsplan om instemming worden verzocht. Het bevoegd gezag zal binnen een termijn van acht weken na indienen van het uitvoeringsplan schriftelijk reageren. De acties/verontreinigingen waar nog uitvoeringsplannen voor opgesteld dienen te worden zijn: Fase 1: ontgraving oliespots. Afhankelijk van de tijdsplanning worden deze plannen opgesteld voor individuele spots of voor meer spots gelijkertijd. De wijze van eindverificatie van de sanering van fase 1 met betrekking tot de vijf spots met minerale olie wordt opgenomen in de uitvoeringsplannen voor de desbetreffende spots.
68
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
In onderstaand kader is de inhoud van de uitvoeringsplannen weergegeven. Inhoud uitvoeringsplannen Inleiding Locatiegegevens Saneringsvariant, doelstellingen en uitgangspunten/randvoorwaarden Voorbereidende werkzaamheden Uitwerking saneringsmaatregelen Organisatie en veiligheid Planning Processturing en verificatie Terugvalscenario Nazorg
Deelsaneringsplan pilot fase 2 Voordat fase 2 in uitvoering gaat wordt een pilot uitgevoerd. Deze pilot wordt uitgewerkt in een deelsaneringsplan. Het deelsaneringsplan dient te voldoen aan de eisen die gesteld zijn in artikel 38 en 39 van de Wbb. Omdat de pilot geen sanerende maatregel betreft waarbij saneringdoelstellingen worden vastgesteld, kan voor het deelsaneringsplan de verkorte procedure worden gehanteerd (zonder inzageperiode). De definitieve beschikking volgt zes weken na ontvangst van de melding. Bemalingsplan Tijdens de pilot fase 2 wordt ook een pompproef uitgevoerd. De resultaten van de pompproef worden gebruikt als input voor het op te stellen bemalingsplan. Deelsaneringsplan fase 2 De resultaten van de pilot fase 2 worden meegenomen in het deelsaneringsplan voor fase 2. Het deelsaneringsplan fase 2 is van toepassing op de drie werkgebieden. De sanering voor de drie werkgebieden wordt in het deelsaneringsplan in detail uitgewerkt. Er worden geen uitvoeringsplannen meer opgesteld per werkgebied. Het deelsaneringsplan dient te voldoen aan de eisen die gesteld zijn in artikel 38 en 39 van de Wbb Bij de beschikking van fase 2 is de lange procedure (15 weken) van toepassing. Plan eindverificatie fase 2 Binnen 6 maanden voor de beoogde afronding van de sanering van de drie werkgebieden stelt de saneerder een door het bevoegd gezag goed te keuren eindverificatieplan op. Tussentijdse rapporten Na de afronding van hetgeen omschreven is in een uitvoeringsplan zal een tussentijds rapport worden opgesteld dat ter goedkeuring aan het bevoegd gezag wordt verstrekt. Opstellen evaluatierapporten Voor fase 1 en 2 worden afzonderlijke evaluatierapporten opgesteld. Deze worden na afronden van
69
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
de werkzaamheden van de desbetreffende fase opgesteld en ter beoordeling ingediend bij het bevoegd gezag. Nazorgplan Indien na uitvoering van de sanering nog verontreiniging in de bodem achterblijft en in het evaluatierapport is aangegeven dat er beperkingen zijn in het gebruik van de bodem of maatregelen als bedoeld in de zin van artikel 39c lid, onder f, noodzakelijk zijn, zal de saneerder een nazorgplan opstellen en indienen bij de Provincie. Eventuele maatregelen uit het nazorgplan zijn voor rekening en risico van de saneerder.
12.3
Acties
Uit het voorgaande volgen een aantal acties voor producten/rapporten die tijdens de sanering geleverd dienen te worden en waar al dan niet instemming, vooraf of achteraf, van het bevoegd gezag voor benodigd is. Tabel 25 geeft hiervan een overzicht. Tabel 25 Overzicht voorziene te leveren producten/rapportages in het kader van de sanering van fase 1 en 2 Product
Bevoegd gezag
Instemming benodigd?
-
Nee
Provincie Utrecht
Ja
-
Nee
Aanvullend onderzoek
Gemeente Woerden
Ja
Uitvoeringsplannen fase 1. Deellocaties 1 t/m 5.
Provincie Utrecht
Ja
Deelsaneringsplan fase 2. Drie werkgebieden.
Provincie Utrecht
Ja
Planning herontwikkeling en sanering (zie ook hoofdstuk 13).
-
Nee
Voortgangsrapportage sanering
Deelsaneringsplan voor de pilot van de drie werkgebieden.
Bemalingsplan
70
Opgesteld door Datum
Toelichting Worden halfjaarlijks opgesteld door de saneerder na het beschikken van dit onderhavige deelsaneringsplan. Doel is het informeren over de stand van zaken van de sanering. Wordt toegezonden aan de deelnemers van het periodiek overleg (werkgroep Defensie-eiland Woerden). Voorafgaand aan de start van de sanering wordt een deelsaneringsplan voor de pilot opgesteld. Op basis van de resultaten van de pilot wordt een deelsaneringsplan voor fase 2 (drie werkgebieden) opgesteld. Tijdens de pilot wordt ook een pompproef uitgevoerd. Op basis van de pompproef kan een betere inschatting worden gemaakt van de verwachte debieten tijdens de diverse bemalingen. Na de pilot wordt een bemalingsplan opgesteld voor de diverse onttrekkingen tijdens de sanering. Na sloop van de gebouwen wordt een aanvullend onderzoek uitgevoerd dat o.a. benodigd is in het kader van het verkrijgen van de bouwvergunning. De opzet van het aanvullend onderzoek wordt vooraf overlegd met de gemeente Woerden. Naar verwachting worden meerdere plannen opgesteld. E.e.a. is afhankelijk de definitieve planning van het project. Plannen dienen voorafgaand aan uitvoering ingediend te worden bij het bevoegd gezag voor instemming. Voor de drie werkgebieden is de planning om ĂŠĂŠn deelsaneringsplan op te stellen. Het plan dient voorafgaand aan uitvoering ingediend te worden bij het bevoegd gezag voor instemming. Er is op dit moment nog geen definitieve planning bekend. Deze planning zal tijdens het project, naar alle waarschijnlijkheid, ook regelmatig veranderen. Bij de voortgangsrapportages sanering wordt een actuele planning bijgevoegd.
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Product
Bevoegd gezag
Instemming benodigd?
Eindverificatie fase 2
Provincie Utrecht
Ja
Evaluatierapport fase 1
Provincie Utrecht
Ja
Evaluatierapport fase 2
Provincie Utrecht
Ja
Grondstromenplan
Provincie Utrecht -
Ja
Grondstromenbalans
Grondstromenregistratie
71
Provincie Utrecht
Nee
Ja
Opgesteld door Datum
Toelichting Binnen 6 maanden voor de beoogde afronding van de sanering van de drie werkgebieden stelt de saneerder een door het bevoegd gezag goed te keuren eindverificatieplan op. Het evaluatierapport wordt opgesteld nadat alle activiteiten van fase 1 zijn afgerond. Het bevoegd gezag dient dit evaluatierapport goed te keuren. Tussentijds worden de deelnemers van de werkgroep Defensieeiland Woerden ge誰nformeerd via de voortgangsrapportage sanering. Het evaluatierapport wordt opgesteld nadat alle activiteiten van fase 2 zijn afgerond. Het bevoegd gezag dient dit evaluatierapport goed te keuren. Tussentijds worden de deelnemers van de werkgroep Defensieeiland Woerden ge誰nformeerd via de voortgangsrapportage sanering. Het grondstromenplan geeft voorafgaand aan de uitvoering weer wat de verwachte grondstromen op hoofdlijnen gaan worden. De grondstromenbalans is een weergave op hoofdlijnen van de grondstromen binnen het project. De grondstromenbalans is een dynamisch document gedurende het project. Als de balans meer bekend is wordt dit ter inzage overhandigd aan het bevoegd gezag. Tussentijds worden de deelnemers van de werkgroep Defensieeiland Woerden ge誰nformeerd via de voortgangsrapportage sanering. De grondstromenregistratie is een gedetailleerde weergave van alle grondstromen binnen het project met de noodzakelijke bewijsmiddelen. De registratie van de grondstromen is een dynamisch document gedurende het project. De registratie van de grondstromen wordt opgenomen in de evaluatierapporten.
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
72
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
13
Planning
De planning voor het project is op dit moment op hoofdlijnen bekend. Belangrijke aspecten die een rol spelen bij de planning zijn: voorbereiding en optimalisatie stedenbouw en planologie. Hier dient eerst overeenstemming over te zijn tussen opdrachtgever en -nemer voordat de detailplanning definitief gemaakt kan worden; afstemming sanering en herontwikkeling; bestuursrechterlijke afspraken die zijn vastgelegd in de beschikking ernst en spoedeisendheid; privaatrechterlijke afspraken die contractueel zijn vastgelegd tussen de gemeente Woerden en De Wasserij; het verkrijgen van subsidies in het kader van de ISV. In onderstaande tabel is de relatie tussen de privaatrechterlijke verplichtingen, bestuursrechterlijke verplichtingen en de subsidies weergegeven Tabel 26 Relatie planning verplichtingen en subsidies Onderwerp Afgeven beschikking ernst en spoedeisendheid Gunning werk Uiterlijke datum afgeven beschikking op saneringsplan fase 1 Uiterlijke datum afgeven beschikking op saneringsplan pilot fase 1 Uiterlijke datum afgeven beschikking op saneringsplan fase 2 Start sanering voor subsidie ISV-II Start sanering voor subsidie ISV-III Uiterlijke start sanering werkgebieden (fase 2) Afronding sanering
Privaatrechterlijke termijn
Bestuursrechterlijke termijn
Subsidie
4 juni 2008 17 december 2008 17 december 2010 17 december 2010 16 december 2011 31 december 2011 1 september 2011 17 december 2011 17 december 2015
4 juni 2012 4 juni 2016
In bijlage 10 is de planning voor de sanering (fase 1 en 2) en herontwikkeling op hoofdlijnen weergegeven. De detailplanning met betrekking tot de herontwikkeling en sanering van de locatie kan nog veranderen. EssentiĂŤle veranderingen worden via de voortgangsrapportages (zie tabel 24) aan de deelnemers van de werkgroep Sanering Defensie-eiland Woerden gecommuniceerd.
73
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
74
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Bronvermeldingen 1.
Regeling Bodemkwaliteit, Staatscourant nr. 247, 20 december 2007 en bijbehorende wijzigingen
2.
Circulaire bodemsanering 2009, ministerie van VROM, Staatscourant nr. 67, 7 april 2009
3.
Besluit bodemkwaliteit, Staatscourant nr. 469, 3 december 2007
4.
Inwerkingtredingsbesluit Staatscourant nr. 571, 10 december 2007
5.
Staatscourant nr. 122, 27 juni 2008, Staatscourant nr. 196, 9 oktober 2008 en Staatscourant nr. 67, 7 april 2009
6.
Convenant milieumaatregelen vml. Defensieterrein â&#x20AC;&#x17E;Intendance Woerdenâ&#x20AC;&#x;, gemeente Woerden, 11 september 2007
7.
Programma van eisen. Defensie-eiland Woerden, Gemeente Woerden, Milieudienst Noordwest Utrecht.15 oktober 2007
8.
Herontwikkeling Defensie Eiland. Ontwikkelingsovereenkomst, Gemeente Woerden, 6 maart 2008
9.
Saneringsovereenkomst Defensie-eiland Woerden, Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn, Versie 7 maart 2008
10.
Nota uitvoeringsbeleid bodem 2009, Provincie Utrecht, 10 februari 2009
11.
CROW-publikatie 132 - Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water; CROW, december 2008
12.
Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Defensie-eiland, Woerden, SOB Research, projectnummer 1211-0601, januari 2007
13.
CBRL-K904/02 - Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa Procescertificaat voor tanksaneringen, Kiwa, 1 november 1999
14.
CBRL-K902/03 - Beoordelingsrichtlijn voor het Kiwa Procescertificaat voor tanksanering HBO/diesel, Kiwa, 15 maart 1999
15.
Saneringsovereenkomst Defensie-eiland Woerden, Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn, Versie 29 mei 2010
75
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
76
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 2 september 2010, Definitief
Bijlagen
Bijlage 1.1: Bijlage 1.2: Bijlage 2.1: Bijlage 3: Bijlage 4.1: Bijlage 4.2: Bijlage 4.3: Bijlage 4.4: Bijlage 5: Bijlage 6.1: Bijlage 6.2: Bijlage 7.1: Bijlage 7.2: Bijlage 7.3: Bijlage 7.4: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10:
Overzichtskaart Kadastrale gegevens Situatietekening met ligging gebouwen Verontreinigingssituatie grond met minerale olie, aromaten en VOCL Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 0-5 m-mv Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 5-20 m-mv Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 20-37 m-mv Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 37-55 m-mv Werkgebieden sanering fase 2 Bodemgebruikswaarden (BGW) m.b.t. zware metalen en PAK bovengrond (maaiveld tot 0,5 m-mv) Bodemgebruikswaarden (BGW) m.b.t. zware metalen en PAK bovengrond (0,5- 1,5 m-mv) Overzicht te slopen gebouwen Fasering opstalontwikkeling Herontwikkeling locatie Grondgebruik locatie na herontwikkeling Sanering immobiele verontreiniging Locaties ontgravingen Planning sanering fase 1 en 2 en ontwikkeling locatie
Bijlage 1.1: Overzichtskaart
Bijlage 1.2: Kadastrale gegevens
Bijlage 2.1: Situatietekening met ligging gebouwen
Bijlage 3: Verontreinigingssituatie grond met minerale olie, aromaten en VOCL
Bijlage 4.1: Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 0-5 m-mv
Bijlage 4.2: Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 5-20 m-mv
Bijlage 4.3: Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 20-37 m-mv
Bijlage 4.4: Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 37-55 m-mv
Bijlage 5: Werkgebieden sanering fase 2
Bijlage 6.1: Bodemgebruikswaarden (BGW) m.b.t. zware metalen en PAK bovengrond (maaiveld tot 0,5 m-mv)
Bijlage 6.2: Bodemgebruikswaarden (BGW) m.b.t. zware metalen en PAK bovengrond (0,5- 1,5 m-mv)
Bijlage 7.1: Overzicht te slopen gebouwen
Bijlage 7.2: Fasering opstalontwikkeling
Bijlage 7.3: Herontwikkeling locatie
Bijlage 7.4: Grondgebruik locatie na herontwikkeling
Bijlage 8: Sanering immobiele verontreiniging
Bijlage 9: Locaties ontgravingen
Bijlage 10: Planning sanering fase 1 en 2 en ontwikkeling locatie
Bijlage 5: Saneringsplan fase 2 (Sita Remediation BV 2011)
Bijlagen
Bijlage 1: Bijlage 1.2: Bijlage 2.1: Bijlage 3: Bijlage 4.1: Bijlage 4.2: Bijlage 4.3: Bijlage 4.4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7.1: Bijlage 7.2: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10: Bijlage 11: Bijlage 12:
Overzichtskaart Kadastrale gegevens Situatietekening met ligging gebouwen Verontreinigingssituatie grond met minerale olie, aromaten en VOCL Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 0-5 m-mv Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 5-20 m-mv Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 20-37 m-mv Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 37-55 m-mv Werkgebieden sanering fase 2 Overzicht te slopen gebouwen Situatietekening pilot werkgebied I Situatietekening pilot werkgebied U Locaties ontgravingen fase 2 Bemalingsadvies Flowschema waterzuivering Effecten onttrekkingen op aanwezige verontreinigingen Monitoringsfilters verspreiding tijdens in situ sanering
Bijlage 1:
Overzichtskaart
Bijlage 1.2: Kadastrale gegevens
Bijlage 2.1: Situatietekening met ligging gebouwen
Bijlage 3: VOCL
Verontreinigingssituatie grond met minerale olie, aromaten en
Bijlage 4.1: Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 0-5 m-mv
Bijlage 4.2: Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 5-20 m-mv
Bijlage 4.3: Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 20-37 m-mv
Bijlage 4.4: Verontreinigingssituatie grondwater met VOCL en benzeen: 37-55 m-mv
Bijlage 5:
Werkgebieden sanering fase 2
Bijlage 6:
Overzicht te slopen gebouwen
Bijlage 7.1: Situatietekening pilot werkgebied I
Bijlage 7.2: Situatietekening pilot werkgebied U
Bijlage 8:
Locaties ontgravingen fase 2
Bijlage 9:
Bemalingsadvies
Bijlage 10: Flowschema waterzuivering
atmosfeer
GWZI midden-zuid luchtfilter mp actief kool
mp mp
striptoren
LS
vrij verval actief koolfilter
oliewaterafscheider zandvang procespomp 100 m3/uur mp influent
ventilator
debietmeter
opvoerpomp
bemaling U-I-A/J
effluent opp. water
mp effluent
SITA Remediation B.V. Postbus 40221 3504 AA Utrecht (NL) Tel. +31 (0)30 2470911 Fax +31 (0)30 2410111 www.sitaremediation.com
Deelsaneringsplan Fase 2 Defensie-eiland Woerden
Projectnr. S070042
Schaal -
Formaat A4
Bijlage 10 Flowschema grondwaterzuiveringsinstallatie ontgraven mobiele componenten werkgebieden Datum 10-08-2011
Getekend JeV
Status Concept
Bijlage 11: Effecten onttrekkingen op aanwezige verontreinigingen
Bijlage 12: Monitoringsfilters verspreiding tijdens in situ sanering
Bijlage 6: Quick scan flora en fauna (Bureau Viridis 2007)
QUICK SCAN DEFENSIE EILAND TE WOERDEN
In opdracht van: Milieudienst Noord West Utrecht
Quick scan Defensie eiland te Woerden
Februari 2007 M.H. van den Brink Th. de Jong
In opdracht van: Milieudienst Noord West Utrecht Mr. A. M. Faasse
Rijnlaan 25, 4105 GS Culemborg Tel: 0345 47654506 / 44642269 Fax: 0345 476572 e-mail: info@bureau-viridis.nl www.bureau-viridis.nl BTW-nummer NL 83222315.BO1 KvK-nummer: 11055787 Lid van Netwerk Groene Bureaus
Colofon Š Bureau Viridis, Culemborg Tekst en samenstelling:
Th. de Jong
Fotoâ&#x20AC;&#x2122;s
Th. de Jong Gebouwen B en C Gebouwen I en M met schoorsteen
Voorblad: Inzet: Projectnummer:
2007-5
Rapportnummer:
2007-5
In opdracht van:
Milieudienst Noord West Utrecht
Wijze van citeren:
Jong, Th. de, 2006. Quick scan Defensie eiland te Woerden. Bureau Viridis, Culemborg.
INHOUD
1 2
INLEIDING FLORA- EN FAUNAWET
2 3
3
DOELSTELLING
4
4
GEBIEDSBESCHRIJVING
5
5
ONDERZOEKSMETHOEK 5-1 Archiefonderzoek 5-2 Veldonderzoek
7 7 7
6
RESULTATEN 6-1 Archiefonderzoek 6-2 Vleermuizen 6-3 Vaatplanten 6-4 Amfibieën 6-5 Overige groepen
9 9 9 13 13 13
7
ANALYSE
15
8
CONCLUSIES, AANBEVELINGEN EN ONTHEFFINGSAANVRAAG 8-1 Conclusies 8-2 Aanbevelingen 8-3 Ontheffingsaanvraag
17 17 17 18
9
RANDVOORWAARDEN
19
8
LITERATUUR
22
Bureau Viridis
1
Quick scan Defensie eiland
INLEIDING In Woerden wordt op het terrein zuidelijk van kasteel Woerden nieuwbouw van 280 woningen voorbereid. De nieuwbouw vindt plaats op het voormalige defensie terrein, het zogenaamde Defensie eiland. De uitvoering van de werkzaamheden kan gevolgen hebben voor de ter plaatse voorkomende flora en fauna. Hierbij worden mogelijk verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet met betrekking tot beschermde soorten overtreden. Mogelijk moet voor de uitvoering van de werkzaamheden een ontheffing van de Flora- en faunawet worden aangevraagd. Om goed voorbereid te zijn op een eventueel noodzakelijke ontheffingsaanvraag van de Flora- en faunawet in de planningsfase is het noodzakelijk inzicht te verkrijgen in de aanwezigheid van beschermde soorten. De Milieudienst Noord West Utrecht heeft Bureau Viridis verzocht om, door middel van een Quick scan, onderzoek te doen naar het voorkomen van beschermde soorten op het defensie eieland. De Milieudienst heeft Bureau Viridis bovendien verzocht randvoorwaarden op te stellen voor de planvorming rondom de nieuwbouw. In onderhavig rapport worden de resultaten van het onderzoek in het onderzoeksgebied en de opgestelde randvoorwaarden gepresenteerd. Het veldwerk voor het onderzoek is verricht door Th. de Jong. De rapportage is opgesteld door M.H. van den Brink en Th. de Jong.
2
Bureau Viridis
2
Quick scan Defensie eiland
FLORA- EN FAUNAWET De Flora en faunawet is alleen (met uitzondering van de zorgplicht) van toepassing op de in de wet aangewezen beschermde soorten. Dit zijn alle van nature in Nederland voorkomende zoogdiersoorten (met uitzondering van bruine rat, zwarte rat en huismuis), alle soorten amfibieën en reptielen, bepaalde soorten vissen en alle van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten. De Flora- en faunawet bevat een aantal verbodsbepalingen om er voor te zorgen dat de in het wild levende soorten zoveel mogelijk ‘met rust gelaten’ worden. Op 21 februari 2005 is een Algemene Maatregel van Bestuur betreffende artikel 75 van de FF-wet van kracht geworden. Hierbij wordt onderscheid tussen de soorten aangebracht, waarbij de volgende groepen worden onderscheiden: 1 ‘Algemene soorten’ Voor deze soorten geldt dat voor ruimtelijke ingrepen een vrijstelling wordt verleend. Er behoeft geen ontheffing van Art. 75 van de FF-wet te worden aangevraagd. Wel is op de ingrepen de zorgplicht van toepassing. De zorgplichtbepaling houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende planten en dieren, evenals voor hun directe leefomgeving. 2 ‘Overige soorten’ Voor deze soorten geldt dat bij ruimtelijke activiteiten geen ontheffing Art. 75 van de FF-wet behoeft te worden aangevraagd, mits de activiteiten worden uitgevoerd volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Zolang een dergelijke gedragscode nog niet is geformuleerd zijn ruimtelijke activiteiten met betrekking tot deze soorten wel ontheffingsplichtig. 3 ‘Bijzondere soorten’. Dit zijn soorten die vermeld staan in bijlagen van de Habitatrichtlijn, alle vogelsoorten en enkele op de Rode Lijsten vermelde soorten. Voor deze soorten geldt dat voor ruimtelijke ingrepen een ontheffing aangevraagd moet worden van Art. 75 van de FF-wet. Deze ontheffing zal getoetst worden aan drie criteria: Is er sprake van een in bij de wet genoemd belang Is er een alternatief, zo ja, dan geldt dat het alternatief uitgevoerd dient te worden. Zo nee, dan wordt de ingreep aan de wet getoetst. De geplande ingreep doet geen afbreuk aan de duurzame staat van instandhouding van de soort
3
Bureau Viridis
3
Quick scan Defensie eiland
DOELSTELLING De uitvoering van de inrichtingswerkzaamheden kan gevolgen hebben voor de ter plaatse voorkomende flora en fauna. Mogelijk worden daarbij verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden. Om goed voorbereid te zijn op een eventueel noodzakelijke ontheffingsaanvraag van de Flora- en faunawet dienen de volgende vragen beantwoord te worden: • Komen in het onderzoeksgebied plant- en diersoorten voor die vallen onder het beschermingsregime van de Flora- en faunawet (soorten uit de lijsten 2 en 3)? • Waar bevinden zich die soorten en welke aantallen per soort betreft het? • Wat zijn de effecten van de geplande werkzaamheden op de aanwezige beschermde soorten? • Is een ontheffing op de Flora- en faunawet noodzakelijk, voor welke soorten en voor welke verbodsbepalingen? • Op welke wijze kunnen effecten worden geminimaliseerd (wijze en/of periode van uitvoering)? • Wat zijn randvoorwaarden waarbinnen de nieuwbouwplannen kunnen worden opgesteld?
4
Bureau Viridis
4
Quick scan Defensie eiland
GEBIEDSBESCHRIJVING Het Defensie eiland is gelegen in kilometerhok 120 – 455, in de bebouwde kom van Woerden. Figuur 1 geeft een overzicht van de ligging van het defensie eiland in Woerden.
Figuur 1:
Overzicht van het onderzoeksgebied grens onderzoeksgebied
In 1873 werden er ten gevolge van de reorganisaties bij het Ministerie van Oorlog drie Centrale Magazijnen opgericht. Daarvan werd er één in het kasteel van Woerden gevestigd. Dit ‘Centraal Magazijn van Kleding en Uitrusting’ breidde zich uit naar het Defensie-eiland achter het Kasteel. In 1921 kocht het Ministerie van Oorlog dit eiland van de gemeente Woerden. In 1980 vertrok het ‘Magazijn’ uit het Kasteel en werden alle werkzaamheden naar het Defensie-eiland verplaatst. Het werd hoofdzakelijk gebruikt voor het wassen, drogen, spoelen, repareren en opslaan van militaire goederen van textiel (uniformen, tenten etc.) door de afdeling Intendance van de Koninklijke Landmacht. In de loop der jaren werd het aantal gebouwen op het Defensie eiland uitgebreid. Eerst werden de gebouwen uit hout opgetrokken, maar later werden stenen gebouwen neergezet. Elk gebouw kreeg een letter. Deze letters zijn ook nu nog op de gebouwen aanwezig. De belettering van de gebouwen wordt ook in dit rapport gebruikt. Sinds eind jaren 90 zijn de gebouwen niet meer in bedrijf.
5
Bureau Viridis
Quick scan Defensie eiland
Tegenwoordig is het Defensie eiland in drie delen opgedeeld. Op het noordelijk deel staan de gebouwen Q, R, S, T en Y. Al deze gebouwen staan leeg. Met uitzondering van het uiterste noordelijke deel is tussen de gebouwen is vrijwel overal bestrating aangelegd. Op het uiterste noordelijke deel staan veel grote bomen, waaronder enkele grote hulstbomen. De bodem groeit veel klimop met plaatselijk veel fluitkruid. De klimop groeit ook tegen de bomen op. Het middendeel van het Defensie eiland bestaat uit een openbaar parkeerterrein. Bovendien bevindt zich hier in een houten gebouwtje een informatiecentrum over het Defensie eiland (gebouw O). Op het zuidelijke deel staan de gebouwen A, B, C, D, E, F, I, J, K, L, M, N EN Z. Tussen de gebouwen I en M staat de 40 meter hoge schoorsteen. Deze is een gemeentelijk monument. Overal tussen de gebouwen ligt bestrating. Op sommige plaatsen heeft zich hier al een ijle vegetatie gevormd. Tussen gebouw F en Z groeien zelfs bramen en jonge bomen tussen de klinkers en heeft zich op de bestrating al een humuslaag van circa drie cm gevestigd. Langs de randen van het Defensie eiland, met name aan de westkant van het noordelijke en het zuidelijke deel is een beplanting van laanbomen aanwezig. Hieronder groeit op veel plaatsen een weelderige braam en klimopbegroeiing. Afbeelding 2 geeft een overzicht van het Defensie eiland.
Figuur 2:
Overzicht van de bebouwing op het Defensie eiland. Voor de belettering van de gebouwen zie tekst.
6
Bureau Viridis
5
Quick scan Defensie eiland
ONDERZOEKSMETHODE 5-1
Archiefonderzoek Hiertoe is allereerst het Natuurloket (Natuurloket.nl) geraadpleegd betreffende de kilometerhokken waarbinnen het onderzoeksgebied gelegen is. Het onderzoeksgebied ligt geheel binnen het kilometerhok 120 – 455. Ook het archief van Bureau Viridis is geraadpleegd. Tenslotte is gebruik gemaakt van de website “waarnemingen.nl”.
5-2
Veldonderzoek De winterperiode is een ongeschikt seizoen voor het uitvoeren van onderzoek naar beschermde soorten. Veel soorten, onder andere dagvlinders, libellen, sprinkhanen zijn fysiek niet als imago aanwezig. Planten zijn veelal bovengronds afgestorven of overwinteren als zaad. Vleermuizen hangen inactief op de overwinteringsplaatsen. Andere kleine zoogdieren zijn door de winterse omstandigheden in aantal gedecimeerd zodat vangstresultaten geen goed beeld geven van de aanwezige soorten en aantallen. Om deze reden is er een quick scan van het gebied uitgevoerd. Hierbij is op basis van geografische ligging, terreingesteldheid en expert judgement beoordeeld of er in het onderzoeksgebied beschermde soorten kunnen voorkomen. De Quick scan van het onderzoeksgebied is verricht op 19 en 20 februari 2007. Tijdens het onderzoek zijn alle gebouwen visueel onderzocht op hun waarde als verblijfplaats voor vleermuizen. Ook zijn de gebouwen onderzocht op aanwezige muurvegetatie. Op basis van terreingesteldheid, de aanwezigheid van voor beschermde soorten geschikte biotopen en expert judgement is een beoordeeld gemaakt in hoeverre de terreinen en wateren geschikt zijn als verblijfplaats voor beschermde plant- en diersoorten uit de lijsten 2 en 3 van de Flora- en faunawet. Hieronder wordt de werkwijze tijdens het onderzoek beschreven. Vleermuizen Tijdens het bezoek zijn de gebouwen aan alle kanten gecontroleerd op de aanwezigheid van voor vleermuizen geschikte openingen. Deze bevinden zich vaak op de overgang van dak naar muur. Ook open stootvoegen worden vaak als invliegopeningen gebruikt. Scheuren in de muren spleten onder kozijnen en zink of loodafdichtingen kunnen eveneens als invliegopening gebruikt worden.
7
Bureau Viridis
Quick scan Defensie eiland
Al deze plaatsen zijn aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen, waarbij zonodig gebruik is gemaakt van een zaklantaarn en een verrekijker. Op het terrein zijn (waren) enkele ondergrondse opslagtanks aanwezig die in het verleden voor de opslag van chloorhoudende oplosmiddelen zijn gebruikt. Gezien dit gebruik zijn het geen goede overwinteringsplaats voor vleermuizen. Tijdens het onderzoek zijn deze ondergrondse opslagtanks overigens niet aangetroffen. Andere groepen Amfibieën overwinteren gewoonlijk op vorstvrije plaatsen. Echter, als gevolg van de heersende hoge dag en nachttemperaturen zijn veel amfibieën nu alweer actief. Actief in en langs het water (kikkers en salamanders) en trekkend naar de voortplantingsplaatsen. Overdag verschuilen de dieren zich onder hout, schors, stenen of ander materiaal. Tijdens het onderzoek zijn mogelijke verblijfplaatsen van amfibieën onderzocht op de aanwezigheid van amfibieën. Tijdens het bezoek zijn alle muren van de gebouwen onderzocht op het voorkomen van muurvegetaties. Ook de natuurlijk aan doende delen, zoals het uiterste noordelijke deel en het gebied rond gebouw Z zijn onderzocht op de aanwezigheid van beschermde plantensoorten. Hierbij is tevens een inschatting gemaakt van de kans dat, gezien de terreingesteldheid, beschermde plantensoorten voorkomen.
8
Bureau Viridis
6
Quick scan Defensie eiland
RESULTATEN Hieronder worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. Er zal een uitspraak worden gedaan over de mogelijke geschiktheid van het gebied voor beschermde soorten uit de lijsten 2 en 3 van de Flora en faunawet 6-1
Archiefonderzoek Het onderzoeksgebied valt geheel binnen het kilometerhok 120-455 Volgens het Natuurloket zijn in dit kilometerhok de vaatplanten matig onderzocht. Er zijn geen soorten uit de lijsten 2 en 3 van de Flora- en faunawet aangetroffen. De zoogdieren zijn in het kilometerhok slecht onderzocht. Hierbij zijn drie soorten aangetroffen die vermeld staan op lijst 2 en 3 van de Flora- en faunawet. De amfibieĂŤn zijn niet onderzocht, bijgevolg zijn er ook geen amfibieĂŤn aangetroffen. Het onderzoeksgebied maakt circa 10% uit van het kilometerhok 120-455. Gezien deze geringe oppervlakte is de kans dat de in het gehele kilometerhok aangetroffen beschermde soorten zich daadwerkelijk onderzoeksgebied bevinden zeer gering.
6-2
Vleermuizen Hieronder wordt elk gebouw afzonderlijk beschreven voor wat betreft de waarde van het gebouw voor vleermuizen. Eerst worden de gebouwen van het zuidelijk deel beschreven, daarna de gebouwen van het noordelijk deel. Zuidelijk deel Gebouw A Dit betreft een vrij nieuw, bewoond gebouw. Er zijn geen open voegen of scheuren in de muren aanwezig. Muren en dak sluiten zonder openingen op elkaar aan. Voor vleermuizen een gebouw met weinig mogelijkheden. Gebouw B. Een groot, hoog gebouw dat gedeeltelijk bewoond is. Hier was in het verleden de tenten- en kleermakerij gevestigd. Het gebouw is onbewoond. Het gebouw heeft een plat dak.Er zijn geen open voegen of scheuren in de muren aanwezig. De overstekende dakrand sluit vrijwel overal naadloos op de muur aan.
9
Bureau Viridis
Quick scan Defensie eiland
Het aantal openingen bij de kozijnen is zeer gering. Voor vleermuizen een gebouw met weinig mogelijkheden. Gebouw C Dit gebouw is gedeeltelijk bewoond. Het heeft een plat dak. In de muren zijn geen open voegen aanwezig, er zijn wel veel scheuren in de muren. Voor de aansluiting van tussen dak en muur is zink gebruikt. Op zeer veel plaatsen zijn hier openingen en spleten aanwezig. Ook onder enkele kozijnen zijn goede invliegopeningen voor vleermuizen. Dit gebouw is zeer geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen.
Figuur 3:
Gebouw C. Met pijlen zijn geschikte invliegopeningen aangegeven.
Gebouw D Dit is een onbewoond gebouw met deels een puntdak endeels een plat dak. In de muren zijn geen open voegen aanwezig. Plaatselijk zijn er wel een aantal scheuren. De muren sluiten vrijwel naadloos op de dakrand aan. Dit gebouw is matig geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Gebouw E Gebouw E is een groot houten, deels bewoond gebouw. Het is in 1917 gebouwd, het is het oudste gebouw van het Defensie eiland. In de houten wanden zijn geen spleten of gaten. De wanden sluiten naadloos aan op de dakrand. In dit gebouw zijn weinig of geen mogelijkheden voor vleermuizen.
10
Bureau Viridis
Quick scan Defensie eiland
Gebouw F Een klein onbewoond gebouw met een plat dak. Er zijn geen open voegen of scheuren in de muren aanwezig. De dakaansluiting op de muren is naadlaaos. In dit gebouw zijn weinig of geen mogelijkheden voor vleermuizen. Gebouw I Gebouw I is een groot, deels bewoond gebouw met een plat dak. In de muren zijn geen open voegen aanwezig. Slechts hier en daar is een enkele kleine scheur. De muren sluiten vrijwel overal naadloos op de overstaande dakrand aan. Het gebouw ziet er nog ‘goed’ uit. In dit gebouw zijn weinig of geen mogelijkheden voor vleermuizen. Gebouw J Gebouw J is, samen met de schoorsteen, het enige gebouw dat bij de sloop gespaard wordt. Het betreft een gebouw met een laag puntdak. In de muren zijn geen open voegen aanwezig. Slechts hier en daar is een enkele kleine scheur. De muren sluiten vrijwel overal naadloos op de overstaande dakrand aan. In dit gebouw zijn weinig of geen mogelijkheden voor vleermuizen. Gebouw K Gebouw K is de ketel en verwarmingsruimte. Eén ketel is nog actief. Het gebouw heeft een platdak. De gevel aan de noordzijde bestaat vrijwel geheel uit glas. De overige gevels zijn gemetseld. In dit metselwerk bevinden zich geen open voegen of scheuren. De aansluiting tussen het dak en de muren is naadloos. In dit gebouw zijn weinig of geen mogelijkheden voor vleermuizen. Gebouw M Een klein laag gebouw met een plat dak. Er is een hoog silo-achtig gebouw aan vast gebouwd. In de muren zijn geen open voegen of scheuren aanwezig. De aansluiting tussen dak en muur is naadloos. Onder enkele kozijnen lijken scheuren aanwezig te zijn. Het silo-achtig gebouw heeft bovenin een grote opening. Het is moeilijk vast te stellen hoe het gebouw er verder inwendig uitziet. Mogelijk zijn in dit gebouw goede overwinteringsplaatsen of zomerverblijfplaatsen voor vleermuizen aanwezig. Dit gebouw is mogelijk belangrijk als vleermuisverblijfplaats. Gebouw O Dit houten gebouw is in gebruik als informatiecentrum voor het Defensie-eiland. Het is recent gerenoveerd waarbij het geheel is geschilderd. Er zijn geen scheuren in de wanden aanwezig. De aansluiting tussen dak en wanden is naadloos. Dit gebouw is ongeschikt voor vleermuizen.
11
Bureau Viridis
Quick scan Defensie eiland
Gebouw Z De betreft een klein, onbewoond gebouw opgetrokken uit steen met een golfplaten dakbedekking. In de muren zijn geen open voegen en geen scheuren. Dit gebouw is ongeschikt voor vleermuizen. Noordelijk deel Gebouw Q Gebouw Q is een groot gebouw met een halfrond dak. In de muren zijn geen open voegen of scheuren aanwezig. De aansluiting tussen het overstekende dak en de muren is, met uitzondering van de noordzijde van het gebouw vrijwel naaldloos. De aansluiting aan de noordzijde vertoont veel spleten. Dit gebouw is matig geschikt voor vleermuizen. Gebouw R Eveneens een groot, leegstaand gebouw met een halfrond dak. De aansluiting tussen de muren en het overstekende dak is vrijwel overal zonder spleten. Aan de zuidkant is de muur gedeeltelijk afgewerkt met trespa. Hier vertoont de aansluiting met het dak vele spleten. In de muren zijn geen scheuren of open voegen aanwezig. Dit gebouw is matig geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Gebouw S Gebouw S is een laag, met gebouw T verbonden, klein gebouw. Nog in de muren, noch in de aansluiting met het dak zijn spleten of scheuren. In dit gebouw zijn weinig of geen mogelijkheden voor vleermuizen. Gebouw T Dit betreft een groot, leegstaand gebouw met een laag puntdak. De houten dakgoten zijn op meerdere plaatsen geheel verrot. Het metselwerk vertoont veel scheuren en spleten. Er zijn geen open voegen. De aansluiting van de muren met de overstekende dakrand vertoont spleten spleten. Dit gebouw is mogelijk belangrijk als vleermuisverblijfplaats. Gebouw Y Dit betreft een plaatijzeren gebouw. De mogelijkheden voor vleermuizen zijn hierdoor zeer gering. Dit gebouw is waarschijnlijk ongeschikt voor vleermuizen.
12
Bureau Viridis
Quick scan Defensie eiland
Parkeerterrein Het parkeerterrein is gesitueerd tussen het noordelijke en het zuidelijke deel. Gebouw V Gebouw V is een klein stenen gebouwtje met een plat dak. In de muren zijn geen open voegen of scheuren aanwezig. Dak en muren sluiten naadloos op elkaar aan. Dit gebouw is waarschijnlijk ongeschikt voor vleermuizen. 6-3
Vaatplanten Vrijwel alle muren zijn uitgebreid op de aanwezigheid van muurvegetaties onderzocht. Er zijn op de gebouwen op het Defensie eiland geen muurplanten aangetroffen. Nabij Gebouw Z is op de bestrating een dunnen laag humus aanwezig. De directe omgeving van het gebouw doet vrij natuurlijk aan. Op de laag huus op de bestrating werden een aantal planten geel nagelkruid (Geum urbanum). Geel nagelkruid is kenmerkend voor loofbossen als het eiken-haagbeukenbos en het esseniepenbos. Daar komt het voor in de soortenrijke ondergroei. Aan de oostzijde van gebouw Q groeit op enkele plaatsen het Duits viltkruid (Filago vulgaris). Het Duits viltkruid staat in de Lijst van verdwenen, ernstig bedreigde, bedreigde, kwetsbare en gevoelige planten, de zogenaamde Rode Lijst, vermeld als ‘ernstig bedreigd’. Voor het Ministerie van LNV zijn de rode lijsten mede richtinggevend voor het te voeren natuurbeleid. Het Ministerie streeft ernaar dat een volgende rode lijst, die per soortgroep elke tien jaar verschijnt, kleiner zal zijn dan de huidige lijst. Hiertoe stimuleert het Ministerie dat bij bescherming en beheer van gebieden rekening wordt gehouden met de rode lijst-soorten, en dat zo nodig en zo mogelijk aanvullende soortgerichte maatregelen zullen worden genomen. Van de verschillende overheden en terreinbeherende organisaties mag worden verwacht dat zij bij beleid en beheer rekening houden met de rode lijsten.
6-4
Amfibieën Er zijn op het Defensie eiland geen amfibieën aangetroffen. Gezien de geografische ligging en het ontbreken van geschikte landbiotopen en voortplantingswateren is het onwaarschijnlijk dat er op het Defensie eiland amfibieën voorkomen.
6-5
Overige groepen Er zijn geen beschermde soorten uit de lijsten 2 en 3 van de Floraen faunawet aangetroffen.
13
Bureau Viridis
Quick scan Defensie eiland
Gezien de geografische ligging en het ontbreken van geschikte leefgebieden is het onwaarschijnlijk dat er op het Defensie eiland beschermde soorten uit de lijsten 2 en 3 voorkomen. Op het Defensie eiland broeden een aantal vogelsoorten. Zekere broedvogels zijn onder ander houtduif, merel, zanglijster, heggenmus, spreeuw en huismus.
14
Bureau Viridis
7
Quick scan Defensie eiland
ANALYSE EN AANBEVELINGEN Hieronder wordt kort het belang van het onderzoeksgebied voor de soortengroepen geschetst. Eerst wordt, ter verduidelijking, kort ingegaan op de levenscyclus van vleermuizen. Vleermuizen overwinteren van oktober tot maart. Afhankelijk van de buitentemperatuur keren ze in maart en april terug naar de zomergebieden. Hier worden in eind mei en begin juni de kolonies gevormd. Deze kolonies blijven bestaan tot circa augustus. De kolonies wisselen regelmatig van verblijfplaats. Na augustus vallen de kolonie uiteen en maken de dieren zich op voor de paarperiode. Deze loopt tot circa half oktober. Hierna worden de winterverblijven weer opgezocht. In de periode voor de kolonievorming leven dieren solitair. Overdag verschuilen ze zich in kleine spleten en holen, zowel in gebouwen als in bomen. De kolonies kunnen uit vele tientallen dieren bestaan. Als verblijfplaats worden warme onderkomens gezicht. Afhankelijk van de soort vinden we de verblijven in bomen of in gebouwen. Nadat de kolonies uiteen zijn gevallen leven de dieren weer solitair. In de paartijd worden weer andere verblijfplaatsen gebruikt dan voor de kolonietijd. 7-1
Vleermuizen • Functie verblijfplaatsen Gezien de structuur en terreingesteldheid lijkt de kans dat er op het Defensie-eiland verblijfplaatsen van vleermuizen voorkomen vrij groot. Op basis van de uitgevoerde quick scan lijken er in de gebouwen C, M en T goede mogelijkheden te bestaan voor verblijfplaatsen van grotere groepen vleermuizen. De gebouwen D, Q en R zijn als mogelijke verblijfplaats van matige kwaliteit. In de overige gebouwen lijken de mogelijkheden voor verblijfplaatsen gering. Wel kunnen in alle gebouwen solitaire vleermuizen verblijven. • Functie jachtgebied. De open ruimtes tussen gebouwen op het Defensie eiland vormen met het aangrenzende waterpartijen en de boomgroepen een aantrekkelijke jachtbiotoop voor vleermuizen als de gewone dwergvleermuis, de laatvlieger en mogelijk de watervleermuis. • Functie vliegroute. Gezien de ligging van de gebouwen, de aanwezige bomenrijen en de singel is het aannemelijk te veronderstellen dat delen van het Defensie eiland door vleermuizen gebruikt worden als vliegroute van en naar de jachtgebieden.
15
Bureau Viridis
Quick scan Defensie eiland
7-2
Vaatplanten Op het Defensie eiland zijn geen beschermde plantensoorten of belangwekkende vegetaties aangetroffen. Wel is een ernstig bedreigde soort van de Rode Lijst aangetroffen: Duits viltkruid. • Duits viltkruid komt voor bij gebouw Q. Duits viltkruid is een soort van de die de laatste jaren veelvuldig op allerlei plaatsen wordt aangetroffen. Zo is de soort bekend uit bermen van snelwegen, van opspuitterreinen, zandafgravingen, industrieterreinen e.d. Het zijn allemaal terreinen waar menselijk activiteiten op een zandige tot stenige bodem zijn verricht. De vindplaats op het Defensie eiland past in deze reeks.
7-3
Overige groepen • Er zijn uit de overige groepen geen beschermde soorten uit de lijsten 2 en 3 van de Flora- en faunawet aangetroffen. • Op het Defensie eiland komen een aantal vogelsoorten zoals huismus, spreeuw, merel en zanglijster tot broeden. • Zoogdieren uit de lijsten 2 en 3 van de Flora- en faunawet, anders dan vleermuizen zijn gezien de geografische ligging en het ontbreken van geschikte biotopen niet te verwachten.
16
Bureau Viridis
8
Quick scan Defensie eiland
CONCLUSIES, AANBEVELINGEN EN ONTHEFFINGSAANVRAAG Hieronder worden de conclusies van het onderzoek gepresenteerd. Daarna worden aanbevelingen beschreven welke moeten leiden tot een ontvankelijke ontheffingsaanvraag van art. 75 van de Flora en faunawet. 8-1
Conclusies • Het Defensie eiland is mogelijk van belang als verblijfplaats van grotere groepen vleermuizen. Het is mogelijk ook van belang als jachtgebied en vliegroute voor vleermuizen. • Op het Defensie eiland komt een ernstig bedreigd plantensoort van de Rode Lijst voor. • Op het Defensie eiland broeden een aantal vogelsoorten. • Voor de sloop van gebouwen op het Defensie eiland is een ontheffing van art. 75 van de Flora- en faunawet noodzakelijk.
8-2
Aanbevelingen • De gebouwen C, M, T, D, Q en R mogen niet gesloopt worden voordat een gerichte inventarisatie naar het voorkomen van vleermuizen is verricht. • De andere gebouwen kunnen gesloopt worden. De voor vleermuizen meest geschikte periode voor de sloop is de periode half maart – half april en oktober - november. • In verband met het voorkomen van broedvogels dienen de slopwerkzaamheden buiten het broedseizoen (half maart tot eind juni) plaats te vinden. • Het verdient aanbeveling de gebouwen te strippen in plaats van met grof geweld te slopen. Hierdoor krijgen mogelijk toch nog aanwezige vleermuizen de kans te ontsnappen. • Om het belang van het Defensie eiland, met name dat van de gebouwen C, M, T, D, Q en R, voor vleermuizen helder te krijgen wordt aanbevolen in de zomen van 2007 een gerichte inventarisatie uit te voeren. Deze zal moeten bestaan uit twee avond/nachtbezoeken en twee nacht/ochtend bezoeken in de maanden juni en juli. Hierna zal in augustus of september nog een avond/nachtbezoek aan het eiland moeten worden gebracht in verband met het opsporen van baltsplaatsen. • Afhankelijk van de inventarisatie wordt bepaald in welke periode de gebouwen C, M, T, D en R gesloopt kunnen worden. • Bij nieuwbouw kunnen speciale vleermuisvoorzieningen getroffen worden. Het aanbrengen van vleermuiskasten is
17
Bureau Viridis
Quick scan Defensie eiland
• •
8-3
daar één van. In hoofdstuk 8 Randvoorwaarden wordt hier dieper op in gegaan. Zo mogelijk wordt de groeiplaats van Duit viltkruid ontzien bij de sloop en herbouw werkzaamheden.
Ontheffingsaanvraag Gezien het voorkomen van verblijfplaatsen van grotere groepen vleermuizen in enkele gebouwen op het Defensie eiland dient voor het slopen van de gebouwen een ontheffingsaanvraag van artikel 75, vierde lid, onderdeel C van de Flora- en faunawet ingediend te worden voor de onderstaande verbodsbepalingen. • Het Vernietigen van nesten, holen of andere voortplantingsof vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren • Het beschadigen van nesten, holen of andere voortplantingsof vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren • Het doden van dieren • Het verontrusten van dieren
18
Bureau Viridis
9
Quick scan Defensie eiland
RANDVOORWAARDEN Op het Defensie eiland worden in de toekomst 280 huizen gebouwd. Hiervoor dienen vrijwel alle op het eiland aanwezige gebouwen te worden gesloopt. Door bij de nieuwbouw randvoorwaarden te stellen aan zaken als wateropvang en waterafvoer, natuurlijke uitstraling, ecologische kwaliteit en inrichting wordt bewerkstelligd dat de nieuwbouw op het Defensie eiland natuurneutraal wordt opgeleverd. De volgende randvoorwaarden kunnen in de planvormingfase worden gesteld. Nieuwbouw De huidige bebouwing op het Defensie eiland doet waarschijnlijk dienst als vliegroute voor vleermuizen. De huidige bebouwing is in de lengte van het eiland gesitueerd. • De nieuwbouw zal in de lengte van het eiland moeten worden aangelegd. Dwarsverbindingen mogen alleen in het central deel van het eiland worden gebouwd. • De daken van de huizen worden gedekt als ‘groene daken’. Dit zijn platte of hellende daken met een begroeiing. Deze kan bestaan uit grassen, maar ook uit vetplanten. De basisopbouw van een ‘goen dak’ is als volgt: 1. Waterdichte en wortelbestendige dakbedekking 2. Drainagelaag 3. Substraatlaag 4. Vegetatielaag De substraatlaag bij grasdaken dient dikker te zijn dan bij met kruiden begroeide daken. Evenzo is de substraatlaag bij hellende daken dikker dan bij platte daken. Door deze dakbedekking zal het hemelwater geleidelijk afgevoerd woerden. De daken werken als een soort van spons. Wateropvang en waterafvoer Het streven is het hemelwater op het Defensie eiland zelf te ‘verwerken’. Dit kan via infiltratie in de grond of afvoer naar het oppervlakte water. Door de toegepaste ‘groene daken’ wordt, met uitzondering van calamiteiten, bewerkstelligd dat het hemelwater geleidelijk afgevoerd kan worden. • Aan de oostkant van het eiland, parallel aan de oever, wordt, op twee meter van de singeloever, een vier meter brede sloot/vijver aangelegd. Deze sloot heeft aan de westzijde een glooiende oever, aan de oostzijde wordt een verticale
19
Bureau Viridis
Quick scan Defensie eiland
• •
beschoeiing aangelegd. De strook grond tussen singeloever en het nieuw te graven water wordt als wandelpad ingericht. Het hemelwater wordt via een buizenstelsel op de sloot/vijver afgevoerd. Aan de noord- en zuideinde van de sloot/vijver worden klepstuwen aangelegd. Hierdoor wordt bereikt dat bij hoge hemelwaterafvoeren overtollig water op de singel kan worden afgevoerd, terwijl singelwater buiten gehouden wordt.
Vleermuizen In de huidige bebouwing van het Defensie eiland zijn wellicht verblijfplaatsen van grotere groepen vleermuizen aanwezig. Bij het slopen van de gebouwen gaan deze verloren. Tijdens de nieuwbouw kunnen deze verblijfplaatsen door aanbrengen van vleermuisvoor-zieningen gecompenseerd worden. Deze vleermuisvoorzieningen kunnen bestaan uit: • plaatsen van vleermuiskasten op zuidwest gevels • het in de spouwmuur aanbrengen van speciale vleermuisconstructies. Hiervoor moet de spouw voor een groot deel toegankelijk gemaakt worden voor vleermuizen. Daarbij moet er in de spouw een grote, maar vrij smalle ruimte zijn. Deze ruimte dien 2 tot 3 cm breed te zijn voor dwergvleermuizen en 4 – 6 breed te zijn voor laatvliegers. • De binnenafwerking van de spouw dient ruw te zijn. • Glaswol zonder afdekking mag hierbij niet als isolatiemateriaal gebruikt worden. • De toegang voor de vleermuizen kan gerealiseerd worden door het op dezelfde hoogte ( 2,5 tot 8 meter) enkele stootvoegen open te houden. De breedte van de open voeg dient 1,7 - 2,7 cm te zijn. De open voegen dienen tenminste 15 cm onder de dakrand te zitten. • Het toegankelijk maken van de spouw in blinde gevels of bijna blinde gevels op het zuidwesten heeft de voorkeur. Deze warmen gedurende de dag sterk op en worden ook nog in de avonduren, vlak voordat de vleermuizen uitvliegen, nog door de zon opgewarmd. • Kolonies verplaatsen zich regelmatig. Om deze reden dienen er meerdere gevels voor vleermuizen toegankelijk gemaakt te worden, bij voorkeur op het zuidwesten, maar ook enkele op het noorden en oosten. • Het aanbrengen van boeiborden op 1,5 – 1,7 cm van de muur. De opening achter het boeibord dient toegankelijk te zijn. Hiertoe worden de delen van de onderste afdek lat niet aangebracht. • Tot 30 cm onder de invliegopeningen dient de muur ruw te zijn (of gemaakt te worden).
20
Bureau Viridis
Quick scan Defensie eiland
•
Gevelverlichting of terreinverlichting mag de muren met open voegen niet beschijnen.
Broedvogels In binnensteden van ouder plaatsen zoals Woerden komen vaak bijzondere broedvogels voor. Eén daarvan is de gierzwaluw, een van nature in berggebieden thuishorende vogel. Het aantal gierzwaluwen in Nederland neemt gestaag af door sloop en renovatie van oude gebouwen. • Onder de dakrand worden speciale vleermuiskasten bevestigd. Deze kasten zijn circa 18 x 6 x 22 cm groot. Ze blijven zichtbaar. • In het metselwerk worden speciale gierzwaluwkasten geïntegreerd. Deze kasten zijn ongeveer 16 x 31 x 16 cm groot. In de buitenmuur wordt een stuk vrijgelaten dat als toegang tot de nestkast dient. De invliegopening dient ovaal te zijn. Het beste resultaat wordt verkregen op hoge blinde muren waarin de nestkasten in groepen zijn geplaatst. Bron: Gierzwaluwenbescherming Nederland, foto F. v.d. Lelie.
Figuur 4:
Onder de dakgoot opgehangen nestkasten voor gierzwaluwen. Op het dak veel speciale pannen voor gierzwaluwen.
Bron: Gierzwaluwenbescherming Nederland, foto F.
Afbeelding 5:
v.d. Lelie.
Gierzwaluwnestkasten in een muur van een flatgebouw.
21
Bureau Viridis
10
Quick scan Defensie eiland
LITERATUUR Lange R., P. Twisk, A. van Winden en A. van Diepenbeek, 1994. Zoogdieren van West-Europa. KNNV-uitgeverij Utrecht. Limpens, H., K. Mostert en W. Bongers (red), 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek naar verspreiding en ecologie. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Limpens, H.J.G.A., 2005. Sloop woonhuis en schuren te Ingen (gem. Buren, Gelderland). VZZ rapport 2005.09. VZZ, Arnhem. Ministerie van Landbouw en Voedselkwaliteit, 2004. Besluit Rode Lijsten Flora en fauna. Vogel, R.L., 2002. Inventarisatie van het aanbod van de verspreidingsgegevens van flora en fauna in Nederland, vereniging Onderzoek Flora en Fauna, Nijmegen. Website: â&#x20AC;&#x2DC;Waarnemingen.nlâ&#x20AC;&#x2122; Website: Gierzwaluw.com Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra en T. Westra, 1994. Nederlandse Oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties, deel II. IVN i.s.m. VARA en de Vewin.
22
Bijlage 7: Oplegnotitie flora en fauna (BRO, 2011)
Oplegnotitie flora en fauna Defensie-eiland Woerden Datum Opdrachtgever
: 18 april 2011 : De Wasserij CV
Ter attentie van
: dhr. J.G.J.H. van Lier
Projectnummer
: 211x04759
Opgesteld door i.a.a.
: mw. P. Maas : mw. G. Schalken en dhr. R. van Dijk
Onderzoeksgegevens flora en fauna Defensie-eiland te Woerden Het voormalige defensie-eiland aan de Wilhelminaweg 146 te Woerden zal worden herontwikkeld. Doel is om het voormalige militaire terrein te herontwikkelen tot een hoogwaardig deel van de binnenstad van Woerden met het hoofdaccent op wonen. In totaal worden circa 240 woningen en circa 400 - 800 m² aan culturele voorzieningen gerealiseerd. In het kader van de voorgenomen herontwikkeling van het defensie-eiland te Woerden is in 2007 1 door Bureau Viridis een verkennend flora- en faunaonderzoek uitgevoerd . Hierin is een beoordeling gemaakt van de invloed van de geplande herontwikkeling van het defensie-eiland op aanwezige beschermde en bijzondere natuurwaarden. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied geschikt is voor vleermuizen. Nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen wordt daarom noodzakelijk geacht. Onder randvoorwaarden worden vervolgens een aantal aanbevelingen gedaan betreffende de compensatie van vleermuizenverblijfplaatsen door het aanbrengen van vleermuisvoorzieningen, zoals het plaatsen van vleermuiskasten op de zuidwest gevels. Daarnaast wordt ook voor de Gierzwaluw een aantal randvoorwaarden gegeven, zoals het plaatsen van speciale gierzwaluwkasten in het metselwerk. Doel van de oplegnotitie Voor het bestemmingsplan dient het bestaande onderzoek uit 2007 geactualiseerd te worden middels een oplegnotitie. In verband met de ouderdom van de quick-scan (”geldigheidsduur onderzoeksgegevens”) en een gewijzigde beleidslijn van de Flora- en faunawet door het Ministerie van LNV (”aangepast beoordelingskader ontheffing Flora- en faunawet”), is beoordeeld in hoeverre de conclusies uit de quick-scan nog steeds van toepassing zijn. Deze beoordeling is weergegeven in voorliggende oplegnotitie. Geldigheidsduur onderzoeksgegevens Er bestaat geen algemene regel voor de geldigheidsduur van flora- en faunaonderzoeksgegevens. Dit is voornamelijk afhankelijk van de mate waarin functies en beheermaatregelen in het plangebied gewijzigd zijn en de mate waarin de omgeving gewijzigd is. Als vuistregel wordt een geldigheidsduur van 3 tot 5 jaar aangehouden. Het plangebied is in februari 2007 voor het laatst onderzocht. Sinds deze tijd is het gebruik en beheer van het plangebied niet noemenswaardig veranderd. Er is daarom geen reden om de onderzoeksresultaten uit de quick-scan te herzien. 1
Quick-scan defensie-eiland Woerden, Bureau Viridis, projectnummer 2007-5, d.d. februari 2007.
Oplegnotitie flora en fauna Defensie-eiland te Woerden
1
Aangepast beoordelingskader ontheffing Flora- en faunawet Naar aanleiding van jurisprudentie heeft het Ministerie van LNV in augustus 2009 een aangepast beoordelingskader opgesteld voor ontheffingen van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Een van de twee belangrijkste punten is dat in gevallen waarin door het treffen van (verzachtende) maatregelen de functionaliteit van vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde soorten kan worden gegarandeerd, er geen ontheffing van de Flora- en faunawet hoeft te worden aangevraagd. Ten tweede is de indicatieve lijst van vogelsoorten waarvan het nest jaarrond beschermd wordt aangepast. In de quick-scan is geconcludeerd dat een ontheffing van de Flora- en faunawet voor vleermuizen nodig is bij de geplande ruimtelijke ontwikkelingen. Deze conclusie wijzigt niet door het aangepaste beoordelingskader. Daarnaast is op basis van de onderzoeksgegevens gekeken of in het plangebied vogelnesten (kunnen) bevinden die tegenwoordig wel jaarrond beschermd zijn, maar ten tijde van de quick-scan nog niet. Het gaat daarbij specifiek om de gebouwbewonende vogelsoorten Gierzwaluw en Huismus. Het voorkomen van Huismus wordt in het flora- en faunaonderzoek genoemd. Ook voor Huismus zullen mitigerende maatregelen opgesteld moeten worden. Gierzwaluw wordt niet genoemd, echter het voorkomen van Gierzwaluwen is op basis van het 2 beeldmateriaal (afbeeldingen uit flora- en faunarapport van Bureau Viridis; fotomateriaal BRO ) niet uit te sluiten. Met betrekking tot het voorkomen van Gierzwaluwen in de (te slopen) bebouwing in het plangebied zal een aanvullend veldbezoek noodzakelijk zijn om vast te stellen of deze soort ook daadwerkelijk voorkomt binnen het plangebied. In het onderzoeksrapport van 2007 worden echter wel al een aantal voorwaarden voor Gierzwaluwen genoemd; het gaat om het inmetselen van speciale gierzwaluwkasten in de nieuwbouw. Door het nemen van mitigerende maatregelen (die vooraf dienen te worden vastgelegd in een zogenaamd mitigatieplan) is het plan in overeenstemming met de Flora- en faunawet. Conclusie oplegnotitie Op basis van de beoordeling kan geconcludeerd worden dat de conclusies uit de quick-scan nog steeds van kracht zijn en dat aanvullend onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk is. Dit onderzoek dient volgens het vleermuizenprotocol te worden uitgevoerd. Het onderzoek is uitgezet bij Staro en in overeenstemming met de opdrachtgever ingepland. Daarnaast kan op basis van de beoordeling geconcludeerd worden dat een aanvullend veldbezoek noodzakelijk is om vast te stellen of jaarrond beschermde nesten van ofwel Gierzwaluw ofwel Huismus in het plangebied aanwezig zijn. Mocht dit vervolgens het geval zijn, dan dient ook voor deze soort(en) mitigatiemaatregelen te worden vastgelegd in een mitigatieplan. Het veldbezoek dient met voorkeur plaats te vinden in de broed- en nestperiode (vanaf maart tot september).
2
d.d. 14 februari 2011.
Oplegnotitie flora en fauna Defensie-eiland te Woerden
2
Bijlage 8: Tussentijdse memo flora en fauna (Staro, 2011)
Bijlage 9: Archeologie veldonderzoek (SOB Researc, 2007)
Bijlage 10: Bouwhistorische verkenning (dhr. Van der Meule, 2001)
Bijlage 11: Akoestisch onderzoek (Cauberg Huygen, 2009)
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Hasselt www.BRO.nl