CITO EXAMENTEKSTEN. EEN VOLDOENDE HALEN IS MOGELIJK!
Wat moet je kennen/kunnen voor een 5,5? • De grote lijn van het verhaal volgen (het cito gaat uit van een aantal onbekende woorden).
• Je moet de SIGNAALWOORDEN kunnen herkennen en er wat mee doen: wat is het voor woord en wat kan je er mee?
• Scannen: een grote lap tekst met 1 vraag. • De voorbeelden herkennen die de grote lijn ondersteunen.
BELANGRIJKE tips: • Leer de signaalwoorden! • Antwoorden staan vaak bij DUBBELE PUNTEN of SIGNAALWOORDEN. • Zorg dat je zo snel mogelijk de grote lijn van het verhaal te pakken hebt, als je het dan helemaal niet meer weet, kun je altijd nog antwoorden geven die passen in de grote lijn.
• Lees (bijna) NOOIT de HELE tekst! Dat kost veel te veel tijd en is vaak onnodig.
De BELANGRIJKSTE tip: • Een antwoord dat begint met: IK DENK …… is FOUT. • Een goed antwoord begint met: IN DE TEKST STAAT …..
ALLES STAAT IN DE TEKST!!!
ABCD teksten. • Zijn de meest voorkomende teksten (samen met het achtergrondartikel). • 2 van de multiple choice antwoorden zijn altijd onzin, ze kleven een beetje aan de tekst, maar slaan nergens op PINDAKAASANTWOORDEN.
• Ook hier geldt: antwoorden staan vaak na een DUBBELE PUNT of een SIGNAALWOORD
De grote lijn bij ABCD-vragen. • Lees de titel, bekijk het plaatje, lees de intro (het vetgedrukte stukje van de tekst).
• De grote lijn is belangrijk om zo snel mogelijk te weten, als je er verderop in de tekst niet meer uitkomt, kun je altijd GOKKEN op de antwoorden die bij de grote lijn passen.
Hoe beantwoord je ABCD-vraag? (1/3) Lees de vraag en bepaal:
• Waar gaat de tekst over, over welk stuk van stuk van de tekst? Gaat het over 1 of meer alinea‘s: dan staat het ANTWOORD in dat stuk tekst NIET ervoor of erna. Gaat het over 1 zinnetje: dan staat het ANTWOORD in de rest van de alinea, zo dicht mogelijk bij dat zinnetje.
Hoe beantwoord je ABCD-vraag? (2/3) • Streep de signaalwoorden aan! • Haal de pindakaasantwoorden eruit door te kijken of zo‘n antwoord/idee/gevoel in de tekst voorkomt. Dan blijven er waarschijnlijk 2 antwoorden over. Check dan het volgende:
• Hoe vaak komt het antwoord voor in de tekst? (1 x is niet genoeg) • Kloppen alle elementen? (hak het antwoord in stukjes, alles moet kloppen) • Past het antwoord in de grote lijn?
Hoe beantwoord je ABCD-vraag? (3/3) • Lees altijd het stuk tekst vanaf de vorige vraag tot en met het stuk van de nieuwe vraag. Lees dus ook de tussenliggende alinea‘s, ookal wordt er geen vraag over gesteld CITO TRUC: deze alinea is WEL belangrijk.
• Sla moeilijke teksten eerst over, als je nog tijd over hebt, ga je die teksten maken.
• Vul ALTIJD iets in bij de meerkeuzevragen!!
Het achtergrondartikel. • • • •
In zo‘n artikel wordt het onderwerp van meerdere kanten belicht. Er worden voor- en tegenargumeten gebruikt Er komen vaak experts aan het woord. Er worden veel voorbeelden gebruikt. Belangrijk: DE GROTE LIJN.
Vraag 1 bij een achtergrondartikel (introduceert het onderwerp). • Vraag 1 bij een achtergrondartikel vraagt ALTIJD naar de grote lijn. • Is vraag 1 een MULTIPLE CHOICE vraag, dan heeft het antwoord een link met de titel en het plaatje.
• Is vraag 1 een OPEN vraag, dan is de titel waarschijnlijk moeilijk CITO GAAT VOORZEGGEN. Het antwoord heeft een link met de titel, het plaatje en info uit de titel.
Argumenten (achtergrondartikel) Het is belangrijk dat je weet wat de argumenten VOOR en wat de argumenten TEGEN zijn. De grote lijn van het verhaal gaat vaak door het tegenargument en daarna gaat men weer verder met het positieve of negatieve verhaal.
Experts (achtergrondartikel) • Je moet om kunnen gaan met de meningen van experts: wat zeggen ze? Aan welke kant staan ze? Wie zijn het met elkaar eens en wie niet?
• Als er uitgebreid uitgelegd wordt waarom iemand expert is, dan is dat vaak onzin. Hier vind je het antwoord dus niet.
• Wat experts zeggen, staat vaak tussen AANHALINGSTEKENS “ ……..“
Voorbeelden (achtergrondartikel) • Vragen die als volgt gesteld zijn: Citeer de zin die dit illustreert. Wat is de functie van dit voorbeeld? Wat is er concreet aan de hand? Betekent eigenlijk ďƒ ZOEK HET VOORBEELD
De RICHTIG/FALSCH vraag • Bekijk eerst de antwoorden, dan pas de tekst. • Staat er een signaalwoord in het stuk tekst dat bij de vraag hoort, dan kun je een stelling controleren.
• De stelling moet HELEMAAL kloppen, als er een klein onderdeeltje niet klopt FALSCH.
Gatenteksten: signaalwoorden. • Bepaal eerste de grote lijn met behulp van de titel, plaatje(s) en de intro. • Als de antwoorden SIGNAALWOORDEN zijn, dan moet de je alinea met het gat vooraan, plakken aan de vorige alinea.
• Kijk goed wat de signaalwoorden betekenen: Dus reden voor het gat. Maar tegenstelling voor het gat. Beispielweise voorbeeld voor het gat. Dubbele punt inhoud van het gat
Gatenteksten: geen singaalwoorden. • Bepaal eerste de grote lijn met behulp van de titel, plaatje(s) en de intro. • Lees tot het gat + 1 zin (hier staat het antwoord). • Verdeel de antwoorden in POSITIEF en NEGATIEF. Staat het gat aan het einde van de alinea? Kijk dan of er een singaalwoord in staat of een dubbele punt! Het antwoord nog niet gevonden?
• Kijk of er een tegenstelling bij de antwoorden zit. • GOK op de grote lijn.
Ironie herkennen • Postieve opmerkingen in een negatieve context: je hebt alleen maar onvoldoendes? Fijn gedaan, daar ben ik echt blij mee.
• Iets wat compleet uit z‘n verband is gerukt, dat je denkt: wat heeft dit met de tekst te maken? Het antwoord moet in de grote lijn passen.
• Een lollig zinnetje/ grapje aan het eind van een tekst (of soms van een alinea).