5 minute read

Geslaagde Klinische Avonden Paard

Next Article
Veterinair

Veterinair

De Klinische Avonden Paard (KAP) zijn een begrip onder paardendierenartsen. GD, Virbac en Pavo organiseren deze nascholing al voor de zeventiende keer. Ook dit jaar kijken we terug op succesvolle dagen.

De eerste bijeenkomst was 14 februari in het ruitercafé van Ruitersport Equidrôme in Venlo. Bij Stichting De Paardenkamp in Soest werd de tweede bijeenkomst gehouden op 16 februari. Deze was fysiek en digitaal te volgen. Op beide dagen werden de deelnemers verwelkomd door een bestuurslid van Cluster Paard van de KNMvD. Daarnaast waren wij verheugd met Charlotte Dekker (hoofd M&C van KWPN) als presentator tijdens de bijeenkomst in Soest.

Dr. Kees van Maanen trapte de lezingen af over diarree bij paarden en de toegevoegde waarde van diagnostiek aan de hand van verschillende casussen. Vervolgens gaf dr. Joop Lomans een verdieping van het beroep ‘paardendierenarts’, met de focus op het aantrekkelijk houden van dit vak voor de toekomstige generatie dierenartsen. Dr. Cornélie Westermann sloot de avond af met een lezing over spierproblemen bij paarden met als vraagstelling: hoe kunnen eerstelijns dierenartsen hier in de dagelijkse praktijk het beste mee omgaan qua diagnostiek en behandeling.

Halverwege het programma werd een stamppotbuffet geserveerd en kregen de dierenartsen in Venlo een demonstratie westernrijden en in Soest een rondleiding op de locatie. Niet alleen leerzaam dus, maar ook gezellig. Wij zijn als GD trots om op deze manier een bijdrage te leveren aan nascholing voor paardendierenartsen.

Trends Mastitis Tankmelk-uitslagen

Elk jaar evalueren we de resultaten uit het Mastitis Tankmelk Onderzoek om ontwikkelingen en trends in de gaten te houden. De afgelopen jaren zien we een toename in het aandeel omgevingsgebonden kiemen. Met name het aantal tankmelkmonsters waarin Streptococcus uberis en Klebsiella spp. worden aangetoond, laat een stijging zien. Ook het langjarig gemiddelde laat voor beide mastitisverwekkers een stijging zien.

De stijging van het aantal tankmelkmonsters dat positief is voor Klebsiella spp. zien we sinds 2017. Gedurende het jaar is er een duidelijke piek te zien in de zomer en het najaar. Ook S. uberis wordt de laatste jaren vaker aangetoond in tankmelkmonsters. We zien hier een duidelijke toename in het najaar. Ook als verwekker van klinische mastitis speelt S. uberis een belangrijke rol en is het de kiem die het vaakst wordt aangetoond in de individuele melkmonsters.

Hier staat tegenover dat het aandeel koegebonden kiemen in tankmelkmonsters is afgenomen. Zo worden Staphylococcus aureus en Streptococcus dysgalactiae minder vaak aangetoond. Voor Streptococcus agalactiae zagen we sinds 2017 een lichte toename, maar dit heeft zich de laatste drie jaar gestabiliseerd. De Mastitis Tankmelkuitslag geeft inzage in welke mastitisverwekkers er spelen op deelnemende melkveebedrijven. Het biedt de mogelijkheid om gerichte maatregelen te nemen voor het verbeteren van de uiergezondheid en het evalueren van het management.

drs. Betsie Krattley, dierenarts rund

Navelbreuken of navelbloeden als bedrijfsprobleem

De Veekijker kreeg een telefonische vraag om eens mee te denken over een bedrijfsprobleem waar in werpweken tot 16 procent uitval voor het spenen was als gevolg van wat op navelbreuken of navelbloedingen lijkt. In sommige tomen was de helft aangedaan met verdikkingen onder de buik, die zich lieten aanzien voor navelbreuken.

Sommige biggen vielen al in de eerste week uit. Andere biggen redden het tot de batterijperiode, vielen daar terug en werden slijters. In overleg is een aantal aangetaste biggen van jonger dan 1 week voor sectie ingestuurd om te bekijken wat de aandoening was. Bij sectie bleek geen sprake te zijn van een klassieke breukpoort, maar van een met huid bedekte uitstulping met aan het uiteinde een ingedroogde navelstreng. In deze uitstulping bevonden zich direct onder de huid een gedilateerde en met bloed gevulde umbilicale vene en de gecontraheerde en gesloten restanten van de umbilicale arteriën en de ductus urachus. Er was rond de navelvaten geen passabele ruimte, er leek geen ruimte voor insluiting van darmlussen. Er waren geen verschijnselen van navelontsteking. Aan de binnenzijde van de buikwand was het peritoneum doorlopend en er waren geen overtuigende aanwijzingen voor een uitzakking van het peritoneum. Dat iets niet altijd is wat het lijkt te zijn.

Voor navelbreuken is het altijd belangrijk goed te kijken wat de etiologie is om gericht te kunnen adviseren ten aanzien van de preventie. Navelbloedingen kunnen voorkomen als gevolg van het te kort afscheuren van de navelstreng, of de bloedvaten sluiten zich niet voldoende of niet snel genoeg door vroeggeboorten. Bepaalde medicijnen, zoals aspirine, kunnen aanleiding geven tot een verhoogde bloedingsneiging. Het gebruik van oxytocine kan weer aanleiding geven tot fysiek meer persen, waardoor de kans op navelbloedingen toe kan nemen. Bij een te vroeg ingezette geboorte-inductie door middel van prostaglandines kunnen navelbloedingen optreden, maar ook bepaalde stoffen in zaagsel van behandeld hout kunnen dergelijke verschijnselen geven. Mogelijke spelen erfelijke factoren ook een rol.

drs. Bas Engel , dierenarts varken

Monitoring Brucella melitensis

In opdracht van het ministerie van LNV voert GD ook in 2023 de monitoring op Brucella melitensis uit. Door deze monitoring is Nederland officieel vrij verklaard van Brucella melitensis

De ziektevrije status is vastgelegd in een Europese verordening. Deze verordening schrijft voor dat jaarlijks ten minste 1.475 bedrijven in Nederland moeten worden onderzocht om de ziektevrije status te behouden. Voor houders is het verplicht om aan deze monitoring mee te werken.

Voor deze monitoring wordt jaarlijks een steekproef genomen door de overheid. Alle UBN’s met een veegroep schaap en/of geit en meer dan tien dieren ouder dan 6 maanden op de stallijst worden geselecteerd. UBN’s die de afgelopen twee jaar zijn aangestuurd, worden er vervolgens uitgefilterd. Uit de overgebleven groep wordt een steekproef van het benodigde aantal bedrijven getrokken en deze UBN’s worden aangestuurd. Een UBN zit dus hoogstens één keer per drie jaar in de monitoring.

Bedrijven die zijn geselecteerd hebben een brief van de NVWA en van GD ontvangen waarin wordt gevraagd om een afspraak te maken met hun eigen dierenarts om bij dertien dieren ouder dan 6 maanden bloed te tappen. De kosten van monstername en onderzoek worden betaald uit het Diergezondheidsfonds. U ontvangt een vaste vergoeding van €131,67 per getapt bedrijf. Dit bedrag is tot stand gekomen door afspraken tussen het ministerie van LNV, KNMvD en CPD. De monsters kunt u digitaal inschrijven via VeeOnline. Selecteer het projectnummer: 2080064 Brucella melitensis. Alleen dan worden de monsters voor de monitoring onderzocht en krijgt u uw vergoeding automatisch.

Kunnen wij weer op uw medewerking rekenen? Mocht u een update van de UBN’s uit uw praktijk willen, stuur dan een e-mail naar c.t.bogt@gddiergezondheid.nl.

Wanneer vogelgriep is uitgesloten

De H5N1-uitbraak die in november van 2021 begon, bleef de Nederlandse pluimveesector heel 2022 helaas in zijn greep houden. Na een melding van een vogelgriepverdenking aan de NVWA komt een specialistenteam namens de overheid de dieren bemonsteren voor onderzoek op het vogelgriepvirus. In deze casus bespreken we een dergelijk geval bij vleeskuikens met verhoogde uitval. Tijdens het bezoek kwam het team met de bedrijfsdierenarts tot de conclusie dat op basis van het sepsisbeeld, pericarditis en artritis, een bacteriële infectie de vermoedelijke oorzaak van de uitval was.

Na ontvangst van een negatieve uitslag op aviair influenzavirus, afkomstig van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) in Lelystad, werden kuikens opgestuurd naar GD voor uitgebreid pathologisch onderzoek. Ook deze kuikens vertoonden een sepsisbeeld, gepaard gaande met lever- en miltzwelling, pericarditis en (peri)artritis van de hakgewrichten en tevens breekbare femurkoppen. Uit beenmerg, gewrichten en hartzakjes werd Enterococcus cecorum gekweekt. Deze bacterie veroorzaakt vaker problemen bij vleeskuikens, maar op dit bedrijf was de uitval zo hoog dat de bedrijfsdierenarts een verdenking van vogelgriep meldde bij de NVWA.

Wanneer u melding maakt bij de NVWA van een verdenking van vogelgriep, dan bezoekt een specialistenteam, bestaande uit een NVWA-, GD- en de bedrijfsdierenarts, het bedrijf en worden de ambtelijke monsters genomen, die door WBVR worden onderzocht. Na uitsluiting van vogelgriep is het uiteraard van belang om een diagnose te stellen. Wij verzoeken u in dit geval om dieren voor nader onderzoek in te sturen naar GD. De resultaten van pathologisch onderzoek bij GD maken tevens deel uit van de monitoringsystematiek. Met dierziektemonitoring komen trends en nieuwe aandoeningen aan het licht, die worden gedeeld met de sector. In de monitoringsrapportage kunt u de diagnoses vinden van gevallen van vogelgriepverdenkingen (geanonimiseerd) waarbij geen AI-virus werd aangetoond. De rapportage over 2022 volgt in het eerste kwartaal van 2023.

drs. Robert Jan Molenaar, dierenarts pluimvee

This article is from: