brandgrens Rotterdam 1930 | 2010
brandgrens Rotterdam 1930 | 2010 Atelier Brandgrens Redactie Paul van de Laar en Koos Hage
Uitgeverij THOTH Bussum
Brandgrens Rotterdam
Brandgrens Rotterdam 1930 | 2010 gaat niet over de oorlog en het bombardement van Rotterdam van 14 mei 1940. Toch had het boek zonder deze meest dramatische gebeurtenis in de stadsgeschiedenis nooit gemaakt kunnen worden. Er is een direct causaal verband tussen bombardement en brandgrens, letterlijk de grens tussen het in mei 1940 verwoeste en het daarbuiten gelegen gebied. De brandgrens is in 2006 officieel op kaart en inmiddels ook in het straatbeeld vastgelegd. Iedere wandelaar kan nu de brandgrensroute lopen en volgt de markering bestaande uit grondarmaturen, waarin vlammen, brandende panden, het silhouet van een Heinkelbommenwerper en het beeld ‘De verwoeste stad’ van Ossip Zadkine zijn verwerkt. De term brandgrens werd voor het eerst aangegeven op de kaart van het ‘Basisplan herbouw binnenstad Rotterdam’ uit 1946, het officiële document voor de start van de wederopbouw. Binnen de brandgrens, het plangebied, verrees de nieuwe moderne stad, die een groot contrast vormt met het Rotterdam van de jaren dertig. De brandgrens is daarom meer dan een wederopbouwzone; de lijn is een cultuurhistorische as. Daarom laat dit boek zich zonder overdrijving samenvatten als: één lijn – twee steden, de stad uit het interbellum en de moderne stad die na 1945 is ontstaan. Brandgrens Rotterdam is geen boek over de geschiedenis van de wederopbouw. Het is evenmin een nostalgisch boek dat laat zien hoe mooi het Rotterdam uit de jaren dertig was. Dus geen plaatjesboek bedoeld om alleen maar bij de oude stad te ‘lekkerbekken’ – zoals journalist Jan Willem de Boer dat noemde. Rotterdammers waren in de jaren dertig wel zeer trots op hun stad. Niet voor niets presenteerde Rotterdam op de Wereldtentoon-
stelling van 1930 het diorama, Nieuwe Waterweg, ontworpen door Jaap Gidding (1887-1955), (zie pag. 4). Het diorama hing in een verdiepte ruimte van 22 bij 5 meter, voorzien van gedecoreerde wanden met wazige luchten die de weidsheid van het haven- en zeegebied accentueerden. Het doek was meer dan een feitelijke reconstructie van het havengebied. Het moest Rotterdams grootheid als havenstad aan de zilveren Maas illustreren. Nauwelijks was het diorama weer opgerold en opgeborgen of de wereld van scheepvaart en handel stortte ineen en duizenden mensen verloren hun baan. Het crisisspook waarde rond in Rotterdam. Nadat de crisis halverwege de jaren dertig over zijn dieptepunt heen was, kreeg de stad weer haar zelfvertrouwen terug. En dat uitte zich in een grote bouwlust. Rotterdam werd gedeeltelijk een omtimmerde stad waarbinnen volop werd gesloopt en vernieuwd. Ruim een jaar voor de Duitse aanval op Nederland sprak het Rotterdamsch Nieuwsblad van ‘Rotterdam wordt schuttingstad’. Bij het Hofplein, de Leuvehaven, Schiedamsesingel en Baan waren meters schuttingen geplaatst. De stad moest toen al worden klaargestoomd voor een nieuwe toekomst die vanwege de crisis was uitgesteld. Zonder de ellende van de Eerste Wereldoorlog en de hevige depressies uit het interbellum was Rotterdam vermoedelijk vóór 1940 al grotendeels in een verkeersstad getransformeerd. Het verkeer was in de transitostad de grootste aanjager van het transformatieproces en bron van vele klachten. Van de onvrede over de vooroorlogse stad hebben de regisseurs van de naoorlogse stad dankbaar gebruik gemaakt. Ze beloofden de Rotterdammers een nieuwe stad. In het modernistische wederopbouwproza werden de verworvenheden van de nieuwe stad
tot mythische proporties uitvergroot. Pas 25 jaar na de wederopbouw was de generatie die in de lege stad opgroeide zo mondig geworden om kritische kanttekeningen bij hun stad te plaatsen. In Brandgrens Rotterdam wordt de brandgrens opgevat als een cultuurhistorische as, die zich leent om het gewone leven in Rotterdam te bestuderen. Niet zozeer om vanuit een nostalgische blik naar de oude vooroorlogse stad te kijken, maar met de ogen van een tijdgenoot het Rotterdam van de jaren dertig wandelend te ontdekken, zonder dat de wandelaar het besef heeft dat het bombardement van mei 1940 de binnenstad zal verwoesten. Uiteraard ervoeren de Rotterdammers een oorlogsdreiging – voorbeelden daarvan komen we in dit boek tegen. Maar afgezien van gemobiliseerde soldaten, schuilkelders en hamsterverordeningen was vrijwel iedereen ervan overtuigd dat Nederland ook deze keer neutraal bleef. De soldaten, misschien met tegenzin, beschouwden het als een oefening voor een oorlog waar zij zelf hoogstwaarschijnlijk buiten zouden blijven. Zelfs toen de nazi’s Oostenrijk hadden geannexeerd en Polen waren binnengevallen, was Rotterdam geen stad in oorlogsstemming. Door de brandgrens te beschouwen als een culturele wandeling krijgen we inzicht in hoe Rotterdammers leefden, woonden, werkten, zich vermaakten etc. De brandgrens is in die zin op te vatten als een steekproef uit het vooroorlogse Rotterdam, want de lijn biedt een sociaal-culturele representatieve dwarsdoorsnede van dit Rotterdam. Of het nu gaat om de kooplieden en makelaars uit de Waterstad, de hossende zeelieden in de uitgaansbuurt bij de Schiedamsedijk, de forensen bij het Hofplein, de veemarktbezoekers in Crooswijk of het
standsbewuste Kralingen: alle Rotterdamse typen komen aan bod. De wandeling begint op het Willemsplein en volgt het tracé van de brandgrens door de stad, om in Kralingen weer bij de Maas uit te komen. Hier houdt de brandgrens op, maar de wandeling wordt vervolgd langs de rivier, de natuurlijke begrenzing van de verwoeste stadsdriehoek, om ten slotte weer op het Willemsplein uit te komen.
5
Opzet en spelregels
Dit boek is het beste te beschouwen als een ‘beeldpeinsboek’, een collage van cultuurhistorische beelden. De beelden van de stad vormen het hoofdmenu; de tekst bestaat uit korte overpeinzingen, historische aantekeningen en gedachten waartoe de beelden oproepen. Het historisch onderzoek is zo opgezet dat de wandelaar langs de brandgrens door het oog van de camera kijkt en in gedachten stills maakt. De virtuele wandelaar is een reconstructie; hij heeft nooit bestaan, maar we stellen hem voor als een bezoeker die langs de lijn loopt en zijn waarnemingen in een soort eigentijdse atlas vastlegt. Zijn verslaglegging kan het beste worden gezien als een egodocument van gereconstrueerde beelden. De flaneur, een typische figuur uit de moderne literatuur, neemt de lezer mee langs de grens, legt getuigenissen af van wat hij ziet en stopt deze in zijn stadswandelboek. Het is een privéalbum van een subjectieve waarnemer, dat we in 2010 hebben ontdekt, en dus geen verslaglegging van een ‘objectieve’ stadshistoricus. Bij de keuze voor de flaneur hebben we ons laten inspireren door modern stadshistorisch onderzoek, waarvoor geldt dat de visuele cultuur sterker op de voorgrond is komen te staan. Vanessa Schwartz’, Spectacular Realities, en Guiliana Bruno’s Atlas of emotion zijn belangrijke inspiratiebronnen voor deze ‘Rotterdamse Atlas’. Vrijwel elk boek heeft een inhoudsopgave en Brandgrens Rotterdam ook. Alleen zijn het hier de straten die de volgorde bepalen. De lezer treedt in de voetsporen van de flaneur en volgt hem langs de brandgrens. De flaneur is een verslaggever van het eigentijdse Rotterdam en weet niet dat de stad in mei 1940 is vernietigd. In het eerste deel van het boek staan de jaren dertig centraal, waarvoor diverse steekjaren
6
zijn onderzocht. Het zwaartepunt lag op 1934 en 1938. De belangrijkste bronnen die hiervoor zijn gebruikt zijn het beeldmateriaal (zie de uitvoerige illustratieverantwoording, pag. 316) en de gedigitaliseerde en online beschikbare themawebsite van het Rotterdamsch Nieuwsblad (1929-1946), ontsloten door het Gemeentearchief Rotterdam. Deze database is gebruikt als het belangrijkste brondocument waaruit de flaneur kon putten. Tijdens zijn wandeling had hij deze krant binnen handbereik en, tenzij anders vermeld, zijn alle citaten uit het Rotterdamsch Nieuwsblad afkomstig. Het eerste deel is een reconstructie en dat betekent dat niet altijd voldoende informatie beschikbaar was en er moest worden geschipperd. Het was de flaneur toegestaan om van de route af te wijken, wanneer zijn fantasie of zintuigen werden geprikkeld door gebeurtenissen in zijstraten die niet op de brandgrens liggen. De spelregel was: als de straat vanaf de brandgrens niet meer te zien was, werd deze informatie niet meegenomen. Bij de definitieve selectie van het beeldmateriaal werden de spelregels streng gehanteerd. Daarnaast konden sommige straten niet worden meegenomen omdat het aanbod (bronnen en beeldmateriaal) gering was. Dat was bijvoorbeeld het geval in Kralingen. Er was gewoon onvoldoende materiaal beschikbaar van de Kralingse woonstraten die ook op de lijn liggen. Om het besef van de culturele en ruimtelijke dimensie van de stad in het interbellum te versterken, zijn historische kaarten opgenomen waarop de brandgrens is ingetekend. Deze anachronistische reconstructie biedt, naast verbeelding, houvast om het historisch gegroeide Rotterdam te duiden. De gereconstrueerde lijnen tonen dat de stadsdriehoek, die aan het einde van de
zeventiende eeuw zijn definitieve vorm kreeg, pas na 1850 met de grote stadsuitbreidingen werd overschreden. Voor die tijd was Rotterdam de provinciale koopmansstad omringd door het niet-stedelijke platteland. Tot ver in de jaren dertig zal die nabijheid van het platteland in het collectieve geheugen verankerd zijn geweest. Dat geldt ook voor de flaneur uit de jaren dertig die tijdens zijn wandeling de nabijheid van het platteland letterlijk heeft ervaren. Ten slotte ziet de lezer door vergelijking van het twintigste-eeuwse litteken met de oudere poldergrens dat het bombardement letterlijk de oude, sinds de middeleeuwen ontstane, stadskern volledig heeft verwoest. De brandgrens is een lijn aan de hand waarvan de cultuurgeschiedenis van twee steden kan worden verteld. Daarom wordt de stad uit het interbellum vergeleken met de stad anno 2010. In het tweede deel wordt de wandeling weer gemaakt, nu met een videocamera waarvan de stills wederom als een persoonlijke selectie zijn te beschouwen. Voor dit gedeelte is de route van de in 2006 vastgelegde brandgrens letterlijk gevolgd. De stills in het tweede deel van het boek bieden zo een beeldpeinsverhaal dat iedere Rotterdammer zelf als inspiratiebron kan gebruiken. De brandgrens 2010 toont waar de oude en nieuwe stad in elkaar overgaan, waar de oude en nieuwe structuur botsen. Fysieke markeringspunten die niet alleen stille getuigen zijn van wat op 14 mei 1940 is aangericht, maar ook de recente veranderingen markeren. Rotterdam bevindt zich na 65 jaar wederopbouw in een fase waarin nieuwe stedenbouwkundige denkbeelden en architectuurmodes de ruimtelijke ordening herdefiniëren. De zichtbare grens is vervaagd en de moderne stills presenteren
het beeld van een sociaal-culturele as in transformatie. De beeldpeinzer van 2010 heeft daarmee een caleidoscopisch beeld van twee steden langs dezelfde lijn. Brandgrens Rotterdam is door een multidisciplinair team van onderzoekers, vormgevers, stadshistorici, museumprofessionals, stedenbouwkundigen en andere deskundigen samengesteld. We ondertekenen daarom met Atelier Brandgrens. Winifred Broeder Joris Bruins Claudi Cornaz Koos Hage Anton Hazenak Mies van Jaarsveld Paul van de Laar Ernie Ruigrok van der Werven Jos Stoopman Judith Vos Hans Werlemann Youri Zomerdijk
Inhoudsopgave
22
jaren dertig
2010 23
01 Willemsplein
p.
10
p. 268
02 Willemskade
p.
12
p. 269
03 Westerstraat
p.
14
p. 270
04 Zalmhaven
p.
20
p. 271
05 Vasteland
p.
26
p. 272
06 Schiedamschedijk
p.
30
p. 273
07 Baan
p.
40
p. 274
08 Schiedamschesingel
p.
44
p. 275
09 Witte de Withstraat
p.
52
p. 276
10 Zwarte Paardenstraat
p.
60
p. 277
11 Binnenweg
p.
62
p. 278
12 Van Oldenbarneveltstraat
p.
72
p. 279
13 Mauritsstraat
p.
76
p. 280
14 Mauritsweg
p.
80
p. 281
15 Aert van Nesstraat
p.
82
p. 282
16 Kruiskade
p.
90
p. 283
17 Diergaarde
p. 100
p. 284
18 Stationsplein
p. 108
p. 286
19 Station Delftsche Poort
p. 112
p. 288
20 Schiekade
p. 118
p. 290
21 Teilingerstraat
p. 128
p. 291
22 Noordsingel
p. 130
p. 292
23 Rechter Rottekade
p. 134
p. 293
24 Linker Rottekade
p. 140
p. 294
25 Jonker Fransstraat
p. 148
p. 295
26 Hugo de Grootstraat
p. 150
p. 296
27 Veemarkt
p. 152
p. 297
28 Boezemsingel
p. 158
p. 298
29 Vredenoordlaan
p. 162
p. 299
30 Nieuwe Plantage
p. 166
p. 300
31 Schoutenstraat
p. 168
p. 301
32 Oostzeedijk
p. 176
p. 302
33 Oostplein
p. 180
p. 303
34 Maasstation
p. 192
p. 304
35 Admiraliteitskade
p. 202
p. 305
36 Lusthofstraat
p. 206
p. 306
37 Adamshofstraat
p. 208
p. 307
38 Oostzeedijk
p. 214
p. 308
39 Oosterkade
p. 222
p. 309
40 Haringvliet
p. 226
p. 310
41 Oudehaven
p. 232
p. 311
42 Wijnhaven
p. 242
p. 312
43 Boompjes
p. 248
p. 313
p. 256
p. 314
21
26
28
27 31 19 18
29
23
20
24 37
25
16 17
30
33 15 32 36
12
40 11
41
06
10
34
35
39
14 07
13
38
42 43
09
44
44 Leuvehaven
24
08
05
04 01
03
02
Die mooie Maas is voor het woonwerkverkeer een barrière. Wie naar Katendrecht gaat, kan wel de Willemsbrug nemen, maar moet dan nog een flink stuk lopen. Die brug is bovendien te smal en niet berekend op al dat oeververkeer. Rotterdammers klagen daar al jaren over. Sinds 1909 vaart er weer een pontje vanaf de Willemskade, in afwachting van een nieuwe oeververbinding. Geduldige Rotterdammers, met of zonder fiets, arbeiders, kantoorbedienden, moeders met kinderen wachten tot zij aan boord kunnen stappen van de veerboot. De eerste passagiers uit Katendrecht zetten al voet aan wal. In ferme pas loopt een man met zijn aktetas onder zijn arm routinematig en geconcentreerd naar zijn bestemming op de noordelijke Maasoever. Vlakbij de opstapplaats bevindt zich het Museum voor Land- en Volkenkunde en Maritiem Museum Prins Hendrik. Het is gehuisvest in een oogstrelend pand in het Scheepvaartkwartier, dat nog altijd meer weg heeft van een achttiende-eeuwse koopmansstad dan van een jachtige transitostad. Het museum heeft “een rijke verzameling die voor de algemeene ontwikkeling van ons zoo nauw met de koloniën verbonden volk van onschatbare waarde is”.
WILLEMSPLEIN
Vanaf de Willemskade heb je niet alleen een prachtig uitzicht op de rivier, maar ook op de oceaanstomers van Rotterdams bekendste maatschappij, de Holland-Amerika Lijn (HAL). De Statendam is al enige jaren in de vaart. De Nieuw Amsterdam is Rotterdams nieuwe trots; een machtig schip dat elke oceaan de baas zal zijn. Nog voordat het schip zijn maidentrip in 1938 begint, is Rotterdam ervan overtuigd dat deze koningin van de Maas de stad definitief uit de crisis zal trekken.
11
WILLEMSKADE
Rotterdammers leven van de rivier, dat is zonneklaar voor een ieder die deze stad bezoekt en zich aan de bedrijvigheid vergaapt. Je zou bijna vergeten dat Rotterdam tot ver in de negentiende eeuw voor de scheepvaart slecht bereikbaar was en de toekomst er toen niet rooskleurig uitzag. Dankzij de Nieuwe Waterweg van waterstaatkundige Pieter Caland beschikt de transitostad sinds het einde van de negentiende eeuw over de snelste vaarroute naar zee; een ideale verbinding met het Duitse achterland dat in reusachtig tempo is ge誰ndustrialiseerd. Rotterdammers eren deze Zeeuw met een monument. Zijn standbeeld staat vanaf 1907 op de Coolsingel, maar moet nu vanwege de verkeersdoorbraak tussen het Van Hogendorpplein en de Blaak verhuizen naar de Veerkade, het pleintje naast het museum. De Gemeentelijke Technische Dienst heeft op het plaveisel in wit krijt de omtrek van de nieuwe locatie van het monument alvast gemarkeerd.
12
WESTERSTRAAT
De Westerstraat wordt steeds meer een kantoorstraat en de patriciërshuizen worden verbouwd tot kantoorvilla’s, zoals de Rotterdamsche Verzeekerings Sociëteit die de voormalige woning van burgemeester s’ Jacob in 1907 als bedrijfspand in gebruik heeft genomen. De witte boorden fietsen of lopen met hun pakjes brood naar kantoor en betrekken de werkplekken in kantoortuinen waar ze van negen tot vijf de paperassen, facturen en verzekeringspolissen voor hun patroons gereedmaken. Het voormalige patriciërshuis wordt opgetuigd met moderne voorzieningen die voor het moderne kantoorleven onmisbaar zijn. De poliskamer met stencilmachines bevindt zich in een benedenruimte. De elektriciteitsdraden steken door het geornamenteerde plafond en moderne gloeilampen hebben de kroonluchters vervangen. Klerken in stofjassen bedienen onder kunstlicht de machines die de polissen in hoog tempo uitspuwen. De Rotterdammer Ben Stroman beschrijft in zijn roman Stad hoe het moderne kantoorleven er aan toe gaat. “De prikklokken registreeren de tijdstippen van ieders komst. Vóór de grote ronde klokken op negen staan is binnen de glazen wanden en rond de bruine, houten bureaux en groene stalen lessenaars het leven begonnen. De schrijfmachines beginnen hun rateling. De telefoons klikken en bellen. Het kantoor arbeidt.” De klerken zitten aan lange tafels, de eerste medewerker heeft een eigen bureau en de chef zit achter glas en houdt toezicht.
14
15
17
WESTERSTRAAT
WESTERSTRAAT
Drie agenten kijken toe hoe een timmerman met het kozijn van het Japanse consulaat bezig is. De ruit is gesneuveld tijdens een demonstratie tegen de Japanse inval in Mantsjoerije in 1931. Vijandigheden, grensconflicten en schermutselingen tussen Japanners, Chinezen en Russen beheersen al weken de voorpagina’s van de landelijke en internationale pers. De communisten beschouwen de Japanners als fascistisch en imperialistisch en demonstreren met enige regelmaat tegen wat zij zien als een rechts gevaar. De communisten zijn al bij voorbaat verdacht en de politie twijfelt er niet aan dat hun aanhang de ruiten heeft ingegooid. De leider van de Rotterdamse Communistische Partij Holland, W.H. Reuderink – vanwege zijn Russische sympathieën ‘de Sovjet’ genoemd – wordt met drie partijgenoten gearresteerd. Reuderink heeft al menig uur in bewaring doorgebracht. Politieke tegenstanders betichten de communisten ervan dat zij munt willen slaan uit de malaise van de crisis. Zelfs de socialisten vrezen de communisten en trekken samen met confessioneel en rechts Rotterdam op tegen wat als zij als de lange arm van de bolsjewieken beschouwen. Wie pamfletten verspreidt, loopt een grote kans in de kraag gepakt te worden. Jeugdige revolutionairen die op straat ‘Wij zijn de jonge garde van het proletariaat’ zingen, hoeven niet op veel sympathie van de politie te rekenen. Wie uit een communistisch land komt en voor zijn werk Rotterdam bezoekt, is snel verdacht. Van tijd tot tijd bezoekt de politie de Internationale Zeemansclub op zoek naar matrozen met communistische sympathieën. Wie uit een verdacht land komt en toevallig zijn lidmaatschapskaart van een ‘strijdende’ arbeidersbeweging op zak heeft, wordt na grondige en niet bepaald zachtzinnige visitatie, zonder pardon over de grens gezet.
18
Het Japanse consulaat ligt op loopafstand van de Westerstraat. Op nummer 4a bevindt zich in 19341935 een concentratie van Rood Rotterdam: de Communistische Jeugd-Bond, de Communistische Partij Holland, de Internationale Arbeiders Hulp, het Werkloozen Strijd Comité en de Revolutionaire Vakorganisatie. Veelal werkloze jongemannen sluiten zich bij de bewegingen aan: zij zijn gevoeliger voor het woord van Marx dan dat van God. De crisis met zijn grote werkloosheid voedt de revolutionaire geest. De in 1929 opgerichte Revolutionaire Socialistische Partij (RSP) – een afsplitsing van de communisten – staat onder leiding van de in Rotterdam geboren Henk Sneevliet. Ab Menist, de vooraanstaande Rotterdamse leider van de RSP en voor deze partij sinds 1931 raadslid, is tevens secretaris van het Plaatselijk Arbeids-Secretariaat (PAS), de lokale afdeling van het Nationaal Arbeids-Secretariaat, de eerste in 1893 opgerichte vakcentrale. Voor het PAS-gebouw, hoek MaasstraatWesterstraat, voert Menist samen met andere aanhangers campagne voor Sneevliet. Die wordt op 26 april 1933 gekozen voor de Tweede Kamer. Sneevliet kan zijn kamerzetel voorlopig niet bezetten; hij zit een gevangenisstraf van vijf maanden uit. Hij is in februari 1933 gearresteerd wegens het verspreiden van pamfletten en geschriften onder marinepersoneel en arbeiders van de Rijkswerf in Den Helder.
19
De Zalmhaven was tot aan het begin van de negentiende eeuw een buitenwijk waar vooral schepen werden gebouwd. Nadien is er volop gebouwd, maar toch heeft de Zalmhaven het karakter van de oude havenstad behouden. Het is het domein van de binnenschepen, roeibootjes, slepers en de kleinere toeleverende bedrijven.
ZALMHAVEN
Twee kerken domineren dit beeld van de Zalmhaven: de rooms-katholieke St. Ignatius van Loyola, naast het Emmaplein, met pal daartegenover de gereformeerde Nieuwe Zuiderkerk aan de Westzeedijk. Als op zondag de klokken beieren, zullen de gereformeerde en katholieke kerkgangers elkaar nauwelijks kunnen ontlopen; meer dan een toevallige ontmoeting zit er niet in. De Westzeedijk is slechts een kleine, fysieke barrière vergeleken met de kolossale geloofskloof tussen beide religies. De katholieken zijn sinds het begin van de twintigste eeuw aan een opmars bezig en genieten van een succesvolle emancipatie. De katholieke kalender biedt volop feestgelegenheden. Maar er wordt ook gefeest als er een jubileum is, zoals het diamanten priesterfeest van pater G. Bloetjes in 1939. De Westzeedijk is voor een dag veranderd in een groot katholiek festijn. “Een lange stoet van bruidjes, pages, misdienaars, allen feestelijk met bloemen getooid, trok door de volle kerk, dan volgden de geestelijken en eindelijk de gebogen gestalte van den grijzen priester, onder den last der jaren, onder deze huldiging en misschien ook wel onder de last van het kasuifel.â€?
21
De Nieuwe Leuvenhavenbrug is zojuist geopend. De brugwachter int zijn tol via een lange lijn waaraan een muntbakje is bevestigd. Als de schipper niet oplet, krijgt hij de centenbak tegen het hoofd. En dat gebeurt soms, misschien niet opzettelijk, maar ook wel voor de grap. Een 22-jarige schippersknecht is dat overkomen. Ondanks zijn pet levert de klap een schaafwond en bult op. De driftige knecht roept tegen de grijnzende brugwachter: “Je kan stikken en barsten.” Daarop volgt een echt beledigend woord, dat de krant niet afdrukt. De brugwachter heeft de status van onbezoldigd rijksveldwachter en heeft het recht de knecht te verbaliseren en doet dat ook. Er komt een rechtszaak en de rechter is niet gevoelig voor het argument dat in het schippersmilieu dit soort verwensingen niet als beledigend opgevat wordt en gewoon tot de mores van de werklui behoort. De krantenlezer weet dan nog steeds niet wat er echt is gezegd. Voor de rechter telt zwaarder dat de brugwachter ambtenaar is en in zijn recht staat. De schippersknecht kan kiezen: hij betaalt een boete van vijf gulden of kan vijf dagen brommen.
ZALMHAVEN
Het Rotterdamsch Nieuwsblad is nog altijd onder de indruk van het intieme van de Zalmhaven. “De buurt krijgt hierdoor iets gemoedelijks, iets wat de grootere havenkwartieren missen. Hetgeen ons doet denken aan den handel van een vijftig jaar terug toen alles nog niet de kolossale afmetingen had van nu.” Ondanks het kleinschalige karakter huisvest de Zalmhaven twee opvallende grote bedrijven: de houtopslag en de jeneverstokerij van Blankenheym & Nolet. In het noordwestelijk deel van de Zalmhaven meren de binnenvaartuigen aan die vanuit Rotterdam via de binnenwateren het waterrijke Nederland bedienen.
22
23
Kaart Rotterdam en omgeving, Jacob van Deventer, ca. 1558
25
VASTELAND
Een druilerige regenachtige dag in 1937 op het Vasteland. De man met aktetas staat met zijn gezicht naar het Stadsarmhuis, dat nog dit jaar wordt gesloopt. Sinds 1906 worden de bejaarden en armen niet meer hier verzorgd, maar in een nieuw tehuis aan de Oostervantstraat. Op de plaats van het Stadsarmhuis komt het nieuwe gebouw van de GGD, de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst. Het aangrenzende pand van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs voor zeelieden – kortweg de Zeemansbeurs – zal eveneens verdwijnen. Dat is aanvankelijk niet de bedoeling, maar sloop is noodzakelijk geworden omdat door de bouw van het GGD-bastion de Zeemansbeurs op instorten staat. De bemiddeling van werkzoekende zeelieden wordt op de Schiedamsesingel voortgezet. In 1914 is de gemeente Rotterdam met deze dienstverlening begonnen. Sindsdien is de buitenlandse matroos niet langer overgeleverd aan louche shippingmasters en hun ‘zakenpartners’, de zogenoemde slaapbazen die kamers aan zeelieden verhuren. Deze pensionhouders rekken het verblijf van de zeeman net zo lang totdat hij zijn gage heeft verbrast. De slaapbaas houdt de kamer nog even aan, want de achterstallige huur kan later worden verrekend als zijn klant weer aanmonstert. Een bevriende, oh zo betrouwbare, shippingmaster regelt voor hem de aanmonstering. Bij vertrek staat de zeeman in het krijt vanwege achterstallige huur en hij moet de slaapbaas ook nog een hoog commissieloon voor bemiddeling betalen. De zeeman heeft het geld niet en tekent een schuldbekentenis zodat de slaapbaas de door de rederij vooruitbetaalde gage kan incasseren. De zeeman vertrekt, maar zijn voorschot is al in de zakken van de oplichters terechtgekomen. Voor het imago van Rotterdam een slechte zaak en dankzij de Zeemansbeurs is het misbruik aanzienlijk teruggedrongen.
VASTELAND
Het Vasteland wordt in vrijwel alle reisbeschrijvingen een onopvallend stadsgedeelte genoemd. Het enige bezienswaardige monument is de Schotsekerk, op 20 oktober 1697 ingewijd. De Schotsekerk heeft een sobere protestantse uitstraling en dat geldt ook voor de binnenzijde. Het is zeker geen kale kerk, want in 1933 zijn er drie gedenkramen geplaatst, een herinnering aan de eerste Schotse congregatie in 1643. In 1939 wordt de kerk gerestaureerd, zodat deze in ieder geval ook in het vernieuwende Rotterdam behouden blijft. De kerkganger die zojuist de kerk verlaat en de psalm ‘Incline thine ear to me’, neuriet, zal hevig geschrokken zijn van de voorsteven van het reusachtige namaakschip dat naast zijn kerk oprijst en de gehele Herdersstraat inneemt. Het is een zeer groot uitgevallen schaalmodel van een schip dat in de VVVweek van 5 tot 14 september 1935 in deze zeemansbuurt wordt gepresenteerd. Het gaat hier om de Prinsendam, vlak voor de tewaterlating omgedoopt in Nieuw Amsterdam. De initiatiefnemers willen groots uitpakken, want een nieuw schip duidt op betere tijden en zorgt voor werkgelegenheid. De gelovigen zien hierin misschien de hand van God, omdat op het dieptepunt van de crisis een vlaggenschip kan worden gebouwd dat veel Rotterdammers een nieuw perspectief biedt. Het is letterlijk en figuurlijk een nieuwe rots in de branding, waar in de psalm naar wordt verwezen.
28
SCHIEDAMSCHEDIJK
In de ochtend is de Schiedamsedijk een gewone straat met winkels en ondernemingen die niet van vermaak leven, zoals het bedrijfskledingmagazijn G.W.J. Goverts. De eigenaar doet er alles aan om klanten te trekken. De zoveelste bezoeker maakt kans op een rashond, geleverd door de Fa. H. Blazer, eveneens gevestigd op de Dijk. De dierenwinkel is nu nog gehuisvest in een bescheiden achttiende-eeuws pandje, dat in 1938 wordt afgebroken. Blazers winkel is vaak in het nieuws, vooral vanwege het aanbod van exotische dieren, zoals miereneters uit Brazilië en zingende kanarievogels. Na zonsondergang is het een van de vrolijkste straten in Rotterdam. De Rotterdammers en hun tijdelijke gasten die willen bruisen, drinken, vrijen, klaverjassen of zingen kunnen hier terecht. Er bevinden zich louche cafés waar passagierende zeelieden afzakken, waar randfiguren hun criminele deals sluiten en opdringerige prostituees overal te vinden zijn. Zoals Leo Ott in zijn roman De haven (1932) het beeldend uitdrukt: “Kroegen, snordersauto’s, lichtreclames, winkels met gebakken aardappelen en visch, danshuizen en vrouwen (…) vrouwen tegen elken deurpost, voor elk café, voor elken steeghoek, en slenterende groepjes mannen, druk sprekend in alle talen der aarde (…).” Geen enkele havenstad kan zonder hoeren en dat weten ook de scheepsbazen. Ott haalt een prostituee aan: “Ja, ze zullen daar toegeven, dat ze voor hun zaakkies onze buiken net zoo goed noodig hebben, als de klauwen van hun scheepsvolk.” Hij noemt het een andere wereld, een “afgeschoten hoek der stad, zooals iedere haven er een heeft, waar de zeelui hun lang bedwongen dorst naar drank en vrouwenlichamen kunnen lesschen, een straat waar andere wetten en gewoonten heerschen dan in de overige straten, een straat waar een vrouw met de zelfde aandacht genoten wordt als een glas bier, en waardoor gewichtig, met zwaren stap, zeer veel agenten surveilleeren, opdat ‘de zaken’ een ordelijk verloop zullen hebben”.
31
32
SCHIEDAMSCHEDIJK
SCHIEDAMSCHEDIJK
Rotterdammers, ook burgermannen die zeggen dat deze buurt niet netjes is, komen hier graag. In de menigte wisselen de gleufhoeden en platte petten elkaar af en de uitbaters weten Rotterdammers met een beter gevulde beurs naar deze straat te lokken. Je hoeft heus niet alleen ‘fish and chips’ te eten en wie wil gaan dansen kan kiezen tussen twee danspaleizen, Alcazar en Cosmopoliet. De hoofdpersoon in Otts roman komt er graag. “Waarom ook niet, dacht ik, en ik stortte mij in ’n helder verlichte ruimte vol spiegels, vol licht, en vol menschen. Bovenop een balcon raasde een Jazz-band. Een neger brulde, imiteerde een trompet, twee harmonica-spelers ketsten de zaal vol oorverdovende syncopen, slagwerk bonkte en siste en bromde en hitste de dansenden op. Wat werd hier gedanst! Sommige paartjes bewogen zich met ’n plechtigen ernst, anderen stonden tegen elkaar te dansen met van rythme vervrongen lijven en heftig charleston-trappende benen.” In 1930 is de Cosmopoliet opnieuw opgebouwd na een verwoestende brand en bij de herinrichting is meteen de modernste apparatuur geplaatst, zoals een grammofoon met vier elektrische versterkers en een ingebouwd, op een grote lamp gemonteerd, carillon, dat midden in de zaal hangt.
35
SCHIEDAMSCHEDIJK
Er heerst een gemoedelijke sfeer en als je in Rotterdam als artiest carrière wil maken is het goed om hier regelmatig je gezicht te laten zien. Een van deze Rotterdamse talenten is Japie Valkhoff. Hij is op de foto te zien (staand, vierde van rechts, voor de nooduitgang), een tengere man met smal gezicht. Hij geldt als een groot talent, een begenadigd accordeonist die graag volksliedjes met een onmiskenbare jazzsound speelt. Met zijn broer en zus vormt hij begin jaren dertig het trio de Three Hawkcourts – de vertaling van de drie Valkhoven – bij het radiopubliek bekend als de AVROspelers. De echte kenners geloven dat hij de grote oceaan zal oversteken en in Amerika als jazzartiest zal doorbreken.
37
SCHIEDAMSCHEDIJK
In de crisisjaren wordt er volop gefeest, zo lijkt het, maar de cafés lijden verliezen, moeten sluiten en zelfs de danspaleizen hebben het moeilijk. Eigenaren oefenen druk uit op de gemeenteraad. F.M. van Trier, eigenaar van de Cosmopoliet, plaatst een advertentie: ‘S.O.S.’ Hamburg verlaagt zijn tarieven en dat betekent dat de Duitse havenstad misschien niet alleen meer lading aantrekt, maar ook meer mensen. En als er minder tonnage in Rotterdam binnenkomt, loopt het cafébezoek terug, omdat het aantal passagierende matrozen afneemt. Er moet iets worden gedaan om de klandizie op peil te houden. De stilte moet worden doorbroken, zeker op zondag. De cafés willen dat de gemeente een einde maakt aan de zondagssluiting, door bijvoorbeeld een crisis-amusementswet in het leven te roepen die met steun van de overheid de dans in stand houdt. Op de Schiedamsedijk moeten de lokalen ook op zondag kunnen openblijven, maar dat is een heikel punt in een havenstad waar de invloed van de confessionelen groot is. Die willen eerbiediging van de zondagsrust. De uitbaters doen hun uiterste best om duidelijk te maken dat hun straat van plezier geen doorsneestraat is. Hier gaat het om vermaak, weliswaar rumoeriger dan in andere buurten, maar beslist veilig. De kranten nuanceren dit beeld. Er gebeurt namelijk wel eens wat: zeelieden die met elkaar op de vuist gaan, klanten bij wie de portemonnee is gerold en een enkele roofoverval komt ook voor, zoals op het wisselkantoor.
38
BAAN
De achterkant van het Stadsarmhuis en het torentje van de Schotsekerk zijn op deze afbeelding zichtbaar; een momentopname voorafgaand aan de grote sloop. De omheining is al geplaatst en de werkzaamheden kunnen elk moment beginnen. De houten wand leent zich voor leuzen van protesterende Rotterdammers. Al enige jaren is de havenstad in de ban van de crisis en hoewel in 1937 Rotterdam de ergste depressie voorbij is zijn de spanningen letterlijk zichtbaar. Aanhangers van de NSB, die lijkt te profiteren van de onvrede onder de massa, uiten hun sympathie voor het fascistische offensief van leider Mussert. Arbeiders roeren zich en kalken hun noden in schuttingtaal.
41
Dit is een van de buurten die in sommige opzichten kleinsteeds aandoen, die nog het meeste weg hebben van de stad van vóór 1850. Stedenbouwkundigen benadrukken de nadelen van deze oude vervallen, ongezonde en bedompte stadskernen en hanteren het liefst de slopershamer. Een oude stad is nu eenmaal een belangrijke hindernis voor de vooruitgang. Stedenbouwkundige doorbraken en aanpassingen kosten veel geld en dat is de voornaamste reden dat de Baan met zijn kruip-door-sluip-doorsituatie nog bestaat. Je kunt het gebied ook door een romantische bril bekijken. Het Rotterdamsch Nieuwsblad schrijft over ‘achterbuurtromantiek’. “Daar waar de sloopwerkzaamheden en daaropvolgende vernieuwingen sneller of rigoureuzer verlopen dan sommigen inwoners van de stad lief is, ontstaat een verlangen naar gebieden waar het verleden als een ‘sensatie’ kan worden beleefd.” Het Nieuwsblad adviseert daarom: “Wie even zoo’n sensatie van geheimzinnigheid wil beleven, die kan nog altijd in de Baan terecht.”
BAAN
Hier vind je nog de kleine Rotterdamse bedrijfjes die hun waren met handkarren vervoeren omdat het snelle, moderne transport te duur is. Als je niet beter zou weten, denk je dat hier de tijd heeft stilgestaan. Voor de kinderen bieden de stegen een aangenaam speelterrein. Je kunt er rovertje spelen, maar ook bouwvakkertje, want er ligt altijd wel wat overgebleven bouwmateriaal, zoals bakstenen. Rotterdam bouwt al lang niet meer uitsluitend in baksteen, want het moderne gebouw van beton, glas en staal rukt op en zal uiteindelijk de Baan wegvagen. De nieuwe Bijenkorf, het modernste winkelpaleis van Europa, heeft een hap uit de oude buurt genomen.
42
43
SCHIEDAMSCHESINGEL
Het is niet zeker hoe lang de Schiedamsesingel nog als singel zal bestaan. Het gedeelte van het Van Hogendorpplein tot de Hoffmansbrug, ter hoogte van de Witte de Withstraat, is al gedempt om de bouw van de Bijenkorf mogelijk te maken. De naast de Bijenkorf gelegen getrapgevelde huizen contrasteren zeer met de moderne uitstraling van het lichtpaleis; ook deze zullen verdwijnen. Het wordt meer en meer een verkeersweg met voor het autoverkeer noodzakelijke voorzieningen, zoals benzinepompen, die soms zijn uitgerust met stalen platen. “Om te voorkomen dat de automobilist bij een benzinepomp moet uitstappen om het bedienend personeel te waarschuwen, heeft men hier een stalen plaat aangebracht, waarop de auto bij het stoppen blijft staan. De druk op de plaat schakelt dan een electrische schel in die het garagepersoneel waarschuwt.�
45
Rotterdam is al langer in de ban van het moderne verkeer. Je kunt in de stad de modernste, zachtzoevende Amerikaanse limousines kopen. J.L. Spoormaker heeft aan de Schiedamsesingel een fraaie showroom met Pontiacs en Opels, twee belangrijke automerken van gigant General Motors.
SCHIEDAMSCHESINGEL
Zolang de Schiedamsesingel niet volledig is gedempt kun je er vissen, en werklozen doen dat ook. Een comité dat zich voor de armen zonder werk inzet organiseert in de zomer van juli 1935 een hengelwedstrijd. Het blijft niet beperkt tot een eenmalige gebeurtenis. “De Schiedamsesingel” – lezen we in het Rotterdamsch Nieuwsblad van 23 september 1935 – “is tegenwoordig als vischwater voor wedstrijden wel in trek, gezien het aantal komische en ernstige concoursen daar reeds gehouden.” Het gaat blijkbaar vooral om de pret, want veel wordt er niet gevangen. In juli 1935 vangt een geluksvogel enige blieken, maar zoals alle karperachtigen is deze vis niet eetbaar; hij is te dun en heeft teveel graten.
46
SCHIEDAMSCHESINGEL
Tot 1936 staat aan de singel het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen, dat de nieuwe eigenaar in 1929 nog ingrijpend heeft gemoderniseerd. Er is een grote zaal met bijna 1900 zitplaatsen. Het is een gebouw dat voor alle toonkunsten wordt gebruikt, of het nu gaat om een symfonie van Mahler gespeeld door het Concertgebouworkest onder leiding van Wilhelm Mengelberg of om het populaire genre zoals de befaamde Duitse close harmony-groep, Comedian Harmonists, die vanaf 1933 niet meer in eigen land mogen optreden. Ze zijn zeer muzikaal, dichterlijk, maar hebben oog voor de wensen van de moderne ‘onromantiekte mensch’, zoals het heet, en voeren een soort cabaret op. “De wijze waarop ze de woorden van ‘Ich bin von Kopf bis Fuß auf Liebe eingestellt’ – de filmhit Der Blaue Engel met diva Marlene Dietrich – omdraaiden en met geblaseerde snuiten kweelden: ‘Frauen umschwirr’n uns wie Motten das Licht und wenn sie verbrennen (…) ja, dafür können wir nichts’, dat was geniale clownerie, evenals de Kozakkenparodie van den bas.” Liefdadigheidsbals, een Vredescongres, een politieke bijeenkomst van de NSB of missverkiezingen; ze vinden hier allemaal plaats. De tentoonstelling Ontdek uw stad laat Rotterdammers kennismaken met de bijzondere geschiedenis van hun stad. Opvallende moderne tentoonstellingselementen verlevendigen de geschiedenis. Bokswedstrijden vinden in het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen ook plaats, niet alleen binnen maar ook in de openlucht op het terrein vóór het gebouw.
SCHIEDAMSCHESINGEL
De openlucht is niet alleen geschikt voor sportbeoefening. Er is aan de Schiedamsesingel ook een openluchtschool. Achter het nog niet gedempte stuk van de singel, tegen de achtergrond van de Waalsche kerk, staat vanaf 1929 de Rotterdamse gemeentelijke openluchtschool voor lager onderwijs. Onderwijs in de openlucht, omdat “frissche lucht en zonlicht de digestie bevorderen, de assimilatie versterken, het zenuwstelsel harden en den weerstand van een kind aanzienlijk vergrooten�. De school helpt gebrekkige kinderen, de zogenoemde bleekneusjes, vertrouwd te maken met drie essentialia: reinheid, lichaamsbeweging en goede voeding. Kinderen leren hoe ze moeten tandenborstelen en hoe belangrijk het is te gaan rusten na het middagmaal. Vandaar dat er in de openlucht bedden staan. Om drie uur luidt de bel en springen de kinderen van hun bedjes. Na tien jaar is het nog altijd een succes en in 1939 zijn er plannen voor een tweede openluchtschool.
50
WITTE DE WITHSTRAAT
Hier zetelt de gezaghebbende liberale Nieuwe Rotterdamsche Courant, een landelijke krant geroemd om zijn onafhankelijke berichtgeving en buitenlandcommentaren. De journalist Marcus van Blankenstein schrijft vanaf 1931 ‘De Toestand’, een dagelijks, kritisch geschreven buitenlandoverzicht. Blankenstein neemt geen ‘blad voor de pen’ en is zeer kritisch in zijn berichtgeving over de Duitse nationaalsocialisten. Nederland wil zo neutraal mogelijk blijven en Rotterdamse ondernemers vinden het niet zo prettig als betrekkingen met Duitsland op het spel worden gezet. Ze zijn daarom niet zo verheugd over de anti-Hitler stukken in de krant. Na een inhoudelijk conflict met de nieuwe hoofdredacteur neemt Blankenstein in 1936 ontslag. Velen denken dat hij het veld heeft moeten ruimen vanwege zijn kritische houding tegenover Duitsland en Blankenstein doet op zijn beurt weinig moeite om dit misverstand op te helderen.
52
53
WITTE DE WITHSTRAAT
De Rotterdamsche Kunstkring is in 1893 opgericht door particulieren die van mening zijn dat het Rotterdamse kunstklimaat te weinig voorstelt. De initiatiefnemers hopen dat in de Kunstkring beeldende, dramatische en toegepaste kunst, toonkunst en fraaie letteren centraal zullen staan, hoewel de vereniging ook is bedoeld om het “gezellig verkeer tusschen kunstenaars en kunstvrienden” te bevorderen. De zaal in de Witte de Withstraat is zonder meer een succesvol trefpunt. De Kring maakt vooral goede sier met gevierde nationale en internationale kunstenaars. Exposerende kunstenaars van de Rotterdamsche Kunstkring kunnen in een soort gastenboek hun ‘handtekening’ achterlaten. Cees Timmer heeft bijvoorbeeld de bezoekers aan zijn tentoonstelling getekend. Naast werk van invloedrijke moderne kunstenaars als de Frans-Russische Chaïm Soutin en de Italiaanse kunstenaar Amadeo Modigliano biedt de Kunstkring zo af en toe ook ruimte aan Rotterdamse schilders, zoals Marius Richters. Hij maakt naam als de schilder van het harde realistische Rotterdam met zijn vele werklozen, zoals aan het werk hiernaast is te zien. De crisis treft allen, niet alleen de platte petten. Ook de mannen met gleufhoeden wachten te midden van de andere steuntrekkers en moeten ook hun hand ophouden. De brei-expositie van mevrouw De Vries-Hamburger in april 1940 lijkt wat uit de toon te vallen. Het gaat haar niet alleen om de kunst – beter gezegd artistieke huisvlijt – maar om met steun van de regering een nationale breicultuur op te zetten. Een andere opvallende expositie geeft een overzicht van de nieuwste hoortoestellen, waaronder de zogenoemde kerktelefoon. Dit is een installatie die het voor slechthorenden mogelijk moet maken om de preek via de telefoon in de kerk te beluisteren. In de praktijk laat het apparaat een hoop te wensen over. Op basis van eigen bevindingen schrijft een slechthorende dat het toestel geen uitkomst biedt.
WITTE DE WITHSTRAAT
Ad Donker heeft in deze straat een galerie en daar blijkt een zelfportret van Herman Mees te zijn beschadigd. Mees, leraar aan de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen, geldt als een vooraanstaand portrettist die zakenlieden, havenbaronnen en hoogleraren schildert, maar vooral ook kinderportretten maakt. De dader is een 44-jarige werkloze varensgezel die het doek heeft vernield uit protest tegen intrekking van zijn steun. Hij wordt opgepakt en afgevoerd naar het dichtstbijzijnde politiebureau dat zich ook in de Witte de Withstraat bevindt, gehuisvest in een classicistisch gebouw dat in 1938 wordt gesloopt om de Laurierlaan tot de Witte de Withstraat te kunnen verlengen.
56
WITTE DE WITHSTRAAT
De Witte de Withstraat is in 1933 vernieuwd; de trotse iepen zijn verdwenen, de trottoirs versmald om meer ruimte te bieden voor het verkeer. Een strakke verkeersstraat met zicht op de Westersingel en de remonstrantse kerk aan de Westersingel die in 1937 veertig jaar bestaat. Lange tijd was het het enige opvallende gebouw in het Land van Hoboken, dat in de jaren dertig een nieuwe bestemming heeft gekregen als museumpark. Tegenover de kerk wordt aan het nieuwe Museum Boijmans gewerkt; de toren van Rotterdams nieuwe museum staat nog in de steigers en wordt in 1935 geopend. De openingstentoonstelling staat in het teken van Johannes Vermeer, Oorsprong en invloed. Er komen meer dan 100.000 mensen op af, een ongekend aantal voor Rotterdam. Directeur Dirk Hannema is in de greep van Vermeer. In 1937 slaat hij zijn grootste slag. Met steun van Rotterdamse havenbaronnen verwerft hij een onbekende Vermeer, De Emmaüsgangers, voor het eerst getoond op de tentoonstelling Meesterwerken uit vier eeuwen. Het is een sensatie. Kunstminnend Nederland is in rep en roep en critici uit het buitenland komen naar Rotterdam, de stad die ze zelden aandoen als ze voor de kunst naar Nederland komen. De nieuwe Vermeer, “een voluit gesigneerd meesterwerk”, wordt alom geprezen als een topstuk. Directeur Hannema laat geen gelegenheid voorbijgaan om het schilderij te presenteren als een persoonlijke overwinning en erkenning voor zijn jarenlange inzet voor het museum. Er bestaat geen gelukkigere museumdirecteur. Rotterdam hoeft als tweede stad van het land geen minderwaardigheidscomplex meer te hebben als het om beeldende kunst gaat.
58
ZWARTE PAARDENSTRAAT
Rotterdam is via de Rijn verknoopt met Duitsland en het is dan ook niet zo vreemd dat in de stad veel Duitsers verblijven. Na de Eerste Wereldoorlog kwamen er meer Duitsers naar Nederland, vooral dienstmeisjes. De Nederlandse middenklasse klaagde over een groot tekort aan huishoudelijk personeel en de Duitse meisjes emigreerden naar Nederland en ontliepen zo de grote inflatie en armoede in eigen land. De eerste emigratiegolf uit Duitsland duurde tot ongeveer 1923, waarna er weer volop mogelijkheden waren om in die Goldenen Zwanziger in Duitsland te werken. Na de crash van Wallstreet in 1929 trok opnieuw een groot aantal Duitse meisjes naar Nederland; ook naar Rotterdam, waar in 1932 bijna 2000 Duitse dienstmeisjes verblijven. Maar Hitler wil ze na zijn machtsovername in 1933 weer terug. De Duits evangelisch-lutherse gelovigen ontmoeten elkaar in hun kerk aan de Zwarte Paardenstraat. De Duitse gemeenschap, die in 1932 ruim 8000 personen telt, loopt terug naar minder dan 4500 halverwege de jaren dertig. Voor zover er nog Duitsers naar de Maasstad komen, zijn dat politieke en joodse vluchtelingen. Veel steun ontvangen ze niet van de Duitse gemeenschap in Rotterdam, van Duitse katholieke noch van evangelische organisaties. Der Priester en der Pastor willen geen conflicten met het nieuwe regime in hun vaderland en tonen zich bij gelegenheid aanhangers van het nieuwe Duitsland. De zwart-witrode hakenkruisvlag hangt tussen de kerkgangers als het zo uitkomt, bijvoorbeeld als rijkspresident Paul von Hindenburg in augustus 1934 overlijdt.
BINNENWEG
Een leukere winkelstraat lijkt er niet te bestaan. Zoveel afwisseling in winkels, entertainment en ook in mensen die er zwieren, flaneren en winkelen. Het winkelpaleis van Vroom & Dreesmann is minder chic dan dat van de Bijenkorf en evenmin een architectuuricoon, maar wel een winkel waar de Rotterdammers graag komen. Dat geldt ook voor Kreymborg, ook zo’n vertrouwd adres voor confectiekleding. De advertenties en etalages wijzen het publiek op de aantrekkelijke en modieuze stoffen die tegen uiterst billijke prijzen te verkrijgen zijn. Winkels met exotische geschenken, Russische en Aziatische volkskunst zijn er ook te vinden, dus je hoeft je hier beslist niet te vervelen.
63
64
BINNENWEG
BINNENWEG
Wie van snacken houdt, hoeft op de Binnenweg niet lang te zoeken. Typische Rotterdamse gerechten als uierboord worden volop aangeboden, maar ook de moderne patat à frite. Tal van zaken offreren snacks die bekend staan als anti-katerlekkernijen. Want je kunt op de Binnenweg ook goed feesten en dan is het prettig om na afloop van het stappen voorzorgsmaatregelen te nemen en voldoende vetten in te slaan. Er zijn genoeg cafés en vermaaksgelegenheden, zoals Nieuw Olympia van de grote bioscoopondernemer Abraham Tuschinski, waar pakkende, sensationele films en westerns worden vertoond. Films als ‘Prairie toovenaar’, ‘Bannelingen in Marokko’ of ‘De zwarte schaduw’, behoren tot een genre dat bij het trouwe Olympiapubliek in de smaak valt.
De achter de Binnenweg gelegen hofjes hebben de sfeer van een typische volksbuurt behouden. De mensen zitten daar bij elkaar en het gemoedelijke, in sommige opzichten ook armoedige karakter, doet soms meer denken aan plattelandstaferelen dan die van een grote stad. Het zijn de achtergrondgeluiden van de grote stadsdrukte die verraden dat we niet op het platteland zijn.
BINNENWEG
Sinds halverwege de jaren dertig is de Binnenweg het jazzcentrum van Rotterdam. Vanaf 1936 groeit Mephisto uit tot een populair etablissement waar een groot aantal bekende zwarte jazzmusici optreedt. Ter gelegenheid van de opening schrijft het Rotterdamsch Nieuwsblad: “Rotterdam is een attractie rijker geworden met de Negro Palace ‘Mephisto’ op den Binnenweg 94. Deze Negro Palace is een imitatie van een neger-café uit de bekende New Yorksche negerwijk Harlem. Rasechte Surinamers ontvangen de bezoekers, leidden hen naar de plaatsen, nemen bestellingen op en serveeren. En intusschen speelt een band, de Ted Cotton Swing Band uit New York, eveneens samengesteld uit Surinamers, de prachtigste hot jazz in den vurigsten hot-stijl, dien men zich kan wenschen, met refreinzang van een boy uit de ‘jungle’, die danst, zingt en met de oogen rolt.”
68
69
Kaart, J. Oprel, 1887
71
VAN OLDENBARNEVELTSTRAAT
Een foto van de Van Oldenbarneveltstraat vanuit het westen genomen met op de achtergrond de rooms-katholieke Oldekerk van het Allerheiligste Hart van Jezus. Deze doodgewone verkeers- en winkelstraat is ooit aangelegd om het verkeer van oost naar west te geleiden toen Rotterdam in het derde kwart van de negentiende eeuw zijn poldergebied ontwikkelde. De meningen over deze straat lopen uiteen. Bij sommige Rotterdammers staat de Van Oldenbarneveltstraat bekend als een saaie straat, een doorbraakstraat die net als de Aert van Nesstraat een moeras van provincialisme is. Rotterdam is geen Hamburg, betoogt de ‘Observer’ – een anonieme kritische waarnemer – in het Rotterdamsch Nieuwsblad van 20 april 1938. Volgens zijn ingezonden brief kan men zich in Rotterdam vervelen en mist de stad de gezelligheid van een Hamburgse Reeperbahn, een straat van licht en vrolijkheid. Een ander waardeert juist deze Rotterdamse provinciale gezelligheid en vindt dat de bezoekers die voor bepaald vertier naar de Reeperbahn gaan hier niet thuishoren. “En zou Rotterdam achteruitgaan in frivoliteit, dan zijn we dus ernstiger geworden en ook ernst is noodig om een gemeente, een land, een volk groot te maken. Niet wuftheid en vroolijke schijn doen dit, al trekken we er ook vreemdelingen mee.” Door deze ernstige vermaning uitgedaagd, antwoordt ‘de zakenman’ in zijn ingezonden brief, dat het bezwaarlijk is dat de ernstige Rotterdammers thuisblijven. Het is voor een stad veel beter dat het vertier wordt bevorderd. “Want van den handel moet het komen, niet van een rustig, ernstig, provinciaalsch opgevat salaris.”
75
VAN OLDENBARNEVELTSTRAAT
MAURITSSTRAAT
Bewoners protesteren tegen huisjesmelkers die, na afschaffing van de huurwetten in 1927, ongehinderd huurverhoging op huurverhoging kunnen doorvoeren. De huren schommelen tussen de 3,50 en 7,50 gulden per week en dat is voor veel bewoners niet meer op te brengen. De communist S. Velleman mobiliseert de bewoners van de hofjes in de Tuindersstraat. Op 3 juli 1931 kondigen de huurders aan dat zij een gulden minder dan de wekelijkse huursom gaan betalen. Tevens willen ze dat huisbaas Kopmels de achterstallige huurpenningen kwijtscheldt. Zoniet, dan weigeren ze nog huur te betalen, waarop de huisbaas aankondigt de huurders op straat te zetten. De huurders trekken aan het kortste eind, want de rechter stelt de eigenaar in het gelijk en de woningen worden ontruimd. Zo ook die van Velleman. De politie heeft voor de zekerheid de Tuindersstraat afgezet. Mensen hopen zich op in aangrenzende straten, waaronder de Mauritsstraat. De sfeer is uiterst grimmig en even na middernacht escaleert de situatie. Er vallen gewonden en een dode, variĂŠtĂŠartiest Leonardi Groeneveld, een toeschouwer die het slachtoffer wordt van een verdwaalde politiekogel.
76
77
Uiteraard mengen politici zich in de discussie. Een van de smaakmakers is gemeenteraadslid Gerrit van Burink, een querulant die in politiek opzicht switcht van uiterst links in de jaren twintig naar uiterst rechts in de jaren dertig. Hij is telkens op zoek naar een gat in de markt van proteststemmers. Uiteindelijk vindt hij een nieuw politiek huis bij de NSB (Nationaal-socialistische Beweging). Begin jaren dertig behoort hij nog tot de radicaal socialisten en grijpt elke gelegenheid aan om de socialistische SDAP (Sociaaldemocratische Arbeiderspartij) wegens laksheid te vernederen. Hij is dan inmiddels van de communisten overgestapt naar de Revolutionair Socialistische Partij (RSP), een politieke vleugel van het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS). Regelmatig komt hij in conflict met collega-raadsleden – met sommigen van hen gaat hij op de vuist – en burgemeester Droogleever Fortuyn. Hij is een ideale figuur voor spotprenten en politieke commentaren. Henri Dekking volgt als journalist de beraadslagingen op de voet in het Rotterdamsch Nieuwsblad in zijn rubriek ‘’t 46ste raadslid’. Op 31 juli 1931 is Van Burink zijn onderwerp en Dekking schrijft: “Het is precies een jongen die soldaatje speelt, zijn blikken sabel in de bietensla heeft gestopt en nu een slachting aanricht in het beddengoed van oma op zolder.”
Echt rustig is het hier eigenlijk nooit. Als er geen relletjes zijn dan is er altijd nog het verkeer. Autobussen, zware trailers en vrachtwagens rijden met veel kabaal over de keien van het wegdek. Menig huis is niet berekend op het voortdenderende verkeer waardoor 'de kopjes op het theeblad staan te rinkelen'. In de gammelste woningen komt zelfs het plafond naar beneden en trillen de stenen van de buitengevel uit hun voegen. Twee panden hebben zulke grote scheuren aan de buitenzijde dat de straat wordt afgezet en de woning ontruimd. Bewoners smeken de gemeente om asfalt, dat de trillingen van het verkeer beter opvangt. “Dit is niet geschied, wel is een gedeelte waar de lagere school staat, van een dergelijk wegdek voorzien, omdat het onderwijs veel hinder van het gedreun ondervond.”
MAURITSSTRAAT
Het Rotterdamsch Nieuwsblad besteedt er veel aandacht aan. Op een zomeravond in juli 1931, zo meldt de krant, lopen er opeens duizenden wandelaars, hiertoe aangezet door de gezwollen berichtgeving in de pers, in de Mauritsstraat. Drama’s lokken bezoekers uit en zeker als een straat de sfeer begint te ademen van een openluchttheater. En als het spektakel tegenvalt is men teleurgesteld. Je hoort de mensen dan zeggen: “Ben ik daar nou dat heele end voor komme loope? d’r gebeurt niks!” In de loop van de dag gaat het toch weer mis. Een van de omstanders raakt geïrriteerd door de aanwezigheid van de agenten en roept: “Slaat die ploerten dood!” De politie gaat over tot arrestatie en dat pikt de woedende menigte weer niet. Wederom wordt er geschoten en vallen er gewonden. De affaire houdt de gemoederen nog lang bezig. Rotterdammers van hoog tot laag, van officiële zijde en van het publiek hebben er een mening over. Een verontruste stadgenoot laat weten dat het beter is de bereden politie met lederstokken uit te rusten want de “kabaalmakers zijn meer gevoelig voor een pak slaag dan voor sabelgerinkel of in de lucht schieten!” Of neem de brandspuit zoals in het buitenland.
79
MAURITSWEG
Rotterdam wil vooruit en heeft de ambitie van een wereldstad. Chicago is het grote voorbeeld en als men de plannen wil realiseren moeten er drastische maatregelen worden genomen. De oude stegen, sloppen, krotwoningen maar ook alkoven passen niet in de plannen van het stadsbestuur. Dat er vervolgens ook oude gebouwen moeten verdwijnen en zelfs de sierlijke koopstad wordt aangetast, is velen een gruwel. Deze Rotterdammers verfoeien de sloopactiviteiten om het verkeer ruim baan te geven. Een van die kruisridders is architect en raadslid J. Verheul Dzn., die voor het behoud van de achttiendeeeuwse koopstad op de bres staat. Hij spreekt over de “niets ontziende vorige eeuw” die zo meedogenloos is geweest voor de oude stad en bepleit het herstel van de gedeelten van de waterstad die nog niet zijn aangetast. Een dergelijke doelstelling is onverenigbaar met die van een optimale verkeersdoorstroming. Spottend merkt hij in de raad in 1932 op: “Alles raseeren, dan kun je rondrijden zooveel je wilt.” Het Rotterdamsch Nieuwsblad biedt hem veel ruimte om zijn standpunten te verdedigen. Hij schrijft in zijn woonhuis aan de Mauritsweg feuilletons over het Rotterdam van vroeger, voorzien van zelfgemaakte aquarellen die nostalgische gevoelens opwekken bij de bezorgde burgers. Er wordt wel naar hem geluisterd, maar de drang naar het moderne kan hij niet keren. In 1939 zijn grote delen van de stad verdwenen achter houten schuttingen; daarachter voltrekt zich in hoog tempo het sloopproces, vrijwel altijd uit naam van een betere verkeersdoorstroming.
80