Het negerboek

Page 1

Lawrence Hill Het negerboek Verschijnt oktober 2010

a m s t e r d a m 2 010

Hill voorpub 1.indd 1

27-08-10 10:19


Oorspronkelijke titel The Book of Negroes Copyright © 2007 Lawrence Hill Omslag Adriaan de Jonge & Image realize Omslagbeeld The Book of Negroes © National Archives, Londen La Négresse, Marie-Guilemine Benoist Binnenwerk Steven Boland Foto auteur Lisa Sakulensky isbn boek 978 90 895 3039 4 / nur 302 www.ailantus.nl www.clubvaneerlijkevinders.nl www.lawrencehill.com

Hill voorpub 1.indd 2

27-08-10 10:19


‘Het negerboek is een meesterwerk met een gedurfd en indrukwekkend geografisch, historisch en menselijk bereik.’ The Globe and Mail * * * ‘Aminata is een heroïsche figuur […] Je kunt haar nooit meer vergeten. Zij nestelt zich in je hart.’ The Toronto Star * * * ‘Anna Karenina, Hagar Shipley, Aminata Diallo: de exclusieve club van meest memorabele personages heeft er een memorabel nieuw lid bij.’ The Calgary Herald * * * ‘Met Aminata Diallo, die van een gestolen dorpskind uitgroeit tot het geweten van de afschaffing van de slavernij, schiep schrijver Lawrence Hill een van de meest gedenkwaardige vrouwelijke personages uit de Canadese literatuur. […] Het is een ontroerend boek, een van de beste boeken uit onze literatuur.’ The Hamilton Spectator * * * ‘Hills meeslepende verteller en de omvang van haar levensverhaal maken deze roman tot een werkelijk overweldigende leeservaring. Toch is het vooral door Hills vermogen om de veelkantige rassenkwestie te bezien met gevoel, medeleven en een scherp gevoel voor rechtvaardigheid dat Het negerboek niet alleen tot een goed maakt, maar tot een geweldig boek, die elke lof verdient die het ongetwijfeld zal krijgen.’ The Montreal Gazette * * * ‘Verbluffend in zijn veelomvattendheid, menselijkheid en schoonheid. […] Het negerboek laat lezers stap voor stap een leven ondergaan aan de hand van een onvergetelijke hoofdpersoon.’ Editors’ Choice, Historical Novels Review *

Hill voorpub 1.indd 3

*

*

27-08-10 10:19


‘Een subliem epos om jezelf in te verliezen […] een diep ontroerend boek, zeer fijnzinnig en genuanceerd, dat zich onmogelijk laat neerleggen.’ The Sunday Telegraph (Australië) * * * ‘Lawrence Hill heeft [Animata] heel knap een unieke en meeslepende stem gegeven. […] Hill schetst zo’n fascinerend en heerlijk verwoord personage dat het niet alleen een genoegen maar een voorrecht is haar op haar levensreis te vergezellen.’ The Sunday Mail (Australië) * * * Naomi Kleins Kersttip 2009: ‘Het negerboek van Lawrence Hill. Hier in mijn stad Toronto zie ik dat gele omslag overal: open op knieën in dokterskantoren, tegen iets steunend op cafétafels, het laat de tijd verdwijnen in bussen en op vliegvelden. Meer dan eens zag ik hoe het aanleiding gaf tot een beschroomd gesprek. “Op welke pagina ben jij?” “Is ze niet om van te houden?” “Ze” is Aminata Diallo, de fantastisch neergezette heldin van Lawrence Hills meesterwerk. Diallo’s uitzonderlijke levensverhaal als vroedvrouw en lerares bevat de volle omvang van de trans-Atlantische slavenhandel, van gevangenneming via bevrijding tot hervestiging op twee werelddelen. Hill volgt niet alleen de wrede slavenhandelaren en -eigenaren, maar ook een aantal zogenaamde bevrijders, zonder dat het aandoet als een geschiedenisles.’ Guardian

Hill voorpub 1.indd 4

27-08-10 10:19


Drie maankeringen

I

k was doodsbang dat de ontvoerders ons in elkaar zouden slaan, ons zouden koken en opeten, maar ze begonnen met ons te vernederen: ze rukten ons de kleren van het lijf. We hadden geen hoofd- of omslagdoeken om ons lichaam mee te bedekken, zelfs niets voor onze intieme delen. We hadden niet eens sandalen voor onze voeten. We waren zo naakt als een stel geiten; en waar we ook gingen symboliseerde onze naaktheid onze gevangenschap. Onze ontvoerders werden echter ook getekend door iets wat ze ontbeerden: licht in hun ogen. Ik heb nog nooit een slecht iemand ontmoet die mij rustig in de ogen kon kijken. Iemand recht in zijn gezicht kijken betekent twee dingen: je erkent hem als mens, en je betuigt dat je zelf ook menselijk bent. Toen ik aan mijn lange tocht van huis begon, ontdekte ik dat er mensen op de wereld waren die mij niet kenden, die niet van mij hielden, en die het niet konden schelen of ik leefde of niet. Acht van ons waren gevangengenomen in de buurt van Bayo en de omliggende dorpen. Fomba was de enige die ik in het duister herkende. Ik strompelde voort en urenlang merkte ik niet eens dat het juk om mijn nek mijn huid openschaafde. Ik moest de hele tijd aan mijn ouders denken, aan wat er met hen gebeurd was. Het ene moment kon ik me een leven zonder hen niet voorstellen. Het andere moment leefde ik nog en waren zij

ďœľ

Hill voorpub 1.indd 5

27-08-10 10:19


er niet meer. Wakker worden, zei ik tegen mezelf. Wakker worden, neem een slok uit de kalebas die naast je slaapmat staat en geef je mama een knuffel. Deze droom is als een stel vuile kleren; trek ze uit en ga naar je mama. Maar er was slechts de ondraaglijke nachtmerrie waar maar geen eind aan kwam. Terwijl we onder de nachtelijke hemel liepen, werden er telkens mensen toegevoegd aan de sliert gevangenen. Tegen de ochtend zag ik Fomba lopen, met zijn hoofd naar beneden. En toen zag ik Fanta. Van onze hoofdman geen spoor. Fanta had ook een touw om haar nek. Haar ogen schoten alle kanten op – naar links en rechts, omhoog en omlaag –, ze tuurde naar het bos en taxeerde onze ontvoerders. Ik wilde iets naar haar roepen, maar ze had een lap in haar mond die met een touw op zijn plaats werd gehouden. Ik probeerde oogcontact met haar te maken, maar ze ontweek mijn blik. Toen zag ik haar blote buik. De vrouw van het dorpshoofd was zwanger. Ik schatte dat ze vijf manen onderweg was. We liepen met de opgaande zon achter ons, en na een tijdje kwamen we aan bij een grote, druk bevaren rivier. Eindelijk maakten ze onze jukken en touwen los en mochten we even uitrusten aan de oever van de rivier. We werden bewaakt door vier mannen met vuurstokken en knuppels. Misschien was dit wel dezelfde Joliba-rivier die, naar men zei, langs Segon stroomde. Zoals mijn vader het had beschreven was die meer dan een steenworp breed. De rivier was vol met kano’s en mannen die mensen en goederen voortroeiden. Onze ontvoerders onderhandelden met de leider van de roeiers, waarop onze polsen werden samengebonden en we in het midden van de kano’s werden gegooid. De boot waarin ik zat had zes roeiers. Tussen de ritmisch bewegende armen van de roeiers door zag ik hoe de andere kano’s over het water gleden. In

Hill voorpub 1.indd 6

27-08-10 10:19


een ervan zag ik een paard. Het had een vorstelijke houding en was op een cirkelvormige witte bles tussen de ogen na helemaal zwart. Roerloos als een standbeeld stond het paard in de boot terwijl de roeiers roeiden. Aan de overzijde van de rivier werden we losgemaakt en uit de boot gelaten. Er hing een stinkende moeraslucht. Zwermen muggen deden zich te goed aan mijn armen en benen. Zelfs mijn wangen moesten het ontgelden. Onze ontvoerders betaalden de roeiers met porseleinschelpjes. Ik voelde een porseleinschelpje in het zand onder mijn tenen. Ik raapte het snel op voordat ze het touw weer om mijn nek deden. Het schelpje was hard en wit, met gekrulde randen die gekarteld waren als piepkleine tandjes; het hele ding was niet groter dan mijn duimnagel. Het had een prachtige, volmaakte vorm en leek onbreekbaar. Ik spoelde het af met wat water en legde het op mijn tong. Het voelde alsof ik een vriend in mijn mond had, het troostte me. Ik zoog er krachtig op en vroeg me af hoeveel porseleinschelpjes ik waard zou zijn. We werden opgesteld in een lange rij gevangenen, en moesten met onze nekken aan elkaar gebonden in groepjes van twee of drie verder lopen. Naast ons liep een jongen die niet meer dan vier regens ouder was dan ik. Hij moest de gevangenen in de gaten houden en liet ons af en toe drinken uit een waterzak. Ook gaf hij ons stukjes mais- en gierstkoek, een mango of een sinaasappel. De jongen keek steeds naar me wanneer de oudere ontvoerders het niet zagen. Hij sprak Bamanankan, maar ik negeerde hem. Hij was erg knokig, alsof hij slechts bestond uit schouders, ellebogen, knieën en enkels. Zijn manier van lopen had iets onbeholpens en ongecoördineerds. Een constante glimlach was vastgeplakt op zijn gezicht en maakte dat ik hem voor geen cent vertrouwde. Er was helemaal geen reden om te glimlachen. Vrienden zou ik hier niet maken. En naar vijanden glim-

Hill voorpub 1.indd 7

27-08-10 10:19


lachte je niet. Dat was wat ik mezelf wijsmaakte, maar plotseling twijfelde ik. Mijn vader – dat schoot me ineens te binnen – had weleens tegen me gezegd dat een wijs man zijn vijanden kent en dicht bij hen in de buurt blijft. Misschien was deze jongen, die met die grote, onschuldige ogen steeds zo naar me keek, wel een vijand. Of het was gewoon een stomme, nieuwsgierige, glimlachende jongen die voor de lol met ons meeliep en geen flauw idee had waarvan hij getuige was. Ik vond het niet prettig dat hij zo naar me staarde terwijl ik spiernaakt was. Ik wilde in mijn huidige staat door niemand worden opgemerkt, gezien of herkend. Straks zou ik weer vrij zijn, daar was ik van overtuigd. Straks was dit voorbij, dat was zo zeker als wat. Straks zou het me lukken het bos in te vluchten en de weg terug naar huis te vinden, ik wist het zeker. Maar op dit moment, met niets om mijn lichaam mee te bedekken, zou ik absoluut niet naar iemand die me kende kunnen rennen. Ik was te oud om zo gezien te worden. Ik begon al borsten te krijgen. Mijn moeder had gezegd dat ik binnenkort een vrouw zou worden. Ik kon me zo niet vertonen. Tot gek wordens toe vroeg ik me af hoe ik aan mijn naaktheid zou kunnen ontsnappen. Waar kon iemand die naakt was naartoe rennen? Er waren nu een stuk of tien ontvoerders, alle gewapend met speren, knuppels en vuurstokken. Ze spraken een taal die vaag leek op Bamanankan. Ik wist zeker dat het geen moslims waren, want ze stopten nooit om te bidden. ’s Nachts werden we bijeengedreven onder een baobab. Onze ontvoerders huurden vijf man uit een naburig dorp in om ons te bewaken. Nog altijd met onze nek aan elkaar vastgebonden moesten we helpen met brandhout sprokkelen, een vuur maken en zoete aardappelen in water koken, zonder een pepertje om ze een beetje smaak te geven. De brij was waterig en smakeloos en ik kon hem niet door mijn keel

Hill voorpub 1.indd 8

27-08-10 10:19


krijgen. De jongen die me steeds in de gaten hield, bracht me een banaan. Ik nam hem aan en at hem op, maar ik wilde nog steeds niet met hem praten. ‘Hé, jij daar!’ riep Fanta plotseling. ‘Jij uit Bayo. Dochter van Mamadu, de edelsmid. Geef me die banaan. Gooi ’m hierheen.’ Ik at de banaan op, liet de schil op de grond vallen en zei: ‘Ik had er maar een.’ ‘Vraag er nog een aan de jongen die ’m aan je gaf. Ik zie dat hij naar je kijkt.’ ‘Hij heeft geen eten meer.’ ‘Brutale kinderen krijgen slaag. Ik heb altijd tegen Mamadu Diallo gezegd dat hij je te vrij liet.’ Ik voelde mijn woede kolken. Ik wilde zo graag ontsnappen aan haar hoon. ‘Laat me met rust,’ zei ik. ‘En dan die Bamana-moeder van je,’ sneerde ze. ‘Ik zei laat me met rust.’ ‘Die je meenam om te zien hoe die baby’s werden geboren. Belachelijk.’ ‘Ik keek niet alleen naar ze. Ik hielp ze ook ter wereld komen. Wie denk je dat die van jou straks gaat halen?’ Fanta’s mond viel open. Die zat. Nu stonden we quitte. Maar opeens schaamde ik me over wat ik had gezegd. Mijn vader had gezegd dat ik mijn gebrek aan respect voor iemand moest verbergen. En mijn moeder zou iemands zwangerschap nooit tegen haar hebben gebruikt. Fanta zweeg. Ik kon me haar schaamte voorstellen over het idee dat ze moest bevallen terwijl onze ontvoerders toekeken. We werden per twee aan onze enkels samengebonden en het juk werd van onze nek gehaald zodat we konden gaan liggen onder de baobab. Ik werd vastgebonden aan Fomba, die zo ging liggen dat ik me naast Fanta kon installeren. Ik raakte haar buik

Hill voorpub 1.indd 9

27-08-10 10:19


aan. Ze keek me woedend aan, maar haar blik verzachtte toen ze mijn hand kalm en lichtjes over haar navel voelde gaan. ‘Kom bij me, kind,’ zei ze. ‘Ik voel je bibberen. Ik viel daarnet naar je uit omdat ik hongerig en moe ben, maar ik zal je niet echt een pak slaag geven hoor.’ Ik nestelde me tegen haar aan en viel in slaap. Iemand wreef over mijn schouder. Ik droomde dat het Fanta was die me opdroeg een banaan te gaan halen. Maar toen ik mijn ogen opende was de droom weg en bleek het Fomba die tegen me zei dat ik had gehuild in mijn slaap. Mijn gekreun had de bewakers de stuipen op het lijf gejaagd, zei Fomba, en ze dreigden me een pak slaag te geven als ik niet rustig was. Bovendien, zei hij, lag ik wild met mijn benen te spartelen. Hij lag vlak naast me, klopte me zachtjes op mijn arm en zei dat hij me tegen hen zou beschermen, maar dat ik wel rustig moest slapen. De mannen die me ontvoerd hadden, hadden Fomba’s haas gevild en vanbinnen schoongemaakt en roosterden hem nu boven een vuurtje. Ik kreeg niets, noch van de haas, noch van de kippen die de ontvoerders slachtten en klaarmaakten. Ik lag op mijn rug en keek naar de sterren. In gelukkiger tijden had ik het altijd heerlijk gevonden om er samen met mijn ouders naar te kijken. Daar had je de Waterkruik, met zijn flonkerende handvat. Ik vroeg me af of er op dit moment iemand in Bayo was die ook naar de sterren zat te kijken. Fomba was weer in slaap gevallen. Terwijl ik mijn best deed om me niet te veel aan zijn voeten op te trekken, ging ik staan om te bidden. Ik had niets om mijn haar mee te bedekken, maar ik probeerde toch te bidden. Ik boog mijn hoofd naar de grond en hield mijn duimen achter mijn oren. Allahoe akbar, zei ik. Ik legde mijn rechterhand op mijn linker- en begon: Subhaana ala huuma



Hill voorpub 1.indd 10

27-08-10 10:19


wa bihamdika – maar verder kwam ik niet. Een van de ontvoerders kwam naar me toe, gaf me een klap met zijn stok en beval me weer op de grond te gaan liggen. Uiteindelijk viel ik in slaap. De volgende ochtend probeerde ik opnieuw te bidden – tussen het moment van het eerste daglicht en zonsopgang –, maar een andere ontvoerder gaf me een tik met zijn stok. De avond erna, na weer een aframmeling, gaf ik het bidden op. Ik had mijn moeder verloren. En mijn vader. En mijn dorp. Mijn kans om alle gebeden uit de Koran te leren was verkeken. Er zouden geen steelse momenten meer zijn om te leren lezen. Als ik de gebeden in mezelf probeerde op te zeggen – Allahoe akbar. Subhaana ala huuma wa bihamdika. A’uudhu billaahi minash shaitaan arRajeem – was dat niet hetzelfde. In je hoofd een gebed opzeggen had geen zin. Ik was meer dan een gevangene. Ik was een ongelovige aan het worden. Zonder gebed kon ik Allah niet naar behoren loven. We liepen gedurende vele zonnen – ons aantal nam langzaam toe – en sjokten voort tot we een complete stad van ontvoerde mensen vormden. We doorkruisten dorp na dorp, stad na stad. Telkens weer zwermden mensen naar buiten om ons aan te staren. Aanvankelijk dacht ik dat de dorpelingen ons kwamen redden. Dat ze zich zonder meer zouden verzetten tegen deze daad van geweld. Maar ze keken alleen maar toe, en gaven onze ontvoerders soms gebraden vlees in ruil voor porseleinschelpjes en brokken zout. Soms lieten onze ontvoerders ’s avonds, wanneer we in het veld mochten liggen, dorpsvrouwen komen die tegen betaling voor ons kookten – zoete aardappel, gierst- en maiskoeken, soms met een pruttelende, hete saus. We zaten dan in kleine groepjes te eten, gehurkt rond een grote kalebas waaruit we met de ge-



Hill voorpub 1.indd 11

27-08-10 10:19


bogen vingers van onze rechterhand het warme voedsel lepelden. Terwijl wij aten, onderhandelden onze ontvoerders met de plaatselijke dorpshoofden. Elk dorpshoofd eiste geld voor het passeren van zijn land. Iedere avond waren onze ontvoerders tot laat aan het afdingen en ruziën. Ik probeerde er iets van te begrijpen, in de hoop erachter te komen waar we naartoe gingen en waarom. De jongen die voor onze ontvoerders werkte bood me vaak eten en drinken aan. Ik luisterde en keek toe hoe hij de leiders van de ontvoerders ervan probeerde te overtuigen de kinderen vrij te laten uit de sliert gevangenen om ze naast de geboeide volwassenen te laten lopen. Na een paar dagen werd de leren band van mijn nek gehaald. Ik knikte naar de jongen om hem te bedanken. Onder de gevangenen bevond zich een klein meisje dat naast haar geboeide vader liep en dat het grootste deel van de dag zijn hand vasthield. Ze was heel erg jong, misschien maar vier of vijf regens oud. Als ze heel erg smeekte, droeg haar vader haar soms. Op een keer probeerde het meisje mijn aandacht te trekken door kiekeboe te spelen met haar handen en ogen. Ik wendde me van haar af. Ik kon het niet verdragen ze samen te zien, en deed mijn best om niet te luisteren wanneer ze met elkaar praatten. Alles aan hen herinnerde me aan thuis. De jongen die met de karavaan meetrok kwam vaak naast me lopen. Zijn naam was Chekura. Hij was zo dun als een grasspriet en zo onelegant als een geit met drie poten. Boven aan beide wangen had hij een ingekerfde ster. ‘Jouw manen zijn heel mooi,’ zei hij. ‘Jij komt uit het dorp Kinta,’ zei ik. ‘Hoe weet je dat?’ Ik wees naar zijn wangen. ‘Ik ken die merktekens.’



Hill voorpub 1.indd 12

27-08-10 10:19


‘Ben je weleens in Kinta geweest?’ vroeg hij. ‘Ja. Hoe oud ben je?’ ‘Veertien regens.’ ‘Ik weet zeker dat mijn moeder jou gehaald heeft,’ zei ik. ‘Waarvandaan gehaald?’ ‘Bij je geboorte, stommeling. Ze is een vroedvrouw. Ik help haar altijd.’ ‘Je liegt.’ Hij weigerde me te geloven, totdat ik een paar namen noemde van vrouwen uit Kinta die onlangs een baby hadden gekregen. ‘Ik weet het zeker,’ zei ik, ‘mijn moeder heeft jou gehaald. Hoe heet jouw moeder?’ ‘Mijn moeder is dood,’ zei hij op vlakke toon. We liepen een tijdlang zwijgend verder, maar hij bleef naast me lopen. ‘Hoe kon je ons dit aandoen?’ fluisterde ik ten slotte. Hij zei niets, dus ik ging door. ‘Mijn moeder en ik zijn in je dorp geweest. Ik weet hoe het eruitziet. Ik weet dat er twee ronde hutten zijn, hoge lemen muren, en een ezel die er grappig uitziet, met één gehavend oor en op het andere een gele streep.’ ‘Dat was de ezel van mijn oom,’ zei hij. ‘Maar heb je dan geen eergevoel?’ Na de dood van zijn ouders, vertelde Chekura, was hij door zijn oom verkocht. Drie regens hadden de ontvoerders hem nu gebruikt als hulpje bij het vervoeren van gevangenen naar het grote water. Dat betekende dus dat ook wij op weg waren naar het grote water. Ik kon maar drie redenen bedenken: we gingen ernaartoe om te drinken, om te vissen of om eroverheen te varen. Het moest de derde reden zijn. Ik wilde het Chekura vragen, maar hij praatte de hele tijd over zichzelf. Hij vertelde dat ze tegen hem hadden gezegd dat ze hem binnenkort mis-



Hill voorpub 1.indd 13

27-08-10 10:19


schien zouden vrijlaten. Maar ze hadden ook gewaarschuwd dat hij samen met de andere gevangenen zou worden weggevoerd als hij hun bevelen niet opvolgde. Chekura had een gemaakte glimlach op zijn gezicht. Hij glimlachte zo vaak dat ik zeker wist dat zijn mondhoeken de rest van zijn leven omhoog zouden blijven staan. Hij bleef zelfs glimlachen toen hij me vertelde dat zijn oom een hekel aan hem had gehad, dat hij Chekura regelmatig had geslagen en hem ten slotte aan mensenrovers had verkocht. Een deel van mij wilde Chekura haten, en die haat direct en gericht houden. Een ander deel van mij vond de jongen juist aardig en verlangde naar zijn gezelschap – ieder gesprek met een ander kind was welkom. Fanta was vaak vreselijk gehumeurd en keurde het af dat ik met Chekura praatte. Ze probeerde me te gebieden naast haar te lopen, maar meestal weigerde ik dat. ‘Hij komt niet uit ons dorp,’ zei ze. ‘Zijn dorp ligt niet ver van het onze, en hij is nog maar een jongen,’ zei ik. ‘Hij werkt samen met de ontvoerders,’ zei Fanta. ‘Vertel hem niks. Praat niet met hem.’ ‘En het eten waar hij mee komt en dat ik soms met jou deel?’ zei ik. ‘Neem het eten aan,’ zei ze, ‘maar praat niet met hem. Hij is niet je vriend. Onthou dat.’ Toen ik de volgende dag met Chekura aan het kletsen was, gooide Fanta een kiezelsteen naar me. ‘Die vrouw houdt haar hoofd omhoog,’ zei Chekura. ‘Ze heeft pijn aan haar nek,’ zei ik. ‘Zeg tegen je bazen dat ze bij haar en de andere vrouwen het juk afdoen. Ze zullen er niet vandoor gaan.’ ‘Ik zal het er met ze over hebben,’ zei hij.



Hill voorpub 1.indd 14

27-08-10 10:19


Een dag later had Fanta geen juk meer om haar nek, maar haar enkel bleef wel vastgebonden aan die van een andere vrouw. Fanta en ik liepen naast elkaar maar nooit vooraan, zodat we niet op slangen en schorpioenen zouden trappen, en ook niet achteraan, want als je te langzaam liep kon je een klap met de zweep krijgen. ‘Hier in het midden is het ’t veiligst,’ fluisterde Fanta. ‘Mijn man zou ook zeggen dat ik daar moet lopen.’ ‘Wat is er met hem gebeurd?’ fluisterde ik. ‘Toen ik werd weggevoerd was hij met twee mannen aan het vechten,’ zei ze. ‘En het dorp?’ ‘Dat stond toen al half in brand.’ Fanta klemde haar lippen op elkaar en keerde haar gezicht af. Het leek me beter om niet door te vragen. We passeerden het ene na het andere dorp. Ik hoorde trommels, zag traag rondcirkelende buizerds en rook af en toe de geur van gebraden geitenvlees, meegevoerd door de wind. Van een bevrijding was echter geen sprake. Er was zelfs geen enkele dorpeling die in opstand kwam tegen onze gevangenschap. Toen we op een dag langs een dorp kwamen, werd er een man van een ommuurd terrein weggevoerd en naar onze kidnappers geleid. Zijn handen waren vastgebonden en hij werd gevolgd door een groepje kinderen dat bleef kijken hoe de dorpelingen met de ontvoerders onderhandelden. Uiteindelijk werd de man geruild tegen een aantal koperen armringen en wat stukken zout, en de ontvoerders bonden hem vast aan de achterste gevangene in de karavaan. De kinderen begonnen de nieuwe gevangene uit te schelden. Terwijl het geschreeuw toenam, gooiden een paar grotere jongens stenen en rotte fruitschillen naar ons. Een stok vloog tegen mijn dij, waardoor die begon te bloeden. Ik hapte



Hill voorpub 1.indd 15

27-08-10 10:19


naar adem en slikte het porseleinschelpje door dat ik al die tijd bij wijze van gezelschap in mijn mond had gehouden. Ik verslikte me terwijl het ding door mijn keel naar beneden gleed. Ik rende naar Fomba en dook weg achter zijn rug. Fomba deed zijn best om de vliegende objecten af te weren en schreeuwde naar de jongens dat ze op moesten houden. Spiernaakt, met een vieze, verwarde haardos, zijn hoofd naar een kant gebogen en wild zwaaiend met zijn handen, was hij een wonderlijke verschijning. Hij werd geraakt door een paar stenen en mango’s, maar uiteindelijk verdreven de leiders van de karavaan de jongens en voerden ze ons haastig het dorp uit. Ik begreep niet waarom wij zo vermakelijk waren voor die dorpsjongens. Het was een feit dat de kinderen van Bayo – ikzelf niet uitgezonderd – Fomba altijd heel erg hadden gepest. Maar we hadden hem nooit pijn gedaan. We hadden nooit een juk om zijn nek gedaan of eten van hem gestolen. Ik had nooit gevangenen ons ommuurde dorp zien passeren. Maar als we ooit gejukte mannen, vrouwen en kinderen gezien zouden hebben, gedwongen om als een stel woloso’s voort te marcheren, maar dan erger, hoop ik dat we voor hen gevochten zouden hebben en hen zouden hebben bevrijd. Die avond kwam Chekura een kalebas met water en wat zeep gemaakt van sheanoten brengen. Hij bood aan om de wond op mijn dijbeen te helpen schoonmaken. ‘Dat kan ik zelf,’ zei ik. ‘Ik help je wel,’ zei hij, en hij hield de kalebas scheef zodat er een dun straaltje water over de wond liep. ‘Waarom pesten die dorpskinderen ons?’ vroeg ik. ‘Het zijn maar jongens, Aminata,’ zei Chekura. ‘En de dorpelingen die de ontvoerders van alles verkopen en ons ’s nachts bewaken? Waarom helpen zij deze mannen?’



Hill voorpub 1.indd 16

27-08-10 10:19


‘Waarom help ík ze?’ zei hij. ‘Wat hebben we voor keus?’ ‘Zij zijn toch niet allemaal verkocht door hun oom?’ zei ik. ‘We weten niet wat zij hebben meegemaakt,’ zei Chekura. Toen we de volgende dag langs een stadje kwamen, was ik opgelucht dat er niemand naar buiten kwam om stenen te gooien of scheldwoorden naar ons hoofd te slingeren. Een paar vrouwen met vruchten en noten verdrongen zich rond onze ontvoerders, maar eentje stond aandachtig naar mij te kijken, liep een tijdje achter me aan en kwam toen naast me lopen. Ze nam de schaal van haar hoofd en gaf me een banaan en een klein zakje pinda’s. Ik verstond niet wat ze zei, maar haar stem klonk vriendelijk. Ze legde haar droge, stoffige hand op mijn schouder. Het was zo’n onverwacht vriendelijk gebaar, dat de tranen me in de ogen sprongen. Ze klopte op mijn schouder, zei iets op een nadrukkelijke toon en was verdwenen voordat ik de kans kreeg haar te bedanken. Ik had mijn eerste bloeding tijdens onze lange mars. Ik probeerde mezelf te kalmeren door te bedenken dat ik toch niet lang meer te leven had, en dat mijn vernedering dus niet lang zou duren. Er schoten krampen door mijn buik. Doordat ik naakt was, kon ik niets doen om het bloed dat langs mijn benen liep te verbergen. Toen Chekura aan kwam lopen, siste ik ‘Donder op!’ tegen hem. ‘Voel je je niet goed?’ ‘Donder op.’ ‘Hier, drink wat water.’ Ik nam een teug uit zijn waterzak, maar keurde hem verder geen blik waardig. ‘Heb je je gesneden?’ ‘Doe niet zo onnozel.’ ‘Ik kan je vast helpen.’



Hill voorpub 1.indd 17

27-08-10 10:19


‘Laat me met rust.’ Hij bleef een tijdje naast me lopen, maar ik hield mijn mond stijf dicht. Ten slotte draaide hij zich om om weg te lopen. Ik riep hem na: ‘Als we vanavond stoppen met lopen, moet je een vrouw uit het dorp gaan halen.’ Hij knikte terwijl hij doorliep. Die avond bivakkeerden we aan de rand van een dorp. Chekura verdween. Na enige tijd verschenen er twee vrouwen die naar mijn ontvoerders liepen en druk tegen hen begonnen te praten terwijl ze naar mij wezen. Ze gaven de ontvoerders een beetje palmwijn en kwamen naar me toe. De vrouwen babbelden erop los in een taal die ik niet verstond. Een van hen trok aan mijn hand. Ik wierp een blik op Chekura, die knikte dat ik met ze mee mocht gaan. De ene vrouw pakte me bij mijn hand terwijl de andere achter ons liep. We verwijderden ons van de gevangenen, die zich onder een paar bomen hadden geïnstalleerd, passeerden een schildwacht en kwamen aan in een ommuurd dorp. Ik zag een waterput, een paar ronde voorraadhutten en een aantal uit leem opgetrokken rechthoekige woningen, zoals ik die kende uit Bayo. De vrouwen leidden me naar de achterkant van een klein hutje. Het behoorde duidelijk toe aan de vrouw die me bij mijn hand had gepakt. Ze brachten me een grote ketel warm water en gaven me de gelegenheid me te wassen. Toen ik daarmee klaar was namen ze me mee naar binnen, waar het koel was, en lieten me op een bankje zitten. Ik keek rond om te zien of er messen of andere instrumenten waren, want ik vroeg me af of ze iets met me van plan waren nu ik een volwassen vrouw aan het worden was. Net toen mijn angst zo groot was dat ik rondkeek of er iemand was die de uitgang versperde zodat ik niet kon ontsnappen, kwam er een vrouw binnen met een blauwe doek. Ze gaf hem aan mij en gebaarde dat ik hem om me heen moest slaan. Het was een flinke lap stof, ik



Hill voorpub 1.indd 18

27-08-10 10:19


kon er met gemak mijn buik en rug mee omwikkelen. Ik voelde me zoveel beter en veiliger nu mijn geslachtsdelen waren bedekt. Opeens had ik honger, en ik besefte dat de schaamte over mijn naaktheid mijn eetlust had weggehouden. Nu ik weer toonbaar was, nodigden ze me uit om samen met hen iets te eten. Terwijl we aan het eten waren praatten ze de hele tijd tegen me. Accepteer het eten. Ik hoorde mijn moeders stem die tegen me sprak vanuit het land der geesten. Accepteer het eten, kind. Deze vrouwen zullen je geen kwaad doen. Ze gaven me wat geitenvlees gekruid met malagueta-pepertjes en gedrenkt in hete pindasaus. Het was heerlijk, maar wel machtig. Ik voelde mijn maag protesteren en kreeg slechts een klein beetje naar binnen. Ze duwden een zakje pinda’s in mijn hand, en ook een paar reepjes gezouten geitenvlees. Ze bleven maar doorratelen, en ik nam aan dat ze naar mijn familie en naam vroegen. Toen ik ze antwoordde in mijn eigen taal, gilden ze het uit van het lachen. Ten slotte brachten ze me terug naar mijn ontvoerders. Het leek alsof ze met hen onderhandelden, hun iets aanboden, hen probeerden te paaien, maar ze boekten geen succes bij de mannen uit het groepje, die hun hoofden schudden en de vrouwen wegwuifden. Opnieuw kwamen de vrouwen weer naar me toe; ze pakten mijn handen vast en beroerden de maantjes op mijn gezicht. Telkens herhaalden ze iets wat ik niet begreep, daarna draaiden ze zich om en vertrokken. Ik wenste dat ik bij hen had mogen blijven. Ik installeerde me weer onder een boom, in de gaten gehouden door mijn ontvoerders, en voelde me te verward om te kunnen slapen. Ik had geen idee of de mensen in het volgende dorp zich ruw of juist vriendelijk zouden gedragen. De karavaan werd met de dag groter. Elke ochtend, wanneer we waren gewekt en ons was opgedragen weer te gaan lopen, wa-



Hill voorpub 1.indd 19

27-08-10 10:19


ren er twee of drie nieuwe gevangenen. Alleen de vrouwen en kinderen mochten zonder juk lopen. ’s Nachts, als de mannen van hun juk verlost werden zodat ze op de grond konden slapen, zagen de bewakers elke beweging die we maakten. Op mijn voetzolen ontstonden blaren; mijn voeten voelden steeds pijnlijker en uiteindelijk werden ze leerachtig en eeltig. Fomba liet me zien hoe zijn voetzolen eruitzagen na een lange dag lopen. Ze waren helemaal geel en dik en leken taaier dan de huid van een geit, tegelijkertijd waren ze droog en gebarsten. Hij bloedde tussen zijn tenen. Ik kreeg Chekura zover dat hij uit een dorp een beetje sheaboter voor me meebracht, en op een avond wreef ik er Fomba’s voeten mee in, terwijl Fanta afkeurende klokgeluiden maakte. ‘Dank je wel, dochter van Mamadu en Sira,’ zei Fomba. Ik wist niet wie zijn ouders waren en ik kende zijn achternaam niet. ‘Graag gedaan, Fomba,’ was alles wat ik zei. Hij glimlachte en klopte me zachtjes op mijn hand. ‘Dochter van Mamadu en Sira, je bent goed.’ Fanta maakte weer een klokgeluid. ‘Vrouw van opperhoofd,’ zei Fomba terwijl hij zich tot haar richtte. ‘Orentrekster.’ Ik barstte in lachen uit. Het was voor het eerst in tijden dat ik lachte. Fomba glimlachte, en zelfs Fanta zag de humor ervan in. ‘Is er nog wat sheaboter over?’ vroeg ze. Fomba wreef wat op haar voeten en Fanta beloofde dat ze hem nooit meer aan zijn oren zou trekken. Over het gebruikte lettertype De Engelse en Nederlandse uitgave van Het negerboek is gezet in Carol Twombly’s Adobe Caslon, naar het door William Caslon i gebruikte lettertype. Zijn letters werden in 1776 door Benjamin Franklin gebruikt voor het zetten van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring.

Hill voorpub 1.indd 20

27-08-10 10:19


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.