12
De Heere heeft alles gemaakt
In het begin heeft de Heere de hemel en de aarde gemaakt. Op de aarde is het eerst nog heel donker en leeg.
God zegt op de eerste dag: ‘Ik wil dat er licht komt.’ Ineens is er licht. Het licht is goed. De Heere noemt het licht dag. Het donker noemt Hij nacht.
13
Zie je de blauwe lucht? En de witte wolken? Die heeft de Heere op de tweede dag gemaakt. Alles wat Hij maakt, is heel goed.
Het is de derde dag. God maakt de zee en het land.
Op het land maakt de Heere bomen. En ook planten en bloemen. Wat is Hij machtig!
14
De Heere gaat op de vierde dag de aarde nog mooier maken. Hij maakt een groot licht in de lucht. Dat is de zon. De zon kan mooi schijnen. Hij maakt de aarde warm.
Maar ’s nachts schijnt de zon niet. Dan is het donker. Voor de nacht maakt de Heere ook lichten: de maan en de sterren.
Op de vijfde dag zegt God: ‘Ik wil dat er vissen in het water komen.’ Grote vissen en kleine vissen. In de lucht maakt de Heere vogels. Vogels met heel veel kleuren.
15
16
Op het land komen ook dieren. Die maakt God op de zesde dag. Grote dieren en kleine dieren. Nijlpaarden en eekhoorns. Tijgers en slakken. Wat heeft de Heere alles goed gemaakt!
17
Als laatste maakt de Heere een mens. Hij noemt hem Adam. Adam mag alle dieren een naam geven. Alle dieren zijn samen: een mannetje en een vrouwtje. Maar Adam is alleen.
18
Dan geeft de Heere aan Adam ook een vrouw. Eva heet zij. Wat is Adam blij! Adam en Eva mogen in een mooie tuin wonen. Die tuin heet het paradijs. Adam en Eva houden veel van de Heere. En de Heere is altijd bij hen. Wat zijn ze gelukkig!
19
Na zes dagen is de aarde klaar. Dan kan de Heere rusten van Zijn werk. Daarom is de zevende dag een rustdag. De Heere kijkt naar de aarde. Wat is alles mooi en goed geworden!