23
woensdag 24 februari 2016
nd leven romans
Simone van der Vlugt schreef een mooie roman over een plateelschilderes in de gouden eeuw. Marianne Hoksbergen beeld nd
Catrijns vlucht naar Delft In Nachtblauw neemt auteur Simone van der Vlugt haar lezers mee naar een boeiende periode uit de geschiedenis van ons land, de gouden eeuw. Om precies te zijn naar de stad Delft, tot op de dag van vandaag beroemd om zijn aardewerk: Delfts blauw. Het verhaal begint in maart 1654, in het Noord-Hollandse De Rijp, waar de jonge vrouw Catrijn Barents net weduwe is geworden. Het dorp kletst over haar en ze besluit na de rouwtijd van zes weken de erfenis van haar man te verkopen en naar de stad te verhuizen, naar Alkmaar. Ze gaat liever ergens als huishoudster aan de slag dan nog langer in het roddelnest te blijven. Als de beloofde baan in Alkmaar niet doorgaat, trekt Catrijn verder. In Amsterdam vindt ze werk als huishoudster bij een van de ‘Heren Zeventien’, Adriaen van Nulandt en zijn vrouw Brigitte. Een prettige werkkring, temeer omdat Catrijn de vrouw des huizes kan assisteren bij het schilderen, de kunstvorm waarvoor ze ook zelf talent heeft. Bovendien heeft haar werkgever een zeer aantrekkelijke broer.
gruwelijke gebeurtenissen
Als blijkt dat het verleden met Catrijn is meegereisd, moet ze weg uit Amsterdam en slaat ze op de vlucht, naar Delft. Daar kan ze aan de slag in de plateelbakkerij van de broer van Van Nulandt, werk dat haar op het lijf geschreven is. Het leven zou haar toelachen als haar grote liefde niet vertrokken was naar de Oost, een
zeereis van anderhalf jaar. En als ze niet regelmatig geconfronteerd werd met een figuur uit De Rijp. Dat Van der Vlugt kan schrijven, is al jaren bekend. Niet voor niets gaan haar boeken bij duizenden over de toonbank. Nachtblauw past volledig in de uiterst lezenswaardige reeks verhalen uit het verleden. In het spannende verhaal maakt Van der Vlugt van droge jaartallen – de Donderslag van Delft, de pestuitbraak in de Nederlanden in de zeventiende eeuw – echte, gruwelijke gebeurtenissen. Knap vind ik de manier waarop ze een hoofdpersoon heeft gecreëerd die weliswaar in de gouden eeuw
Simone van der Vlugt Simone van der Vlugt is geboren op 15 december 1966 in Hoorn. Ze heeft naam gemaakt als auteur van jeugdboeken (‘opvolgster van Thea Beckman’), thrillers en sinds 2009 historische romans. In de laatste categorie verschenen Jacoba, dochter van Holland, over gravin Jacoba van Beieren, in 2012 Rode sneeuw in december, over het begin van de Tachtigjarige Oorlog, en in 2015 De lege stad, met als uitgangspunt het bombardement van Rotterdam in mei 1940. De auteur woont met haar gezin in Alkmaar en is getrouwd met fotograaf Wim van der Vlugt, met wie ze twee uitgaven verzorgde: Fado e Festa, een rondreis door Portugal, en Friet & Folklore, reizen door feestelijk Vlaanderen.
Je leeft en lijdt mee met Catrijn. Je herkent de vragen die ze heeft. leeft, maar in wie je je als lezer van 2016 uitstekend kunt verplaatsen. Je leeft en lijdt mee met Catrijn, ondergaat zelf de spanning als het verleden haar niet loslaat, voelt haar angst en herkent haar vastberadenheid. En de vragen die ze heeft. ‘Ga ik naar de hel?’, vraagt ze de dominee. ‘Zo snel gaat dat ook weer niet’, is diens antwoord. ‘Je weet toch dat Jezus op aarde is verschenen en is gestorven om onze schulden op zich te nemen? Een zonde leidt tot beschadiging van de verhouding met God en wordt bestraft, maar niet met het verlies van
het eeuwige leven. Gods liefde is zo groot dat Hij in bepaalde gevallen ons onvermogen om spijt te hebben kan vergeven’ (blz. 203). Detailfoutje: een dominee wordt en werd niet aangesproken met ‘vader’, maar gewoon met ‘dominee’. Het mag duidelijk zijn dat ik dit jongste geesteskind van Simone van der Vlugt veel lezers toewens: mooi verhaal over de lotgevallen van een zeventiende-eeuwse jonge vrouw en het prille begin van het wit-met-blauwe aardewerk uit Delft. ■
Nachtblauw Simone van der Vlugt. Uitg. Ambo/Anthos, Amsterdam 2016. 315 blz. € 19,99
recensies Marianne Hoksbergen en Linda Stelma
Aan zijn voeten Tessa Afshar (vertaling Susanne Castermans-Nelleke). Uitgeverij Voorhoeve, Utrecht 2016. 335 blz. € 19,99.
Ruth is de naam van de hoofdpersoon uit het nieuwste boek van Tessa Afshar. In een prachtig geschreven roman vertelt de IraansAmerikaanse schrijfster het verhaal van deze Bijbelse voorouder uit de geslachtslijn van Jezus. En dat doet ze uitstekend. Al na de proloog ben je geraakt en kun je het boek niet meer wegleggen. Elke christen zal het verhaal van Ruth en Boaz kennen. Ruth trouwt in haar geboorteland Moab met een van de twee zonen van Noömi, een Israëlitische die vanwege de hongersnood met haar man Elimelech naar Moab is getrokken. Orpa, ook een Moabitische, trouwt met een andere zoon van Noömi. Als beide zonen sterven – Elimelech is dan ook al overleden – besluit Noömi terug te keren naar Betlehem. Ze raadt haar schoondochters aan terug te gaan naar het huis van hun moeder. Orpa gaat, maar Ruth blijft en spreekt
de bekende woorden: ‘Waar u gaat, zal ik gaan, waar u slaapt, zal ik slapen; uw volk is mijn volk en uw God is mijn God.’ Hier begint het verhaal van Ruth en Boaz. Een Bijbelse roman schrijven is niet makkelijk. Hoe schrijf je én een goed verhaal én doe je recht aan de Bijbelse boodschap? Tessa Afshar is het gelukt. Zonder ook maar een moment saai of zoet te worden, vertelt ze een dubbel liefdesverhaal: dat van Boaz en Ruth en dat van God ten opzichte van de mensen. Zo laat ze je als lezer beseffen hoe belangrijk het is op God te vertrouwen. Niet alleen wanneer het leven je toelacht, maar ook als het moeilijk is en je God niet altijd begrijpt. ‘God is nooit ver weg. Alleen door onze blindheid lijkt dat zo’ (blz. 112). Afshar benadrukt in haar nawoord dat het boek ‘maar’ een roman is. ‘De beste manier om de Bijbel te bestuderen is niet door het lezen van een roman, maar door gewoonweg het origineel te lezen. Dit verhaal kan op geen enkele manier de transformerende kracht vervangen die de lezer zal ervaren bij het lezen van de Bijbel. Voor
het oorspronkelijke verhaal van Ruth verwijs ik naar het boek met diezelfde naam in jouw Bijbel.’ (LS)
Geen musje zal vallen Kristy Cambron (vertaling Tineke Tuinder-Krause). Uitgeverij Voorhoeve, Utrecht 2015. 383 blz. € 19,99.
Deze roman is het vervolg op De vlucht van de vlinder, Cambrons debuutroman. Het boek kent twee verhaallijnen. De eerste, die speelt in het heden, volgt kunsthistorica Sera James, een van de hoofdpersonen uit het eerste boek. Sera is inmiddels verloofd met haar grote liefde, William Hanover, en staat op het punt te
trouwen. Direct na de plechtigheid wordt William echter in boeien afgevoerd, omdat hij fraude zou hebben gepleegd. Samen gaan ze het gevecht aan tegen aanklachten die hen uiteen kunnen drijven. Want is William wel eerlijk geweest tegen zijn vrouw? De tweede verhaallijn begint in Praag, in 1939. Op aandringen van haar ouders ontvlucht de half-Joodse Kája Makovský met haar zus op het nippertje hun land voordat de Duitsers daar heer en meester zijn. Kája komt terecht in Londen, gaat werken bij The Daily Telegraph en ontmoet daar een bijzondere collega, Liam Marshall. Als ze erachter komt wat er in Praag met de Joden gebeurt, besluit ze terug te gaan om haar ouders
te redden. Daarbij heeft ze de hulp van Liam nodig. Helaas heb ik van deze roman lang niet zo genoten als van De vlucht van de vlinder. Dat kan te maken hebben met de stroeve vertaling. Zinnen die je twee keer moet lezen, doen afbreuk aan het leesplezier, net als krom Nederlands en spelfouten. Daarnaast staan er irritante onwaarschijnlijkheden in. Ik wist bijvoorbeeld niet dat er SS-officieren waren met de naam Dane. Als de man al zo geheten had, zou hij beslist een alternatief verzonnen hebben voor zo’n door de nazi’s gehate Engelse naam. Nog één: als Kája met een groep kinderen kan vluchten uit een trein naar Auschwitz, gaat ze veters strikken. Dat dacht ik niet: onmiddellijk wegwezen is op zo’n moment het motto. Ik raad aan voordat je in dit boek begint het eerste, heel boeiende deel te lezen, want anders komen er te veel onverklaarde raadselen op je lezerspad. Wil je Sera’s bezoek aan Sophie in Parijs goed begrijpen en weten wie Adele is, dan moet je de historie uit deel één kennen. Ook de problemen in de familie Hanover zijn veel helderder als je hun voorgeschiedenis kent. (MH) ■