noten kraken

Page 1

Noten











Kraken

Wanneer
je
in
de
klas
staat
en
je
wil
met
kinderen
m is
het
altijd
handig
als
je
wat
achtergrondkennis
bez boekje
willen
we
jou
op
weg
helpen
in
de
wereld
va balken
en
noten.

Ons
doel:
een
partituur
van
een
kinderlied
ontcijfer symbolen
omzetten
in
klanken.
De
letters
van
de
ak kennen
en
weten
welke
noten
hieraan
gekoppeld
z Als
je
dit
boekje
hebt
doorgenomen,
weet
je
meer
 ‱ ‱ ‱ ‱ ‱ ‱ ‱ ‱ ‱ ‱

Elke
Brys

Greet
Van
Cromphaut

Wat
is
muziek
 Sleutels
en
notennamen
 Wijzigingstekens
 Toonladders
 Metrum
en
Ritme
 Maatcijfers
 Noten‐
en
rustwaarden
 Ritmetaal
 Maatcijfers
 Tekens
en
Symbolen


4.4
maatsoorten
31

4.4.1
Metrische
accenten
32

1
Wat
is
muziek?
5

4.2.2
 Kenmerken
van
 maatsoorten
33

1.1
 Definitie
van
 muziek
5

Toonintensiteit
35

1.2
Muzikale
Parameters
6

5

Tekens
en
symbolen
36

2

Een
notenbalk
heeft
5
lijnen
7

5.1
Nog
meer
tekens
en
symbolen
37

2.2
De
sleutels
8
 2.3
De
letterbenaming
10

3

Afstand
tussen
tonen
11
 3.1
De
natuurlijke
afstand
tussen
tonen
11
 3.2
De
chromatische
afstand
tussen
tonen
12
 3.2.1
De
wijzigingstekens
12
 3.2.2

spelregels
van
wijzigingstekens
13
 3.3
Intervallen
15
 3.4
Toonladders
en
toonaarden
18

4

Metrum
en
Ritme
22

Gistelinck,
D.
(2000).
Vademecum
van
de
algemene muziekleer.
Gent:
Animato
Nv.

4.1
Metrum
22

Knockaert,
Y.
(1996).
Muziekgeschiedenis
1.Brugge

4.2
Maat
22

Devriendt,
D.
(2005).
Cursus
Muzikale
Opvoeding
S Lodewijkscollege
Brugge.

4.3
Ritme
24


1
Wat
is
muziek?
 1.1
 Definitie
van
 muziek
 Muziek
is
een
product
van
menselijk
handelen
dat
 bestaat
uit
in
de
tijd
geordende
klanken.

Als
we
deze
definitie
bekijken
zien
we
twee
 voorwaarden
waaraan
geluid
moet
voldoen
om
muziek
 te
worden.
 Ten
 eerste
 moet
 het
 geluid
 afkomstig
 zijn
 van
 mensen.
 Dit
 brengt
 met
 zich
 mee
 dat
 geluid
 geproduceerd
door
andere
levende
wezens
geen
 muziek
kan
zijn.
 Ten
 tweede
 moet
 dit
 geluid
 op
 een
 of
 andere
 manier
 geordend
 zijn.
 Dit
 betekent
 dat
 het
 een
 duidelijk
begin
en
einde
moet
hebben
en
dat
het
 tussenliggende
 ook
 enige
 structuur
 dient
 te
 hebben
 Hieruit
kunnen
we
afleiden
dat
elk
menselijk
handelen,
 waaruit
klanken
geproduceerd
worden
die
in
enige
 mate
gestructureerd
zijn,
muziek
kan
zijn.
 
 Zou
dan
het
gezang
van
een
vogel

als
muziek
kunnen
 worden
bestempeld?
Of
wat
dacht
je
van
de
geluiden
 in
het
Sint‐Pietersstation,
’s
avonds
om
17u?

1.2
Muzikale
Parameters

Zoals
alle
muzische
domeinen
heeft
ook
muziek
een aspecten
die
muziek
als
eenheid
doet
klinken.
We
n de
muzikale
parameters:
Toonhoogte,
Toonduur,
 Toonintensiteit
en
Timbre.
Je
kan
ze
makkelijk
onth door
de
4
T’s.
 Toonhoogte
heeft
alles
te
maken
met
melodie,
hog klanken,
Toonduur
heeft
te
maken
met
metrum
en Toonintensiteit
heeft
te
maken
met
dynamische
ve luid
en
stil,
verluiden
en
verstillen
en
Timbre
heeft
 met
de
klankverschillen
tussen
instrumenten
en
de stem.


Toonhoogte

2

Een
notenbalk
heeft
5
lijnen
 
 Muziek
 bestaat
 uit
 klanken,
 of
 geluiden
 (zie
 definitie
 van
 muziek).
 Geluiden
 zijn
 trillingen
 in
 de
 lucht
 die
 door
 ons
 gehoorsysteem
 waarneembaar
 zijn.
 Hoe
 hoog
 of
 hoe
 laag
 deze
 geluiden
 klinken
 hangt
 af
 van
 het
 aantal
 trillingen
 per
 seconde,
of
anders
gezegd:
de
frequentie
(uitgedrukt
in
Hz).

Vb:


 
 
 
 
 
 Op
deze
lijnen
komen
dan
‘noten’
terecht.
 Een
toon
is
een
klank
met
een
bepaalde
hoogte.
 Een
noot
is
een
schriftelijke
voorstelling
van
een
to

2.2
De
sleutels

Om
 te
 weten
 op
 welke
 lijn
 welke
 noot
 tere gebruiken
we
‘sleutels’.
 We
kennen
drie
soorten
sleutels:
 
 

 
 
 De
solsleutel: deze
duidt
de
ligging
van

Schematische voorstelling van een trilling:

De
 frequenties
 die
 waarneembaar
 zijn
 voor
 het
 menselijke
 gehoor,
en
die
we
dus
omschrijven
als
geluiden
zitten
tussen
 de
20
en
de
20000
Hz.
 De
 toonhoogte
 kan
 genoteerd
 worden.
 Daarvoor
 wordt
 er
 gebruik
gemaakt
van
een
notenbalk
die
bestaat
uit
5
lijnen.

De
fasleutel:

deze
duidt
de
ligging
van

De
utsleutel:

deze
duidt
de
ligging
van


Enkele voorbeelden:

2.3
De
letterbenaming

Bij
deze
notenbalk
staat
een
solsleutel.
Deze
duidt
aan
dat
de
 noot
op
de
tweede
lijn
een
sol
is.

In
 sommige
 landen
 (Groot‐BrittanniĂ«,
 Nederland men
gebruik
van
letters
i.p.v
onze
notennamen.
 ‐
 La
=
a,
si
=
b,
do
=
c,
re
=
d,
mi
=
e,
fa
=
f,
sol
=
g

Bij
deze
notenbalk
staat
een
f‐sleutel.
Deze
duidt
aan
dat
de
 noot
op
de
vierde
lijn
een
fa
is.

Bij
deze
notenbalk
staat
een
utsleutel.
Deze
duidt
aan
dat
 de
noot
op
de
eerste
lijn
een
do
is.

C

D

E

F

G

A

B

Wij
 gebruiken
 de
 letters
 vooral
 om
 akkoorde toonaarden
 aan
 te
 duiden,
 bv.
 een
 sonate
 in
 G
 i sonate
in
sol
groot, 
 Staan
 er
 in
 een
 lied
 boven
 de
 noten
 bepaalde
 le dan
duidt
dit
de
akkoorden
aan.
Bv.
G
is
het
akkoor sol
groot.

 Ook
voor
het
spelen
van
akkoorden
op
de
uke
wo letterbenaming
gebruikt.

 Gewijzigde
noten
 
 Een
verhoogde
noot:









noot
+
is





bv.
sol#
word 
 Een
verlaagde
noot:











noot
+
es
 bv.
si
b
 wor


3

Afstand
tussen
tonen
 3.1
De
natuurlijke
afstand
tussen
tonen
 
 De
 tonen
 van
 een
 stamtoonladder
 staan
 genoteerd
 in
 stijgende
 lijn,
 beginnende
 met
 de
 do.
 Als
 achtste
 toon
 heeft
men
terug
de
begintoon,
één
octaaf
hoger
klinkend.
 De
stamtoonladder
bestaat
uit
een
opeenvolging
van
hele
en
 halve
tonen.
 Elke
noot
klinkt
1
toon
hoger
dan
de
vorige,
maar
er
zijn
hter
 2
uitzonderingen
nl.
tussen
mi
en
fa
en
si
en
do
zit
er
slechts
 œ
toon.

Deze
 verdeling
 van
 het
 octaaf
 in
 5
 hele
 en
 2
 h wordt
diatoniek
genoemd.
 
 
 
 1 h.t.

1 h.t.

œ t.

1 h.t.

1 h.t.

1 h.

3.2
De
chromatische
afstand
tussen
ton

3.2.1
De
wijzigingstekens
 
 Elke
noot
van
de
stamtoonladder
kan
gewijzigd

 
worden.
In
de
voortekening
komen
wijzigingsteken steeds
in
eenzelfde
volgorde
voor.
 
 
 
Fa
–
do
–
sol
–
re
–
la
–
mi
‐
si
 
 
 
 Si
–
mi
–
la
–
re
–
sol
–
do
‐
fa

Bij
het
noteren
van
wijzigingstekens
moet
men
e letten
dat
het
teken
steeds
op
of
tussen
de
lijn
sta overeenkomt
met
de
gewijzigde
noot.


Door
 het
 verder
 verdelen
 van
 de
 5
 hele
 tonen
 van
 de
 natuurlijke
tertstoonladder
in
telkens
2
halve
tonen,
ontstaat
 de
chromatiek.
Je
hebt
2
manieren
om
de
chromatische
 toonladder
te
noteren,
nl.
met
kruisen
of
met
mollen:

3.2.2

spelregels
van
wijzigingstekens
 
 Met
 behulp
 van
 wijzigingstekens
 kunnen
 we
 tonen
 een
 halve
toon
lager
of
hoger
laten
klinken.
 Soorten
 
 
 
 kruis:





verhoogt
de
toon
met
œ
toon
 
 
 mol:






verlaagt
de
toon
met
œ
toon
 
 
 

























herstellingsteken:


geeft
de
toon
zijn

Notatie 
 Wijzigingstekens
moeten
 zorgvuldig
genoteerd
 worden,
net
voor
de
noot
 die
gewijzigd
wordt.
 
 
 Geldigheid
 
 Alle
 wijzigingstekens
 blijven
 van
 kracht
 gedure maat
 en
dit
enkel
voor
de
tonen
in
hetzelfde
octa 
 Uitzondering:
 het
 wijzigingsteken
 vóór
 een
 no overgebonden
wordt
naar
een
noot
in
de
volgend blijft
 gelden
 over
 de
 maatstreep
 heen.
 Het
 mo opnieuw
geschreven
worden.


Staat
 er
 een
 wijzigingsteken
 aan
 de
 sleutel
 dan
 geldt
 het
 teken
voor
de
ganse
notenbalk.

3.3
Intervallen
 
 
 Een interval is de onderlinge verhouding tussen 2 tonen (toonafstand).

Wanneer
2
tonen
na
elkaar
klinken
 ontstaat
een
melodisch
interval.

Wanneer
2
tonen
gelijktijdig
klinken
 ontstaat
een
harmonisch
interval.


In
 het
 tonaal
 toonsysteem*
 neemt
 Ă©Ă©n
 bepaalde
 een
 centrale
 positie
 
 in.
 Deze
 centrale
 toon
 w tonica
 genoemd.
 




































































































Tot
 hiertoe
 hebben
 we
 enkel
 de
 stamtoonladder Prime















































































 met
 als
 tonica
 de
 do.
 Het
 is
 echter
 zo
 dat
 elke
 no 
 stamtoonladder
 de
 functie
 van
 tonica
 kan
 krijge 
 geval
 spreken
 we
 niet
 meer
 van
 stamtoonladder
 toonladder
krijgt
de
naam
van
de
tonica
mee.

 Secunde
 De
 toonsoort
 of
 toonaard
 wordt
 dus
 bepaald
 
 grondtoon
van
de
 


Terts
 toonladder.
 
 Wanneer
 men
 een
 andere
 noot
 als
 tonica
 neemt 
 moeten
de
overige
tonen
wel
in
eenzelfde
relatie
 kwart tegenover
de
eerste
graad,
zoals
bij
de
stamtoonla Het
 systeem
 van
 deze
 relaties
 tussen
 tonen
 w Kwint tonaliteit
genoemd.

Overzicht

Sext

Septiem

Octaaf

*Atonaal
en
modaal
toonsysteem
worden
niet
behandeld

Toongeslacht
 
 Het
toongeslacht
wordt
bepaald
door
de
intervall tussen
de
tonen
van
een
toonladder.
Elk
toongesl bestaat
uit
een
specifieke
opeenvolging
van
hele
e toonafstanden.
 De
tonale
muziek
kent
2
toongeslachten:
 1)

het
majeur‐toongeslacht
(majeur)

of
grote tertstoongeslacht
 2)

het
mineur‐toongelacht
(mineur)

of
kleine tertstoongeslacht


De

grote
tertstoonladder
 In
de
grote
tertstoonladder
(majeur)
ligt
tussen
de
1ste
en
 de
3de
 toontrap
een
grote
terts.
 De
stamtoonladder
 beginnend
met
do
is
een
grote
tertstoonladder.
Er
zijn
2
 halve
toonafstanden
(tussen
III‐IV
en
VII‐VIII)
en
tussen
de
 overige
toontrappen
ligt
er
een
hele
toon.

I

II

III

IV

V

VI

Stel:
we
willen
een
compositie
die
geschreven
staa G
(sol
groot)
transponeren
omdat
dit
bijvoorbeeld
 bij
de
stem
of
het
instrument
die
het
stuk
moet
spe nemen
als
grondnoot
de
sol.
Alle
noten
die
volgen
 in
eenzelfde
relatie
tegenover
de
sol
staan
als
in
de stamtoonladder.

VII VIII

Benaming:
C
groot,
C
majeur
of
kortweg
C. 
 Voor
 majeur
 toonsoorten
 worden
 hoofdletters
 gebruikt,
 voor
mineur
toonsoorten
kleine
letters.
 
 We
kunnen
nu
C
transponeren
naar
gelijk
welke
andere
 grote
tertstoonladder.
Transponeren
wil
zeggen
dat
je
 met
 een
 andere
 grondnoot
 zal
 starten,
 maar
 dat
 de
 tonaliteit
(relatie
tussen
tonen)
ongewijzigd
blijft.

Op
deze
manier
zien
we
dat
tussen
VII
en
VIII
geen toon
zit,
dus
de
tonaliteit
klopt
niet.
De
halve
tone niet
van
positie
veranderen,
dus
moeten
we
gebru van
wijzigingstekens
om
tot
een
oplossing
te
kom In
dit
geval
gaan
we
de
fa
met
een
halve
toon
verh (d.m.v.
een
#)
zodat
er
tussen.

 VI
en
VII
een
hele
toon
en
tussen
VII
en
VIII
een
ha komt
te
staan.

Wanneer
we
een
compositie
in
G
hebben
zullen
we steeds
de
fa
moeten
verhogen,
vandaar
dat
een
#
 aan
de
sleutel
komt
te
staan,
op
de
lijn
van
de
fa’.


Nog
een
voorbeeld:
we
moeten
een
stuk,
 geschreven
in
C
transponeren
naar
F.

 De
grondnoot
is
fa.

Als
we
de
noten
gewoon
op
elkaar
laten
volgen
dan
 constateren
we
dat
de
halve
tonen
tussen
IV‐V
(i.p.v.
III‐IV)
en
 VII‐VIII
liggen. Wanneer
we
de
si
met
een
halve
toon
verlagen
(d.m.v.
een
 b)
kunnen
we
de
halve
toon
verleggen.

Ook nu wordt de b aan de sleutel genoteerd, in dit geval op de lijn van de si. Wanneer je een toonladder met nog een andere noot begint zal je nog meer wijzigingstekens, kruisen of mollen, moeten gebruiken.

De wijzigingstekens hebben een vaste volgorde. Kruisen en mollen kunnen niet samen aan de sleutel voorkomen.

Toonduur

De
 toonduur,
 of
 de
 lengte
 van
 de
 tonen
 wordt muziek
bepaald
door
verschillende
factoren.

4

Metrum
en
Ritme
 4.1
Metrum

Metrum
 is
 een
 opeenvolging
 van
 pulsen,
 die
 op afstand
 van
 elkaar
 liggen.
 In
 de
 muziek
 spreken
 van
tijden
of
tellen.
In
popmuziek
spreken
we
van
b In
 de
 meeste
 muziek
 wordt
 de
 toonduur
 in
 de
 e plaats
 bepaald
 door
 de
 snelheid
 waarmee
 de
 p elkaar
opvolgen
(dit
noemen
we
tempo).

4.2
Maat
 
 De
 maat
 is
 een
 groepering
 van
 pulsen
 (zie
 metrum)
 waarbij
 aan
 elke
 puls
 een
 notenwaarde
wordt
toegekend.
 De
meest
voorkomende
notenwaarden
zijn:


Opmaat
en

neermaat

 De
 pulsen
 worden
 meestal
 per
 3
 of
 4
 gegroepeerd.
 Zo
 krijgen
 we
 maatsoorten.
 Een
 veel
 voorkomende
 maatsoort
 is
C
of
4
vierden
.
Dit
betekent
dat
de
pulsen
onderverdeeld
 zijn
 per
 4
 en
 dat
 elke
 puls
 de
 waarde
 van
 een
 kwartnoot
 meekrijgt.
 =
het
aantal
tellen
per
maat
 =
de
waarde
van
1
tel
(in
dit
geval
1
vierde)
 
 
 Een
 maat
 kunnen
 we
 herkennen
 aan
 de
 verticale
 lijnen
 binnen
 de
 notenbalk.
 Bij
 de
 laatste
maat
van
een
stuk
wordt
een
dubbele
 maatstreep
genoteerd.

Het
maatcijfer
wordt
steeds
na
de
solsleutel
 geplaatst
en
ook
achter
de
eventuele
 voortekening!

Een
 muziekstuk
 kan
 inzetten
 met
 een
 onvolledig Deze
 wordt
 opmaat
 genoemd.
 De
 laatste
 maat
 stuk
is
eveneens
onvolledig
en
bevat
het
ontbreken van
de
eerste
maat.Worden
de
maten
van
een
com genummerd
 dan
 telt
 de
 opmaat
 niet
 mee.
 Men
 n te
beginnen
met
de
eerste
volle
maat.
 Begint
 een
 muziekstuk
 wel
 met
 een
 volledige
 m spreken
we
over
een
neermaat.

4.3
Ritme

Ritme
 ontstaat
 meestal
 door
 het
 metrum
 onde verdelen.
Dit
kan
op
verschillende
manieren
gebeu zo
ontstaan
heel
veel
verschillende
ritmes.
 Ritme
 is
 een
 zinvolle
 opeenvolging
 of
 afwisselin van
korte
en
lange
noten‐
en/of
rustwaarden.

Dit
 muziekstukje
 staat
 in
 3/4.
 Dit
 betekent
 dat
 de worden
 onderverdeeld
 per
 3
 en
 dat
 elke
 puls
 de
 van
een
kwartnoot
meekrijgt.
 In
de
eerste
maat
zien
 we
1
 kwartnoot
per
puls,
i de
 tweede
 maat
 wordt
 de
 puls
 onderverdeeld
 e krijgen
we
twee
achtste
noten
per
puls.
 In
de
eerste
maat
krijgen
we
dus
drie
kwartnoten
 in
de
tweede
noot
zes
achtste
noten(3/4=6/8).


4.3.1
De
 noten­

en
 rustenwaarden
 
 Binnen
een
relatief
vast
metrum
krijgen
we
een
 aantal
noten‐
en
rustwaarden.
De
snelheid
 (tempo)
waarmee
de
pulsen
elkaar
opvolgen
 wordt
bepaald
door
de
componist
of
eventueel
 door
jezelf.
Het
tempo
wordt
meestal
bepaald
 door
het
aantal
pulsen
per
minuut.

Overzicht
notenwaarden

De metronoom is een apparaat met een regelmatig tikkende slinger. Waarmee je dus het tempo kunt bepalen. Boven een muziekstuk vind je vaak een tempoaanduiding weer.

Bv.

=
60
 
 
 
 Dit
wil
zeggen
dat
er
60
vierden
in
één
minuut
kunnen.
 
 De
noten‐
en
rustwaarden
geven
een
relatieve
duur
aan
bvb.
 in
1
vierde
kunnen
2
achtsten.

Overzicht
rusten


 

+ =

Deze figuur wordt de hopfiguur genoe

Gepunteerde
notenwaarden
 Een punt na een noot of rust verlengt de noot/rust met de helft van haar waarde !

 +      +

=

=

=



 

+



Het
koppelteken
 =

 
 
 
 Een
gekoppelde
noot
wil

zeggen
dat
je
maar
één
n moet
uitvoeren

i.p.v.
2,
maar
je
geeft
ze
wel
de
wa van
beide
noten
samen.



 
 
 
 De
syncope

Een
syncope
 of
breeknoot
ontstaat
wanneer
een
t akkoord
inzet
op
een
lichte
tel
(of
het
lichte
teldeel


4.3.2
De
Ritmetaal

Zoltan
 Kodaly
 (1882‐1967)
is
een
 Hongaars
componist
en
tevens
 befaamd
muziekpedagoog.
Hij
 ontwikkelde
een
ritmetaal
om
de
 ritmische
vorming
bij
kinderen
te
 stimuleren.
 Wij
kunnen
deze
ritmetaal
gebruiken
 om
zelfstandig
het
ritme
van
een
lied
te
 leren
ontcijferen
of
om
moeilijke
 plaatsen
in
te
oefenen.
Bij
kinderen
 geeft
het
in
ieder
geval
verrassend
goede
resultate

TO













TA













TI
























Ti


‐




ri



‐


ti

ti
‐

ti
‐
ri


























ti
‐

ri




‐


ti

=
ta(a)m



























 =
to(oo)m


De
maatsoorten
kunnen
we
opdelen
in
binaire
en
ternaire
 maatsoorten.
Binaire
maatsoort:
wanneer
we
de
tel
kunnen
 opsplitsen
in
2.
 Bv.:

Ternair:

Ternaire maatsoort: wanneer we de tel kunnen opsplitsen in 3. Bv.:

Elke
binaire
maatsoort
heeft
een
overeenkomstige
ternaire
 maatsoort.
 Als
je
het
bovenste
maatcijfer
van
een
binaire
maatsoort
 vermenigvuldigt
met
3
en
het
onderste
met
2
dan
bekom
je
 de
overeenkomstige
ternaire
maatsoort.
 Bv.:

X

3
= X
2

=

4.4.1
Metrische
accenten

Elke
maat
bestaat
uit
sterke(re)
en
zwakke(re)
maa De
eerste
tel
van
de
maat
krijgt
het
maataccent
en dus
het
zwaartepunt.
Dit
is
de
zware

tel
 of
thesis maataccent
bestaat
in
een
minimale
verlenging,
so een
lichte
versterking.
In
dansen
en
daarvan
afgele is
dit
het
duidelijkst
waarneembaar.
 
 In
maatsoorten
met
meer
dan
3
tellen
onderscheid hoofdaccent
en
nevenaccent.
Dit
laatste
is
relati of
halfzwaar.
 Niet‐geaccentueerde
tellen
zijn
licht.
 De
lichte
tel
 nog
arsis
 genoemd.


4.2.2
 Kenmerken
van
 maatsoorten
 
 Een muziekstuk wordt niet alleen in maten onderverdeeld om de leesbaarheid te verbeteren, maar ook om het karakter van het stuk te bepalen. Dit laatste is afhankelijk van waar de zware en lichte tellen precies binnen de maat geplaatst worden. Zo krijgt elke maatsoort een eigen karakter, enkele voorbeelden: De maat twee vierden Kenmerken: In elke maat zijn er 2 tellen, het is een tweedelige maatsoort. Elke tel (=eenheid) kan op haar beurt in 2, 4, 8,
 gesplitst worden: het is een tweeledige onderverdeling. De eerste tel is een zware tel, de tweede is een lichte tel. Karakter: Hoekig, martiaal, stevig, stapmaat,
 Bvb. de mars. Demaat drievierden In elke maat zijn er 3 tellen, het is een driedelige maatsoort. Elke tel kan op haar beurt in 2, 4, 8, 
 gesplitst worden: het is een tweeledige onderverdeling. De eerste tel is een zware tel, de tweede en derde zijn lichte tellen.

De

maat

zes

achtsten
 
 In
elke
maat
zijn
er
2
tellen,
het
is
een
tweedelige
m Elke
tel
(=eenheid)
kan
op
haar
beurt
in
3
of
6
 gesplitst
worden:
het
is
een
drieledige
 onderverdeling.
 De
eerste
tel
is
een
zware
tel,
de
 tweede
is
een
lichte
tel.

 Karakter:
 Dit
is
een
typische
amfibie
‐
maatsoort
door
haar tweedeligheid
komt
ze
stoer
en
hoekig
over
maar
h drieledige
onderverdeling
zorgt
voor
de
afronding
v hoekigheid.
Deze
maatsoort
is
vloeiend,
licht
en
da Vele
slaapliedjes
zijn
in
deze
maatsoort
 geschreven,
juist
omwille
van
dit
karakter.


5

Tekens
en
symbolen

Toonintensiteit
 
 

 Toonintensiteit
heeft
te
maken
met
of
iets
stil
of
luid
klinkt.
 De
geluidssterkte
wordt
uitgedrukt
in
dB.
 Ons
gehoor
neemt
geluiden
waar
tussen
5
en
140
dB.
Daarbij
 moet
wel
verteld
worden
 dat
120
dB
de
pijngrens
is
en
schadelijk
voor
ons
gehoor.
 Als
we
geluid
nog
eens
schematisch
voorstellen
zien
we
dat
 de
uitwijking
van
de
trilling
de
klanksterkte,
maar
niet
de
 toonhoogte
beĂŻnvloedt.

PP:


pianissimo:
heel
zacht
 
 P


:


piano:
zacht

mp:


mezzo
piano:
half
zacht

mƒ:


mezzo
forte
 ƒ



:


forte:

luid
 
 ƒƒ
:


fortissimo:

heel
luid
 
 :

crescendo:

verluiden

Ook voor de toonintensiteit bestaat er een notatiemethode. Hieronder noteren we enkele basisbegrippen.

:
diminuendo:

verstillen


5.1
Nog
meer
tekens
en
symbolen
 Naast
de
notatie
voor
toonintensiteit
bestaan
er
nog
heel
 wat
andere
tekens,
symbolen
en
termen
om
de
uitvoerder
 informatie
te
geven.
Deze
zaken
hebben
niet
alleen
 betrekking
op
het
timbre,
maar
slaan
ook
op
de
andere
 muzikale
parameters,
een
overzicht:
 
 Onder zeer langzaam: Largo: breed Adagio: langzaam en gevoelvol

Herhalingsteken:

D.C. (al fine): Da Capo (al fine):

herbeginnen bij het begin en eindigen waar fi

Onder matig langzaam: Andante: gaande Onder matig snel:

Herhalingsteken
met
primo/secundo:

Allegretto: tamelijk levendig, iets minder snel dan allegro. Moderato: matig Onder snel: Allegro: levendig, opgewekt Onder zeer snel: Presto: snel

De
eerste
keer
speel
je
de
maat
met
de
Primo
b de
herhaling
van
het
stuk
sla
je
de
Primo
over
e de
secundo
om
mee
te
eindigen.


Legato:

 noten
gebonden
 spelen
 
 Staccato:
 Noten
kort
spelen


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.