â‚Ź 3,50
zomer 2013 nummer
122
Einde van een Tijdperk
SP en democratisering van de economie / Naar een strijdbare vakbeweging / Een derde intifada? / Kernenergie of duurzame energie 1
C o l o f o n Grenzeloos wordt uitgegeven door Socialistische Alternatieve Politiek (SAP), de Nederlandse afdeling van de Vierde Internati足onale. Grenzeloos verschijnt zes keer per jaar. Hoofdredactie: Alex de Jong. Redactie: Peter Drucker, Patrick van Klink, Lot van Baaren. Spellingcontrole: Marijke Colle, Eng Que. Beeldredactie: Fleur Heinze. Illustraties: Lieke Peeters. Distributie en logistiek: Niek de Kleijn, Gijs van Kooten. Layout: Fleur Heinze. Redactie en administratie: redactie@grenzeloos.org Giro: 5571638 Reacties op dit nummer, de lay-out en suggesties voor artike足len worden op prijs gesteld. Overname van artikelen met bronvermelding wordt van harte toegejuicht. Artikelen in Grenzeloos vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de redactie.
INHOUD binnenland 8 Verkiezingscampagne per Sociaal Akkoord 10 Verdere stappen naar een strijdbare beweging
buitenland 14 Een alternatief voor de trojka 18 Een derde intifada? 20 De Sloveense uitzondering 22 Homohuwelijk in Frankrijk: Een stap vooruit maar onvoldoende
achtergrond 5 Spreiding van kennis, macht en inkomen; een noodzakelijk debat 6 De SP en de democratisering van de economie 16 Nederland is geen democratie 12 Kernenergie of hernieuwbare energie: tijd om te kiezen! 24 Het WSF is op leeftijd gekomen 24 Een positieve dynamiek
literatuur 27 Het China van de contrarevolutie 30 De mythe van de groene economie
v a s t e G renzeloos tijdschrift voor socialisme
kijk ook op www. grenzeloos.org
r u b r i e k e n
3 commentaar Het einde van een tijdperk 31 film 28 De wereld van moordenaars 31 Hannah Arendt: Ode aan het kritische denken 32 agenda/ actie/ tips Vrijheid voor Alexei Gaskarov!
2
commentaar
H e t
e i n d e
v a n
e e n
t i j d p e r k
Beste Grenzelooslezer, Dit is het laatste nummer van Grenzeloos. Na dit nummer stoppen wij met de uitgave van het magazine. De reden hiervoor is vooral van personele aard. Twee van onze redactieleden, Lot van Baaren en Patrick van Klink zijn gekozen in het ledenparlement van de FNV. Patrick als nummer drie in de sector Industrie/ agrarisch en Lot als nummer één in de sector zorg en welzijn en met de meeste stemmen van de kandidaten van de Abvakabo. Door het ledenparlement werd Lot vervolgens in het algemeen bestuur gekozen. Dit geeft wel aan hoeveel vertrouwen zij in de loop van tijd van hun collega’s hebben weten te verwerven. Wij zijn er enorm trots op dat twee van onze redactieleden deel uitmaken van het eerste vakbondsparlement in de geschiedenis van de Nederlandse arbeidersbeweging. En dat ze daar schouder aan schouder met mensen als Khadija Tahiri Hyati van de vakbond van schoonmakers en Ger Geldhof - actieleider van het openbaar vervoer in Amsterdam - de strijd voor de belangen van de arbeidersklasse en voor een actieve en democratische vakbond voort zullen zetten. Wij hebben er altijd naar gestreefd het revolutionair-socialistische gedachtegoed niet alleen uit te dragen, maar het vooral toe te passen in de dagelijkse praktijk. Lot en Patrick hebben dat de afgelopen tijd met veel succes gedaan. In hun nieuwe positie in de bond zullen ze het naast hun gewone werk nog drukker krijgen dan tot nu toe. Het werk in de redactie van Grenzeloos is daar niet mee te combineren. Zij zullen wel regelmatig bijdragen blijven leveren aan onze website. Datzelfde geldt voor Alex de Jong die de afgelopen 8 jaar de uitstekende hoofdredacteur van Grenzeloos was. Hij gaat na de zomer aan de slag als directeur van het IIRE in Amsterdam, het scholings- en onderzoeksinstituut waar wij nauw mee verbonden zijn en waar Alex de afgelopen jaren al allerlei werkzaamheden voor verrichtte. Hij treed daar aan in een periode waarin het instituut inmiddels ook vestigingen heeft in Manilla en Islamabad. Aan het succes daarvan heeft Alex ook de afgelopen tijd al een bijdrage geleverd, en hij zal dat ongetwijfeld de komende tijd nog meer doen. Wij danken Lot, Patrick en Alex voor al het werk dat zij voor Grenzeloos hebben gedaan. Wij wensen hen de komende jaren een even vruchtbare tijd toe als de afgelopen periode. Met het vertrek van deze drie redactieleden is de redactie van Grenzeloos letterlijk onthoofd en wij zien ons niet in staat om het blad op het zelfde niveau voort te zetten. Vanaf 1999 is Grenzeloos naast een blad ook een website. In eerste instantie was de site vooral een spiegel van het blad, maar in de loop van de tijd is ze uitgegroeid tot een volwaardige website. De afgelopen tijd is er veel energie besteed aan het verbeteren van de site. Er zijn nieuwe rubrieken gekomen en er worden vrijwel dagelijks nieuwe items toegevoegd. Wij gaan ons nu in onze externe uitingen volledig richten op de website. We hopen dat u als lezer van de papieren Grenzeloos ons ook daar weet te vinden. Tot slot danken wij ook de lezers en vooral de abonnees van Grenzeloos. Velen van hen zijn al decennia lang abonnee van Grenzeloos en de voorgangers daarvan Klassenstrijd en Proletaries Links. Een groot deel van hen zijn steunabonnee. De abonnees treffen in dit laatste nummer een brief met een antwoordstrook waarop ze aan kunnen geven of ze hun resterende abonnementsgeld terug willen ontvangen of in een donatie om willen zetten. Met het verdwijnen van Grenzeloos als blad sluiten wij een periode in de geschiedenis van onze organisatie af. De komende periode hopen wij u via onze site nog sneller en directer te kunnen berichten over de ontwikkelingen in allerlei bewegingen. Het bestuur van de SAP, de uitgever van Grenzeloos.
3
kort nieuws
H e d e n d a a g s e
s l a v e r n i j
Al lang voor het uitbreken van de crisis werd in de Griekse landbouw volop gebruikt gemaakt van laag betaalde arbeidsmigranten. Naarmate de crisis zich verdiepte en werkende mensen voor de kosten moesten opdraaien, nam ook hun uitbuiting toe. Midden april werd dit op dramatische wijze zichtbaar op een aardbeienplantage in Nea Manolada, zo’n 260 kilometer ten westen van Athene. Op 17 april eisten honderden arbeiders, de meerderheid afkomstig uit Bangladesh, dat zij na zes maanden werken eindelijk loon zouden ontvangen. De arbeiders was een loon van 22 euro per dag beloofd. Hiervoor moesten zij 14 uur per dag werken en ze waren gehuisvest in tenten op het terrein van de plantage. Ten minste een van de voormannen opende daarop met een jachtgeweer het vuur op de demonstrerende groep. Bijna 30 mensen raakten gewond. Drie opzichters en de bedrijfseigenaar werden gearresteerd. Een woordvoerder van GSEE, een van de belangrijkste Griekse vakbonden, verweet de regering dat zij de bescherming van de rechten van arbeiders had verwaarloosd: ‘de misdaad in Manolada toont het tragische resultaat van de uitbuiting van arbeiders en het gebrek aan toezicht’. De nazistische partij Gouden Dageraad greep de schietpartij aan om opnieuw op te roepen tot het deporteren van immigranten. Aardbeien uit Nea Manolada worden onder andere verkocht door Lidl. (Alex de Jong)
V a k b o n d e n
I n d o n e s i ë
b e d r e i g d
Een bedreiging van de vrijheid van meningsuiting. Zo zien veel vakbonden de wetsvoorstellen op ‘Civiele organisaties en Nationale Veiligheid’ in Indonesië. Als deze wetten van kracht worden zullen demonstraties en stakingen heel gemakkelijk verboden kunnen worden. De voorstellen komen nadat Indonesische vakbonden enkele belangrijke successen behaald hebben. Zo werden verhogingen van het minimumloon bedongen, werd uitbesteding van werk ingeperkt en bepaalde het parlement dat sociale voorzieningen voortaan voor alle werknemers moeten gelden. Maar de wetsvoorstellen, officieel bedoeld om fundamentalistische groeperingen aan te pakken, dreigen alles teniet te doen. De nieuwe wetten zouden de regering, als deze vindt dat het staatsbelang in het geding is, de bevoegdheid geven om de vrijheid van meningsuiting en van vereniging te beknotten. Dat zou ook gelden voor buitenlandse organisaties die ondersteunende activiteiten in Indonesië uitvoeren. Nu is er al sprake van intimidatie van vakbondsactivisten. Nike heeft bijvoorbeeld in zijn schoenenfabriek militair personeel in dienst om werknemers te intimideren die verhoging van hun minimumloon eisen. Nike is ook een van de bedrijven die om uitstel van de invoering van de beloofde loonsverhoging heeft gevraagd. Said Iqbal, winnaar van de FNV Vakbondsrechtenprijs 2013 en voorzitter van de Confederatie van Indonesische Vakbonden (KSPI), heeft gewaarschuwd voor een massademonstratie als het parlement de huidige protesten negeert. Een nationale staking in oktober vorig jaar legde meer dan 1000 fabrieken plat. ‘Deze wetten maken het een vakbond onmogelijk om te vechten voor werknemersrechten en hun welzijn. Een vakbond zou ook geen een massale staking mogen organiseren , terwijl dit recht wel in onze grondwet verankerd is.’ (Patrick van Klink)
V r o e g e
z o m e r v a k a n t i e
In het Buena Vista district in Michigan, Verenigde Staten, is de zomervakantie voor schoolkinderen wel erg vroeg begonnen. Tot nader bericht werden op 13 mei alle scholen in het district gesloten. Het schooldistrict, dat voorziet in het onderwijs voor zo’n 450 kinderen, heeft geen geld meer. Het aantal inschrijvingen loopt terug en de subsidies zijn met miljoenen afgenomen. Leraren hebben verklaard dat ze bereid zijn om gratis te werken als daarmee de scholen open gehouden zouden kunnen worden maar dit staat de wet niet toe. Ook de ziektekostenverzekeringen van al het schoolpersoneel zijn beëindigd. Het Buena Vista district is niet het enige district dat met geldgebrek kampt. In bijna elke staat van de VS verkeren openbare scholen in grote financiële problemen. Ondertussen blijft de overheid bezuinigen op onderwijs. In Philadelphia, Pennsylvania hebben scholen de overheid om financiële steun gevraagd. Als dat geld er niet komt, zouden scholen in 2013-2014 nauwelijks les kunnen geven, stelde een van de vertegenwoordigers van Pennsylvania in de senaat. De gouverneur van Pennsylvania bezuinigde in 2011 bijna een miljard dollar op openbaar onderwijs en creëerde daarmee de huidige crisis. Alex de Jong)
4
achtergrond
Spreiding van kennis, macht en inkomen; een noodzakelijk debat Spreiding van kennis, macht en inkomen, dat was het motto van het kabinet den Uyl dat van 1973 tot 1977 regeerde en als het meest linkse kabinet in de Nederlandse geschiedenis bekend staat. Van die spreiding is onder den Uyl weinig terecht gekomen, en daarna is het verder bergafwaarts gegaan. Daarom is het goed dat in de SP nu een discussie wordt gevoerd over dit thema. Willem
Bos
De discussie in de SP wordt gevoerd onder de titel ‘democratisering van de economie’. In wezen komt dat natuurlijk op hetzelfde neer als het Uyliaanse spreiden van kennis, macht en inkomen. In de kern gaat het immers om het tegengaan van de steeds verdere voortschrijding van concentratie van macht en rijkdom in een klein aantal handen.
Parlementen hebben steeds minder macht
Macht Ongelijkheid in bezit, gaat natuurlijk hand in hand met ongelijkheid in macht. Wie over heel veel geld beschikt heeft veel macht en wie veel macht heeft kan ongegeneerd verder graaien. Macht is minder makkelijk te meten dan geld, maar het is duidelijk dat ook de verdeling van macht de afgelopen decennia alleen maar schever is geworden. Het jaarlijks onderzoek van de Volkskrant over ‘Macht in Nederland’ is – met alle bedenkingen die je bij een dergelijk onderzoek kan hebben – illustratief. De 200 mensen met de meeste macht en invloed in Nederland zijn bijna allemaal te vinden bij grote ondernemingen aangevuld met her en der een hoge ambtenaar, bestuurder of onderzoeker. De enige machtige Nederlander in de lijst waarvan je op basis van zijn toenmalige functie mag verwachten dat hij andere belangen dan die van de multinationals verdedigt is Ton Heerts… De echte macht in Nederland ligt bij het grote bedrijfsleven, zoveel is wel duidelijk. Nu kan je zeggen: dat is altijd al zo geweest, maar er is meer aan de hand. Gelijk met de steeds verdere
concentratie van rijkdom en macht zien we de afgelopen decennia een proces dat we met een lelijk woord als ‘ontdemocratisering’ kunnen omschrijven: het overhevelen van macht van democratisch gekozen organen naar organen waar niet of nauwelijks sprake is van democratische controle: de EU, het IMF, de ECB, de Wereldbank, de WTO en last but not least de (financiële) markten.
Explosieve situatie Het gevolg van deze groeiende concentratie van rijkdom en macht is een steeds schrijnender sociale en economische kloof, zowel op nationaal als op internationaal vlak. Maar het leidt ook tot een situatie die steeds onstabieler om niet te zeggen steeds explosiever wordt. De geweldige ophoping van rijkdom en macht aan de ene kant van het spectrum kenmerkt zich door een enorme groei van speculatie en het ontstaan van steeds weer nieuwe zeepbellen. Het zijn uiteindelijk de mensen aan de andere kant van het spectrum die daar de dupe van zijn. De crisis van de afgelopen jaren laat dit zien en het explosieve materiaal voor de volgende (fase van de) crisis is zich her en der aan het opstapelen. Daarbij moeten we niet alleen denken aan de financiële en economische crisis maar ook aan de nog veel ernstiger ecologische crisis die vooral in de gedaante van de opwar-
Joop den Uyl
Sinds de jaren van Den Uyl heeft dat proces van machtsconcentratie zich enorm voortgezet. Het neoliberalisme dat zich sindsdien heeft ontwikkeld kenmerkt zich door een voorheen ongekende ophoping van geld en macht in een klein aantal handen. Internationaal is de ongelijkheid in rijkdom zo groot dat de cijfers erover nauwelijks te bevatten zijn. De 300 rijkste aardbewoners bezitten meer dan armste 3.000.000.000. Of zoals het internationaal netwerk dat opkomt tegen armoede en ongelijkheid, ‘The Rules’ het in een recent filmpje (zie www.andereuropa.org) plastisch uitrukte: één verkeersvliegtuig vol allerrijksten bezit meer dan het gezamenlijk vermogen van de totale bevolking van India, China, Brazilië en de VS bij elkaar. Ook in Nederland is het vermogen zeer ongelijk verdeeld en die onge-
lijke verdeling is sinds het uitbreken van de crisis alleen maar verder toegenomen. De rijkste 5 procent van de huishoudens bezit volgens de officiële cijfers meer dan de helft van het totale vermogen.
5
achtergrond ming van de aarde op ons af komt. Er is dus alle reden om het te hebben over de noodzaak van het terugdringen van die macht van de ‘1 procent’ en over de democratisering van de economie. Gelukkig is dit thema in de SP opgepakt. Tot nu toe is die discussie – waarvoor de aftrap werd gegeven met een aan dit thema gewijd nummer van het blad Spanning – nog niet erg van de grond gekomen. In dit nummer van Grenzeloos publiceren we een discussiebijdrage van vijf SP leden die binnenkort ook in het blad Spanning verschijnt. We gaan er van uit dat de discussie de komende tijd verder van de grond komt. Daarbij is het van belang om een aantal zaken te benadrukken. In de eerste plaats dat deze discussie de kern van het bestaan en het bestaansrecht van een partij als de SP raakt. Niet alleen voor bewuste socialisten maar ook voor hen waarvoor de ‘S’ van de SP (slechts) voor ‘sociaal’ staat is de democratisering van de economie, het terugdringen van de supermacht van het grote geld een voorwaarde. Om de eenvoudige reden dat deze macht een sociale politiek blokkeert.
Macht raakt steeds verder geconcentreerd In de tweede plaats moeten we de lessen trekken uit de crisis waar we nu al een paar jaar in leven. Die maakt het mogelijk en noodzakelijk om de problemen anders en scherper te stellen dan daarvoor. ‘Never waste a good crisis’, zeggen ze aan de rechterkant, en op onze manier zouden we dat ook moeten doen. De crisis maakt voor iedereen duidelijk dat de enorme concentratie van rijkdom en macht in een klein aantal handen tot ongekende rampen leidt, en dat we daar een politiek alternatief tegenover moeten zetten. Dat zou de inzet van deze discussie moeten zijn. In de derde plaats zal deze discussie nog eens duidelijk maken dat het zwaartepunt van de strijd van socialisten niet ligt in parlementaire organen – die immers steeds minder feitelijke macht hebben - maar in het opbouwen van een beweging aan de basis. Een beweging voor democratisering van de economie. Een beweging die er voor strijdt dat de beslissingen over de economie in handen komen van de overgrote meerderheid van de bevolking. V
6
De SP en de democratisering van de economie Het belang en de actualiteit van het thema ‘democratisering van de economie’ kan niet genoeg benadrukt worden. De huidige crisis is een crisis van het economische systeem, die alles te maken heeft met het gebrek aan democratie. Een kleine groep mensen neemt beslissingen over de economie terwijl de miljarden wereldburgers van wie het leven diepgaand beïnvloed wordt door die beslissingen, er niets over te zeggen hebben. Daarmee verbonden hebben we te maken met een ecologische crisis van ongekende omvang. De opwarming van de aarde als gevolg van de uitstoot van broeikasgassen dreigt een punt te bereiken waarbij het proces onomkeerbaar is en miljarden aardbewoners in hun levensomstandigheden worden bedreigd. Nu al leidt de opwarming van de aarde tot grote problemen en veel slachtoffers.
Economische macht Economische beslissingen worden op verschillende niveaus genomen. Op het niveau van de bedrijven is democratie vrijwel volledig afwezig. De eigenaren van het bedrijf en hun vertegenwoordigers hebben de macht en nemen de beslissingen. Bij het leiden van een kapitalistisch bedrijf staat het belang van de kapitaalsbezitters voorop. Het doel van het bedrijf is - ondanks alle mooie woorden over verantwoord ondernemen - het maken van winst. Maatschappelijke en ecologische overwegingen zijn daaraan ondergeschikt. Op het niveau van de overheid liggen de zaken anders. De staat kan ook op het vlak van de economie beslissingen nemen. In de praktijk is die ruimte beperkt. Doordat er steeds meer overheidstaken geprivatiseerd zijn, is de directe invloed op de economie afgenomen. Vooral grote multinationale bedrijven hebben een zo grote omvang en macht dat ze de politiek enorm onder druk kunnen zetten. Zo blijkt uit recent onderzoek dat multinationals in Nederland vrijwel geen belasting betalen. De afgelopen decennia is een deel van de economische politiek overgeheveld naar supranationale organen, zoals de Wereldbank, het IMF, de Wereldhandelsorganisatie, de Europese Centrale Bank en de EU. Het democratisch gehalte van die organen is belabberd. De invloed van de bevolking is minimaal. De afgelopen tijd heeft de EU zich op het vlak van de economische politiek vergaande bevoegdheden toegeëigend, waardoor de kaders van het nationale beleid vastliggen. Kapitalisme Voor een goede discussie is het belangrijk om duidelijkheid te hebben over wat we bedoelen met ‘kapitalisme’ en met ‘staat’. In zijn bijdrage schrijft Hans van Heijningen: ‘In zuivere vorm bestaat het kapitalisme overigens niet. ... in de praktijk zijn het hybride systemen waarin elementen van de andere systemen terug te vinden zijn. Puur kapitalisme bestaat bijvoorbeeld niet omdat dit systeem zonder staatsregulering volstrekt kopje onder zou gaan.’ We zijn het met Hans eens dat kapitalisme in zuivere vorm niet bestaat. Een praktische definitie van kapitalisme is een maatschappijvorm waarin de rol van het kapitaal dominant is. Een kapitaalbezitter investeert zijn kapitaal in de hoop dat het daardoor vermeerdert. Dit voortdurende streven naar kapitaalvermeerdering is in het kapitalisme een bepalende factor. Ook in onze maatschappij zijn er nog economische handelingen en arbeid die los staan van het streven naar winst. Toch spreken we over Nederland als over een kapitalistische maatschappij omdat de kapitalistische productiewij-
ze dominant is, bepalend is voor het totaal van de maatschappij. Het is naar onze mening niet erg verhelderend om te spreken van ‘hybride systemen waarin elementen van de andere systemen terug te vinden zijn’. Het kapitalistische element is overheersend en een van de kenmerken van het kapitalisme is dat het in steeds meer sferen van het leven doordringt, dat steeds meer delen van de samenleving onderworpen worden aan marktwerking zodat ook daar winst gemaakt kan worden. En dat is precies wat we afgelopen decennia hebben zien gebeuren.
De staat Een tweede misverstand is de verhouding tussen kapitalisme en de staat. Het bestaan van staatsregulering betekent niet dat er een vanzelfsprekende tegenstelling is tussen kapitalisme en de staat. Het tegendeel is waar. De staat speelt een onmisbare rol in het functioneren van het kapitalisme. Op allerlei vlakken: de staat zorgt voor de noodzakelijke infrastructuur, voor het verkrijgen van toegang tot buitenlandse markten, maar ook voor het bemiddelen tussen verschillende kapitalistische belangengroepen. De staat is de smeerolie van het kapitalisme.
Staat en kapitaal staan niet in tegenspraak Arjan Vliegenthart zegt over de opkomst van het neoliberalisme: ‘Dat ging gepaard met de gedachte dat de overheid zich minder met de economie moest bemoeien.’ De voorstanders van het neoliberalisme hebben inderdaad altijd beweerd dat de rol van de overheid in het neoliberalisme teruggedrongen zou worden. De realiteit is anders. Overheden zijn als gevolg van privatiseringen weliswaar minder zelf direct economische spelers, het belang van overheden voor het economische leven is juist toegenomen. Er zijn zowel nationaal als internationaal veel regels en toezichtorganen bijgekomen om de ‘vrije’ werking van de markt te garanderen. En als het dan mis gaat is het de overheid die voor de verliezen in de privé sector op moet draaien, zoals we onder andere gezien hebben bij de redding van de banken. De essentie van het neoliberalisme is niet allereerst ‘minder overheid’, maar is de overdracht van macht en inkomen van de factor arbeid naar de factor kapitaal. In de afgelopen decennia is in Europa het deel van het nationaal inkomen dat naar lonen gaat met gemiddeld tien procentpunten verminderd ten gunste van dat wat naar de winsten gaat. De crisis versterkt die ontwikkeling. De crisis en vooral het redden van de financiële sector door de overheid heeft overal tot grote begrotingstekorten geleid. Door drastische bezuinigingsoperaties probeert men de bevolking hiervoor te laten betalen. Ook hier staat de overheid aan de kant van de kapitaalsbezitters.
Machtsvorming We schreven hierboven dat de overgrote meerderheid van de bevolking geen invloed heeft op economische beslissingen. Maar dat wil niet zeggen dat die grote meerderheid van ‘gewone’ mensen niet een grote potentiële macht heeft. Dat blijkt steeds weer als schoonmakers, vuilnisophalers, bus- en tramchauffeurs, thuiszorgers, of al die anderen waar de economie feitelijk op draait, in actie komen. Of die potentiële macht zich ontwikkelt hangt af van organisatie en politieke overtuiging. Door zich te organiseren kunnen mensen macht ontwikkelen, strijden voor hun belangen en successen boeken. En in de organisatie en in de strijd ont-
wikkelen ze zich, krijgen ze meer zicht op hoe de maatschappij in elkaar zit, wie hun mede- en wie hun tegenstanders zijn en groeit hun zelfvertrouwen. Daarom richten socialisten zich in de eerste plaats op het stimuleren van mensen om zich te organiseren, om gezamenlijk de strijd voor hun belangen te voeren. Daarom staan socialisten vooraan als het gaat om het opbouwen van de vakbeweging, het organiseren van buurtbewoners of uitkeringsgerechtigden. We hebben nu te maken met een situatie waarin mensen weinig vertrouwen hebben dat het mogelijk is om terug te vechten. Vooral de crisis van de vakbeweging weegt zwaar. Maar juist hier zien we positieve ontwikkelingen. De strijd van de schoonmakers is voor iedereen een voorbeeld van wat met organisatie en strijdbaarheid bereikt kan worden en hoe de mensen zelf daardoor kunnen veranderen. Medewerkers in de thuiszorg volgen dit voorbeeld. De methode van organising wordt ook in andere sectoren met succes en tot schrik van de bazen toegepast. Binnen de Abvakabo heeft de beweging van de kloofdichters ervoor gezorgd dat er een nieuwe frisse wind waait in de op een na grootste vakbond. In andere bonden zijn er vergelijkbare ontwikkelingen. Dat vernieuwing van de vakbeweging met interne strijd gepaard gaat is onvermijdelijk. Het is van groot belang dat de mensen die van de vakbeweging weer een strijdorganisatie willen maken, de gewone leden voor hun perspectief weten te winnen. Voor dat laatste is het belangrijk dat er niet alleen aan de top sprake is van eenheid tussen verschillende sectoren, maar dat die ook aan de basis vorm krijgt. Initiatieven zoals gezamenlijke vakbondscafé’s, steuncomités, brede actiecomités en dergelijke zijn daarvoor van groot belang. Door op deze manier de machtsvorming aan de basis te stimuleren kunnen we werken aan de noodzakelijke democratisering van de economie.
Het kan anders Democratisering van de economie betekent dat de economische beslissingen niet meer achter gesloten deuren genomen worden door een kleine minderheid. Dat het principe van één aandeel één stem plaats maakt voor één mens één stem. Dat beslissingen met betrekking tot de economie niet langer genomen worden om de winsten van een kleine groep van kapitaalsbezitters te vergroten, maar op basis van de belangen van de bevolking. Dat niet langer het behalen van een zo groot mogelijke materiële winst voor enkelen de doelstelling is, maar het welzijn van de bevolking en de bescherming van het milieu centraal staan. Democratisering van de economie betekent dan ook het aanpakken van de macht zoals die nu geconcentreerd is bij een kleine groep, met name bij grote multinationale ondernemingen, de financiële instellingen en hun politieke en bestuurlijke vertegenwoordigers. Daar moeten we geen doekjes om winden. Er zal geen sociale uitweg uit de economische crisis zijn zolang de huidige machthebbers het voor het zeggen hebben. Om dat te bereiken zijn niet alleen sterke sociale bewegingen nodig, maar ook een politieke partij die initiatieven neemt om de maatschappij te veranderen. De afgelopen jaren heeft de economisch elite laten zien dat ze hun macht niet zo maar laten inperken. Er zal een brede en sterke sociale beweging en een sterke socialistische partij nodig zijn om hen daar toe te dwingen.V Leo de Kleijn SP-Rotterdam, Jan Müter SP-Velzen, Rob Marijnissen SP-Amsterdam, Patrick van Klink SP-Rotterdam. René Spiegels SP- Breda.
7
binnenland
Verkiezingscampagne per Afgelopen maand stemde de FNVfederatieraad in met een nieuw Sociaal Akkoord. Daarvoor had het voorlopige ledenparlement van de FNV er in grote meerderheid al mee ingestemd. Enkele kritische stemmen wezen op de verslechteringen die dit akkoord zou brengen voor werkers, maar de overheersende reacties op het akkoord waren positief. Het akkoord was vooral een succes voor Tom Heerts. De manier waarop het tot stand kwam laat het een en ander zien over de verhoudingen binnen de vakbeweging. Alex
de
Jong
Half maart waren Ton Heerts en Bernard Wientjes van werkgeversorganisatie VNO-NCW het ook al eens, namelijk over het feit dat het moeilijk zou worden om tot een akkoord te komen. Wientjes: ‘Het is een moeilijk proces, maar we gaan aan de gang.’ Heerts: ‘Hoe ver we komen, weten we niet, het worden bijzonder lastige weken.’ De duur van de onderhandelingen duidde in ieder geval op moeilijkheden. Terwijl bij het begin van de onderhandelingen de hoop werd uitgesproken dat er medio april een akkoord zou liggen, duurde het uiteindelijk tot 9 mei voordat het zover was. Tijdens het onderhandelen benadrukte Heerts steeds hoe moeilijk het traject wel niet was; ‘zelfs als er een akkoord komt, wordt het geen stuk om geweldig trots op te zijn’, liet hij begin april weten. En toen kwam de omslag. Plotseling waren Heerts en Wientjes het weer eens, en wel over een akkoord waar volgens Heerts ‘FNV-leden trots op kunnen zijn’. Anderhalve week later
8
kreeg het akkoord unaniem de steun van alle 18 FNV-bonden. Eerder al had 83 procent van de leden van het voorlopige ledenparlement er voor gestemd.
Stappen achteruit Is dit akkoord daadwerkelijk iets om als vakbeweging trots op te zijn? In een interview op socialisme.nu wees Ger Geldhof, voorzitter van de OR bij het Gemeentelijk Vervoerbedrijf (GVB) in Amsterdam, bestuurslid van Abvakabo FNV en een van de tegenstemmers in het voorlopig ledenparlement, op twee grote verslechteringen in het akkoord: een verkorting van de WW en verlaging van de ontslagvergoeding. De verkorting van de WW zou via Caoonderhandelingen gerepareerd moeten worden. Maar het is duidelijk dat dit werknemers in de onderhandelingen in het defensief brengt en minder ruimte laat om bijvoorbeeld loonsverhogingen te eisen. Deze verslechteringen steken extra omdat begin maart het voorlopig ledenparlement een motie had aange-
nomen waarin Heerts geen mandaat kreeg om op deze punten toe te geven. Heerts deed dan ook zijn uiterste best om deze verslechteringen af te schilderen als verbeteringen. Het hielp hierbij natuurlijk dat hij eerder allerlei onheilspellende geluiden had laten horen.
De grote winnaar is Heerts De sterkste troef van Heerts was dat in het akkoord een extra pakket van 4,5 miljard euro aan bezuinigingsmaatregelen voorlopig van de baan is. Daarmee zou ook de nullijn voor ambtenaren, zorgwerkers en leraren uitgesteld zijn. Ook wordt pas in 2016 het ontslagrecht versoepeld. Dit uitstel van executie wordt door Heerts gevierd als een stap vooruit. De verkorting van de WW duur en de versoepeling van het ontslagrecht zijn echter behoorlijke klappen voor de positie van werkende
binnenland
Sociaal Akkoord mensen. De werkelijke stap vooruit in het akkoord is de aanpak van enkele excessen in flexwerk, zoals nulurencontracten in de zorg.
Uitstel van executie? Het vermijden van de 4,5 miljard aan extra bezuinigingen lijkt slechts uitstel van executie te zijn. In wezen is het vooral een retorische truc. De toezegging van dit uitstel is namelijk op voorwaarde dat de economie de komende paar jaar weer aantrekt en op die manier het geld dat anders bezuinigd zou worden binnenkomt. Vrijwel niemand gelooft werkelijk in zo’n miraculeus economisch herstel. Het uitstel gaat in wezen dan ook niet verder dan een paar maanden, namelijk als de begroting voor 2014 vastgesteld wordt. Tegen die tijd zal iedereen wel moeten constateren dat ook in 2016 de economie nog niet hersteld zal zijn. Hoe weinig serieus de toezegging genomen wordt laat het politieke debat over het akkoord zien. Voor de VVD is het uiteindelijke doel begrotingsevenwicht en fractievoorzitter Halbe Zijlstra speculeerde al dat in augustus, als de begroting van 2014 besproken zal worden, er zelfs nog meer dan het eerder genoemde bedrag van 4,3 miljard euro aan bezuinigingen gepland zal worden. Diederik Samsom stemde met zoveel woorden in met Zijlstra’s constatering dat het uitstel van de bezuinigingen be-
tekenisloos was door te stellen dat het akkoord ‘herleeft’, en dus weer van inhoud kan veranderen, als de economische groei te kort schiet vergeleken met het fantasie-scenario van economisch herstel in 2016. Hij verklaarde zich expliciet bereid te praten over eventuele extra bezuinigingen. Terugkijkend op het tot stand komen van het akkoord is het duidelijk dat niet de FNV-leden, maar Ton Heerts zelf alle reden heeft om tevreden te zijn. Ten eerste was er het traject in de aanloop naar het akkoord. Heerts had er alle belang bij om onheilspellende vergezichten te schilderen om de geesten rijp te maken voor verslechteringen. Alles wat positief afstak bij die doemscenario’s zou hij dan als ‘succes’ op zijn eigen conto kunnen schrijven. Hierin kon hij rekenen op medewerking van zijn onderhandelingspartners, de werkgevers en het kabinet die ook graag brede steun zagen voor het akkoord. Hierin zijn ze succesvol geweest, zoals de enthousiaste reacties op het akkoord in de vakbeweging lieten zien.
De grote winnaar De grote winnaar van het akkoord is Heerts zelf. Hij wachtte lang totdat hij zich kandidaat stelde voor het voorzitterschap van de FNV maar zijn uiteindelijke kandidatuur kwam voor niemand als een verrassing. Als een goed politicus had Heerts zijn kandidatuur
uitgesteld tot na het bekend worden van het akkoord. Zijn uiteindelijke verkiezing was voor een groot deel te danken aan de positieve uitstraling van het akkoord. De enthousiaste reactie van minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher op de verkiezing van zijn partijgenoot was voorspelbaar. Heerts en de PvdA in het algemeen hebben een duidelijke opvatting over de rol van de leiding van de vakbeweging als schakel tussen de regering en de achterban van de vakbeweging.
Een verlengstuk van de PvdA? Zij hopen dat onder de nieuwe leiding de stroming binnen de vakbeweging die prioriteit wil geven aan de verdediging van de positie van werkende mensen terug gedrongen kan worden. In de ogen van de PvdA moet de vakbeweging vooral een verlengstuk zijn van hun politiek beleid. Dit bleek ook uit de manier waarop PvdA’ers in de werkorganisatie van de FNV, min of meer openlijk, hun positie gebruikten om campagne te voeren voor hun kandidaat. Na de verkiezing van Heerts met bijna twee derde van de stemmen lijkt hun toekomstdroom van een vakbeweging, die de leden vooral rustig houdt terwijl de leiders akkoorden sluiten, voorlopig uitgekomen te zijn. De euforie over het Sociaal Akkoord duurde inderdaad lang genoeg om Heerts zijn positie te verzekeren – maar hoe zal de stemming zijn als in augustus de gevreesde bezuinigingen weer ter tafel komen? Voor vakbondsactivisten die de FNV niet als een verlengstuk van de PvdA zien maar als een organisatie die moet opkomen voor de belangen van werkende mensen, is er geen reden om te wanhopen. Belangrijk is om te wijzen op positieve ontwikkelingen, of dit nu de aanpak van flexwerk is of de langzame maar zekere democratisering van de FNV. Op die manier kan het zelfvertrouwen van de leden versterkt worden. Een sterke vakbeweging is er een waarin de leden het voor het zeggen hebben en waarvan de leden verslechteringen en uitstel van executie niet zien als iets positiefs. Zo’n vakbeweging hebben we nog niet, maar er wordt aan gewerkt. V
9
Binnenland
Verdere stappen naar een strijdbare beweging
De verkiezingen binnen de FNV maken duidelijk dat er de afgelopen jaren een duidelijk kritische stroming is ontstaan die een behoorlijke steun aan de basis heeft. En door de democratische ruimte die er de afgelopen tijd is veroverd kan die kritische stroming zich verder uitbouwen en versterken.
De verkiezing van de rechtse PvdA'er en polderaar Ton Heerts als voorzitter van de FNV werd van allerlei kanten toegejuicht. Het spook van een radicale vakbeweging was gekeerd, het sociaal akkoord gered, de poldervakbeweging weer terug en werkgeversvoorman Wientjes en minister Asscher hadden weer een FNV leider waar mee te praten valt, was de teneur van veel commentaren. Maar het optimisme van al die voorstanders van de polder is onterecht.
Patrick
van
Klink,
Willem
Bos
Als eregasten zaten ze vooraan in de zaal: werkgevers voorman Bernard Wientjes, oud bankier Herman Wijffels, oud NS directeur en oud PvdA senator Han Noten, oud FNV voorzitster Agnes Jongerius (inmiddels commissaris bij postNL), minister van sociale zaken Lodewijk Asscher, voormalig kwartiermaakster en staatssecretaris Jette Klijnsma en natuurlijk Wim (van vakbondsbestuurder tot supercommissaris) Kok. En ze zagen met opluchting hoe hún man Ton Heerts de verkiezingen had gewonnen. Ze hadden zich allemaal ingespannen om het proces van vernieuwing van de FNV in goede banen te leiden, verdere radicalisering te voorkomen en Heerts in het zadel te houden. Ook de pers was tevreden. NRC-Handelsblad noemde de uitslag van de verkiezingen een “opmerkelijke positionering naar het midden” en schreef: “Dit is een overwinning voor de gematigden die meer heil zien in polderen dan actievoeren.” “Hij (Ton Heerts) kan ‘zijn karwei’ nu verder afmaken: afronding van de reorganisatie van de FNV en toezicht op naleving van het sociaal akkoord.”
Democratie gaat ook om de koers van de vakbeweging De opluchting op rechts zegt meer over de angst die daar leefde voor de ontwikkelingen in de FNV dan over de werkelijke situatie in de vakcentrale. Drie jaar nadat de ‘kloofdichters’ in de AbvaKabo hun strijd om de kloof tussen de leden en de leiding van de bond te dichten begonnen, zijn er opmerkelijke resultaten geboekt. De kloofdichters behaalden op het AbvaKabo congres in mei 2010 een grote overwinning. Samen met hun medestanders kregen ze een meerderheid in het bestuur en enige tijd later stapte ook voorzitster Edith Snoey op, nadat het duidelijk was geworden dat zij tegen de wil van de meerderheid van haar leden en tegen de afspraken in, het bestuur in het pensioenakkoord had gesteund. Ook de positie van Agnes Jongerius die als FNV voorzitter tegen de wil van de meerderheid van haar achterban het pensioenakkoord had doorgedreven werd onhoudbaar. En het werd duidelijk dat de structuur van de vakcentrale - waarbij de voorzitters van de negentien aangesloten bonden het voor het zeggen hadden, ook als hun opvatting tegenover die van de meerderheid van de leden stond, onhoudbaar was. Er moest een nieuwe FNV komen waar de leden zich wel in herkenden. Een hele serie PvdA kopstukken werd ingevlogen om dat proces in goede banen te leiden.
10
Richtingenstrijd Achter de strijd om democratisering van de bond ging een duidelijke richtingenstrijd schuil. Een strijd tussen degenen die de vakbond zien als een club die zijn verantwoordelijkheid in het beheer van het kapitalisme en de crisis op zich moet nemen en degene die vinden dat de vakbeweging er is om de belangen van haar (potentiële) leden te verdedigen. Kortom de vakbeweging als beheersinstrument of als strijdorganisatie. Die strijd is nog lang niet beslist en zal voorlopig ook niet beslist worden, maar er is inmiddels veel bereikt. Kijken we eerst naar de democratisering. Met de nieuwe structuur is een belangrijke stap gezet op weg naar een ongedeelde FNV. Met de vervanging van de federatieraad - bestaande uit de voorzitters van de aangesloten bonden - door een ledenparlement is een belangrijke stap vooruit gezet, ook al moet er aan de manier waarop de ‘verkiezing’ van dat parlement plaatsvindt nog heel veel verbeterd worden. Ook aan de verkiezing van het Algemeen Bestuur door het ledenparlement kan nog heel wat verbeterd worden. Zo is het op zijn minst vreemd dat - in tegenstelling tot wat daar in eerste instantie was bepaald - daar toch vakbondsbestuurders in dienst van de bond in gekozen kunnen worden. Ook de directe verkiezing van de voorzitter door de leden is een stap vooruit. Ook op het vlak van de vakbondspolitiek is er de afgelopen jaren het een en ander in positieve richting veranderd. De schoonmakers hebben de toon gezet voor een strijdbare opstelling. Hun voorbeeld is gevolgd door de werkers in de zorg en de distributiecentra. Behalve de polderende FNV is er nu ook een strijdbare FNV zichtbaar. Een FNV die niet alleen actie voert om de onderhandelingen te ondersteunen, maar die met actie een sterke beweging op wil bouwen. Ondanks de sterke druk was er een duidelijke, zij het beperkte, minderheid van het voorlopige ledenparlement die zich uitsprak tegen het sociaal akkoord. Het zorgakkoord werd door de AbvaKabo afgewezen. De steun van 38 procent van de leden die hun stem uitbrachten voor Corrie van Brenk en de verkiezing van een redelijk aantal strijdbare kandidaten in het ledenparlement geeft aan dat er een kritische stroming van een behoorlijke omvang is aan de basis van de FNV. Natuurlijk hadden wij graag een grote overwinning van die stroming gezien, maar het is duidelijk dat daar de tijd nog niet rijp voor is. De komende tijd gaat de richtingenstrijd door. Binnen het nieuw gekozen bestuur, binnen het ledenparlement en in alle geledingen van de vakbeweging. Het is te hopen dat de kritische stroming steeds meer terrein zal veroveren en dat steeds meer vakbondsleden in gaan zien dat de vakbeweging een toekomst heeft als strijdorganisatie of geen toekomst.
Radicale praktijk Hoe belangrijk die strijd in allerlei bondsorganen ook is, nog veel belangrijker is wat er aan de basis gebeurt. Lukt het om de lijn van de schoonmakers, de werkers in de zorg en de distributiecentra voort te zetten. Lukt het om steeds meer mensen - vakbondsleden en (nog) geen vakbondsleden - te betrekken bij de strijd tegen de verslechteringen die op ons af komen. Lukt het om steeds meer mensen er van te overtuigen dat de vakbond een effectief instrument kan zijn in die strijd en lukt het op die manier om nieuwe groepen: jongeren, migranten, flexwerkers, vrouwen bij de vakbond te betrekken.
Lukt het op die manier om de vakbond van een club van oudere blanke mannen met een vast contract om te vormen tot een organisatie die representatief is voor de hele werkende bevolking. De grote tegenvaller bij de FNV verkiezingen was de lage opkomst. Voor het ledenparlement bracht slechts 6,5 procent van de leden hun stem uit. Voor de voorzitter bracht 13 procent van de leden hun stem uit. Slechts een kleine minderheid van de FNV leden voelt zich dus voldoende betrokken om hun stem uit te brengen. Maar als we nader naar die cijfers kijken is het duidelijk dat naarmate er meer van een strijdbare opstelling van de bond sprake is, de betrokkenheid van de leden groter is. Bij de AbvaKabo was de opkomst voor het ledenparlement met 8,3 procent het grootst, gevolgd door bondgenoten met 6,7 procent en FNV Bouw met 5 procent. Als we naar verschillende sectoren kijken zien we daar hetzelfde beeld. Hoe meer strijdbaarheid hoe meer stemmers. Dat geeft hoop.
De grote tegenvaller was de lage opkomst. Strijd loont Op een beperkt aantal punten heeft de regering inmiddels iets in moeten binden. De beperking van het aantal contracten voor bepaalde tijd tot 2 jaar, geen nul uren contracten in de zorg en aanpassen van de regels bij overgang van onderneming zijn resultaten in het sociaal akkoord die het directe gevolg zijn van de acties bij AH, de thuiszorg en Unilever. Dit kleine beetje minder slechter had voor de FNV natuurlijk geen reden moeten zijn om het sociaal akkoord te tekenen. Het is nu zaak om druk op de ketel te houden. Het ledenparlement moet de uitvoering van de afspraken van het sociaal akkoord goed in de gaten houden. Vooral het wegschuiven van de aangekondigde bezuinigingen is cruciaal. Maar zelfs als die bezuinigingen niet door gaan is het werk rondom het sociaal akkoord nog lang niet af. Er zijn ook nog open punten zoals de aantasting van de pensioenen en natuurlijk de werkgelegenheid in de thuiszorg. Daarnaast is het van groot belang dat de ramen en deuren van de FNV wijd open blijven staan. Het ledenparlement moet het land in gaan, de discussie aangaan over belangrijke thema’s als duurzaamheid, werkgelegenheid en armoede. Hoe gaan we daar samen weer een eigen agenda op ontwikkelingen en vooral hoe gaan we die problemen te lijf. Met de ervaringen in de acties en de energie van veel nieuwe mensen die echt iets van de vernieuwing willen maken kunnen we stappen vooruit zetten naar een democratische en strijdbare vakbeweging V
11
achtergrond
Kernenergie of hernieuwbare energie: tijd om te kiezen! Tot een tiental jaar geleden toonden voorstanders van kernenergie zich in het algemeen “sceptisch” over klimaatverandering. Vandaag proberen ze zich eerder voor te doen als milieuactivisten die hun bijdrage leveren in de strijd tegen de opwarming van de aarde. In werkelijkheid werkt hun technologie, naast het feit dat ze onaanvaardbare risico’s oplevert, de energietransitie naar een ‘zero carbon’systeem tegen. Daniel
Tanuro
Het eerste argument van de hevige verdedigers van ‘kernenergie om het klimaat te redden’, is dat kerncentrales elektriciteit kunnen produceren zonder uitstoot van koolstofdioxide, dus zonder versterking van het broeikaseffect. Dit argument heeft zijn weg gevonden naar de technocraten van internationale organisaties (bijvoorbeeld de Europese Commissie) waarvan de verslagen het meer en meer hebben over ‘carbon-free’ energie in plaats van over hernieuwbare energie. Kernenergie toevoegen aan de energiemix van de overgangsperiode, dat is het doel van deze semantische kunstgreep. Het argument is waar maar ook onwaar. Waar, omdat de uranium voorraad eindig is en kernenergie dus onmogelijk kan worden beschouwd als hernieuwbare energie – we moeten dus iets anders vinden. En onwaar omdat, ook al stoot een kerncentrale vrijwel geen CO2 uit, dit niet opgaat voor de industrie in haar geheel. Ertswinning, zuivering, de bouw en ontmanteling van centrales, verbruiken veel fossiele brandstoffen, en dragen zo bij tot het broeikaseffect. Kernenergie is niet ‘carbon free’, verre van.
Kernenergie en energie-transitie Een tweede argument is subtieler: het gebruik van kernenergie zou nodig zijn, in ieder geval voor een bepaalde periode, om de overgang naar een systeem dat volledig op hernieuw-
12
bare energie draait, mogelijk te maken. Veel mensen hebben geen flauw idee wat ze hiertegen kunnen inbrengen. Daarom is het belangrijk uit te leggen dat de redenering verkeerd is: in feite werkt kernenergie de overgang tegen. Kernenergie en hernieuwbare energie zijn als water en vuur: onverenigbaar. We moeten het ene of het andere kiezen en we moeten nu de keuze maken.
Veel kernenergie gaat verloren Een van de belangrijkste problemen van kernenergie is het gebrek aan flexibiliteit. Kerncentrales produceren grote hoeveelheden elektriciteit: omdat de stroom niet kan worden opgeslagen, moet elk geproduceerd kilowattuur in het netwerk worden gebruikt. Dit heeft twee gevolgen. Ten eerste, een netwerk bestaande uit 100 procent kernenergie is onmogelijk, omdat het niet kan reageren op de fluctuaties van de vraag. In het beste geval kan nucleaire energie een hoeveelheid elektriciteit leveren die overeenkomt met het minimumverbruik. Aanvullende behoeften moeten worden voldaan door voorzieningen die men kan laten draaien naar gelang de vraag (bijvoorbeeld gascentrales). Ten tweede, het grootste deel van de groene stroom is niet constant voorhanden (want afhankelijk van de wind, zon,
achtergrond getijden, enzovoorts). De conclusie is duidelijk, kernenergie en hernieuwbare energiebronnen lopen elkaar voor de voeten. Het zijn twee radicaal tegenovergestelde technische systemen. Elk van hen kan worden gecombineerd met andere bronnen (of met manieren om energie op te slaan die nog moeten worden ontwikkeld en uitgevonden), maar ze kunnen onderling niet worden gecombineerd.
Energiesysteem Vanuit het standpunt van de ontwikkeling van de hele samenleving is het belangrijk te begrijpen dat de onverenigbaarheid tussen kern- en hernieuwbare energie zich niet beperkt tot de problemen van de continuïteit van de energieopwekking. Het gaat veel verder dan dat. Er moet een fundamentele keuze worden gemaakt tussen centralisatie en decentralisatie van energieproductie, dus ook tussen technische standaardisering en diversiteit. Elke productiewijze steunt op een energiesysteem dat de energie die beschikbaar is in de natuur omzet om zo tegemoet te komen aan de menselijke behoeften. Een tarweveld zet lichtenergie van de zon om in chemische energie, brandhout zet chemische energie om in warmte en licht, een zeil gebruikt windenergie om de boot voort te bewegen, enzovoort. Belangrijk is het feit dat telkens wanneer energie van de ene vorm naar de andere wordt omgezet, een deel vrijkomt als warmte. De mensheid kende verschillende productievormen en energiesystemen. De pre-kapitalistische systemen waren, over het algemeen, gedecentraliseerd en divers, net zoals de bedrijven die ze hadden gecreëerd. Toen de centralisatie en standaardisatie zich ontwikkelden, gebeurde dit slechts op lokaal en regionaal niveau. Zo bezat het oude Egypte een opmerkelijk systeem waarmee het de twee belangrijkste energiebronnen, de Nijl en de zon, kon beheren. Een soortgelijk systeem bestond ook in andere regio’s, maar het was natuurlijk niet mogelijk dit te veralgemenen. Elke maatschappij was verplicht om gebruik te maken van de middelen die haar natuurlijke omgeving haar bood. Kapitalisme en centralisatie Door het creëren van een wereldwijde markt, verminderde het kapitalisme deze diversiteit en decentralisatie. Die verandering gebeurde geleidelijk, maar met twee belangrijke kwalitatieve sprongen. Eerst werden fossiele brandstoffen gewonnen. We begonnen kolen te verbranden om beweging, licht of warmte te produceren, zelfs in gebieden waar het rationeler was andere bronnen te gebruiken. Elk bedrijf verbrandde kolen om de eigen stoommachines te laten draaien. Het energiesysteem bleef dan ook nog relatief gedecentraliseerd. De uitvinding van de elektrische motor heeft hieraan een einde gemaakt, en zo kwamen we tot het zeer gecentraliseerde en gestandaardiseerde energiesysteem van vandaag. Nucleaire energie past hier prefect in. Het uranium gedolven in Niger of elders legt duizenden kilometers af om elektriciteit te produceren die op haar beurt honderden kilometers aflegt. Dat is niet het geval voor de hernieuwbare energiebronnen. Technisch gezien is er daarvoor decentralisatie en diversiteit nodig. Dit zijn noodzakelijke voorwaarden om zich aan te passen aan lokale bronnen en energieverliezen ten gevolge van overdracht en transport te verminderen. Het is zeker mogelijk – het gebeurt nu al – om uit Canada hout te importeren en te verbranden in een thermische centrale in België om stroom te produceren die op het Europese netwerk wordt verkocht. Het is mogelijk, en het kan winstgevend zijn vanuit kapitalistisch standpunt. Maar het is niet rationeel vanuit een energie standpunt. Men zou kunnen tegenwerpen dat
de uraniumindustrie ook irrationeel is. Dat klopt, in deze twee voorbeelden is de energiebalans van de industrie in haar geheel slecht, misschien zelfs negatief (als de hoeveelheid gebruikte energie groter is dan de hoeveelheid geproduceerde energie). Er zijn echter twee verschillen.
Duurzame energie en decentralisatie Ten eerste, een thermische centrale op kolen kan zelfs midden in de bebouwde kom worden gebouwd, wat toelaat de warmte ervan te gebruiken voor stadsverwarming. En zelfs de felste verdedigers van kernenergie zullen uiteraard niet durven suggereren een kernreactor te installeren in het hart van een stad … Daarom wordt tweederde van de energie van kernsplitsing verspild als warmte in lucht- en waterkoeling. Ten tweede, en dit is de grond van de zaak, kiezen voor 100 procent hernieuwbare energie verplicht ons om van energiebesparing een topprioriteit te maken. We kunnen onze ogen alleen maar sluiten voor die realiteit, zolang we met hernieuwbare energiebronnen een systeem blijven ondersteunen dat fundamenteel gebaseerd blijft op fossiele brandstoffen, zoals vandaag het geval is. Maar dat is niet meer mogelijk wanneer je ernstig een plan wil uitwerken om in de komende veertig jaar volledig af te stappen van kolen, olie, aardgas en kernenergie. In een dergelijk dwingend kader telt elke energie-eenheid, zodat de strijd tegen verspilling een noodzakelijke voorwaarde is voor het kunnen overstappen op zo’n energiesysteem.
Winstgevend betekent nog niet rationeel Aviel Verbruggen, lid van het IPCC (Internationaal Panel over Klimaatverandering van de Verenigde Naties), professor aan de Universiteit Antwerpen, geeft een goede samenvatting van de structurele verandering die we moeten maken om het klimaat op aarde te redden: elektriciteitsnetten, zegt hij, moeten evolueren van een piramidevormige structuur naar een multilaterale structuur waarin miljoenen gedecentraliseerde hernieuwbare energiebronnen onderling worden gekoppeld door een ‘smart grid’ (slim netwerk). Hij trekt de logische conclusie: ultra-piramidale energieproductie, zoals kernenergie, is een belemmering voor de energietransitie. De professor vergist zich echter als hij denkt dat hij de beleidsmakers kan overtuigen door uit te leggen dat zon en windenergie gratis zijn en dat er alleen betaald moet worden voor de kosten van de infrastructuur, terwijl we in het geval van fossiele en nucleaire energie ook betalen voor de brandstof. Inderdaad, fossielen zijn slechts versteende zonne-energie. Maar waarom betalen we ervoor? Omdat borgsommen worden toegeëigend door kapitalisten die de bron omvormen tot goederen. Niets belet deze kapitalisten zich ook de wind, de biomassa en de zonnestraling toe te eigenen om ze daarna te verkopen, wat trouwens al gebeurt. Het is niet in naam van kostenefficiëntie dat we moeten vechten tegen een energiesysteem gebaseerd op fossiele en nucleaire bronnen, maar in naam van een antikapitalistisch perspectief: het rationele, efficiënte en voorzichtige beheer van het algemeen goed op vlak van energie door de bevolking, georganiseerd in democratische gemeenschappen, die collectief eigenaar zijn van de grondstoffen. Een ecosocialistische samenleving, met respect voor de mens en de natuur. V Vertaling: Natascha
13
buitenland
Een alternatief voor de trojka
Als reactie op de crisis is Portugal een van de meest ingrijpende bezuinigingsprogramma’s van Europa opgelegd. En nergens in Europa is het verzet ertegen zo vasthoudend of grootschalig. Peter
Drucker
Tot nu domineren de voorstanders van de bezuinigingsagenda de Portugese politiek. De rechtse regeringspartijen (de misleidend genaamde Sociaaldemocratische Partij en de Volkspartij) hoeven slechts met symbolische oppositie van de Socialistische Partij (SP) rekening te houden. Deze partij voerde zelf harde bezuiningingen in voordat de verkiezingen van juni 2011 haar naar de oppositie verwezen. Het Bloco de Esquerda (Bloco) werkt aan een links alternatief dat een meerderheid kan winnen en de plannen van de trojka kan schrappen. Grenzeloos sprak met Jorge Costa van de leiding van het Bloco over de uitdagingen voor Portugees links. Volgens Costa is de crisis in Portugal zo diep omdat ‘de Portugese elite foute keuzes maakte en daarmee het land een van de meest kwetsbare in Europa maakte’ – er werd gekozen voor ontwikkeling gebaseerd op de financiële-
14
en vastgoedsectoren. Dit leidde tot een grote vastgoedbubbel. Toen deze bubbel barstte haastte de Portugese staat zich om de banken die deze bubbel gecreëerd hadden te redden. En op even gebruikelijke wijze leidde internationale speculatie tot een ‘bankroet van de staat’ omdat de banken 5, 6 of 7 procent rente eisten op staatsobligaties – ook al leende de Europese Centrale Bank (ECB) de banken geld tegen slechts één procent rente. Costa merkt op dat ‘de Portugese publieke schuld een van de meest winstgevende van Europa is’. Portugal wordt ‘gegijzeld’ door de trojka van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Europese commissie en de Europese Centrale Bank.
Honger Volgens Costa leiden de eisen van de trojka, gesteund door rechts en de centrum-linkse SP, tot ‘een enorme over-
dracht van welvaart naar de burgerij en de internationale financiële sector. Het is een aanval op verworvenheden van de revolutie van 1974; op arbeidsrechten, op sociale voorzieningen, en zelfs op grondwettelijke vrijheden’. De BTW is bijvoorbeeld met 23 procent een van de hoogste in Europa wat leidt tot het ‘op grote schaal verdwijnen’ van kleine ondernemingen. Zelfs voor de crisis waren Portugezen de armste bevolking van West-Europa; de helft van de arbeidsbevolking verdiende minder dan 700 euro per maand. Vorig jaar werden deze lonen nog verder verlaagd en verloren alle werknemers in de publieke en private sector hun dertiende maand. Werkloosheidsuitkeringen en pensioenen zijn drastisch gekort, meer dan een miljoen Portugese gepensioneerden worden verwacht te leven met minder dan 300 euro per maand. ‘Kinderen gaan hongerig naar school’,
zegt Costa; ‘verschijnselen die de afgelopen dertig jaar vrijwel verdwenen waren steken opnieuw de kop op; dakloosheid, massale afhankelijkheid van liefdadigheid. Wat generaties lang is opgebouwd, wordt vernield. De daling van het sterftecijfer onder zuigelingen was een internationaal succes, we waren hierin vergelijkbaar geworden met Noord-Europa. Vorig jaar steeg het voor het eerst in jaren weer’. Een tijd lang konden werkloze twintigers en dertigers de touwtjes aan elkaar knopen met hulp van hun familie, door weer bij hun ouders in te trekken of bij familie op het platteland, maar deze banden van solidariteit zijn nu aan het breken. Mensen vluchten het land uit; naar schatting 70.000 Portugezen zijn bijvoorbeeld naar Angola vertrokken. Tegelijkertijd profiteert het kapitaal van de verkoop van winstgevende overheidsbedrijven; de energiesector, vliegvelden, luchtvaartmaatschappijen, de post. In wat Costa een duidelijk geval van ‘klasse bevoordeling’ noemt, stelde de regering voor om bedrijfsbelastingen te verlagen terwijl lonen verlaagd worden en voor de rest van de bevolking de belastingen omhoog gaan. Dit beleid heeft de economie natuurlijk niet gered, in tegendeel: deze krimpt met ongeveer drie procent per jaar.
Successen Volgens Costa heeft het beleid van de trojka een scheidslijn getrokken door de Portugese samenleving. De scheidslijn werd zichtbaar toen op 15 september 2012 meer dan een miljoen Portugezen de straat op gingen onder het motto ‘weg met de trojka’. Er werden andere grote demonstraties georganiseerd; tegen het sluiten van ziekenhuizen, tegen het schrappen van publieke voorzieningen, tegen het ontslaan van leraren. De mobilisaties zijn zo groot dankzij de samenwerking, hoe moeizaam dan ook, tussen de vakbondsfederatie CGTP, geleid door de Portugese Communistische Partij (PCP), en een nieuwe, door Occupy beïnvloede generatie activisten. Dit verzet heeft successen weten te boeken. Rechts moest het idee om bedrijfsbelastingen te verlagen opgeven. Het hooggerechtshof verwees de begroting van 2011 naar de prullenbak vanwege de buitenproportionele aanvallen op werkers in de publieke sector. Dit jaar verklaarde het hof de begroting van 2012 ook deels ongrondwettelijk, omdat zij de rechten op onderwijs, gezondsheidszorg en sociale steun die verzekerd werden in de grondwet van na de revolutie in gevaar brengt. De reactie van de regering waren voorstellen voor een nieuwe bezuinigingsronde, in-
clusief plannen om de pensioenleeftijd te verhogen, de werkweek te verlengen en 30.000 ambtenaren te ontslaan. Dit verzet dwong de trojka volgens Costa om een ‘plan B’ te verzinnen; ‘de SP is plan B’. De SP accepteert alle eisen van de trojka en stemde tegen de begroting met stilzwijgende instemming van de trojka: haar stemmen waren toch niet nodig. De SP weigert te zeggen het minimumloon te willen verhogen, of de bezuinigingen terug te draaien. De SP hoopt weer regeringspartij te kunnen worden en wil zich richting de trojka bewijzen. Als de huidige regering valt – niet denkbeeldig, vanwege geruchten van meningsverschillen tussen de rechtse coalitiepartijen over de nieuwe bezuinigingen – kan het de SP echter wel eens ontbreken aan voldoende stemmen. In 2011, stelt Costa, zagen kiezers geen alternatief voor de trojka en lieten ze radicaal-links in de steek. De Communistische Partij leed een klein verlies, het Bloco, een coalitie van drie radicaallinkse partijen met minder diepe sociale wortels, verloor bijna de helft van zijn stemmen en kreeg slechts 5,2 procent. Maar de situatie is aan het veranderen volgens Costa; ‘mensen beginnen te beseffen dat anti-trojka links gelijk had’. De PCP heeft veel invloed in de vakbeweging maar haar stalinistische verleden en voortdurende sektarisme beperkt haar aantrekkingskracht. Costa denkt dat het Bloco meer potentieel heeft. Op dit moment staat het tussen de 6 en 9 procent in de peilingen. ‘In de peilingen staat links niet hoog genoeg, maar een jaar voor haar doorbraak gold dat ook voor Syriza in Griekenland’. Het Bloco heeft verklaard dat de enige uitweg uit de crisis een linkse regering is die het verdrag met de trojka opzegt, 40 procent van de schuld ongeldig verklaart, de banken nationaliseert en de rijken zwaarder belast. Het Bloco is tegen het verlaten van de eurozone omdat dit, volgens Costa, een drastische verlaging van de waarde van de Portugese munt zou betekenen. Dat zou in het belang zijn van de Portugese exportsector maar zou de levensstandaarden verlagen. ‘De EU zou ons de eurozone uit kunnen gooien, maar dat is niet ons beleid’. Het Blok wil samen met andere linkse krachten opkomen voor een ander Europa, democratisch en sociaal. Maar hoe kan radicaal-links een meerderheid winnen? João Carlos Louça, een supporter van een kritische minderheid in het Blok, stelt dat de leiding een verkeerde koers vaart; ‘Ze investeren teveel in verkiezingen en het parlement en niet genoeg in de sociale bewegingen’. Volgens hem heeft het Bloco aan
geloofwaardigheid verloren door vorig jaar een SP kandidaat voor het presidentschap te steunen en eerder in de gemeenteraad van Lissabon een alliantie te sluiten met de SP. Costa geeft toe dat de critici een punt hebben; ‘Het Bloco heeft moeite met het vaststellen van het zwaartepunt’. Costa stemt in dat het winnen van een linkse meerderheid niet een ‘electorale optelsom’ is. Een dialoog met PCP wordt langzaam wat makkelijker maar hij ziet geen tekenen dat significante delen van de SP, die op ‘incestueuze wijze’ is verbonden met de zakenelite, willen breken met het bezuinigingsbeleid. Voor echte verandering zal sociale strijd nodig zijn. Er zal samengewerkt moeten worden met activisten die vaak afwijzend staan tegenover alle partijen. In de sociale bewegingen, vooral in de vakbeweging, heeft het Linkse Blok nog steeds niet het gewicht dat de PCP in decennialang verzet tegen de dictatuur van 1926 tot 1974 opbouwde, zo geeft Costa toe. Costa is het echter oneens met Louça’s stelling dat gezien de huidige krachtsverhoudingen een linkse regering nog lang niet in het verschiet ligt. Het Bloco heeft zichzelf bewezen in de beweging, misschien niet in de traditionele bolwerken van de vakbeweging maar wel onder leraren, flexwerkers en jongeren, in campagnes voor het recht op abortus, voor de rechten van holebi’s en het legaliseren van drugs. ‘Het Bloco heeft flexibele maar effectieve banden met de sociale bewegingen, we respecteren hun ritme’.
‘Mensen beginnen te beseffen dat antitrojka links gelijk had’. Het Bloco doet het goed in verkiezingen voor belangrijke ondernemingsraden waaraan in Portugal zowel vakbonden, partijen als andere groepen deelnemen. Maar hoewel de vakbondsactivisten van het Bloco lid zijn van de CGTP laat de PCP hen niet toe tot in de leiding. ‘De CGTP geeft niet toe aan rechts maar wordt steeds minder democratisch. De PCP ziet de CGTP als onderdeel van de partij-machinerie.’ Toch neemt de roep om eenheid toe, terwijl het verzet razendsnel groeit. Op 2 maart vonden de grootste demonstraties plaats tot nu toe, met anderhalf miljoen mensen op straat. ‘De trojka en rechts bereiden een nieuw offensief voor, maar wij bereiden ons ook voor.’ V
15
achtergrond
Nederland is geen democratie De gebeurtenissen in Nederland op en om 12 september 2012 waren geen democratische Kamerverkiezingen. Ze waren slechts een goocheltruc. De VVD en de PvdA hebben ze gebruikt om voor enkele korte weken de schijn van meerderheidssteun te wekken, zodat ze daarna jarenlang kunnen regeren. En dit tegen de wil en de belangen van de meerderheid van de bevolking. De samenleving moet in beweging komen op basis van de waarheid dat dit kabinet geen democratisch mandaat heeft voor zijn bezuinigingen. Jet
Menist
Socialisten hebben altijd kritiek gehad op de parlementaire democratie. We hebben erop gewezen dat naast beslissingen die door democratisch gekozen parlementen worden genomen, minstens even belangrijke beslissingen genomen worden op werkplekken en in besturen van ondemocratisch georganiseerde banken en bedrijven. Daarom bepleiten we, naast politieke democratie, ook voor democratisering van de economie. De politieke democratie wordt gecorrumpeerd door gelobby, illegale en legale manieren van omkoping, en chantage door de financiële markten. Daarom bepleiten we, naast vertegenwoordigende democratie vormen van basisdemocratie.
De SP heeft een discussie nodig over de democratisering van de politiek. Gedurende de twintigste eeuw, vooral na de bevrijding, zagen we op momenten een grotere rol in de parlementaire democratie voor maatschappelijke organisaties zoals vakbonden. Deze grotere deelname van sociale organisaties was een verdieping van de democratie. In Nederland vond dit grotendeels plaats in het kader van de verzuiling, waarin politieke partijen sterke banden hadden met maatschappelijke organisaties en rekening moesten houden met hun achterban. De PvdA moest bijvoorbeeld tot op zekere hoogte rekening houden met de werknemers verenigd in de FNV.
16
Banden verzwakt Maar met de opkomst van het neoliberalisme vanaf de jaren tachtig nam de afstand tussen de sociaaldemocratie en haar maatschappelijke achterban toe, in Nederland en daar buiten. Sinds het uitbreken van de crisis in 2008 zijn de banden tussen sociaaldemocratische partijen en vakbonden nog verder verzwakt. Het proces is in Nederland met de PvdA misschien nog niet zo extreem vergeleken met de PASOK in Griekenland, maar vergeleken met andere Noord-Europese landen is het al ver gevorderd. Dit is de context van de goocheltruc van 2012. Om uit een zeer diep dal te komen, vlak op tijd voor de verkiezingen, moest de PvdA de banden met haar achterban enigszins herstellen door zich te profileren als een soort ‘SP-light’. Tijdens de formatie heeft de partijleiding in recordtijd kleur bekend als ‘VVD-light’. Het gemak en de snelheid waarmee het PvdAcongres akkoord ging liet zien hoe extreem zwak de banden tussen partij en achterban geworden zijn. Het recente schijndebat in de PvdA over ‘illegalen’ bevestigt de trend. Aan de ene kant accepteren veel leden dat ze steeds minder opties hebben. Aan de andere kant zijn er steeds meer PvdA’ers voor wie het pluche belangrijker is dan welk principe ook, die en/of overtuigde voorstanders zijn van de neoliberale orthodoxie, en/of oprecht bang zijn voor migratie. Op die manier is de PvdA in de peilingen terug in hetzelfde diepe dal gezakt. Nog belangrijker is dat de banden tussen de PvdA, bonden en bewegingen steeds zwakker worden. Een rechtse PvdA-er als Ton Heerts kan nog gekozen worden als FNV-voorzitter, maar dit is niet omdat de basis zich met hem identificeert, maar omdat de overweldigende meerderheid passief is en bezoldigde bestuurders het proces naar hun hand kunnen zetten. Daar waar de leden zelf in actie komen – vooral onder nieuwe lagen, vaak bestaande uit vrouwen en migranten, zoals in de zorg en de schoonmaakbranche – zijn banden met de PvdA juist nagenoeg afwezig. Het gekke is dat politici dit systeem blijven verdedigen met argumenten die helemaal los van de werkelijkheid zijn komen te staan. In onze democratie, zeggen ze, stemmen burgers op een partij die hun meningen en belangen vertegenwoordigt, en omdat geen partij een absolute meerderheid krijgt, moet
deze compromissen sluiten. Maar wie of wat werd in 2012 door de PvdA vertegenwoordigd? Wat voor aanwijzingen zijn er dat dit regeerakkoord op hoofdlijnen een compromis was, terwijl het eenzelfde beleid voortzet dat de PvdA, evenals de VVD, al decennialang voert? Wat voor democratische legitimiteit heeft een regering die de steun geniet van nog geen derde van de kiezers en steeds minder sociale wortels heeft? Kortom, is dit kabinet tot stand gekomen door een compromis, of gewoon door een leugen?
ECB en monarchie De Nederlandse staat verliest democratische legitimiteit door de toenemende macht van ondemocratische internationale instellingen, zowel op Europees als op wereldniveau. Ook in dit opzicht loopt Nederland helaas voorop in de uitholling van de democratie. Omdat het Nederlandse kapitaal al eeuwenlang een sterk internationaal karakter heeft, zijn en blijven Nederlandse regeringen de kampioen van de vrije beweging van goederen, van diensten en vooral van kapitaal. Als andere, democratisch gekozen regeringen iets proberen te doen om de antidemocratische en sociaal schadelijke macht van bijvoorbeeld de Wereldhandelsorganisatie in te perken, staat Nederland voorop om het internationale handelsstelsel te verdedigen.
Dit kabinet heeft geen democratisch mandaat. Ook op Europees niveau gaat dit kabinet akkoord met maatregelen om de macht van democratisch gekozen parlementen om belastingen te heffen en begrotingen vast te stellen in te perken. Het verbergt deze overheveling van macht naar Europese instanties enigszins achter een leeg nationalisme. Een Europees volkslied mag van Nederland niet, en een belasting op het flitskapitaal ook niet, want democratische beslissingen moeten ‘zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen’. Maar cruciale economische beslissingen? Die zijn volgens dit kabinet wel veilig in de handen van de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank. Eenzelfde soort leeg nationalisme was te zien in het recente circus rond de troonwisseling. Volgens Mark Rutte was het voortbestaan van een erfelijk, en dus ondemocratisch, staatshoofd in Nederland ‘een paradox, maar een goede paradox’. Eigenlijk is dit helemaal geen paradox. De monarchie is een belangrijk instrument om de bevolking ervan te overtuigen om zich met het ondemocratische karakter van de Nederlandse staat te verzoenen en zich, tegen de eigen belangen in, met de BV Nederland te identificeren. En het is geen goedkoop instrument. Het salaris van onze ongekozen vorst is ruim twee keer zo hoog als dat van de gekozen president van de Verenigde Staten. Daar komen nog de de miljoenen bij die zonet over de balk zijn gegooid voor de troonwisseling, allemaal op kosten van de belastingbetaler.
Deze verklaringen van de SP zijn deels een ritueel om haar maoïstische verleden te bezweren en om aanvallen van rechts die hieraan herinneren af te slaan. Maar ze zijn ook deel van haar verstoorde verhouding met buitenparlementaire bewegingen. ‘Geen fractie zonder actie’ is een motto dat een eenzijdige parlementaire benadering moet uitsluiten. Maar als het gaat om de vormgeving van een socialere maatschappij, wil de SP in overleg met andere parlementaire partijen, vanuit het parlement de kaders bepalen, In dit soort debatten worden buitenparlementaire bewegingen niet betrokken. En als bewegingen zelf het heft in handen proberen te nemen reageert de SP vaak voorzichtig. Naast democratisering van de economie, zou de SP ook de democratisering van de politiek moeten nastreven. Er is natuurlijk veel werk nodig om voorstellen uit te werken voor een vernieuwde democratie, voor een democratie die verder gaat dan eens in de vier jaar stemmen en in de tussentijd af en toe protesteren. De huidige crisis van de democratie geeft voor zo’n discussie iedere aanleiding.
Onregeerbaar Maar we hoeven geen lange discussie over de toekomst van de democratie af te wachten om af te rekenen met de nepdemocratie van nu. Een belangrijke factor in de zwakte van het verzet tegen dit afbraakkabinet is het breed gedeelde gevoel, zelfs onder de slachtoffers van bezuinigingen, dat deze regering democratisch gekozen is en dus een mandaat heeft voor haar maatregelen. Terwijl dat in wezen niet zo is. Het doel van de linkervleugel in de FNV en van andere bewegingen moet niet zijn om de scherpste randjes van het beleid af te vijlen terwijl we ondertussen op de volgende verkiezingen wachten, maar om dit asociale en illegitieme kabinet af te zetten. Dat kan gedaan worden als protest zo massaal wordt dat business as usual onmogelijk wordt. Dit is geen doel voor volgende week of volgende maand. Er is een heleboel mobilisatie en machtsvorming nodig voordat links zijn huidige zwakke positie achter zich kan later en in het offensief kan gaan. Maar het is volstrekt democratisch om door actie op straat maatregelen tegen te houden die de meerderheid niet wil en nooit democratisch heeft aanvaard. De val van dit kabinet is een voorwaarde voor nieuwe verkiezingen, en op termijn een linkse regering, als een echt democratische uitdrukking van de samenleving in actie. V
SP Als enige anti-neoliberale partij van Nederland wordt de SP structureel benadeeld binnen dit stelsel. Na de verkiezingen van 2010, toen de PVV 24 zetels won, zou het ondemocratisch zijn geweest om die partij totaal buiten de regeringsmacht te houden, zo kregen we te horen. Maar toen de SP 25 zetels had in 2006 was het geen probleem om de socialisten te weren. Ook heeft de SP nog geen enkele burgemeester. En toch blijft de SP trouw zweren aan de parlementaire democratie zoals die nu bestaat.
17
buitenland
Een derde intifada? Zien we het begin van een derde intifada? Dat is de vraag die een aantal Israëlische veiligheidsexperts zich sinds enkele weken stellen. Hun Palestijnse collega’s staan evenzeer voor een raadsel. Uri
Avnery
In maart gooiden verspreid over de westelijke Jordaanoever Palestijnse jongeren stenen naar Israëlische soldaten en namen de 3.500 Palestijnen in Israëlische gevangenissen deel aan een driedaagse hongerstaking. De directe aanleiding was de dood van een jonge Palestijn tijdens zijn ondervraging door de Shin Beth, de Israëlische veiligheidsdienst. Autopsie maakte de doodsoorzaak niet duidelijk. Het was geen hartaanval, zoals Israëlische officials en hun handlangers, de zogenaamde ‘militaire verslaggevers’, gebruikelijk in dit soort gevallen verklaren. Was de doodsoorzaak dan marteling, zoals bijna alle Palestijnen geloven? En dan waren er nog de vier gevangenen die maandenlang in hongerstaking waren, een staking die slechts onderbroken werd door dwangvoeding. Omdat bijna elke Palestijnse familie minstens één familielid in de gevangenis heeft of had leidde dit tot veel spanning.
De eerste intifada’s Zien we nu het begin van een nieuwe intifada? De onzekerheid van de veiligheidsexperts is te danken aan het feit dat zowel de eerste als de tweede intifada als een verrassing kwam. De Israëlische en Palestijnse leiders werden er door verrast. Vooral de Israëlische verrassing was zelf een verrassing. In de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever krioelde het tijdens het uitbreken van de eerste intifada al van de Israëlische informanten. Een decennialange bezetting had de veiligheidsdienst de kans gegeven om door middel van omkoping of chantage duizenden informanten te werven. Hoe hadden ze dit
18
kunnen missen? De Palestijnse leiding, die toen in Tunis zat, tastte al evenzeer in het duister. Het duurde een paar dagen voordat Yasser Arafat besefte wat er gaande was en hij lof prak over de ‘kinderen van de stenen’. Beide intifada’s waren volledig spontane bewegingen en zorgden daarom voor veel verbazing. Niemand had de intifada’s gepland en daarom kon ook geen enkele informant zijn bazen waarschuwen. In het geval van de eerste intifada was de aanleiding een verkeersongeval. In december 1987 doodde een Israëlische chauffeur verschillende Palestijnse arbeiders in de nabijheid van Gaza en sloeg de vlam in de pan. De tweede intifada volgde op een bewuste Israëlische provocatie na het mislukken van de Camp David besprekingen in 2000. Het Israëlische leger was niet voorbereid op de eerste intifada. Zoals bekend gaf minister van defensie Yitzhak Rabin toen het bevel om ‘hen de botten te breken’ – een bevel dat een aantal commandanten letterlijk nam en tot op de letter uitvoerde. Talloze armen en benen werden gebroken met geweerkolven. De tweede intifada kwam ook onverwachts, maar dit keer was het leger erop voorbereid en getraind. Dit keer werden er geen botten gebroken. In plaats daarvan werden bevelhebbende officieren vergezeld door scherpschutters. Bij het naderen van een vreedzame demonstratie wees de commandant de leider ervan aan waarnaar deze door de scherpschutters gedood werd. De geweldloze opstand werd zo al snel zeer gewelddadig. Ik weet niet wat de plannen zijn voor het geval van een derde intifada. Maar we kunnen er zeker van zijn dat ook als het als een geweldloos massa-protest begint, het dit niet lang zal blijven. Een documentaire op het Israëlische televisiekanaal 101 toonde hoe Ariël Sharon de tweede intifada bewust manipuleerde. Het begon toen premier Ehud Barak oppositieleider Sharon toestemming gaf om de Tempelberg te bezoeken in het gezelschap van honderden agenten. Sharon was een varkensvlees-etende atheïst zonder religieuze redenen voor zijn bezoek, het was simpelweg een provocatie. Toen Sharon de islamitische schrijnen naderde werden er stenen gegooid. De politie schoot met scherp en doodde de stenengooiers. En ziedaar, de tweede
intifada was begonnen. Arafat, die in het verre Tunis zat, had er niks mee te maken. Maar zodra de intifada begon, omhelsde hij deze en namen lokale Fatah activisten de leiding. Kort daarna kwam Sharon aan de macht. Hij deed alles wat in zijn vermogen lag om de confrontatie aan te jagen. In de documentaire vertellen zijn naaste medewerkers dat dit een weloverwogen keuze was. Sharon’s doel was het uitlokken van een algemene opstand zodat hij een geldig excuus zou hebben om de Westelijke Jordaanoever terug te veroveren nadat in het kader van de Oslo-akkoorden delen ervan waren overgedragen aan de Palestijnse Autoriteit. En inderdaad, een groot aantal zelfmoordaanslagen en andere gewelddaden creëerden de benodigde nationale en internationale legitimatie voor ‘Operatie Verdedigend Schild’ – het zaaien van dood en verderf in alle steden op de Westelijke Jordaanoever door terugkerende Israëlische troepen. De kantoren van de Palestijnse Autoriteit werden systematisch geplunderd, bijvoorbeeld die van de ministeries van Onderwijs en Sociale Diensten. Arafat werd omsingeld en geïsoleerd in het Ramallah kampement en was jarenlang, tot hij vermoord werd, in wezen een gevangene.
Onvoorspelbaarheid Sharon’s adviseurs geven grif toe dat de Israëlische premier nooit een politieke oplossing overwoog om de intifada te beëindigen – hij had als doel om met bruut geweld het Palestijnse verzet te breken. Tijdens de tweede intifada stierven 4.944 Palestijnen en 1.011 Israëli’s. (In de eerste intifada kwamen 1.593 Palestijnen en 84 Israëli’s om). Het Israëlische publiek denkt dat Sharon’s brute methodes succesvol waren en de tweede intifada kwam langzaam tot een einde. Zal er een derde intifada uitbreken? En zo ja, wanneer? Of is deze al begonnen? Niemand kan het zeggen, onze veiligheidsdiensten nog het minst. De informanten kunnen geen betrouwbare informatie geven, opnieuw gebeurt alles spontaan. Maar een ding weten we wel met zekerheid: Arafat’s opvolger, Mahmoud Abbas, is doodsbang voor een nieuwe opstand. Hij laat zijn door de Verenigde Staten getrainde politie een einde maken aan demonstraties en veroordeelde
de protesten als uitgelokt en aangejaagd door de Israëlische regering. Een van de redenen waarom Abbas zo wantrouwig is, dat bij het begin van de nieuwe reeks protesten de Israëlische politie jonge Palestijnen die op weg waren naar de Tempelberg (‘Haram al-Sharif’) niet stopte, wat ze normaal gesproken wel doen als er tekenen van onrust zijn. De beslissende vraag, waar niemand het antwoord op heeft, is of er een nieuwe opstand op komst is. Niemand heeft daar het antwoord op maar het ontbreken van enig reëel vredesinitiatief maakt het waarschijnlijk dat op een gegeven moment een nieuwe intifada zal uitbreken. Hoe lang kan de harde bezetting voortduren zonder serieus verzet op te roepen?
Abbas vreest een nieuwe intifada Toch lijkt de grote meerderheid van de Palestijnen niet voorbereid te zijn op een gevecht. In de bezette gebieden is een nieuwe Palestijnse burgerij ontstaan waarvoor veel op het spel staat. Onder het toeziend oog van de VS heeft de Palestijnse premier Salam Fayyad enige economische activiteit gestimuleerd en redelijk veel mensen profiteren hiervan. Een nieuwe uitbraak van geweld is niet aanlokkelijk voor deze mensen. De armen zijn ondertussen volledig in beslag genomen door de strijd om te overleven. Alleen een zeer sterke provocatie kan deze mensen tot een opstand bewegen – zo’n gebeurtenis kan morgen plaatsvinden, binnen enkele weken of nooit. Abbas beschuldigt Hamas ervan onrust te stoken op de door Fatah geregeerde Westelijke Jordaanoever. Ondertussen handhaaft Hamas zelf het staakt-hetvuren in hun gebied, de Gazastrook. Beide partijen hebben belang bij het bewaren van de rust in hun deel van Palestina terwijl ze elkaar ervan beschuldigen samen te werken met de Israëlische bezetting. Hoe meer er gepraat wordt over een derde intifada, hoe minder waarschijnlijk het is dat er een uitbreekt. Maar als er geen einde komt aan de bezetting zal op een dag onverwacht, terwijl niemand het erover heeft en iedereen met andere dingen bezig is, een nieuwe opstand uitbreken. V Uri Avnery is een Israëlische schrijver en een vredesactivist in Gush Shalom. Dit is een bewerking van een artikel dat eerder verscheen op counterpunch.org.
19
buitenland
De Sloveense uitzondering Van Slovenië, lid van de Europese Unie sinds 2004 en van de eurozone sinds 2007, wordt gespeculeerd dat het na Cyprus de volgende zwakke schakel zal zijn in de eurocrisis. In werkelijkheid wordt de crisis gebruikt om een einde te maken aan sterk sociaal verzet en een nieuwe reeks privatiseringen en bezuinigingen door te drukken. Catherine
Samary
De Sloveense economie ging in 2009 door een zware recessie en kromp acht procent. In 2012 volgde opnieuw een dip toen de economie met 2,5 procent kromp. De kleine voormalige Joegoslavische republiek met twee miljoen inwoners is zwaar getroffen door de uitbraak van de crisis in 2008 en de daaropvolgende eurocrisis. De werkeloosheid is meer dan 11 procent en Slovenië werd ook geraakt door het barsten van een bubbel in de onroerendgoedsector, vergelijkbaar met Spanje of meer naar het oosten Hongarije, Kroatië en Montenegro, en door internationale speculatie met 'giftige schuldpapieren'. Staatssteun aan noodlijdende banken en bedrijven heeft sinds 2009 jaarlijks de publieke schuld met zo'n zes procent van het Bruto Binnenlands Product verhoogd. Toch blijft deze schuld binnen de EU normen. Maar met het argument dat een
20
regering slechts leningen zou mogen aangaan om te investeren, en niet om huidige uitgaven te bekostigen, worden de pensioenen gekort en de arbeidsmarkt geliberaliseerd, met als doelstelling om in 2015 het tekort verlaagd te hebben tot minder dan 0,5 procent van het huidige BNP.
IMF-recept Volgens het Internationaal Monetair Fonds is de situatie in Slovenië 'alarmerend' en dreigt het land in een 'neerwaartse spiraal' terecht te komen – tenzij er harder bezuinigd wordt... Volgens het IMF heeft de crisis in Slovenië drie componenten: de banken staan 'onder zware druk', bedrijven hebben te hoge schulden en de staat zou het tekort omhoog laten schieten. Er zit een element van waarheid in de diagnose van het IMF. De staat is grootste aandeelhouder van de drie grootste banken in het land en sinds 2009 wordt het voor steeds meer leningen die zij hebben uitgegeven onzeker of deze ooit terugbetaald worden. Waar in 2009 nog zes procent van hun krediet risico liep, is dit nu meer dan 20 procent. Een derde van de bedrijven zou te diep in de schulden steken om nog gered te kunnen worden. Het IMF schat dat het land in 2013 drie miljard euro, oftewel negen procent van het BNP, nodig heeft. Een derde hiervan zou gebruikt moeten worden om de banken te steunen.
De crisis wordt gebruikt om Slovenië te 'normaliseren' Het IMF dringt er op aan dat de bezuinigen verder verdiept worden en dat nieuwe organen, geleid door zogenaamd 'onafhankelijke' experts, hierop toe moeten zien. Het IMF maakt zich zorgen over het 'slechte gebruik van publieke fondsen' en een 'foute opvatting van het nationaal belang die ertoe leidt dat men vijandig staat tegenover verkoop van activa aan het buitenland'. Privatiseringen zouden daarom niet alleen nodig zijn om het tekort te verlagen en meer steun te geven aan banken en bedrijven maar ook om een 'belangrijk signaal te geven aan internationale investeerders'. De eerste prioriteit is volgens het IMF het verder openen van het land voor internationaal kapitaal, de tweede is om de EU bezuinigingsagenda door te voeren; privatiseringen, korten op sociale voorzieningen en loonsverlagingen zouden het land weer 'competitief' moeten maken. De nieuwe Sloveense premier, Alenka Bratušek van de sociaal-liberale partij Pozitivna Slovenija (Positief Slovenië), wijst elke vergelijking met Cyprus van de hand; de Sloveense bankensector is niet buitenproportioneel groot en het land is geen belastingparadijs. In tegendeel, sinds de recente onafhankelijkheid legde het land de circulatie van kapitaal relatief sterke beperkingen op. In de ogen van financiële instituten betekende dit echter dat het land nog niet volledig 'gemoderniseerd' is en het Internationaal Monetair Fonds dringt er nu dus op aan dat het land verdere economische liberalisering
doorvoert. De werkelijke inzet van de huidige crisis is deze: zullen de sociale bewegingen en hun bondgenoten, die in de winter van 2012 massaal de straat opgingen, erin slagen de banken, bedrijven en staat hun wil op te leggen? Of zal de neoliberale bezuinigingsagenda van de trojka doorgedrukt worden?
Wortels van Sloveens verzet Sinds de onafhankelijkheid in 1991 heeft rechts er alles aan gedaan om de overblijfselen van arbeiderscontrole in de economie te vernietigen en het spook van de Joegoslavische revolutie uit te bannen met Sloveens nationalisme. Maar veel Slovenen profiteerden van de sociale voorzieningen van het oude Joegoslavië en de Sloveense staat kreeg oorspronkelijk vorm als deel van de federale republiek Joegoslavië. Het systeem van arbeiderscontrole was economisch efficiënt en het nieuwe Slovenië erfde een landelijke gezondheidszorg en een goed opgeleide bevolking. Vijftien jaar lang werd Slovenië geregeerd door centrumlinkse regeringen die gevoelig waren voor eisen om de sociale voorzieningen te behouden. Dat de sociale voorzieningen nog relatief intact waren was in de eerste plaats een verdienste van de sociale bewegingen die ze verdedigden. De politieke partijen kunnen hier weinig krediet voor claimen; zoals veel van hun geestverwanten hebben de voormalige communisten zicht ontpopt tot sociaalliberalen en zij hebben het land de NAVO en de EU ingeleid. Fraude en corruptie hielpen om hun machtspositie te versterken. De centrumlinkse regeringen hebben met kleine stappen neoliberale hervormingen doorgevoerd, ook al gaven zij op specifieke punten soms toe aan protest van onderop. Geen enkele politieke partij kan claimen deze bewegingen te vertegenwoordigen. De Sloveense vakbeweging was de werkelijke ruggengraat van het sociale verzet. Meteen in 1991 creëerden de oude vakbonden een nieuwe vakcentrale, de Confederatie van Vrije Vakbonden (ZSSS) en begonnen sociaal verzet te organiseren. De vakbonden organiseerden verschillende algemene stakingen en grote betogingen met tienduizenden deelnemers – dit in een land van 2 miljoen mensen, in een hoofdstad met 350.000 inwoners. Sinds de vroege jaren negentig kregen structuren voor collectief overleg tussen bonden, werkgevers en regering vorm en kwam er ruimte voor belangrijke democratische regelingen.
overlegstructuren maar ook zichtbaar in de maatschappij, door betogingen en door het organiseren van (succesvolle) referenda tegen impopulaire bezuinigingen. Met andere woorden, al lang voordat eind 2012 de massale betogingen in het kader van de voortdurende eurocrisis internationaal de aandacht trokken, was het verzet tegen het neoliberalisme in Slovenië buitengewoon sterk. Als we Slovenië vergelijken met andere landen in het voormalige Oostblok is het contrast erg sterk. De afbraak van de pensioenen werd gestopt, een plan voor het invoeren van een 'flat-tax' verdween in de prullenbak, het loonniveau werd behouden en flexwerk tegengegaan. In tegenstelling tot andere landen in het voormalige Oostblok ontwikkelde Slovenië niet een economisch beleid gebaseerd op lage lonen en lage belastingen op kapitaal. Tegen de neoliberale dogma's in wees de voormalige minister van economische zaken Jože Mensiger op het onzekere karakter van een economisch beleid dat vooral gericht is op het aantrekken van buitenlandse investeringen en op de noodzaak van controle over de grote kapitaalstromen. Slovenië kende sterke en regelmatige economische groei en naderde het Europese gemiddelde, met groeicijfers die een stuk hoger lagen dan in andere nieuwe oostelijke EU-lidstaten. En dit 'ondanks' relatief hoge salarissen en een lager aandeel van buitenlandse investeringen in het BNP. In zekere zin is Slovenië een tegen-model, laat het een alternatief zien voor het crisisbeleid zoals dat in andere Oost-Europese landen is doorgevoerd. Dit maakt het voor de trojka nog belangrijker om nu een definitief einde te maken aan de 'Sloveense uitzondering'. Naast de traditionele, door de vakbonden gedragen, bewegingen is een nieuwe, op jongeren gerichte radicale beweging gegroeid. In 1998 werd de 'Workers and Punks University' opgezet als een alternatief voor 'de doodse stilte van het intellectuele leven in Slovenië'. De WPU organiseert seminars geïnspireerd door marxisme en de herinnering aan de vormen van arbeiderscontrole in het oude Joegoslavië. Sinds het uitbreken van de crisis zijn er verschillende internationale bijeenkomsten georganiseerd om deze ervaringen te analyseren en het verzet tegen de bezuinigen internationaal te verbinden. Zo wordt er samengewerkt met het 'Subersive Festival' in Zagreb, Kroatië. Dit is een jaarlijks evenement met honderden deelnemers, voornamelijk jongeren, met filmvertoningen, debatten tussen internationale linkse kopstukken en allerlei praktische workshops. De crisis in Griekenland heeft een directe impact op de Balkan en activisten van het radicaal-linkse Griekse Syriza nemen deel aan de bijeenkomsten in Slovenië en Kroatië. Wat de verschillende bijeenkomsten verbindt is het streven naar een ander Europa dat de achterstelling van de landen aan de Europese periferie recht zou zetten. De crisis wordt gebruikt om Slovenië steeds meer in een 'normaal' Europees land met een neoliberaal beleid te veranderen. Maar de bewegingen tegen deze internationale crisis beginnen in deze regio ook samen te komen in coalities van radicale jongeren en vakbonden. Het kleine Slovenië heeft zo een sleutelrol in het mogelijk maken van een ander Europa. V
Slovenië koos een andere weg Het parlement moet bijvoorbeeld elk wetsvoorstel dat met minstens 5000 handtekeningen wordt aangeboden behandelen en het is verplicht een referendum te organiseren als minstens 40.000 stemgerechtigden hier om vragen. De bonden zijn tot op de dag van vandaag niet alleen actief in de formele
21
buitenland
Homohuwelijk in Frankrijk: E e n
s t a p
v o o r u i t
m a a r
o n v o l d o e n d e
Op 23 april stemde de meerderheid van het Franse Lagerhuis definitief voor invoering van het homohuwelijk. Tegenstanders van het homohuwelijk organiseerden in de voorafgaande weken steeds radicalere acties. Aan deze demonstraties namen zowel traditioneel rechts als leiders van het extreemrechtse Front National deel. Gabriel
Girard
In verschillende steden werden mensen het slachtoffer van homofoob geweld. Demonstraties van voorstanders van het homohuwelijk trokken minder mensen, ongetwijfeld gedeeltelijk vanwege de wijdverspreide teleurstelling over de regering van de Parti Socialiste, een van de organisatoren van deze demonstraties.
Op 12 februari stemde een grote meerderheid van het Lagerhuis in de eerste stemronde voor het ‘huwelijk voor iedereen’, het voorstel dat homo-stellen het recht geeft om te trouwen en kinderen te adopteren. Ook over de definitieve invoering van het voorstel bestond weinig twijfel omdat de progressieve partijen een meerderheid hebben in de eerste en tweede kamer.
gender (HLBT) beweging nu eindelijk is ingewilligd. Maar formele gelijkheid betekent niet het einde van de strijd tegen homo- en transfobie. De invoering van de wet kan de verschillen in de homo-beweging verder verdiepen. Voor het meer welvarende deel wordt een homoseksuele levensstijl meer en meer slechts een van verschillende opties van manieren om hun leven te leiden. Voor de minder welvarende delen van de homo-gemeenschap (jongeren, transgenders, etnische minderheden, mensen met HIV) blijft een niet-heteroseksuele identiteit een veel belangrijker deel van hun leven. De economische crisis versterkt de afhankelijkheid van veel mensen van hun familie en ondergraaft daardoor de materiële basis die noodzakelijk is voor hun emancipatie. In het debat over het homohuwelijk werden dit soort verschillen en het bestaan van racisme binnen de homo-gemeenschap opnieuw zichtbaar.
De invoering volgde op maandenlang intens debat in Frankrijk tussen vooren tegenstanders van het wetsvoorstel. Ongetwijfeld is het een succes dat een oude eis van de homo-lesbo-bi-trans-
Als presidentskandidaat van de Parti Socialiste maakte François Hollande de eis van invoering van het homohuwelijk deel van het verkiezingsplatform. De Franse HLBT-beweging ijverde al
Hollande begon te aarzelen
22
15 jaar voor invoering van het homohuwelijk. In 1999, toen de PS ook in de regering zat, werden samenlevingscontracten ingevoerd die homo-stellen juridische rechten gaven maar die vergeleken met het huwelijk tekort schoten. Dit was een voorzichtige stap vooruit die echter binnen links tot verhitte debatten leidde en tot de vrees dat erkenning van homo-stellen de sociale functie van de familie zou ondergraven. De samenlevingscontracten werden vertraagd ingevoerd als gevolg van de aarzeling van linkse afgevaardigden. In de ogen van de HLBT-beweging waren de samenlevingscontracten een verbetering, vooral voor mensen met HIV, maar er was ook kritiek op het discriminerende karakter van de nieuwe wet die onderscheid maakte tussen homo- en heteroseksuelen. Nadat in 2000 rechts weer aan de macht kwam werd het homohuwelijk de belangrijkste eis van de HLBT-beweging. In 2004 voerde Spanje het homohuwelijk in en trouwde burgemeester Noël Mamère, een parlementslid van de
buitenland Groenen, twee mannen. Hij maakte hiervoor gebruik van een maas in de wet, namelijk het onvermeld laten van het geslacht van het getrouwde stel. Deze symbolische daad van burgerlijke ongehoorzaamheid trok veel aandacht maar bleef een geïsoleerd incident. Omdat de meeste HLBT-organisaties ervan overtuigd waren dat vooruitgang niet mogelijk was zolang rechts aan macht bleef wachtten zij de verkiezingen af. Op de jaarlijkse Gay Pride demonstraties bleef het homohuwelijk een belangrijk thema maar er werd geen grote politieke campagne voor gevoerd. Het verwaarlozen van het opbouwen van een beweging rond dit thema verklaart grotendeels waarom de HLBTbeweging niet sterker kon reageren op het offensief van de katholieke kerk en rechts tegen het homohuwelijk dat in september 2012 begon.
Krachtsverhoudingen Ook tijdens de jaren negentig, tijdens het debat over de samenlevingscontracten, voerden delen van rechts en kerk een felle campagne en organiseerden zij een demonstratie met bijna 100.000 deelnemers in Parijs. Het kopstuk van de beweging tegen de samenlevingscontracten, de christendemocraat Christine Boutin, zwaaide met de bijbel tijdens de debatten in het Lagerhuis. Discussie maakte plaats voor een golf van homofobie. De PS was verdeeld over de kwestie en links en de HLBTbeweging waren nauwelijks zichtbaar. In 2012 was de situatie sterk veranderd. De PS had net de verkiezingen gewonnen, traditioneel rechts was verslagen, onderling verdeeld en stond onder druk van het extreemrechtse Front National. De Union pour un Mouvement Populaire (UMP, de partij van de voormalige president Nicolas Sarkozy), was op zoek naar punten waarop zij zich af kon zetten tegen de PS. Wat betreft sociaaleconomisch beleid stemde zij grotendeels in met de bezuinigingsagenda van Hollande maar het voorstel voor een ‘huwelijk voor iedereen’ bood een kans om oppositie te voeren. In tegenstelling tot het eerdere debat over de samenlevingscontracten, gingen de tegenstanders nu subtieler te werk. Openlijke homofobie werd vermeden, in ieder geval in het openbaar, en de argumenten van rechts draaiden vooral om de kwestie van opvoeding en verzorging (adoptie, medische hulp bij zwanger worden, het draagmoederschap). De gezichten van de ‘anti-gelijkheidsbeweging’ waren twee homo-
seksuele tegenstanders van het homohuwelijk en een zangeres/comédienne. Hierdoor kreeg de beweging een minder politiek imago. De ‘rechten van het kind’ en de verdediging van de familie stonden centraal in hun vertoog. Maar zoals te verwachten viel werd het verzet tegen het homohuwelijk vooral georganiseerd door zeer rechtse, conservatieve organisaties en katholieke groeperingen. Tijdens de demonstraties die zij organiseerden voerden homofobe slogans de boventoon. Twee grote demonstraties, op 17 november 2012 en 13 januari 2013, trokken honderdduizenden deelnemers en vertegenwoordigers van de katholieke en andere religieuze gemeenschappen. De katholieke kerk gooide alles in de strijd en organiseerde op grote schaal vervoer naar de demonstraties in Parijs. De anti-gelijkheidsbeweging was zeer zichtbaar in de media en verspreidde op deze manier a-historische en seksistische opvattingen over gender en het belang van de heteroseksuele familie. Ze slaagde erin het debat toe te spitsen op de kwestie van het ouderschap en mobiliseerde parlementariërs voor haar zaak. Hoe succesvol deze strategie was bleek toen Hollande begon te twijfelen en begon te spreken over uitzonderingen voor burgemeesters met ‘gewetensbezwaren’. Dit, en de grote demonstratie van 17 november, kwam als een schok voor de HLBT-beweging. De schok was des te heviger omdat het rechtse vertoog alledaagse homofobie nieuw leven inblies. Op 16 december gingen actiegroepen, vakbonden en linkse partijen verspreid door Frankrijk de straat op voor gelijke rechten. Bijna 150.000 mensen namen deel aan deze betogingen. De linkse partijen steunden het wetsvoorstel en de demonstraties werden gevolgd door nog grotere betogingen op 27 januari. Afgezien van de Gay Pride demonstraties, die bijna een half miljoen mensen op de been brengen in Parijs, waren dit de grootste betogingen voor homorechten in de afgelopen 40 jaar.
Het rechtse offensief kwam als een verrassing De regering bleef echter onduidelijke signalen afgeven. Terwijl zij haar vastbeslotenheid benadrukte, werden er compromissen gesloten over het ouderschap en werd verklaard dat bevruchting met medische hulp voor lesbische stellen niet deel uit zou maken van de
wet. Ondertussen ontving Hollande persoonlijk de leiders van de anti-homohuwelijksdemonstraties en sprak de regering zich uit tegen het draagmoederschap. De invoering van de wet op 12 februari vervulde dus enkele belangrijke eisen van de HLBT-beweging maar gaat minder ver dan gehoopt. Het is nog te vroeg om te zeggen wat de effecten op de lange termijn zullen zijn maar de mobilisaties voor gelijke rechten tijdens de afgelopen herfst en winter hebben veel gedaan om de homogemeenschap te politiseren. In de demonstraties waren radicale stromingen duidelijk zichtbaar, zo was er bijvoorbeeld het ‘Pink Bloc’ dat antikapitalisme en antiracisme combineert met de strijd tegen heteronormativeit: het (zwijgzaam) accepteren van heteroseksualiteit als de norm. De coalitie ‘Oui, oui, oui’, met als belangrijke component de ‘Rose Panters’, eiste in tegenstelling tot de twijfelende PS regering op duidelijke wijze gelijke rechten voor iedereen. Er zijn honderdduizenden homo’s en lesbo’s de straat opgegaan, zij hebben deelgenomen aan sociale netwerken en in hun dagelijkse leven blijk gegeven van hun verzet tegen de homofobie van rechts.
Strategie De beweging voor het homohuwelijk heeft ook beperkingen. Ze slaagde erin om snel gemeenschappelijke eisen te formuleren maar de beweging was in eerste instantie een reactie op het rechtse offensief. Dit leidde ertoe dat na het aannemen van de wet de beweging ook veel minder actief werd. De grote HLBT-organisaties zijn hier voor een groot deel debet aan. Maar de nieuwe piek van homofobie heeft laten zien dat een voortdurende strijd hiertegen nodig is. De roep om het homohuwelijk was zo overheersend dat er nauwelijks discussie was over hoe gelijkheid er uit kan zien – de feministische kritiek op het huwelijk als instituut of een debat over draagmoederschap speelden geen rol. De linkse activisten in de beweging zagen geen andere optie dan een geleidelijke strategie van eerst het winnen van het homohuwelijk om daarna andere debatten over de familie en sociale normen te kunnen voeren. Maar dergelijke debatten kunnen alleen vorm krijgen als er structuren blijven bestaan waarin ze gevoerd kunnen worden. V Dit is een bewering van een artikel dat gepubliceerd werd op International Viewpoint.
23
achtergrond
Het WSF is op leeftijd gekomen ‘De revolutie van de waardigheid heet het Wereld Sociaal Forum welkom’, zo werden de rond de 50.000 deelnemers aan het WSF in Tunis begroet op spanoeken in het Frans, Arabisch, Spaans en Engels. Van 26 tot 30 maart vond in Tunesië het elfde WSF plaats. De aanvankelijke euforie na de revolutie in Tunesië, die het startsein was voor de Arabische revolutie, is aanzienlijk afgenomen na de verkiezingsoverwinning van de islamisten in oktober 2011 en de moord op de linkse oppositieleider Chokri Belaïd in februari 2013. De hoop was dat het WSF Tunesisch links nieuwe energie zou geven. Sarah
Lempp
De openingsdemonstratie liet de verscheidenheid aan deelnemende groepen uit alle delen van de wereld en uit het hele progressieve spectrum zien. De Bond van Werkloze Academici, naast de vakbondsfederatie UGTT. De Liga voor Mensenrechten, een van de Tunesische organisatoren van het WSF, hief de slogan van de Tunesische revolutie: ‘werk, vrijheid, waardigheid’. Deze drie organisaties speelden een belangrijke rol in de revolutie van 2011. De verscheidenheid leidde ook tot botsingen. Zo vonden er gedurende het Forum verhitte discussies plaats over de burgeroorlog in Syrië. Groepen
uit de Westelijke Sahara en nationalistische Marokkaanse organisaties konden evenmin met elkaar opschieten. Bij de afsluiting van de demonstratie konden alle sprekers op applaus rekenen als zij Chokri Belaïd aanhaalden. Zijn dood, waarschijnlijk het werk van fundamentalisten, bracht duizenden mensen op de been. Er is veel teleurstelling over hoe weinig er veranderd is sinds de revolutie en veel mensen maken zich zorgen over het oprukken van de islamisten. ‘We hebben het recht veroverd om te demonstreren en onze mening te geven, maar meer niet’, stelde een activiste van het Tunesische
Een positieve dynamiek
Eric Toussaint, coördinator van het Comité voor Kwijtschelding van de Schuld van de Derde Wereld (bekend onder de Franse initialen CADTM) en lid van het internationale comité van het WSF, was positief over het negende Forum. Sergio
24
Ferrari
Wat waren de belangrijkste aspecten van dit WSF? ‘Aan veel activiteiten namen talrijke Tunesiërs deel, dit zagen we bijvoorbeeld tijdens de workshops en debatten over de kwestie van nationale schulden. Het was ook opvallend hoeveel Tunesische jongeren deelnamen aan de algemene vergadering van sociale bewegingen.’
belangrijk. De omvangrijke deelname van organisaties uit Tunesië en de Maghreb gaven het WSF dit keer nieuw bloed. Het was interessant om de dynamiek te zien die ontstond toen het Forum in contact kwam met sociale bewegingen die zo’n sterke groei hebben doorgemaakt als die in Tunesië.’
Is het WSF sterker geworden? ‘Ongetwijfeld. Het is duidelijk dat het WSF al een paar jaar een crisis doormaakt. Vooral het internationale comité functioneert moeizaam. Tegelijkertijd biedt het WSF een unieke internationale kans aan sociale bewegingen om met elkaar in contact te komen. Bij gebrek aan een alternatief blijft het WSF
Het WSF was een bron van inspiratie Volgens jou is het organiseren van het WSF in een land en een regio die zo roerig is als deze ook een manier om te voorkomen dat het proces verstart... ‘Precies. Ik kan me voorstellen dat het volgende WSF plaats-
netwerk Dostourna dat zich inzet voor burgerrechten en een democratische, seculiere staat. Volgens haar is de opkomst van salafistische fundamentalisten een van de grootste problemen in Tunesië; ‘de salafisten zijn een minderheid maar ze worden sterker en de regering staat dat toe’. Ook op het WSF was de spanning tussen seculiere en religieuze organisaties voortdurend zichtbaar. Voor de revolutie was religie in Tunesië niet zo’n centraal thema. Het seculiere regime van Ben Ali vervolgde zowel de linkse als de islamistische oppositie.. Nu worden de tegenstellingen zichtbaar en omdat de regerende Ennahda-partij de islamisten steunt, bevindt links zich in het defensief.
Op leeftijd Naast de specifiek Arabische en Tunesische thema’s speelden ook de ‘traditionele’ WSF thema’s natuurlijk een grote rol. Deze zijn ondertussen zeer divers geworden, meer dan de strijd tegen neoliberale globalisering in het algemeen gaat het nu om thema’s als vrije media, migratie, de schuld van derde wereld landen, klimaatverandering en ecologische landbouw. Hier, aan de grenzen van de Europese Unie, was ook de Europese uitsluiting van migranten een belangrijk thema. Maar ook de vluchtelingenstromen binnen West-Afrika waren een belangrijk punt – het gaat hier om een veelvoud van het aantal mensen dat naar Europa trekt maar er is veel minder aandacht voor in de media. De discussies over strategieën voor een sociale oplossing voor de klimaatcrisis waren echter een grote teleurstelling. Volgens veel deelnemers zit hier nauwelijks vooruitgang in en worden bij elk Forum dezelfde discussies herhaald. Het WSF is op leeftijd. Veel deelnemers behoren tot een activistische jetset die vaak professioneel aan politiek doet. Het Forum heeft, in het commentaar van de Duitse activist Tadzio Müller, de beweging waaruit het voorkwam overleefd. Nieuwe bewegingen van de afgelopen jaren zoals Occupy en de Indignado’s waren weinig zichtbaar. Daarbij bleven de klassieke WSF-thema’s relatief los staan van de lokale thema’s, hoeveel uitwisseling tussen de twee daadwerkelijk
vindt in Egypte als organisaties daar het voorstellen. In de industriële sector is de Egyptische vakbeweging sterker dan de Tunesische en de Egyptische boeren worden hard getroffen door het beleid van de Wereldbank en de privatisering van grond. Maar ook in andere delen van de wereld kunnen er zich sociale explosies voordoen.’ Hoe zou de verlamming van het internationale comité opgelost kunnen worden? ‘Daar heb ik het antwoord niet op. Sommige krachten in het comité willen op de oude voet doorgaan maar Tunis laat zien dat op een gegeven moment er ruimte moet komen voor nieuwelingen. Het CADTM blijft lid van het comité omdat we nauw samenwerken met enkele andere organisaties die er ook in vertegenwoordigd zijn en die zeer actief zijn. Maar er zijn ook een reeks geïnstitutionaliseerde krachten die de ‘merknaam’ WSF voor eigen gewin willen gebruiken.’
plaatsvond is moeilijk te zeggen. De taalbarrière was zeker een hindernis in het creëren van dergelijke dwarsverbanden. In veel workshops liet de vertaling van en naar het Arabisch veel te wensen over of ontbrak ze volledig. De verscheidenheid aan thema’s en groepen is een kenmerk van het WSF en het is een bewuste keuze om zeer verschillende meningen naast elkaar te laten staan. Toch werd na een paar dagen de behoefte aan een politieke consensus die verder gaat dan het basisprincipe van ‘geen partijen, geen regeringen, geen guerrilla’s’ voelbaar. De politieke openheid moet niet inhouden dat alles maar welkom is, bijvoorbeeld de Iraanse propagandagroep die portretten van Khomeini ophing en met foto’s van dode Palestijnen de ‘werkelijke Holocaust’ wilde aankaarten. Zeker niet alle deelnemers zullen zich in deze propaganda kunnen vinden maar solidariteit met Palestina was een van de weinig thema’s waar bijna iedereen in Tunis het eens kon worden. Ook de afsluitende demonstratie van het WSF had als thema ‘Vrijheid voor Palestina’. In tegenstelling tot de conflicten in Syrië, Tunesië of de Westelijke Sahara lijkt het in het conflict Palestina-Israël duidelijk te zijn wie de boosdoeners en wie de goeden zijn.
Toekomst Ondanks alle problemen zien veel mensen het effect van het WSF op de Tunesische progressieve bewegingen als positief. Dat zal nodig zijn, want het idee dat Tunesië een nieuwe revolutie nodig heeft was algemeen. Het Forum bracht democratische, seculiere krachten samen en heeft hen geholpen internationale bondgenoten te vinden. Ook voor ‘internationaal’ links was het goed dat het WSF in Tunis plaatsvond waar het met nieuwe thema’s en tegenstrijdigheden geconfronteerd werd. De thematische en regionale uitbreiding van het WSF maakt het proces gecompliceerder – maar daarmee ook realistischer.V Dit is een bewerking van een artikel dat eerder verscheen in Analyse & Kritik. Zeitung für linke Debatte und Praxis.
‘Een van de organisaties die aanwezig was, is USAID. Dat is een organisatie van de Amerikaanse overheid die betrokken is bij het uitvoeren van het beleid van het Witte Huis, het is een instrument voor het buitenland beleid van de Verenigde Staten. Deze organisatie hoort niet thuis op het WSF en de aanwezigheid van USAID is strijdig met het grondvest van het WSF. Ik heb begrip voor de mensen die deze organisatie de deur wezen.
Verborgen tegenstellingen worden zichtbaar
Denk je dat activisten het Forum toch moeten blijven steunen? ‘Het WSF is ongetwijfeld bruikbaar. In Tunis ontstond, los van de organisatorische problemen, een zeer positieve dynamiek.’
We zagen ook dat, net zoals in 2011 in Dakar, er een honderdtal mensen aanwezig was die door het Marokkaanse koningshuis betaald worden om zich voor te doen als leden van sociale bewegingen. Enkele van hen werken voor de politie en hebben de opdracht om te voorkomen dat er opgeroepen wordt voor een onafhankelijk Westelijke Sahara. Dat was een negatief aspect, maar niet de schuld van het WSF. We moeten manieren vinden om Marokkaanse activisten die de moed hebben om zicht uit te spreken voor het democratische recht op zelfbeschikking te beschermen.’ V
Wat zijn de mogelijke negatieve gevolgen van dit specifieke Forum?
Dit interview verscheen eerder op www.internationalviewpoint.org.
25
I m p r e s s i e 2 0 1 3
26
v a n
h e t
W S F
i n
T u n i s
literatuur
Het China van de contrarevolutie In een van de openingssalvo’s van de Chinese Culturele Revolutie verklaarde Mao Zedong dat ‘vertegenwoordigers van de bourgeoisie’ de communistische partij waren ‘binnengeslopen’. Als de tijd rijp was, zouden deze verraders een ‘dictatuur van de bourgeoisie’ vestigen. China’s Rise: Strenght and Fragility laat zien dat dit scenario uit is gekomen. Niet ondanks, maar dankzij de politieke structuren uit Mao’s tijd. Alex
de
Jong
Veertien essays, voornamelijk van de Chinese marxist Au Loong Yu, met bijdrages van Pierre Rousset over de ontwikkeling van het maoïsme, Bruno Jetin over de Chinese economie en de Chinese arbeidsrechtenactivist Bai Ruixue, schetsen de ontwikkeling van China, voornamelijk in de periode na Mao. Nadat de machtsstrijd van de Culturele Revolutie de Communistische Partij aan de rand van de afgrond had gebracht, begon midden jaren zeventig een proces van reorganisatie. De prioriteit was economisch herstel. Dat moest gebeuren door maatregelen als strikte arbeidsdiscipline, nauwere controle van de boerenbevolking en de gedeeltelijke invoering van stukloon. Leiders die tijdens de Culturele Revolutie in ongenade waren gevallen maakten hun politieke comeback en richtten de Chinese economie, die tot dan gericht was op interne consumptie, op export. Na de dood van Mao in 1976 kwam dit proces in een stroomversnelling. De vertegenwoordigers van het maoïstische radicalisme vielen in ongenade. Deng Xiaoping, een van de doelwitten van Mao’s beschuldigingen, kostte het weinig moeite om de kleurloze tussenpaus Hua Guofeng ter zijde te schuiven en alle macht naar zich toe te trekken.
Kiezen voor kapitalisme China’s Rise laat zien dat Deng Xiaoping’s invloed op China van vergelijkbare omvang was als die van Mao. Au betoogt dat de Communistische Partij onder zijn leiding koos voor een beleid van privatisering en economische liberalisering en ondertussen vastbesloten was om haar politieke monopolie te bewaren. Toen de beweging die leidde tot de opstand van 1989 op het Plein van de Hemelse Vrede de sympathie van arbeiders begon te krijgen haastte de partijleiding zich om deze te onderdrukken. Verre van socialistisch, was China toen ook niet kapitalistisch in de traditionele betekenis van het woord. Grote delen van de economie waren staatseigen-
dom en de arbeidersklasse met werk in de staatsbedrijven werd van de wieg tot het graf verzorgd. De werkeenheid zorgde voor huisvesting, gezondheidszorg, zelfs huwelijken en begrafenissen. Om deze garanties, de ‘ijzeren rijstkom’, kapot te slaan ging de Communistische Partij over tot een economisch offensief. Tijdens de jaren negentig werden 40 miljoen arbeiders in staatsbedrijven ontslagen en werd de weg voor herstel van het kapitalisme vrijgemaakt. De partijleiding slaagde erin het tempo van de industrialisering te verhogen door het gebruik van arbeidsmigranten van het platteland. Deze hadden minder rechten dan werknemers van staatsbedrijven, ontbeerden een traditie van onderlinge solidariteit en afkomstig uit een extreem armoedige omgeving stelden ze maar weinig eisen. De succesvolle industrialisering stelde de partij in staat een compromis te sluiten met de bevolking; politieke stabiliteit in ruil voor de belofte van economische vooruitgang. Mao’s ‘socialisme met Chinese karakteristieken’ maakte plaats voor ‘kapitalisme met Chinese karakteristieken’. Naast een analyse van de strategie die de Chinese heersers gebruikten om China naar hun wens te veranderen, is de grote verdienste van dit boek de analyse van dit Chinese kapitalisme. Au gebruikt daarvoor het begrip ‘bureaucratisch kapitalisme’. Nadat de partijleiders na de revolutie de oude elites wegvaagden reageerden zij in naam van de arbeidersklasse, zonder enige macht uit handen te geven. Dit machtsmonopolie plaatste de partijbureaucraten boven alle andere groepen in China. In de jaren negentig dwong de bureaucratie de Chinese arbeiders zo ver in het defensief dat de bureaucraten de staat als het ware als hun particuliere eigendom kunnen runnen. Au legt uit dat dit ook betekent dat het hopeloos is om op (delen van) de Communistische Partij te rekenen om het tij van economische liberalisering te keren; de partij is zelf de voorhoede van de kapitalistische omwenteling. Succesvolle oligarchen zijn machtige partijleiders.
Nieuw verzet Repressie maakt arbeidsprotest tegen uitbuiting extreem moeilijk. Haar voortdurende controle over sleutelsectoren in de economie, in de eerste plaats de financiële sector, stelt de bureaucratie in staat om in tijden van economische crisis snel te interveniëren. Deze combinatie verklaart de duizelingwekkende economische groei van China. In tegenstelling tot commentatoren die grote verwachtingen hebben van het groeiende aantal arbeidsconflicten in China, is Au sceptischer. De arbeiders in de overgebleven staatsbedrijven hebben een historische nederlaag geleden, de nieuwe arbeidersmigranten hebben weinig ervaring met collectieve strijd. Maar hun onvrede leidt steeds vaker tot sociale explosies: betogingen, stakingen, rellen. Bij hen ligt de hoop op sociale verandering. Voor iedereen die het terrein waarop zij moeten strijden wil begrijpen is China’s Rise een onmisbaar boek. V Au Loong Yu, China’s Rise: Strength and Fragility. Een gezamenlijke uitgave van Merlin Press, Resistance Books en het IIRE - voor €26, te koop via www.iire.org.
27
film
De wereld van moordenaars Een groep oudere Indonesische mannen haalt nostalgische herinneringen op aan hun gloriejaren. Toen ze in de jaren zestig naar willekeur konden beschikken over wie zou leven en wie zou sterven. Een van hen voert het hoogste woord, lachend vertelt hij hoe verrukkelijk het was om veertienjarige meisjes te verkrachten. De andere mannen vallen hem enthousiast bij; ‘heerlijk, heerlijk’. In de documentaire The Act of Killing komen de daders van de bloedbaden van 1965 aan het woord.
Alex
28
de
Jong
Naarmate de jaren zestig vorderden, liepen in Indonesië de politieke en sociale spanningen op. President Soekarno balanceerde als een koorddanser om aan de macht te blijven door het leger, gedomineerd door rechtse officieren, islamitische bewegingen en de Partai Komunis Indonesie (PKI) tegen elkaar uit te spelen. Geleidelijk werd de PKI zijn favoriet. Soekarno sprak zich uit tegen de Amerikaanse inmenging in Vietnam, tegen de invloed die westerse mogendheden uitoefenden over formeel onafhankelijke ex-koloniën, knoopte banden aan met Mao’s China, sprak van een wereldwijd front tegen de oude machthebbers en ‘Indonesisch socialisme’. De PKI werd de grootste Communistische partij buiten het communistische blok, met miljoenen leden en symbolische posten in de op autocratische wijze door Soekarno samengestelde regering. De legertop zag het met lede ogen aan. Een mislukte communistische opstand in 1947 hadden de officieren de PKI nooit vergeven, ook al had de PKI daarna gekozen voor een strategie binnen de marges van de wet. Hoge officieren verdienden goed als industriëlen of plantagebezitters en zagen een steeds sterkere, door de PKI georganiseerde, vakbeweging tegenover zich. Geestelijken, vooral van machtige islamitische bewegingen, waren afkerig van de ‘atheïstische’ communisten – ook al waren veel communisten belijdende
moslims. De islamitische organisaties waren grootgrondbezitters en tegenstander van door Soekarno, met steun van de PKI, geïntroduceerde plannen voor hervorming van het landbezit ten voordele van landloze boeren. De lont in het kruitvat was een putsch op 30 september 1965. Een groep officieren uit het middenkader ontvoerde en doodde later een aantal, als rechtse tegenstanders van Soekarno bekend staande, generaals. Enkele uren later verklaarden zij de formatie van een ‘revolutionaire raad’ die het kabinet van Soekarno zou vervangen. Troepen onder het commando van Soeharto maakten echter korte metten met de ‘30 September Beweging’, bekend als G30S. In de daaropvolgende zes maanden onderging Indonesië een transformatie. De PKI en haar massa-organisaties en de linkervleugel van Soekarno’s nationalisme werden op bloedige wijze vernietigd door een geweldcoalitie van hoge officieren, kapitalisten, religieuze bewegingen en milities. Er vielen minimaal 700.000 tot een miljoen slachtoffers in deze golf van terreur. Soekarno werd aan de kant geschoven en Soeharto werd de onbetwiste heerser over Indonesië.
Voorwendsel voor massamoord De G30S is een van de grote mysteries van de twintigste eeuw. De nieuwe machthebbers beweerden dat het een
frontorganisatie van de PKI was die de macht wilde grijpen. De communisten zouden dodenlijsten opgesteld hebben en massagraven voorbereid. Leden van Gerwani, de aan de PKI gelieerde vrouwenorganisatie, zouden de gevangen generaals seksueel gemarteld hebben. Maar de PKI organiseerde geen mobilisaties om de ‘poging tot staatsgreep’ van de G30S kracht bij te zetten, en er namen nauwelijks communisten deel aan de beweging. In een fascinerend boek over G30S knoopte John Roosa veel van de losse einden aan elkaar. Het doel van G30S was geen coup, maar een zuivering van de legertop. Nadat enkele ontvoeringen spaak waren gelopen en er doden vielen, weigerde Soekarno de beweging te steunen. In een vlucht naar voren verkondigde de G30S daarom de ontbinding van het kabinet. De betrokkenheid van de PKI was beperkt tot enkele leiders, waaronder secretaris-generaal D.N. Aidit, die zonder medeweten van de rest van het bestuur, laat staan de partij, handelden en zo de legertop een gedroomd excuus gaven om de macht te grijpen. The Act of Killing volgt drie leden van een van de milities, de Pemuda Pancasila, die deelnamen aan de massamoorden van 1965-66. De in alle opzichten afstotelijke Herman, nog steeds lid van de militie, vermoordde tientallen mensen en heeft geen gewetenswroeging. Het vermoeden dringt zich op dat hij te dom is om de enormiteit van zijn misdaden te beseffen. Haji Anif is anders. Van de drie moordenaars gaat het hem het beste voor de wind, hij is welvarend en heeft goede connecties met de huidige machthebbers. Niet ondanks, maar omdat hij een moordenaar is. Hij hielp immers de Indonesische natie te redden. Ook hij voelt geen berouw. In een indrukwekkende scene legt hij uit waarom. Moraliteit is relatief, stelt hij; toen Bush aan de macht was, was Guantanomo in orde, waarom zou dergelijke relativiteit niet gelden voor ‘1965’? Hoezo misdaden tegen de menselijkheid? Het zijn de winnaars die beslissen wie schuldig is en wie niet, wat een misdaad is en wat niet. En hij is een winnaar, hij heeft dus niks te vrezen. Machteloze verontwaardiging, meer kun je hier niet tegen inbrengen. De meest interessante figuur is Anwar Congo. Voor 1965 was hij net zoals zijn vrienden een kleine crimineel. Toen hij als lid van de Pemuda Pancasila mensen martelde en vermoordde werd hij een lokale ‘held’. Anwar is een ijdeltuit en gaat enthousiast in op het voorstel van regisseur Joshua om zijn rol in ‘1965’ te verfilmen. In zijn moordtech-
nieken werd Anwar geïnspireerd door Hollywood films en in samenwerking met Oppenheimer verbeeldt hij zijn daden uit 1965 op surrealistische wijze met zichzelf als cowboy of maffioso. Naarmate de film vordert en Anwar terugdenkt aan zijn daden en zijn slachtoffers naspeelt lijkt bij hem iets door te dringen van wat hij gedaan heeft. ‘Heb ik dan misschien gezondigd?’, vraagt hij nadat hij een scene waarin hij een slachtoffer speelt, heeft teruggekeken.
Mythes De propaganda van de machthebbers over ‘1965’ is tegenstrijdig: de PKI stelde niks voor, de PKI was een immense dreiging. De PKI waren woeste vechters, de PKI werd zonder problemen vernietigd. Soekarno stond aan de kant van de PKI, de PKI wilde de regering ten val brengen. De slachtoffers van ‘1965’ werden gedood door de PKI, het leger vernietigde zonder mededogen de vijanden van ‘Indonesië’. De tegenstrijdigheden zijn geen zwakheden in de officiële vertogen over 1965 maar versterken deze. Voor oriëntalistische wetenschappers is er de lezing van 1965 als een uiting van de ‘Indonesische cultuur’, een volk dat ‘amok loopt’ omdat de PKI bepaalde taboes had gebroken. Voor jongere Indonesiërs is er het leger als beschermer tegen sadistische ‘communisten’. Elk jaar, decennialang, zagen zij de propaganda-film Pengkhianatan G30S/PKI (Het verraad van G30S/PKI), een film die communisten als gevaarlijke beesten afschildert. Officiële historische publicaties van het leger hebben het over de verdediging van staat en natie zodat soldaten zich trots kunnen voelen en buitenlanders gerust gesteld worden dat in de marge van een binnenlands conflict hoogstens enige excessen plaatsvonden. En voor de miljoenen nabestaanden van de slachtoffers en iedereen die overweegt in verzet te komen? Voor hen is er een vertoog dat niet vastgelegd is in officiële publicaties maar in geruchten, mondelinge overlevering en de dagelijkse realiteit van wonen te midden van moordenaars die vaak rijk en machtig zijn, als zakenman, regeringspoliticus of gewone crimineel. Een vertoog dat voortdurend herhaalt: ‘onthou waar wij toe in staat zijn, onthou wat wij doen met onze tegenstanders’. Onder de oppervlakte van de fabels over 1965 en Indonesië als een voorspoedige democratie en een economisch succes, is angst een van de kenmerken van de Indonesische samenleving. Toen Joshua Oppenheimer tien jaar geleden in Indonesië een film maakte over pogin-
gen om een vakbond te organiseren stuitte hij voortdurend op deze angst en besloot hij The Act of Killing te maken. Dit is geen film over 1965 of het lot van de slachtoffers maar over hoe herinneringen het heden beïnvloeden. Door de voortdurende macht van de daders van 1965 en het zelfvertrouwen van deze mannen te laten zien, zelfvertrouwen dat steunt op het feit dat ze nooit verantwoording af zullen hoeven te leggen, laat Oppenheimer zien waar die angst vandaan komt. The Act of Killing is een film over een maatschappij waarin de massamoordenaars onomkeerbaar gewonnen hebben. De Indonesische génocidaires hoeven niets te ontkennen of hun daden te minimaliseren. Ze kunnen opscheppen over hun daden, en vrijuit vertellen over het genot dat ze al moordend en verkrachtend voelden. The Act of Killing blaast het dominante vertoog over ‘1965’ op door de uitlatingen van de moordenaars vast te leggen. Wegkijken of wegrationaliseren wordt onmogelijk. Als de moordenaars vertellen dat zij, en niet de PKI, de wreedaards waren, wat is dan nog het excuus voor hun daden? Het redden van de natie? Door het verkrachtten van kinderen!? The Act of Killing haalt de half verborgen onderstroom van dreiging in het moderne Indonesië naar boven om de kijker er mee te confronteren. Het resultaat is een schokkende ervaring, een film die aankomt als een trap in de maag. En die in Indonesië enkel halfondergronds vertoond kan worden. The Act of Killing is een meesterwerk als documentaire en als politieke zet. In de geschokte reacties en woede van de vele jonge Indonesiërs die deze film gezien hebben en nog zullen zien ligt een sprankje hoop dat de moordenaars niet eeuwig blijven winnen. V
29
literatuur
De mythe van de groene economie Gedragsveranderingen van consumenten die via de markt verandering afdwingen tot het vergroenen van de economie zijn onvoldoende, zo betogen Matthias Lievens en Anneleen Kenis in hun boek ‘De mythe van de groene economie’. Patrick
30
Verlichte ondernemers en milieuactivisten werken samen voor een groene economie in een ultieme poging de verwachte klimaatcrisis te voorkomen. Er wordt bijvoorbeeld volop reclame gemaakt voor ‘zon zoekt dak’, een campagne van Stichting Natuur en Milieu om een omslag te krijgen in energie-opwekking. Overheid, bedrijfsleven en milieubeweging stimuleren iedereen om zelf aan de slag te gaan met fiets, spaarlamp en biologisch eten. Maar gaan we het redden met dat soort individuele keuzes? Door het in vraag stellen van algemeen aanvaarde waarheden politiseren de auteurs milieukwesties weer. Ze maken duidelijk dat er geen gemakkelijke oplossingen zijn met alleen maar winnaars. We gaan het niet redden met individuele keuzes via de markt en het beprijzen van groene producten en nieuwe marktmechanismen als de CO2 handel. Het blind staren op dit soort marktmechanismen leidt juist af van de werkelijke oorzaken van de milieuproblemen, de kapitalistische markteconomie. In zo’n economie zal bescherming van het milieu altijd minder zwaar wegen dan winst op de korte termijn. Dit boek is er voor iedereen die zich zorgen maakt over de toekomst van onze planeet. Je hoeft niet volledig ingevoerd te zijn in de milieubeweging om toch gegrepen te worden door de vragen die gesteld worden bij algemeen aanvaarde opvattingen rondom de klimaatcrisis en andere ecologische uitdagingen. Verrassende en goed onderbouwde antwoorden over de oorzaken van de crisis komen aan bod. De klimaatcrisis is niet een catastrofe die ons in de toekomst bedreigt, maar die nu al volop gaande is. De klimaatcrisis is niet de enige grote crisis die ons bedreigt, er zijn nog zeven andere ecologische problemen die de leefbaarheid voor de mensen al sinds twee eeuwen bedreigen. Gaandeweg het boek wordt duidelijk dat welke keuzes er ook gemaakt worden, voor welke strategie er ook gekozen wordt, er winnaars en verliezers zullen zijn. En het kapitalisme is niet automatisch de verliezer. Het kan prima blijven bestaan als de temperatuurstijging meer dan twee graden Celsius bedraagt. Ook tijdens een diepe crisis van het milieu zullen er nog steeds rijken zijn. Maar de armen zullen in ieder geval de dupe zijn van die crisis. Dat zijn ze nu al – kijk maar naar natuurrampen als Katrina, de gevolgen van de stijgende voedsel- en energieprijzen en van het stijgen van de zeespiegel. Het zijn de armen die hier het meeste onder lijden omdat ze de stijgende prijzen niet kunnen betalen en
van
Klink
niet kunnen verhuizen. De oplossing voor de verschillende ecologische problemen zoeken de schrijvers dan ook in klimaatrechtvaardigheid. Sociale, democratische oplossingen van onderop, die uitgaan van de belangen van de meerderheid van de bevolking. Zij sluiten daarbij aan bij veel ideeën die binnen de milieubeweging gangbaar zijn. Zoals de steeds populairdere stadslandbouw, maar ook campagnes als de ‘1 million climate jobs campaign’ van de Engelse vak- en klimaatbeweging. Op welke plek je ook actief bent, in je wijk, op je werk, in de vakbeweging of in de milieubeweging, het lezen van dit boek zet aan tot nadenken over fundamentele veranderingen. Het blijft niet bij het wijzen op de noodzaak hiervan, de auteurs doen verschillende handreikingen voor hoe zo’n verandering er uit zou kunnen zien. Het Internationaal Vakverbond heeft op haar tweede congres besloten dat er ‘fundamentele veranderingen in mondiale productie- en consumptiesystemen nodig zijn om onze maatschappijen en werkplaatsen duurzaam te maken en gewoon goed werk voor iedereen te vrijwaren en te promoten’. Dat is een heel mooi aanknopingspunt voor de discussie in de Nederlandse vakbeweging. Want ook hier wordt duurzaamheid makkelijk gekoppeld aan groene markteconomie oplossingen. De markteconomie wordt echter niet geproblematiseerd. Het overwicht van het neoliberale marktdenken is overal groot. Zelfs in Duitsland waar de anti-kernenergie beweging veel mensen in beweging heeft gebracht zodat kerncentrales afgebouwd gaan worden. Duitsland loopt voorop in het in gebruik van zonne- en wind energie. Ook hier gaat verzet tegen ecologische risico’s als kerncentrales niet vanzelf over op discussie over en strijd voor fundamentele veranderingen. Vertrekken vanuit concrete oplossingen die door mensen en bewegingen worden gekozen en deze te verbinden met kritiek en acties tegen privatisering en ontmanteling van de verzorgingsstaat kan ons helpen een antwoord op die uitdaging te geven. Laten we vooral van elkaars ervaringen leren en de discussie beginnen. Dit boek is daar een goede aanzet en bijdrage voor.V Anneleen Kenis &Matthias Lievens, De mythe van de groene economie, valstrik, verzet alternatieven. Uitgeverij EPO en Jan van Arkel € 17,95.
film
Ode aan het kritische denken Margarethe von Trotta heeft al
enkele en spraakmakende films gemaakt. De
meest bekende zijn Die verlorene Ehre der
Katharina Blum uit 1975, Die bleierne Zeit uit 1981, Rosa Luxemburg uit 1986 en Rosenstrasse van 2003. Nu heeft ze Hannah Arendt aan haar oeuvre toegevoegd. Een film over de filosofe die na haar vlucht voor de nazi’s naar Amerika Rob
Lubbersen
In de film wordt vooral ingezoomd op de periode rond het Eichmann-proces in 1961. Arendt was bij dat proces aanwezig als verslaggeefster van The New Yorker. De wijze waarop VonT rotta deze episode in beeld heeft gebracht is een eerbetoon aan de kritische geest geworden.
Banaliteit van het kwaad Adolf Eichmann werd in 1960 door de Mossad, de Israëlische geheime dienst, ontvoerd uit Argentinië. Eichmann was de manager van de Holocaust. Tijdens een proces in Jeruzalem werd hij ter dood veroordeeld en in 1962 opgehangen. Hanna Arendt woonde zijn proces bij. Haar reportage in The New Yorker veroorzaakte veel ophef. Belangrijke opvattingen, die zij in haar verslag ventileerde waren: * De banaliteit van het kwaad. Het inzicht dat de meest verschrikkelijke dingen gedaan kunnen worden door vrij normale mensen. Als ze maar een opdracht of bevel van hogerhand krijgen en betrokken worden bij slechts een deel van het totale kwaad. Zolang ze zich als slechts een radertje in een grote machine kunnen beschouwen menen mensen een excuus te hebben om niet-te-denken en maar-te-doen. * De overbodigheid van het slachtoffer. Het inzicht dat het beroven van mensen van hun menselijke waardigheid en activiteit het gemakkelijker maakt om ze uiteindelijk ook van het leven te beroven. De Duitse concentratie-kampen, waar mensen tot ‘nutteloze paupers’ werden gedegradeerd, maakten zowel de daders als de slachtoffers rijp voor de gasovens. * De betrokkenheid van Joodse leiders. Het inzicht, of liever het vermoeden, dat de medewerking van een deel van de Joodse elite aan de Jodenvervolging, middels Joodse Raden, het aantal joodse slachtoffers van de nazi’s aanmerkelijk groter had gemaakt dan nodig. Ophef Vooral de laatste stelling, over de Joodse elite, leidde tot heftige reacties. Hannah verloor sommige van haar beste vrienden. In de film zien we dat zelfs de Mossad pogingen onderneemt om de publicatie van haar boek over het Eichmannproces tegen te houden. Hannah Arendt hield vast aan het noemen van de dingen bij hun naam, aan signaleren wat er werkelijk gebeurd was, om daar zo mogelijk lering uit te kunnen trekken. Ook aan de andere twee stellingen hield zij vast. Later is gebleken dat daar wel het één en ander op valt af te dingen. De Amerikaanse historicus Timothy Snyder onderschrijft bij-
grote bekendheid verwierf. voorbeeld weliswaar dat overbodigheid en ontmenselijking van individuen of groepen vaak aan hun fysieke eliminatie voorafgaan, maar hij bestrijdt dat de Duitse concentratiekampen daarbij een grote rol speelden. Daarvoor bevonden die zich te zeer buiten het zicht en werden daar verhoudingsgewijs te weinig mensen vermoord. Er werden ook miljoenen joden en miljoenen niet-Joden buíten de kampen afgeslacht. Interessant is in dit opzicht hetgeen de Italiaanse marxist Enzo Traverso naar voren heeft gebracht. In zijn boek ‘Understanding the Nazi Genocide’ schetst hij de Holocaust als een ‘industrieel proces’, als een barbaarse ontsporing van een met technologie verstrengelde bureaucratie onder kapitalistische verhoudingen. Anonimisering en ontmenselijking zijn bij Traverso de voortbrengselen van een op de markt, concurrentie en winst gerichte maatschappij. Meer dan Arendt pleit hij daarom expliciet voor een humaan en democratisch socialisme.
Nadenken De stelling over de banaliteit van het kwaad is eveneens aangevochten. Het staat inmiddels vast dat deze stelling zeker niet opgaat voor Adolf Eichmann. Uit biografisch onderzoek is gebleken dat Eichmann zijn hele leven, ook na de oorlog nog, een fanatieke nazi en antisemiet was. Hij was allesbehalve een middelmatig ambtenaartje. Hij betreurde in kleine kring dat hij zijn werk, de vernietiging van het Jodendom, niet heeft kunnen afmaken. Zijn schuilgang achter de redenering ‘bevel is bevel’ tijdens zijn proces was niet meer dan een poging de doodstraf te ontlopen. Dit neemt niet weg dat de stelling over de banaliteit van het kwaad waarschijnlijk wel opgaat voor duizenden, zo niet miljoenen anderen. Die hun ogen dicht deden, hun hersens uitschakelden, hun gevoel wegdrukten, hun verstand en moraal op nul hebben gezet. Het is te gemakkelijk en onvruchtbaar om die lieden vanwege hun wandaden weg te zetten als Monsters. Dat brengt ons geen stap dichter bij het antwoord op de vraag hoe in een ontwikkeld land als Duitsland miljoenen de andere kant opkeken, hun mond hielden en meewerkten aan een gruwelijke massamoord. Dat mag nooit meer gebeuren. In een magistrale speech op de universiteit maakt Hannah Arendt in de film deze historische les nogmaals duidelijk. Margarethe von Trotta en hoofdrolspeelster Barbara Sukowa vertolken haar boodschap vakkundig. In een ode aan het zelfstandig en kritisch nadenken. V
31
AGENDA / AKTIE / TIPS
V r i j h e i d A l e x e i
v o o r
G a s k a r o v !
Met harde hand probeert Poetin kritiek op zijn regering de kop in te drukken. Russische oppositieleden liggen onder vuur en recent werden weer activisten opgepakt. We publiceren hier een oproep voor solidariteit met linkse activisten in Rusland. De organisatie gaskarov.info heeft opgeroepen tot een internationale actieweek van 17 tot 23 juni. In de tussentijd kun je ons helpen door een solidariteitsverklaring met Alexei Gaskarov en andere Russische politieke gevangenen te tekenen. De petitie kun je vinden via gaskarov.info. We vragen iedereen de petitie te tekenen, deze kan een belangrijk effect hebben op de Russische autoriteiten. Waarom hebben we jullie solidariteit nodig? Op 27 april 2013 werd Alexei Gaskarov, een jonge Russische sociale activist en econoom, gearresteerd. Gaskarov werd bekend vanwege zijn antifascistische activisme en gedurende de laatste twee jaar is hij dankzij zijn inzet, intelligentie, passie en toewijding een bekende politieke activist geworden. Gaskarov heeft zich er sterk voor gemaakt dat zijn thuisplaats, Zhukovsky nabij Moskou, zich ontwikkelt op een manier die tegemoetkomt aan de behoeften van gewone burgers. Hij zet zijn werk dat hij begon in de beweging voor het beschermen van de Khimki en Tsagovsky bossen voort en steunt lokale actiegroepen. In maart 2013 lieten zijn stadsgenoten hun waardering voor zijn inzet blijken door hem te verkiezen in de door de lokale bevolking opgezette alternatieve ‘Volksraad van Zhukovsky’. Hij is sinds december 2011 actief in de protestbeweging tegen Poetin en hij verschijnt regelmatig in de media en als spreker bij demonstraties en openbare discussiebijeenkomsten. Hij werd in oktober 2012 gekozen als lid van de Coördinerende Raad van de Russische oppositie en heeft zich daar altijd ingezet voor de sociale bewegingen. De Russische politie kan Gaskarov zijn belangrijke rol in sociale bewegingen niet vergeven. Zij beschuldigen hem ervan deel te hebben genomen aan ‘rellen’ op zes mei, 2012, tijdens een legale betoging van de oppositie op het Bolotnaya plein in Moskou, de dag voor de inwijding van Poetin. Het lijkt erop dat de politie hoopt dat deze aanklacht, die nu al veel aandacht trekt, zal eindigen met een lange gevangenisstraf voor Gaskarov. We vragen je de petitie voor de vrijlating van Alexei Gaskarov en andere in verband met de op zes mei opgepakte gevangenen te tekenen. De juridische verdediging van de gevangenen en de campagne voor hun vrijlating kosten veel geld – kun je een bijdrage leveren, dan kun je ons steunen via PayPal: dmitry.cw@gmail.com Voor meer informatie en nieuws, in verschillende talen, kun je de site volgen: gaskarov.info.
32
w w w . g r e n z e l o o s . o r g