Groninger Museum Magazine 2015 - 3

Page 1

001

MAGAZINE FOTOGRAFIE / MODE / ARCHEOLOGIE / GESCHIEDENIS

€ 2,IN DIT MAGAZINE O.A.:

INTERVIEWS AD VISSER / LEO BLOKHUIS / HANS UBBINK

JAIME HAYON

JORIS LAARMAN LAB


002

JAIME HAYON UITBREIDING INFO CENTER

003


DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

004

The Archer, Station to Station tour, 1976 Photograph by John Robert Rowlands Š John Robert Rowlands

005


VOORWOORD ANDREAS BLÜHM

006

007

Foto: Jan Zeeman

DAVID BOWIE IS MAKING HIMSELF AT HOME Geachte lezer, David Bowie in Groningen, dat klinkt goed. De grote wintertentoonstelling maakte al furore toen we twee jaar geleden meldden dat David Bowie is naar Groningen zou komen. Elke dag is er wel iemand die me erop aanspreekt. Die mensen vertellen me dan dat ze Bowie live hebben gezien; soms wel meerdere keren. Wat bij mij altijd een licht gevoel van jaloezie wekt, want ook ik ben van de generatie bij wie Space Oddity en al die andere Bowie-hits in het geheugen staan gegrift. En dan te bedenken dat Bowie een aantal keren vlakbij mijn huis, in Bremen, te gast was voor opnames voor het muziekprogramma van Radio Bremen, Musikladen, de Duitse variant op Toppop. Hij is zelfs een keer in Groningen geweest! De fotograaf en manager van Ellen ten Damme, Danny Ellinger, kreeg van De Telegraaf in de jaren tachtig de opdracht om af te reizen naar Groningen omdat het gerucht ging dat Bowie zou komen. Het bleek te gaan om een privébezoek. Ellinger heeft Bowie wel ontmoet, maar het verhaal werd nooit gepubliceerd en dus ontbreekt Groningen in de annalen. Er is echter minstens één Groninger die de popster persoonlijk heeft leren kennen en dat is schrijver en schilder JeanPaul Franssens (1938-2003). Hij had trouwens geen idee wie toch die aardige man was met wie hij een gesprek voerde aan een hotelbar in Senegal. Tot zijn kinderen het hem vertelden. Ze waren hevig teleurgesteld en konden zich niet voorstellen dat hun vader niet eens een handtekening had gevraagd. “Hij was een leuke, bescheiden, wat melancholieke man, die me toevertrouwde dat hij behoorlijk bekend was en het mij niet kwalijk nam dat ik hem niet kende en niet van rockmuziek

hield, want hij zat in een wereld waar ik een hekel aan had.” (De wereld wil bedrogen worden, 1999)* En nu is David Bowie opnieuw in Groningen, zij het niet persoonlijk, maar wel als hoofdpersoon van een tentoonstelling die de wereld rondreist en nu al legendarisch is: David Bowie is. Dat de tentoonstelling ook ons museum aandoet danken we aan de prettige samenwerking met het Victoria & Albert Museum in Londen. De samenstellers van de tentoonstelling waren de eersten die toegang kregen tot het eigen archief van Bowie, dat verbazingwekkend goed gesorteerd is en zeer volledig. De meest gestelde vraag, “Komt Bowie zelf ook?” moeten we, net als de collega’s uit de steden die ons voorgingen, beantwoorden met “Nee, jammer genoeg niet!”. We hebben er natuurlijk alles aan gedaan om de grote meester te verleiden hier naartoe te komen, maar David Bowie geeft de voorkeur aan een discrete rol op de achtergrond. Het is nu aan ons om niet de fout te maken om de persoon Bowie gelijk te stellen aan de tentoonstelling. David Bowie is is niet alleen een eerbetoon aan een popster, het geeft ook een rijk geschakeerd beeld van de cultuur van de jaren zestig, zeventig en tachtig van de 20ste eeuw. De tentoonstelling laat veel zien van Bowie, maar we zullen ook onszelf erin herkennen. En dan is de vraag: Wie is er interessanter, hij of u? Andreas Blühm, algemeen directeur * Met dank aan Coen van Uhm voor de tip.

Photo-collage by David Bowie of manipulated film stills from The Man Who Fell to Earth, 1975-6. Film stills by David James Courtesy of The David Bowie Archive Film stills © STUDIOCANAL Films Ltd. Image © Victoria and Albert Museum


008

009

011 INTERVIEW

LEO BLOKHUIS

044

023

JORIS LAARMAN LAB

REBEL REBEL

HANS UBBINK

OP BEZOEK BIJ

AD VISSER

016

EN VERDER

INTERVIEW

UNDERCOVER ANNO SMITH IS OVERAL TE ZIEN DE COLLECTIE VEENDORP OP REIS IRIS VAN HERPEN ON TOUR DE GOUDSCHAT VAN FEERWERD

062 065 071 075 078

UITBREIDING INFO CENTER

JAIME HAYON

057

JOSEE SELBACH & KARINA SMRKOVSKY

041


010

Tekst: Manon Kolsteren en Romy Akkerman Beeld: Rob Becker

DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

NA ‘HEROES’ KON BOWIE NIET MEER STUK “Ik ben niet het type muziekliefhebber dat zijn absolute goden heeft, maar je mag mij zeker een fan noemen van David Bowie en dat zeg ik niet over heel veel muzikanten.” Popjournalist Leo Blokhuis heeft veel te vertellen over de excentrieke Brit en praat met aanstekelijk enthousiasme over zijn liefde voor muziek en fascinatie voor Bowie. Als muziekkenner bewondert hij Bowie om zijn kameleontische vermogens, maar ook op persoonlijk vlak heeft hij hem van jongs af aan gevolgd.

LEO BLOKHUIS OVER DAVID BOWIE

“Bowie is er altijd geweest in mijn muzikale leven. Ik ben vanaf mijn dertiende heel intensief naar muziek gaan luisteren en daar zat hij vanaf het begin af aan bij. Ik weet nog dat ik nummers als ‘Station to Station’ en ‘Heroes’ voor het eerst hoorde op mijn zolderkamertje in Schiedam. Destijds kon ik nog niet zo goed verklaren wat het was, maar het was opvallend hoezeer die sound bij mij binnenkwam – je voelde gewoon de zwaarte en de impact van die nummers.” Vanuit het perspectief van een journalist valt er veel te zeggen over de achtergronden en kwaliteit van zijn muziek, maar tegelijkertijd is muziekbeleving altijd zeer persoonlijk vindt Blokhuis. “Er is heel veel mooie muziek, maar het gaat er eigenlijk om waar de emotie van de muziek je leven raakt. Het gaat om jouw verhaal. Het grappige met Bowie is dat zijn ontwikkelingen altijd redelijk parallel liepen met de verbreding van mijn eigen muzieksmaak. Bowie vraagt veel van zijn fans en ik kan me goed voorstellen dat mensen juist bij één bepaalde periode van hem horen. Zelf heb ik hem eigenlijk altijd kunnen volgen – behalve in de late jaren tachtig, toen ben ik hem even kwijtgeraakt.”

Fan zijn Het ‘fan’ zijn van muzikanten lijkt onder muziekjournalisten vaak een beladen onderwerp te zijn, maar daar heeft Blokhuis zelf geen last van. “Ik ben absoluut gekleurd in wat ik over Bowie zeg en hoe ik over hem denk, en daar ben ik maar liever duidelijk over. Het is ook een beetje raar als popjournalisten doen alsof ze boven hun eigen geschiedenis en smaak kunnen staan en met gezag iets over zoiets subjectiefs als muziekbeleving zeggen. Muziek gaat wat mij betreft over emotie en schoonheid – er is gewoon geen exacte wetenschap te bedrijven op die factoren.” Die liefde voor muziek maakt hem eigenlijk een hele slechte recensent, lacht hij. “Ik doe het wel eens, maar als ik iets goed recenseer dan schrijf ik er meteen bij dat ik een fan ben. De opnametechniek of speeltechniek vind ik daarbij minder belangrijk. Een gitarist die maar drie akkoorden speelt wordt al gauw gezien als een slechte muzikant, maar kan meer indruk op mij maken dan een virtuoos.” Hij is in aard een romanticus en groot fan van de muziek uit de vroege jaren zeventig. Het organische karakter, de lyriek en de meeslependheid van Bowie’s werk in deze jaren spreken hem erg aan. “Hunky Dory is misschien wel mijn favoriete album en ik kan nooit het begin van ‘Life on Mars’ opzetten zonder dat nummer ook helemaal af te luisteren – dat is zo’n mooie trip!”

Muziek in de ‘seventies’ Het was omstreeks 1973 toen hij op zijn zolderkamertje de muziek ontdekte. Als er iets op de radio kwam wat hij mooi vond dan schreef hij het op. In die tijd had Bowie al grote populariteit vergaard met zijn alter ego Ziggy Stardust en de

011


012

DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

latere glamrock. Toen hij naar muziek begon te luisteren was dat het helemaal, legt Blokhuis uit. De glamrock beleefde zijn hoogtijdagen met hele extravagante, bubblegum-­achtige bands als Mud, Slade, The Sweet en in zekere zin ook Abba – maar T-Rex en Bowie waren de eerste artiesten die dat deden. Daarnaast had je de singer-songwriters, bijvoorbeeld The Eagles, en de punk en disco. Zelf luisterde hij, net als de andere jongens van zijn generatie, naar symfonische rock en de progrock – een meer experimentele muziekstroming met nummers van soms 12 minuten. “Aan de punk was ik zelf nog niet toe – ik vond het vals klinken en had ook die agressie niet – en disco was voor meisjes,” lacht Blokhuis. Hij was niet van alle stijlen en experimenten even gecharmeerd, maar de muziek van Bowie vormde altijd wel een constante factor op zijn lijstjes. Hij kende alle platenzaken in de omgeving van Schiedam en wist precies waar de platen een gulden goedkoper waren – dat moest je in die tijd weten natuurlijk. Vaak bezocht hij de vroegere Plato in Vlaardingen. Hij kan zich nog goed herinneren wat daar gebeurde toen het album David Live uitkwam. “Bij binnenkomst moest je een trappetje af waar de laatste releases hingen. En toen dat album uitkwam hing de ingang helemaal vol met alléén maar Bowie. Ik weet nog dat ik dacht, deze plaat moet ik écht hebben. Dat effect riep Bowie wel altijd bij mij op, je kon gewoon niet om hem heen.”

013

Print after a self-portrait by David Bowie, 1978 Courtesy of The David Bowie Archive Image © Victoria and Albert Museum

Bowie’s gloriejaren

Heroes

Als hij nu terugkijkt dan lagen de artistieke gloriejaren van Bowie absoluut in de late jaren zeventig. “Daarin was hij zo’n instituut,” vertelt Blokhuis enthousiast. “En die periode vind ik zelf nog altijd het spannendst.” In 1976 kwam ‘Station to Station’ uit en dat maakte grote indruk op de vijftienjarige Blokhuis. “Ik viel bijna van mijn stoel van dat nummer! Het is een trein die weggaat. En het was ook niet zomaar een trein; geen stille TGV, maar een stoomtrein die met geweld vertrekt. Daarmee introduceerde Bowie voor mij een geheel nieuw aspect aan de muziek. Het nummer was een soort hoorspel in sound. Het deed mij denken aan de gezinsvakanties in Duitsland. Mijn vader was dominee – een echte theoreticus – maar hij had heel veel belangstelling voor oude treinen. Als hij wilde ontspannen ging hij ergens in Duitsland in een depot staan kijken naar stoomtreinen. Die fascinatie begreep ik wel. Bij een stoomtrein zie je wat er in de mechaniek gebeurt – je ziet de trein hijgen en puffen en zwoegen en werken. Bowie wist dat in muziek te vangen en dat was iets totaal anders dan wat hij tot dan toe gedaan had. Heel anders ook dan andere nummers uit die tijd, zoals ‘Our House’ van Crosby, Stills, Nash & Young. Dat vond ik ook prachtig, maar dat bestond naast elkaar.’

Zijn grootste favoriet is nog altijd ‘Heroes’, uit 1977. Dat nummer is voor Blokhuis het hoogtepunt van wat hij gemaakt heeft. Melodisch gezien houdt hij eigenlijk meer van Bowie’s eerdere werk, dat wat lyrischer is, maar bij ‘Heroes’ voelde hij direct dat het een belangrijk nummer was. Later is hij zich meer gaan verdiepen in het verhaal en werd voor hem duidelijk waarom dat nummer hem zo aangreep. Het is zowel sonisch, tekstueel en qua achtergrond een opvallend lied. “Sonisch gezien is het een experiment. Als je goed luistert dan hoor je dat de basis heel anders is dan de rock ‘n roll en de op rock ’n roll geënte popmuziek. In ‘Heroes’ zit geen backbeat en in die zin heeft het niet zoveel met rock ’n roll te maken. Het is eerder een monotoon, dat teruggrijpt op de Duitse mechanica. Als je het verschil in lichaamsbeweging zou uitdrukken dan is het niet dansen, maar lopen. Van dat gestapelde geluid gaat een soort dreiging uit. En als je dan weet dat het geschreven is in West-Berlijn ten tijde van de Koude Oorlog, dan klopt dat gevoel ook helemaal.” Hij heeft die sfeer met eigen ogen gezien in de tijd dat hij West-Berlijn bezocht en de muur er nog stond. Een stukje vrij westen in een communistische wereld, waar je alleen met een corridor naar toe mag. Dat heeft iets spannends, maar

Platenhoes van ‘Heroes’ van David Bowie


DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

014

ook iets duisters. En ondanks dat donkere geluid is het een heel optimistisch lied, vindt Blokhuis. “Ik voelde in die muziek heel sterk de zwaarte en de donkerte van die stad, maar die dreiging wordt ook overwonnen – al is het maar voor een dag. We could be heroes, just for one day.”

“Bowie heeft altijd voorop gelopen in ontwikkelingen omdat hij ze haarfijn aanvoelde.” “Het is niet zo dat ik bij alle nummers de hele geschiedenis hoef te weten en soms vind ik het zelfs jammer dat ik iets meer over de achtergrond weet. Maar in dit geval is het een nummer dat ik niet zo vrijblijvend kan horen omdat er zoveel in zit,” vertelt hij verder. “Berlijn is een stad met een waanzinnige geschiedenis. Vanuit de roaring twenties was het een soort dansen op de vulkaan. De Eerste Wereldoorlog was verloren en Duitsland werd geconfronteerd met enorme schuldbetalingen, devaluatie, en pensioenen die niets meer waard waren. Vervolgens volgt de Tweede Wereldoorlog en later de Koude Oorlog. ‘Na ons de zondvloed,’ was de sfeer in Berlijn. Tegen die achtergrond komt Bowie daar. De muur staat er al zestien jaar en er zijn 201 mensen neergeschoten die hebben geprobeerd over te steken. Het verhaal gaat dat Bowie vanuit de opnamestudio naar buiten kijkt, naar de wachttoren waar soldaten met getrokken wapens staan. Dan ziet hij aan de westkant van de muur een zoenend stelletje zitten. Daar gaat ‘Heroes’ over. Het is een optimistisch lied omdat hij het mooiste beschrijft dat je kunt ervaren – dat je zo verliefd bent dat het allemaal niets meer uitmaakt.” Bowie heeft die sfeer op een fantastische manier weten te vangen, vindt Blokhuis. “Het is heel knap als iemand het zingende dagboek, wat singer-songwriters vaak maken, op deze

manier overstijgt. Dat wringende maakt muziek pas echt interessant.” Zelf kan hij die eerste emotionele beleving van het nummer nog heel goed terughalen. “Ik luister niet iedere dag naar ‘Heroes’, maar als ik dat nummer hoor kan ik niet stoppen. Door die lange gitaarlijnen en het opbouwende gevoel krijg je het idee dat je een soort elastiek aantrekt in je lijf. En dat elastiek moet je dan ook even helemaal doortrekken en weer laten ontspannen door het nummer af te luisteren. Het is wat muziek op zijn mooist zou moeten bereiken – dat er even niets anders is dan jij en dat liedje.”

Invloed De Berlijnse periode is volgens Blokhuis ook zijn meest invloedrijke periode. “Als je meer ingevoerd bent in de muziek en meer leest dan ga je Bowie steeds meer bewonderen om zijn impact,” zegt hij. “Bowie heeft altijd voorop gelopen in ontwikkelingen omdat hij ze haarfijn aanvoelde. En ik denk dat hij heel instrumentaal is geweest in het veranderen van het Engelse muzieklandschap begin jaren tachtig, waarbij de elektronica een hele belangrijke rol gaan spelen. In Berlijn heeft hij muziekstijlen gefuseerd die, in elk geval in Engeland, nog niet heel mainstream waren.” In Los Angeles was Bowie door zijn vele cocaïnegebruik eigenlijk een beetje vastgelopen. Dat was de aanleiding om naar Berlijn te gaan en daar kon hij beter functioneren. In Berlijn was veel heroïne, maar daar was Bowie niet ontvankelijk voor. En nog belangrijker: hij kwam er in aanraking met nieuwe muziekstijlen. Op ‘Station to Station’ begon hij al wat te experimenteren met elektronische invloeden, maar in Berlijn kwam daarbij nog de invloed van de Krautrock – of Kosmische Musik zoals ze het in Duitsland noemen. “Het was een redelijk autonome en heel experimentele scene, waar muziek werd gemaakt met dingen als cementmolens en white noise – de ruis die je bij oude televisies hoort als ze geen signaal ontvangen. Het was heel anders dan het concept van het 3-minuten durende popliedje,” legt Blokhuis uit. En die invloedsfeer vormde een onmisbare inspiratiebron voor het album Heroes. “Ik denk niet dat hij Heroes in Los Angeles had kunnen opnemen. Luister maar eens naar de B-kant van het album – dat week totaal af van de Angelsaksische popmuziek die ik tot dat moment kende.” Het was een bijzonder punt in Bowie’s carrière omdat hij daar voor het eerst helemaal afweek van de heersende trends. “Begin jaren zestig, toen David Bowie nog David Jones heette maakte hij de beatplaatjes die in die tijd gemaakt werden. Ook in zijn space- en glamrock-periode paste hij altijd wel in de mooi geproduceerde Engelse popmuziek. Daarna ging hij

plastic soul maken en maakte hij de overstap naar Amerika. In Berlijn maakte hij de omslag van een traditionele Engelse popartiest die keurig in de pas liep, of zelfs een beetje vooruit liep op wat er in Engeland gebeurde, naar het experiment met de elektronica. Zoals ik het zie heeft Bowie voor Engeland de deur opengezet naar een heel andere muziekbeleving.” Die elektronica leerde de Britse muzikanten iets geheel nieuws. “In de jaren zeventig overheerste die geproduceerde symfonische en wollige popmuziek en als reactie daarop kwam de punk, die leerde dat als je drie akkoorden kon spelen je ook een popbandje kon beginnen. Wat de elektronica daar aan toegevoegd heeft is dat je niet eens die drie akkoorden hoeft te spelen. Als je aan een paar knoppen kan zitten dan kan je geluid – en dus ook muziek – maken. Die omslag leverde Engeland nieuwe en soms totaal weirde muziek op, waar uiteindelijk de techno de onechte ­kinderen van zijn.”

Toch hebben die sterke stijlomslagen zijn enthousiasme voor het werk van Bowie niet verminderd – integendeel. “Zijn latere werk doet voor mij niets af aan zijn statuur. En ik vind die wisselingen ook wel leuk eigenlijk – uiteindelijk zijn dat de artiesten die echt interessant zijn. Ik denk dat Bowie een prachtige carrière met fantastische liedjes had kunnen voortbouwen op het succes van ‘Life on Mars,’ maar hij doet iedere keer iets anders en hij bevindt zich daarbij altijd weer op dat snijpunt van meteen signaleren of zelf initiëren.” En uiteindelijk blijft de waardering voor en beleving van Bowie’s werk ook heel persoonlijk. “De impact van zijn muziek heeft natuurlijk ook veel met mijn eigen ontwikkeling te maken. In 2013 kwam hij met het nummer ‘Where are we now’ waarin hij terugkijkt op zijn Berlijnse periode. Ik vond dat nummer heel mooi, maar het kan nooit meer zo hard binnenkomen als ‘Heroes’ ooit binnenkwam.”

“In de vroege jaren tachtig ben ik Bowie een beetje kwijtgeraakt” Latere werk

Extra kleur

Zelf is Blokhuis niet erg gecharmeerd van de muziek uit de jaren tachtig. “In de vroege jaren tachtig ben ik Bowie een beetje kwijtgeraakt,” vertelt hij. “Achteraf ga je het allemaal wel overzien, maar het komt nog steeds voor dat ik een behoorlijke hit uit de jaren tachtig helemaal gemist blijk te hebben.”

Tentoonstellingen als deze passen heel goed in de Angelsaksische muziektraditie, vindt Blokhuis. De muziek lijkt daar meer onderdeel te zijn van de gewone cultuur dan hier. Hij vertelt geamuseerd hoe hij in Amerika soms hele obscure muziektentoonstellingen treft, in teleurstellende verbouwde woonkamers met vier pakken, vijf gitaren en een notitieboekje – en toch zijn ze altijd leuk om te bezoeken. Zelf is hij geen groot verzamelaar van muziekmemorabilia, maar hij kijkt er erg naar uit om de tentoonstelling in het Groninger Museum te zien. “Ik ben een liedjesverzamelaar, maar niet iemand die de eerste persing van een album wil hebben, of de CD en dan ook nog de LP. Maar ik heb begrepen dat de tentoonstelling veel persoonlijke objecten toont en daar ben ik erg benieuwd naar. Mijn ervaring is dat het altijd invloed heeft op hoe je een artiest aanschouwt. Het geeft extra kleur in de glazen van de bril waarmee je naar iemand kijkt. Ik sta er vrij open in, in de zin dat ik niet ergens op hoop, maar mijn ervaring is dat het altijd iets met je doet – en daar kijk ik naar uit.” Het uitgesproken gebouw van het Groninger Museum gaat volgens Blokhuis een spannende rol spelen bij de ervaring van de tentoonstelling: “Ik vind het heel logisch dat hij hier is.” G

Ook Bowie’s latere werk heeft minder indruk op hem gemaakt dan die nummers uit de jaren zeventig. “De invloed die hij toen had heeft hij nu niet meer. In 1997 kwam hij met het album Earthling, waar hij de drum ‘n bass een soort van menselijk gezicht geeft door er een lyrischere draai aan te geven. Daar had ik toen wat meer van verwacht. Het was in mijn ogen wel een ontwikkeling die de drum ’n bass nodig had – want alleen die jungle ontging mij volledig – maar bij Bowie had ik verwacht dat hij er iets meer van zou maken. Ook zijn meest recente jazznummer, ‘Sue (Or in a Season of Crime)’ heeft op mij geen indruk gemaakt, maar ik kan wel zien dat het nummer heel interessant is en ik ken muzikanten die daar heel enthousiast van worden.”

015


016

DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

Tekst: Andreas Blühm Beeld: Wim te Brake

OP BEZOEK BIJ

AD VISSER De David Bowie tentoonstelling levert het Groninger Museum heel wat nieuwe en boeiende contacten op. Op zoek naar inspirerende gesprekspartners kwam het gesprek natuurlijk als vanzelf op Ad Visser. Daarbij was ik de enige met een groot vraagteken op mijn voorhoofd: “Ad who?” Mijn culturele referentiekader is Duitsland, vandaar. Bij ons heette Toppop Musikladen en onze Ad Visser was Uschi Nerke. “Uschi wie?” Die dus. Toch is het wel logisch dat voor veel generatiegenoten de naam Ad Visser verbonden is met David Bowie. Ad Visser werd in de jaren zeventig hét gezicht van muziekminnend Nederland. Hij begon als radiopresentator bij de Avro met het programma Superclean Dreammachine. Hier draaide hij nieuwe ‚‘underground’muziek waarbij hij de tracks verbond met eigen muzikale intermezzo’s en een stem met veel echo. In de jaren zeventig ging hij wekelijks Toppop op tv presenteren, waarin artiesten hun nieuwste hit kwamen playbacken (met dans door Penney de Jager). Zo leerde het Nederlandse publiek David Bowie kennen via Ad Visser: andere tv zenders als MTV en you tube bestonden immers nog niet.

Hitpotentie Ad Visser is voor ons normale stervelingen die ene “degree of separation” die ons scheidt van David Bowie. Dit jaar verschenen zijn sappig geschreven memoires onder de titel Strange Days. Muzikale avonturen in de 60’s en 70’s. Een zeer lezenswaardig hoofdstuk in het ook verder vermakelijke boek is gewijd aan de Engelse popster en Vissers ontmoetingen met hem. Ad Visser trof Bowie in Londen, na een avontuurlijke reis met een Trident vliegtuig, kennelijk ontwikkeld door een “overenthousiaste stagiair”. Bowie stond op dat moment op een cruciaal punt in zijn ­carrière. Toen ze eindelijk waren aangekomen in de villa van de jonge popster, liet deze de Nederlandse platenproducent een paar nieuwe liedjes horen die later een plek kregen op het album Hunky Dory. Ad Visser voelde meteen dat hier popgeschiedenis werd geschreven: “Ch-Ch-Changes herken ik na enkele maten als potentiële hit.” Het herkennen van hits is Vissers professie en ook later zou hij blijk geven van een goede neus voor toekomstige trends en successen. “Ik zeg tegen Bowie: ‘Jouw leven gaat als dit uitkomt voorgoed veranderen… maak je borst maar nat… Alles waar je om gevraagd hebt komt op je af en meer, veel meer…’”

017


Promotional photograph of David Bowie for ‘Diamond Dogs,’ 1974. Photograph by Terry O’Neill Image © Victoria and Albert Museum

018

Parade Ad Visser is veel meer dan een poppresentator in ruste, en dus gebeurde het onvermijdelijke: al pratende over Bowie belandden we op andere, nieuwe ideeën. “Ik kom heel graag naar Groningen, maar kom liever bij mij, dan kan ik jullie iets laten zien, een wereldpremière!” Dat lieten we ons geen twee keer zeggen en zo togen we op een prachtige zomerdag per trein naar Naarden-Bussum en wandelden naar de schitterende villa van de Vissers. Wij, dat waren Josee Selbach, Karina Smrkovsky en ondergetekende. Josee, sinds 32 jaar ons Hoofd Communicatie, had nog drie weken in functie voor zich en voor Karina was het haar vierde werkdag bij het museum als opvolgster van Josee. Ad zelf, rijzig en zeker voor zijn leeftijd jaloersmakend slank, opende de deur en verwelkomde ons hartelijk. De historische villa bleek te zijn gebouwd door Wilhelm Krasnapolsky, de man achter het befaamde hotel in Amsterdam. Dat past beter dan je zou denken, want Krasnapolsky was bijna even veelzijdig en energiek als de heer des huizes. Om precies te zijn werden we daar aan de voordeur door twee Ad Vissers verwelkomd: één keer in levenden lijve en daarnaast door een levensgrote Ad in karton, reclame makend voor een bepaalde boekhandel. Als we in de woonkamer zijn gekomen, gaat Melanie erbij zitten. Ad en Melanie Visser zijn al 47 jaar gelukkig getrouwd en nog geenszins op elkaar uitgekeken. Ad haalt een nieuwe akoestische gitaar uit een zijkamertje. Hij wil ons laten horen waar hij tijdens zijn vakantie in Frankrijk zes uur per dag mee bezig is geweest: het oefenen van een lastige techniek

waarbij bas- en leadgitaar tegelijkertijd klinken. Daarna vertelt hij ons over zijn langste lied ter wereld, De parade van de hemelse tragedie. Hij begon met schrijven in 2003 en was in 2005 klaar. Het lied telde toen 1.050 coupletten van vier regels waarin Visser de rijmmogelijkheden van de Nederlandse taal ultiem op de proef stelt: “Sirawatte Haha Yoyo / Surft vooral op entropie / Met sublimatie van verval / Als psychostrategie.”

Inspiratie Maar wat te doen met een lied waarvan de uitvoering 8 uur, 39 minuten en 39 seconden in beslag neemt? Nou, daar maak je een muziekvideo van die lengte van! Daarover wilde Ad het met ons hebben. Hij gaf eerst Josee, daarna Karina en vervolgens mij aan de computer een impressie van hoe dit eruit zou kunnen zien. En nu is het onze beurt. Veel valt er nog niet over te zeggen, maar dat dit project een waardige context verdient is duidelijk. Nu moet ik de lezer teleurstellen, want meer verraad ik niet. Wordt vervolgd in een van de volgende afleveringen van het Groninger Museum magazine. En wat heeft dat alles te maken met David Bowie? Helemaal niets, behalve dan dat Bowie natuurlijk hét voorbeeld is van iemand die zichzelf steeds opnieuw uitvindt. De bijna even oude Ad Visser – beiden jaargang 1947 – is als zanger, performer, dichter, schrijver, presentator, producent en muzikaal filosoof zelfs nog veelzijdiger dan zijn Engelse leeftijdgenoot. Josee, Karina en ik keerden na het gesprek vol inspiratie huiswaarts. Ad’s spraakwaterval en enthousiasme en Melanie’s gastvrijheid hebben blijvende indruk gemaakt. Bowie bracht ons samen en na Bowie laten we ze niet meer los. G

DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

019


020

••• LETTER TO DAVID BOWIE •••

021

Ode aan Bowie Mijn huisgenoot en ik noemen onszelf allebei groot Bowie-fan, maar we zijn fan van een totaal andere artiest. Hij kijkt mij verwijtend aan als ik Let’s Dance of China Girl opzet, en ik word bijna moe van alle keren dat ik Lady Stardust uit zijn kamer hoor klinken. Ik ontdekte Bowie via Scary Monsters in de platenkast van mijn ouders. Voor mijn moeder is hij een gekoesterde jeugdliefde. Eerst verliefd geworden op de muziek en die unieke stem (Low was haar eerste LP), daarna ook op de man. Ik viel als beginnend pianist in katzwijm voor dat vervormde pianoriedeltje op Ashes To Ashes. Een artiest die zolang zoveel verschillende doelgroepen heeft kunnen bedienen, is niets minder dan de ideale popster. Maar zijn allermooiste prestatie leverde hij pas dit decennium; hij werd oud, zoals elke man dat zou willen. Niet à la Mick Jagger, zichzelf voortslepend op internationale grote podia en samenwerkend met artiesten als Will.i.am om te bewijzen dat hij het nog steeds kan. Bowie weet dat hij niks meer te bewijzen heeft. Prachtig, zoals hij vanuit het niets opdook in het achtergrondkoor op Arcade Fire’s Reflektor: een schitterend, stiekem eerste teken van leven na een tijd van radiostilte. Op het kort daarop uitgebrachte The Next Day horen we een artiest die weet dat hij niet meer voorop loopt. Een man die zijn masker afwerpt, zijn ouder worden omarmd heeft. Bewust van zijn beperkingen, maar ook van zijn kracht. Op zo’n comebackalbum volgt niet zelden een exclusieve wereldtour met kaartjes van over de honderd euro, maar dat is niks voor David Bowie. Hij wilde gewoon nog even melden wat hij te melden had, zonder poespas. En bovendien: zijn dochter moet gewoon naar school. Met die integere bescheidenheid vindt de excentrieke posterboy van weleer zichzelf voor de laatste keer opnieuw uit. David Bowie is een pionier, altijd al geweest.

Freek Verhulst, Tilburg, 22 jaar, freelance journalist en muzikant, eindredacteur 3voor12/Tilburg, radio-dj bij Glow FM en producer/toetsenist in elektronische indiepopband Fair Huxley.

David Bowie portret Dit portret is onderdeel van een serie David Bowie portretten, gemaakt door Rommie Schilstra. Rommie is zowel illustrator, ontwerper als zeefdrukker. Vanuit de zeefdruktechniek heeft zij een unieke stijl ontwikkeld die vintage aandoet maar toch eigentijds en eigenzinnig is. www.rommieschilstra.nl

Thin White Duke Rommie Schildstra 2015


022

DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

Tekst: Regina Zwaagstra Beeld: Wim te Brake

REBEL REBEL HANS UBBINK Wanneer hem in de afgelopen dertig jaar gevraagd werd naar zijn inspiratiebronnen noemde hij steevast David Bowie. Modeontwerper Hans Ubbink (1961), bij het grote publiek bekend van de eigenzinnige mannenmode (denk aan gedessineerde pakken en overhemden), is een trendsetter in de Nederlandse mode. Dat hij daarvoor regelmatig tegendraads is en zijn tijd soms ver vooruit, zegt hij te danken te hebben aan Bowie. “Niet te voorzichtig zijn, niet conformeren aan de geldende norm. Het heeft mij gevormd en daardoor vormt het mijn collecties”. “Ik denk dat hij wel zaken zou vinden in mijn collecties die hem aanspreken”, zegt Hans Ubbink. Zoals de artworks die hij heeft gemaakt voor zijn allerlaatste wintercollectie, geïnspireerd op het werk van de Oostenrijkse kunstenaar Egon Schiele, een protegé van Gustav Klimt. “Prachtig werk en een enorm expressieve lijnvoering.” Schiele werd destijds verketterd omdat zijn werk pornografisch zou zijn. “Ik heb delen van zijn werk gebruikt in de voering van een jasje, op shirts en T-shirts en zelfs op schoenen. Het is herkenbaar voor kenners van Schiele.” Hans Ubbink maakt al vanaf zijn eerste collectie kledingstukken waarvan veel verkopers zeiden dat het niet te verkopen was. “Er zijn allemaal hokjes waar binnen je moet blijven, standaarden waaraan je moet voldoen om commercieel acceptabel te worden gevonden. En op een aantal

vlakken weigerde ik dat omdat ik het beeld en de kwaliteit belangrijker vond. Ik denk dat Bowie dat soort artikelen er feilloos uit zou halen en zou kunnen zeggen ‘hier voel ik me wel bij thuis’”.

Er uit zien als Bowie Toen hij Bowie voor het eerst op televisie zag Major Tom zingend dacht hij al ‘dit is iets bijzonders’. “Ik was me toen niet bewust dat ik iets met mode en kleding had, maar ik denk dat dat toen al meespeelde. Dat eigenzinnige sprak me aan. Het had iets positiefs rebels en dat heb ik ook. Het was niet zozeer dat ik dacht ‘ik moet eruit zien zoals David Bowie’. Nee, meer dat je er uit mag zien wie jij bent en dat je best kan afwijken van de anderen.” Hij groeide op rond Abcoude, een dorp onder de rook van Amsterdam. Op feestjes op de lagere school liep hij er bij als een van The Osmonds: giletjes met goud bestikt, shirts met grote kragen, sjaaltjes en broeken met wijde pijpen, dat werk. “Behoorlijk uitgesproken.” Dat hij modebewust was, besefte hij pas veel later. Dat hij afstudeerde in de mode was zelfs geen bewuste keuze, maar hij raakte besmet met het virus: “Om de vorm te zien van het idee dat je had en dat het ook nog iets deed met een ander als hij het aantrok, dat vond ik geweldig”.

023


024

Het T-shirtontwerp van Hans Ubbink voor ‘David Bowie is’. Verkrijgbaar in de museumshop.

De garderobe van een rockster

025

kunt ook je grenzen verleggen. Ik vond het onzin dat prettige stoffen voorbehouden waren aan vrouwen.” In dat eigenzinnige, rebelse ziet hij wel parallellen met Bowie. “Als ik mijn collecties maak is dat in vergelijking met andere collecties vaak ‘een maatje groter’, niet te voorzichtig, je hoeft je niet te conformeren aan de geldende norm. Zijn invloed is een van veranderen en jezelf durven laten zien. Het heeft mij gevormd en daardoor vormt het mijn collecties.” Terugkijkend op bijna dertig jaar ontwerpen, zegt hij: “Ik denk dat als je al mijn collecties op een rij zou zetten, veel mensen zouden zeggen: dit is de garderobe van een rockster”.

In 1992 begon hij zijn eerste en, na onenigheid daar, direct zijn tweede eigen collectie: Book’s menswear, en in 2000 onder eigen naam zijn Hans Ubbink-collectie. Alle collecties gericht op mannen. “Het was redelijk rebels om een mannenmodecollectie te beginnen. Niet alleen op de academie, maar ook in de commerciële modewereld. Mannenmode bestond toen helemaal nog niet. Niet zoals we dat nu gewend zijn. Er waren letterlijk inkopers die de showroom binnen kwamen en zeiden ‘Hans, deze man bestaat niet en zal nooit bestaan”. Veertien jaar later schreef HP/De Tijd een stuk over de ‘Hans Ubbink-man’. Die man droeg gebloemde overhemden, overhemden met prints. Met bijzondere details zoals verborgen teksten en prints aan de binnenkant van de boorden en manchetten. Voor zijn eerste collecties haalde Ubbink stoffen bij Italiaanse specialisten, maar niet de gangbare mannenstoffabrikanten. Hij wilde stoffen gebruiken die toen alleen voor vrouwencollecties waren voorbehouden, zoals wol, zijde en lycra. Destijds uitzonderlijk voor mannencollecties. En hij paste als één van de eerste modemerken digitale prin­ttechnieken toe.

In zijn modeshow in 2011, vlak na de crisis, gebruikte hij voor het eerst een van Bowie’s nummers: ‘Rebel Rebel’. “Dat nummer staat tekstueel voor wat ik vind dat er moet gebeuren. Ik denk vaak ‘ga je eigen weg’ en doe niet zo schijterig. Bij die show, zo midden in de crisis, voelde het bijna noodzakelijk, die boodschap. En behalve dat ik het een lekker nummer vind, heeft het ook een goed catwalk-ritme. Het moet wel kúnnen natuurlijk.”

“Ik ben niet zozeer bewust rebels, dat ik het anders doe om het anders doen. Maar meer dat anders óók mogelijk is. Je

Ubbink heeft slechts twee keer heel letterlijk dingen van Bowie gebruikt in zijn collecties. “Drie, vier jaar geleden

Goed catwalk-ritme

heb ik de Aladdin Sane-flash gebruikt voor T-shirts. Ik vond het allemaal wat te veilig worden wat er gebeurde in de mode toen. En ik heb een keer een songtekst van hem gebruikt in een grafisch ontwerp voor een T-shirt. Die songtekst was mijn hommage. Niemand die het wist, dus het was geen verkoop-ding.” Vorig jaar is hij gestopt met zijn Hans Ubbink-label. Sindsdien ontwerpt hij enkel nog voor andere merken of projecten die hem aanspreken, bijvoorbeeld een ecologische ondergoedcollectie of een collectie van (duurzaam) leer. Voor de aankomende tentoonstelling in Groningen heeft Ubbink een speciaal David Bowie is tour T-shirt ontworpen. Op de achterkant staan de steden genoemd die de tentoonstelling heeft aangedaan. Voor het artwork op de voorkant nam hij Bowie’s bekendste persona als uitgangspunt. “Zijn Aladdin Sane make-up is iconisch. Als artwork heb ik een tekening gemaakt met alleen de outline van Aladdin Sane personage en in plaats van zijn gezicht alleen zijn make-up gebruikt. ‘David Bowie is inside’ wil ik ermee zeggen. Voor mij is het vaak de outline, de buitenkant, die wij zien, maar hij zit overal in, in die personages, in die karakters die hij op het podium bracht. Welke verschijningsvorm hij ook heeft gekozen door de decennia heen, zij zijn

deel van zijn persoonlijkheid, David Bowie blijft altijd overeind, het is nooit een karikatuur.”

Zeitgeist “Voor mij is Bowie geen muzikant, maar een kunstenaar”, legt Ubbink uit. “Hij gebruikt alles wat hij heeft, maakt naast zijn muziek en teksten ook gebruik van de kracht van het visuele. Kleding, mode is communicatie en dat snapt hij heel goed. Ik heb altijd gezegd dat mijn vak het vertalen van de tijdsgeest is. Modecollecties maken is het tijdsgevoel vertalen en dat deed hij ook. Hij heeft een goed gevoel voor de Zeitgeist, is een voorloper, net zoals ontwerpers dat ook moeten hebben. Het product moet klaar zijn op het moment dat mensen zeggen ‘ik zou nu weleens een zachte grijze trui aan willen’, bij wijze van spreken. “Ik zou graag eens een gesprek met hem willen hebben, horen wat zijn levensinzichten zijn. Ik vind dat hij echt op zoek is geweest, echt gemaakt en gecreëerd heeft. Hij beheerst zoveel disciplines en heeft met zoveel bijzondere mensen gewerkt. Ja, als ik mezelf zo hoor praten, dan ben je toch wel een beetje fan.” G


026

Tekst: Roos Eggenhuizen

DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

BEDAZZLED BY ALL THE ART FORMS Invloeden van kunst & mode op de kleding van David Bowie Roos Eggenhuizen is costumière en kunsthistorica, die al op vijfjarige leeftijd probeerde de kostuums en make-up van David Bowie als Jareth in de film Labyrinth tot in detail na te tekenen. Nu, 23 jaar later, is ze nog steeds gefascineerd door Bowie’s uiterlijk. Vooral zijn glamrock periode, die duurde van 1970 tot en met 1974. Toen droeg Bowie de meest flamboyante kleding uit zijn carrière. Met zijn outfits heeft Bowie vele artiesten na hem geïnspireerd. Ze waren ook belangrijk voor de ontwikkeling van zijn eigen podiumpresentatie. Maar wat voor mogelijke invloed heeft de kunstwereld gehad op de Aladdin Sane Tour outfit David Bowie, 1973. Photograph by Masayoshi Sukita. © Sukita / The David Bowie Archive

kleding van Bowie zelf? Hij heeft ooit het volgende gezegd in een tv-interview met Dinah Shore in 1976: “I was always totally bedazzled by all the art forms of the twentieth century and my interpretation comes out my way of those art forms from expressionism to dadaism and I try to break it down into some kind of simplistic [sic] that can be passed on. Even if the definition isn’t understood, the feeling that I felt is passed on.” Denkend aan dit citaat heeft Roos vijf opvallende outfits van Bowie uit de glamrock periode bestudeerd. Daarbij ontdekte zij allerlei mogelijke invloeden uit de modegeschiedenis.

027


028

Mannenjurk Op de hoes van de lp The Man Who Sold the World uit 1971 draagt Bowie een fluwelen mannenjurk. Nu weet iedereen dat hij speelt met mannelijkheid en vrouwelijkheid, maar toch is het een opvallend statement. Bowie kreeg deze jurk met vijf andere van zijn toenmalige vrouw Angie, die ze had gekocht bij de maker Michael Fish, bekend onder de naam Mr. Fish. Deze Fish was een bekende figuur in de modewereld van die tijd. Hij gebruikte veel ruches, gekleurde zijde, velours en drukke dessins in dandyachtige kleding. Zijn vormgeving wordt aangeduid als de peacock stijl. Fish heeft voor zijn inspiratie gekeken naar voorbeelden uit de modegeschiedenis die hem aanspraken. Het silhouet, bijvoorbeeld, komt overeen met dat van de bliaut en de banyan. De bliaut is een lange tuniek, met lange mouwen die iets wijd uitlopen. In het Europa van de twaalfde eeuw werd deze door mannen én vrouwen als bovenkleding gedragen. De

mannelijke variant was iets korter en reikte tot de knieën. Bij vrouwen waren de mouwen wijder en het lijfje strakker. Misschien kende Fish deze kledingstukken van schilderijen van de Pre-Rafaëlieten, met middeleeuwse voorstellingen, die weer populair werden eind jaren zestig. De banyan is een lange kamerjas die in de achttiende eeuw werd gedragen door mannen. De pasvorm van de banyan varieerde van kimonoachtig tot nauw aansluitend om het lichaam. Op de mannenjurk die Bowie draagt zijn overdadige bloempatronen te zien. Bloemen zijn vanzelfsprekend een favoriet motief in de hippietijd, die niet voor niets flower power wordt genoemd. Maar ook op banyans komen ze al voor. Naast bloemen vallen verder de gevlochten knopen op. Gevlochten knopen waren oorspronkelijk voorbehouden aan de elite en militairen. Maar in de negentiende eeuw werden ze ook gebruikt voor andere uniformen, zoals dat van de postbode. In de late jaren zestig werden ze ook algemeen in de hippiestijl.

029

Mannenjurk The Man Who Sold the World, 1971, Design by Mr. Fish © The David Bowie Archive

Starman pak Quilted two-piece suit, 1972 Designed by Freddie Burretti for the Ziggy Stardust tour Courtesy of The David Bowie ArchiveImage © Victoria and Albert Museum

Tokyo pop bodysuit Striped bodysuit for the Aladdin Sane tour, 1973 Design by Kansai Yamamoto, Photograph by Masayoshi Sukita © Sukita / The David Bowie Archive

Starman pak

traditionele knopen gebruikt hij een rits. Voor het dessin met sierlijke krullen liet Burretti zich inspireren door de Rococo. Hij verknipte de stof en combineerde de losse stukken in nieuwe patronen. Die zien er daardoor heel psychedelisch uit, iets wat past bij de Space Age en ook weer een kenmerk is van de hippiestijl.

Bowie ontdekte Freddie Burretti toen hij nog heel jong was, samen met Angie in de discotheek Sombrero en ze werden goede vrienden. Burretti werkte aanvankelijk voor een Griekse kleermaker in Londen, maar ging vrijwel exclusief kleding maken voor Bowie tijdens zijn Ziggy periode. Daarna is hij uit de schijnwerpers verdwenen. Freddie ontwierp een aantal tamelijk traditionele herenpakken voor Bowie. Een voorbeeld hiervan is het lichtblauwe pak dat deze aan had in de videoclip Life on Mars. Maar omdat de zanger een sterke podiumpresentatie wilde, stimuleerde hij zijn vriend tot meer extravagante ontwerpen. Bij een optreden in het Engelse tv programma Top of the Pops op 6 juli 1972, met zijn single Starman, droeg Bowie een bijzonder pak van Burretti. Dit optreden was de lancering van Bowie’s alter ego Ziggy Stardust en daardoor is Burretti’s Starman pak heel bekend geworden. Het sluit qua ontwerp aan bij de zogenaamde collarless suits van de ontwerpers Pierre Cardin en Gordon Millings. Cardins collarless suit uit 1960 is een belangrijk voorbeeld van de Space Age mode uit het begin van de jaren zestig. Door de belangstelling voor ruimtereizen gingen modeontwerpers kleding bedenken die naar hun idee pasten bij de toekomst: strakke kleding zonder overbodige uitstekende gedeeltes en met gebruik van kunststof. Millings maakte dergelijke pakken voor de Beatles. Net als de kleding van Cardin en Millings bestaat het pak van Burretti uit een pantalon en een jasje zonder kraag. Maar in plaats van de

Tokyo Pop bodysuit In 1971 gaf de Japanner Kansai Yamamoto zijn eerste modeshow in Londen. David Bowie was er bij en werd zo enthousiast dat hij een aantal kledingstukken kocht. Toen Yamamoto dit hoorde, vloog hij naar New York om een show van Bowie te zien. Hij was verrukt om Bowie te zien optreden in zijn ontwerpen en merkte tot zijn verrassing dat deze ook elementen van het Japanse kabuki theater toepaste. Na afloop van het concert ontmoetten zij elkaar en raakten zij goed bevriend. Bowie, die graag zelf de touwtjes in handen wilde houden, vroeg Yamamoto speciaal voor hem te ontwerpen. Het Tokyo Pop bodysuit is een van de resultaten hiervan. Wat opvalt aan het silhouet is dat het lichaam zelf ondergeschikt is geworden aan de geometrische vormen. Tegelijkertijd doet het pak sterk denken aan de avant-gardistische kostuums die Kazimir Malevich ontwierp voor de opera Overwinning op de Zon uit 1913 en die uit het Triadisch ballet van Oskar Schlemmer uit 1922. De geometrische patronen passen weer heel goed in de Space Age mode van het begin van de jaren zestig. Dat geldt ook voor het materiaalgebruik: vinyl.


030

DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

Aladdin Sane tour outfit Tijdens de Aladdin Sane tour in 1973 droeg Bowie niet alleen het Tokyo Pop bodysuit, maar ook een ander pak. Deze outfit lijkt wel wat op de Starman outfit, alleen in dit geval is er wel een kraag en zitten er ook opvallende schouderkleppen op het jasje. Deze schouderkleppen of epauletten zijn in meerdere perioden in de mode geweest. Ze komen voor vanaf de 16de eeuw. Vanaf de achttiende eeuw ontstaat de vorm die bekend is van militaire uniformen. In de negentiende eeuw werden epauletten gebruikt voor vrouwenkleding in verschillende soorten en maten. In de jaren zestig en zeventig maakten de epauletten weer een comeback in de boetieks van Londen, zoals bij het label Miss Mouse. De gebruikte stof bestaat grotendeels uit lurex, een synthetisch metaalgaren dat in 1946 op de markt kwam. Het streepjesdessin is nu vrij gangbaar in de mode, maar tot voor kort had dit dessin de uitstraling van een outcast. In de middeleeuwen werd het bijvoorbeeld gedragen door gevangenen, dames van lichte zeden en clowns. In de Victoriaanse tijd werd het ook gebruikt voor sportkleding en de uniformen van zeelieden. Vanaf het begin van de twintigste eeuw was het dessin populair onder kunstenaars en artiesten, die het als een vorm van rebellie gebruikten. Voorbeelden hiervan zijn Picasso, James Dean en Elvis Presley.

Cobweb Bodysuit Een heel bijzondere outfit is het Cobweb bodysuit van Natasha Korniloff. Bowie droeg dit bij tv-opnamen van The 1980 Floor Show in 1973. Hij had Korniloff leren kennen via acteur Lindsay Kemp. Het drietal toerde in 1967 door Engeland met de voorstelling The Pierrot in Turqouise. Kemp en Bowie waren acteurs in dit stuk, waarvoor Korniloff de kostuums maakte. In deze periode had Bowie een affaire met zowel Kemp als Korniloff, zonder dat deze twee het van elkaar wisten. Haar ontwerp doet denken aan de avantgardistische bodysuits die Léon Bakst ontwierp voor de danser Vaslav Nijinsky in het begin van de 20ste eeuw. Ook deze zitten strak om het lichaam en bedekken het niet volledig. Wat onmiddellijk opvalt aan Korniloffs bodysuit zijn de handen op de borst. Het gebruik van alledaagse voorwerpen in kleding en accessoires heeft een bron in het surrealisme. De ontwerpster Elsa Schiaparelli, die met Salvador Dalí samenwerkte, heeft bijvoorbeeld een hoed

031

gemaakt in de vorm van een schoen en een avondjurk met de contouren van een geraamte erop. De handen op het Cobweb bodysuit zijn eerder gebruikt op een bustier dat Bettie Page droeg voor een fotoshoot in de jaren vijftig. Het materiaal dat Korniloff heeft gebruikt bestaat onder andere uit lurex. Deze visnet stof was in de jaren zestig gangbaar voor panty’s, badmode, jurkjes en herenondergoed. Een ander bekend ontwerp van Korniloff is het Pierrot kostuum uit 1980, dat Bowie droeg op de platenhoes van Scary Monsters and Super Creeps.

De Cobweb bodysuit doet denken aan de avantgardistische bodysuits die Léon Bakst ontwierp voor de danser Vaslav Nijinsky in het begin van de 20ste eeuw Breed spectrum In de kleding van Bowie zijn allerlei invloeden en overeenkomsten te zien. Dat kan met mode zijn, of met theater en beeldende kunst. Bij alle ontwerpers met wie hij heeft samengewerkt en goed bevriend was, is merkbaar dat hij of de regie voert, of in elk geval een stimulerende rol heeft. Bowie zei bij het praatprogramma Dinah! dat hij betoverd was door de kunstvormen van de twintigste eeuw en dat hij die gevoelens wil doorgeven. Zijn outfits ademen een vrij gebruik van diverse voorbeelden en technieken en geven hem vooral een steeds vernieuwend imago. G Op www.groningermuseum.nl is een link te vinden naar een internetversie van dit artikel, met afbeeldingen van alle genoemde voorbeelden.

Cobweb Bodysuit Design by Natasha Korniloff Photo: © Mick Rock 1973, 2015


032

Tekst: Sarah Fopma Beeld: Christopher Smith

Vriendinnetje Len (geboren in 1959) kreeg verkering met Justine Kist (1961) toen hij 14 was. Justine was toen al Bowie-fan. Vervolgens kreeg Erik-Jan (1960) verkering met haar en raakte ook hij in de ban van Bowie. Len vertelt: “Justine is nog steeds een hele goede vriendin. We hebben nu, met z’n drietjes – Erik-Jan, Justine en ik – een Bowie-whatsappgroep, waarin we allerlei Bowie-gerelateerde informatie met elkaar uitwisselen.” Hoe hun vroegere vriendinnetje fan van Bowie is geworden, konden beide heren niet vertellen. Gelukkig was Justine bereid om opheldering te geven. Haar zus, die vier jaar ouder is, had de plaat Ziggy Stardust. Zij was er niet zo van onder de indruk, maar de toen tienjarige Justine was meteen fan. Sindsdien heeft ze Bowie gevolgd en is ze naar veel concerten geweest, onder andere vaak met Len en Erik-Jan.

Echt fan

“ HET GRONINGER MUSEUM PAST GEWOON BIJ BOWIE” Directeuren Len Boot (NNZ) en Erik-Jan Worst (OPHTEC) zijn bevriend sinds hun tienerjaren. Ze zijn beiden opgegroeid in Haren, staan beiden aan de top van familiebedrijven uit Groningen die zijn uitgegroeid tot multinationals en zijn beiden groot fan van David Bowie. Bedrijven NNZ (ontwikkelaar

en leverancier van verpakkingen) en OPHTEC (ontwikkelaar van unieke oogheelkundige implantaten) zijn sponsor van de tentoonstelling David Bowie is in het Groninger Museum. Bovendien hebben beide heren gemeen dat het Bowie-virus is overgebracht door dezelfde vrouw: Justine.

De heren en dame zijn fan. Echt fan. Zo fan dat Len en ErikJan in een slaapzak voor de deur van de ticketverkoop hebben geslapen om als een van de eersten tickets voor een concert te bemachtigen. Zo fan dat de heren toch dat ene, volgens hen niet zo geslaagde album in de kast hebben staan: Tin Machine, “ongelooflijke herrie,” aldus Erik-Jan. Zo fan dat Justine vroeger een hond had die Bowie heette. Zo fan dat Len al een Bowienummer heeft uitgekozen voor op zijn begrafenis: Rock ’n’ Roll Suicide. Wat is er dan zo bijzonder aan David Bowie? Hoewel het voor Len en Erik-Jan begon met de muziek, gaat het nu om het totaalplaatje. Bowie is veelzijdig en origineel. De heren werden fan in de tijd dat Bowie tourde als Ziggy Stardust. Erik-Jan zegt: “Dat is voor mij nog steeds het meest bijzondere album dat ik ken. Dat is zulke mooie muziek. Dat greep me meteen aan.” Len vult aan: “Ziggy Stardust was totaal anders dan wat iedereen gewend was. Bowie was echt vernieuwend in die tijd. Hij was anders, hij zag er anders uit. Ook heeft hij biseksualiteit op de kaart gezet. Hij durfde dat.” De heren roemen ook zijn doorzettingsvermogen en perfectionisme. Len: “Hij heeft er heel hard voor gewerkt. Hij is niet iemand wie het allemaal is aan komen waaien. Hij heeft er zoveel voor gedaan. Dat vind ik heel bijzonder.” Erik-Jan: “Daarbij heeft hij het zichzelf allemaal aangeleerd. Dat autodidactische, dat vind ik ook erg mooi.”

De tentoonstelling Het Bowie-trio had al vroeg kaartjes bemachtigd voor de tentoonstelling in het Victoria & Albert Museum in Londen. Door persoonlijke omstandigheden kon Erik-Jan op het laatste moment helaas niet mee. Len en Justine hebben de tentoonstelling in Londen samen bezocht. Len: “We wisten toen nog niet dat het een reizende tentoonstelling zou worden, dus ik

DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

wilde er per se heen.” Gelukkig trof Erik-Jan de tentoonstelling – naar eigen zeggen “totaal toevallig” – op een zakenreis in Chicago. De tentoonstelling stelde niet teleur. Erik-Jan geeft toe: “Ik heb me daar aanvankelijk wel zorgen over gemaakt: hoe ga je een museum inrichten voor een persoon? Ben je dan niet met persoonsverheerlijking bezig? Maar ik vond het exceptioneel goed: de manier waarop ze de tentoonstelling hebben vormgegeven en de bezoekers meenemen. Het gaat niet alleen om de muziek, maar om het totaal. Om de kunstenaar Bowie.” Erik-Jan prijst de afwisseling van verschillende aspecten en de hoeveelheid informatie. Het is een erg ingewikkelde tentoonstelling, ook omdat er veel techniek bij komt kijken. Het is, in de woorden van Erik-Jan, geen tentoonstelling van “hang het aan de muur en zet er maar een spotje op”. Bovendien waren er zelfs voor Bowie-fanaten met een schat aan informatie in een speciaal whatsappgroepje nieuwe dingen te ontdekken. Of er nog iets miste? De heren vonden de tentoonstelling zodanig overweldigend dat ze daar helemaal niet over na hebben gedacht. Maar nu het ze gevraagd wordt? “Ja, David zelf natuurlijk! Dat zou geweldig zijn, als hij naar Groningen komt,” zegt Len enthousiast. “Ik heb met Andreas Blühm afgesproken: als hij komt, mag ik naast hem staan.”

Sponsoring De heren zijn blij te kunnen bijdragen aan een tentoonstelling als deze. Erik-Jan is directeur van OPHTEC, dat ArtiLens implant lenzen maakt. “Er is dus een mooie link mee te leggen. Een museum is natuurlijk voor een groot deel zien,” zegt hij. Daarbij heeft Bowie de welbekende aandoening aan zijn ­linkeroog. “Hij heeft daarvoor nog een tijdje in Moorfields Eye Hospital in Londen gelegen. Daar heb ik nu zakelijke relaties mee,” vertelt Erik-Jan. Len vertelt over de sponsorfilosofie van NNZ, dat vooral verpakkingen levert voor de aardappel-, groente- en fruitsector: “Wij zijn een noordelijk bedrijf en willen graag zaken in het noorden sponsoren, op verschillende gebieden. Daarbij denken we aan natuur, sport en cultuur. Ik vind het dan mooi om het museum te sponsoren. Het is een icoon voor de stad.”

David Bowie is in Groningen Len en Erik-Jan verheugen zich erop de tentoonstelling weer te zien. “Ontzettend leuk dat het in Groningen is.” zegt Len. “Het Groninger Museum, ook de buitenkant, past gewoon bij Bowie. Het is een vernieuwend museum en hij is een vernieuwende artiest. Dat vind ik een hele mooie combinatie.” Natuurlijk bezoekt ook Justine de tentoonstelling in Groningen: “Ik ga sowieso en ik neem een grote groep vrienden mee.” Zo wordt het Bowie-virus nog steeds verder verspreid. G

033


034

035

WHAT’S ON DAVID BOWIE’S PLAYLIST Als een van de meest baanbrekende artiesten van de afgelopen decennia heeft David Bowie talloze beeldend kunstenaars, filmmakers, theaterregisseurs, modeontwerpers en designers van stof voorzien. Op zijn beurt heeft Bowie zich volop laten inspireren door kunstenaars uit en van voor zijn tijd. Met een verrassend programma belicht het Noord Nederlands Orkest (NNO) de muzikale inspiratie van het popfenomeen. Aan de hand van foto- en filmmateriaal leidt dj en radiopresentator Eric Corton, artist in residence bij het NNO, de werken in. Anthony Fiumara, composer in residence bij NNO, maakt een compilatie van grote Bowie-hits. Ook muziek uit de film Merry Christmas Mr. Lawrence staat op het programma. “David Bowie is al zolang als ik me kan herinneren bij me. Hij heeft mij, in de vele gedaanten die hij heeft gehad, door de decennia heen altijd muzikale richting gegeven. Of het nou solo was, in samenwerking met anderen of in een band als Tin Machine. Bowie verrast en verplettert. Vanaf album nummer 1 tot aan zijn laatste snik... die hopelijk nog lang op zich laat wachten.” - Eric Corton Vrijdag 11 december en zaterdag 12 december De Oosterpoort, Groningen www.de-oosterpoort.nl / ww.nno.nu

BOWIE BRUIST IN GRONINGEN FILMS, CONCERTEN & EXPOSITIES IN DE STAD

Sven Ratzke, foto: Dennis Veldman.

Eric Corton, foto: Jesaja Hizkia.

STARMAN! EEN ODE AAN DAVID BOWIE

BOWIE’S ZIGGY STARDUST

De Duits-Nederlandse zanger en entertainer Sven Ratzke brengt een ode aan David Bowie. In even buitenissige als weelderige kostuums zingt de homme fatale van het hedendaagse entertainment wereldberoemde Bowie-classics als Rock ‘n’ Roll Suicide, Wild Is The Wind, Space Oddity, Heroes en natuurlijk Starman.

Het Nederlands Stripmuseum laat strips,tekeningen en illustraties zien, geïnspireerd op het karakter Ziggy Stardust. Tijdens de opening op 12 december speelt Tiedo Groeneveld onder andere werk van Bowie.

Zaterdag 12 december De Oosterpoort www.de-oosterpoort.nl

Vanaf zaterdag 12 december Nederlands Stripmuseum www.stripmuseum.nl


David Bowie Late Night: workshop Ellis Faas Foto: Nathaniel Goldberg

036

BOWIE BRUIST IN GRONINGEN FILMS, CONCERTEN & EXPOSITIES IN DE STAD

BOWIE LATE NIGHT: ELLIS FAAS – REBEL REBEL, YOUR FACE IS A MESS

BOWIE ON SCREEN David Bowie is bekend als popster maar heeft eveneens een stevige carrière als acteur opgebouwd. Daarom brengt het Groninger Forum Bowie on screen, een programma van tien films met David Bowie als acteur, muzikant en inspiratiebron. Het exclusieve programma bevat de volgende films: ‘David Bowie is’ (2014), Merry Christmas Mr. Lawrence (1983), The Hunger (1983), The Man Who Fell to Earth (1976), Christiane F. Wir Kinder vom Bahnhof Zoo (1981), Labyrinth (1986), Absolute beginners (1986), The Linguini Incident (1991) en Basquiat (1996).

Make-up artist en mode visagist Ellis Faas vertelt tijdens de Bowie Late Night over Bowie als inspiratie en de platenhoes Pin-Ups. Daarnaast geeft ze een demonstratie van de zeggingskracht van make-up.

Bowie on screen: The Hunger

Tot en met 14 februari 2016 Groninger Forum www.groningerforum.nl

LET’S BOWIE Een kleurige avond met een concert, een talkshow en meer. De fenomenale Wende zingt vijf Bowie-covers en zet die naast eigen nummers. Scherpdenkers maken een postmoderne balans op: wat is eigenlijk de blijvende betekenis van de kunstenaar Bowie? Ligt er - achteraf gezien - meer uiterlijke verpakking dan inhoud op tafel? Plotseling klinkt een muzikale surprise uit het historische Schnitger-orgel hoog in de kerk... Met Wende, Elly de Waard, Sebastiaan Vos, Gerry Arling en anderen. Donderdag 11 december Der Aa-Kerk www.blgroningen.nl

EMG FACTORS IN HET TEKEN VAN DAVID BOWIE

Vrijdag 29 januari 2016 Groninger Museum Het Groninger Museum organiseert een verdiepend programma rond de tentoonstelling David Bowie is. Bijzondere gasten vertellen hun verhaal op de Bowie Late Nights.

De bijzondere locatie EMG Faktors staat in december in het teken van rocklegende David Bowie. Starman, de beste Bowie-band van Nederland, komt meerdere avonden optredens verzorgen, aangevuld met live orkest en diverse solisten. Ook worden er video projecties vertoond. Een prachtige Bowie avond dus.

Kijk voor het volledige programma van alle Bowie Late Nights op www.davidbowie-groningen.nl

Thin White Duke tour, Ahoy Rotterdam, 1976 © Gijsbert Hanekroot

12,13,18,19 en 20 december EMG Factors www.emgfactors.com

FOTOGRAFIE: BOWIE BY HANEKROOT

FENNO WERKMAN Jaren geleden reisde een bijzonder aimabele man naar VERA Zienema met een koffer unieke opnames van wereldartiesten waar hij aanstekelijk over vertelde. Aan deze gedenkwaardige avond wordt nu nog gememoreerd. Fenno Werkman is eigenhandig verantwoordelijk voor het redden van een schat aan materiaal: musici kloppen tegenwoordig bij hem aan om hun eigen verleden terug te zien. Begonnen als popfotograaf met een voorliefde voor The Beatles, ontdekte hij dat er bij omroepen en andere mediabedrijven nogal slordig met historisch materiaal werd omgesprongen. Al gauw groeide zijn

“Als tiener heeft Bowie mij enorm geïnspireerd. Niet zozeer dat ik hem letterlijk kopieerde, maar omdat hij mij leerde dat makeup niet alleen betekent “mooier maken”, maar ook een instrument kan zijn om je eigen identiteit te benadrukken door of trouw te zijn aan een bepaald makeup-statement, of door je je aan alle heersende conventies van de massa te onttrekken. Daarover gaat het op de avond “Rebel rebel, your face is a mess”, met voorbeelden van heden, verleden en een live demonstratie.”

verzameling letterlijk het huis uit. Zijn collectie beslaat inmiddels een duizelingwekkende anderhalf miljoen films en minstens 300.000 videobanden. Hij neemt deze keer een schat aan David Bowie-materiaal mee om in huiskamersetting bij VERA Zienema te presenteren. Het wordt ongetwijfeld opnieuw een onvergetelijke avond. Voorjaar 2016 Vera Zienema www.vera-groningen.nl

Gijsbert Hanekroot (1945) begon eind jaren zestig als popfotograaf te werken. Van 1970 tot 1975 was hij hoffotograaf voor Muziekkrant Oor; zijn assistent Anton Corbijn zou hem daarna opvolgen. In de kelder van de Noorderlicht Fotogalerie een selectie van foto’s die hij maakte van David Bowie in de jaren zeventig. Noorderlicht Fotogalerie www.noorderlicht.com

037


038

DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

Stage set model for the Diamond Dogs tour 1974. Designed by Jules Fisher and Mark Ravitz Courtesy of The David Bowie Archive Image Š Victoria and Albert Museum

039


040

Tekst: Hanneke Boonstra Beeld: Kees van de Veen

INTERVIEW JOSEE SELBACH & KARINA SMRKOVSKY

Josee Selbach & Karina Smrkovsky Een week of drie hebben ze nog samen gewerkt. Maar sinds 1 september staat Karina Smrkovsky alleen aan het hoofd van de afdeling Communicatie, PR en Marketing van het museum, als opvolger van Josee Selbach. Karina kijkt haar voorganger aan: “We hadden een goed team kunnen zijn”, zegt ze. Op het moment dat we dit gesprek voeren, heeft Josee nog anderhalve werkdag voor de boeg, plus de UIT-markt in Amsterdam, in het weekend. Karina heeft er net een paar weken op zitten. We lunchen buiten de deur, even weg van de dagelijkse hectiek. Fotograaf Kees van de Veen heeft z’n werk gedaan. Garnalenkroketten en Caesar Salad zijn onderweg. Ze lachen de eerste vraag weg. “Mijn eerste indruk van Josee? Kunnen we de band nog stopzetten? Zonder gekheid, ik dacht wat een leuk mens. Nee, ik zit niet te jokken. Ik vond wel een soort match of zo, we zijn ook wel dezelfde types. Allebei doelgericht, maar ook in voor geintjes. Dat vind ik heel belangrijk, dat sprak me meteen aan.” Josee: “Ik werd aan Karina voorgesteld en dacht meteen: prima. Het is net alsof ze er al heel lang is. Rustig, aardig vriendelijk. Ik was niet betrokken bij de procedure, maar hoorde goeie dingen over haar.

Achtergrond Hun achtergrond is totaal anders. Karina (37) groeide op in Ten Boer, in een gezin waar museumbezoek vaste prik was. “Ik heb altijd liefde gevoeld voor kunst, cultuur, design.” Studeerde grafisch ontwerp aan Academie Minerva en communicatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze was projectmanager communicatie bij Premsela, Nederlands Instituut voor Design & Mode (inmiddels opgegaan in Het Nieuwe Instituut) en PR- & communicatiemanager bij Organisation in Design. Hier deed ze veel internationale ervaring op, bijvoorbeeld met Ventura Lambrate in Milaan, een designevenement tijdens de designweek, met ruim 900 ontwerpers verdeeld over 176 presentaties. Bij Josee (61) thuis was kunst geen factor. Als kind van vier jaar wist ze al dat ze verpleegster wilde worden, net als haar moeder. Na tien jaar verpleging besloot ze het roer om te gooien. Het was mooi geweest, zowel in de wijkverpleging als in het ziekenhuis waar ze werkte. Ze deed auditie voor de toneelschool, sloeg het advies om een jaar later terug te komen in de wind en ging naar de Sociale Academie voor de opleiding educatief medewerker. Kwam bij het Groninger Museum toen het woord PR Manager nog uitgevonden moest worden en bleef er, 32 jaar. Wat voor club laat ze achter? “Een afdeling met mensen die

041


DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

042

hart hebben voor hetgeen ze moeten doen. Keihard werkende mensen, het gaat altijd door, het staat nooit stil. Een afdeling die in goede staat verkeert. Maar ik weet ook dat veel dingen efficiënter kunnen. Het is een kunst om dat nu voor elkaar te krijgen. Als leidinggevende ben je altijd bezig de boel gaande houden, de zaken aan te sturen. Dat gaat ten koste van het opnieuw initiëren.”

Dedicated Karina: “Het is een heel dedicated team, er wordt hard gewerkt. Maar ik zie ook dat mensen de tijd missen om stil te staan, om er bewust de tijd voor te nemen samen een broodje te eten en met elkaar te praten en daarna weer aan het werk te gaan. Ik kom uit organisaties waarin dat lunchmoment heilig was. Voor mij is het niet gezond als mensen geen tijd hebben om pauze te nemen. Als je even naar buiten gaat, komen de ideeën. Je kunt deze club vergelijken met een volleybalteam, dan moet je met z’n allen zorgen dat de bal hoog blijft en dat je scoort. De een geeft de voorzet, de ander maakt het punt. Zo wil ik werken.” Josee heeft ongelooflijk veel vlieguren gemaakt. Zou ze zichzelf omschrijven als een workaholic? Ze aarzelt niet. “Een ­workaholic werkt dag en nacht. Ik gebruik drie avonden per week als ontspanning.” Wat meetelde: zij had geen man op de bank, want Abdullah woont in Egypte. ‘Dat is een groot voordeel, maar ik was ook iedere drie maanden drie weken weg en had dan alle energie om weer fris te beginnen.” Vraag aan Karina. Waarom heeft het museum haar gekozen? “Ik denk dat mijn internationale netwerk heeft meegespeeld. Het is mijn ambitie om het Groninger Museum internationaal onder de aandacht te brengen, we moeten nadenken over commerciële relaties. Voor een commercieel bedrijf is het interessant om met een culturele instelling te werken.” Josee: “Dat is een mooi streven, het museum kan ook best meer buitenlandse accenten hebben. Maar je moet je ook realiseren dat een hele grote groep Nederlanders nog nooit in het museum is geweest en zoveel mensen zullen er niet uit het buitenland naar Groningen komen.” Klopt, beaamt Karina. “Groningen is een ander verhaal dan bijvoorbeeld Milaan. Het is geen hoofdstad, geen wereldstad. Wij moeten al concurreren met Amsterdam en andere steden. Je moet, als je het over de binding met een bedrijf hebt, ook goed kijken naar de toegevoegde waarde.”

Gevoel Wat voor gevoel geeft het museum? Karina: “Ik word er altijd blij van, vooral door het gebouw. De kleuren, de architectuur, de speelsheid, de diversiteit aan tentoonstellingen.” Josee: “Het blijft vrolijk en speels, ook na twintig jaar. Je wordt er niet grijs door.” Vier directeuren heeft ze meegemaakt. Met drie van de vier liep het niet goed af bij het museum. Frans Haks werd op een

zijspoor gezet en kreeg zelfs een rechtszaak aan de broek van de gemeente, Rein van der Lugt werd ziek, Kees van Twist werd gedwongen te vertrekken. Het waren de meest pijnlijke momenten van het werken bij het museum, zegt ze. ”Ze hadden niet op deze manier weg gemoeten, absoluut niet. Dat hadden ze niet verdiend. Natuurlijk waren er dingen die niet correct waren, maar nu werd de wereld wel heel klein. Ze hebben zoveel goeds gedaan, niet alleen voor het museum, maar ook voor de stad en Nederland. De politiek had wel eens meer discussie mogen voeren of dit wel correct was wat er gebeurde.” Even weer terug naar hun eigen vak. Wat zijn de valkuilen, waar moet je voor oppassen? Karina: “Je moet je niet gek laten maken door je omgeving. Laat je niet opjagen, hou focus. Het museum gaat bijvoorbeeld heel goed mee met zijn tijd, het is heel goed in het ontwikkelen van apps en social media, daar komt nu ook een game bij. Maar dat moet je wel goed communiceren, want als mensen het niet weten, kijkt niemand ernaar.” Josee: “Alles wat je doet op je website, moet je ook op de iPhone kunnen doen, jongeren doen alles mobiel. Maar we kunnen niet alles, dat kan niet in deze bezetting. Wij zijn heel sterk in het doen, dat gaat maar door, dat gaat maar door. Maar het denken, het beleid maken, komt eigenlijk op de tweede plaats. Dat is een zwakte. Daarom alleen al vind ik die gedachte van Karina om te lunchen wel goed.” Nog meer zwakke kanten? Karina: “De jongere generatie bereiken, dat wordt een uitdaging. Ik zou het ’t liefste willen doen met de groep zelf, gewoon praten met jongeren. Waarom ze niet naar een museum gaan.” Wat voor boodschap heeft Josee voor Karina? “Blijf jezelf, maak er iedere dag een feest van. Ook in een crisis moet je je niet laten meesleuren. De grootste was natuurlijk drie jaar geleden, toen Kees wegging en er gereorganiseerd moest worden. Mensen werden tegen elkaar uitgespeeld, dat verdient geen schoonheidsprijs.” Karina: “Mij werd tijdens m’n sollicitatie ook gevraagd wat ik zou doen in een crisis. Rustig blijven dus, dat is het.” Kan ze dat goed? “Jawel, luisteren en rust houden, dat is belangrijk. Ik ben ook goed in plannen, deadlines halen. Josee heeft een geweldige spirit. Ze is de motor, maar behoudt ook rust, dat is een grote kwaliteit.” De eerste grote krachtproef is David Bowie, in december. Een Nederlandse première, na London, Parijs, Berlijn, Chicago. Karina: “Daar gaan we mee knallen. Josee heeft de campagne heel goed voorgezet, nu mag ik de bal inkoppen.” Samen fietsen ze het Martinikerkhof af. Twee hardwerkende, ambitieuze vrouwen. De een op weg naar Egypte, haar thuis van nu. De ander weer terug in Groningen, haar thuis van toen. G

David Bowie during the filming of the ‘Ashes to Ashes’ video, 1980. Photograph by Brian Duffy Photo Duffy © Duffy Archive & The David Bowie Archive

043


044

Joris Laarman en Anita Star in Lab © Joris Laarman Lab

JORIS LAARMAN LAB 22 NOVEMBER 2015 T/M 10 APRIL 2016

045


046

JORIS LAARMAN LAB 22 NOVEMBER 2015 T/M 10 APRIL 2016

Tekst: Annemiek Leclaire

Joris Laarman meer verhalenverteller dan ontwerper

Joris Laarman (1979), beroemd om zijn high-tech ontwerpen, groeide op in een landelijke omgeving in het oosten van Nederland. Zijn ouders verhuisden regelmatig, vaak naar achteraf gelegen boerderijtjes waar Laarman “zeeën van tijd had om voor zich uit te fanta�seren”. De interesse voor techniek ontstond pas tijdens zijn studie aan de Design Academy Eindhoven. Tegenwoordig woont hij met zijn vriendin Anita Star en hun twee jonge kinderen in Amsterdam, omdat het logistiek gezien handig is, maar het liefst zou hij met zijn gezin naar het soort omgeving verhuizen waarin hij opgroeide. In de stad wordt het leven zo voor je bedacht, vindt hij; dat beperkt de fantasie.

Verbeeldingskracht Het is Laarmans verbeeldingskracht die het hart vormt van zijn ontwerpen. Zijn ideeën komen meestal zo tot stand: hij leest iets in de krant, zoekt er op internet iets over op, vindt iets waar hij nooit eerder aan gedacht heeft, gaat onderzoek doen op de websites van wetenschappers, en dan vormt zich langzaam een beeld. Zo ontstond het idee voor de Bone Chair, ontwikkeld met een software-programma dat de groei

van botten imiteert. De stoel is opgenomen in de collectie van het Museum of Modern Art (MoMA) in New York en het Rijksmuseum. Zo ontstond ook het idee voor de Half Life Lamp, die licht geeft door gebruik te maken van hamstercellen die verrijkt zijn met het lichtgevende gen van een vuurvliegje. Laarman over die lamp: “Als spullen echt leven, zoals huisdieren, hoe ga je er dan mee om? Dan zijn het ineens geen wegwerpproducten meer. Misschien gaan we dan wel voor ze zorgen.” “Ontwerpers als Laarman zijn voor de ontwikkeling van goed design extreem belangrijk, omdat ze door de toepassing van nieuwe technieken ontwerpen verbeteren,” zei Paola Antonelli, hoofd Design en Architectuur van het MoMA in het oktobernummer van Eigen Huis & Interieur. “Laarman geeft door het gebruik van techniek en wetenschap de designdiscipline in zijn geheel een duw in de rug.” Laarman doet dat niet alleen, de dagelijkse leiding van de studio is tegenwoordig in handen van Tim Geurtjens en Gijs van der Velden. Vriendin Anita Star (1979), opgeleid als filmmaker, is oprichtingspartner en creatief directeur van het Lab. Ze beschrijft hun samenwerking als ‘een vloeiende beweging’.

Het is niet zomaar een fantasiewereld die Laarman bedenkt, het zijn toekomstscenario’s gebaseerd op realistische ontwikkelingen van nieuwe technologieën. “Die scenario’s kan ik op allerlei manieren visualiseren,” zegt Laarman. “Dat kan in de vorm van een brug zijn, een lamp, een stoel, maar ook met een game.” Hij voelt affiniteit met de term ‘design fiction’, een opkomende ontwerpmethode die verhalen gebruikt om gedachtenvorming uit te lokken over mogelijke toekomst­ scenario’s, vooral de technologische aspecten ervan. Laarman noemt zich ‘meer verhalenverteller dan ontwerper.’ De meest interessante ontwerpers vertellen eigenlijk verhalen, vindt hij. “Neem de stoel van Rietveld; dat is een gedicht in een beeld gestopt. Het vertelt over de technische mogelijkheden en progressieve gedachten van een bepaald moment, het is een tijdscapsule.”

Een object moet voor mij een zoekplaatje zijn: esthetiek, techniek, functionaliteit, het zijn allemaal betekenislagen die bijeen komen. Hectisch Een vaste term in Laarmans vocabulaire is ‘gelaagdheid’: ‘in het bezit zijn van veel verschillende betekenissen tegelijk’. “Alles wordt waardevoller naarmate het meer gelaagd is. Dat geldt voor romans, muziek, culinaire gerechten, voor alle culturele uitingen eigenlijk, en dus ook voor design. Een object moet voor mij een zoekplaatje zijn: esthetiek, techniek, functionaliteit, het zijn allemaal betekenislagen die bijeen komen.” ‘Nee zeggen en nog meer nee zeggen’, dat is er voor nodig om een autonome koers te kunnen blijven varen. Op een gegeven moment besloten hij en Star alleen nog te doen wat goed voelt. Níet als leidraad te nemen wat veel succes heeft, níet te zwichten voor de verwachtingen van grote bedrijven en fabrikanten, maar te doen waar ze zelf blij van worden. Maar zelfs als je de ruis elimineert, kan het leven extreem hectisch worden. Dit najaar is een van de drukste uit hun loopbaan. Het is het product van hun succes. Hij probeert een beetje relaxed te blijven, zegt Laarman op een fraaie herfstdag begin oktober - het geluid van zijn kinderen klinkt op de achtergrond. Maar alles komt tegelijk; de inrichting van de tentoonstelling, de opening van de 3D-geprinte brug, een boek over zijn werk, een verhuizing van zowel het Lab als

hun 3D-robotbedrijf MX3D naar de andere kant van de stad. Het liefst zou hij dat multitasken mijden, het is de dood in de pot voor de creativiteit. “Om echt te kunnen denken heb ik tijd nodig. Drukte voor deadlines leidt wel tot productie, maar niet tot creativiteit, die komt alleen voort uit totale rust.” Hij schetst de ideale werkomstandigheden: zich kunnen afzonderen, zich zonder een vooropgezet plan kunnen concentreren, zich kunnen overgeven aan iets zonder de haast dat het aan het eind van de dag klaar moet zijn. Werken vanuit motivatie, niet vanuit de druk van de deadline, zo bewandel je pas de interessante zijweggetjes.

Futuristisch Om zijn futuristische ideeën in harde techniek te verta�len werkt Laarman samen met wetenschappers en ingenieurs. Zo consulteerde hij voor zijn Half Life Lamp celbioloog Clemens van Bitterwijk. De 3D geprinte brug die midden oktober in Amsterdam in première ging kwam tot stand met veel partijen, waaronder de TU Delft, constructiebedrijf Heijmans en het Amerikaanse technologiebedrijf Autodesk. Laarman en collega’s hebben voor veel ontwerpen zelf technische instrumenten en software moeten ontwikkelen. Op de begane grond van de studio, onder de kantoren, ligt een indrukwekkende werkplaats vol mensen in witte pakken. Er is een scheikundig laboratorium, er staan 3D-printers en computergestuurde robots.

“Iedereen kan toegang krijgen tot technologieën die de wereld zowel kunnen verbeteren als vernietigen” Hij richt zich graag op de magie van de technologie, op de betoverende aantrekkingskracht ervan, maar zijn onderzoek naar wat er in de toekomst allemaal mogelijk wordt, maakt hem eerlijk gezegd wel eens bang. Wat gaat er gebeuren als artificiële intelligentie het van de mensen overneemt? Zijn eigen kinderen krijgen straks al met de gevolgen van de toenemende robotisering te maken. Of neem de bio-hackers die synthetische virussen kunnen fabriceren. “Iedereen kan toegang krijgen tot technologieën die de wereld zowel kunnen verbeteren als vernietigen,” zegt hij. De kans is groot dat de ontwerpen uit het Laarman Lab de komende jaren minder materieel worden, want dit soort scenario’s worden te abstract om nog in louter objecten te kunnen vangen. “Wie weet, worden het films.” G

047


Makerchair Hexagon prototype, 2014 walnut, 350 parts 72 x 45 x 79 cm private collection 048

Tekst: Sue-an van der Zijpp

Robotjes die gezamenlijk een stoeltje vouwen, een lampje dat bestaat uit levende cellen, rococo tafels van voxels (ruimtelijke pixels) en stoelen uit de 3D printer: het is maar een greep uit het wonderbaarlijke werk van ontwerper, uitvinder en kunstenaar Joris Laarman (Borculo, 1979). Veel van die werken staan verspreid in Laarmans studio, of zoals hij het zelf liever noemt, in zijn lab. Daar pioniert hij met zijn team in het domein waar design, technologie, wetenschap en

JORIS LAARMAN LAB 22 NOVEMBER 2015 T/M 10 APRIL 2016

kunst elkaar raken. Het Groninger Museum volgt Joris Laarman al geruime tijd. Zijn werk was te zien in eerdere presentaties en in de loop der tijd heeft het museum een aantal sleutelstukken aan de collectie kunnen toevoegen: de Heatwave radiator, een stoel uit de serie Bone Furniture en recent een Dragon Bench. De expositie Joris Laarman Lab is Laarmans eerste grote museale solotentoonstelling en reist hierna door naar onder meer Parijs, Houston en New York.

049


050

JORIS LAARMAN LAB 22 NOVEMBER 2015 T/M 10 APRIL 2016 Heatwave Met zijn afstuderen in 2003 was het meteen raak. Zijn ­eindontwerp, een krullerige radiator, maakte bijna onmiddellijk furore. Het object verwijst naar de stijl van de Barok en lijkt zo stelling te nemen tegen het invloedrijke modernistische ideaal dat functionalisme en vaak ook minimalisme voorschreef. Deze opvatting domineerde vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw en wordt vaak aangeduid met het citaat ‘form follows function’ van de Amerikaanse architect Louis Sullivan. Sullivan zelf was helemaal niet tegen versiering, maar zijn citaat werd in de 20ste eeuw geïnterpreteerd dat elke vorm van ornament overbodig, onwenselijk of zelfs immoreel was. Dat resulteerde in een sobere, minimalistische vormentaal die nog steeds grote invloed heeft. Heatwave, zoals de radiator werd genoemd, maakte in één klap duidelijk dat Joris Laarman niet bang was voor dit soort vormgevingsconventies. Door zijn uitbundige vormen heeft het object extra veel oppervlak en is Heatwave efficiënter in zijn warmteafgifte dan wanneer er een minimalistische vorm was gebruikt. Zo leverde hij ingenieus commentaar op het begrip ‘functionalisme’. De radiator werd aanvankelijk door het Nederlandse designcollectief Droog als elektrische radiator in productie genomen en is tegenwoordig in een warmwatervariant bij de Belgische firma Jaga verkrijgbaar. Hoe succesvol ook, het verhaal van Heatwave is niet typerend voor Laarmans ontwerppraktijk. In 2004, een jaar na

051

zijn afstuderen, richt hij samen met zijn partner Anita Star Joris Laarman Lab op, eerst in Rotterdam en een paar jaar later in Amsterdam. Het Lab, geen studio dus, richt zich met onderzoek en experiment uitdrukkelijk op iets wat misschien benoemd kan worden als de ‘toekomst van het design’. Dit betekent dat zij en hun team voortdurend op zoek zijn naar nieuwe materialen en technologieën voor nieuwe productiemethoden. Deze worden vervolgens uitgeprobeerd, verfijnd en toegepast voor nieuw werk. Wetenschap, high tech en innovatie zijn daarbij van fundamenteel belang, evenals samenwerkingsverbanden met externe partners waaronder wetenschappers van diverse (technische) universiteiten. Zonder zich een eenduidig doel te stellen, raakt Laarman daarmee aan de grenzen van het vakgebied dat hij verkent en verder ontwikkelt. Uitprobeersels en allerlei testen vormen daarom een belangrijk deel van zijn werk. Voorbeelden daarvan in de tentoonstelling zijn de MX3D experimenten, waarmee door gebruik van slimme materialen, software en robots objecten 3d in de lucht geprint kunnen worden en Asimov, een installatie van robots die een stoeltje vouwen, genoemd naar de Amerikaanse science fiction auteur Isaac Asimov, onder meer bekend van zijn verhalen over robots. Typerend voor Laarman is dat het vaak niet bij ideeën en uitprobeersels blijft, maar dat hij inmiddels een wonderbaarlijke verzameling objecten en series heeft gerealiseerd. In die objecten zijn Laarmans enorme verbeeldingskracht en sculpturale talent zichtbaar. Joris Laarman Lab Bone Chair, 2006, Courtesy Joris Laarman Lab

Bone Furniture

Joris Laarman Lab Heatwave silver, 2006, Courtesy Joris Laarman Lab

Bone Furniture is op dit moment waarschijnlijk nog steeds Laarmans bekendste serie. Deze is niet van botten gemaakt zoals de titel misschien suggereert, maar is gegenereerd met behulp van een speciaal computer algoritme. Het project begon in 2004 en Laarman herinnert zich de documentaire over de excentrieke Duitse professor Claus Mattheck die hem op het idee bracht. De Duitser houdt zich bezig met onderzoek naar breuken bij bomen en het herstel daarvan. Bomen hebben het vermogen om breuken te herstellen door op kwetsbare plekken meer materiaal te laten groeien ter versterking. Een verder geëvolueerd soort mechanisme stuurt botgroei, waardoor botten dikker zijn op delen die meer kracht te verduren krijgen en dunner zijn waar het kan. Op basis van deze kennis werd software ontwikkeld waarmee de efficiëntie van materiaalgebruik voor bijvoorbeeld de auto-industrie geoptimaliseerd kan worden. Dat houdt in dat voor bepaalde auto-onderdelen een computer algoritme kan berekenen waar meer of minder materiaal nodig is zonder aan oorspronkelijke kracht in te boeten.

Gefascineerd door de accuraatheid, maar ook door de onverwachte schoonheid die met deze software bereikt kon worden, creëerde Laarman de eerste Bone Chair, die hij uitvoerde in aluminium. Het doel was niet om de meest perfecte of efficiëntste stoel te maken, maar om de software behalve voor ‘het experiment’ ook in te zetten als een soort beeldhouwinstrument. Zo kon hij een stoel ontwerpen die niet alleen geïnspireerd was door organische vormen, zoals veel historische voorgangers, maar daadwerkelijk gebruik maakt van de onderliggende logica achter organische vormen die voorkomen in de natuur. Alle stoelen werden gegoten in een 3D geprinte mal en na de aluminium versie ‘verschenen’ er zes andere van verschillende materialen en uitvoeringen, onder meer een chaise longue in kunsthars, een schommelstoel in een marmer/hars menging, een boekenkast in brons en een tafel van wolfraam carbide, een keihard bijna onkrasbaar materiaal. De Bone Series is ook een goed voorbeeld voor de manier waarop Laarman innovatieve technieken combineert met vakmanschap en noest handwerk.


052

JORIS LAARMAN LAB 22 NOVEMBER 2015 T/M 10 APRIL 2016

Joris Laarman Lab Halflife Lamp, 2010, Courtesy Joris Laarman Lab

Half life lamp Net zo experimenteel, maar van een hele andere orde, is Half Life Lamp uit 2010 die Laarman samen met de Universiteit Twente ontwikkelde. Het object dat er uit ziet als een klassiek schemerlampje in een ouderwets aandoende bioreactor, staat nu ´dood´ bij Laarman in de kast. De lamp bestaat voor een deel uit cellen, die afstammen van de eicellen van een hamster. Ze zijn genetisch gemodificeerd met het lichtgevend gen van een vuurvliegje. Deze werden verder opgekweekt op een dun laagje polymeer waarmee het lampenkapje werd geconstrueerd. Het ding is in vloeistof ondergedompeld. Voorzien van voedsel en het enzym luciferine bij een constante temperatuur van 37 graden Celsius, licht het lampje, zoals ‘glow in de the dark’ stickers, een klein beetje op. Nog geen perfecte leeslamp dus, maar wel een intrigerende stap op weg naar een volledig biologische lamp die ook vragen oproept over razendsnelle ontwikkelingen in de biotech.

overproductie en de weggooicultuur. Een levend lampje waar je voor moet zorgen, werp je niet zomaar in de vuilnisbak en grijpt in op de manier waarop we ons tot spullen verhouden.

Micro Structures Biologische processen en verschijnselen zijn voor Laarman een belangrijk uitgangspunt. De serie stoelen Micro Structures is geïnspireerd op cellulaire structuren zoals die in de natuur voorkomen. De mogelijkheden van de 3D printing techniek spelen hierbij een grote rol. De techniek bestaat al vele jaren, maar was voorheen erg duur, zeer beperkt in materiaalgebruik en ook niet erg snel, ondanks de naam ‘rapid prototyping’. Pas sinds kort is de techniek voor een grotere groep bereikbaar en wordt het niet alleen voor prototypes gebruikt, maar ook als een productiemethode. Daarmee is de 3D printer een revolutionaire technologie, waarvan het belang door sommigen zelfs vergeleken wordt met die van de boekdrukkunst. Door zijn mogelijkheden kan

Toen het lampje op reis ging naar de Verenigde Staten, werd het ding op het vliegveld bij de douane tegengehouden wegens een importverbod van genetisch gemodificeerd materiaal Voor het lampje, zo benadrukt de ontwerper, heeft geen dier geleden. Het gaat om een cellijn die teruggaat tot 1957 waarvan wat cellen zijn afgenomen die verder worden doorgekweekt. Nu vijf jaar later zijn de ethische bezwaren en bezorgde geluiden over het ‘Frankenstein gehalte’ behoorlijk getemperd en lijkt de opmars van cross-over praktijken, waarbij kunstenaars, wetenschappers en ontwerpers in de biotechnologische sfeer samenwerken, niet meer te stoppen. Toen het lampje voor een presentatie een keer op reis ging naar de Verenigde Staten, werd het ding op het vliegveld bij de douane tegengehouden wegens een importverbod van genetisch gemodificeerd materiaal. Om het toch mee te kunnen nemen, werd besloten het lampje dood te laten gaan, zodat het tegenwoordig in geconserveerde toestand te bewonderen valt. Door het gebruik van levend celmateriaal, raakt het lampje aan verschillende thema’s zoals onze relatie met de natuur en roept vragen op of het onderscheid tussen dingen en wezens wel zo eenduidig is. Ook gaat het werk over de manier waarop we met spullen omgaan: de enorme

het printen verstrekkende gevolgen hebben voor de op dit moment nog gebruikelijke manier van productie, distributie en consumptie. Laarman verklaart een soort ‘haat-liefde’ relatie te hebben met de bestaande 3D geprinte spullen, die volgens hem op dit moment nog teveel een gimmick zijn. Als reactie daarop probeerde hij voor Micro Structures de 3D techniek als een soort innerlijke noodzaak van het object in te bedden, door iets te maken dat door zijn complexiteit alleen met deze technologie tot stand kan komen. Dit bereikte hij met 3D computer algoritmes die, binnen een bepaald eisenpakket, diverse eigenschappen als afmeting, poreusheid, dikte, rigiditeit, hardheid en kleur samenbrengen in een object met verschillende gradaties: groter, kleiner, dikker en dunner. De eerste stoel printte hij in thermoplastisch polyurethaan, een materiaal dat zowel hard als zacht kan zijn naarmate een cel structuur dichter of poreuzer wordt. Daardoor is het mogelijk met slechts één materiaal en productietechniek stevigheid, draagkracht, zachtheid en comfort in een object te bereiken.

053


JORIS LAARMAN LAB 22 NOVEMBER 2015 T/M 10 APRIL 2016

Joris Laarman Lab Gardient Chair, 2014 Courtesy Joris Laarman Lab

054

Maker Chairs Maar het is niet zo dat de ontwerper zijn neus optrekt voor de ‘doe-het-zelver’ die in een fablab (een soort open werkplek voor digitale productie technologie) aan de gang wil. Bewijs daarvan zijn de Maker Chairs, opnieuw een serie stoelen die geproduceerd kunnen worden door middel van een 3D printer. Met de verwachting dat steeds meer mensen in de nabije toekomst een 3D printer thuis hebben ontwierp Laarman stoelen die bestaan uit kleine elementen die door een consumenten 3D printer kunnen worden geprint om daarna als een puzzel in elkaar gezet te worden. De benodigde software ontwikkelde Laarman onder een ‘creative commons’ licentie en is open source. Dit betekent dat iedereen deze mag downloaden, aanpassen en produceren (dat kan op de website van bitsandparts.org). Hoewel het printen op dit moment nog best veel tijd in beslag neemt, is het absoluut de goedkoopste manier om een ‘echte’ Joris Laarman in huis te halen die bovendien ook nog eens naar eigen inzicht mag worden aangepast. Tijdens de tentoonstelling is in het Info Center een 3D printer in actie te zien, die een stoel van Laarman aan het printen is. Laarman gelooft sterk in de toekomst van de digitale productie, die daar waar het nodig is, ter plekke kan worden gerealiseerd. Als de techniek verder verfijnd is en goedkoper wordt, zal dit op een gegeven moment opwegen tegen transport- en opslagkosten. Geënt op de zogenaamde extrusietechniek, waarbij materiaal zoals kunsthars of metaal door een soort spuitvorm tot lange ‘slierten’ kan worden geperst, ontwikkelde Laarman de MX3D printing techniek. Met deze techniek

is het mogelijk om op (bijna) elke gegeven ondergrond drie dimensionale vrijstaande objecten te printen die niet opgebouwd zijn uit lagen, maar uit ‘lijnen’. De eerste versie MX3D maakte gebruik van een super snel uithardende kunsthars die meteen stolde zodra die uit de spuitkop kwam, zodat zonder in te zakken of om te vallen. Er kon als het ware zomaar in de lucht ‘getekend’ worden. Met een tweede versie werd de industriële robot uitgerust met een geavanceerde lasmachine, zodat deze in staat is metaal te printen. Dat ideeën en experimenten uiteindelijk ook een praktische gebruiksfunctie kunnen hebben in de ‘echte wereld’ toont Laarman aan met één van zijn nieuwste projecten; een brug op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam. Vanaf half oktober is het productieproces in de Amsterdamse NDSM werf te bewonderen bij het door hem en zijn partners, Tim Geurtjens en Gijs van der Velden, opgerichte bedrijf MX3D. Het is een ambitieus project waar verschillende grote partners aan mee werken waaronder het software bedrijf Autodesk, Bouwbedrijf Heijmans en staal concern Arcelor Mittal. Met het project laat hij zien dat deze techniek ook geschikt is voor grotere utilitaire ondernemingen. Laarman experimenteerde eerder met dezelfde techniek in het sculpturale werk met de titel Dragon Bench. In opdracht van het Groninger Museum maakte hij een versie die in de tentoonstelling te zien is. Hopelijk zal Laarmans tentoonstelling in het Groninger Museum ook veel bezoekers van buiten de vormgevingswereld inspireren om de wereld van het alledaagse, waaronder bomen, stoelen en 3D printers, op een andere manier te ­bekijken. G

Joris Laarman Lab Makerchair Jigsaw, 2014, Courtesy Joris Laarman Lab

055


056

Tekst: Steven Kolsteren

JAIME HAYON UITBREIDING INFO CENTER

HAYONS SPEELSE JUNGLE Het Groninger Museum is meer dan 20 jaar oud, maar nog steeds worden aan de schepping van Alessandro Mendini nieuwe onderdelen toegevoegd. In oktober van dit jaar werd een langgekoesterde wens vervuld: een nieuw atelier met ontdekkingskamer voor jong en oud. Door een ontwerper in wie Mendini zich helemaal herkent.

de marmeren vloertegels, koperen hanglampen boven de gelobde tafel waar je naast en tegenover elkaar kunt zitten, maar toch in je eigen cocon? Of de spiegels aan het plafond die het licht van buiten en de weerkaatsing van het wateroppervlak voortzetten? En de fantasierijk gedecoreerde vazen in de ramen en bij de ingang? Voor de goedlachse ontwerper is niets te gek.

Deze twee ruimtes vormen een eenheid met het bestaande Info Center. Daar kan ieder digitaal aan de slag, bijvoorbeeld via een groot aanraakscherm met een 3D presentatie van het gebouw van Mendini plus diens gastarchitecten en met hoogtepunten van de collectie. Het Info Center werd gerealiseerd bij de revitalisatie enkele jaren geleden. Het is nog steeds het prachtige hart van het gebouw, dankzij de bijzondere vormgeving van Jaime Hayon uit Valencia. Wie kent niet

Al die elementen van Hayon maakten hem de ideale kandidaat om ook het nieuwe atelier en de ontdekkingskamer te ontwerpen. Hier geen digitale informatie, maar speels en vooral samen (want de meeste bezoekers komen niet alleen, en zeker kinderen niet) ontdekken en bezig zijn. Door plezier ook nieuwsgierig worden en je mening vormen. Niet voor niets zijn de drie ruimtes de trots van de afdeling educatie en publieksinformatie van het Groninger Museum.

057


058

059

Speelsheid In het ruime atelier zet Hayon zijn stijl voort, met vazen in de ramen, de marmeren (hier geïmpregneerde) tegels op de vloer, lampen en tafel. Hier kan geschilderd en met allerlei materialen gewerkt worden. In een hoek is een grote marmeren wasbak. Het is een complete en verrassende make over van het oude krappe en niet zichtbare kinderatelier. Hayon bedacht de vormgeving als een speelse jungle. Vandaar de slangvorm van de tafel, de lampen als lianen, het maskerachtige motief op de wand vullende wasgelegenheid en in de glazen scheidingwand tussen atelier en Info Center met de twee toegangsdeuren. De ontdekkingsruimte is een soort rariteitenkabinet, de oervorm van musea. Hierin zijn voorwerpen uit de collectie te zien. Verder zijn in die kabinetten games aangebracht. Hierbij is uitgegaan van diverse manieren van spelenderwijs

ontdekken. Bij de game Verboden om niet te voelen, bijvoorbeeld, gaat het om vier schilderijen herkennen. Je ziet vier details van werken die hangen in De Collectie. Door het voelen in een donker gat hoe de verfstructuur is en het luisteren via koptelefoons naar geluiden van het schilderproces moet je uitvinden wat bij wat hoort. Het gaat hier dus om ervaringen met meerdere zintuigen, niet alleen de ogen gebruiken zoals normaal is in een museum. Naast actief bezig zijn moet er ook gelachen en gepraat worden over de spelpogingen! De games zijn ontwikkeld door Yvonne Mak, als stagiaire van ArtEZ Hogeschool in Arnhem. Ze deed hiervoor uitgebreid onderzoek naar wonder- en ontdekkingsruimtes in andere musea en kwam uiteindelijk met een geheel eigen versie voor het Groninger Museum.

Opening atelier met Jaime Hayon, 17 oktober 2015, Linda Noordhuis en dochter Naomi. Opening atelier met Jaime Hayon, 17 oktober 2015 .

Ontwerpproces Jaime Hayon praat niet alleen snel, zoals Spanjaarden gewoonlijk doen, hij handelt ook razend vlug. Als hij in het voorjaar van 2015 zijn schetsen voor het nieuwe atelier en de ontdekkingskamer komt toelichten aan de directeur en het hoofd educatie, tovert hij een tablet tevoorschijn waarop de kleurige tekeningen synchroon geswipet worden met zijn betoog. Kort daarvoor heeft hij via zijn studiomedewerker Kaii Tu laten vragen of dat tijdens een korte lunch kon, dat was wel zo effectief. Jaime Hayon weet zowel eten te bestellen en tot zich te nemen als geen moment stil te vallen in zijn toelichting. Vervolgens worden de ruimtes bezocht en grondig geïnspecteerd. Het Info Center dat hij zelf ontwierp kent hij natuurlijk goed, en het zien van de nieuwe vaas met de decoratie van het ongelukje (een bezoeker stootte de vorige porseleinen vaas om), doet hem veel genoegen. Langdurig bespreken we de doorgang van het Info center naar het nieuwe atelier. De glazen wand die Hayon daar bedacht heeft wordt ter plekke

aangepast. Eerst krijgt hij te horen dat de marmeren balie die er al stond in het Info Center, zal blijven en bemand gaat worden. O?, is zijn reactie. Je ziet hem snel een oplossing bedenken en voor je het weet staat de gedachte al op het schetsblok dat hij voortdurend bij zich heeft. Een ondoorzichtig deel onderaan, zodat je vanuit het atelier niet steeds achter de balie kijkt. Zo, dat is geregeld. Volgende uitdaging. De geplande toegangsdeur bestaat al en leidt nu naar een kantoor. Maar kunnen hier wel rolstoelen langs manoeuvreren, of drukke groepen kinderen? Even wordt er gepeinsd. Nu blijkt ook hoe belangrijk Nienke Klunder, Jaime’s vrouw, in het ontwerpproces is. Tot dan toe was ze nog niet erg spraakzaam, maar nu grijpt ze in. Hier, aan de zijkant van de glazenwand kan een deur. Hm, hoe dan? Wel, die kan zo naar buiten draaien. Jaime twijfelt en dan komt het stel met de oplossing: twee symmetrische deuren! Snel geschetst, idee vastgelegd, assistenten Kaii Tu en Matteo Zorzenoni mogen het straks gaan uitwerken.


060

JAIME HAYON UITBREIDING INFO CENTER

061

Oplossingen

Perfectionisme

Nog meer? De diepte van de wandruimte in de zijkanten van de ontdekkingskamer, waar Jaime kabinetten heeft gepland, blijkt niet zo groot. Of eigenlijk komt dat door de al bestaande halve boog aan de voorkant. Die vervangen? Nee, Nienke heeft een beter voorstel: de kabinetten in het midden naar voren laten uitsteken. Aan beide zijden dus uiteraard symmetrisch. Want het moet wel ‘werken’. Af en toe houdt Hayon zijn hoofd schuin en mompelt; zo gaat het niet werken, om weer een nieuwe schets te maken.

Al een paar maanden eerder hadden we een skype videogesprek met Jaime en Kaii, waarbij de lachende hoofden van de designers in een flitsende montage afgewisseld werden met powerpointplaatjes van de eerste schetsen: de slangachtige tafel, bijvoorbeeld. Mooi, maar groot en inflexibel. Meteen tekende Hayon een nieuwe schets waarin de slang in segmenten werd opgedeeld, zodat je er allerlei vormen mee kunt maken. Handig werd die schets meteen geprojecteerd in de skype video. Dat deed hij vast niet voor het eerst, zo soepel en snel ging het allemaal. Kaii Tu wist vervolgens al deze gedachten en gesprekken in bruikbare en fraaie schetsen te vatten. Daarbij werd natuurlijk nog veel aangepast. De vormen van de lampen bijvoorbeeld. Dat had ook te maken met de aanwezigheid van elektriciteitskabels.

“Ik ga er zitjes met vrolijke gezichtjes voor maken”, roept hij enthousiast uit. “Dan is het ook weer een uniek element in het familie-atelier.” In de bestaande ruimtes, kantoor en oud kinderatelier, bekijken we de bestaande muren en verborgen steunpilaren. De tafels worden uitvoerig bekeken: ze moeten iets breder om goede werkplekken te hebben, zo geeft een ervaren museumdocente aan (die toevallig langskomt, gelukkig dacht Hayon dat het perfect georganiseerd was). Jaime is verrukt door alle materialen: kwasten, potjes verf, doe-spulletjes. Maar die wilden we nu juist uit het zicht hebben. Geen nood: hij ontwerpt ter plaatse een lange hoge wandkast, waar alles netjes in opgeborgen kan worden en toch niet zichtbaar is. De wastafel, is die nodig? Er was toch een mooie vrijstaande fontein gepland? Helaas, daar loopt geen leiding? Wacht, dat kan mooier. Een grote maskerachtige vorm verschijnt in zijn schetsboek, met marmer tot aan het plafond toe. Geen lastige functie maar opeens een verrijking van de ruimte. Dan valt zijn oog op de krukjes die tot dan toe gebruikt worden. Dat lijkt ons allemaal veel handiger dan stoelen, die veel ruimte innemen en niet voor iedereen de juiste maat hebben. “Ik ga er zitjes met vrolijke gezichtjes voor maken”, roept hij enthousiast uit. “Dan is het ook weer een uniek element in het familie-atelier.”

De kracht van Jaime Hayon zit duidelijk in de combinatie van zijn speelse geest, die alle lastige technische probleempjes in een handomdraai omtovert in creatieve schetsen voor design én in zijn vakmanschap en perfectionisme. Bij de allereerste bespreking begreep hij meteen wat onze bedoeling was, omdat het concept van atelier en ontdekkingskamer aansloot bij zijn eigen interesses en ervaringen. Hayon mag met de uitbreiding van het Info Center een belangrijke gastarchitect van het museum genoemd worden. Dit doet de nu 83 jarige Alessandro Mendini veel plezier. In juli verscheen een interview met hem in de Volkskrant waarin hij Hayon zijn favoriete jonge ontwerper noemt. “Natuurlijk herken ik mezelf in hem. Zijn werk is zo levendig en vrij. Hij laat zijn fantasie gewoon gaan. Als een kind. Voor ontwerpers als Hayon bestaat er geen mooi of lelijk, geen goed of slecht. Zo heb ik ook mijn hele leven gewerkt. Weg met de regels.” (De Volkskrant, Sir Edmund, jaargang 2, nummer 20, 4 juli 2015). Kan een mooiere uitnodiging bestaan voor wie jong van geest is? G Info Center en ontdekkingsruimte zijn te bezoeken tijdens de openingsuren. Het atelier is toegankelijk in de weekenden van 12 tot 17 uur. In de vakanties worden er door de week inloopworkshops gehouden van 12 tot 16 uur. De uitbreiding van het Info Center werd mogelijk gemaakt door het legaat De Marees van Swinderen - de Blocq van Scheltinga.


062

UNDERCOVER MAARTJE SCHOLTEN

Tekst Steven Kolsteren Beeld: Marten de Leeuw

UNDERCOVER “Mensen zitten vooral naar zichzelf te kijken in de spiegeltjes”, lacht Maartje Scholten. Ze geeft antwoord op de vraag hoe de reacties op haar zelf ontworpen jurk zijn. Haar jurk, die bestaat uit zo’n 1200 aaneengeregen spiegeltjes, staat nu te pronken in het nieuwe atelier ontworpen door Jaime Hayon. “De volgende reactie is; hoe heb je het gemaakt en hoeveel tijd heeft het gekost?” En hoe komt de jurk eigenlijk in het atelier van het museum terecht? Voordat er sprake was van een nieuw atelier, had Maartje al contact opgenomen met het museum. Ze was bezig een jurk te ontwerpen als eindexamenopdracht voor haar middelbare school, het Kalsbeek College in Woerden. De opdracht was een jurk te maken die paste in een bepaalde ruimte of sfeer. Waar klasgenoten vooral met de omgeving van een bos, of de natuur aankwamen, zocht Maartje, getipt door een docente, naar museale ruimtes. Eerst kwam ze

uit bij een tentoonstelling van mode ontwerpen in een zaal in het Rijksmuseum, maar daar hoorde ze verder niets van. Zoekend op internet vond ze een foto van het Info Center van Hayon in het Groninger Museum en al snel was ze verkocht.

Spiegelende plaatjes “Ik legde de foto opzij en begon meteen te ontwerpen”, vertelt ze. Ze toont schetsen van grillige zigzagvormen, vrij exuberant, die geleidelijk aan overgaan in achthoekige vlakjes, gebaseerd op de marmertegels in het Info Center. Eerst zijn het kleine vlakjes aan de bovenkant, die naar beneden steeds groter worden, maar omdat de jurk dan te zwaar zou worden koos ze voor gelijkvormige vlakjes van 3 x 3 cm. Als fan van Iris van Herpen (“ze denkt out of the box in materiaalgebruik, bijvoorbeeld van water een jurk maken”, zegt ze bewonderend) wilde ze haar ontwerp in 3D laten printen. Op het Fab Lab in Den Haag, waar Maartje regelmatig kwam, werd haar duidelijk gemaakt

dat dit te duur was. In overleg kwamen ze tot de oplossing: plaatjes van spiegelende kunststof met een laser in vorm gesneden. En toen kwam het echte zwoegen. Bij elk plaatje moesten acht gaatjes vrijgemaakt worden, het beschermfolie verwijderd en daarna met ringetjes aan elkaar vastmaken. “Je komt allerlei problemen tegen met de lichaamsvormen, zoals de schouders en de billen. Hoe krijg je de achterkant strak, hoeveel plaatjes heb je ervoor nodig?” Ook het gewicht vormde een probleem: de schouders raakten erg belast. Uiteindelijk kwam er een halfopen rug. Maar geen klachten over dit handwerk (mede dankzij inzet van de familie). Maartje benadrukt het plezier van het ontwerp- en maakproces. Ze startte een crowdfunding via facebook. Creatieve vriendinnen gingen workshops verzorgen. Ze maakte filmpjes van het productieproces, showde de jurk op haar eindexamen en haalde de landelijke pers. En pas

halverwege, toen er al veel mailcontact met het Groninger Museum was geweest en duidelijk werd dat er een plekje voor de jurk was in een nieuw te ontwerpen atelier van Hayon met dezelfde tegels als het Info Center, kwam ze pas dit Info Center zelf bezoeken. “Undercover”, glimlacht ze. “Oh en ah geroepen en stiekem filmpjes gemaakt.”

Zoektocht Misschien heeft dit bezoek geholpen het ontwerp beter te laten aansluiten bij de vormgeving van Hayon. Op de vraag wat ze er nu van vindt, de jurk in de ruimte, vind ze moeilijk direct antwoord te geven, maar haar ogen twinkelen. “Het past heel goed, maar de zoektocht vond ik het meest interessant”, zegt de jonge Linschotense die graag iets met toneel en ontwerpen wil gaan doen. Dan past het toch goed dat bezoekers zich in de jurk gaan spiegelen. En geïnspireerd raken om zelf ook iets creatiefs te gaan doen. Het Groninger Museum staat er open voor! G

063


064

ANNO SMITH T/M 3 JANUARI 2016

Tekst: Egge Knol Foto´s: Rudmer Nijman

Anno Smith IS OVERAL TE ZIEN De keramisch kunstenaar Anno Smith is vooral bij liefhebbers bekend, maar zijn werk is overal in NoordNederland te vinden. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog, een tijd van woningnood en wederopbouw, was hij een veel gevraagde kunstenaar om voor huizen, kantoren en scholen bouwkeramiek te leveren. Welke Groninger kent niet de Kaasdragers bij de Westerhaven of de Harp van Sociëteit De Harmonie?

Anno Smith aan het werk in zijn atelier Foto: xxxx

De speurders van zijn werk, kunsthistoricus Jaap Ekhart en fotograaf Rudmer Nijman, die een boek over zijn werk hebben gemaakt, komen vaak voor verrassingen te staan. Natuurlijk, met hulp van enkele voorpublicaties over hun zoektocht melden talloze mensen zich met werk van Anno Smith, maar dat werk zit ook wel verborgen.

Weerspiegeling Als de fotograaf een mooie sculptuur voor het oude gemeentehuis van Diever wil fotograferen moeten eerst spinrag en slakken verwijderd worden. Terwijl het beeld opdroogt van de poetsbeurt kijken hij en zijn vrouw Elske Hiddema door de glazen deur in het buiten gebruik zijnde raadhuis. In een weerspiegeling menen zij nog iets van Anno Smith te zien, maar het is een zaterdag. Het oude lege raadhuis lijkt potdicht. Weer bezig met de foto’s horen zij een sleutel draaien. Iemand verlaat het gebouw. Snel spreekt Elske de sleuteldraaier aan. Ze legt uit waarmee ze bezig zijn en vraagt of er binnen gekeken mag worden. De man strijkt zijn hand over zijn hart, maakt de deur open en zet het alarm af. Eenmaal binnen blijkt om de hoek in een nis een bijzonder werk te zitten: een lauwerkrans van keramiek samengesteld uit de emblemen van alle

065


Rechter pagina: J.J. Willingestraat, Eenrum 1960

066

Roessinghkamplaan, Westerbork 1951

verenigingen van Diever. Het hele sociale en culturele spectrum is aanwezig. Een huldeblijk aan het nieuwe gemeentehuis. Nadat alles is vastgelegd kijkt Rudmer nog eens door de deur terug. Door de veranderende stand van de zon is de weerspiegeling weg. Maar even is de Anno Smith te zien geweest en dat moment is gepakt!

Keramiek op gevels Anno Smith, geboren in Groningen in 1915, krijgt op Academie Minerva les van beeldhouwer Willem Valk en tekendocent A.W. Kort. Na voltooiing van zijn opleiding in 1937 besluit hij keramist te worden. Hij experimenteert met succes met uiteenlopende glazuren. Door de opmerkelijke kleuren wordt hij bekend in kringen van liefhebbers van kunstnijverheid. Zijn vazen en schalen kunnen rekenen op goede afzet. Zijn atelier staat in Eelderwolde, net ten zuiden van de stad Groningen. Na de Tweede Wereldoorlog krijgt zijn werk ook bekendheid bij een groot publiek. Door het succes van het tableau De Kaasdragers in een pakhuis aan de Westerhaven wordt Smith in Noord-Nederland veel gevraagd voor keramiek op gevels van gebouwen. Hij werkt voor scholen, openbare gebouwen en woningbouwcorporaties. Bij de woningbouwflats in bijvoorbeeld de West-Indische buurt krijgt elk portiek een eigen steen. Ook in de Rivierenbuurt en de Wijert in Groningen is het werk van Smith overal te zien. Grappig zijn de steen van een melkmeisje in een melkwinkel in de Taco Mesdagstraat en de microscopen boven het laboratorium van melkfabriek De Ommelanden.

Symbolen Anno Smith, die als vrijmetselaar iets met symboliek had, werkt ook veel met heraldische symbolen. Voor de huizen

van het duizendwoningenplan waarvoor 30 Groninger gemeenten in één keer geld krijgen maakt hij een gedenk�steen met de wapens van al deze gemeenten. In vele plaatsen zijn de stenen terug te vinden, al dan niet herplaatst. De burgemeester van Ooststellingwerf laat in elk gemeentelijk gebouw een door Anno vervaardigd gemeentewapen aanbrengen. Voor de brandweerkazerne van Kollum vervaardigt hij twee fanatieke spuitgasten. Het werk wordt bij de sloop gered. De brandweermannen vinden het te mooi en plaatsen het trots bij de nieuwe kazerne. Zij hoorden pas bij de voorbereiding van de expositie wie dit fraaie tegeltableau ooit maakte. Het werk van Anno Smith wordt in de loop van de jaren zestig abstract en het bestaande werk raakt wat in de vergetelheid. De kunstenaar overlijdt in 1990 in Groningen. Inmiddels wordt zijn werk bedreigd. De woonhuizen en gebouwen uit de wederopbouwtijd zijn in onze tijd toe aan een andere bestemming en vaak ook sloop. Gelukkig wordt in toenemende mate de bouwkeramiek van Anno Smith daarbij gered en zo mogelijk herplaatst. Want het werk hoort zo vanzelfsprekend bij de gemeenschap van het noorden, dat de mensen het graag willen behouden. Maar wellicht kunt u ook nog zomaar een nog niet herkende Anno Smith vinden. G Deze tentoonstelling kwam tot stand met medewerking van kunsthistoricus Jaap Ekhart, fotograaf Rudmer Nijman en diverse bruikleengevers waaronder de collectie Bolhuis en de collectie Klinkhamer. De fotos zijn van Rudmer Nijman Bij de expositie verschijnt een boek ‘Keramist Anno Smith’, geschreven door Jaap Ekhart met foto´s van Rudmer Nijman. Uitgeverij Leander, Groningen, prijs € 19,95

ANNO SMITH T/M 3 JANUARI 2016

067


068

069

Tekst: Steven Kolsteren

GM-INSIDERS PRESENT: Romy Akkerman en Maayke Meijering zijn twee van de GM-Insiders, de jongerenvereniging van het Groninger Museum, die verantwoordelijk zijn voor de Sounds of the Groninger Museum. Ze zijn opgetogen over hun eindproduct: een cd met 12 songs, waar ze hard aan gewerkt hebben en veel onverwachte keuzes moesten maken. Het was een opdracht waar je alle kanten mee uit kon, geen gewoon project van de GM-Insiders zoals een event, aldus Romy, die een achtergrond in muziekwetenschappen heeft. Een uitdaging, valt Maayke - masterstudente kunstgeschiedenis - haar bij, om een laagdrempelig museumproduct te maken voor onze doelgroep, jongeren en studenten. Ze werkten nauw samen bij de selectie van de artiesten, het ontvangen van de muzikanten in het museum en de uiteindelijke productie.

“Swinder”, riep Maayke meteen bij de eerste selectie van namen: een band die in het Gronings zingt en al heel bekend is. Een mooie binnenkomer dus. Daarnaast selecteerden zij twee bestaande nummers uit de landelijke Art Rocks competitie. Vervolgens leverde een oproep op de facebookpagina van de GM-Insiders tips op. De link met Groningen was heel belangrijk; veel lokale bands en talenten, andere bands die al in het museum hadden opgetreden. Romy benadrukt dat zij waakte voor het geheel: “Bij een compilatie cd moet je goed opletten dat een bepaalde eenheid in sfeer ontstaat als je naar de hele cd luistert.” Vandaar accenten op pop rock, met varianten van reggae-rock en singer songwriters, een knaller aan het begin van de band met de toepasselijke naam The Rising Sun en een vrolijk ‘festival-achtig’ lied op het einde, van To Twelve.

SOUNDS OF THE GRONINGER MUSEUM Anders kijken Het bijzondere van deze opdracht aan de artiesten is dat je met andere ogen gaat (mee)kijken. De muzikanten letten vaak op hele andere zaken dan de gewone bezoeker. Zij kregen alle vrijheid bij de keuze van een kunstwerk uit De Collectie, om een song te maken. Maayke en Romy zijn enigszins verrast dat de meesten niet kozen voor eigentijdse kunst, maar vooral voor werken van De Ploeg. Blijkbaar roepen die verhalen op, zoals Altinks Na het Bezoek bij de band Goudblad, maar ook een bijzondere Groningse sfeer door de kleuren en compositie. Singer songwriter Iris Rijnsewijn kwam met blues en mompelende stemmen bij Martens’ Roddel in de regen. Sprokkelhout liet zich inspireren door de druksels van Werkman: de rechte lijnen, maar ook de kleine afwijkingen en variaties, die ze vertaalden in ritme en klanken. De band KIN lette niet in eerste plaats op het verhaal bij George Breitners Kanonschot, maar op de vlakverdeling en zichtlijnen. Ze

maakten zelfs een voorstudie als een soort blauwdruk voor hun compositie. De cd werd in enkele maanden gerealiseerd, waabij GM-insiders Maayke en Romy gesteund werden door mede-insider Emma Smids (vormgeving) en de CD fabriek voor praktische aspecten. Op 23 oktober vond de releaseparty plaats in het Groninger Museum en in de Synagoge in de Folkingestraat, waarmee tevens een nieuw samenwerkingsverband op gebied van muziekavonden werd ingeluid. De cd is verkrijgbaar in de museumwinkel en in diverse platenzaken (Plato, Concerto, Vanderveen Assen). Voor leden van de GM-Insiders is de cd gratis. Komt er nog een vervolg? Dan denken Maayke en Romy aan moderne klassieke muziek of klassieke muziek door jonge muzikanten die je dan direct kunt koppelen aan een kunstwerk. Sounds of the Groninger Museum kan immers vele vormen aannemen! G

Swinder schreef de song ‘As ik nog kon dinken’ voor dit schilderij: Optreden van Swinder tijdens de release party, 23 oktober in de Synagoge, foto Jan Westerhof

Jan Wiegers Twee mannen in de sneeuw, komend uit een café aan het Boterdiep, 1924 Groninger Museum


070

COLLECTIE VEENDORP OP TOURNEE DOOR DUITSLAND

COLLECTIE VEENDORP OP TOURNEE DOOR DUITSLAND

Tekst: Dorien Vrieling

DE DUITSE REIS VAN EEN OMVANGRIJK LEVENSWERK De kunstcollectie van Reurt Jan Veendorp, die het Groninger Museum al jaren in permanent bruikleen heeft van het J.B. Scholtenfonds, gaat op tournee door Duitsland. Voormalig gastconservator van het Groninger Museum Elise van Ditmars vertelt over de totstandkoming van deze ‘tour d’Allemagne’ en over de collectie zelf. “Elk nieuw werk dat Veendorp aanschafte moest passen bij de rest van de verzameling.”

Matthijs Maris (1839-1917) Meisje aan de pomp, 1872

Nog even en dan hangen er aanplakbiljetten in Lübeck, Würzburg, Freiburg en Aken. Elise van Ditmars ziet het al helemaal voor zich. “’Collectie Veendorp’ op posters in de Duitse steden: geweldig.” Ze kent de collectie van Reurt Jan Veendorp (1905-1983) als haar broekzak. Niet alleen was ze gastconservator van de overzichtstentoonstelling over de verzameling in het Groninger Museum in 2012, ze schreef destijds ook de bijbehorende catalogus. Veendorp, architect en eigenaar van twee steen­fabrieken in de provincie Groningen, was een liefhebber van

naturalistische kunst uit de tweede helft van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. Hij hield van het werk van schilders als Isaac Israels, Jan Toorop, Anton Mauve en Jan Hendrik Weissenbruch. “Zijn smaak was ingetogen,” zegt Van Ditmars. “De werken die hij uitkoos waren naturalistisch en figuratief. Van abstracte kunst moest hij niets hebben. ‘De kunst is verfboksen geworden’, schreef hij ooit over expressionistische kunst aan zijn vriend, schilder Dirk Nijland.”

Onderzoek Al in 1969 kreeg het museum de collectie Veendorp in bruikleen, maar jarenlang bevond de verzameling zich grotendeels in het depot. Na 1979 werd er nooit meer een overzichtstentoonstelling gehouden. Toen Van Ditmars tijdens haar studie kunstgeschiedenis stage liep bij het museum, stelde hoofd collecties Caspar Martens voor dat zij de collectie aan een onderzoek zou onderwerpen. “De negentiende eeuw was mijn expertise, dus ik was meteen geïnteresseerd.” Wat

071


072

COLLECTIE VEENDORP OP TOURNEE DOOR DUITSLAND

COLLECTIE VEENDORP OP TOURNEE DOOR DUITSLAND

Reurt Jan Veendorp, 14 mei 1968.

begon als een stageopdracht, groeide uit tot een omvangrijk onderzoek. Van Ditmars bestudeerde niet alleen de werken, maar dook ook in de archieven om meer over Veendorp te weten te komen en interviewde mensen die hem nog gekend hadden. De titel van de tentoonstelling die Van Ditmars na haar onderzoek samenstelde is ‘De Collectie Veendorp – levenswerk van een zorgvuldig verzamelaar.’ Bij de keuze voor zijn kunstwerken ging Veendorp nooit over een nacht ijs. “Hij moest een goed gevoel bij een schilderij hebben. Soms vroeg hij de kunsthandel of hij een werk eerst een tijdje in huis mocht hebben voor hij besliste. Elk werk dat hij kocht moest passen bij de rest van de collectie.” Niet voor niets deed Veendorp zijn verzameling in 1969 in zijn geheel over aan het Groninger Museum, via het J.B. Scholtenfonds. “Had hij de werken geveild, dan had het hem misschien meer opgeleverd, maar zo wist hij zeker dat ze bij elkaar zouden blijven.”

Nederlands De vier Duitse musea willen het Duitse publiek kennis laten maken met Nederlandse kunst uit de periode waar Veendorp zich op richtte. “De collectie Veendorp biedt een mooi

overzicht van dat stukje Nederlandse kunstgeschiedenis,” zegt Van Ditmars. De musea tonen het onder de noemer ‘Niederländische Moderne’. Ook al werkt Van Ditmars inmiddels niet meer bij het Groninger Museum –ze is nu conservator bij het Veenkoloniaal Museum in Veendam- ze was nauw betrokken bij de totstandkoming van de tournee door Duitsland. Ze bezocht de musea in Lübeck en Freiburg en ontving met Andreas Blühm de Duitsers in Nederland. “Zij wilden graag iets typisch Nederlands,” zegt Van Ditmars. “Dat is ook de reden dat de Aziatische werken, die Veendorp ook in zijn verzameling had, niet meegaan naar Duitsland.” Verder gaat nagenoeg de hele collectie op reis, met uitzondering van de aquarellen, tekeningen en grafiek. Die zijn simpelweg te teer om langdurig aan licht bloot te stellen. Verder werd de selectie van de kunstwerken –72 schilderijen en 9 sculpturen- gezamenlijk gemaakt. Af en toe hield Van Ditmars een stevig pleidooi voor een kunstenaar of een kunstwerk. “Ik vond het belangrijk dat de tentoonstelling in Duitsland een goed beeld van de collectie zou geven. Dat hield ook in dat kunstenaars die in Duitsland niet erg bekend

Willem Bastiaan Tholen Dukdalf, 1919

zijn er beslist onderdeel van moesten uitmaken. Neem nu George Hendrik Breitner, een van de Amsterdamse impressionisten: zijn werken behoren tot de topstukken van de verzameling.” Er is één werk dat tot haar spijt in Groningen blijft: een klein landschap van Willem de Zwart. Eén van haar favorieten. Ze wijst het aan in haar boek: “In het echt knallen de kleuren nog veel meer van het doek. Maar ze vonden de lijst niet mooi.” Veendorp overleed in 1983, veertien jaar nadat hij het voornaamste deel van zijn kunstcollectie via het J.B. Scholtenfonds ter beschikking had gesteld aan het Groninger Museum. Hij verkocht zijn verzameling omdat de steenfabrieken waar hij eigenaar van was in zwaar weer verkeerden. Het beeld van een kunstverzamelaar tussen lege muren dringt zich op, maar dat klopt niet, zegt Van Ditmars: “Hij had het goed geregeld met het museum. Zijn lievelingswerken had hij nog in bruikleen.”

Duitsland Dat zijn collectie ooit nagenoeg in zijn geheel naar Duitsland zou gaan, had Veendorp nooit kunnen vermoeden. Destijds had hij het geen goed idee gevonden: “Hij wilde niet dat de

werken over grote afstand vervoerd zouden worden.” Maar ach, zegt Van Ditmars, zou hij nu nog geleefd hebben, dan had hij er vast anders over gedacht. “We kunnen schilderijen tegenwoordig veel beter verpakken dan toen.” Als de tentoonstelling in Lübeck geopend wordt, houdt Van Ditmars een praatje over de collectie. Dan zit haar werk er voor wat betreft Veendorp voorlopig op, maar de verzameling zal altijd wel speciaal voor haar blijven: “Als je weet hoeveel de verzamelaar ervan gehouden heeft, ga je zelf ook van de collectie houden.” In Duitsland is de expositie minder op de persoon Veendorp gericht dan de catalogus en de tentoonstelling uit 2012 waren. Uiteindelijk gaat het dan ook om de kunst, zegt Van Ditmars. “Het is gaaf dat de Duitsers er nu kennis mee gaan maken. Ik hoop dat ze straks weten wat de Haagse School is en het Amsterdams impressionisme, en dat ze de dwarsverbanden met de Duitse kunst zien.” G De collectie Veendorp is tussen 20 november 2015 en 5 februari 2017 te zien in vier Duitse musea: achtereenvolgens Museum Behnhaus Drägerhaus in Lübeck, Museum im Kulturspeicher in Würzburg, het Augustinermuseum in Freiburg en het Suermondt-Ludwig-Museum in Aken.

073


074

Tekst: Sue-an van der Zijpp BeeldL Bart Oomes, No 6 Studios

IRIS VAN HERPEN HIGH MUSEUM OF ART, ATLANTA 7 NOVEMBER 2015 T/M 15 MEI 2016

IRIS ON TOUR Soms gaat een tentoonstelling die door het Groninger Museum georganiseerd wordt op een buitenlandse tour. Een daarvan is de solotentoonstelling van modeontwerper Iris van Herpen (Wamel, 1984) die in 2012 gehouden werd. Al tijdens de presentatie in Groningen toonden curatoren van het Cité internationale de la dentelle et de la mode te Calais belangstelling voor overname, zodat deze na Groningen bijna aansluitend kon doorreizen. Daarna volgden Zweden en Israël. Nu staat de tentoonstelling, die inmiddels met aanvullingen is geactualiseerd, aan de vooravond van een ambitieuze meerjarige tour door de Verenigde Staten. Deze begint in High Museum of Art in Atlanta en reist daarna door naar Grand Rapids Art Museum, Dallas Museum of Art, Cincinnati Art Museum en Phoenix Museum of Art. Van Herpen is een van de opvallendste modeontwerpers van dit moment. In 2006 studeerde zij af aan de ArtEZ Iris van Herpen Hybrid Holism, July 2012, High Museum of Art, Atlanta, purchase with the support from the Friends of Iris Foto: Bart Oomes, No 6 Studios

Hogeschool voor Kunsten in Arnhem, liep stage bij onder meer Alexander McQueen en startte in 2007 een label onder haar eigen naam. Outfits van haar verschenen in modetijdschriften als Vogue, Numero en Dazed and Confused. In samenwerking met schoenlabel United Nude lanceert zij sinds 2010 schoenen in een gelimiteerde oplage. Met haar ontwerpen wist ze in korte tijd haar naam te vestigen en won ze diverse prijzen waaronder twee keer de Dutch Design Awards in 2009 en 2010 en een Mercedes-Benz Dutch Fashion Award in 2010. In 2011 werd een 3D outfit door Time Magazine uitgeroepen als een van de beste uitvindingen van het jaar. Datzelfde jaar werd zij opgenomen op de officiële modekalender van het Chambre Syndicale de La Couture, waarmee haar werk officieel de status kreeg van Haute Couture, iets wat tot daarvoor in Nederland alleen de modeontwerpers Viktor & Rolf is gelukt. In 2014 won zij de belangrijke Franse prijs voor de mode, de ANDAM Fashion Award.

075


076

IRIS VAN HERPEN HIGH MUSEUM OF ART, ATLANTA 7 NOVEMBER 2015 T/M 15 MEI 2016

077

Eigen verhaal

Complexer

In de korte tijd dat Iris van Herpen als zelfstandig ontwerper bezig is, heeft zij een indrukwekkend oeuvre opgebouwd met een zeer uitgesproken en herkenbare vormentaal. Het maakproces, noest handwerk en ambachtelijke technieken plus high tech, toont haar onmiskenbare talent dat verder geschraagd wordt door vastberadenheid, een enorm doorzettingsvermogen en een ongebreidelde fantasie. Haar liefde voor speciale materialen is een belangrijk element. Daardoor is haar materiaalkeuze, maar ook de specifieke toepassing, vaak zeer bijzonder: speciaal bewerkte leersoorten, synthetische bootgarens en de baleinen van kinderparapluutjes. Daarmee creëert zij visueel verbluffende outfits, vaak met een afwijkend silhouet, die zowel organisch als futuristisch aandoen en die de beschouwer lichtelijk in verwarring brengen. De verbeelding van haar fantasie staat bij de ontwerper centraal, waarbij zij zich laat leiden door intuïtie en het creatieve proces. Mode is voor Van Herpen zelfexpressie en tradities en draagbaarheid zijn daarbij niet haar uitgangspunt.

Sinds haar solotentoonstelling in 2012 is Van Herpens werk steeds meer gelaagd en complexer geworden. Meer dan zeven nieuwe collecties zagen ondertussen het daglicht. Voor de collectie Hybrid Holism onderzocht zij de fundamentele tegenstelling tussen ‘dode materie’ en ‘levende organismen’. Aanleiding was de interactieve architectonische installatie Hylozoic Ground, van de Canadese kunstenaar en architect Philip Beesley. Deze kunstenaar ontwikkelt zogenaamde responsieve, interactieve installaties die reageren op menselijke aanwezigheid met bewegingen en aanrakingen. Energie put het systeem niet uit het lichtnet, maar uit een ingenieus metabolisch systeem, dat met biochemische omzettingsprocessen, energie genereert.

Zoals de modesysteem dicteert, ontwerpt Van Herpen elk half jaar een collectie. Elke collectie heeft zijn eigen verhaal. Zo gaat Radiation Invasion over de onzichtbare straling en signalen om ons heen die bijvoorbeeld alle telecommunicatie mogelijk maken. De collectie Synesthesia heeft als uitgangspunt een neurologisch verschijnsel waarbij een vermenging van zintuiglijke waarnemingen optreedt. Er zijn mensen die muziek als het ware kunnen zien en kleuren kunnen proeven. Het zichtbaar maken van een wereld die met het blote oog onzichtbaar is, maar die ons dagelijks (dicht) op de huid zit, was de inspiratie voor Micro. Iris van Herpen zoomde in op de wereld van micro-organismen en liet zich daarbij leiden door het bijzondere werk van Steve Gschmeissner. Door middel van SEM-technologie (Scanning Electron Microscope) is de wetenschapsfotograaf in staat de onwaarschijnlijke schoonheid van deze parallelle wereld te laten zien.

Ook groeiden en verfijnden de mogelijkheden van de technologie van het 3D printen waarmee Van Herpen opnieuw grensverleggende ontwerpen produceerde. Baanbrekend was een outfit die zij maakte in samenwerking met ontwerper/ architect Neri Oxman, waarbij in een stuk meerdere kleuren worden gebruikt en naast harde ook zachte, flexibele delen kunnen worden geprint. Hoewel deze techniek op dit moment tamelijk langzaam en erg kostbaar is, zou het in de toekomst grote gevolgen kunnen hebben voor de mode-industrie en de manier waarop consumenten in staat worden gesteld om kleding veel beter op hun lichaam en naar hun voorkeur af te stemmen. Parallelle ontwikkelingen zijn te vinden in het werk van ontwerper Joris Laarman die in november dit jaar een grote overzichtstentoonstelling in het Groninger Museum heeft. De tentoonstelling zoals die in High Museum of Art in Atlanta te zien zal zijn, wordt daar ter hand genomen door design curator Sarah Schleuning en geeft met zes nieuwe collecties en een aantal schoenen een nog rijker en meer gelaagd beeld van een van de meest innovatieve en getalenteerde ontwerper van deze tijd. In het volgende museummagazine leest u de reacties uit de Verenigde Staten. G Iris van Herpen Micro, january 2012, Groninger Museum Foto: Bart Oomes, No 6 Studios


078

ACHTER DE GOUDSCHAT VAN FEERWERD De goudschat van Feerwerd is een van de 33 hoogtepunten van de tijdlijn in de presentatie De Collectie. De schat vertegenwoordigt de rijkdom van de Groninger landbouw in de eerste helft van de zestiende eeuw. Een rijkdom die niet beperkt blijft tot die periode. De vruchtbare Groninger zeeklei zorgt voortdurend voor grote rijkdom, al konden oorlog en overstroming voor tijdelijke armoede zorgen. Op 27 oktober 1971 vindt een gasfitter onder de vloer van boerderij Langeveld bij Feerwerd gouden munten. Samen met een collega gaat hij verzamelen. Uiteindelijk staat de teller stil op 648 gouden munten. Twee kruikjes waar de schat in begraven was zijn ook gevonden. De schat is geenszins een allegaartje. Opmerkelijk is het grote aantal zogenaamde Philipsguldens, vernoemd naar Philips de Schone, de vader van Karel de Vijfde. De gevonden munten zijn vooral in Brabant, Vlaanderen en Holland geslagen. Daarnaast zijn er een groot aantal Duitse goudguldens. De waarde moet destijds 828 gulden en veertien stuiver zijn geweest. De jongste munten in de schat zijn in 1527 geslagen. De schat kan kort nadien begraven zijn, maar gelet op de aangetroffen munten wordt door de onderzoekers een verberging tien of twintig jaar later niet uitgesloten. Het land van boerderij Langeveld behoort in die tijd tot het Aduarder klooster. De eigenaar van de schat is dus kloostermeijer geweest. Een landbouwer die zijn land van een klooster huurde. Helaas is de administratie van het klooster Aduard niet bewaard gebleven en zo is niet bekend wie destijds het bedrijf gebruikte. In 1594, zo is wel bekend, is het bedrijf zo´n 25 ha groot. Voor die tijd in Groningen een gemiddeld, maar niet reuzegroot bedrijf. De specifieke samenstelling van de schat wijst mogelijk op internationale contacten van de kloostermeijer. Het is heel wel mogelijk dat hij een van de rijke Groninger paardenkooplui is geweest. Deze kooplui brachten hun paarden tot aan de grote paardenmarkt in Frankfurt. Voor de bezoeker van het Groninger Museum is de goudschat een van de vele mooie stukken, maar niet altijd wordt gerealiseerd dat de verwerving van zo iets bijzonders het werk is betrokken mensen. De man die in 1971 zorgde voor de verwerving en bestudering van deze schat is de onlangs overleden vroegere conservator archeologie Drs. Jaap W. Boersma. Hij wist, met enkele andere betrokkenen, de provincie Groningen van het belang van de schat te overtuigen om

Tekst: Egge Knol Beeld: Marten de Leeuw

met dik geld over de brug te komen. De vergelijking met het onlangs door het Rijksmuseum verworven portret doet zich voor. De provincie droeg met 25000 gulden bijna de helft van de aankoopsom. Het J.B. Scholtensfonds betaalde 15000 gulden en het Groninger Museum het restant. In 1971 kon voor 50.000 gulden een erg mooi huis worden gekocht. Jaap Boersma (1936-2015) heeft vrijwel zijn hele loopbaan gewerkt in de Groninger archeologie in een dubbelbaan, half bij het Groninger Museum en half bij het Biologisch Archaeologisch Instituut (nu Groninger Instituut voor Archeologie). Dat betekende vanzelfsprekend voortdurende betrokkenheid bij het terpenonderzoek. Het resulteerde in 1970 in een door hem samengesteld en veel gebruikt boekje Terpen, mens en milieu. Boersma was provinciaal archeoloog voor Groningen en conservator archeologie van het Groninger Museum, die het depot van zijn museum tiptop op orde had. Als redacteur van de Groninger Volksalmanak was hij van 1968-1990 redacteur van de rubriek Groninger Oudheden. Talloze opgravingen, maar ook veel voorwerpen uit de museumcollectie zijn hierin onder zijn verantwoordelijkheid gepubliceerd. Zijn eigen belangstelling ging vooral uit naar de archeologie van kerken en zo publiceerde hij ondermeer over het klooster Aduard, de Groninger St.Walburgkerk en diverse verdwenen dorpskerken. In 1990 was Boersma een van de organisatoren van de grote expositie Groningen 1040, een mijlpaal in de studie van de geschiedenis van onze stad. Meerdere jaren achtereen had Boersma de leiding over een grote opgraving van de wierde Heveskesklooster, maar hij werkte ook in Eenumerhoogte en Uitwierde. Belangrijk was zijn opgraving van de nederzetting MiddelstumBoerdamsterweg waar de bewoning rond 500 v. Chr. begon. Hier is het mysterieuze aardewerken gezichtsmasker gevonden, een van de topvondsten van de Nederlandse archeologie. Boersma wist ook de buitengewone bergkristallen ring van Romeinse makelij die al in 1883 gevonden was in de wierde van Westerwijtwerd voor het Groninger Museum in eigendom te verwerven. Net als de goudschat vormen het masker en de ring momenten in de tijdlijn van de presentatie De Collectie in het Groninger Museum. Jaap Boersma is jammer genoeg niet meer onder ons, maar vorsers van het Groninger verleden zullen nog lang profijt hebben van het werk van deze consciĂŤntieuze conservator, terwijl de bezoekers van het Groninger Museum zullen blijven genieten van zijn aanwinsten. G

079


080

Tekst en Beeld: Jan Bijker, lid van de Vereniging van Vrienden

COLUMN VERENIGING VAN VRIENDEN VAN HET GRONINGER MUSEUM

IN DE VOETSPOREN VAN FRANS HAKS

Alessandro & Francesco Mendini

Alessandro Mendini: “Mijn vriendschap met Frans Haks en de bouw van het Groninger Museum is het beste wat mij tot nu toe in mijn leven is overkomen

Op een koude voorjaarsmorgen verzamelen we ons voor de reis “In de voetsporen van Frans Haks”. Een reis ter gelegenheid van de 20e verjaardag van het museumgebouw van Alessandro Mendini. In de voetsporen van de toenmalige museumdirecteur bezoeken we enkele Duitse musea die een belangrijke inspiratiebron zijn geweest in de ontstaansgeschiedenis van het huidige Groninger Museum. De verwachtingen zijn hooggespannen om de reis te beleven die Frans Haks maakte om zijn gedachten te vormen voor het nieuwe museum en zal eindigen met een bezoek aan Mendini die ons in zijn atelier in Milaan zal ontvangen. Andreas Blühm komt langs om ons, als een zorgzaam huisvader, een goede reis te wensen. De reis voert ons langs musea in Mönchengladbach, Frankfurt, Stuttgart en Weil Am Rhein. Moderne g ­ ebouwen die zich onderscheiden door hun exclusieve vormgeving en prominente ligging. Musea waarin we hartelijk worden ontvangen en rondgeleid. Wat een bijzondere ervaring om op maandagmorgen, als gewoonlijk musea zijn gesloten, te worden rondgeleid in het gebouw van de Neue Staatsgalerie in Stuttgart en langs de jaloersmakende ­collectie klassieke modernen. Tijdens de busreis zorgen de beide reisleidsters Ademiek Gerritsma en Christien van de Cingel op voortreffelijke wijze voor entertainment. Documentaires en interviews met

Frans Haks en Mendini worden afgewisseld, door het met zichtbaar genoegen voorlezen van controversiële passages uit het boek van Frans Haks Een calculerende terriër. Jazeker! Het bezoek aan het atelier en ontvangst door Alessandro Mendini en zijn broer Francesco is het hoogtepunt. Een ruimte waarvan de creativiteit en vitaliteit afspat. Het stelt mij in de gelegenheid aan Alessandro Mendini de vraag te stellen hoe hij het ontwerp- en bouwproces heeft ervaren en weerstand overwonnen. Zijn antwoord luidt: “Mijn vriendschap met Frans Haks en de bouw van het Groninger Museum is het beste wat mij tot nu toe in mijn leven is overkomen”. Op dat moment vallen voor mij ontroering en inzicht op hun plaats en even voel ik mij de pelgrim die zijn doel bereikt. De ervaring en de bezoeken in de afgelopen dagen aan de musea maken duidelijk hoe bijzonder en visionair deze beide mannen hebben gestaan in het ontwerp- en bouwproces. Alsof het nu pas duidelijk wordt hoe het Groninger Museum, oprijzend uit het Verbindingskanaal, zich verheft boven de waan van alledag. In de avond vliegen we terug en in het holst van de nacht arriveren we weer in Groningen tegenover het museum. Een medereisgenoot steekt de weg over, wijst naar het museum en roept, “Kijk eens wat prachtig. Zie toch eens wat een wonder” G.

081


082

DAVID BOWIE IS 11 DECEMBER 2015 T/M 13 MAART 2016

Original photography for the Earthling album cover, 1997. Photograph by Frank W Ockenfels 3 © Frank W Ockenfels 3

Graag vernemen wij uw opmerkingen, vragen, tips en bijdragen op het volgende adres: redactie@ groningermuseum.nl

Colofon

Auteurs

Redactie

Romy Akkerman is GM Insider van het Groninger Museum

Steven Kolsteren, Willemien Bouwers, Rudo Menge

Groninger Museummagazine Jaargang 28, no 2, 2015

Andreas Blühm is directeur van het Groninger Museum Hanneke Boonstra is freelance journalist

Fotografie

Willemien Bouwers is medewerker PR van het Groninger Museum

Jan Bijker, Wim te Brake, Marten de Leeuw, Kees van de Veen,

Jan Bijker is lid van de Vrienden van het Groninger Museum

Jan Westerhof, Rob Becker, Rudmer Nijman, Christopher Smith,

Roos Eggenhuizen is kunsthistorica en costumière

Jan Zeeman, Mick Rock

Sarah Fopma is freelance journalist Manon Kolsteren is mediacriticus

Foto omslag:

Steven Kolsteren is hoofd educatie en publieksinformatie van het

Anton Corbijn, David Bowie als de Elephant Man, Chicago 1980,

Groninger Museum

Groninger Museum

Egge Knol is conservator Archeologie, Geschiedenis en oude Kunstnijverheid van het Groninger Museum Annemiek Leclaire is freelance journalist

Grafisch ontwerp Rudo Menge

Dorien Vrieling is freelance journalist Sue-an van der Zijpp is conservator Hedendaagse beeldende kunst, design en mode van het Groninger Museum Regina Zwaagstra is freelance journalist en medewerker PR van het Groninger Museum

Acquisitie en productiebegeleiding Uitgeverij Intermed Johan van Zwedenlaan 11, 9744 DX Groningen Telefoon/fax: 050 3120042 / 050 3139373 E-mail: info@intermed.nu

Groninger Museum

Advertentieverkoop: Uitgeverij Intermed

Museumeiland 1, 9711 ME Groningen

E-mail: verkoop@intermed.nu

Mendini Restaurant

Drukkerij

Museumeiland 1, 9711 ME Groningen

Scholma Druk

www.mendinirestaurant.nl

ISSN: 1572-0713

Voor entreeprijzen en actuele informatie,

Oplage: 25.000

zie www.groningermuseum.nl De uitgever is niet aansprakelijk voor zetfouten, redactionele fouten en is op Wil je op de hoogte blijven van alle nieuwtjes in en rondom het

geen enkele wijze aansprakelijk voor de werkzaamheden van de drukker.

Groninger Museum, meld je dan aan voor de digitale nieuwsbrief via www. groningermuseum.nl

© 2015 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Intermed-1011/3 Deelnemende kunstenaars en musea tenzij anders vermeld. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2006

SPONSOREN / SPONSORS

SUBSIDIËNTEN / SUBSIDIZERS

BEGUNSTIGERS / BENEFACTORS

PARTNERS

BOWIE SUPERFANCLUB: Boer & Croon Management / De Schoenenfabriek / Deam / Eric Datema / Groningen Seaports / Hans Broekhuis / Huis voor de Kunst / Lars Evers / TKP Pensioen

083


084

JORIS LAARMAN LAB 22 NOVEMBER 2015 T/M 10 APRIL 2016

Joris Laarman Lab Bone Chair, 2006


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.