Groninger Museum Magazine 2011 - 1

Page 1


2 Material World. Kunst, Design en Mode De tentoonstelling bevat werken van Pieke Bergmans, Nacho Carbonell, Iris van Herpen, Maartje Korstanje, Joris Laarman, Alon Levin, Karen Sargsyan en Marga Weimans. In hun werk speelt het materiaalgebruik en (experimenteel) materiaalonderzoek een belangrijke rol. Veel werken zijn speciaal gemaakt voor deze tentoonstelling. 38 Chi Peng Me, myself and I is eerste grote solotentoonstelling van Chi Peng (1981) buiten China. Deze is tevens aanleiding voor het Groninger Museum tot een grote aankoop van zijn werk. 46 De Ploeg en het naoorlogse modernisme. De archieven en documentatie over De Ploeg zijn toegankelijk gemaakt voor een groot publiek. 54 Famille Verte De 19de-eeuwse Franse naam ‘famille verte’ heeft betrekking op een specifiek soort Chinees export porselein uit het eind van de 17de en begin van de 18de eeuw. Deze tentoonstelling geeft een overzicht van het rijke bezit aan famille verte in het Groninger Museum, het Princessehof in Leeuwarden, Museum Boymans, het Rijksmuseum Amsterdam, het Haags Gemeentemuseum en de Van Diepen Collectie in Slochteren. 57 En verder.. Juniorclub, Kijkdozenwedstrijd, De Nacht van Kunst en Wetenschap 62 Vrienden van het Groninger Museum 67 Menkemaborg 71 Rondleidingen, arrangementen en zaalverhuur


Voor een deel wordt dit veroorzaakt door de onverwachte en radicale materiaalkeuzes en de nieuwe technologieën waarvan sommige kunstenaars gebruik maakten om hun werk te produceren. Daarbij zijn veel werken ook te begrijpen als een soort speelse onderzoekingen naar de relatie die mensen hebben met objecten en naar de (symbolische) betekenis die zij daaraan hechten. Dit komt op verschillende manieren tot uiting, soms heel direct en ondubbelzinnig, soms eerder subtiel. Veel werken zijn speciaal gemaakt voor deze tentoonstelling en nog niet eerder getoond. De meeste heeft het Groninger Museum voor zijn collectie kunnen verwerven.

Sue-an van der Zijpp

Levende organismen

Iris van Herpen, Chemical Crows, 2008, collectie Groninger Museum, foto Michel Zoeter

In één van de zalen van het museum is een installatie te zien met een tafel en een stoel. Een alledaags en geruststellend tafereel, zo op het eerste gezicht. Maar er gebeuren vreemde dingen. De lichtpeertjes lijken een geheel eigen leven te leiden, waarbij ze in hun uitgedijde vorm bezit hebben genomen van het interieur. Het is een surreële scene die vragen stelt over de relatie tussen mensen en de dingen die ze produceren. De schijnbare onveranderlijkheid van de omgeving die 2

we zelf maken als een schil tussen onszelf en de natuur en die ons elke dag weer hetzelfde voorkomt, lijkt ons verder zo dynamische bestaan nog enige houvast te bieden. Zonder dat, stelt filosoof Hannah Arendt, zou alles constant in flux zijn en er geen objectiviteit mogelijk zijn.1 Maar wat als de dode materie, die we zo kunstig naar onze hand hebben gezet niet zo dood blijkt te zijn? Wat betekent het voor ons beeld van de werkelijkheid, als die

materiële wereld, die zo stabiel en constant lijkt, slechts een schijnzekerheid blijkt te zijn? Het zijn deze ideeën waar het werk met de titel From the Sky (2011) van ontwerper Pieke Bergmans mee speelt. Naast deze installatie is in de tentoonstelling Material World werk te zien van zeven andere kunstenaars, ontwerpers en modeontwerpers waarbij het materiaalgebruik en soms ook experimenteel materiaalonderzoek een belangrijke rol speelt.

Net als bij Pieke Bergmans, gaat ook het werk van ontwerpers Joris Laarman en Nacho Carbonell over de relatie van mensen tot hun gebruiksvoorwerpen. Carbonell maakt meubels in grillige organische vormen. Objecten stelt hij zich voor als levende organismen. Bezieling is daarbij een belangrijk thema. Hij ontwierp een serie meubels met de titel Evolution bestaande uit hybride vormen die doen denken aan dieren, cocons of nesten. Eén van de gedachten die aan de basis ligt van Evolution gaat over het zoeken naar rust in een rusteloze wereld die via allerlei media onze huiskamer binnendringt. De krant die traditiegetrouw elke dag door de brievenbus op de mat valt, is daar een symbolisch voorbeeld van. Om die boze wereld buiten te sluiten, maakte Carbonell voor het museum een drietal opvallende objecten van papier maché, met als basismateriaal kranten. De drie coconachtige zitmeubels, Confrontation, Equality en Opposition (alle van 2011) zijn steeds bedoeld om samen met iemand anders in te zitten. Zo gaf hij vorm aan de sociale interactie van het ‘samenzijn’ die hij vertaalde naar drie verschillende archetypische perspectieven.

Uitvinder

Met Limited, een serie keramische vazen, probeert ontwerper Joris Laarman de vergankelijkheid van het seriële productieproces aanschouwelijk te maken en onze houding te onderzoeken ten opzichte van begrippen als uniciteit en massaproductie. Limited laat zien dat massaproductie niet inhoudt dat het artikel ongelimiteerd is. De mallen waarmee producten worden gemaakt zijn zelf aan de tand des tijds onderhevig. Dat betekent dat elk product een klein beetje afwijkt van het vorige en de volgende, zodat elk object toch ergens uniek is. In plaats van een mal tijdig te vervangen, gebruikte Laarman deze net zolang tot de vaas die uit de mal kwam ook steeds verder vervormd werd en van de oorspronkelijke vorm niet meer over was dan een soort verwelkte versie. Laarman, die zichzelf eerder als een soort uitvinder beschouwt dan als het prototype ontwerper, heeft ook een ander wonderlijk object in de tentoonstelling: Branch, een boekenkast van brons. Hoewel het object in weinig doet denken aan het gestroomlijnde functionalisme, is de kast een geheel eigen interpretatie van het design-adagium ‘vorm volgt functie’. Het is geïnspireerd op de manier waarop botten groeien: zo efficiënt mogelijk gebruik makend van materiaal, dikker waar nodig, dun en rank waar het kan. Met speciale software afkomstig uit de auto-industrie is berekend hoeveel materiaal er precies op elke plek nodig is voor een optimale draagkracht. Het werk, met zijn steeds fijnere vertakkingen, doet ook sterk denken aan een boom of aan de meetkundige figuur van een fractal waarbij dezelfde motieven zich eindeloos op steeds kleinere schaal herhalen. Rapid Prototyping

Materiaal speelt op een heel andere manier een rol in het werk van modeontwerper Marga Weimans.

Grondig materiaalonderzoek vormt een wezenlijk onderdeel van het maakproces dat gedomineerd wordt door experiment en vernieuwing. Met hulp van onderzoeksinstituut TNO kon Weimans gebruik maken van exclusieve technologie van 3-D scannen, waarmee ze allerlei ornamenten en applicaties die ze ooit vond op een markt in Parijs kon repliceren en uitvergroten. Vervolgens maakte ze voor de verdere uitvoering gebruik van rapid prototyping en speciale coatingen. Vertrekpunt van de collectie Wonderland is de dagelijkse realiteit van Rotterdam Zuid, vol beton, verpaupering en van oudsher een arbeiderswijk. Deze plek, waar Weimans werkt, staat in schril contrast met de glamour van de Parijse modewereld. Voor de ontwerper maakt dat Rotterdam Zuid bij uitstek een plek voor dromen. Ze liet haar fantasie verschillende kanten uitwaaieren, waarbij het verhaal van Alice in Wonderland een leidraad vormde, als symbool voor het ‘ontsnappen aan de realiteit’ en de hallucinaties die daarop volgen. Ook de kristallijne structuren van mineralen spelen een rol. Verschillende mineralen, waaronder pyriet dat bekend staat om zijn zuivere geometrische vormen, gebruikt ze als symbool voor het idee van perfecte schoonheid. Ze scant deze in, laat ze uitvergroot terugkeren als ornament op haar outfits en vertaalt ze ook naar een geometrisch weefpatroon, waarin ze verschillende soorten wol, katoen en lurex verwerkte. Geheimen van de zee

De buitenwereld, de natuur en de zee met al hun geheimen is een belangrijk thema in Maartje Korstanjes werk. Evenals Nacho Carbonell werkt ook zij veel met papier maché, waarmee ze handmatig haar biomorfe sculpturen boetseert. Gecombineerd met allerlei andere materialen als 3


bladzilver en touw, resulteert dat in grillige beeldhouwwerken die associaties oproepen met zeemonsters of opgeviste schatten. Dat is ook niet verwonderlijk, want de kunstenaar groeide op in Zeeland, dicht bij de zee. Het mysterie daarvan is een grote fascinatie en komt ook tot uiting in de suggestieve serietitel van de kleinere sculpturen: What If…. Hoewel haar werk geen ecopleidooi is en volgens haar eerder voortkomt uit klassieke beeldhouwkundige principes waarbij compositie, textuur, structuur en dynamiek belangrijk zijn, maakt Korstanje zich wel zorgen om de achteloze en onverschillige houding ten opzichte van de levende en niet levende natuur zoals onder andere in de visserij met zijn enorme bijvangst en schade aan het ecosysteem tot uiting komt.

ADVERTENTIE

Sculpturaal

Sculptuur lijkt ook aan de basis te liggen van de opvallende outfits van Iris van Herpen. Vakmanschap en radicale materiaalkeuzes met een verbluffend visuele impact zijn kenmerkend voor haar werk. Net als bij Weimans, is draagbaarheid ook hier niet het belangrijkste en beschouwt Van Herpen haar werk eerder als een medium waarmee ze zich het beste kan uitdrukken. De outfits die in de tentoonstelling getoond worden, zijn allemaal handgemaakt en samengesteld uit talloze leren reepjes waarmee ze een maximaal sculpturaal effect creëert. “Leer is een bekend materiaal in de mode met een bepaalde uitstraling en standaardtoepassing, zoals voor tassen, schoenen en “de leren jas”. Met mijn werk probeer ik die vaste verschijningsvorm te doorbreken door het juist op een hele andere manier te gebruiken en het een vrouwelijkere en sierlijke uitstraling te geven. De eigenschappen van leer zijn erg fijn en je kunt er goed mee bouwen en beeldhouwen, het is krachtig en soepel tegelijk.”

Knippen en plakken

Het ogenschijnlijk eenvoudige en alledaagse materiaal papier en de simpele techniek van het knippen ligt aan de basis van het werk De Nieuwe Gravitatie (2011) van Karen Sargsyan. Het verhaal achter de theatrale opstelling met bewegende sculpturen en de geluidsfragmenten is verre van simpel. Het gaat over de stelling van de wiskundige Jules Henri Poincaré en het bewijs voor die stelling dat recent geleverd werd door de excentrieke Russische wiskundige Grigori Perelman. Een belangrijk element in het werk is de tegenstelling tussen kunst en wetenschap en Sargsyans idee dat voor een goede beoefening van de wetenschap behalve zuivere rationaliteit ook creativiteit nodig is. Voor Sargsyan heeft het papier een bijzondere betekenis. Net zoals bij Carbonell associeert hij papier met de verhalen die er op gedrukt zijn. Voor hem gaat het dan vooral om boeken en mythen die vaak het vertrekpunt vormen van zijn werk. Met zijn installaties laat hij de personages uit die boeken tot leven komen en verschijnen als driedimensionale gelaagde figuren. De invloed van de maatschappij op de mens ziet hij als het spel in een theaterstuk. Sargsyan verbeeldt zijn figuren op een cruciaal moment of tijdens een dramatische wending. Ze zijn als het ware gevangen in dat moment waarop ze zelf nog niet weten wat er verder gaat gebeuren, maar de toeschouwer wel.

nog de simpelste is. Het werk is onderdeel van een grotere verzameling en bestaat uit zorgvuldig op speciale standaards gearrangeerde wit geschilderde panelen. Het doet enigszins denken aan een archief, of een museale opstelling. Van dichtbij kan de bezoeker ook zien dat de witte verf, soms mat en dan weer hoogglanzend en spiegelend een eerdere gekleurde laag, vaak rood en zwart probeert te bedekken. Dat roept vragen op over een mogelijke historische betekenis van het werk. Tracht het wit iets te verdoezelen, of is het slechts een overblijfsel van iets, of krijgen de objecten een nieuwe functie en wat dan precies? Levins werk is niet gemakkelijk te duiden en lijkt te verwijzen naar monumenten of ceremoniële attributen als vlaggen, vaandels of archieven, kortom objecten die materiële manifestaties zijn van sociale ordeningssystemen en waarmee rituelen kunnen worden uitgevoerd, om die heersende maatschappelijke structuren te bevestigen. Levins werk is een soort onderzoek naar die beelden en symbolen en probeert de tegenstellingen en tekortkomingen van die onderliggende mechanismen die ten grondslag liggen aan elke maatschappij en die ons denken en handelen bepalen, bloot te leggen. Sue-an van der Zijpp is conservator eigentijdse kunst en curator van de tentoonstelling Material World 1 Hannah Arendt, The Human Condition, University of Chicago Press 1958, p.136-139.

Zoeken naar orde

Wellicht nog cerebraler is het werk van Alon Levin. Ook hij werkt met eenvoudige materialen als houten latjes en triplex die hij verzaagt en assembleert tot geheimzinnige ruimtevullende installaties. Veel van Levins installaties hebben lange titels en ook voor het vierdelige werk dat hij maakte voor het Groninger Museum kwam hij met een serie titels waarvan The Icon and the Flag, Traces of the Now (2011) 5


Maartje Korstanje “De wereld is mijn oester, parels kunnen overal te vinden zijn” Floor Oostra

De jonge kunstenaar Maartje Korstanje is in 1982 geboren in het Zeeuwse ’s HeerHendrikskinderen vlakbij Goes. Opgegroeid tussen de landerijen in Zeeland ontwikkelde ze een grote fascinatie voor de natuur, die duidelijk terug te zien is in haar organische sculpturen. Maartje Korstanje, Untitled, 2011 (detail)

6

Als klein meisje uitte deze fascinatie zich in haar droom om onderzoeker te worden: “Bij mijn ouders in de boomgaard werkte een onderzoekster die proeven deed met insecten en ze onderzocht onder een microscoop, dat vond ik uiterst interessant.” Korstanje ontwikkelde haar creatieve talent op de Vrije School maar ontdekte het pas in haar

puberteit op de middelbare school. “Ik ontdekte dat ik vrij goed kon tekenen, vooral in verhouding tot kinderen die niet op de Vrije School hadden gezeten.” Haar tekenleraar zorgde voor een beurs voor jong talent, waarmee ze tien gratis teken- en schilderlessen kreeg bij het plaatselijke instituut voor kunstzinnige vorming. “Vanaf dat moment 7


We zijn maar al te nieuwsgierig naar wat vissers als bijvangst opvissen

wist ik dat ik naar de kunstacademie wilde.” Korstanje bleef iedere zaterdag lessen volgen “samen met 60 jarigen die hele hutkoffers aan gereedschap meebrachten.” Aan beeldhouwen dacht de jonge kunstenaar toen nog niet, met twee kwasten en een oud bord onder de arm groeide haar passie voor de schilderkunst. “Lange tijd heb ik gedacht dat ik schilder zou worden, pas in het tweede jaar van de academie ontdekte ik de beeldhouwkunst.” Zij wilde nooit een keuze maken tussen de disciplines en maakte naast sculpturen en schilderijen ook filmpjes. Beeldhouwen Pas halverwege het vierde en tevens laatste jaar, koos ze voor de beeldhouwkunst. “Ik schilderde best lekker los, maar de resultaten van het beeldhouwen bleven vrij stug. Dat lag vooral aan de materialen waar ik mee werkte: gips, metaal en hout.” Korstanje wilde net zo kunnen beeldhouwen als schilderen en liep een tijd rond met het idee papier-maché te gebruiken. “Ik durfde er niet zo goed aan te beginnen omdat een leraar mijn werk hobbykunst had genoemd.” Toch nam ze het risico, pakte een stapel schoolkrantjes, bouwde een heel schoollokaal vol en studeerde daarmee succesvol af. “Ik zie mijzelf als een behoorlijk klassiek beeldhouwer. Los van het materiaal zijn het vrij klassieke sculpturen. Een beeld moet op zichzelf sterk zijn, van alle kanten 8

interessant en kloppend qua compositie, structuur en dynamiek.” Voor het Groninger Museum zet Korstanje zeker een sterk beeld neer. Hoog in de ruimte, dicht onder het plafond knoopte ze een net dat zich vastgrijpt aan de wanden. Vervolgens verdicht het uitgestrekte net zich naar het midden en zakt het op de grond. In het net zit een kostbaarheid. “Een net gevlochten van ruw manilla touw, waar het beeld uitkomt of aan ontsnapt.” Karton boetseren “Het beeld is gemaakt uit bladzilver en bruin en grijs karton. Met karton is het fijn werken. Je kunt er bijna als klei mee boetseren. Met karton kan ik de dingen laten groeien en laten uitdijen tot ze een passend volume hebben.” Het zilver staat volgens haar voor kostbaarheid: “In een beeld moet altijd iets van contrast aanwezig zijn, dat doet zilver goed in combinatie met karton.” Met deze sculptuur wil de jonge Zeeuwse kunstenaar de mysteriën van de zee laten zien. “We weten maar ten dele wat zich diep onder de oceaan afspeelt en welke schatten zich op de bodem bevinden. Of ze nou uit een vroeger leven op aarde stammen, uit de ruimte zijn komen vallen of dat het schatten zijn, overboord gegooid door de huidige aardbewoners die musea hebben geplunderd. We zijn maar al te nieuwsgierig naar wat vissers als bijvangst opvissen.” Als klein meisje is de kunstenaar vlak aan de zee opgegroeid. “Als het

’s ochtends stil was kon ik de zee vanuit mijn bed horen en het zout proeven in de wind.” Vissersnet “Een visnet vind ik mooi van structuur, herhaling en regelmaat. Deze door de mens gemaakte netten, zoals ze gebruikt worden in de visserij, zijn weer gebaseerd op structuren en systemen zoals die in de natuur voorkomen.” Voor haar is de natuur een grote bron van inspiratie. Ze bekijkt per sculptuur wat interessant is voor het beeld. “Vaak put ik alleen maar uit het beeldarchief in mijn hoofd, soms kijk ik naar afbeeldingen. Dan gebruik ik enkele fragmenten van bijvoorbeeld een dier of een plant of machine die ik interessant vind en ga daar vervolgens mee aan de haal, bouw het uit tot iets groters.”

Maartje Korstanje, Untitled, 2010, uit de serie What if…

Hoewel Korstanje zich in haar werk vooral laat inspireren door haar geboortestreek wil ze zich hier niet toe beperken. Haar basis is momenteel Amsterdam en in de toekomst ziet ze zichzelf veel reizen en andere plekken ontdekken. Het liefst woont ze dichtbij een grote stad, waar tegelijkertijd veel ruimte en natuur is en dat hoeft helemaal niet Zeeland, laat staan Nederland, te zijn. “De wereld is mijn oester, parels kunnen overal te vinden zijn, van Afrika tot New York.” Floor Oostra studeert journalistiek en is stagiaire op de afdeling educatie en publieksinformatie

Maartje Korstanje, Untitled, 2010, uit de serie What if…

9


“Ik zie mijzelf meer als een soort van uitvinder dan een ontwerper” Joris Laarman tussen kunst, wetenschap en design Stefanie Ottens

Joris Laarman, foto Joost van Burg

Joris Laarman Lab, Branch (prototype), 2010, brons, 192 x 258 cm, foto Friedman Benda

10

Van de Nederlandse ontwerper Joris Laarman (1979) zijn twee werken te zien tijdens de tentoonstelling Material World. Een van deze werken, Limited, bestaat uit negentig vazen. Elke vaas is qua uiterlijk en vorm net iets anders dan de voorgaande. Even verderop staat het object met de titel Branch. In deze werken van Laarman schuilt een esthetische kwaliteit. Behalve dat de werken aantrekkelijk zijn om naar te kijken, roepen ze ook vragen op. Wat wil de jonge ontwerper precies zeggen met deze werken en hoe functioneel

zijn ze eigenlijk? In een gesprek met Laarman wordt duidelijk wat hem drijft en waar zijn ontwerpen over gaan. Laarman geeft aan dat zijn studietijd niet altijd soepel is verlopen, maar dat langzamerhand zijn interesse voor het ontwerpen van objecten steeds duidelijker werd. Na een jaar op de kunstacademie besloot hij aan de Design Academy in Eindhoven zijn opleiding voort te zetten, waar hij in 2003 afstudeerde. “Toen ben ik aan mijn eindexamen begonnen dat ging over functioneel decoratief ornament.” Het resultaat

was Heatwave, een radiator die is vormgegeven in de krullerige en decoratieve rococo stijl. Doordat het werk veel publiciteit en opdrachten opleverde, betekende het een doorbraak in zijn carrière. In 2004 richtte Laarman samen met zijn partner en filmmaakster Anita Star het bedrijf Joris Laarman Lab op. Joris werkt hier met een vast team van mensen die zich inzetten om allerlei projecten uit te kunnen voeren. Meestal komt het idee voor een nieuw project, dat vaak gebaseerd is op nieuwe technologische ontwikkelingen, van hemzelf. Vervolgens buigt het hele 11


team zich over dit idee en wordt er onderzocht hoe het idee vertaald kan worden in een nieuw object. “Ik noem het altijd een lab, omdat we niet echt een designstudio zijn.” Laarman verklaart dat het hem er niet alleen om gaat om mooie vormen of objecten te maken. “We doen echt onderzoek naar hoe we bepaalde productieprocessen kunnen inzetten, om nieuwe dingen te maken en om op nieuwe ideeën te komen.” Uniciteit en botgroei Zijn onderzoek naar productieprocessen komt terug in de serie vazen die te zien is in het Groninger Museum. Limited gaat over de gebreken die ontstaan bij een productieproces. Zelfs industriële producten zijn nooit helemaal uniek, stelt Laarman. Zo legt hij uit dat wanneer je een vaas uit een mal giet, deze mal iedere keer meer zal verweren en steeds verder zal vervormen wanneer je dit proces herhaalt, totdat de mal volgens hem uiteindelijk als het ware ‘doodgaat’ en de vazen “verwelken als bloemen”. Branch is een boekenkast van brons. Dit werk is geproduceerd met behulp van computersoftware, die ontworpen is door de Duitse professor Claus Mattheck. Deze software creëert structuren die lijken op de wijze waarop botten groeien. Doordat de groei van botten zo bepaald is, dat alleen daar waar het echt nodig is bot ontstaat, ontstaat er volgens Laarman “een perfecte constructie voor een bepaalde functie”. Behalve de boekenkast heeft hij nog een aantal andere meubels gemaakt, die gebaseerd zijn op deze theorie. “Afhankelijk van de sterkte van het materiaal wordt een bepaalde constructie dikker of dunner.” Zo heeft hij bijvoorbeeld een rubberen stoel gemaakt waarvan de poten dikker zijn dan de poten van een aluminium stoel.

12

Technologie en toekomst Laarman houdt zich veel bezig met wetenschap en technologie en is geïnteresseerd in de nieuwe mogelijkheden op het gebied van productieprocessen. Productieprocessen zouden volgens hem “een hele nieuwe wereld van mogelijkheden openen”, waarin vervolgens nieuwe producten, functies en vormen kunnen ontstaan. Om bij te houden wat de nieuwste ontwikkelingen zijn op wetenschappelijk gebied, houdt Laarman vele universiteiten in de wereld in de gaten. In zijn ontwerpen probeert hij deze ontwikkelingen duidelijk te maken aan het publiek. “Heel vaak is het zo dat wetenschappelijk onderzoek achter de deuren van het lab blijft, dat ze na een bepaalde wetenschappelijke publicatie niet verder gaan dan dat en dat het grote publiek helemaal niet meekrijgt wat allemaal kan.” Massaproductie en industriële productie ziet Laarman als iets van de vorige eeuw. “Ik denk dat we aan de vooravond staan van een hele nieuwe periode waarin dingen op een andere manier gemaakt kunnen worden.” Zo kunnen we tegenwoordig al ontwerpen downloaden en afdrukken met behulp van een 3Dprinter. Laarman vertelt dat hij op dit moment bezig is met het opzetten van het platform MakeMe. Via dit platform, een soort online winkel, kunnen onder ander designers en bedrijven design maken, downloaden en delen. Het doel is een betrouwbare internationale samenwerking tussen bedrijven, zoals professionele Fablabs (fabrication laboratory) te bewerkstelligen, zodat allerlei producten gemaakt kunnen worden, gebaseerd op digitale blauwdrukken en bepaalde technische restricties. Het aanbod kan uiteindelijk variëren van hedendaagse gebruiksobjecten tot architectuur. Laarman is er van overtuigd dat digitale fabricatie, wanneer het gecombineerd zal worden met lokale werkplaatsen,

beter zal zijn voor het milieu, creativiteit zal stimuleren en dat het zal zorgen voor het ontstaan van nieuwe bedrijven. Volgens Laarman is MakeMe door zijn opzet een nieuw economisch model dat voor een democratischer economisch systeem van design zal zorgen. Dat de nadruk bij Laarman vooral op onderzoek en wetenschap ligt, wordt ook duidelijk uit zijn opvatting dat hij niet echt een grens wil stellen tussen kunst en design. “Het is niet alleen tussen kunst en design, het is ook tussen wetenschap en design en wetenschap en kunst. Wat dat betreft zie ik mijzelf meer als een soort van uitvinder dan een ontwerper.” Functioneel, esthetisch en meer… Laarman toont ons met zijn ontwerpen niet alleen functioneel en esthetisch aantrekkelijk objecten, maar hij vertelt ons door zijn ontwerpen ook over de nieuwste technologische ontwikkelingen. Daarbij sluit hij niet uit dat zijn ideeën in de toekomst op een geheel andere wijze worden uitgevoerd, waardoor we nog veel verassende dingen van hem kunnen verwachten. “Ik kan net zo goed volgend jaar een keer een film gaan maken of iets anders doen, maar het zal altijd over hetzelfde gaan.” Zijn ambitie om een film te maken is te begrijpen: “Het uitvoeren van een idee kost heel vaak al meer dan een jaar en in een film kun je al die ideeën veel sneller uitvoeren of laten zien. Het lijkt me wel eens een keer leuk om iets heel anders te doen dan dingen maken.” Stefanie Ottens is beeldend kunstenaar en studeert kunstgeschiedenis. Zij is stagiaire op de afdeling Presentaties.

Joris Laarman, Limited, 2003, keramiek, foto Joris Laarman

13


Marga Weimans “Ik zie mijn collecties als een persoonlijke ontwikkeling” Floor Oostra

Marga Weimans, Growing Purple Mineral, 2009, uit Wonderland, collectie Groninger Museum

14

Voor de collectie Wonderland liet modeontwerpster Marga Weimans (1970) zich inspireren door haar thuisbasis Rotterdam. Experiment en vernieuwing stonden voorop in het maakproces van de collectie, waarvan grondig materiaal­ onderzoek een belangrijk onderdeel was. Net zoals bij haar eerdere collecties heeft het Groninger Museum enkele werken uit Wonderland aangekocht, die nu voor het

eerst te zien zijn in de tentoonstelling Material World. Marga Weimans vertelt hoe de collectie is ontstaan, wat haar inspiratiebronnen zijn en hoe belangrijk het experimenteren met materialen is. Hoe is Wonderland ontstaan? “Mijn eerste collectie, Debut, was heel ambitieus: met grote couture jurken die ik in Parijs showde. Daarna zat ik weer in mijn atelier op Zuid (Rotterdam) in die niet

­ lamourachtige omgeving met in g mijn hoofd heel veel fantasie en ideeën. Ik besloot een collectie te maken van de staat waarin ik toen verkeerde: in Rotterdam, maar wel met al die fantasie in mijn hoofd. Omdat ik nog steeds de wens heb om aandacht te krijgen voor mijn werk wilde ik een kleurrijke collectie maken die de mensen als een soort rattenvanger van Hamelen naar de stukken toe trekt en samen met mij die fantasiewereld ingaan. 15


Wonderland is dus eigenlijk een soort dagboek, een fase van mijn leven die ik wilde beschrijven. Als thema heb ik Alice in Wonderland gekozen, omdat je dan ook vanuit de realiteit, door een rabbit hole, naar een andere wereld gaat waar van alles gebeurt met schaal: groot en klein. Met dieren die kunnen praten; een soort hallucinerende fantasiewereld eigenlijk.” Voor je collectie Wonderland liet je je inspireren door de Rotterdamse Afrikaanderwijk. Enerzijds door de sieraden en stoffen van de markt, anderzijds door de flatgebouwen. Hoe breng je dat bij elkaar in één collectie? “Je ziet in de glanzende en spiegelende applicaties op de jurken dat hebbedingetjes-achtige terug die spulletjes op de markt ook kunnen hebben. Dat heb ik vertaald naar grote verchroomde ornamenten. Daarnaast heb ik het flatgebouw gebruikt waar ik vanuit mijn atelier op uitkijk. Daar heb ik letterlijk een print van gemaakt en daar ook een soort doosachtige jurk van ontworpen die leek op een flatgebouw. De collectie begon eigenlijk met drie flatgebouwjurken die langzaam veranderen in die hallucinerende schoonheid en fantasiewereld die ik wil laten zien.” Hoe staat Wonderland in relatie met eerdere collecties? “Wonderland is eigenlijk een totaal spiegelbeeld van de eerste collectie (Debut), hoewel er wel overeenkomsten qua vorm inzitten. De eerste collectie was heel romantisch en idealistisch en ging over couture met als ambitie Parijs te veroveren. De tweede collectie ging veel meer over in mijn atelier zitten in die stedelijke omgeving. Weer terug naar mijn eigen beleving, dus ze zijn echt elkaars tegenovergestelde.” Dus eigenlijk gaan jouw collecties altijd over jou zelf? “Ja, dat is het startpunt. Meestal heb ik na het maken van de ene collectie 16

meteen weer een idee voor de volgende. Als een soort persoonlijke ontwikkeling. Wat zijn mijn doelen, wat wil ik leren op persoonlijk vlak of wat wil ik vertellen op dat moment. Daar begint het mee.” Je gebruikt bijzondere materialen voor Wonderland. Kun je vertellen welke dit zijn? “Voor de groene jurk heb ik gecoat schuim gebruikt, voor de andere jurken allerlei zelf geweven stoffen die ik speciaal heb ontwikkeld in het textielmuseum. De grijze jurk, getiteld pyrite pyrite, bestaat uit schuim bekleed met elastische stoffen. De ornamenten op de jurken zijn geprint en met 3d rapid prototyping tot stand gekomen. Daar heb ik samen met TNO (Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek) mee gewerkt. Er zit ook een konijnenmasker in de collectie dat met die techniek gemaakt is.” Hoe ben je tot die samenwerking met TNO gekomen? “Ik had als wens om iets met 3d rapid prototyping te doen. Voor de collectie Wonderland heb ik een industrieel vormgever gevraagd om me te helpen met kunststof experimenten. Hij is bij TNO opgeleid en toen zijn we samen daar naartoe gegaan om te kijken of we iets samen konden doen. Ik wist dat ze daar die techniek in huis hadden dus toen zijn we samen gaan praten en van start gegaan.” De Green Landscape Dress is van gecoat schuim, hoe is die gemaakt? “Het idee om een jurk van schuim te maken leek me heel erg gaaf. Toen ben ik samen met de vormgever naar een atelier gegaan die de stof kon coaten. We hebben in huis de jurk in schuim gemaakt en die is toen afgespoten in een werkplaats waar men bedreven is in die coating techniek. Ik werk heel vaak samen met andere bedrijven die allerlei technieken en

bewerkingen in huis hebben zoals ook een bedrijf dat chroom kon spuiten of gespecialiseerd is in stofbedrukkingen. Dat vind ik het leuke van deze collectie.” Het materiaal, van onder andere de Green Landscape Dress, is vrij bewerkelijk en vergankelijker dan bijvoorbeeld het vilt van je andere jurken. In hoeverre hou je daar rekening mee in het proces? “Het is schuim dus het blijft gewoon wel goed. Maar het was een experiment. Alleen op sommige punten laat de lak wat los en moet het bijgeplakt en bijgespoten worden. Maar het is niet zo dat hij uit elkaar valt. Een matras gaat ook tientallen jaren mee.” Hoe belangrijk is materiaal voor jou tijdens het ontwerpen? “Ik begin meestal met het materiaal en het maken van collages met het materiaal. Het is eigenlijk zo: ik heb het concept, dat schrijf ik op. Dan pak ik kernwoorden uit die tekst en die zet ik eerst om in een vorm. Vormen zijn voor mij een soort alfabet. En dan ga ik helemaal terug naar het nulpunt: waar het van gemaakt moet worden.” Hoe belangrijk is de draagbaarheid van je stukken in verhouding tot het experimentele materiaal en de vorm? “De draagbaarheid is voor mij op dit moment nog niet heel erg van belang. Mijn werk hoeft niet functioneel te zijn of toe te passen in het dagelijks leven. Het moet draagbaar zijn voor een pop of een model maar niet voor iemand die naar een feestje gaat. Voor mij is het experiment gewoon heel belangrijk nu.”

Marga Weimans, Alice Blue Rabbit Dress, 2009, uit Wonderland, collectie Groninger Museum

17


Alon Levin Op zoek naar orde Sue-an van der Zijpp

Alon Levin (1975) werkt met eenvoudige materialen als houten latjes en triplex. Hij verzaagt en assembleert deze tot ruimtevullende installaties. Omdat zijn werk bestaat uit een mengeling van abstracte, herkenbare en soms figuratieve elementen roept het allerlei associaties op, variërend van monumenten of ceremoniële attributen als vlaggen, vaandels of archieven. Hoewel het niet de bedoeling is, krijgen sommige kijkers daardoor neigingen de mysterieuze attributen te willen oppakken, verplaatsen of te gebruiken.

Alon Levin, beeld essay bij Another Adaptation of the Object to the Ultimate Form of Perfection in the Attempt to Celebrate the Center and not the Middle, 2008

18

Wisselingen Toen Levin twaalf jaar was, verhuisde hij van Israel waar hij geboren was, naar Londen om drie jaar later te verkassen naar Berlijn. Voor Levin betekende dit een constante wisseling van allerlei

scholen met allemaal hun eigen onderwijssysteem, cultuur en opvattingen. Dit alles in combinatie met het zeer onregelmatig ritme van zittenblijven, of juist een jaar vooruit geschoven worden, het zich eigen maken van het Engels en vervolgens het Duits, om op het eind van zijn middelbare school carrière toch weer terug te keren naar Israel, resulteerde in een wirwar aan onsystematische kennis die gekenmerkt werd door zowel overlappingen als grote hiaten. Een verwarrende, maar blijkbaar ook inspirerende geschiedenis, waar hij zelf, compleet met schema’s uitgebreid bij stilstaat in zijn publicatie Things Contemporary uit 2009. Orde De ervaring met al die verschillende onderwijssystemen lijkt ook terug te komen in zijn interesse in de menselijke drang tot het najagen van

orde en de manieren om die orde door middel van allerlei systemen vorm te geven door middel van allerlei symbolen, attributen en monumenten. Vooral utopieën en mislukte utopieën, zoals die in Brave New World of 1984 naar voren komen, vormen volgens Levin twee bepalende polen in zijn denken. De conflicten tussen tegengestelde ideologieën en modellen en het zoeken naar parallelle varianten en alternatieve mogelijkheden zijn een constant gegeven in zijn werk. Levin begon zijn studie aan de Rietveld Academie in grafisch ontwerpen, maar ontdekte daar dat hij zijn ideeën met autonoom werk beter tot uitdrukking kon brengen. “Ik wilde begrijpen hoe de informatie die we dagelijks via allerlei kanalen binnenkrijgen is gemanipuleerd en georganiseerd en wat voor gedachten en structuren daarachter zitten. Zodoende trok de mogelijkheid me 19


aan om de macht te hebben over dingen, echte dingen, door zelf dingen te maken.”1 Inspiratie De houten installaties die Levin vervolgens maakte, zijn herkenbaar maar vervreemdend tegelijkertijd. Ingewikkelde titels, zoals The Power of Power and the Making of a Symbol, of Another Adaptation of the Object to the Ultimate Form… leiden niet automatisch tot een simpele duiding. Hij gaat uit van bestaande objecten en systemen, zoals gebouwen en monumenten met hun basisvormen (bijvoorbeeld torens, spiralen en bogen), die hij op zijn eigen wijze arrangeert en herschikt. Veel informatie haalt hij uit kranten, maar ook internet, met name wikipedia, is een grote bron van inspiratie voor beeldmateriaal. De foto genomen door Jacques Tati waarbij vanaf een verhoging een kantoortuin kan worden bekeken, is daar één van. Moderniteit Voor het Groninger Museum is hij bezig met een werk dat een onderdeel zal vormen van een grotere verzameling werken. Het werk bestaat zelf ook weer uit vier verschillende onderdelen, met elk een aparte titel. The Icon and the Flag, Traces of the Now (2011) is hiervan nog de simpelste. Onder andere is er speciale standaard te zien met daarop zorgvuldig gearrangeerde wit geschilderde panelen. Deze doen enigszins denken aan een archief, of een museale opstelling. Van dichtbij kan de bezoeker ook zien dat de witte verf, soms mat en dan weer hoogglanzend en spiegelend een eerdere gekleurde laag, vaak rood en zwart probeert te bedekken. Iets wat vragen oproept over een mogelijke historische betekenis van het werk, tracht het wit iets te verdoezelen, of is het slechts een overblijfsel van iets, of krijgen de objecten een nieuwe functie en wat dan precies? 20

Jacques Tati, Playtime, 1967

Hoewel ook dit werk gezien kan worden als een uitnodiging om nieuwe verbanden te leggen en er flink op los te associëren, is er geen eenduidig antwoord op de vraag waar het nu precies over gaat, maar gelukkig wil Levin er wel iets over kwijt. Op het moment is hij bezig met een serie werken voor twee solotentoonstellingen met de titels End to the Grand Gesture en Conclusion to The Big Ideas. “De werken gaan over de poging en tegelijkertijd ook over het falen van het ‘grote idee’ in relatie tot de geschiedenis van de moderniteit waar ik me de laatste tijd in heb verdiept. Deze intellectuele en culturele beweging begon na de middeleeuwen, rond de 15de eeuw, en loopt door naar de industriële en postindustriële tijd. Het grote streven was om zicht en controle te krijgen hoe de wereld in elkaar zit en hoe die er in de toekomst uit zal zien. De werken verwijzen naar kunst, sociale bewegingen en concepten over productie uit de moderne tijd. Daarom heb ik ook bewust gebruik gemaakt van industrieel materiaal zoals karton, hout, panelen van polyurethaan en alkyd- en acrylverf.”

Het grote geheel Wat Levin bezig houdt is de relatie tussen politiek, architectuur, kunst en het object in het algemeen, dat de fysieke, materiële manifestatie is van politieke idealen zoals vrijheid, democratie, socialisme. Het object in de publieke ruimte, onder andere in de vorm van monumenten, is als het ware een extensie van die idealen, aldus Levin. “Overal worden we nog steeds omringd door deze monumentale reminiscenties van mislukte doctrines, ideologieën en geloofsovertuigingen uit het verleden.”2 De breekpunten of de momenten waarop zo’n doctrine of ideologie niet meer werkt, instort en plaats moet maken voor iets nieuws, fascineren hem. De mens is geneigd om steeds weer in allerlei fysieke vormen, symbolen, instrumenten en monumenten te creëren, die een uiting en bevestiging zijn van de sociale systemen en machtsstructuren. In zijn werk onderzoekt en bevraagt Levin de mechanismen die ten grondslag liggen aan elke maatschappij en die ons denken en handelen bepalen. 1 Alon Levin, Things Contemporary, Berlin 2009, p. 59/60 2 Idem, p. 60.

21


De papieren wereld van Karen Sargsyan “Mijn figuren zijn theatraal, meeslepend en kwetsbaar als een kind� Floor Oostra

Karen Sargsyan, De nieuwe gravitatie, 2010 (detail)

22

Al vanaf zijn derde levensjaar tekende de Armeense kunstenaar Karen Sargsyan (1973) levensgrote paarden op straat en droomde hij ervan om kunstenaar te zijn. Toch bezocht hij in zijn geboortestad Jerevan maar een paar weken de kunstacademie. Omdat hij zichzelf daar

niet kon vinden, maakte hij de overstap naar de sportacademie. Gedurende zijn sportopleiding stopte Sargsyan niet met schilderen en beeldhouwen met klei en bestudeerde hij het menselijk lichaam. Eenmaal in Nederland bleef hij experimenteren met verschillende materialen en

besloot hij een toelatingsexamen te doen voor de Rijksacademie in Amsterdam. De anatomische kennis die hij opdeed in Yerevan en door het bestuderen van realistische schilderkunst, past hij nu toe op zijn gelaagde driedimensionale figuren van papier.1

23


“Het moment van verwondering: dat is het moment waarop je de mens ziet zoals hij werkelijk is.”

“Mijn installaties bestaan uit meerdere personages die letterlijk en figuurlijk gelaagd zijn. De verschillende lagen papier geven de figuren karakter.” De figuren zijn naar eigen zeggen ‘theatraal, meeslepend en kwetsbaar als een kind’. Met deze figuren creëert Sargsyan zijn eigen wereld: een theatervoorstelling met bewegende poppen, muziek en een dialoog. Hiermee wil hij de invloed van de maatschappij op de mens laten zien, in de vorm van een scène uit een theaterstuk. De figuren uit Sargsyans werk bevinden zich op een punt dat hun leven zal veranderen. Het zijn geen statische beelden; zijn werk laat een actief proces zien. “Je ziet het moment waarop ze wankelen, het moment waarop blijkt dat alles waarvan ze dachten zeker te zijn er ineens anders uitziet. Het moment van verwondering: dat is het moment waarop je de mens ziet zoals hij werkelijk is.” Wetenschappelijke theorieën Voor het Groninger Museum maakte Sargsyan het theaterpodium De nieuwe gravitatie over de wiskundige Stelling van Poincaré. Met deze installatie wil hij enerzijds de rationaliteit van de wetenschap en anderzijds de irrationaliteit en fantasie van de kunst verenigen. Sargsyan wil laten zien dat kunstenaars een rol kunnen spelen bij het verklaren van wetenschappelijk theorieën en hypothesen en dat deze ook als inspiratiebron kunnen dienen. Met De nieuwe gravitatie wil hij niet de absolute waarheid 24

afbeelden, maar een ‘alternatieve visie op het universum’. De stelling van Poincaré wordt beschouwd als één van de moeilijkste wiskundige stellingen. Zij is in 1904 geformuleerd door de Franse wetenschapper Henri Poincaré. Deze ingewikkelde stelling is onlangs bewezen door de JoodsRussische wiskundige Grigori Perelman. Het Clay-institute voor de Wiskunde maakte in maart 2010 bekend de geldprijs van 1 miljoen dollar, bestemd voor diegene die een groot wiskundig probleem oplost, beschikbaar gesteld te hebben voor Perelman. Hij weigerde de prijs, wat hem voor Sargsyan een bijzonder persoon maakt: “‘Ik heb niks nodig’, meldde hij en ging paddenstoelen plukken.” Theaterpodium Voor de installatie schreef Sargsyan een dialoog tussen de twee wetenschappers Perelman en Poincaré. “De kern van de dialoog is de stelling zelf, en gaat over de filosofie en het heelal. Hoe het begrepen werd in de tijden van Poincaré, in het begin van de 20ste eeuw en wat er sindsdien is veranderd,” stelt de kunstenaar. De figuren op het theaterpodium bewegen daarbij echt, als robotten, door een ingebouwde constructie. “Met behulp van de gebaren van de figuren hoop ik zo dicht mogelijk bij de echte communicatie en interactie te komen.” Het schouwspel wordt ondersteund door muziek, wat het effect van de theatervoorstelling versterkt.

Sargsyan gebruikt niet zomaar papier voor zijn figuren. Boeken en mythen liggen vaak aan de basis van zijn installaties. Met het papier laat Sargsyan de personages uit het boek tot leven komen. De personages in boeken zijn net als zijn figuren “gevangen in het moment terwijl de scène verwijst naar een geschiedenis en nieuwsgierig moet maken”. “De toeschouwer ziet het schouwspel waarin de figuren overvallen worden door een dramatische wending. De tragedie is dat de figuren zelf niet weet wat er gaat gebeuren, ze hebben geen overzicht op hun leven, iets wat de toeschouwer wel heeft.”

Karen Sargsyan, De nieuwe gravitatie, 2010 (detail)

Karen Sargsyan over de Stelling van Poincaré “Met zijn stelling wilde Henri Poincaré (1854-1912) vaststellen hoe een driedimensionale bol in een n dimensie, de oneindigheid, te herkennen is. Volgens Poincaré is er sprake van een bol wanneer iedere willekeurige lus op een oppervlak tot één punt is samen te trekken. Deze theorie helpt ons te begrijpen welke vorm ons universum heeft. Als ons universum een driedimensionale bols is, en dus als een lus tot een punt samen te trekken is, kan het universum ook uit één punt getrokken zijn. Dit ondersteunt de Big Bang theorie.” 1 Ingrid Commandeur, ‘De utopie van de knipselkoning’, Metropolis M, no 6 (december/januari), 2007

Karen Sargsyan, De nieuwe gravitatie, 2010 (detail)

25


Iris van Herpen Niet in één blik te vangen Floor Oostra

Iris van Herpen, Radiation invasion dress, 2009, collectie Groninger Museum, foto Michel Zoeter

26

Iris van Herpen (1984) is één van de spraakmakendste jonge ontwerpers van ons land. Iedere nieuwe collectie is voor haar een stap verder in techniek en moderesearch. Van Herpen studeerde Fashion Design aan ArteZ Academie Arnhem, een bewuste keuze omdat daar veel aandacht voor materiaal en techniek is. De stukken van Van Herpen die te zien zijn in Material World in het Groninger Museum

zijn handgemaakte lederen jurken met veel detail, die niet in één blik te vangen zijn. De originele stukken zijn geshowd in Londen en Amsterdam en komen uit de collecties: Mummification, Radiation Invasion, Synesthesia en Chemical Crows. Wat betekent mode voor jou? “Ik zie mode als een artistieke expressie: het tonen en dragen van kunst. Mode is niet alleen een

functioneel of commercieel en inhoudsloos gebruiksvoorwerp, het is een wereld die gecreëerd wordt en het is onderzoek naar wie men is of wat men wil zijn. Het gaat voor mij over de zoektocht naar een nieuwe identiteit. Met mijn werk wil ik laten zien dat mode een meerwaarde heeft voor de wereld. Dat het tijdloos kan zijn en dat de consumptie ervan ondergeschikt kan zijn aan het uitgangspunt.”

27


“Beweging is zo essentieel aan en in het lichaam, daarom is dat net zo belangrijk in mijn werk.” Hoe kom je op een idee voor een collectie? “Mode is voor mij een uiting van en een vraagstelling naar de wereld die me bezighoudt. Een aantal basiselementen, meestal in combinatie met elkaar, keren terug in al mijn collecties. Vanuit mijn dagelijks leven groeit een specifiek onderwerp uit algemene vragen naar geschiedenis, toekomst, mens, dier en esthetiek. Dit onderwerp leidt vervolgens vaak tot verrassingen en andere vragen die ik vertaal naar een collectie, waarbij ik me concentreer op vakmanschap en vernieuwing. Door mensen naar antwoorden te laten zoeken bij het kijken naar mijn werk en geen kant en klare concepten voor te schotelen, probeer ik niet alleen iets te geven maar ook iets te krijgen.”

signaal de hele wereld over gingen. ‘Zonder vertraging’, dacht ik nog. Bijna ongelofelijk dat dit kan! Al die miljarden gesprekken die op één dag gevoerd worden, de hele wereld over, om van internet nog maar te zwijgen. Ik werd benieuwd naar hoe het zou zijn wanneer we al die ontelbare stralingen zouden kunnen zien. Zo ontstond ook het idee voor Synesthesia. Als ik goede muziek hoor creëer ik automatisch filmpjes in mijn hoofd. Mijn hoofd visualiseert de muziek dan, helemaal automatisch en dat kan soms bizarre beelden en verhaaltjes opleveren. Later ontmoette ik mensen die dat nog veel extremer hebben en van wie de zintuigen aan elkaar gekoppeld zijn, waardoor ze bijvoorbeeld kleur kunnen proeven, heel bijzonder.”

Noem eens een voorbeeld van hoe zo’n idee ontstaat. “Meestal beginnen onderwerpen heel dicht bij mezelf. Het kan van alles zijn: van lichaamstaal of bepaalde bewegingen van mensen op straat, tot de mummificatietechnieken van de oude Egyptenaren, of een toekomstbeeld dat ik in mijn hoofd heb. Het zijn altijd onderwerpen of dingen die niet heel concreet zijn, waar nog ruimte is voor mijn eigen interpretatie, fantasie of inlevingsvermogen. Radiation Invasion gaat bijvoorbeeld over alle onzichtbare straling die we om ons heen hebben. Het idee voor deze collectie ontstond tijdens een telefoongesprek dat ik voerde met een vriendin in Australië. Gedurende het hele gesprek dacht ik aan dat onze woorden, die via een

Jouw kleding is niet altijd even draagbaar. Hoe staat vorm tot functie in jouw ontwerpen? “Vorm volgt functie is niet een leus die ik onderschrijf. Integendeel, ik zoek naar vormen die het lichaam aanvullen en veranderen. Die daarmee ook de emotie veranderen. Beweging is zo essentieel aan en in het lichaam, daarom is dat net zo belangrijk in mijn werk.”

28

In jouw collecties zijn veel blote benen te zien. Heb je iets tegen broeken? “Haha! In een aantal collecties zitten ook broeken, dus ik ben niet anti-broek alleen ik vind het niet het meest spannende kledingstuk om vorm te geven.”

Hoe kom je van een idee tot een complete collectie? “Ik werk niet in de standaard volgorde zoals een modeontwerper dat leert op de academie: inspiratie vinden, tekenen, materialen zoeken, collectie maken. Bij mij loopt alles door elkaar heen. Ik zoek materialen, inspiratie, daarna doe ik proeven en experimenteer ik, dan zoek ik weer verder naar materiaal, maak ik een tekening of doe ik nog meer proeven, mouleer ik en doe ik nog meer inspiratie op. Er is dus geen vaste volgorde en mijn laatste object wordt ook pas als laatste ontworpen, vaak vlak voor de show. Meestal ontstaan ontwerpen in mijn hoofd en teken ik het niet. Tijdens het maakproces verandert het ontwerp ook nog vaak, een onderzoek waarvan ook ik niet weet hoe het eindigt.” Je zoekt altijd naar nieuwe materialen en technieken. Waar komt die drive vandaan? “Ik ben nieuwsgierig naar het onbekende, wat er nog niet is maar al wel kan, zoals de toekomst. Ik ben snel op iets uitgekeken en verveeld. Mode blijft altijd zo lang hangen in hetgeen dat al bestaat of gedaan is; de veranderingen zijn klein door de vlugheid van de industrie. Daar wil ik buiten blijven, ik wil de tijd nemen voor onderzoek en vernieuwing.” De toekomst is een voor jou een bron van inspiratie. Wat is jouw toekomstdroom? “Een van mijn honderd-duizend-entwee dromen is een show geven op de maan: een gewichtloze collectie ontwerpen.”

Iris van Herpen, Mummification, 2009, collectie Groninger Museum, foto Michel Zoeter

29


Nacho Cabonell Meubels om in weg te kruipen Stefanie Ottens

Nacho Carbonell, foto Tatiana Uzlova

Nacho Carbonell, Evolution Front Cocoon, 2009, foto Jacop Farina

30

Drie grijze objecten vullen een zaal in het Groninger Museum. Elk object bestaat uit twee elementen met hoge rugleuningen waaraan een of twee ronde cocons vastzitten. De cocons hebben een structuur die bestaat uit kleine bolletjes, waardoor de objecten een massieve, maar zachte uitstraling hebben. Deze objecten, die ontworpen zijn door Nacho Carbonell (1981), roepen veel vragen op. Wat is de betekenis van het materiaalgebruik? Wat zijn dit eigenlijk

voor voorwerpen en wat kun je ermee?1 De zoektocht De van oorsprong Spaanse ontwerper Carbonell wist aanvankelijk niet wat hij wilde worden. Als achttienjarige jongen reisde hij naar Amerika waar zijn interesse werd gewekt voor allerlei kunstzinnige vaardigheden, doordat hij deelnam aan workshops. Terug in Spanje besloot hij om ontwerper te worden. Volgens Carbonell is zijn liefde voor dit vak is ontstaan door de mogelijk-

heid tot experimenteren. Ook de praktische kant, zoals het werken met je handen, sprak hem aan. In 2003 studeerde Carbonell af aan de Spaanse universiteit Cardenal Herrera C.E.U. in Valencia, waarna hij naar Nederland vertrok om een opleiding te volgen aan de Design Academy in Eindhoven. Vooral het project Pump it up waarmee hij in 2007 afstudeerde aan de Design Academy vormde zijn carrière. In dit project komt zijn fascinatie naar voren voor de wijze waarop levende wezens met elkaar omgaan en 31


communiceren. Bij Pump it up wordt de beschouwer participant van het werk. Doordat je op een soort zitzak zit wordt daar lucht uitgeperst en krijgen de eerst nog onherkenbare voorwerpen op de grond de vorm van kleine dieren. Met de positieve emoties van de bezoeker die bij deze daad vrijkomen verwijst Carbonell naar menselijk gedrag en relaties.2 De kunstenaar beschouwt Pump it up als een sleutelwerk en zelfs als geboorte van de ontwerper die hij tegenwoordig is. Om al zijn ontwerpen te kunnen realiseren werkt Carbonell nu samen met een groep jonge en gemotiveerde kunstenaars in Eindhoven. Cocon van bescherming De drie werken van Carbonell, die te zien zijn in de tentoonstelling Material World, zijn gerelateerd aan Carbonells Evolution Collection. Deze collectie bestaat uit een reeks werken die vervaardigd zijn in papier maché en die het idee van een cocon representeren. Met de Evolution Collection wil Carbonell een toevlucht bieden, weg van de samenleving waarin we voortdurend worden overspoeld door informatie.3 De kunstenaar benadrukt met de werken, die te zien zijn in het Groninger Museum, de thema’s interactie en de relatie tussen twee personen. Hij heeft hiervoor drie verschillende opstellingen bedacht. Het eerste werk Equality bestaat uit twee stoelen die naar dezelfde kant zijn opgesteld. Wanneer er personen op deze stoelen zitten, kijken zij beide naar dezelfde richting en naar dezelfde cocon. Dit werk vertegenwoordigt volgens Carbonell de gedachte dat je op dezelfde manier kijkt als de persoon naast je. In het tweede werk Opposition zijn de stoelen daarentegen rug tegen rug geplaatst. Dit betekent dat de personen elk een andere kant opkijken en als het ware een ander ‘universum’ zien. Het derde werk Confrontation zijn twee 32

stoelen die naar elkaar toegekeerd zijn, waardoor de personen naar dezelfde plek en elkaar kijken. Hierdoor worden de personen niet alleen met elkaar geconfronteerd, maar wordt er ook een dialoog tussen de twee personen gestimuleerd. Deze drie werken bestaan uit een stalen constructie en kippengaas met daarop papier maché, gemaakt van kranten. Het materiaal bepaalt mede de vorm en de typische textuur, die er uit ziet als een compact geheel van bolletjes. Niet alleen het materiaal, maar ook het werkproces speelt een essentiële rol voor het uiterlijk en de inhoud van de werken. Carbonell is bij toeval tijdens het werkproces tot de textuur van het werk gekomen. De kranten verwijzen naar alle informatie die we vandaag de dag binnenkrijgen via verschillende communicatiemiddelen. Carbonell verandert de functie van het krantenpapier door het te bewerken en te verwerken tot een nieuw object. Op deze manier, zo stelt hij, verwijst hij niet alleen naar het hedendaagse probleem van een overvloed aan informatie, maar biedt hij tegelijkertijd de remedie aan voor dit probleem. Interactieve relaties Zoals al is gebleken speelt interactie een belangrijke rol in het werk van Carbonell. Interactie, vindt de kunstenaar, is essentieel wanneer je als mens een bepaalde relatie aan wil gaan met een object. Die interactie omschrijft hij als een relatie die zowel fysiek als emotioneel kan zijn. Carbonell probeert met zijn ontwerpen de relatie tussen de gebruiker en het object te stimuleren en bepaalde gevoelens op te wekken bij de gebruiker. De kunstenaar beweert dat al zijn ontwerpen uiteindelijk een functie hebben, ook al is deze voor sommige mensen niet altijd even duidelijk of overtuigend terug te zien in zijn werken.

Door zijn opleiding als industrieel ontwerper is het maken van functionele objecten hem altijd bijgebleven. Het vermogen van de mens Een opvallend kenmerk van Carbonells objecten is het contrast tussen een harde en zachte uitstraling. Carbonell speelt graag met dualiteit om zijn objecten menselijker te maken. Volgens hem heeft iedereen een goede en slechte kant. Door dit dualisme te verwerken in zijn ontwerpen gaat de beschouwer sneller een relatie aan met zijn objecten, omdat we onszelf er in herkennen. Tijdens het ontwerpen van zijn objecten laat hij zijn fantasie de vrije loop. Carbonell beschouwt de verbeelding als een soort universum waarin wij ons kunnen vertoeven en waarnaar we kunnen wegvluchten. Doordat de mens in staat is om te fantaseren denkt hij dat we hebben kunnen evolueren. Daarom zouden we volgens hem zonder dit vermogen als levende wezens niet veel voorstellen. Meer dan op het eerste gezicht Carbonell blijkt veel te willen vertellen met de drie werken waarover zoveel vragen gesteld kunnen worden. Het zijn ontwerpen die enerzijds functioneel gebruikt kunnen worden, maar die ons tegelijkertijd wijzen op hedendaagse thema’s uit de samenleving. Carbonell heeft op een inventieve wijze design gecombineerd met onderwerpen die ons allemaal aanspreken. Hij biedt ons met zijn werk een nieuwe en spannende wereld waarin hij meer vertelt dan op het eerste gezicht misschien lijkt. Want we zouden toch allemaal wel eens willen ontsnappen aan ons drukke bestaan? 1 De informatie in dit artikel is gebaseerd op een interview met de kunstenaar op 15 maart 2011. 2 http://nachocarbonell.com/work/2007/06/28/pumpit-up/ (geraadpleegd op 24 maart 2011). 3 http://nachocarbonell.com/work/2008/04/28/evolution-collection/ (geraadpleegd op 22 maart 2011). Nacho Carbonell, Equality, Opposition en Confrontation, 2011, collectie Groninger Museum

33


Pieke Bergmans, From the sky, foto Mirjam Bleeker

Pieke Bergmans “Imperfectie kan ‘perfect’ zijn” Floor Oostra

Pieke Bergmans (1978) maakte speciaal voor het Groninger Museum ‘From the sky’, een installatie met de grootste gloeilampen ter wereld, die wel hele bijzondere vormen aannemen. Bergmans glasgeblazen ‘Light Blubs’ werden een aantal jaren geleden te Milaan geboren. Inmiddels zijn ze een heel eigen leven gaan leiden. Voor de tentoonstelling Material World 34

paste de designer de Light Blubs toe in een interieur dat tot leven lijkt te komen. Een tafereel met een tafel en een stoel waarboven een aantal lampen bungelen waaruit de enorme peren naar benen lijken te zijn gesmolten. Met hun zwaartekracht hangen ze ergens op het randje van de stoel of lijkt een lamp zijn volume over de vloer uit te smeren.

De lampen zijn verschillend van vorm, dat is namelijk inherent aan het proces hoe deze vervaardigd worden. De vormen in ‘From the sky’ zijn alle totaal anders. “In het Engels is een gloeilamp een bulb. Ik heb de ‘l’ naar voren geplaatst omdat de lampen in dit werk naar beneden lijken te druipen en dat klinkt als: ‘bluuuub, blub, blub’. 35


Emotionele lampen?

Pieke Bergmans, From the sky, foto Mirjam Bleeker

Er zit meestal wel een soort ironie, verwondering of verbazing in mijn werk. Wat voel je als je het ziet? Dat is aan de bezoeker, maar ik hoop wel dat de reactie een emotionele oplevert, een glimlach of misschien een vraagteken. Ik vind het interessant als mensen zich zelf gaan afvragen waarom dit tafereel in hemelsnaam zulke vreemde vormen heeft aangenomen. Er is een soort balans tussen werkelijkheid en fictie. Ik neem bewust dagelijkse objecten als oude simpele meubels die je overal tegen zou kunnen komen en voor iedereen herkenbaar zijn. Dit in combinatie met iets wat helemaal niet kan of past. Ik ben op zoek naar dat soort spanningen waar je niet helemaal snapt wat er nu eigenlijk gebeurt. Mijn uitdagingen liggen niet in de praktische aspecten maar veel meer in de emotionele. Ik zoek de grens op tussen een object en een gebruiksvoorwerp en wat die twee samen qua feeling opleveren. Het geeft licht, dus daarom zou je het lampen kunnen noemen, dus dat is het kader waar ik in werk. Het uitgangspunt is materiaal dat wordt gevolgd door functie en dan emotie. Heftige vormen en grote formaten Inmiddels heb ik veel met glas gewerkt. Ik stel me open naar het 36

materiaal en de vormmogelijkheden die daarbinnen verscholen liggen. Ik start experimenteel en zoek naar grenzen waarbinnen je een soort max voelt en probeer net op tijd te stoppen, zodat er veel spanning in de vorm en het materiaal zit en het ook functioneel kan dienen. In de wereld van glas zijn de vormen die ik voor het Groninger Museum enorm groot, zeker de grotere vormen uit één stuk ter wereld.

dan fleuren ze op. Als het dan vervolgens opgepakt wordt en met hun vakmanschap uitontwikkeld, dan krijg je een hele mooie samensmelting van kwaliteiten. Die wisselwerking is erg boeiend! Toen ik net begon moest ik veel meer uitleggen dan tegenwoordig. Nu heb ik meer ervaring en kan ik laten zien wat ik in het verleden gerealiseerd heb en dan komt er automatisch wat meer vertrouwen.”

Om deze vormen te kunnen verwezenlijken is erg veel geoefend en geëxperimenteerd. Ik neem vaak grote risico’s door het opzoeken van de grenzen en natuurlijk gaat er nogal eens wat kapot, maar dat mag de pret niet drukken. Daaruit voort worden de mooiste ideeën geboren. Daarna moeten de experimenten uitontwikkeld worden en kaders geschapen worden waarbinnen de nieuwe creaties vormgegeven worden.

“Personalized (mass)production” “Imperfectie kan in mijn ogen net zo goed perfectie zijn. Iets wat je juist mooi vind. Met imperfectie bedoel ik ‘verschil’ of iets wat ‘uniek’ is. Net zoals in de natuur, niets is identiek hetzelfde, terwijl dingen met dezelfde samenstellingen gemaakt zijn. We zijn allemaal anders en uiteindelijk vind je ook de schoonheid in die verschillen. Daarom ontwerp ik productieprincipes waaruit verschillende ontwerpen voortkomen. Personalized (mass) production noem ik dat. Er wordt een marge ingebouwd en daaruit ontstaat die uniciteit. De kunst is dan natuurlijk om het wel mooi of interessant te krijgen. Je kunt niet zeggen: ’Dit is het concept en alles wat daaruit komt is goed.’ Nee, dat proces moet dus nauwkeurig ontworpen en afgesteld worden.”

Samenwerken met vakmensen is vaak erg interessant. Zij zijn natuurlijk meestal bezig met de perfecte uitvoering, terwijl ik in het begin mij expres nog niet wil vastleggen of kaders scheppen. Dat loslaten is voor vakmensen vaak erg moeilijk, maar als dat eenmaal gebeurt en ze zien dat het uiteindelijk echt andere en nieuwe dingen oplevert

Pieke Bergmans, From the sky, foto Mirjam Bleeker

37


Chi Peng, Consubstantiality I-4, 2003, 78 x 120 cm

Me Myself and I Chi Peng Sue-an van der Zijpp


Chi Peng, I Fuck Me - Office, 2005, 120 x 155 cm

Kunst met jezelf in de hoofdrol, compleet met verkleedpartijen, alter ego’s en rollenspelen en al dan niet geholpen door de nieuwste digitale technieken, is geen onbekend verschijnsel in de fotografie. Een aantal kunstenaars zoals Cindy Sherman, Yasumasa Morimura en Anthony Goicolea werd er wereldberoemd mee. Van de laatst genoemde heeft het Groninger Museum een aantal werken in de collectie. Ook Chi Peng maakt gebruik van dit gegeven om verhalen te vertellen over zijn generatie, het opgroeien en volwassen worden in het China van nu. Zijn talent en frisse uitgesproken blik manifesteerden zich ook al tijdens zijn studietijd aan de Academie voor Schone kunsten te Beijing, waar hij in 2005 afstudeerde. Vanaf het tweede studiejaar participeerde Chi Peng al in tentoonstellingen in binnen- en buitenland. In het Groninger Museum was Chi Pengs werk ook eerder te zien in de groepstentoonstelling New World Order, die gehouden werd in 2008, en die naast zijn foto’s, werk toonde van 25 andere hedendaagse Chinese kunstenaars. Deze tentoonstelling is zijn eerst grote solo buiten China die zijn belangrijkste series documenteert vanaf 2003 tot 2010. Opgroeien en volwassen worden is niet altijd even gemakkelijk en helemaal niet als je, zoals zovelen van Chi Pengs generatie vanwege de ‘een kind politiek’ geen broers of zussen hebt. Bovendien was de tijd waarin kunstenaar Chi Peng (1981) opgroeide, die gekenmerkt werd door een relatieve welvaart, een heel andere dan

Chi Peng, Sprinting Forward-2, 2003-2005, 120 x 152 cm

toen zijn ouders kind waren en er een enorme armoede heerste. Dit alles, gecombineerd met een – naar zijn eigen zeggen – gevoelige inborst, maakte dat hij, tegen de verwachtingen van zijn ouders in, die hem liever ambtenaar zagen worden, zich uiteindelijk aanmeldde bij de kunstacademie in Beijing. Daarvoor moest hij een streng toegangsexamen doen. Vergeleken met de andere kandidaten die soms al jaren op speciale scholen voor getalenteerde kinderen hadden gezeten en daar getraind waren in tekenen en schilderen, was Chi een groentje: “Ik kon helemaal niet zo goed tekenen en schilderen en haalde lage cijfers voor die vaardigheden. Bovendien wist ik van kunstgeschiedenis ook helemaal niets, zo had ik bijvoorbeeld geen idee wie Andy Warhol was. Gelukkig haalde ik op de testen waarbij het ging om verbeeldingskracht en conceptvorming juist hoge cijfers, zodat ik ben toegelaten.” Doorbraak

Op de academie werd het ook al snel duidelijk dat Chi Peng zich niet verder zou bekwamen als schilder. Zodra hij kon, richtte hij zich op geënsceneerde fotografie, waarbij hij verschillende foto’s in de computer compileerde tot een beeld. Het idee om zichzelf te verbeelden ontstond toen hij bezig was met de serie Consubstantiality, die gaat over de ambiguïteit, het mannelijke en vrouwelijke dat volgens Chi Peng in ieder individu aanwezig is. Voor deze serie gebruikte hij kennissen als model, maar veel vrijer voelde hij zich toen hij zijn eigen beeltenis gebruikte. Een vriend schoot foto’s van Chi Peng die hij combineerde met stadsbeelden van Beijing en vervolgens bewerkte. Het

Chi Peng, Dan-er, 2008, 180 x 248 cm

resultaat is de serie Sprinting Forward. De serie betekende een doorbraak voor Chi Peng die op dat moment nog op de academie zat. Op aanraden van docent Miao Xiaochung, zelf ook een kunstenaar die werkt met geënsceneerde fotografie, selecteerde curator Feng Boyi in 2004 Chi Peng voor een groepstentoonstelling met de titel One to One: Visions - Recent Photographs from China bij Chambers Fine Gallery in New York. Wat Feng trof was dat Chi al zijn foto’s keurig overzichtelijk had uitgeprint in een catalogus waarbij het thema homoseksualiteit zo duidelijk naar voren kwam. Daarbij was Feng onder de indruk van het feit dat Chi’s werk hem zo weinig deed denken aan de obligate semi-ideologische en gepolitiseerde beelden, die hij al zo vaak had gezien. Hij werd geraakt door een “modieuze frisheid”. Daarmee doelde de curator op de manier waarop Chi met behulp van de nieuwste digitale techniek esthetische beelden creëert waarin hij vorm geeft aan individualistische gevoelens. Deze plaatst hij in de context van de huidige maatschappelijke dynamiek van China, die gekenmerkt wordt door de overgang naar een markteconomie en een consumentencultuur.1 Een jaar later, in 2005, reisde zijn werk naar tentoonstellingen in Europa, waaronder het Centre Pompidou in Parijs, Haus der Kulturen der Welt in Berlijn en naar de Fukuoka Triënnale in Japan. Een eerste solotentoonstelling vond dat zelfde jaar plaats in New York, opnieuw bij Chambers Fine Art Gallery. Hedendaagse Chinese kunst

De afgelopen jaren was de belangstelling voor hedendaagse Chinese kunst enorm. Tentoonstellingen

schoten als paddenstoelen uit de grond en de vraag naar Chinese kunstenaars nam in zo grote mate toe dat China, dat tot voor kort praktisch geen rol speelde op de kunstmarkt van niets opeens in 2007 na de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk (gezamenlijk goed voor twee derde van de markt) met 8% de derde speler werd op de mondiale kunstmarkt. Recent werd China zelfs de tweede wereldeconomie met alleen nog de Verenigde Staten voor zich. Vooral in de aanloop naar de Olympische Spelen van 2008 die in Beijing gehouden werden, waren er op veel plekken groeps- en solotentoonstellingen van Chinese kunstenaars te bezichtigen. Het Groninger Museum begon in 2004 voorbereidingen voor een grote China tentoonstelling. Conservatoren van de verschillende afdelingen van het museum reisden regelmatig naar China voor onderzoek en spraken met tientallen kunstenaars. Uiteindelijk werden 26 kunstenaars geselecteerd om deel te nemen aan een van de drie tentoonstellingen die in 2008 werden gehouden. Chi Peng was één van hen. Door het communisme is de geschiedenis van de hedendaagse Chinese kunst een geheel andere dan die van de westerse wereld. Pas met de dood van Mao Zedong (1976) kwamen er met de opendeur politiek van Deng Xioaping (1904-1997) veranderingen en enige vrijheden. In de voorafgaande jaren bestond kunst zoals dat zich vanaf dat moment ontwikkelde niet. Beelden, gemaakt door kunstenaars stonden in dienst van de communistische leer en toonden steevast stoer lachende arbeiders, boeren en militairen. In de vroege jaren tachtig openden de kunstacademies, na tien jaar


Chi Peng, Catcher in the rye, 2008, 120 x 630 cm

dicht te zijn geweest en kwam het culturele leven in China voorzichtig op gang alsook de toevoer van allerlei beelden; reclame, films en kunst die tot daarvoor China niet bereikten. Het gevolg was dat Chinese kunstenaars en fotografen reageerden op deze nieuwe beeldtaal, eerst met sociaal geëngageerde fotojournalistiek, maar later vanaf de late jaren negentig ook met beelden die geïnspireerd waren op digitaal gemanipuleerde commerciële fotografie. Onder andere Xing Danwen, waarvan het museum ook een aantal foto’s in de collectie heeft en Miao Xiaochun die ook participeerde in de tentoonstelling van 2008 en die Chi Peng doceerde, kunnen tot deze generatie gerekend worden.

nog duidelijker tot uiting in werken als Apollo in Transit, Mirage, Catching en 19.June.1981. Het eerste werk is een langgerekt beeld, waarop opnieuw de meervoudige naakte Chi Peng’s te zien zijn. Dit keer rennen ze langs een rode muur en langs allerlei mensen die daar op bankjes zitten en wel gewoon kleren aan hebben. Voor diegenen die Beijing kennen, is de typische rode muur te herkennen die vanaf het Tiananmen plein de Verboden Stad omgeeft. Het langgerekte formaat van de foto doet denken aan een filmstrip en de rennende figuren aan de foto’s waarin de Engelse fotograaf Eadweard Muybridge (1830-1904) de beweging vastlegde van een rennende man.

Ontsnappen

Zelfkennis

In plaats van propagandabeelden van boeren en arbeiders die met een idealistische blik vol vertrouwen de toekomst tegemoet zagen, geeft Chi Peng in zijn werk uitdrukking aan zijn persoonlijke gevoelens, de opwinding, maar ook de twijfels en onzekerheden over de effecten van deze tijd. Escapisme en eenzaamheid zijn dan ook belangrijke thema’s. Veel van Chi Pengs werk toont een enorme dynamiek en de niet te stuiten vooruitgang van China in beelden waarin realiteit en fantasie elkaar ontmoeten. De eerder genoemde serie Sprinting Forward is daar een duidelijk voorbeeld van. Op de verschillende locaties, onder andere in de kunstacademie zijn naakte alter ego’s van Chi Peng te zien die voor rode vliegtuigen lijken weg te rennen. “Het gaat over de jonge generatie en onze, misschien naïeve verwachtingen ten opzichte van het nu en de toekomst. Het heeft ook te maken met spanningen die samen hangen met het proces van opgroeien, en het volwassen worden; de steeds groter wordende druk vanuit de familie, want maar een kind, om te presteren en de angst om te falen.” Het gevoel om aan dit alles te willen ontsnappen, komt

De andere werken tonen panoramische droombeelden van uitgestrekte landschappen met daarin een veelvoud aan naakte Chi Pengs. Dit keer hebben ze vleugels en lijken ze als een horde insecten gezamenlijk op iets af te vliegen. In het geval van 19.June.1981 scheren ze over een onwerkelijk geel tarweveld naar een verzameling kermisachtige attracties in verte en in Mirage gaat de troep af op een stedelijke omgeving vol wolkenkrabbers. Dat er ondanks deze escapistische fantasieën uiteindelijk geen ontkomen aan jezelf is, lijkt het werk The Catching te verbeelden. Dit keer rennen de naakte Chi Pengs in een schitterend groen glooiend veld met vlindernetten rond. Ze proberen de ‘libelle’ Chi Pengs te vangen; een metafoor voor de zoektocht naar zelfkennis.

42

In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd het onder andere gepopulariseerd in de vorm van een tekenfilmserie. Het verhaal zelf is op zijn beurt weer gebaseerd op de pelgrimage van een monnik tijdens de Tang dynastie die naar India trok om Boeddhistische sutra’s naar China te brengen. In de versie met de Apenkoning gaat hij samen met andere dieren op reis waarbij zij allemaal avonturen beleven. Chi Peng identificeerde zich met dit mythologische wezen. De serie is geen letterlijke illustratie van het bestaande verhaal maar combineert belevenissen van de apenkoning met Chi’s eigen herinneringen, en met de actualiteit. De Apenkoning, herkenbaar aan zijn opvallende traditionele kostuum, wordt in het hedendaagse China gesitueerd.

Apenkoning

Deze beelden zijn voor de oplettende niet-Chinese beschouwer niet altijd makkelijk te duiden. Zo refereren de afzonderlijke titels van de werken naar de verschillende episodes uit het voor Chinezen overbekende verhaal, waaraan Chi Peng zijn eigen interpretatie geeft. Toch zijn er ook een aantal werken die ook aan de niet Chinese beschouwer genoeg (kunsthistorische) aanknopingspunten bieden. Zo is Mountain een duidelijke verwijzing naar de klassieke Chinese gewassen inkttekeningen van grillige berglandschappen en refereert de compositie met de rondvliegende papieren in de True and False Monkey King aan het beeld Caught by the Ejiri wind (1832-1833) van de Japanse Katsushika Hokusai (1760-1849). Dit werk werd in 1993 ook geciteerd door Canadese fotokunstenaar Jeff Wall onder de titel A sudden gust of wind.

De serie waarin Chi Peng heden, verleden en toekomst laat samenkomen en traditie en moderniteit vermengt met feit en fictie is The Monkey King and the Journey to the West. Het werk is geïnspireerd op een klassiek verhaal dat oorspronkelijk in de 16e eeuw werd geschreven, waarmee ieder Chinees kind bekend is en.

Three Fights against the White Bones Demon – III gaat in op de politieke actualiteit van China. In de voorstelling zien we de apenkoning, te herkennen aan zijn kostuum. Het geheel is gesitueerd in de huiselijke omgeving aan het aanrecht van een uiterst modieuze witte keuken met

hippe spoelkraan en design afzuigkap. De apenkoning steekt zijn hoofd in een computerscherm en op het andere computerscherm is het nog lege ‘zoekscherm’ van Google te zien. Op tafel ligt een stapel boeken van onder meer de fotografen Mapplethorpe en Wolfgang Tillmans. Ingelijst op het aanrecht en aan de wand zijn respectievelijk de filmposter van The Matrix en een afbeelding van de Chinese Muur te zien. Een ander opmerkelijk element, vooral in een keuken, is een Perzisch tapijt waarop, niet eronder, twee boeken liggen. De deur staat ondertussen op een kier… Stadsbeeld

In een tweetal series lijken de normaal gesproken alomtegenwoordige Chi Pengs uit beeld verdwenen. In plaats daarvan zijn er stadsgezichten te zien van Beijing en het Japanse Yokohama. Een bizar beeld is Dan er, wat ei betekent in het Chinees. Te zien is het nieuwe operagebouw van Beijing dat op een half ei lijkt en dat door de fotograaf voorzien is van twee koket over elkaar heen geslagen blote vrouwenbenen met aan een voet bungelend een rode pump. Tegelijkertijd lijkt ook dit beeld weer een verwijzing naar de bekende keramische beelden van kunstenaar Liu Jianhua die China symboliseerde als sexy, doch hoofdloze vrouwen figuren in strakke Chinese jurken en met blote benen, geserveerd op een bord. Een ander beeld toont Beijing met in de verte een gevaarte dat boven alles uit torent, en dat het midden houdt tussen een gebouw dat sterke gelijkenissen vertoont met de CCTV Tower ontworpen door de Nederlandse architect Rem Koolhaas en een transformer (een soort speelgoed). Het is Chi Pengs commentaar op de gigantische stedelijke vernieuwingen waar geen Chinees die in de stad woont aan ontkomt. Veel Chinezen voelen zich ontheemd door al die snelle 43


Chi Peng, Three Fights against the White Bone Demon – III, 2007, 175 x 225 cm

ADVERTENTIE

veranderingen en ook Chi Peng is niet onverdeeld positief. Volgens hem lijkt de regering de wolkenkrabbers als symbolen van macht en succes te gebruiken om de rest van de wereld te laten zien hoe goed het met China gaat, maar is het nog maar de vraag wat er uit de ‘zwangere buik’ van het Chinese ei gaat komen. Wie ben ik?

The Catcher in the Rye en The Children in the Rye is een belangrijke serie voor Chi Peng. Ook hier is hijzelf verdwenen en de vraag: waar is Chi Peng? Of beter voor hemzelf: waar ben ik? Onmiskenbaar zijn de titels afgeleid van de roman van J. D. Salinger uit 1951 die gaat over het relaas van de hoofdpersoon Holden Caulfield, een adolescent die worstelt met volwassen worden. Een belangrijk thema in deze worsteling is de vraag hoe trouw te blijven aan jezelf en je eigen idealen. Deze vraag houdt ook Chi Peng zoals blijkt uit eerdere series als Consubstantiality en I Fuck Me. In I Fuck Me is de kunstenaar te zien die seks heeft met zijn alter ego. Hoewel Chi Peng bekend staat als zo ongeveer de enige Chinese homokunstenaar, gaat de serie volgens hemzelf niet primair over homoseksualiteit, maar over in welke mate een mens en in het bijzonder hijzelf in staat is tot eigenliefde. In China waar de nadruk nog sterk ligt op de familiebanden en het collectief, heeft dit een heel andere lading dan in het westen, waarin individualisme eerder de norm is.

beelden van zeegezichten bedachtzaam en sereen, vredig zelfs. Ook de beeltenissen van Chi Peng zelf zijn terug. Dit keer zijn ze onder andere te zien in een klein bootje, of zich van elkaar afwendend op een piepklein eilandje en op een ander beeld zien we tussen beide Chi Pengs zelfs een klein kind. Toch dekt het woord vredig niet helemaal de lading. De verlatenheid van de omgeving roept ook gevoelens op van eenzaamheid, verstikkende isolatie en het idee van opgescheept zitten met alleen jezelf. Dit beeld wordt versterkt door een troep meeuwen die dreigend boven de figuren hangen en die met hun onvermijdelijke gekrijs elk idee van rust wegnemen. Dat de meeuwen uiteindelijk tot rust komen en wegtrekken, lijkt te gebeuren in October, de laatste van de serie, waarin Chi Peng alleen terugkeert. Dit keer in de rol van Apenkoning, uitkijkend over zee waar twee zonnen opkomen (of ondergaan). Het is een subtiel, maar merkwaardig beeld, dat zonder hulp van de kunstenaar ook niet gemakkelijk zou zijn te begrijpen. In de tijd van Mao, stond de zon symbool voor deze leider, waarom alles draaide. Nu zo zegt Chi Peng is het tijd voor een nieuw geluid, een nieuwe zon, in de maatschappij als geheel maar ook voor zichzelf in het bijzonder. Citaten zonder noot zijn afkomstig uit interviews en gesprekken die ik in de loop van de tijd met Chi Peng heb gevoerd.

Waar ben ik, of liever gezegd, wie ben ik op dit moment en waar moet het allemaal naartoe? Dit zijn de vragen van de serie met de cryptische titel Mood is Never better than Memory. Op het eerst gezicht lijken deze

1 Chi Peng, My Myself and I, Ostfildern, 2011, p. 14

45


Toegankelijk voor een breed publiek

Groninger Archieven. Het wiel hoefde niet opnieuw uitgevonden te worden; zo kon gebruik gemaakt worden van de specifieke kennis en ervaring van deze archiefinstelling, zowel op het gebied van het inventariseren en digitaliseren van archieven, als ten aanzien van de noodzakelijke materiële zorg van het materiaal.

Verzameling archivalia en documentatie over De Ploeg en het naoorlogse modernisme in Groningen van het Groninger Museum Jikke van der Spek

Amsterdam 11-10-’38 Beste Jan, dank voor je kaart van hedenmorgen. Ik ben blij met het bod van fl. 35 op een van mijn teekeningen. ‘k weet niet meer welke teekening met no. 79 catalogus bedoeld is, ik vermoedt [sic] één van de twee landschappen, maar het doet er niet toe. Voor vijf en dertig gulden kunnen ze van mij elke teekening krijgen. Zorgen jullie voor goede verzending? Want er is glas voor. Is er verder de laatste dagen nog goed verkocht? Wat de tijdsomstandigheden en het weer betreft hebben we het niet zoo bijzonder goed getroffen1. Nu kerel hartelijke groeten van ons allen, Jan Wiegers.2 ‘Voor vijfendertig gulden kunnen ze van mij elke teekening krijgen’, schrijft Jan Wiegers verheugd in oktober 1938 aan Jan van der Zee. De laatste verzorgde als penningmeester de zakelijke afhandeling van de najaarsexpositie die de kunstkring organiseerde als onderdeel van de lustrumviering bij het twintigjarig bestaan van De Ploeg. Het briefje wordt bewaard in het ‘Ploegarchief’ van het Groninger Museum, in een mapje geschonken door de erven van Jan van der Zee. Hierin bevindt zich verder bijvoorbeeld een brief aan het College van Burgemeester en Wethouders 46

van Groningen, waarin Van der Zee vraagt om betaling van de toegezegde financiële bijdrage aan de jubileumexpositie. Bijgevoegd is de begroting, met posten als ‘15 dagen salaris voor de zaalwacht à f 2,-’, terwijl de gemaakte onkosten om de opening luister bij te zetten f 14,15 bedroegen. Aan de inkomstenkant staan de entreegelden: 277 kaarten verkocht voor f 0,25 en 294 kaarten voor f 0,10.3 Historische sensatie Waarom geeft het lezen van deze welbeschouwd zo alledaagse correspondentie toch zo’n spannend gevoel iets te ‘ontdekken’? Voor een belangrijk deel zit dat in de directe wijze waarop de geschiedenis wordt blootgelegd. De onopgesmukte feiten maken onbedoeld duidelijk dat de tijden sindsdien toch wel erg veranderd zijn. De prijzen die vandaag de dag voor ‘Ploegwerk’ worden neergeteld werpen bijzonder licht op de blijdschap van Wiegers met de aankoop van een van zijn ‘teekeningen’. Hetzelfde geldt voor de bescheiden begroting bij de subsidieaanvraag; kom daar nu nog eens om! Brief en bijbehorende begroting zitten in tweevoud in het mapje: een kladje en de in keurig handschrift uitgewerkte definitieve versie. Jan van der Zee

beschikte uiteraard nog niet over een computer met handig tekstverwerkingsprogramma. De documenten geven natuurlijk ook interessante inkijkjes in collegiale verhoudingen en toenmalige kunstenaarspraktijken van Ploegleden. Een van de documenten betreft een verjaardagskaart voor Jan van der Zee bij zijn 42ste verjaardag in 1940: ‘Van harte Jan!’. Bovenaan siert een vlotgetekende variant op het Ploeglogo de kaart, de P in de cirkel is voorzien van een lachend gezicht en om de hals is een grote feeststrik geknoopt. Het toenmalige Ploegbestuur ondertekende de kaart: ‘Jordens’ (voorzitter), ‘Leemhuis’, (secretaris) en ‘Werkman H.N.’ (bestuurslid). Het lezen van de ogenschijnlijk onbelangrijke briefjes geven een ‘historische sensatie’, het gevoel in direct contact met het verleden te staan, met je neus bovenop de gebeurtenissen. Van zoektocht naar vindplaats De basis van het archief rondom De Ploeg wordt gevormd door documentatie die conservatoren van het Groninger Museum verzamelden in het kielzog van hun werkzaamheden. De nadrukkelijke aandacht van het museum voor De Ploeg middels tentoonstellingen,

Verjaardagskaart voor Jan van der Zee

Brief van Jan Wiegers aan mevrouw Kirchner, enige tijd na het overlijden van haar man. In kopievorm aanwezig in het archief.

collectievorming en publicaties, leidde tot een gestaag uitdijende hoeveelheid materiaal met betrekking tot de kunstkring. Hierin bevinden zich bijvoorbeeld brieven, boeken, artikelen, aantekenboekjes en uitnodigingen voor exposities, maar ook audiovisueel materiaal en foto’s. In de loop der jaren werd daar door schenkingen belangrijk origineel materiaal aan toegevoegd.4 Zo groeide de documentatie geleidelijk uit tot een historisch gezien waardevol en uitgebreid archief, interessant voor een breed publiek. Gaandeweg werd steeds duidelijker dat voor een professionele ontsluiting van het gestaag groeiende archief een grondige aanpak van de systematiek noodzakelijk was. Alleen dan kon de verzameling ook echt toegankelijk gemaakt worden. En alleen dan zouden bronvermeldingen met betrekking tot documenten uit het Ploegarchief niet meer verwijzen naar een moeizame zoektocht, maar leiden tot de daadwerkelijke vindplaats.

systematiek die het daarbij mogelijk maakt de toekomstige groei van het archief op te nemen. Vervolgens zijn relevante archiefstukken gedigitaliseerd en gekoppeld aan de inventaris. Ook zijn scans gemaakt van bijzonder drukwerk van De Ploeg, zoals het Blad voor Kunst, Het Kouter en bijzondere catalogi. De originelen hiervan bevinden zich in de collectie van het museum; de scans zijn eveneens aan de inventaris gekoppeld. Tevens werd het project aangegrepen om het Werkman Archief in kopievorm te behouden voor Groningen. Dit waardevolle archief, eigendom van het Stedelijk Museum, bevindt zich als bruikleen tijdelijk in het Groninger Museum. Relevante documenten uit dit archief zijn gedigitaliseerd en gekoppeld aan de online inventaris van het Werkman Archief.6 Op 26 juni, tijdens de Ploegdag die het museum en de Stichting De Ploeg jaarlijks gezamenlijk organiseren, is het project afgerond met de lancering van de digitale inventaris voor het publiek.7

Met dit doel voor ogen is in 2009 gestart met wat in de wandelgangen ‘project Ploegarchief’ ging heten.5 Gedurende het project kwam een overzichtelijke inventaris tot stand, die inzichtelijk maakt welk materiaal de verzameling omvat. Een

Samenwerking RHC Groninger Archieven Voor de uitvoering van het project zocht het Groninger Museum de samenwerking met het RHC

Tijdens de samenstelling van de nieuwe inventaris – sowieso een tijdrovende klus voor vijftien meter archief – kwamen verschillen in benadering van het begrip ‘archief’ aan het licht tussen museum en de Groninger Archieven. In de ogen van de archivarissen gingen wij museummensen wat losjes om met het begrip archief. Waar wij op het museum gemakshalve spreken over het ‘Ploegarchief’, zou dat volgens officiële archivistische begrippen betekenen dat hiermee het archief van de Kunstkring De Ploeg wordt aangeduid; alle documenten die De Ploeg zelf opgesteld of ontvangen heeft. Het Groninger Museum kan in die optiek dan ook nooit een ‘Ploegarchief’ vormen. En, voor alle duidelijkheid, het archief van Kunstkring De Ploeg berust al sinds jaar en dag bij de Groninger Archieven.8 De documentatie die het Groninger Museum in de loop der jaren bijeenbracht, vormt daarom dan ook geen archief, maar een verzameling. Een verzameling documenten, die volgens een bepaald criterium bijeen is gebracht. En het uitgangspunt van het museum was daarbij natuurlijk de collectie De Ploeg en het naoorlogs modernisme in Groningen als speerpunt in het museumbeleid. Verwarrend bij het opstellen van de nieuwe inventaris was, dat daarnaast wel degelijk archieven deel uitmaken van de totale verzameling. Bijvoorbeeld een aantal kunstenaarsarchieven: de documenten van Wobbe Alkema of Job Hansen die door de ­betreffende families aan het museum zijn 47


geschonken, vormen persoonlijke archieven van die kunstenaars. Maar ook het archief van Kunstenaarsgroep NU of bijvoorbeeld de correspondentie van het Groninger Museum vormen in die zin een archief. Het onderscheid was soms enigszins diffuus, documenten van verschillende herkomst werden door elkaar heen bewaard en het was nu en dan schipperen voor wat betreft de ordening. Maar het ontwarren van de knoop was bij de Groninger Archieven in goede handen en is uiteindelijk prima gelukt.9 Alle documenten zijn beschreven en kregen hun plek. Met de nieuwe inventaris heeft iedere gebruiker vanaf nu een overzichtelijke hoofdstukindeling tot zijn beschikking, aan de hand waarvan de weg door de Verzameling archivalia en documentatie betreffende De Ploeg en het naoorlogse modernisme in Groningen, van het Groninger Museum goed te volgen is.10 Rijp en groen Nu middels de inventarisatie de totale ‘verzameling archivalia en documentatie’ in kaart is gebracht, kan de balans opgemaakt worden ten aanzien van de inhoud: wat is er in de loop der jaren bijeengebracht? Er laten zich drie hoofdrubrieken herkennen. In de eerste rubriek zijn de documenten met betrekking tot De Ploeg geplaatst. Gezocht kan worden naar algemene stukken over de kunstkring, of naar specifieke informatie per kunstenaar. Eenzelfde indeling krijgt de tweede rubriek, over het naoorlogs modernisme in Groningen. Behalve de kunstenaars die hieronder geschaard worden, is bijvoorbeeld ook het archief van Kunstenaarsgroep NU hier terug te vinden. Juist in de doorgaande lijn die er te trekken valt van de vooroorlogse Ploegkunstenaars naar het naoorlogse kunstklimaat, zou hierin voor wat de kunstenaars betreft een overlap plaatsvinden. Maar voor de duidelijkheid zijn kunstenaars 48

Ansichtkaart van Hendrik de Vries aan Wobbe Alkema. (HdV ondervond door verlies van paspoort problemen in Barcelona)

Brief van Jan Wiegers aan Wobbe Alkema, waarin hij wordt aangenomen als Ploeglid

Uitnodigingsbrief voor oprichtingsvergadering De Ploeg. In kopievorm aanwezig in het archief.

steeds in een van de hoofdrubrieken geplaatst. Een derde rubriek betreft het Groninger Museum. De belangrijke rol die De Ploeg in het museumbeleid kreeg toebedeeld, zowel in de collectievorming als in het expositieprogramma, vindt eveneens zijn neerslag in documenten in het archief. En hoewel dit in de totale inventaris niet het meest uitgebreide hoofdstuk betreft, speelt het Groninger Museum natuurlijk een overkoepelende rol als de ‘archiefvormer’ van het geheel. Het museum heeft een belangrijke rol in de nog steeds actuele belangstelling en waardering voor De Ploeg.11 De balans kan opgemaakt worden aan de hand van de inhoudsopgave van de inventaris. Maar ook zijn gedurende het project alle stukken uit het archief door onze handen gegaan: rijp en groen, onbeduidende kattebelletjes, interessante aantekeningen, historische foto’s en waardevolle documenten. Met de aanduiding ‘onbeduidend’ moet natuurlijk zeer voorzichtig omgegaan worden in een archief. ‘Schijnbaar onbeduidend’ is al beter. Het belang van archiefstukken hangt af van het doel waarmee en de historische context waarin ze opgediept worden. En gehanteerde selectiecriteria nu, bepalen wat in de toekomst ‘opgegraven’ kan

worden. In deze archivalia en documenten ligt achtergrondkennis opgeslagen bij de kunstenaars en de kunstwerken uit de collectie van het Groninger Museum en zij kunnen daarom bijdragen aan de historische betekenisgeving en beeldvorming. Eigendom Groninger Museum Om gebruik te kunnen maken van specifieke mogelijkheden die de archiefinstelling biedt, is besloten om de verzameling na afloop van het project, fysiek onder te brengen bij het RHC Groninger Archieven. Belangrijke afweging hierbij was dat het archief door de digitale beschikbaarheid sowieso in de toekomst eenvoudig raadpleegbaar zal zijn, via een computerverbinding in het informatiecentrum van het Groninger Museum, of vanuit de eigen stoel thuis. De documenten kunnen daardoor meestal veilig opgeborgen blijven, terwijl de inhoud toch beschikbaar is. Maar nog belangrijker voordeel is dat voor wie de originelen wil inzien, het RHC Groninger Archieven uitgebreidere mogelijkheden kan bieden dan het Groninger Museum voor een efficiënte dienstverlening, met raadpleging van kwetsbare en unieke stukken op de studiezaal.

Mariëtta Jansen Conservator moderne kunst en De Ploeg Groninger Museum

Eddy de Jonge Directeur RHC Groninger Archieven

Hans Stienstra Hoofd Collectiebeheer RHC Groninger Archieven

Het ‘Ploegarchief’ is een belangrijke en veelgeraadpleegde vraagbaak! In onderzoek naar allerlei aspecten van De Ploeg, maar ook naar het naoorlogse kunstklimaat in Groningen, vormt de documentatieverzameling van het museum een bron van informatie. Vorig jaar was het dan ook even wennen toen de dozen die we altijd onder handbereik hadden naar de Groninger Archieven verhuisden. Maar ik ben heel blij met het resultaat. Door de nieuwe catalogus en de digitale toegankelijkheid is het archief nu echt ontsloten voor een breed publiek en ik hoop dat dit uitnodigt tot verder onderzoek naar zowel De Ploeg als het naoorlogse modernisme in Groningen.

Als het over Groninger kunst gaat kunnen het Groninger Museum en de Groninger Archieven niet zonder elkaar. De tentoonstellingen in het Groninger Museum hebben als basis het onderzoek in de Groninger Archieven. Daarom is het ook zo goed dat de laatste jaren steeds meer archieven van kunstenaars, galerieën e.d. in de Groninger Archieven belanden. Het wordt dan niet alleen gebruikt maar ook goed beheerd. Het archief van Kunstkring de Ploeg is één van de bijzonder cultuurarchieven. Het is fantastisch dat het nu digitaal gecombineerd wordt met het prachtige documentatiemateriaal uit het Groninger Museum. Gezamenlijk is het nu ondergebracht in een zelfde inventarissystematiek. Belangstellenden kunnen nu gewoon thuis alles bekijken en er mee aan het werk gegaan.

Het werk van diverse schilders van De Ploeg kende ik wel, hoofdzakelijk door het Groninger Museum. Ook las ik er wel eens over. Maar sinds wij de verzameling ‘De Ploeg’ van het Groninger Museum in bewerking hebben, is het veel meer gaan leven. Het blijft bijzonder om bijvoorbeeld brieven van schilders, zoals Alkema en Altink, in handen te hebben en te lezen wat zij vonden en dachten. Dan komt het verleden heel dicht bij. Plezierig en leerzaam vond ik de samenwerking tussen museum en archiefinstelling, instellingen met van elkaar verschillende taken, maar in dit geval met één doel: de omvangrijke verzameling archiefstukken en andere documenten betreffende De Ploeg toegankelijk te maken voor elke geïnteresseerde. Voor mijn collega’s en mijzelf was het een lastige, maar boeiende opdracht. 49


ADVERTENTIE

Het museum hecht er aan te benadrukken dat het archief voor een belangrijk deel zijn historische waarde ontleent aan de persoonlijke documenten en archieven die het Groninger Museum van particulieren mocht ontvangen. De zo genereus aan het museum geschonken archiefstukken werden in grote dank aanvaard en dit is absoluut niet veranderd. Nadrukkelijk moet gesteld worden dat het archief eigendom is en blijft van het Groninger Museum. Archief en documentatiemateriaal zijn onlosmakelijk verbonden met het museum en De Ploeg als een van de speerpunten in het beleid. Het museum beoogt met het project dit waardevolle archief nog zorgvuldiger te kunnen beheren, terwijl het door het benutten van de digitale mogelijkheden tegelijkertijd veel beter ontsloten kan worden voor het publiek. Of de dozen met archivalia daarbij in het depot van het Groninger Museum of van de Groninger Archieven staan, maakt voor het publiek dan wezenlijk weinig verschil. Voorgeschiedenis Met de realisering van dit project komen langgekoesterde plannen tot uitvoering. Uit documentatie in het Werkman Archief blijkt dat zich in 1995 een ad hoc werkgroep formeerde, met als doel om samen met het Groninger Museum een Werkman Documentatie Centrum op te richten.12 Han Steenbruggen stelde in 1998 namens het museum voor om het documentatiecentrum breder te maken en aan De Ploeg in totaliteit te wijden. Dit sloot aan bij voornemens van het museum om het onderzoek met betrekking tot De Ploeg te gaan verdiepen. Door de ontwikkeling van de moderne kunst zoals die zich in Groningen in en rondom De Ploeg voltrok beter in kaart te brengen, zou de kunsthistorische positionering van De Ploeg zowel in Nederlandse als in internationale context nader onderzocht

worden. De expositie De Ploeg – variaties in kleur, verf en vorm vormde de start, terwijl tegelijkertijd middels advertenties eigenaren van Ploegkunst gevraagd werden zich te melden, om op die manier een nieuwe informatiestroom op gang te brengen. Ook werd aangekondigd om binnen afzienbare tijd een Documentatiecentrum De Ploeg te openen, waar de verzamelde documenten ingezien konden worden, in originele- of kopievorm.13 Vanaf die tijd werd nog nadrukkelijker materiaal verzameld met als zeer belangrijk neveneffect dat particulieren documenten toezegden. Het archief groeide gestaag en de noodzaak tot het overzichtelijker ordenen van ‘de spullen’ nam toe. Vanaf november 2002 begon het archiveren van het ‘Ploegarchief’ aan de hand van lijsten per doos en per kunstenaar.14 Maar door de gestaag groeiende omvang van het archief dreigde een zoektocht door het materiaal steeds moeilijker te worden en hoopten de achterstanden zich langzamerhand op. Nu de nieuwe toegang tot de Verzameling archivalia en documentatie betreffende De Ploeg en het naoorlogse modernisme in Groningen, van het Groninger Museum gerealiseerd is, kan iedereen genieten van de verborgen pareltjes in dit archief. Ontroerend, hilarisch, informatief en historisch interessant. Het slordig getypte briefje, gedateerd ‘Groningen den 31 Mei’18’, lijkt onooglijk. Maar dat wordt heel anders als blijkt dat het hier gaat om de uitnodiging voor een vergadering met als doel ‘te komen tot oprichting van een kunstkring onder Groninger artisten’15, een briefje met verstrekkende gevolgen.16

1 Het napluizen (‘googlen’) van de in Wiegers’ brief genoemde omstandigheden geven de brief op andere wijze reliëf: nadat eind september Frankrijk, Engeland, Duitsland en Italië het verdrag van München sloten, volgde 10 oktober de bezetting door Duitsland van een deel van Tsjecho-Slowakije, het Sudetenland. Ondertussen teisterde begin oktober een zuiderstorm Zeeland. 2 Brief aanwezig in de Verzameling archivalia en documentatie betreffende De Ploeg en het naoorlogse modernisme in Groningen van het Groninger Museum 3 Ibid. 4 In 2005 schonken bijvoorbeeld de erven van Job Hansen zijn persoonlijke archief aan het Groninger Museum, het persoonlijk archief van Wobbe Alkema werd in 2006 door de erven van Alkema aan het museum geschonken en in 2008 schonk mevrouw D. Bijlstra-van der Zee de archivalia van Kunstenaarsgroep NU. 5 Dit project is mogelijk gemaakt dankzij belangrijke financiële ondersteuning door het Beringer Hazewinkel Fonds. 6 Deze inventaris, gemaakt in het kader van het Werkman Project, is raadpleegbaar via de website www.werkmanarchief.nl, www.groningermuseum.nl en www.groningerarchieven.nl . 7 Hierbij wordt zorgvuldig omgegaan met privacygevoelige gegevens, zoals namen en adressen van eigenaren van kunstwerken of recente correspondentie, die vanzelfsprekend niet via inventaris of internet wereldkundig gemaakt zullen worden. 8 Via www.groningerarchieven.nl, toegangsnummer 481. 9 Met dank aan de RHC Groninger Archieven voor de goede samenwerking, mn. aan Corné Hogardi, Hans Stienstra en Jaap Jan Hoogstins. 10 In te zien via www.groningermuseum.nl en www. groningerarchieven.nl 11 Zie ook A.M. Boersema-Bremmer, ‘De kunstwereld van De Ploeg’, in Mariëtta Jansen, Doeke Sijens, Ploeg Jaarboek 2010, Groningen 2011. 12 Collectiedossier Klingspor Museum, aanwezig in het Werkman Archief inv.nr. 181. De werkgroep bestond uit W. Koeneman, D. Jager, D. Asselberg, C. Hofsteenge, E. ter Harkel, P.C. van Voorst Vader. 13 I. Brul, De Ploeg: variaties in kleur, verf en vorm, in Groninger Museumkrant, aflevering juni-september 1998. Hetzelfde uitgangspunten wordt ook verwoord in een ongedateerde en niet ondertekende notitie, aanwezig in de Verzameling archivalia en documentatie betreffende De Ploeg en het naoorlogse modernisme in Groningen van het Groninger Museum. 14 Met dank aan Robert Kremer, die jarenlang deze lijsten nauwgezet heeft opgesteld en bijgewerkt. 15 Brief in kopievorm aanwezig in Verzameling archivalia en documentatie betreffende De Ploeg en het naoorlogse modernisme in Groningen van het Groninger Museum. Het origineel is in particulier bezit. 16 Dit artikel vormt een bewerking van twee aan het archief gewijde artikelen: Jikke van der Spek, ‘Toegankelijk voor een breed publiek’, in: Mariëtta Jansen, Doeke Sijens, Ploeg Jaarboek 2009, Groningen 2010; Jikke van der Spek, ‘Anarchie in het Ploegarchief?’, in: Mariëtta Jansen, Doeke Sijens, Ploeg Jaarboek 2010, Groningen 2011.

Jikke van der Spek is medewerker op de afdeling 20ste eeuwse kunst en De Ploeg en werkt onder meer aan de publiekstoegankelijkheid van de Verzameling archivalia en documentatie betreffende De Ploeg en het naoorlogse modernisme in Groningen. 51


Jan Wiegers (1893-1953) was in 1918 één van de medeoprichters van Groninger kunstkring De Ploeg. Tot dit gezelschap behoorden schilders zoals Jan Altink, Johan Dijkstra, Hendrik Nicolaas Werkman, Jan van der Zee en anderen. Ofschoon Wiegers door zijn bentgenoten al snel als een vooraanstaand en vooruitstrevende schilder werd beschouwd kreeg zijn kunstenaarschap kort na de oprichting van De Ploeg een verrassende wending. Een longaandoening maakte dat Wiegers in 1920 naar Zwitserland ging om te kuren en ontmoette in de omgeving van Davos, Ernst Ludwig Kirchner (1880- 1938), een van de belangrijkste leden van de Duitse schildersgroep de Brücke (1905-1913). De ontmoeting tussen Wiegers Jan Wiegers Music Hall, was/olieverf op doek, 100 x 82,5 cm, bruikleen Max Cohen, 2010 foto Marten de Leeuw

Jan Wiegers, Foto van de eerste versie van Music Hall van Jan Wiegers, door E. Thijszen, 1926

en Kirchner betekende niet alleen het begin van een vriendschap op schilderkunstig gebied maar had ook verstrekkende gevolgen voor de schilderkunst in Groningen. Nadat Wiegers in 1921 gezond en wel terugkeerde naar Groningen raakte ook een aantal andere kunstenaars binnen De Ploeg onder de indruk van de nieuwe, door Wiegers meegebrachte schilderkunstige mogelijkheden: een fel en contrastrijk kleurgebruik, hoekige vormen en deformaties werden toegepast op alledaagse onderwerpen zoals het landschap en het portret. Bovendien introduceerde Wiegers een nieuwe schilderstechniek, de wasverf. Er ontstond een expressionistische schilderkunst in Groningen die haar hoogtepunt beleefde in de jaren 1922-1927.

Max Cohen en Algemeen directeur van het Groninger Museum, Kees van Twist, tijdens de bruikleenoverdracht, Amsterdam 12 november 2010, foto Greta Cune

Music Hall Over een opmerkelijk schilderij van Jan Wiegers Mariëtta Jansen

Aan het eind van 2010 kreeg het Groninger Museum de beschikking over een bijzonder bruikleen. Voorlopig is hier voor de duur van een jaar het schilderij Music Hall van Ploeglid Jan Wiegers (18831959) te bewonderen. Bijzonder aan het werk is de duiscussie over de datering. Wanneer is het werk precies geschilderd? In 2008 ontstond enige commotie over dit werk dat door Sotheby’s in Amsterdam ter veiling werd aangeboden. De datering 1921 werd in twijfel getrokken door deskundigen op het gebied van de schilderkunst van De Ploeg.1 Zo zijn er van het schilderij Music Hall twee versies bekend: het door Sotheby’s aangeboden werk dat nu in het Groninger Museum hangt en een waarschijnlijk verloren gegaan schilderij waarvan een zwart-wit foto uit de jaren twintig is overgeleverd. De twee versies vertonen stilistisch opmerkelijke verschillen. Het aanvankelijke vermoeden dat de ene 52

versie onder de andere schuilging bleek echter onjuist. Een door het veilinghuis uitgevoerd röntgenonderzoek toonde aan dat van een onderschildering geen sprake was. In de Ploeg Jaarboeken van 2007 en 2008 - een gezamenlijke uitgave van het Groninger Museum, Stichting De Ploeg en Uitgeverij Philip Elchers - werd eveneens aandacht besteed aan Wiegers’ Music Hall. Zo schreef Ploegspecialist Han Steenbruggen, over de bewaard gebleven zwart- wit foto van dit werk: “Op de fotoafdruk is te zien dat met potlood op het glasnegatief het jaar 1922 is geschreven. Vermoedelijk duidt deze datering op het ontstaansjaar van het schilderij, aangezien de foto zo’n vijf jaar later is gemaakt door fotograaf E. Thijszen die indertijd veel foto’s maakte van schilderijen van Wiegers en andere leden van De Ploeg. (...) Het is niet ondenkbaar dat Wiegers het thema van het verloren gegane schilderij, met de zwart-witfoto als uitgangspunt in 1953 nogmaals uitwerkte. De ervaren schildershand

en zelfbewuste stilering, die ik meen waar te nemen- en die zo afwijken van de onbezonnen schilderslust uit de vroege jaren twintig- het verfgebruik en het stevige coloriet – Wiegers beschikte in de jaren na zijn terugkeer in Davos over zulke magere budgetten dat hij gebruik moest maken van inferieure decoratieverven- ennogmaals- de wijze van signering begunstigen deze hypothese,” aldus Steenbruggen.2 Het lijkt dan ook goed mogelijk dat Jan Wiegers in de nadagen van zijn kunstenaarschap een ’remake’ maakte van Music Hall. Ook op grond van stilistische ontwikkelingen binnen zijn werk rees het vermoeden dat de te veilen variant niet in 1921, zoals de datering op het schilderij aangeeft, maar veel later door Jan Wiegers werd geschilderd. De huidige en tevens eerste eigenaar van Music Hall, de heer Max Cohen, was bevriend met Jan Wiegers en kocht het schilderij naar aanleiding van een tentoonstelling van diens werk in 1953 in New York.

Het schilderij hing een aantal jaren later tevens op de retrospectieve tentoonstelling Jan Wiegers (1893-1959) die van 15 december 1960 tot en met 25 januari 1961 gehouden werd in het Stedelijk Museum in Amsterdam. In het eerstvolgende Ploeg Jaarboek, dat eind juni zal verschijnen, wordt uitvoeriger op Music Hall ingegaan. Daarnaast ligt het in de lijn der bedoelingen het werk dit jaar aan verder microscopisch onderzoek bloot te stellen. Ondertussen is het Groninger Museum de heer Max Cohen bijzonder dankbaar voor zijn genereuze gebaar Music Hall in bruikleen af te staan. Mariëtta Jansen is conservator 20ste eeuwse kunst 1 Zie bijvoorbeeld: Eric Nederkoorn, “Sotheby’s hield informatie achter over doek Jan Wiegers’’, Het Parool 2 juli 2008 2 Han Steenbruggen, ‘Ophef’, in: Doeke Sijens, Han Steenbruggen, Ploeg Jaarboek 2008, pp 84-85

53


Christiaan Jörg

Kom Porselein, rond 1700, diameter 34,0 cm, Het was niet bekend dat dergelijke grote kommen van Chinees porselein ook van een onderschotel voorzien konden zijn. Pas door de combinatie met de bijpassende schotel werd dat duidelijk.

Onderschotel porselein, rond 1700, diameter 50,8 cm De in totaal vijfentwintig verschillende scènes illustreren episoden uit de Chinese liefdeskomedie Xixiang Ji, hier bekend als de Roman van de Westelijke Kamer. Het verhaal is geschreven door Wang Shifu (ca. 1250-1300) en is ook nu nog bijzonder populair in China. Het beschrijft de liefde tussen student Zhang Gong met de mooie Yingying en de vele verwikkelingen die zich voordoen voor zij elkaar krijgen. De ontelbare gedrukte uitgaven zijn vaak geïllustreerd met houtsneden die weer als voorbeeld dienen voor porseleinschilders, zijdeborduurders, lakwerkers en andere ambachtslieden die gebruik maakten van de bekendheid van het verhaal door episoden daaruit op hun producten af te beelden en zo klanten te winnen. Hier volgen de scènes elkaar als in een stripverhaal op. Beginnend in de bovenste rij. Het centrale paneel toont de apotheose waarbij de geliefden elkaar kunnen huwen. Omdat iedereen het verhaal kende kon de schilder volstaan met enkele attributen van de figuren en de aanduiding van hun omgeving om een bepaalde episode aan te geven. Voor de Chinese toeschouwer was dat volstrekt duidelijk. Voor de 18de-eeuwse Europeaan zeker niet. Voor hem was het exotische karakter van de vele scènes weer interessant. 54

In het Starck paviljoen wordt van 2 juli t/m 2 september een tentoonstelling gepresenteerd van famille verte. Deze tentoonstelling wil een overzicht geven van het rijke bezit aan famille verte in het Groninger Museum, het Princessehof in Leeuwarden, Museum Boymans, het Rijksmuseum Amsterdam, het Haags Gemeentemuseum en de Van Diepen Collectie in Slochteren. De variatie in vorm en versiering wordt benadrukt worden, maar ook de betekenis van de voorstellingen. Merkwaardigerwijs is famille verte nog nooit onderwerp van een tentoonstelling geweest, ook niet in het buitenland, terwijl zelfs (vak)publicaties op dit gebied schaars zijn. Het Groninger Museum heeft dan ook een internationale primeur met dit onderwerp, dat voor de bezoeker extra attractief is omdat het gewoon om heel mooi geschilderde, luxueuze voorwerpen gaat die op zich al een genoegen zijn om naar te kijken. De 19e-eeuwse franse naam ‘famille verte’ heeft betrekking op

Jean-Marc van Tol - bekend van de strip Fokke & Sukke - maakte een tekening naar aanleiding van de opname van het AVRO-televisieprogramma ‘Nieuw in Nederland’, medio eind 2003/begin 2004, waarin de schotel werd getoond. Van Tol vond de rechts-links richting waarin de figuren op deze schotel acteren interessant. In het westen kijkt men links-rechts. Hij heeft de laatste scène op de schotel in de tekening op eigen wijze geïnterpreteerd.

een specifiek soort Chinees export porselein uit het eind van de 17de en begin van de 18de eeuw. In die tijd, onder de regering van keizer Kangxi (1662-1722), deden de porseleinfabrieken in China hun uiterste best om met nieuwe vormen en versieringstechnieken tegemoet te komen aan de eisen van hun klanten in China en daarbuiten. Famille verte is een van die nieuwe typen die bijzonder veel succes hadden. Het kenmerkt zich door een versiering in bovenglazuur emailkleuren waarin meerdere tinten groen overheersen. De versieringen zijn over het algemeen heel gedetailleerd en zorgvuldig geschilderd, vaak met accenten in goud. De voorstellingen tonen bloeiende planten, vogels, mythologische dieren en landschappen. Daarnaast zijn er veel voorstellingen met Chinese figuren die gebaseerd zijn op houtsneden in geïllustreerde Chinese boeken met oude heldenverhalen, romances, beroemde historische gebeurtenissen en andere literaire onderwerpen. Voor de Westerse toeschouwer zijn die scènes moeilijk te duiden en is vooral het exotische, ‘vreemde’ element interessant. Tegenwoordig worden er steeds

meer pogingen ondernomen om deze verhalende episoden op porselein te verklaren waardoor er een extra element wordt toegevoegd aan wat we zien. Famille verte werd in gespecialiseerde ovens gemaakt, zowel voor de binnenlandse Chinese markt (waar de figurale scènes natuurlijk wel werden begrepen) als voor de export. Juist in deze tijd begonnen Westerse handelscompagnieën in Canton (Guangzhou) thee en zijde te kopen, waarbij de aanschaf van porselein een interessante nevenactiviteit was. Soms werden er zelfs orders voor speciale vormen geplaatst, bijvoorbeeld voor kandelaars, glazenkoelers, po’s of terrines. Europese voorstellingen daarentegen zijn uiterst zeldzaam op verte, met uitzondering van een groep schotels waarop de wapens van Nederlandse steden en provincies worden weergegeven. Christiaan Jörg is hoogleraar aan de Universiteit van Leiden en gastcurator van de tentoonstelling

55


Kijkdozen In het voorjaar is er een kijkdozen wedstrijd georganiseerd voor kinderen van 6 t/m 8 en van 8 t/m 12 jaar. Na een instructiebijeenkomst in het museum zijn de kinderen naar huis gegaan met de opdracht om het auditorium van het museum opnieuw in te richten. Daarbij kregen ze de volgende richtlijnen: Mendini houdt van versieren, Mendini maakt graag gebruik van andere kunstwerken en Mendini werkt graag samen met anderen. Met deze richtlijnen zijn alle kinderen druk aan de slag gegaan.

Er werd hard gewerkt en de resultaten zijn beoordeeld door een vakjury, bestaande uit Caspar Martens, hoofd collecties van het museum, Els Sodenkamp, hoofd afdeling vormgeving Academie Minerva en Mannus van der Laan van het Dagblad van het Noorden. Deze wedstrijd was een samenwerking tussen Dagblad van het Noorden, V&D en het Groninger Museum. Juryrapport Kijkdozen Hoewel het aantal inzendingen een beetje tegenviel, is de jury zeer te spreken over de kwaliteit van de kijkdozen. Iedereen heeft erg zijn

best gedaan zo origineel mogelijk uit de hoek te komen. De opdracht luidde een auditorium in het Groninger Museum te ontwerpen onder het motto: Alles mag, maar wel moet in het ontwerp duidelijk naar voren komen dat Mendini de inspiratie is. Het leverde buitengewoon verrassende resultaten op. Bij sommige ontwerpen was de jury met stomheid geslagen over de aangeleverde kwaliteit. Wij bedanken alle kinderen voor hun creatieve inspanning. De jury heeft uiteindelijk een selectie gemaakt van de drie beste ontwerpen in twee leeftijds­ categorieën.

ADVERTENTIE Leeftijdscategorie 6 t/m 8 jaar:

Leeftijdscategorie 9 t/m 12 jaar:

1. Zen van Suchtelen van de Haare (7) Zen heeft een waanzinnig mooi ontwerp gemaakt, helemaal in de stijl van het Groninger Museum. Verrassend en kleurrijk. De stoel in deze verlichte kijkdoos verwijst naar de Mendinistoel. Er ligt een psychedelische tapijtje. Kortom, een mieterse kijkdoos.

1. Wout Kuipers (11) Een oogverblind mooi ontwerp, dat direct uitvoerbaar is. Het is perfect afgewerkt. En zeer professioneel aangeleverd met een boekje vol ontwerptekeningen. Wout kan zich meteen aanmelden bij Academie Minerva. Een groot talent!

2. Bente van den Bergh (6) Deze kijkdoos ziet er echt uit als een auditorium. Heel mooi gemaakt met een strak afgewerkt, verlicht plafond. Bijzonder is dat het publiek in de zaal niet bestaat uit mensen maar uit beesten. De kleurrijke stoelen staan schitterend in het gelid.

2. Henning van Suchtelen van de Haare (11) De prachtige plafondverlichting van de kijkdoos heeft de jury helemaal van zijn stuk gebracht. Het is uitgevoerd met ledlampjes en gekleurde rietjes. Er ligt een schitterende mozaïekvloer. Bijzonder: de ruimte is ingericht met waterstoelen.

3. Nina van Weringh (8) Een buitengewoon barok vormgegeven kijkdoos. Ze heeft net zoveel aandacht besteed aan de buitenkant als aan de binnenkant. Nina heeft zeer gevarieerde materialen gebruikt, met een keur aan steentjes en sterretjes. Wat een feest van kleuren!

3. Fauve Lagarde (10) Een prachtig ontwerp met wanden vol ogen, monden en oren. Er liggen banen gekleurd marmoleum op de vloer en er hangen grappige gordijntjes. Erg origineel en aangeleverd met een leuke begeleidende brief.

57


Mees is onder de indruk van het nieuwe Info center

De JuniorClub is een club voor kinderen van 7 tot en met 12 jaar. Het telkens veranderende tentoonstellingsprogramma en de bestaande collecties van het museum bieden fantastische mogelijkheden om kinderen voor het museum enthousiast te maken. Juniorclubleden worden meegenomen naar de tentoonstellingen en stropen de mouwen op in het atelier. Als lid ontdek je de geheimen van het museum, ben je bij een speciale kinderopening of zie je je eigen kunstwerk terug op de site. Beleef je een museumnacht? Ontmoet je kunstenaars of word je uitgenodigd voor workshops in kunstenaarsateliers? Het kan allemaal zomaar gebeuren. Je hebt je eigen JuniorClubwebsite, je bezoekt andere musea, organiseert een tentoonstelling, snuffelt in het depot en beleeft spannende dingen zoals een ontsnapping via de nooduitgangen. http://juniorclub.groningermuseum.nl

GIGAGEBEURD Op 18 december 2010 was het zover, de heropening van het gebouw was een feit. Voor het eerst in de historie van het Groninger Museum zijn de jongste vriendjes van het museum, de JuniorClub, uitgenodigd om de bruisende opening bij te wonen. De gelukkige ouders die door hun kind als introducé werden uitgenodigd beleefden een fantastische happening. Terwijl een grote groep JuniorClubleden zich verzamelde in de speciale designstudio in het Coop Himmelb(l)au paviljoen, vermaakten zij zich aan de zuurstofbar. De leden ontwierpen ondertussen voor het oog van hun ouders en alle andere gasten live hun design voor de Jas van Qee en toonden dit meer dan levensgroot op de muren van de designstudio.

58

QOMT DAT ZIEN! 2011 belooft weer een mooi jaar te worden voor de JuniorClub. Tijdens de jaarlijkse Ploegdag in juni krijgen de JuniorClubleden de kans hun bijzondere spullen te laten taxeren door een kunstkenner tijdens ‘tussen Qunst en Qitsch’, ondertussen een van de leukste tradities van de JuniorClub. Ook ‘De Nacht van Kunst & Wetenschap’ wordt iets om naar uit te kijken, exclusief voor de leden organiseert de JuniorClub van het Groninger Museum een ‘Mininacht’, waarin de kinderen een inspirerende avond beleven rond de tentoonstelling ‘Me Myself and I’ van de kunstenaar Chi Peng.

QOOLQEE Ondertussen wachten de leden in uiterste spanning op de uitslag van de ontwerpwedstrijd ‘Kleur de Jas van Qee 2010’. Een jury van kunstkenners heeft haar deskundig oordeel geveld… spannend… wat wordt de nieuwe mascotte voor de JuniorClub!? Ook uw (klein) kind kan meedoen met de wedstrijd. Maak hem of haar zo snel mogelijk lid, de nieuwe wedstrijd is alweer begonnen!

59


Luister, kijk, proef, geniet, beleef... ontdek De Nacht! In de nacht van 4 juni kun je wetenschappelijk en kunstzinnig talent ontdekken in de Nacht van Kunst en Wetenschap. Opmerkelijke plekken zoals het Academiegebouw, de Der Aa-Kerk of het Groninger Museum vormen dé podia om dit talent te komen bekijken, beluisteren, proeven en beleven. Dit nachtelijke festival is een cross-over vol wetenschap, muziek, theater, tentoonstellingen, kunst, workshops en experimenten. Zet al je zintuigen op scherp en ontdek Groningen van een hele andere kant. In 2009 was De Nacht al een enorm succes, dit jaar wordt het nog groter. Onder de vlag van City of Talent laat Groningen zich met De Nacht meer dat ooit gelden als de stad waar creativiteit de ruimte krijgen. Ruim 50.000 studenten en docenten zijn dagelijks bezig het beste uit zichzelf te halen. Dit doen ze niet alleen aan de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool of aan het UMCG maar ook in het Groninger Museum en de vele cultuurpodia in de stad. Al dit talent vormt samen met bekende artiesten het spectaculaire programma van De Nacht. Met achttien locaties verspreid over de binnenstad heb je op dit festival zoveel keuze dat je zintuigen tekort komt. Kom en beleef De Nacht van de Kunst en Wetenschap! Hoogtepunten uit de eigen collectie met een wetenschappelijke twist

Gedurende De Nacht kun je in het Groninger Museum alle exposities van het moment bezoeken. Hoogtepunten uit de eigen collectie heeft een gratis muziektoer. De Vuurvogel is een tentoonstelling waarin waar beleving van alle zintuigen de hoofdrol speelt. In De Nacht zijn er, toegespitst op deze tentoonstelling, lezingen over cognitie. Tijdens het festival zullen er ook rondleidingen gegeven worden door wetenschappers over de fototentoonstelling Me, Myself en I van Chinese fotograaf Chi Peng. De rondleiders laten je naar de foto’s kijken door een wetenschappelijke bril. De hoofdtentoonstelling Material World staat in het teken van hedendaagse kunst, design en mode waarbij materiaalgebruik en experimenteel materiaalonderzoek een belangrijke rol speelt. Je vindt er bijvoorbeeld een jurk met 3d rapid prototyping geprinte ornamenten van Marga Weimans. 60

Maar ook bezielde objecten voor in de woonkamer van designers Pieke Bergmans en Nacho Carbonell. Bijzondere kunst van Alon Levin, Karen Sargsyan en Maartje Korstanje. De ambachtelijke jurken van radicaal materiaal door Iris van Herpen en objecten van designer Joris Laarman die in zijn ontwerpen de grenzen van de wetenschap op zoekt. De wetenschap achter restauratie: Arts 4 Science

Restauratie is een kunst op zich, maar er komt ook veel kennis bij kijken. Marjan de Visser is hierin gespecialiseerd in restauraties en verzorgt een lezing over de zoektocht naar de waarheid achter een schilderij of een gebouw. Twitter&

In het nieuwe informatiecentrum van het Groninger Museum wordt tijdens De Nacht aandacht besteed aan social media, in het bijzonder aan microweblog Twitter. Onder de titel ‘Twitter&...’ vinden verschillende activiteiten plaats, die zowel voor de gevorderde als de beginnende Twitteraar interessant zijn. Bekende en minder bekende Twitteraars geven korte presentaties over onder andere Twitter&politiek, Twitter&marketing, Twitter&kunst, Twitter&de samenleving, Twitter&criminaliteit, Twitter&wetenschap. Daarnaast kun je een interactieve demo van informatieanalyse uit Twitter. Op een SocialWall kun je tweets over De Nacht live volgen en als je nog niet twittert maak je met behulp van de tips direct een vliegende start! Muziek in het Museum Speciaal voor De Nacht van Kunst & Wetenschap wordt het Auditorium ingericht als muziekzaal. Daar luister je naar sfeervolle muziek van Eefje de Visser, I am Oak, The Bear That Wasn’t uit België en Stranded Horse uit Frankrijk. De laatste drie gaan ook een speciaal nummer schrijven voor de komende muziektoer van het museum. Op uitnodiging schrijven bands songs bij kunstwerken die je kunt beluisteren via een multimediatoer. De huidige muziektoer is deze avond ook beschikbaar. In de hal kun je door middel van een interactieve voorstelling je

eigen muziek maken. Op de Museumbrug zorgen de Pedro Delgados tijdens De Nacht voor een fijne, gezellige straatsfeer met hun opzwepende bluegrass muziek. Je wordt erin meegezogen en voor je het weet sta je een half uur op straat! Ook wordt op de Museumbrug een dansvoorstelling verzorgd door dansers en de choreografe Isabelle Beernaert. Zij is bekend van de RTL TV-programma’s So You Think You Can Dance en The Ultimate Dance Battle. De bekende choreografe geeft tijdens de avond ook tweemaal een dansworkshop in het pand van de Usva. Pecha Kucha

Japanse invloeden proef je tijdens De Nacht in de Job Lounge. Hier vinden Pecha Kuchas plaats. Pecha Kucha is een fenomeen waar sprekers met interessante, bizarre en bijzondere verhalen met behulp van 20 afbeeldingen hun verhaal vertellen. Per afbeeldingen krijgen ze slechts 20 seconden de tijd. Pecha Kucha staat dus garant voor flitsende presentaties over bijzondere onderwerpen en is zeker het bekijken waard! Jeugd & De Nacht

De foto’s van de Chinese kunstenaar Chi Peng zijn echte technische hoogstandjes. In het Groninger Museum leren kinderen de techniek van het photoshoppen kennen. Na afloop van een rondleiding over de tentoonstelling ‘Me myself and I’ zijn zij zelf het stralend middelpunt in een foto, die op bijzondere wijze tot stand komt…. Alle kinderen van 7 t/m 12 jaar kunnen gratis deelnemen aan de mininacht voor kunst en wetenschap, een gecombineerd programma van het Groninger Museum en het Universiteitsmuseum. In het Groninger Museum start het bezoek om 18.00 uur, 18.30 uur of 19.00. Opgeven is noodzakelijk, via jonne@nachtvankunstenwetenschap.nl. Verder in de stad tijdens De Nacht van Kunst & Wetenschap

Naast genieten van het brede cultuuraanbod in het Groninger Museum kun je dansen op het NS-station , poptalent ontdekken in Academie Minerva en bij het 3FM Serious Talent Stage op het Waagplein. Via de

Folkingestraat, compleet ingericht als festivalstraat met voorstellingen op onverwachte plekken kom je uit op de Vismarkt. Dit is het bruisend middelpunt van de route met het grote muziekpodium. Hier spelen onder andere Tim Knol, Go Back To The Zoo en als afsluiter de Zweedse electroband Slagsmålsklubben. Vlakbij de Vismarkt staat de Der Aa-kerk, die voor één nacht ‘Kerk der Wetenschappen’ is. Daar kun je molecuulbouwen, chemisch koken en meedoen aan experimenten. Feel the energy, feel the chemistry! In de Openbare Bibliotheek ontdek je dat duurzaamheid geen thema is voor de geitenwollen sokken. Als je op weg bent naar een andere locatie, bijvoorbeeld het Grand Theatre, merk je dat er ook op straat van alles gebeurt. Er rijdt bijvoorbeeld een te smalle Duitse auto rond en je kunt een duik nemen in een Vespa. Ben je eenmaal aangekomen bij het theater aan de Grote Markt, maak je dan maar op voor de spectaculaire premières van Club Guy & Roni en Random Collision. Of ga in het Academiegebouw naar een speciale voorstelling van het NNT. Daar kun je je trouwens ook uitleven op de wanden die je voor de gelegenheid helemaal mag volschilderen. Het Pavlov E-Lab pakt er op verrassende wijze uit en of dat nog niet genoeg is zorgt Gijs van Rhijn, winnaar van het Leids Cabaretfestival, voor scherp en ad-rem vermaak. Kortom: De Nacht bruist van de energie en borrelt van de chemie. En dat tot in de kleine uurtjes! Niks meer missen over het programma? Volg De Nacht!

Wil je de rest ook weten en op de hoogte gehouden worden van de laatste ontwikkelingen en nieuwe projecten? Meld je dan op de website aan voor de nieuwsbrief, volg @denacht op Twitter of denachtvankunstenwetenschap op Facebook. Ticketverkoop Enthousiast geworden? Tickets zijn te koop via www.denachtvankunstenwetenschap.nl en bij de Universiteitswinkel aan de oude Kijk in ’t Jatstraat. De prijs tijdens de voorverkoop (tot en met 3 juni) bedraagt € 7,50. Op 4 juni kosten de tickets € 10,-. Kinderen t/m 12 jaar kunnen gratis mee. 61


Er gebeurt iets op de gang Een ‘nieuw’ werk van E.G. Wassenbergh (1729-1781) Egge Knol

Elisabeth Geertruida Wassenbergh (1729-1781) Er gebeurt iets op de gang, 34 x 46 cm Foto Groninger Museum (Marten de Leeuw)

Detail. Goed te zien is het behang en de meerman van het bovendeurstuk.

Het Groninger Museum verwierf met steun van de VVGM vorig jaar opnieuw een kunstwerk van Elisabeth Geertruida Wassenbergh met de mysterieuze titel Er gebeurt iets op de gang. De vrienden waren ook betrokken bij twee eerdere aankopen van haar werk. In 1995 werd een zelfportret uit 1754 aangekocht en in 2006 werd een genrestuk getiteld Terug van de vismarkt verworven. Het pas aangekochte werk is het tiende werk van deze kunstenares in ons museum.

Fockens. Ze behoorde nu echt tot de elite van de stad. Onbekend is of ze na haar huwelijk nog geschilderd heeft.

Elisabeth Geertruida Wassenbergh Elizabeth had haar schilderstalent niet van een vreemde. Haar vader, Jan Abel, (1689-1750) was behalve kunsthandelaar ook een zeer gewaardeerd portrettist van de toenmalige Groningse elite. Bovendien schilderde hij plafond- en schoorsteenstukken. Elizabeth kreeg schilderlessen van haar vader, evenals haar broer Jan (17161763). Behalve Jan had Elizabeth nog een vijftal broers en zussen. Op het afgebeelde zelfportret is Geertruida 25 jaar oud. Ze is dan al een gerespecteerd schilderes die bijvoorbeeld een zichtzending van haar werk aan vrienden in Amsterdam stuurt. Op 8 februari 1778 - ze is dan al 48 jaar oud - huwde ze met de jurist Jan Tiddo 62

Haar werk Helaas is er weinig bekend over het werk van de schilderes. In totaal noemt Joop van Roekel in zijn monografie over de familie Wassenbergh (2006) drie tekeningen (GM), vijf portretten (4 in GM) en zeven genrestukken (2 GM & 1 Rijksmuseum). Het nu verworven werk noemde hij niet zodat er thans 16 werken bekend zijn. Het nieuw verworven schilderij is bij verre het grootste in de collectie van het Groninger Museum. Het paneel meet 34 x 46 cm, zodat gelijk vaststaat dat haar werk bescheiden maten kende. Met dit schilderij wordt niet alleen het werk van Elisabeth Wassenbergh weer wat beter bekend. Het is ook interessant omdat werk van vrouwelijke kunstenaars uit voorbije eeuwen schaars is. De schilderijenverzameling Roelfzema Het niet gesigneerde werk stelt een gezelschap in een deftige kamer voor, waarbij door het raam een naar binnen glurende man is te zien, terwijl op de gang een man een vrouw enthousiast bij haar middel grijpt. De voorstelling past naadloos bij een beschrijving uit 1863

en het bekende werk van Elisabeth Wassenbergh. Die beschrijving is ontleend aan de veiling in 1863 van de kunstverzameling van Pieter Roelfzema en zijn vrouw Albarta ten Oever, die woonden in de Poelestraat. Verzamelaar Roelfzema, oud-burgemeester van Groningen, was getrouwd met Albarta ten Oever die zelf ook als kunstenares werkzaam was. Op de veiling werd onder nummer 212 het volgende kavel omschreven: Vijf kabinetstukjes in eiken houten kastjes door ­mejuffrouw Wassenberg, alles miniatuur, voorstellende: a Een vertrek rijk van ordonnantie, waarin drie dames bij elkander benevens een meid en een klein meisje, terwijl een heer de deur inkomt, in het verschiet een meid staande in de gang. b Een dito als de vorige waarin drie dames en een heer bijeen zittende en staande, in het verschiet een heer en dame, terwijl een andere heer door het venster gluurt. c Een dito als de vorige waarin een vrouw zich kleedt, terwijl een andere haar het keurslijf aangeeft en een derde de kleeding aanbrengt, verder eene meid bij een ledikant met ander bijwerk. d Een dito als de vorige, waarin een Doctor eene zieke dame de pols voelt, terwijl een andere dame de deur intreedt, verder een kind zijnde Cupido in moderne kleeding met een pijl in de Doctor zijn hoed schietende, wijders een oude vrouw zittende bij het bed, met ander bijwerk e Een dito als de vorige, waarin een zieke dame door een Doctor bezocht wordt, die een glas in de hand houdt, terwijl een andere dame haar ondersteunt en een derde voor haar staat, een meid maakt het bed op terwijl een oude vrouw loopend met een krukje een blaadje met confituren aanbrengt, met veel bijwerk. De kunsthistoricus Dr. A. Wassenbergh besprak deze stukken. Hij kende het onder a beschreven werk als Le visiteur indiscret uit 1756 en het onder d beschreven werk als een werk getiteld Het doktersbezoek dat zich nu in het Rijksmuseum bevindt. De beschrijving onder b past precies bij het nieuw verworven schilderij. Aangenomen wordt dat de datering 1756 voor alle vijf kabinetstukjes geldt, maar dat is niet zeker. De precieze betekenis van haar genrestukjes is niet altijd duidelijk, maar een erotische ondertoon ligt er doorgaans bovenop en het is bekend dat in de negentiende eeuw het werk van Elisabeth Wassenbergh als ondeugend werd ervaren. Groningse interieurs verbeeld De genrestukjes van Elisabeth Wassenbergh zijn niet alleen leuke schilderijen maar geven ook een prachtig beeld van Groninger interieurs. Het hoeft niet een specifiek interieur te zijn dat letterlijk zo bestond in de haar tijd, maar ze haalde de elementen voor haar interieurs wel uit haar directe omgeving. Op het schilderij Terug van de vismarkt gebruikte ze een zelfde roodbeklede stoel als

waar De luie student op het gelijknamige schilderij van haar broer Jan Wassenbergh op zit. Bij de studie van het Groninger interieur in de 17e en 18e eeuw heeft Dr. Johan de Haan dankbaar van haar werk gebruik gemaakt. Het is dus goed mogelijk dat het geschilderde behang, de rijk bewerkte deur en het bovendeurstuk waar een stukje te zien is van de zeegod Poseidon (Neptunus) met zijn gevolg daadwerkelijk in een Groninger huis aanwezig zijn geweest. De linker onderhoek van het bovendeurstuk toont een op de hoorn blazende meerman die de zeepaarden van Poseidon begeleid. De twee zichtbare zeepaarden zullen wellicht met enkele collega’s aan de rechterkant de koets van de zeegod Poseidon hebben getrokken. Op hun rug zaten zijn dochters de Nereïden, die echter op het schilderij net buiten beeld vallen. Op de gang is nog een linker onderhoek te zien van een bovendeurstuk met een op de rug geziene op een bed liggende vrouw die iets of iemand lijkt te ontvangen. Het roept herinneringen op aan het schoorsteenstuk de Danae en de gouden regen van haar vader Jan Abel Wassenbergh. De drie bewaard gebleven tekeningen van Elisabeth tonen vergelijkbare klassieke voorstellingen met deels naakte lichamen en draperieën al zijn het wel andere voorstellingen. Detaillering Elisabeth Wassenbergh was zeer nauwkeurig in haar werk. Op een uitvergroting van de foto van de muur zijn prachtig de banen te zien van het geschilderde behang met donkergroenblauwe bladeren met hiertussen vogels. Ook de scheiding tussen de behangbanen zijn aangegeven. Dergelijk behang is bijna niet bewaard gebleven zodat een schilderij als dit daarvoor ook een belangrijke bron van informatie is. De kleding van de dames met wijde kostuums en korte kapsels met een bloementuiltje past geheel bij het midden van de achttiende eeuw. Dat geldt ook voor de wijd uitlopende rug met plooien. De halsband met strik en het bloementuiltje is ook bekend van een schilderij van Madame de Pompadour. De waaier is ook geheel van die tijd. Onnodig te zeggen dat ook het schaarse meubilair past in dezelfde tijd. Vergelijkbare meubels zijn nog op de Menkemaborg te zien. Het lijkt er op dat het speeltafeltje bijna gebruikt zou gaan worden waarvoor het is bedoeld. Daarmee is het vrolijke schilderij voor Groningen en het Groninger Museum belangrijk want het laat goed zien hoe welvarende Groningers in hun prachtige huizen leefden. Van die huizen staan er nog de nodige in de stad en zelfs de betimmeringen of deuren zijn er soms nog, maar de stoffering van de wanden, de meubels en de weelderig geklede mensen zijn wel geheel verdwenen. Het schilderij geeft ons een glimp op een verdwenen wereld. Egge Knol is conservator archeologie, geschiedenis en oude regionale kunst(nijverheid) 63


literatuur:

Roekel, J. van, 2006: De schildersfamilie Wassenbergh en een palet

Ast-Boiten, L., 1998: Elisabeth Geertruida Wassenbergh, zelfportret,

van tijdgenoten. Groningen

Bulletin Vereniging van Vrienden van het Groninger Museum 50, 27-31.

Vos, A.T., 1943: Van een Groningsche schilderes en haar

Haan, J. de, 2005: Hier ziet men uit paleizen.Het Groninger interieur in

kunstverzameling (Albarta ten Oever) Groningsche volksalmanak 1943,

de zeventiende en achttiende eeuw. Assen.

110-131.

Knol, E., 2006: Terug van de vismarkt, een onbekend werk van Elisabeth

Wassenbergh, A., 1947: Elisabeth Geertruida Wassenbergh 18de

Geertruida Wassenbergh (1729-1782), Stad en Lande 15 (3), 16-17 &

eeuwsche schilderes van gezelschapstukken te Groningen. Oud Holland

omslag.

62, 194-200.

Knol, E., 2011: Voor Groningen verworven in 2011. Stad en Lande 20(1), 22-27 & omslag.

ADVERTENTIE

25 mei 2011 aanvang: 19.30 uur ledenjaarvergadering Ledenjaarvergadering met aansluitend een lezing over de tentoonstelling van de Chinese fotograaf Chi Peng. De lezing zal gehouden worden door Steven Kolsteren, hoofd educatie. Uiteraard is er vervolgens gelegenheid de expositie te bezichtigen. 28 juni 2011 Lezing over De Ploeg door Jikke van der Spek naar aanleiding van de expositie De Ploeg en het naoorlogse modernisme in Groningen. De aanleiding voor deze expositie is de lancering van het vernieuwde archief van het Groninger Museum rondom collectie De Ploeg en het naoorlogse modernisme in Groningen. Medio (13 of 20) september Vriendenavond over de expositie van fotograaf Ruud van Empel met een inleiding door de kunstenaar zelf. Eind november Mariëtta Jansen houdt een inleiding bij de expositie over Ploeg-schilder Jan Altink (19/11/2011-8/4/2012. Januari 2012 Nieuwjaarsreceptie VVGM

Gezocht: bestuurslid Het bestuur van de VVGM is op zoek naar versterking. We zijn op het moment onderbeMANd. We zoeken iemand : • die zich zeer betrokken voelt bij het Groninger Museum • die tijd en zin heeft om actief mee te werken aan het organiseren van onze activiteiten • die het interessant vindt om mee te denken over de toekomst van de VVGM.

Maart 2012 Lezing door Christian Jörg naar aanleiding van de tentoonstelling over Famille Verte porselein (19/6/2011-8/4/2012)

Lijkt het u leuk om deel te gaan uitmaken van ons bestuur, mail dan naar: vrienden@groningermuseum.nl.

Uiteraard ontvangt u te zijner tijd via post of email nog een uitnodiging voor de genoemde activiteiten. U kunt u pas opgeven als u een uitnodigingsbrief heeft ontvangen.

Geef ook een kort beeld van uw achtergrond en uw betrokkenheid bij het museum. Inlichtingen kunt u inwinnen via: vrienden@groningermuseum.nl

65


ER KLINKT MUZIEK IN DE MENKEMABORG Ida Stamhuis

Muziek in de Menkemaborg is het thema voor 2011, want het bijzondere kabinetorgel uit 1777 is gerestaureerd en eindelijk kunnen we horen hoe de 18de-eeuwse klank is. Niet alleen muziek, maar ook over (h)eerlijk eten en drinken in de 18de eeuw is er meer te zien, te ruiken en te lezen in bepaalde kamers, waaronder natuurlijk de keuken.

ADVERTENTIE

De Menkemaborg en het Groninger Museum In oorsprong is de Menkemaborg een 14de-eeuws steenhuis, een rechthoekige toren, waaraan door de eeuwen heen delen zijn aangebouwd. De naam Menkema komt voor in 14de- en 15de-eeuwse archiefstukken, maar over deze familie is niets bekend. In de 17de eeuw bewoond de familie Clant de borg en van het echtpaar Osebrandt Clant en Josina Manninga zijn de portretten uit 1611 aanwezig in de borg. Zij hebben, volgens een gevelsteen, in 1614 het gebouw hersteld en uitgebreid met een vleugel. In 1682 koopt Mello Alberda het landgoed en na zijn overlijden erft zijn zoon Unico Allard de Menkemaborg. Na zijn huwelijk in 1701 met Everdina Cornera van Berum wordt het huis ingrijpend verbouwd en krijgt het de barokke symmetrische indeling, zoals nu nog te zien is. Diverse authentieke interieurelementen zijn bewaard, zoals de imposante gebeeldhouwde schouwen door beeldsnijder Jan de Rijk met daarin mythologische voorstellingen geschilderd door Hermannus Collenius. Ook een

opmerkelijk beschilderd inloopbuffet in de herenkamer en de keuken met het oorspronkelijk fornuis en de plavuizenvloer stammen uit deze tijd. De familie Alberda bewoonden de borg tot in 1902 de laatste bewoner Gerhard Alberda van Menkema en Dijksterhuis overleed. Zijn erfgenamen schonken in 1921 de Menkemaborg aan het Groninger Museum. De andere borg van de familie, de borg Dijksterhuis bij Pieterburen werd helaas in 1902 afgebroken, maar er zijn nog diverse objecten uit deze borg te zien op de Menkemaborg, waaronder de grote toegangspoort en de leeuwen voor de brug over de binnengracht. Na herstel en herinrichting van tuin en singel en de restauratie van de gebouwen werd de Menkemaborg in 1927 opengesteld voor bezoekers. Het Groninger Museum is nog steeds eigenaar, evenals van het grootste deel van de collectie. Veel van deze voorwerpen zijn afkomstig van Groninger families of hebben in één van de vele afgebroken borgen gestaan. Sinds 1969 zorgt de Stichting Museum Menkemaborg voor de exploitatie en beheer van het museum. Het schathuis, de voormalige boerderij naast de borg, is gedeeltelijk bewaard gebleven en hierin is een café-(pannenkoeken) restaurant gevestigd. Bijzonder kabinetorgel In de grote zaal van de borg staat een groot kabinet waarin een orgel schuil gaat. Wanneer de deuren geopend zijn, zijn alleen de frontpijpen zichtbaar, maar in de kast staan nog bijna 400 houten

en metalen orgelpijpen opgesteld. De namen van de Amsterdamse orgelbouwers staan in het midden op de kast en het zijn H. A. Groet & J.J. Vool en het jaartal 1777. Van Hermannus Adolphus Groet is opmerkelijk genoeg alleen dit orgel bekend. Van Jan Jacob Vool daarentegen zijn nog wel huisorgels bewaard gebleven, vooral uit de periode rond 1800, die alle van grote artistieke kwaliteit getuigen. Dit kabinet is gemaakt van eiken waarop een dunne laag fineer van mahoniehout is gelijmd. In 1983 is de kast gerestaureerd en de beelden bovenop de kast kregen hun oorspronkelijke kleur. Herkomst Het kabinetorgel werd in 1935 geschonken aan het Groninger Museum met de bedoeling het op te stellen in de Menkemaborg. De schenking werd gedaan door de kerkenraad van de Doopsgezinde kerk van Zijldijk, want zij kon het orgel niet meer gebruiken, omdat ‘het ouwe mensch nog al veel last had van verkoudheid…’. Een dergelijk orgel past ook beter in een huis waar het tot 1914 ook had gestaan, namelijk in het huis ‘Waarhoek’ te ’t Waar bij Nieuwolda. In 1774 had Sebo Hendriks van Houten dit huis gekocht en er een houtzaagmolen naast gebouwd. Naast landbouwer en houthandelaar was hij ook leraar van de plaatselijke doopsgezinde gemeenschap en het, toen nieuwe, huisorgel zal ongetwijfeld bij bijeenkomsten bespeeld zijn. Het kabinetorgel is familiebezit gebleven tot het door Sebo van Houten in 1914 67


ADVERTENTIE

verkocht werd aan de Doopsgezinde kerk te Zijldijk, waar het twintig jaar heeft gestaan. De toestand van het orgel was nog zodanig, dat het tussen 1935 en 1965 diverse malen heen en weer verhuisde tussen de Volkshogeschool ’t Oldörp, waar ds. Gaaikema directeur van was, en de Menkemaborg. De conditie van het orgel was uiteindelijk zo slecht, dat het binnenwerk opgeslagen werd op zolder. Er werden pogingen ondernomen om het orgel te laten restaureren, maar financieel bleek het toen niet haalbaar. Het bestuur van de Stichting Museum Menkemaborg heeft in 2004 de draad weer opgepakt en een orgelrapport laten opstellen door orgeladviseur Stef Tuinstra. Het onderzoek heeft aan het licht gebracht dat het orgel in twee bouwfases tot stand is gekomen. De eerste was in 1777 gereed, de andere in 1844. De uitbreiding in 1844 werd gedaan de orgelmaker H.E. Freytag, de laatste Nederlandse vertegenwoordiger van de Schnitger-traditie en is ambachtelijk op een hoog peil en in artistiek opzicht traditioneel uitgevoerd. De wijze van werken in 1844 heeft ook tot gevolg gehad dat de meest waardevolle elementen voor een authentieke klank, en daarmee voor een stijlvolle uitvoering van oude muziek, volledig behouden zijn gebleven. De oorspronkelijke toonhoogte, stemming en winddruk konden zo weer worden toegepast, waardoor ook het oudste pijpwerk optimaal tot haar recht komt. Het kabinetorgel heeft een monumentstatus en van de Rijksdienst

voor het Cultureel Erfgoed werd in 2009 subsidie toegekend. Het resterende bedrag werd ontvangen van de gemeente Eemsmond, de provincie Groningen en diverse fondsen en particulieren. De restauratie werd uitgevoerd door orgelmakerij Mense Ruiter te Zuidwolde (Gn). Op 15 april werd het orgel officieel in gebruik genomen en verscheen er een publicatie over de geschiedenis en restauratie van dit bijzondere orgel. Eenvoud is goud Groningen is in 2011 hoofdstad van de smaak onder de titel ‘Eenvoud is goud’ en in de Menkemaborg staat eten en drinken in de 18de eeuw centraal, toen ‘eerlijk’ eten van eigen bodem heel normaal was. Wat at en dronk de adellijke familie Alberda in de 18de eeuw op hun zomerhuis? Wat voor tafelgerei en gebruiken had men? Hoe werd het voedsel bereid en hoe kwamen ze aan de benodigde recepten en ingrediënten? In een aantal kamers wordt hierover meer informatie gegeven en krijgt de bezoeker een kijkje in keuken over wat de familie zoal voorgeschoteld kreeg. Het 18de-eeuwse kookboek van de familie is daarbij een bron van informatie. Groenten als artisjok en asperge worden verwerkt in recepten en groeien daarom ook in de keukentuin waar nog veel meer ‘vergeten’ groenten worden verbouwd. Geurige specerijen zijn te vinden in de keuken en in de keukentuin zijn de kruiden te ruiken. In de weilanden liggen de visvijvers, de viskenij en het snoekengat en niet alleen visrecepten,

maar ook een recept om vis te vangen is te vinden in het kookboek. Leuke tip: audiotour Voor kinderen en voor volwassenen is er een leuke audiotour beschikbaar, waardoor ze meegenomen worden terug in de 18de eeuw. De kinderen maken een spannende tocht, waarin Gerhard en Susanna Alberda aan het woord zijn. Hun ouders, Unico Allard en Christina Alberda, vertellen de volwassenen allerlei wetenswaardigheden. In beide auditours vertellen ook de meiden over waar ze mee bezig zijn. Ida Stamhuis is directeur-conservator van de Menkemaborg

Adres: Museum Menkemaborg Menkemaweg 2 9981 CV Uithuizen tel 0595 431970 info www.menkemaborg.nl Openingstijden Huis en tuin zijn open van maart tot en met september van dinsdag tot en met zondag van 10.00 tot 17.00 uur en in juli en augustus ook op maandag open. Van oktober tot en met december van dinsdag tot en met zondag van 10.00 tot 16.00 uur. De Menkemaborg is eenvoudig te bereiken per auto (via de N46 richting Eemshaven of de N361-N363 via Winsum en Warffum) of per trein richting Roodeschool (station Uithuizen) en ca. 10 minuten lopen.

69


Zaalverhuur in het Groninger Museum: ontvangsten tussen de kunst

ADVERTENTIE

Het Groninger Museum is een geweldige locatie om gasten te ontvangen voor een vergadering, zakelijke bijeenkomst, borrel of diner. Omringd door unieke kunstwerken en prachtige zalen bieden wij gastvrijheid op hoog niveau. Een ontvangst in het Groninger Museum biedt uw gasten entertainment en inspiratie. Het combineert de mogelijkheid om rustig te dwalen tussen de kunstwerken en gastvrijheid in prachtig ontworpen omgeving. De ligging is ideaal: direct tegenover het station en in de binnenstad van Groningen.

Het gebouw is kleurrijk en door de postmoderne architectuur een kunstwerk op zich. De zalen hebben door het design een unieke uitstraling die zakelijke gasten zal verrassen en inspireren. We bieden wat de inrichting betreft meer smaken en variaties. De catering is in handen van het Mendini Restaurant. De voortreffelijke Italiaanse en mediterrane keuken staat garant voor kwaliteit, smaak en versheid. In de Job Lounge, ontworpen door Studio Job, kunt u terecht voor vergaderingen, borrels, diners en trouwceremonies.

De Ontvangsthal, met de prachtige trap van Mendini als blikvanger, is ideaal voor informele borrels en zakelijke buffetten. Contact Voor informatie kunt u contact opnemen met Ademiek Gerritsma, coördinator Ontvangsten & Marketing, bereikbaar via telefoonnummer 050 3666 555 of via agerritsma@groningermuseum.nl Meer informatie: zie www.groningermuseum.nl bij groepsbezoek en zaalverhuur

Rondleidingen en arrangementen in het Groninger Museum RONDLEIDINGEN Onze professionele gidsen leiden u graag rond over de tentoonstellingen en door het gebouw. Rondleiding 60 minuten € 4 p/p excl. entree Rondleiding 90 minuten € 5 p/p excl. entree Toeslag Engels/Duits € 1 p/p Vanaf 15 personen ARRANGEMENTEN Voor groepen vanaf 15 personen hebben we speciale arrangementen: een rondleiding gecombineerd met lekkernijen in de nieuwe ontvangstruimte Job Lounge.

Rondleiding & kopje koffie met gebak Rondleiding & kopje koffie met museumfriandises Rondleiding & lunch, vanaf

€ 10 p/p excl. entree € 11 p/p excl. entree € 16 p/p excl. entree

BOEKINGEN Rondleidingen en arrangementen zijn te boeken via de afdeling Boekingen, bereikbaar via 050 3666555 of via boekingen@groningermuseum.nl Voor rondleidingen en arrangementen geldt een minimale groepsgrootte van15 personen. Alle bedragen zijn exclusief museumentree.

71


Groninger Museum Museumeiland 1, 9711 ME Groningen Geopend: dinsdag t/m zondag 10-18 uur maandag gesloten Mendini Restaurant Museumeiland 1, 9711 ME Groningen Geopend di t/m zo en feestdagen vanaf 9.30 uur. De keuken sluit om 22.00 uur gesloten op zondagavond, maandag, 1 januari en 25 december www.mendinirestaurant.nl Voor entreeprijzen en actuele informatie, zie www.groningermuseum.nl

Colofon Groninger Museummagazine Jaargang 24, no 1, 2011 Redactie Steven Kolsteren Redactie vriendenpagina’s: Ina Bos Redactieraad Eric Bos, Ina Bos, Steven Kolsteren, Nienke Noorman, Lisette Pelsers, Ruud Schenk Grafisch ontwerp Rudo Menge, Esther Fledderman Cover Marga Weimans, Wonderland, 2009, Green Landscape Dress Foto’s Deelnemende kunstenaars en musea tenzij anders vermeld. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISACorganisatie is het auteursrecht geregeld met Beeldrecht te Amsterdam. © c/o Beeldrecht Amsterdam 2006

Oplage: 25.000 Frequentie: vier keer per jaar Uitgever Uitgeverij Intermed Johan van Zwedenlaan 11, 9744 DX Groningen Telefoon/fax: 050 3120042 / 050 3139373 E-mail: info@intermed.nu Lid Kon. Ver. M.K.B. Ned. Lidnr. 0173785 Advertentieverkoop: Uitgeverij Intermed E-mail: verkoop@intermed.nu Drukkerij Scholma Druk ISSN: 1572-0713 De uitgever is niet aansprakelijk voor zetfouten, redactionele fouten en is op geen enkele wijze aansprakelijk voor de werkzaamheden van de drukker. © 2010 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Intermed-1011/3

Wil je op de hoogte blijven van alle nieuwtjes in en rondom het Groninger Museum, meld je dan aan voor de digitale nieuwsbrief via www.groningermuseum.nl

Word lid van de Vrienden van het Groninger Museum (VVGM) en ondersteun daarmee het Groninger Museum (GM) De vriendenpas biedt u bovendien de volgende voordelen: • Gratis toegang tot het museum (soms kan, bijv. bij speciale tentoonstellingen, een toeslag gevraagd worden) • Gratis toegang tot lezingen en voorbezichtigingen van de VVGM • Gratis toezending van het Groninger Museummagazine • Gratis toegang tot de Kunsthalle in Emden • Korting van 10% op artikelen uitgegeven door het GM (alleen in de museumwinkel) • Tegen kostprijs mee op door VVGM georganiseerde excursies • Gratis toegang tot het Horst Janssen-museum te Oldenburg. JA, ik word lid van de VVGM Naam (Dhr./Mevr.) _______________________________ Voorletter(s) _______________________________ Geboortedatum _______________________________ Adres + Postcode _______________________________ E-mail _______________________________

individueel lidmaatschap partnerlidmaatschap – 2 personen studentenlidmaatschap

(€ 30 per jaar) (€ 50 per jaar) (€ 15 per jaar)

Naam partner _______________________________ Voorletter(s) partner _______________________________ Studentennummer* _______________________________ Handtekening _______________________________ Datum: _______________________________ * Invullen indien je gebruik wilt maken van de speciale studentenprijs Stuur uw aanmelding naar: Vereniging van Vrienden van het Groninger Museum Antwoordnummer 657 9700 WB Groningen (een postzegel is niet nodig) of mail: vriendengm@hotmail.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.