Vertaling Karin de Haas
Voor dit boek is papier gebruikt dat onafhankelijk is gecertificeerd door FSC® ten behoeve van verantwoord bosbeheer. Kijk voor meer informatie op www.harpercollins.co.uk/green HarperCollins Young Adult is een imprint van Uitgeverij HarperCollins Holland, Amsterdam Copyright © 2019 by This Just In LLC Oorspronkelijke titel: Opposite of Always Copyright Nederlandse vertaling: © 2019 HarperCollins Holland Vertaling: Karin de Haas Omslagontwerp: Stephanie Singleton Bewerking: Véronique Cornelissen/Peter Verwey Foto auteur: J. Reynolds Zetwerk: Mat-Zet B.V., Soest Druk: CPI Books GmbH, Germany isbn 978 94 027 0284 2 isbn 978 94 027 5799 6 (e-book) nur 285 Eerste druk mei 2019 Originele uitgave verschenen bij Katherine Tegen Books, een imprint van HarperCollins Publishers HarperCollins Holland is een divisie van Harlequin Enterprises Limited ® en ™ zijn handelsmerken die eigendom zijn van en gebruikt worden door de eigenaar van het handelsmerk en/of de licentienemer. Handelsmerken met ® zijn geregistreerd bij het United States Patent & Trademark Office en/of in andere landen. www.harpercollins.nl Niets uit deze uitgave mag openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, internet of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Alle in dit verhaal voorkomende personen zijn ontleend aan de fantasie van de schrijver. Elke gelijkenis met bestaande personen berust op toeval.
Hoe niemand te redden
De zijkant van mijn gezicht is tegen de achterklep van een politieauto gedrukt wanneer Kate voor de derde keer sterft. Het doosje dat haar leven had moeten redden, ligt geplet bij mijn voeten. Gaandeweg heb ik een paar dingen geleerd. Bijvoorbeeld: verspil geen tijd aan kleren. Het is koud buiten, minstens weer voor een sweater. Ik draag een t-shirt met korte mouwen, een geruite pyjamabroek en een paar versleten Chucks die ik gebruik om het gras te maaien. Ze zijn vochtig aan de binnenkant, en in mijn rechterschoen zit een kluitje gras dat mijn tenen irriteert, maar er was geen tijd om sokken aan te trekken. Sokken en op het weer afgestemde kleding zijn een luxe. Ze kosten tijd. En ik mag geen tijd verspillen. Niet vanavond. Nooit. Want het belangrijkste wat ik heb geleerd, is dit: met eindeloos tijdreizen kun je niet de mensen redden van wie je houdt.
9
Drie kwartier eerder
De politie is er al. Een patrouillewagen staat met stationair draaiende motor naast de ingang van de spoedeisende hulp. Het zou kunnen dat ze voor mij zijn gekomen, maar ik kan nu niet meer terug. Iedere seconde telt. Ik gris het kleine pakje van de passagiersstoel en spring uit mijn auto. Ik scheur het pakje open en stop de inhoud in mijn sneaker. Dan versnel ik mijn pas. Ik had eerder moeten vertrekken. Deze keer had ik honderd dingen anders moeten doen. Ik duw de deur open en wil een sprint inzetten naar de lift, en dan loop ik met een smak tegen een betonnen muur. Ook wel bekend als een botsing met honderdvijftig kilo spieren en een wapenstok. Aha, dit moet de agent uit de patrouillewagen zijn. Ik zak bijna in elkaar op de natte vloer, maar de agent grijpt me vast bij mijn t-shirt. ‘Ik heb hem,’ mompelt hij in de walkietalkie aan zijn schouder. ‘Naar buiten,’ draagt hij me op. Hij doet de deur open met zijn ene hand en sleept mij mee met zijn andere. ‘Kom op, jong. Lopen.’ Er schieten allerlei dappere heldendaden door mijn hoofd. Ik overweeg me los te trekken, me langs de agent heen te wringen en naar het trappenhuis te sprinten of in de lift te glippen voordat die dichtgaat. 10
Maar het draait eropuit dat mijn benen worden gespreid en mijn handen achter mijn rug worden geboeid. Een deel van mij denkt, vraagt zich af, hoopt: misschien is dit het. Misschien is dit de oplossing. Ik hoor er niet te zijn. Als ik er niet ben, dan overleeft ze het. Ze ratelen de misdrijven op die ik heb gepleegd, en na ‘inbraak’ stop ik met luisteren. Ik doe geen moeite om het uit te leggen, want hoe leg je uit dat je uit de toekomst komt? ‘…je begrijpt wat je rechten zijn.’ Ze zeggen het meer dan ze het vragen. Ik knik, de achterklep koel en plakkerig tegen mijn wang. ‘Draag je iets op je lichaam? Wapens, drugs, of zoiets?’ vraagt de grote agent. ‘Nee,’ lieg ik. Want ik kan de waarheid niet vertellen. Niet nu. Ruwe handen fouilleren me. Mijn sleutelbos rammelt als de agent hem uit mijn zak vist. Dan verwijdert hij mijn portemonnee. ‘Niets van belang,’ zegt de grote agent tegen zijn vrouwelijke partner. ‘We kunnen hem zijn schoenen laten uitdoen,’ stelt ze voor. Mijn knieën begeven het zowat. ‘Alsjeblieft,’ zeg ik smekend, ‘laat me naar binnen gaan. Mijn vriendin is stervende. Vraag het maar aan de artsen, aan haar verpleegkundigen. Alsjeblieft. Vijf minuten maar. Alsjeblieft. Strijk met je hand over je hart. Laat me vijf minuten naar haar toe gaan, en dan mogen jullie me naar de gevangenis slepen en de sleutel weggooien, wat dan ook. Alsjeblieft. Denk aan je kinderen. Hebben jullie kinderen? Als zij dood zouden gaan, zouden jullie willen dat ze dan alleen waren? Alsjeblieft. Alsjeblíéft.’ Ik probeer me op mijn knieën te laten vallen om te smeken, maar dat valt nog niet mee wanneer je geboeid bent. De agent die me bij de kraag heeft gegrepen, kijkt naar zijn collega, een vrouw met vuilblond haar en bloeddoorlopen ogen. Ze zucht op die overdreven manier die alle moeders ongetwijfeld leren op de eerste dag van de cursus moederschap. Maar dan knikt ze. En de boeien worden losgemaakt. 11
Wat te gek voor woorden is. ‘Geen gekke dingen doen, joch,’ zegt de grote agent, met een stem die me het idee geeft dat hij wél denkt dat ik iets geks ga doen. ‘Vijf minuten,’ zegt de vrouwelijke agent. ‘Meer niet.’ Terwijl we over het vettige linoleum van de ziekenhuisvloer lopen en naar de vierde verdieping gaan met een lift die stinkt naar chloor die de pislucht moet verbergen, flankeren ze me aan beide kanten, alsof ze willen benadrukken dat ik niet moet proberen om een stunt uit te halen. Maar ik ben helemaal niet van plan om te vluchten. Ik kijk weer op mijn horloge. Er is een kans. Alleen blijven de liftdeuren twintig seconden steken voordat ze uiteindelijk haperend openschuiven. En dan worden we gedwongen om een omweg te nemen, omdat een schoonmaker bezig is de vloer te dweilen. Hij neemt zijn taak duidelijk bloedserieus, want hij begint op en neer te springen en te schreeuwen als we zijn gang in willen lopen. De agenten mompelen een verontschuldiging, maar de man wijst boos naar een alternatieve route, ook wel bekend als ’s Werelds Langste Omweg. Ik probeer uit te leggen dat we geen tijd hebben voor een omweg, voor haperende liften, voor borden die waarschuwen dat de vloer nat is. Maar niemand luistert. En wanneer we er zijn, is het bijna te laat. Kate is bijna dood. ‘Kijk eens wie we daar hebben,’ zegt ze, terwijl haar ogen moeizaam opengaan. De stoel waar haar moeder normaal gesproken zit, is leeg. Ernaast ligt een verkreukelde deken op de vloer. In het raamkozijn staat een koffiebekertje met lippenstift erop. ‘Hey,’ zeg ik. Even treft het me hoe klein ze eruitziet. Het is stil in de kamer, afgezien van het sissen van het apparaat dat zuurstof in haar mond pompt en het zachte gezoem van het infuus dat haar arm van vloeistof voorziet. ‘Hoe laat is het?’ vraagt ze, knipperend met haar ogen. Zelfs om drie uur ’s nachts, gekluisterd aan een ziekenhuisbed, is ze beeldschoon. ‘We hebben niet veel tijd meer.’ Ze trekt een verward gezicht. ‘Waar heb je het over?’ Ze buigt zich 12
naar voren in haar bed, kijkt over mijn schouder, krimpt een beetje in elkaar. ‘En deze keer heb je de politie meegebracht. Interessante zet. Je weet wel hoe je een grootse entree moet maken, Jack King.’ Ik kijk om naar de agenten. ‘Sorry dat zij erbij zijn.’ ‘Je bent gek, wist je dat?’ ‘Ik snap wel dat je tot die conclusie komt, ja,’ zeg ik glimlachend. ‘Vijf minuten,’ brengt de vrouwelijke agent me in herinnering. Kate schudt haar hoofd. ‘Jack, wat doe je hier? Ik snap het niet, man. Heb je soms een morbide fascinatie voor ziekenhuizen? Of kick je op zieke meisjes?’ ‘Ik ben gekomen om je te vertellen…’ Mijn stem sterft weg, want ik ben niet echt gekomen om iets te zeggen. ‘Wat, Jack?’ ‘Ik denk dat ik nu weet wat ik moet doen. Volgens mij ben ik erachter. Eindelijk.’ ‘Oké…’ Haar wenkbrauwen gaan omhoog. Het is duidelijk dat ik haar alleen maar in verwarring breng. Uiteraard. Want niets hiervan is logisch. ‘Het komt goed met je, Kate. Het komt allemaal goed.’ Ze wendt zich af. ‘Dat zeggen ze allemaal, maar ze liegen. Lieg niet tegen me, Jack. Niet zoals –’ Ze stopt met praten zodra ze ziet wat ik in mijn hand heb. Want de afgelopen twintig seconden heb ik mijn vingers voorzichtig in mijn schoen gewrikt. En nu heb ik het te pakken. ‘Jack,’ zegt ze, en haar stem gaat omhoog. ‘Jack, wat in godsnaam?’ Voordat ze haar zin kan afmaken, trek ik de dekens met een ruk weg en duw de injectienaald in haar dijbeen. Ze schiet met een schok naar voren, alsof ik haar onder stroom heb gezet. De agenten springen op me af en werken me luid vloekend tegen de grond. ‘Wel verdomme! Wat heb je in vredesnaam gedaan? Wat zat er in die spuit?’ ‘Help!’ roept de vrouwelijke agent, terwijl ze de gang in rent. ‘We hebben hier een dokter nodig!’ 13
De mannelijke agent duwt mijn gezicht zo hard tegen het linoleum dat het me verbaast dat mijn brein niet door mijn oogkassen naar buiten wordt geperst. Benen en voeten stormen de kamer binnen. Er wordt geroepen en geschreeuwd, en mensen schudden me door elkaar en vragen me waarmee ik Kate heb geïnjecteerd, wat voor middel het was. De waarheid is dat ik niet eens zou weten hoe ik het uit moest leggen, al zou ik dat willen. Maar ik wil het niet. Want dit is het enige wat ik kon doen. Dit is de enige manier. Terwijl de artsen proberen haar leven te redden, slepen de agenten me over de natte vloer, door de hal van het ziekenhuis, weer naar buiten, de donkere nacht in. Ik weet dat ik me niet moet verroeren, dat ik zelfs niet al te zwaar moet ademen, omdat ze me dan waarschijnlijk neer zullen schieten. Of me in elk geval knock-out zullen slaan. Dat maakt echter niet uit. Want toen ik Kates kamer uit werd gesleept, kon ik een blik op de klok werpen. En als alles verloopt zoals eerder, dan blijft Kate leven, óf het kan nu elke seconde opnieuw beginnen. De mannelijke agent lijkt er plezier aan te beleven om mijn gezicht te pletten, want hij kwakt me weer met mijn wang op de motorkap van de patrouillewagen. Ik vermoed dat hij me deze keer wat zorgvuldiger gaat fouilleren. ‘Als dat meisje doodgaat, dan zal ik –’ Maar ik voel het al gebeuren voordat hij zijn zin af kan maken. Ik doe mijn ogen dicht. Ik voel de lucht al wegstromen, en de zwaartekracht verdwijnt met een ruk, als een parachute die open wordt getrokken. Het trillen is deze keer ook heviger. Ik kan nauwelijks blijven staan. Mijn hele lichaam schokt. ‘Hé, gaat het wel?’ De mannelijke agent beveelt zijn partner blaffend dat ze hulp moet gaan halen, en ze sprint op volle snelheid weg, maar dat maakt niet uit. Ze zal niet op tijd terug zijn. Als ik kon praten, zou ik tegen ze zeggen dat ze zich geen zorgen hoeven te maken. Dat ik niet doodga. Dat ik alleen maar buffer. Dat ik probeerde om haar te redden. Niet dat ze er iets van zouden 14
begrijpen. Niet dat ík er iets van begrijp. De eerste keer dat het gebeurde, dacht ik dat ik er geweest was. Maar nu… Ik weet niet hoe ik het moet beschrijven, behalve dat het voelt alsof mijn lichaam zich klaarmaakt om gelanceerd te worden. Je weet wel, alsof mijn lijf een superontwikkelde spaceshuttle is, en spaceshuttles door de tijd reizen in plaats van alleen door de ruimte. ‘Joch, luister naar me, zeg iets tegen me! Volgens mij heeft hij een toeval. Hé! Joch!’ O ja, les nummer twee: Tijdreizen doet pijn.
15
Het begin van het
begin
De ervaring van nul ervaring
Mensen zeggen altijd: op ieder potje past een dekseltje. Het is een van die dingen die je moeder bij wijze van troost tegen je zegt wanneer je relatie is gesneuveld, of die je normaal gesproken weinig spraakzame vader mompelt terwijl hij je een klap tussen je schouderbladen geeft, waarop hij verklaart dat jullie een ‘goed gesprek’ hebben gevoerd. Maar het is grotendeels waar. Als je bedenkt hoeveel mensen er op deze planeet rondlopen, dan moet er toch iemand zijn die perfect bij je past? De persoon die je maffe dingen laat zeggen als ‘ik blijf altijd van je houden’ en ‘ik wil je ouders dolgraag ontmoeten’ en ‘tuurlijk, we gaan elkaars namen in onze nek laten tatoeëren’. Het probleem is dat we het grootste deel van onze nietige leventjes achter de ware van iemand anders aanjagen, en dat we, met een beetje mazzel, nog maar een derde van de tijd door kunnen brengen met de persoon die echt voor ons bedoeld is. Als we die al niet helemaal mislopen. Neem mij, bijvoorbeeld. Ik ben een expert in dingen nét mislopen – het meisje van mijn dromen, de benoeming tot klassenhoofd, het lidmaatschap van allerlei sportteams. (Ik heb ze allemaal geprobeerd. Op een gegeven moment heb ik zelfs uit pure wanhoop auditie gedaan voor mascotte. Maar het bleek dat ‘Hairy’ Larry Koviak een veel betere radslag in huis had.) En de buitenschoolse clubs? Yep, ook geprobeerd, maar ik werd steeds net 19
niet toegelaten. Wat grappig is, want ik dacht altijd dat iedereen gewoon lid kon worden van een schoolclub (zet dat maar op de lijst van Dingen Waar Jack Compleet En Onmiskenbaar Naast Zat). Kortom: verzin maar iets, en het is mij gelukt om mijn kans te missen, vaak op een haar na. Onderhand ben ik een autoriteit op het gebied van Net Niet, met bijna achttien jaar werkervaring op mijn cv. Als je me niet gelooft, neem dan maar eens een kijkje op onze zolder. Dat is zo’n beetje een altaar voor Leuk Geprobeerd, of, zoals ik het graag noem: Jacks Verbijsterende Museum Van Bijna Gelukt Maar Gaat Er Nooit Van Komen. Er staat een skateboard in uitmuntende staat, een overblijfsel uit de zomer waarin ik bijna een semiprofessionele skateboarder werd. Er staat een naaimachine, waarvan ik altijd tegen iedereen zei dat hij van mijn moeder was, maar die ik zelf heb aangeschaft toen ik een paar seizoenen lang verslaafd was aan Project Runway. Dan heb je nog de golfset, de verzameling antieke knikkers, een krat vol met piepkleine onafgemaakte circuitjes, een doos met daarin ieder Super Nintendo-spel dat ooit op de markt is gekomen, een houten constructie ter grootte van een lijkkist die mijn eerste (en enige) poging was tot het bouwen van een tijdmachine (vraag maar niet) en een zak vol nooit gebruikte, niet verzamelbare ninjasterren (ik meen het, niet naar vragen). Net niet, net niet, net niet, net niet, net… Nou ja, je snapt het. Ik ben enig kind. Mijn ouders noemden me Jack Ellison King, naar Jackie Robinson, de eerste zwarte speler in de Amerikaanse honkbalcompetitie, en Ralph Ellison, de schrijver en geleerde die vooral bekend werd door zijn invloedrijke roman Invisible Man. Ik werd pas geboren toen mijn ouders al wat ouder waren. Ze hadden het jarenlang geprobeerd, en net toen ze de hoop hadden opgegeven, kwam ik aan gezwommen. Mam wilde me Miracle noemen, maar pap (doorgaans niet de stem van de rede, maar bereid in dit geval een uitzondering te maken) stak daar een stokje voor – wil je dat Miracle elke dag een pak slaag krijgt, liefje? 20
En dus werd het Jackie Ellison. Wat in mijn ogen een schoolvoorbeeld is van zowel uitstekend ouderschap als hopeloos ouderschap. Want aan de ene kant is het gaaf om te weten dat ik vernoemd ben naar zulke bijzondere mannen. Een eer. Een voorrecht. Aan de andere kant denk ik dat mijn ouders niet begrepen hoe belachelijk veel druk ze op mijn bizar smalle schouders legden. Dus dat is ook wel een dingetje. Hoe dan ook. Ik ben Jack King. De jongen die met een lichte stoppelbaard en een oud flanellen jasje op een druk feestje onder aan de trap van de woonkamer zit, met een leeg glas in zijn handen, half kijkend naar een basketbalwedstrijd op de tv, maar vooral starend naar de keuken, starend naar‌ Het is altijd hetzelfde meisje. Jillian. Toen we ons inschreven voor dit oriÍntatieweekend op de universiteit, had ik me voorgesteld dat Jillian en ik eindelijk tijd voor elkaar zouden hebben. Dat we het weekend samen zouden doorbrengen en dat ze eindelijk zou inzien hoe (soort van) charmant en (semi)cool en (relatief) interessant ik was. Dat ik best meer kon zijn dan Jack De Eeuwige Goede Vriend, snap je? In plaats daarvan zit ik hier nu een halfuur in mijn uppie, hoewel ik eerlijk moet zeggen dat ik niet helemaal alleen ben; nu en dan lopen er mensen de trap op en af die tegen me aan botsen. Ik zweer dat ik normaal gesproken niet zo lomp ben, niet zo antisociaal. Ik zal het uitleggen.
21
Een korte geschiedenis van sterke genegenheid
Jillian en ik zijn beste vrienden. We hebben elkaar ontmoet in de brugklas, toen we elkaar letterlijk tegen het lijf liepen (kan het afgezaagder?), en de inhoud van onze rugzakken door de gang verspreid werd. Ik hielp haar om haar boeken bij elkaar te zoeken, en toen we ons weer oprichtten, lukte het me zelfs om niet met mijn hoofd tegen het hare te stoten. Vervolgens stapte ik op de riem van haar rugzak, zodat ze op haar achterwerk viel. Gênanter kon haast niet. Een paar kinderen bleven staan om ons uit te lachen, terwijl ik de ene verontschuldiging na de andere op Jillian afvuurde. Ze krabbelde echter gewoon overeind, snauwde naar de toeschouwers dat ze door moesten lopen en stelde zich voor. ‘Jack en Jill,’ zei ik, verwijzend naar het bekende kinderrijmpje. ‘Precies.’ Ze glimlachte. ‘Dit was voorbestemd.’ ‘Sorry dat ik niet achter je aan tuimelde.’ Ik was zo opgetogen over mijn slimme opmerking dat ik pas uren later besefte dat het Jill was die in het rijmpje achter Jack aan tuimelde. Jillian leek mijn vergissing echter niet erg te vinden. ‘We kunnen altijd een nieuwe poging wagen,’ zei ze. Met een brede glimlach voegde ze eraan toe: ‘Met het tuimelen, bedoel ik.’ Op dat moment wist ik dat er iets prachtigs tussen ons zou kunnen opbloeien. Zoals te verwachten viel met mijn standaardriedel van Net 22
Niet, kwam het er echter niet van. Dat wil zeggen, drie weken later had Jillian een vriendje. Nu denk je misschien: wat maakt het uit of ze een vriendje heeft, Jack? Vertel haar gewoon dat je verliefd op haar bent. Laat haar beslissen. Alleen leek het hebben van een vriendje een onoverkomelijke barrière. Ik bedoel zoiets als sluipschutters op het dak, lasers met bewegingssensoren, getrainde vechtdinosaurussen, een gracht vol met hete lava – onoverkomelijk. Want, en hier komt het: Jillians vriendje, Francisco ‘Franny’ Hogan, is mijn ándere beste vriend. Ik weet het, ik weet het. Ik wilde dat ik je kon vertellen dat dit verhaal over een vreselijk vriendje gaat (Franny), dat zijn vriendin (Jillian) rottig behandelt en haar niet verdient. Of dat ik kon zeggen dat hij mij heeft verraden door achter het meisje van mijn dromen aan te gaan. Alleen wist Franny helemaal niet dat ik haar leuk vond. De waarheid is dat Franny een goeie vent is – wat zeg ik, een geweldige vent. Als ik iemand anders dan mezelf zou moeten kiezen als vriendje voor Jillian – bijvoorbeeld als Jillian en ik verkering hadden en dat spelletje speelden waarbij je een van je vrienden aanwijst om je plek in te nemen in het geval van je vroegtijdig overlijden – zou ik zonder aarzelen Franny kiezen. Hij zou voor haar zorgen. Hij zou van haar houden. (Wat een rotspel, vind je niet? Laten we dat niet meer spelen.) Hoe dan ook, ze zijn een stel. Een geweldig stel. En ik ben blij voor ze. Ik zou nooit iets doen om hun relatie in gevaar te brengen. Nee, ik ben hun grootste supporter. Het ideale vijfde wiel aan de wagen, de ondergewaardeerde elfde teen, de overbodige derde tepel. Tot vanavond. Mogelijk. Misschien. Waarschijnlijk niet. Nooit. 23
Het probleem met trappen is dat ze omhoog en omlaag gaan
‘Sorry, man, maar je blokkeert zo’n beetje de trap,’ zegt een stem achter me. ‘Wat?’ Ik draai me om. Het is een meisje met heldere ogen en schouderlang krullend haar. Ze draagt zo’n sweaterjurkachtig ding, behalve dat het volgens mij eigenlijk een veel te grote sweater is die ze heeft gecombineerd met een smal riempje rond haar middel. Ik herken haar van de studentenrondleiding van eerder die dag. ‘Je blokkeert de trap. Je bent een bijzonder effectieve menselijke dam.’ ‘Sorry,’ mompel ik. Ik schuif opzij en ze klapt in haar handen. ‘Kijk eens aan, een gemotoriseerde dam. Briljant.’ ‘Verrassing,’ zeg ik. Ik wacht tot ze de trap verder afdaalt, maar ze blijft staan. ‘Als je haar zo leuk vindt, moet je een praatje met haar aanknopen.’ ‘Wat?’ ‘Het schijnt dat je mensen van je aanwezigheid bewust kunt maken door tegen ze te praten. Je weet wel, in plaats van als een gestoorde seriemoordenaar naar ze te staren.’ ‘In tegenstelling tot een niet-gestoorde seriemoordenaar,’ zeg ik over mijn schouder. 24
Ze knipt met haar vingers. ‘Bingo.’ Ik frons mijn wenkbrauwen. ‘Ik heb geen idee waar je het over hebt.’ Natuurlijk weet ik precies waar ze het over heeft, maar het stoort me dat ik zo doorzichtig ben. ‘Je zat zowat aan haar vastgeplakt tijdens de rondleiding.’ ‘Is dat zo?’ ‘Gast, een eendenmossel was er niets bij.’ ‘Goh, bedankt.’ Ze grijnst. ‘Ik zeg: loop naar de keuken en spreek dat meisje aan.’ ‘Dat hoeft niet. Ik spreek haar de hele tijd. Ze is mijn beste vriendin.’ ‘Wauw, dus jullie zijn beste vrienden, maar ze heeft geen idee dat je verliefd op haar bent?’ Dit meisje is gruwelijk luid. Ik realiseer me dat we op een feestje zijn, maar haar stem lijkt wel een megafoon. Ik zeg bijna dat ze haar mond moet houden, maar je mond opentrekken is een fundamenteel recht, net als het nastreven van geluk. Ik fluister: ‘Ik ben niet verliefd op haar.’ Ze buigt zich wat dichter naar me toe. ‘Wat?’ ‘Ik ben niet verliefd op haar,’ herhaal ik. ‘Ik kan je niet verstaan. Waarom fluister je?’ ‘Ik zei dat ik niet verliefd op haar ben,’ herhaal ik op normaal volume. ‘Ze is gewoon heel aardig.’ ‘Dat is duidelijk je probleem. Jíj bent te aardig. Je wacht op de perfecte gelegenheid om dit meisje te vertellen wat je voor haar voelt, en inmiddels wacht je al…’ Ze laat mij de zin afmaken. ‘Drie jaar.’ Ze slaat haar hand tegen haar voorhoofd. ‘Allemachtig. Drie jaar, en ze heeft geen idee dat je haar wilt bespringen?’ ‘Ik doe het graag rustig aan.’ ‘Nogal ja. Op dit tempo moet je je hoop erop vestigen dat ze een techniek ontwikkelen om lichamen te bevriezen, zodat ze je over tweehonderd jaar kunnen ontdooien en je haar om verkering kunt vragen. Je weet wel, nadat je net hebt gedaan of je moest gapen en je arm bij het 25
uitrekken per ongeluk om haar schouders terecht is gekomen. Super versiertruc, trouwens. Die heeft ze nooit door.’ ‘Haha. Luister, dank je voor de peptalk, maar als je het niet erg vindt –’ Op dat moment gaat het meisje, in plaats van verder de trap af te lopen, naast me zitten. Nu blokkeren we samen officieel alle toegang tot de eerste verdieping. Zolang wij hier zitten, kan niemand pissen. ‘Ik ben Kate,’ zegt ze, haar hand uitstekend. Het levert een ongemakkelijke situatie op, want het is krap op de trap en ik kan mijn arm niet goed draaien om haar de hand te schudden. ‘Jack,’ zeg ik, terwijl ik haar het Slapste Handje Ooit geef. ‘Jack King.’ ‘Stel jij je altijd voor met je voornaam en je achternaam?’ ‘Neuh. Ik geef mijn volledige naam alleen aan leuke gidsen op de universiteit.’ ‘Aha.’ Ze grijnst. ‘Nou, leuk je te ontmoeten, Jack King.’ ‘Leuk je te ontmoeten…’ ‘Kate.’ ‘Alleen Kate?’ ‘Voorlopig.’ ‘Au.’ ‘Je moet het een beetje mysterieus houden, toch?’ ‘Ik weet het niet. Ik heb best wel een hekel aan mysteries. Ik leg liever al mijn kaarten op tafel.’ ‘Dus je voornaam is Jack en je achternaam is King. De boer en de heer, dat is toevallig.’ ‘Ja, en ik ben nog op zoek naar mijn dame.’ Ik heb er meteen spijt van dat ik dat heb gezegd. Ze barst in lachen uit. Mijn wangen gloeien. ‘Ik zweer dat ik dat nog nooit eerder heb gezegd.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Het kwam er wel heel makkelijk uit, dus…’ ‘Ik meen het.’ ‘Ik weet niet of ik je moet geloven, Jack.’ ‘Lekker dan. We kennen elkaar nog geen kwartier, en je vertrouwt me 26
nu al niet. Meestal bewaar ik dat voor een tweede ontmoeting, maar vooruit.’ Ze grinnikt. ‘Luister, Jack King, ik wil je niet belachelijk maken, maar volgens mij kun je wel wat hulp gebruiken van iemand die iets van de vrouwelijke soort begrijpt.’ ‘En jij kent zo iemand?’ ‘Hé!’ Kate stompt me tegen de schouder. Het doet zeer, maar ik doe net of ik er niets van merk. ‘Oké dan, mevrouw de liefdesexpert, wat adviseert u?’ Kate schiet weer in de lach. ‘Eerlijk gezegd heb ik geen idee. Ik studeer nog voor liefdesexpert.’ ‘Nou, ik heb je het ergste nog niet verteld,’ zeg ik. Inmiddels moet ik ook lachen – deels omdat een onbekende me moet wijzen op iets wat ik allang wist (dat het veel te ingewikkeld is tussen Jillian en mij), en deels omdat ik, als ik niet zou lachen, waarschijnlijk zou huilen. ‘Vertel.’ Kate vouwt haar handen ineen. ‘Ze heeft verkering met mijn beste vriend.’ Kate barst in lachen uit en trekt een gespeeld verafschuwd gezicht. ‘O, sukkel!’ ‘Ja toch? Ik ben de grootste sukkel ter wereld.’ ‘Ho ho, overschat jezelf niet. Volgens mij ben je hooguit een gemiddelde sukkel.’ ‘Ja, zo ben ik.’ ‘Hoe ben je?’ Het was niet mijn bedoeling om het te zeggen, maar ik ben nu toch triest bezig, dus vooruit. ‘Hooguit gemiddeld.’ Ze doet haar mond open, maar ze zegt niets, en ik ben dankbaar voor dit kleine wonder. We luisteren naar een jongen met een veel te diep uitgesneden v-halstrui die een popsong verkracht, terwijl een meisje met een Hello Kitty-tatoeage in haar nek hem op de piano begeleidt. Kate zingt zachtjes mee. Mijn telefoon zoemt. Een berichtje van Franny. 27
Ik hoop dat je lol hebt, man! Ik weet dat ik dit niet hoef te zeggen, maar let een beetje op Jillian. Hou die dronken studenten bij haar vandaan!! Komt voor elkaar, stuur ik terug. Ik stop mijn telefoon weer weg. Kate houdt op met zingen. Ik probeer iets te bedenken om te zeggen, want ik wil niet dat ons gesprek al afgelopen is. ‘Ligt het aan mij of stinkt die trap? Volgens mij hebben hier heel wat mensen op gepist en gekotst.’ Ze knikt. ‘Dus door hier te zitten maken we deel uit van eeuwenoude feesthistorie.’
Ik lach. ‘Je manier van denken bevalt me wel.’ Ze glimlacht, een geweldige scheve glimlach. Misschien is het die glimlach die me moed geeft. Misschien hebben de flikkerende feestlichtjes een rare invloed op mijn hersens. Of misschien is het de gitaar die plotseling uit de boxen klinkt. Met iets akoestisch krijg je alles van me gedaan. Misschien komt het doordat ik voor het eerst in drie jaar het gevoel heb dat het niet geeft dat het nooit iets zal worden tussen Jillian en mij. Misschien kan ik me na een paar minuten op een aangekoekte trap plotseling een andere toekomst voorstellen. Een andere afloop, of twee. Misschien komt het doordat alles om ons heen een onherkenbaar waas is en Kate het enige is wat ik scherp zie. Ik slik. ‘Mag ik je iets vragen, Kate?’ Ze glimlacht, en op formele toon zegt ze: ‘Ja, Jack, je mag me een vraag stellen.’ ‘Ik moet je waarschuwen, het is wel een lastige.’ ‘Ik ben gewaarschuwd.’ Ik schraap mijn keel, een gewoonte die ik heb als ik me slecht op mijn gemak voel en/of als ik op het punt sta om iets stoms te zeggen/doen. ‘Hoe denk jij dat een jongen het aan moet pakken als hij de overstap wil maken van praten over een meisje op wie hij verliefd is maar met wie het nooit iets kan worden, naar een ander bijzonder aantrekkelijk meisje… 28
ik bedoel, naar het versieren van dat andere bijzonder aantrekkelijke meisje, hoewel hij op dit moment ook bij haar nul procent kans maakt?’ ‘Oei, dat is inderdaad een lastige.’ ‘Dat zei ik toch.’ ‘Ik ben er redelijk zeker van dat zo’n manoeuvre vrijwel onmogelijk is,’ zegt ze. ‘Zoiets dacht ik al.’ ‘Maar als ik een strategie mag voorstellen…’ Ze grijnst, alsof ze op het punt staat om een supergeheime tactiek te onthullen. Ik buig me naar voren. ‘Ik luister.’ ‘Dan zou ik zeggen: haal eerst eens een drankje voor dat meisje. Als je terugkomt, kan ze je vertellen dat ze niet op zoek is naar iets serieus, omdat ze allerlei bindingsproblemen heeft die ze op dit moment niet op wil lossen, en ook omdat ze net uit een rampzalige relatie komt en momenteel zo’n beetje een hekel heeft aan alle mensen.’ ‘Juist. Ik zou zeggen, hou die gedachte absoluut vast, want ik ga absoluut een drankje halen voor dat meisje. Oké?’ Ze glimlacht. ‘Oké.’ ‘Blijf hier. Bewaak deze trap met je leven.’ ‘Ik zal iedereen doden die de euvele moed heeft om een voet op deze treden te zetten, sire,’ zegt ze. ‘Wat was dat?’ Ze slaat haar handen voor haar gezicht en lacht. ‘Dat was mijn poging om Schots te klinken.’ ‘O, moest het Schots voorstellen? Hmm.’ Ik lach. ‘Misschien moet je daar nog wat aan werken. Of het gewoon achterwege laten.’ ‘Was het zo erg?’ Plagend haal ik mijn schouders op. ‘Behoorlijk.’ Ze knikt. ‘Ik ben een grote fan van volledig de mist ingaan, dus ik ben er wel tevreden over.’ ‘In dat geval, missie geslaagd. Blij dat ik van dienst kon zijn.’ ‘Bedankt daarvoor,’ zegt ze. ‘Dusss…’ 29
‘Dus,’ herhaalt ze glimlachend. ‘Als jij die drankjes nu eens haalt, dan kunnen we misschien op de achterveranda gaan zitten en ons daar in zelfmedelijden wentelen?’ Ik staar haar even aan. ‘Misschien moet jij vanaf nu al mijn beslissingen voor me nemen.’ Kate steekt me haar hand toe, deze keer met een veel beter resultaat. ‘Afgesproken, Jack.’ Ik wurm me tussen de feestgangers door naar de keuken, waar flessen met verschillende soorten alcohol verspreid staan op het lange aanrecht. Dan voel ik iemand op mijn schouder tikken. ‘Hey.’ Het is Jillian. ‘Heb je plezier?’ vraagt ze. Ik haal mijn schouders op. ‘Jij?’ ‘Het is wel oké. Maar eigenlijk wil ik zo dadelijk weg.’ ‘O ja?’ ‘Een hamburger halen, of zo.’ ‘O,’ zeg ik. ‘Ja, dat zouden we kunnen doen… Eh… Alleen ging ik net…’ Ze knikt naar de fles wijn in mijn hand. ‘Wat ben je daarmee van plan?’ ‘O, eh… niks.’ ‘Niks?’ ‘Nou ja, niet niks. Dat zou raar zijn. Nee, ik ging ermee naar de veranda. Eh… de veranda aan de achterkant.’ ‘Je moet niet in je eentje drinken, Jack,’ zegt ze glimlachend. ‘Dat was ik ook niet van plan,’ zeg ik en ik schraap mijn keel. ‘Ik heb, eh… een nieuwe vriendschap gesloten.’ Er flitst iets over haar gezicht wat ik niet kan plaatsen, maar het is alweer weg voordat ik erover na kan denken. ‘Aha, ik snap het.’ Ze glimlacht, maar een beetje anders dan daarnet. ‘Jack heeft een nieuwe vriendschap gesloten.’ ‘Het stelt niet veel voor.’ ‘Nee, ik ben blij voor je, J,’ zegt ze. 30
‘Bedankt, J,’ antwoord ik. Dat is een dingetje van ons. ‘Maar we kunnen best een hamburger gaan halen. Ik moet gewoon even, eh…’ ‘Nee.’ Ze schudt haar hoofd en doet een stap naar achteren. ‘Doe gewoon wat je van plan was. Ik denk dat ik sowieso terugga naar mijn kamer. Ik moet Franny ook bellen, dus.’ ‘O, ja, oké, cool.’ ‘Cool.’ Ze knikt. ‘Veel plezier, man.’ ‘Jij ook. Doe de groetjes aan Franny,’ zeg ik, want wat kan ik anders zeggen. Want voor het eerst voelt het ongemakkelijk tussen ons. Vijf minuten later drinken Kate en ik smerige rode wijn op het trappetje van de veranda. We hebben al een eigen ding. Trappen. Alleen komen we deze keer de rest van de nacht niet meer van onze plek. Zelfs niet wanneer het feest is afgelopen, zelfs niet wanneer alleen de beveiligingslichten nog branden, zelfs niet wanneer de maan nog slechts een fluistering is aan de lichter wordende hemel. ‘Volgens mij zijn wij de enige mensen die nog wakker zijn in dit huis,’ zegt Kate. ‘Verdorie, hoe laat is het?’ vraag ik, maar eigenlijk kan de tijd me niets schelen. ‘Wat maakt het uit?’ zegt Kate, een geeuw onderdrukkend. We komen voor niets en niemand in beweging. ‘Vertel eens over je familie,’ zeg ik. ‘Wat wil je weten?’ ‘Wat je maar kwijt wilt,’ zeg ik. ‘Alles.’ Ze zwijgt. Ze slaat haar benen over elkaar en zet ze dan weer naast elkaar. Ze geeft me de fles, en ik neem een slok. De wijn is nog steeds niet erg goed, maar op de een of andere manier is hij minder niet erg goed dan eerst. ‘Mijn ouders zijn tegenwoordig min of meer professionele ruziemakers, en dat komt vooral door mij.’ ‘O.’ ‘Het is raar, weet je, dat je mensen om je heen hebt van wie je je her31
innert dat ze gek op elkaar waren, mensen die ooit niet genoeg van elkaar konden krijgen, en dat je op een ochtend in je bed ligt en je afvraagt hoelang het zal duren voordat de heibel begint.’ ‘Je zei dat ze ruziemaken vanwege jou?’ ‘Ja.’ ‘Hoe dat zo?’ Ze haalt haar schouders op. ‘Ze zijn het niet eens over hoe ze voor me moeten zorgen.’ ‘Dat is balen. Het spijt me, Kate.’ ‘Waarom spijt het je?’ vraagt ze. Ze bijt op haar lip, steekt haar hand uit naar de fles en brengt hem naar haar mond. Ze neemt echter geen slok. Ze laat de fles weer zakken en tussen haar knieën rusten. ‘Ik ben eerder degene die sorry moet zeggen.’ Ik weet niet of ik moet vragen wat ze daarmee bedoelt, hoewel ik dat wel wil. En dus besluit ik te zwijgen, zodat ze de ruimte heeft om verder te gaan als ze wil. ‘Ik weet het niet. Misschien blijven ze bij elkaar, al is het maar omdat opnieuw beginnen eng is en ingewikkeld en een hele toestand. En daar zit je toch niet op te wachten als je oud bent? Trouwens, je zit er ook niet op te wachten als je jong bent.’ Ze neemt een slok en geeft mij de fles, en onze vingers strijken langs elkaar, en ik weet niet, het voelt alsof er een miljard schokjes door me heen gaan. ‘Ja,’ zeg ik, nog steeds verdwaasd door haar aanraking. ‘En jij? Wat heb jij voor familie?’ ‘Om te beginnen ben ik enig kind.’ Ze knikt. ‘Dat verklaart alles.’ ‘Zeg!’ ‘Ik bedoel het niet vervelend, hoor.’ ‘Laat me raden, jij bent de middelste.’ Ze draait zich naar me toe zodat ze me aan kan kijken, wat nog niet meevalt gezien de krappe ruimte tussen ons, en onze gezichten raken elkaar bijna. ‘Hoe kom je daarbij?’ Ik haal mijn schouders op. 32