SOR Liber Amicorum

Page 1

en Harry Rietveld. Diverse professionele vrienden beschrijven, met visie en ook met humor, vanuit hun discipline hoe seniorenhuisvesting er over 25 jaar uit zal zien. De basis vormt een mini-onderzoek, waarin aan een honderdtal 50-ers in de regio Rotterdam is gevraagd hoe zij over 25 jaar willen leven.

“Goede raad voor een huisvester van ouder wordende mensen”

van het 25-jarig jubileum van de SOR

Wijzer in 2036

Dit liber amicorum is samengesteld ter ere

Wijzer in 2036 “Goede raad voor een huisvester van ouder wordende mensen”



Wijzer in 2036 “Goede raad voor een huisvester van ouder wordende mensen�

Een boek van vrienden van

Harry Rietveld



Inhoudsopgave Voorwoord

5

01 De klanten van overmorgen – Gert Jan Hagen

6

02 Van nutteloos naar onmisbaar – Justien Marseille

12

03 Niet wat, maar hoe – Wim Scheffers

20

04 Een leefgemeenschap bijvoorbeeld – René Koster

26

05 Klantgerichte woonservicegebieden – Hamit Karakus

30

06 Eigenheid en identiteit – Remmert Honig

36

07 Midden in de samenleving – Ad Bogaerds

42

08 Het digitale netwerk – Gerrit Aquina

46

09 Van hulpmiddel tot modetrend – Constant van Schelven

52

10 Moeters, kiezers en blijvers – Ben Noorlander

58

11 Is Jules Deelder Rotterdammer? – Roland van der Post

62

12 Tien jaar langer zelfstandig – Coen Kijk in de Vegt

66

13 Vangnet voor complexe systemen – Anneke de Jong

72

14 Senior zal vaker huren – Hans van Buijten

76

Beste Harry

80

Columns door Peter Boerenfijn en Willeke Janssen (Habion): I Seniorencollectief heeft primeur op raamwoning

II SOR en Apple vechten samen voor patentrecht op Pr!ntPad III Dossier: Siliciumtekort

3

Een boek van vrienden van Harry Rietveld

29 41 75


4


Voorwoord In haar 25-jarig bestaan heeft de SOR onder leiding van Harry Rietveld een grote bijdrage geleverd aan de huisvesting van senioren in de regio Rotterdam. De SOR heeft in deze jaren een portefeuille opgebouwd van ruime, kwalitatief hoogwaardige woningen, waarin ouder wordende mensen comfortabel en zelfstandig kunnen wonen en kunnen worden verzorgd. Vele partijen, waaronder het gemeentebestuur, zorgpartijen, architecten, bouwers en financiers, hebben de realisatie hiervan mogelijk gemaakt. De komende 25 jaar zal de consument nadrukkelijk een andere positie innemen in de ontwikkeling en het beheer van woningen dan voorheen. In 2036 zal de gemiddelde senior wijzer zijn dan de senior in 2011. Dat zal ongetwijfeld consequenties hebben voor de vele facetten van de activiteiten en producten van de SOR. Om de SOR en haar directeur/bestuurder Harry Rietveld bij te staan bij de wijze waarop aan de toekomstige opgave invulling kan worden gegeven, hebben verschillende professionele vrienden van Harry een korte visie gegeven op hoe de ouder wordende mens in 2036 kan worden bediend. Als inspiratiebron is aan bijna 100 mensen van 50 jaar in de regio Rotterdam gevraagd om 25 jaar vooruit te kijken. Welke idealen, ambities en angsten hebben zij ten aanzien van de woonsituatie, het woonmilieu, de voorzieningen en de sociale structuur als zíj ouder beginnen te worden? De resultaten van dit kwalitatieve ‘mini-onderzoek’ zijn opgenomen in het eerste hoofdstuk. Vervolgens komen de bijdragen van de andere vrienden aan bod. Het liber amicorum wordt afgesloten met een goede raad voor de huisvester van ouder wordende mensen Harry Rietveld. maart 2011 Gert Jan Hagen Voorzitter Raad van Commissarissen SOR

5

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


01

De klanten van overmorgen Gert Jan Hagen Partner SmartAgent

De markt van seniorenhuisvesting zou eigenlijk één van de meest eenvoudige markten moeten zijn. De klant bestaat immers al en is vaak bij naam en toenaam bekend. Toch blijkt het in de praktijk moeizaam om goed vat te krijgen op de vraag. En dan vooral de vraag van overmorgen. Want wie zegt ons dat de vraag van vandaag ook die van overmorgen zal zijn. Het gaat in deze markt immers niet alleen om functionaliteiten die te maken hebben met de woningen zelf, maar ook om het proces van ouder worden. Hoe willen we ouder worden? En willen we dat op dezelfde manier als de mensen vroeger? Wanneer we vat krijgen op hoe de ouderen van de toekomst hun leven willen inrichten, krijgen we vast ook grip op de woonsituatie die dat leven moet accommoderen.

50-ers: de kopgroep voor de toekomstige seniorenmarkt De 50-ers maken deel uit van de kopgroep van een nieuwe generatie die een vraag zal uitoefenen op de markt van woningen, zorg en welzijn in 2036. Dit wordt treffend geïllustreerd met de onderstaande bevolkingspiramides voor de regio Groot-Rijnmond: de linker afbeelding geeft de situatie weer anno nu en de rechter geeft een prognose voor 2036. Duidelijk zichtbaar is dat de groep 35-50 een demografische ‘bobbel’ vormt, die zich in 2036 manifesteert als een omvangrijke groep mensen van 60-75 jaar. In aantallen neemt deze groep toe van 202.000 mensen in 2011 tot 257.000 mensen in 2036.

6

De klanten van overmorgen – Gert Jan Hagen


Figuur 1: bevolkingspiramide Groot-Rijnmond 2011 en 2036 (bron: CBS).

Het is dus niet overdreven te stellen dat als er één groep is waarnaar je nu – maar ook in de komende decennia – vooral moet gaan luisteren, het de 50-ers zijn. Dat zijn de mensen die nu al denkbeelden hebben, plannen maken en acties ondernemen, die hun woonsituatie in 2036 zullen beïnvloeden.

Voor deze bundel heb ik een mini-onderzoek uitgevoerd1 onder bijna 100 inwoners van de regio Rotterdam van 50 jaar oud. Ik heb hen gevraagd om – in eigen woorden – aan te geven hoe zij over 25 jaar (dus in 2036) denken te leven en te wonen. Wat willen ze wel, maar wat willen ze ook zeker niet? Wat zijn hun ambities? Wat zijn hun angsten? Hieronder geef ik in enkele ‘wordles’ (hoe vaker een woord is genoemd, hoe groter dit in het schema) de uitkomsten weer. 1) De uitvoering van dit onderzoek is gefaciliteerd door SmartAgent.

7

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


Ambitie: in goede gezondheid samen een zelfstandig leven leiden!

Figuur 2: wordle: ‘hoe ziet uw leven er over 25 jaar naar uw voorkeur uit?’

Drie begrippen komen in ongeveer gelijke omvang naar voren: samen-met-partner, gezond en zelfstandig. Het mens-zijn zelf wordt hierin bevestigd: we zijn volledig mens wanneer we fysiek en mentaal autonoom kunnen handelen. Minder fundamenteel, maar misschien wel voorwaardenscheppend voor een dergelijk leven, zien we dit terug in woorden zoals pensioen, appartement, huidige-woning, veiligeomgeving, gelijkvloers en geen-geldproblemen. Ambities worden weerspiegeld in begrippen zoals genieten-van-kleinkinderen, reizen, actief, theater, wandelen, hobby’s en buitenland.

Ambitie: dorp, stad èn buiten Gevraagd naar de woonplek waar men over 25 jaar zou willen wonen, is het antwoordpatroon zeer diffuus. Wanneer we de antwoorden evenwel opsplitsen naar verschillende belevingswerelden, zoals door SmartAgent worden onderscheiden, zien we het volgende patroon:

8

De klanten van overmorgen – Gert Jan Hagen


Figuur 3: wordle ‘over 25 jaar wil ik graag wel wonen in:’

De belevingswerelden worden onderscheiden in een gerichtheid op vitaliteit (deze belevingswereld noemen we rood), op harmonie (geel), op bescherming (groen) en op controle (blauw). Mensen met een dynamisch rood profiel kiezen overduidelijk voor de stad, voor de voorzieningen en voor Rotterdam. Het merendeel woont ook al in of rond het centrum van de stad. De gele wereld kiest vooral voor de regio Rotterdam en blijft (ver) weg van het centrum. Ze wonen vaak nu al suburbaan en zullen dat ook in groten getale blijven doen. Het begrip ‘dorp’ komt in de ‘wordle’ sterk naar voren. Dat zien we ook in de groene wereld (bescherming), waarbij vooral de rustige-buurt en openbaarvervoer als begrippen opvallen. Ja, en dan blauw. Deze belevingswereld kenmerkt zich van nature door ambitie. Bij de toekomstige blauwe senioren is Rotterdam praktisch uit beeld geraakt. Rotterdam moet het opnemen tegen Noord-Brabant, Drenthe en Toscane.

9

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


De woning: appartement, maar ook duidelijke vraag naar grondgebonden woningen Als we oud worden, gaan we wonen in een appartement. Deze woonvorm wordt door alle respondenten het meest genoemd. We associëren ‘ouderdom’ zo vaak met ‘appartement’, dat deze begrippen in de perceptie van de bevolking bij elkaar zijn gaan horen. Toch komt als een overduidelijke tweede de bungalow naar voren. Vaak is ook een ‘klein-huisje’ genoemd en ‘vrijstaand’. De vraag naar grondgebonden woningen voor ouderen is groter dan we vaak denken.

De buren: alle leeftijden graag, maar wel mensen-zoals-ik Op de vraag tussen wat voor soort mensen men graag wil wonen, antwoorden de meeste respondenten ‘alle-leeftijden’. Dit is eerder verklaard vanuit een behoefte om deel uit te blijven maken van de hele samenleving. Maar interessanter is eigenlijk het volgende. Veel respondenten geven aan dat ze iedereen wel als buur willen, maar dan wel graag ‘mensen zoals ik’, daarmee doelend op mensen die ongeveer hetzelfde over de dingen denken als zij. Die uitspraak is niet voorbehouden aan één groep. Het grootste deel van de populatie geeft dit aan. Deze behoefte schuurt aan tegen het tot voor kort dominante beleid van de egalitaire samenleving (iedere buurt is een weerspiegeling van de totale samenleving) en kan worden verklaard uit de sterk toegenomen heterogeniteit binnen de bevolking. Mensen willen zich graag herkennen in de buurt of het wooncomplex waarin zij wonen.

Leefgemeenschappen Onder de groep 50-ers wordt nadrukkelijk gesproken over ‘elkaar helpen’ en ‘leefgemeenschappen’. Dit is in lijn met de ontwikkeling van communities van gelijkgestemden, die ook buiten deze groep

10

De klanten van overmorgen – Gert Jan Hagen


wordt waargenomen. Wellicht wordt deze trend ook gestimuleerd door verwachte financiële en capaciteitsproblemen in de collectieve zorg­ verlening. De behoefte om deel uit te maken van een (kleinere) gemeenschap, waarin de mensen elkaar kunnen helpen, zie ik als één van de meest opmerkelijke en interessante resultaten van dit minionderzoek. Deze behoefte kwam bij praktisch alle leefstijlen naar voren. Maar altijd wel onder de conditie dat de eigen privacy gewaarborgd blijft.

50-ers worden 75-ers De komende generatie ouderen zal, net als zij als babyboomers deden, een andere samenleving afdwingen waarin zij oud willen worden. Ze zullen zelfstandig oud worden, een woonplek kiezen in lijn met hun eigen leefstijl en vaker met gelijkgestemden optrekken.

Voor de SOR betekent dit dat rekening moet worden gehouden met een toenemende pluriformiteit in de vraag, zowel naar woonplek (stad en regio), gemeenschapszin (individueel of groepsgericht), sociale structuur (gelijkgestemden of gemengd), voorzieningen (zorg en leisure) en woning (appartement en grondgebonden).

11

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


02

Van nutteloos naar onmisbaar Justien Marseille The Future Institute

Kijken naar de toekomst is kijken naar prille signalen van verandering die het in zich hebben groter te worden. Verschijnselen die ogenschijnlijk plots aanslaan, omdat de tijd, de techniek of de mens er rijp voor is. ‘Ogenschijnlijk plots’ omdat het ‘Innovation Diffusion’-model leert dat de meeste innovaties en veranderingen ontstaan bij een kleine groep voorlopers, de innovators; lang voordat de massa er lucht van krijgt.

Door te volgen of en hoe deze innovaties worden overgenomen door de early adopters, de schakel naar de massa, kan de acceptatie bij die massa worden ingeschat. Met het betreden van het netwerktijdperk is het model, ontwikkeld in de jaren zestig van de vorige eeuw, relevanter dan ooit. Niet eerder immers bracht de uitvinder zijn idee zo makkelijk tot leven, niet eerder voorzag de early adopter het idee eenvoudiger van context voor zijn volgers. De volger op zijn beurt kan makkelijker dan ooit bij zijn sociale netwerk nagaan of het een goed idee is.

Een tweede houvast bij het kijken naar de toekomst is het onderscheid tussen hypes, trends en paradigma’s. Hypes zijn de aanwijsbare, kortstondige verschijnselen, een product of idee, vaak toe te schrijven aan een bepaalde (sub)cultuur. Zien we dezelfde drijfveer achter de hype in

12

Van nutteloos naar onmisbaar – Justien Marseille


meerdere sectoren of subculturen, dan kan sprake zijn van een overkoepelende trend, een cluster van veranderingen met verschillende verschijningsvormen. Twitter is een voorbeeld van de hype rond de trend ‘overal met alles verbonden’. Een trend die strekt van het mediaspeeltje tot het op afstand bedienen van sluizen. Doorbreekt de trend bestaande denkbeelden, dan verschuift het paradigma, een set vast verankerde denkbeelden over de wereld. Ontstaan in de formatieve jaren, zo tussen het 16e en 24e levensjaar, hebben deze denkbeelden de neiging het zicht op de echte toekomst te ontnemen.

Willen we 25 jaar vooruitkijken, dan moeten we ons ontdoen van de huidige paradigma’s.

Van nutteloos naar onmisbaar Onze visie op werk, pensioen en vrije tijd is opgebouwd uit het beeld van ‘de oude dag’ van onze stokoude grootouders: lichamelijk versleten en sociaal verstoten, opgeborgen in bejaardentehuizen aan de rand van de gemeenschap. ‘Werk’ was in die tijd: geleefd worden door de baas, de agenda of de fabriek. Tussen dat beeld en onze eigen toekomst hebben zich kleine revoluties afgespeeld. Demografisch verschoof de verhouding van een enkele oudere naar een kwart van de bevolking. Werk veranderde van zwaar lichamelijk naar plezierig verdiepend. Een recht zelfs, waarvoor een eigen bijdrage wordt gevraagd.

Onder de senioren van morgen is de economische noodzaak te werken deels verdwenen, terwijl de meerwaarde van de ervaring groter is dan ooit. De terugtredende generatie is zelfbewust, fit en eeuwig jong. Niet

13

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


langer gebonden aan het bureau van de baas, en geholpen door de technologie, doet men wat men leuk vindt en goed kan, op het moment dat men er zin in heeft en daar waar het uitkomt. Tot ver na het 65ste levensjaar.

Werk is niet langer ‘arbeid’, maar vormt een belangrijke schakel naar de sociale omgeving. Het is de vraag of deze fitte, hoogopgeleide senior van morgen bereid is zijn rol in dit sociale netwerk op te geven. Eerder is te verwachten dat de samenloop leidt tot een serieuze verlenging van de arbeidscarrière van zeker 25% over een tijdspad van 10 tot 15 jaar. Arbeid bestaat dan uit het verrichten van aangeboden ’klusjes’ die bij het humeur en de competenties passen. Op het moment dat het schikt. Gewoon, omdat het zonde is om je kennis niet te delen. En natuurlijk ook omdat het belastingaftrek oplevert.

De volgende generatie senioren is daarmee niet alleen interessant als consument, maar ook als producent.

De sociale-media revolutie: van verbonden aan de grond naar los van tijd en plaats De sociale netwerken, het ‘internet van alles’, maakt ons ‘los van tijd en plaats’. Ver voor 2036, zo is de stellige verwachting, zal in het Westen nagenoeg iedereen, en wereldwijd het merendeel van de mensen, bij diverse netwerken zijn aangesloten. Deze constante verbinding met de

14

Van nutteloos naar onmisbaar – Justien Marseille


buitenwereld leidt tot een sterke mate van onafhankelijkheid van de plaats waar men zich bevindt.

De sociale media doorbreken het ‘Big Brother’-paradigma, waarin de techniek vooral een controlerende rol had. ‘Big Brother’ ontgroeit het komende decennium de rol van controleur en wordt onze ’little sister’, kleine hulpprogrammaatjes, ‘applicaties’, helpen bij dagelijkse dingen, zoals kaartlezen, pillen slikken tot het vertalen van een artikel. Waar en wanneer je het nodig hebt. Op korte termijn zijn praktische toepassingen te verwachten voor nu nog ‘zender gestuurde’ faciliteiten zoals winkel of keuken.

Een tweede zeer belangrijke ontwikkeling op het gebied van sociale media is die van de ‘augmented reality’, de techniek die informatie van elders koppelt aan de plek waar men is. Het voorziet de werkelijkheid als het ware van een tweede laag en toont ons dingen die we eerder niet zagen. Het maakt dat de wijkverpleegkundige op haar telefoon ziet waar ze het hardst nodig is, en dat het twitteren van een foto van een kwaaltje voldoende is om binnen vijf minuten te horen dat iemand in de buurt er een zalfje voor heeft. Dat het middel te vertrouwen is, leest men af aan de ‘reacties van gelijkgezinden’.

Footlose Terwijl de media ons losmaken, verbinden we ons sterker met onze directe omgeving. De plek waar men woont, wordt meer dan ooit een bewuste keuze. Men is niet langer gebonden aan de plaats van arbeid, terwijl krimp leidt tot een groot en toegankelijk aanbod. De afstand

15

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


tot voorzieningen wordt minder relevant. Deze zijn zelden verder dan 24 uur bezorgtijd weg. De komende decennia komt de nadruk te liggen op de beleving van de woonomgeving, waarin de medebewoner een belangrijke rol speelt. ‘Bouwen’ voor bepaalde groepen wordt ‘betrekken van bepaalde mensen’. In aanvulling op het onderzoek onder 50-ers in de regio Rotterdam tekenen zich hierbij een paar opvallende trends af:

Steeds vaker kraken de creatieven de leegstand in de steden voor postzegelgroen en binnenmoestuin. Hierin is een trend te zien naar zelfvoorziening op het gebied van voeding en energie. Het geeft een gevoel van controle, vrijheid en onafhankelijkheid. De eerste nieuwlichters uit de gele belevingswereld* ontdekken de komende jaren deze trend naar zelfvoorziening en experimentele stadstuinbouw. Nog te klein om economisch rendabel te zijn, maar interessant vanwege de charme en de effecten op de sociale omgeving. Het lijkt een voorbode van een logische nieuwe functie voor de stad, die van zelfvoorziening als economische en psychologische waarde. Deze trend heeft het in zich groot te worden, omdat het aansluit bij recent verworven inzichten en behoeften. Men eet beter als men het zelf verbouwd heeft, tuinieren houdt de dokter buiten de deur, men blijft gezonder, en leeft daarmee vast goedkoper. En, zeker voor de minder excentrieke ‘gelen’ niet onbelangrijk, het is ook veel gezelliger dan beton.

De mensen met een geel profiel, voor wie het blijven behoren tot de sociale omgeving zo belangrijk is, sluiten aan bij de trend naar zelfredzaamheid maar richten dat meer op elkaar en op de buurt. Voorzieningen zullen ( vaker en dichterbij worden gedeeld (en

16

Van nutteloos naar onmisbaar – Justien Marseille


vaker in eigen beheer ontwikkeld), met meer discrete sociale controle uit het netwerk. We eten dan brood en soep van hobbykok tante To, die dagelijks een uurtje verkoopt vanuit de schuur. En de oma’s passen op de kinderen. In kleine gemeenschappen met redelijk gelijke normen. ormen. In kindvriendelijke wijken in de stad, maar vooral aan de randen en buiten.

Interessant is ook de uittocht naar de camping, sterk in opkomst onder de meer behoudende, niet zo veranderingsgezinde groene2 groepen: de honkvaste eerste en tweede generatie bewoners van de oude stadswijken. De bewoners van de oude stadsbuurten splitsen zich op, de jongeren volgen elkaar in nieuwe buurtschappen in de randgemeenten en steeds meer pre-senioren vertrekken naar de camping, bivakkeren op de boot of gaan met de camper op pad. Deze nieuwe ‘Vinexen’ ontpoppen zich tot interessante afzetgebieden, van zorgpost en pakjesbezorgcafé tot rijdend restaurant.

2) SmartAgent heeft de uitkomsten van het onderzoek onder 50-ers in Rotterdam verdeeld in vier belevingswerelden: geel, groen, rood en blauw 1) De uitvoering van dit onderzoek is gefaciliteerd door SmartAgent.

17

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


ldoende voorzieningen zijn vo ar wa ren de ou re de eer m et ep met “In een woonomgeving m tsen (garage). Een soort woongro laa erp rke pa de en ldo vo et M is. bben als dat nodig een supermarkt in de buur t te he om n zij fijn zou Het . ng igi eil ning voldoende bev en doen. Verder zou ik in de wo nn ku pjes ha dsc boo ze on dig tan n zodat we nog zelfs it een rolstoel makkelijk te werke nu va ook at zod n lle wi lad htb een verstelbaar aanrec etverbinding met een ver­ ern int se ek tre hts rec n Ee n. ke is op het blad en om te ko en.” aan de hand is, ik hulp kan vrag s iet er als at zod t ur bu de in s zorgingshui

“Het leukst lijkt m e dat het een afspiegeling is v an de maatschappij. Van alles door elkaar; oud en jong, bruin en wit, arm en rijk .”


te wonen, samen met “Ik hoop nog gewoon zelfstandig ik me happ y voel.” m’n man en gewoon ergens waar


03

Niet wat, maar hoe Wim Scheffers Voormalig directielid AM Voormalig voorzitter RvC SOR

Het onderzoek onder Rotterdamse 50-ers brengt de wensen- en behoeftepatronen van de toekomstige oudere op een aansprekende manier in kaart. Het maakt vooral duidelijk, dat DE oudere niet bestaat en dat de algemene trend in onze samenleving tot differentiatie in behoeftepatronen zich ook in het ouderensegment gaat voordoen, of misschien beter, zich voortzet. Immers, de 50-er van nu laat zich niet meer in hokjes stoppen en heeft volop bijgedragen aan die sterke behoeftedifferentiatie, die niet of nauwelijks nog eenduidig segmenteerbaar is. Het zelfstandig en individueel handelen als consument is een levensstijl geworden en die zal hij of zij als oudere ook (willen) voortzetten.

Productdifferentiatie: ja natuurlijk Hier liggen nog veel kansen voor de SOR om beter en breder in te spelen op de zich ontwikkelende vraag. Het aanbieden van vakantiewoningen in Spanje of een ander warm land, zelfstandig of in partnerships. Gecombineerd met de bekende SOR zorg- en servicefaciliteiten en inbegrepen in de huurprijs voor een aantal weken per jaar? Het ontwikkelen van kleinere, grondgebonden, meer fijnmazige wooncomplexjes in groene dorpse omgevingen, waarbij de sociale omgeving blijft functioneren? Het onderzoek geeft meer dan voldoende aanleidingen om het SOR-aanbod opnieuw te screenen en af te stemmen op de zich ontwikkelende vraag.

20

Niet wat, maar hoe – Wim Scheffers


Centraal vraagstuk: welbevinden Bij het onderzoek zijn ook een paar kanttekeningen te plaatsen. De behoefteanalyse is vooral ‘bèta’-gericht, of anders gesteld: wat wil men hoe en waar consumeren? Waar wil men wonen? Welke woonvorm en welke voorzieningen hebben de voorkeur? Relatief weinig is te lezen over de ‘alfa’-kant: vanuit welke waardeopvatting kijkt men naar het ouder worden? Welk belang hecht men daaraan? En hoe vertaalt zich dat in een behoeftepatroon naar het ouder worden?

Het onderzoek geeft vooral aan wat men niet wil. De angsten die men heeft voor de ouderdom, zijn overduidelijk: verlies van bewegingsvrijheid, verlies van eigen regie, verlies van de vertrouwde omgeving en van het eigen sociale netwerk. Men wil zelfstandig blijven en als er al hulp van professionals nodig is, mag de eigen privacy niet in het geding komen. Alle associaties met een bejaarden- of verpleegtehuis roepen sterke weerstand, zo niet afkeer op. Maar welke wensen met betrekking tot het ouder worden vloeien hier positief geformuleerd uit voort? Welk minimaal privacyniveau of welke privacyattitude van de verzorgende

al ig blijven en als er “Men wil zelfstand e als nodig is, mag d hulp van profession .” in het geding komen iet n cy va ri p n ge ei

wordt wezenlijk geacht, ook als men fysiek zwaar verzorgingsbehoeftig is geworden en er feitelijk van privacy nauwelijks nog sprake kan zijn?

Wanneer brengt de ondersteunende zorg de zelfstandigheid van ouderen in het geding? En hoe kan deze dusdanig worden vormgegeven dat de oudere zich als zelfstandige entiteit gerespecteerd blijft voelen?

Mijn vader zei in zijn laatste jaren vaak: ‘Oud worden, dat wil iedereen, maar oud zijn, daar is niet veel aan.’ Hij was zijn plezier in het leven verloren, door een combinatie van alle eerdergenoemde factoren.

21

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


Zijn partner was hem ontvallen, zijn sociale contacten droogden op, lichamelijk namen de problemen geleidelijk maar onmiskenbaar toe. Hij wilde alleen nog maar ‘naar ons moeder’, die een paar jaar eerder was gestorven. Zijn ‘welbevinden’ in het leven was ten einde. Het woord ‘welbevinden’ introduceer ik hier bewust. In het 25-jarig bestaan van de SOR, en mijn betrokkenheid daarbij, is dit woord vaak in discussie geweest. De SOR is begonnen als WONINGcorporatie. De hardware, de bakstenen en kozijnen zogezegd, eisten de volle aandacht op. De discussie over en de omvorming naar een meer klantgerichte organisatie, met het accent op het wonen en de serviceverlening, en minder op de hardware van de woning, voltrok zich ook bij de SOR geleidelijk, passend in de tijdsgeest van de jaren negentig en begin 2000. De kernvraag was het bereiken van het ‘welbevinden’ in het wonen, maar direct daaropvolgend ook hoever de SOR daarbij moest gaan. Blijft het bouwen en verhuren van woningen uitgangspunt of is uiteindelijk het verlenen van zorg en service, op de door de klant gewenste wijze, met of zelfs zonder woningverhuur, richtinggevend?

, maa nden’ in het wonen vi be el ‘w het an v het bereiken .” “De kernvraag was R daarbij moest gaan SO e d r ve oe h k oo d daaropvolgen

r direct

HOE moeten we ouderen bedienen? Welbevinden kan als koepelbegrip ook voor de klant van overmorgen richtinggevend zijn. Als voorwaardenscheppend voor dit welbevinden werd tot nu steeds een hoge kwaliteit op twee deelaspecten nagestreefd:

de woning met alle technische eigenschappen en voorzieningen; het aangeboden service- en zorgpakket.

22

Niet wat, maar hoe – Wim Scheffers


“Hoe kan een positief antwoord wo rden gegeven op de eerder geformuleer de angsten die de 50-er van nu na ar de toekomst heeft ?“

Beide aspecten kunnen tot het ‘bèta’aanbodpakket worden gerekend. Daarbij is de kernvraag (zonder iets af te doen aan de analyse van de vraag-

ontwikkeling in het onderzoek) of er vanuit de klant van over­morgen niet een derde vraagaspect op ons en dus op de SOR afkomt. Het is niet alleen van belang wat, wanneer, waar, tegen welke prijs door de klant wordt gevraagd en dus door de SOR moet worden aangeboden, maar vooral ook hoe. Dit hoe moet niet in technische zin worden opgevat, maar in de eerdergenoemde ‘alpha’-betekenis. Op welke manier, vooral in intermenselijk communicatieve zin, worden voorzieningen aangeboden en wordt zorg verleend, met welke aandacht, tijd, begrip, geduld? Hoe kan een positief antwoord worden gegeven op de eerder geformuleerde angsten die de 50-er van nu naar de toekomst heeft?

De 50-er van nu is gewend aan een leven in vrijheid en volle zelfstandigheid. Hij is volledig ontzuild, bepaalt zijn eigen leven en heeft een sterk individueel gevormd consumptiepatroon. Kortom, hij is ten volle vertrouwd met en bekwaam tot zelfbeschikking. Daarbij zal hij ouder worden dan voorgaande generaties door een medische wetenschap die steeds meer fatale kwalen en gebreken weet te bestrijden. Het gevolg zal voor deze 50-er echter onmiskenbaar ook een langere ouderdomsperiode zijn, die gepaard gaat met meer, weliswaar nog niet fatale maar wel steeds hinderlijkere, ouderdomsgebreken. Zijn zelfbeschikkend vermogen, en uiteindelijk zijn fysieke en geestelijke zelfstandigheid, zal daarin geleidelijk maar onmiskenbaar afnemen. En deze 50-er zal dat veel sterker negatief ervaren dan voorgaande generaties, simpelweg omdat hij of zij in dat opzicht meer te verliezen heeft.

23

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


Ligt hierin niet een nieuwe uitdaging voor de SOR, zonder overigens te suggereren dat dit al het exacte antwoord op deze latente behoefte is? Kan de SOR een antwoord vinden op de angsten van ouder wordende mensen? Kan zij bijvoorbeeld nieuwe sociale cirkels ontwikkelen, zodra de oorspronkelijke sociale omgeving afbrokkelt? Kan zij een weerwoord vinden op de ontwikkeling in onze zorgsystemen, dat zorg in minuten per handeling wordt gemeten en niet meer kan worden gedifferentieerd in aandachtminuten, die voor menselijk welbevinden nodig zijn? Kan de SOR begeleidingssystemen voor sterk dementerenden ontwikkelen, die (beperkte) bewegingsvrijheid bieden, ook al beschikken zij niet meer over het zelfbeschikkend vermogen om te weten waarom zij ergens heen gaan?

en van geleidelijk aanbied st er re le al het r aa n j een niet de slag maken geving, waardoor bi om n oo w e d w “Moet de SOR toch ou tr ver ij ft iteiten in de eigen rgcirkel in stand bl zo e’ al ci ‘so e d g in zorg- en servicefacil R-won uizing naar een SO h er v e ijk el ak dz oo n keer verander t?” n ee in les al iet n en Hoe kan persoonlijke, vaak erg intieme, verzorging zo worden geboden dat de persoonlijke privacy optimaal wordt geres­pecteerd? Moet de SOR toch niet de slag maken naar het allereerst geleidelijk aanbieden van zorg- en servicefaciliteiten in de eigen vertrouwde woonomgeving, waardoor bij een noodzakelijke verhuizing naar een SOR-woning de ‘sociale’ zorgcirkel in stand blijft en niet alles in een keer verandert? Hoe kunnen medewerkers van de SOR (nog beter) worden geholpen, begeleid, maar ook getraind in allerlei basisvaardigheden, die juist bij het werken met ouderen met een afnemend vermogen tot zelfbeschikking noodzakelijk zijn?

24

Niet wat, maar hoe – Wim Scheffers


Zo zijn er nog veel vragen te stellen en aandachtspunten te benoemen rondom steeds dezelfde kernvraag: welke zorgattitude, vanuit welke waardeopvatting (een optimaal respect voor de eigen identiteit en het recht op zelfbeschikking) van de klant, moet de SOR ontwikkelen, in reactie op hun afnemend vermogen tot zelfbeschikking en gericht op het optimaliseren van hun welbevinden?

Het gaat bij deze zorgattitude niet zozeer om inhoudelijk verrichte diensten, maar vooral over de kernwaarden van waaruit de zorg wordt aangeboden. Respect voor de klant als mens, de eigen identiteit, geduld, tijd en aandacht als die wordt gevraagd, het ondersteunen van zelfstandigheid en zelfbeschikking. Ook als dit meer kost dan wat minimaal voor de technische handeling noodzakelijk is?

De bijdrage die de kwaliteitsverbetering van dit ‘alpha’-segment aan het totale welbevinden van de klant kan leveren, kon weleens groter zijn dan (of ten minste gelijk zijn aan) de bijdrage die een nog verdere verbetering of verfijning van het ‘bèta’-aanbod oplevert. Als de SOR er de komende 25 jaar in zou slagen om op deze kernvraag een antwoord te vinden en deze waardeopvatting te vertalen en te verankeren in de juiste klant- en zorgattitude die in haar totale aanbod van goederen en diensten doorklinkt, heeft zij naar mijn mening haar bestaansrecht opnieuw bewezen. Dat zij dit de afgelopen 25 jaar heeft gedaan, is inmiddels vanzelfsprekend.

25

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


04

Een leefgemeenschap, bijvoorbeeld René Koster Directeur Laurens Wonen (interim) Voormalig manager vastgoed en plaatsvervangend directeur SOR

Over 25 jaar ben ik 82. Vermoedend dat ik in redelijk goede gezondheid minstens 120 jaar zal worden, zijn er dan nog wel wat jaartjes woongenot in het vooruitzicht. Maar: moge kort of lang leven ook dan nog in de toekomst verborgen zijn, het hoe ik dan wil wonen en zijn is wel duidelijk.

Samen met mijn partner woon ik ‘buiten’, in een kleine gemeenschap met mensen die ook graag dicht bij de natuur en toch niet heel ver van de levendige wereld verblijven. Mensen van allerlei kleur en afkomst, die tevens iets met ‘bewust-zijn’ hebben. Niet zozeer om over te praten, maar om te leven, te zijn.

Kinderen rommelen om me heen. Soms fungeer ik als oppas-opa of als klankbord voor een puber, dan weer doe ik mijn ‘eigen ding’. Dat is een schuur metselen of in de tuin werken, waarin natuurlijk ook een biologische moestuin. Of soms toch nog een advies geven op mijn oude vakgebied (waarvan ik de ontwikkelingen bijhoud) van volkshuisvesting en zorg. Daarnaast wel een meditatiegroep begeleiden. Ik leef rustig en tevens actief.

Ook oude vrienden, onder wie voormalige SOR-collega’s zoals Harry Rietveld, Netty van Triest en Rein Heikoop, wonen in die gemeenschap

26

Een leefgemeenschap, bijvoorbeeld – René Koster


of in de buurt. We delen niet alleen onze vriendschap, maar ook praktische zaken. Zoals een auto, een groot deel van de tuin, een gemeenschappelijke ruimte voor feest en stille ontmoetingen. Verder wonen er vrouwen, mannen en kinderen van alle leeftijden, die gewoon gaan werken, naar school en de sportclub gaan. Mensen die midden in het leven staan. We doen een aantal dingen samen en hebben ook onze privacy wanneer we die wensen.

Wat ons bindt, is dat we realiseren dat we samen van deze wereld mogen genieten en haar mooier maken door met aandacht en met liefde ons leven te leven. Niet door elkaar te gaan verzorgen, maar door zorg voor elkaar en onze omgeving. Door bijvoorbeeld een neutrale energiehuishouding en een tuin met veel bomen voor wat extra zuurstof. Die neutrale energiehuishouding geldt ook voor onze relaties: niks ‘halen’ en ‘brengen’ en wel veel delen.

ogen van deze wereld m en m sa e w at d en ven at we realiser en met liefde ons le t h ac d n “Wat ons bindt, is d aa et m r oo ooier maken d genieten en haar m te leven.” Klaarblijkelijk moesten wij, mensen in deze wereld, eerst (te) ver gaan om nu, 25 jaar na dat bijzondere SOR-jubileumfeest, zó te kunnen leven. In 2011 kwam een kentering. We kregen opeens door dat onze verhouding tussen ‘de aarde’ en ‘de wereld’ dezelfde was als onze verhouding tussen ons ‘zijn’ en onze ‘persoonlijkheid’. Doordat we zagen wat we daarmee aanrichtten, konden we ook zien en ervaren hoe het anders kan. Zo simpel bleek dat. En dat veranderde veel. Ook in de manier van wonen, samen-zijn en alleen-zijn.

Het klinkt idealistisch (en dat ís het ook), maar het staat met beide benen

27

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


op de grond; goed gefundeerd om het even in bouwtermen te zeggen, zodra je het gewoon gaat léven. Dat voel ik nu elke dag. Eigenlijk besefte ik, nu een oudere man, dat al als kind. Ik wist als veertienjarige knul de oplossingen voor alle problemen die ik hoorde en zag. Direct om me heen en die van de grote wereld. Stelde je me een vraag over een probleem, dan vertelde ik meteen de oplossing. Zo simpel is het. De antwoorden zijn veelal eenvoudig en raak, als je de vragen niet compliceert of versimpelt.

Kijk ik nu in 2036 om me heen, dan zie ik ‘het’ overal gebeuren. Overal zijn mensen, de harmonieuzen, de zich manifesterenden, de zekerheid zoekenden en zelfs de vitale vrijheidzoekenden, die vanuit hun eigen karakter en op hun eigen manier verbinding maken met zichzelf en de aarde. En vanuit die verbinding, soms alleen en dan weer samen, wijze, leuke, opwindende, creatieve manieren van leven en wonen creëren. Een enorme variëteit.

Niet te voorspellen dus!

28

Een leefgemeenschap, bijvoorbeeld – René Koster


29

Column I – Peter Boerenfijn


05

Een woonservicegebied dat past als een jas Hamit Karakus Wethouder Wonen, Ruimtelijke Ordening en Vastgoed Gemeente Rotterdam

Als wethouder Wonen vind ik het belangrijk aan de woonwensen van ouderen in Rotterdam tegemoet te komen. Ouderen vormen immers een belangrijke meerwaarde voor deze stad. Niet alleen zijn ze een belangrijke schakel met het verleden van de stad, ook vormen ze een mooie afwisseling met de vele andere Rotterdamse bewonersgroepen, zoals gezinnen en studenten. Bovendien zien we in Rotterdam tot en met 2025 een flinke toename in de groep 55- tot 80-jarigen.

Ik besef heel goed dat dé oudere niet meer bestaat en dat er onder ouderen veel verschillende leefstijlen bestaan. In gesprekken die ik met oudere Rotterdammers heb gevoerd, komt dit steeds weer naar voren. De ouderen van nu zijn ook vaak nog zeer actief in de samenleving, onder meer als vrijwilliger, mantelzorger en oppas voor de kleinkinderen. Iets wat de gemeente actief ondersteunt. In Rotterdam moet er voldoende woongelegenheid zijn, die past bij de grote verscheidenheid aan leefstijlen van ouderen. Ik heb deze ambitie nadrukkelijk vastgelegd in het collegewerkprogramma 2010–2014. Voor mij staan deze collegeperiode dan ook twee vragen centraal: hoe kunnen we ervoor zorgen dat Rotterdam een nóg aantrekkelijker stad wordt voor ouderen om in te wonen? En hoe kunnen we ouderen die overwegen om uit Rotterdam te vertrekken een alternatief binnen de stad bieden?

30

Een woonservicegebied dat past als een jas – Hamit Karakus


Belangrijk is het besef dat we er met alleen woningen bouwen niet zijn. Het gaat om een gecombineerde inzet van inspanningen en een versterkte samenwerking van partijen. De woonmilieu- en leefstijlbenadering zijn goede handvatten om te kunnen aansluiten op de woonwensen van ouderen. Je ziet dit onder meer terug bij de ontwikkeling van woon­ servicegebieden verspreid door de stad. Een woonservicegebied definiëren we als een prettige wijk of buurt, waarin specifieke doelgroepen, zoals ouderen en mensen met een beperking, zo zelfstandig mogelijk kunnen wonen. Woonservicegebieden vormen daarmee een specifiek woonmilieu, waarbij het perspectief van de oudere Rotterdammer en de Rotterdammer met beperkingen centraal staat. Maatwerk en gebiedsgericht werken vormen het uitgangspunt. Bij de invulling van het concept sporen we de betrokken partijen aan op gebiedsniveau te werken volgens de principes uit het stedelijke Projectplan Woonservicegebieden: In de gebieden zijn of worden de condities voor wonen met zorg en welzijn zo goed mogelijk in samenhang ontwikkeld. Er is sprake van integrale zorg en dienstverlening, georganiseerd vanuit een servicepunt, zorgpunt of steunpunt. Er zijn aanpasbare, goed toegankelijke en doorgankelijke woningen en/of specifieke ouderenwoningen. De woonomgeving heeft een aangepast voorzieningenniveau en rond de woningen zijn voldoende plekken om elkaar te ontmoeten. Er worden slimme verbindingen gemaakt tussen functies en tussen partijen, en er wordt ruimte gecreëerd voor onorthodoxe oplossingen als antwoord op de lokale vraag en/of aansluitend op de lokale potentie. Verspreid door de stad hebben we zestien buurten en wijken als prioritaire woonservicegebieden aangewezen. Hier liggen de kansen

31

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


voor het oprapen: er zijn al goede voorzieningen en aantrekkelijke huisvesting, en er is een goede basis voor samenwerking. Wij zullen de ontwikkeling in die zestien gebieden de komende jaren doorzetten en tegelijkertijd ook elders in de stad kansen oppakken. Wij zijn daarbij als gemeente nadrukkelijk niet de hoofdrolspeler, maar één van de spelers. We stimuleren deelgemeenten, corporaties, zorgpartners en marktpartijen om per woonservicegebied nauwer met elkaar samen te werken en eigen initiatieven op elkaar af te stemmen. Ook hebben we afspraken gemaakt met corporaties om bij nieuwbouw in de woonservicegebieden rekening te houden met de realisatie van voor ouderen geschikte woningen en waar mogelijk binnen de bestaande voorraad woningen op te plussen. Ook hierbij stimuleren we partijen om de woonmilieu- en leefstijlbenadering toe te passen. Elke leefstijl heeft immers een eigen specifieke wens ten aanzien van aanbod, karakter en nabijheid van voorzieningen op het gebied van zorg en welzijn maar ook op het gebied van bijvoorbeeld winkels en recreatie.

“De suburbane senio r is gericht op sociale netwerken m et buurtgenoten en familie en hech t aan woonvormen waar het eigen gebi ed en de groep elkaar kunnen ontm oeten.” De bewoner komt de komende jaren dus meer en meer centraal te staan; het aanbod wordt als het ware volgend. Dit betekent een meer klantgerichte benadering. Hiertoe bieden we corporaties onder meer de ruimte om actief met ouderen in gesprek te gaan om te bezien of doorstroming vanuit een eengezinswoning naar een gelijkvloerse woning (al dan niet specifiek voor ouderen bestemd) een alternatieve mogelijkheid is om te voldoen aan de woonwensen. Hiermee creëren we tevens

32

Een woonservicegebied dat past als een jas – Hamit Karakus


ruimte op de woningmarkt voor doorstroming van gezinnen. Dit bewijst ook maar weer dat we de verschillende doelgroepen uit de stad niet te veel afzonderlijk moeten benaderen. Eerder noemde ik al de actieve rol in de samenleving van ouderen (waar veel gezinnen van profiteren). Daarnaast hebben ouderen op hun beurt weer profijt van onze inzet op Kindvriendelijke Wijken (KiWi). Zo vormen investeringen op basis van KiWi in bredere stoepen, verkeers- en sociaal veilige routes verspreid door de wijken en meer groen met een hogere gebruiks- en belevingswaarde op wijkniveau een belangrijke meerwaarde voor het woon- en leefgenot van ouderen op wijk- en buurtniveau.

r houdt van io n e s e k ij l e “ De sted bel en comfor ta k ij l r u g tu n o av rele omgevin u lt u c n e e wonen in ken.� nale netwer o ti a n r te in met Tot slot zie ik de komende jaren de zorgvastgoedmarkt van aard veranderen. Niet alleen wordt steeds meer gekeken naar maatwerkoplossingen met een hoge kwaliteit, die aansluiten op specifieke woonwensen van ouderen in een bepaald gebied. Er wordt ook steeds meer gezocht naar flexibiliteit in woon- en woonzorgvoorzieningen om zo de woon- en woonzorgvragen in de toekomst te kunnen beantwoorden. Bijvoorbeeld door een flexibele indeling van gebouwen, waardoor onzelfstandige woonruimtes kunnen worden omgevormd in zelfstandige wooneenheden. Ontwikkelingen die wij graag zien om de woningvoorraad in deze stad duurzamer te maken en blijvend te kunnen inspelen op de veranderende woonwensen van Rotterdammers in het algemeen en de Rotterdamse ouderen in het bijzonder.

33

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


“Een village dat uit zorgringen bestaat met de daarbij behor directe omgeving. D ende faciliteiten in it zijn natuurlijk ar de tsen, verpleegkund te bereiken zijn, en igen, et cetera, die go spor tvoorzieningen ed , maar ook winkels Ouderen in hun ei kunnen daar bij hor gen omgeving actief en. laten zijn. Dus wijk heeft mijn voorkeur. en met alle leeftijden Echter, als ik niet m eer in staat ben om hoop ik op een warm voor mijzelf te zorg en gezellig leven m en, et basisprivacy (een zodat contact met an eigen kamer/unit) dere leeftijdsgenoten dichtbij is. Tevens d omgeving en de prof ienen mijn kinderen essionele mantel- en , informele zorg wel denken en zelf zorg mijn autonomie, m tot het uiterste te st ijn imuleren.”

um teitscentr i l a t i v ot en gro “Ik wens e ltuur, trainingen, t, cu voor spor org, enzovoor t.” dsz gezondhei


“In een kleinschalig com plex wonen waar woon­ genot en zelfstandigheid belangrijke waarden zijn . Waar je een gevoel van vrijheid hebt. Waar wel hulp en zorg op afroep bes chikbaar zijn. Medebewoners van het complex die verantwoord e­ lijkheid voor elkaar drag en, acht ik ook een belang ­ rijke waarde. Voorzienin gen als winkels, horeca en zorg op korte afstand vind ik ook belangrijk.”


06

Eigenheid en identiteit Remmert Honig Directievoorzitter Kanters Bouw en Vastgoed B.V.

Gelukkig is het niet mogelijk in de toekomst te kijken, maar het is wel goed om te onderzoeken hoe we verwachten dat de toekomst eruit zal gaan zien. Bedrijfsmatig is het bestuderen van de toekomstverwachting noodzakelijk om aan de wensen uit de markt te kunnen blijven voldoen; persoonlijk hebben we allemaal een beeld van wat we willen en hoe we de toekomst zien als we ouder worden.

In het onderzoek staan de ambities, gevoelens en gedachten van bijna 100 50-ers over hun leven over 25 jaar centraal. De 50-ers van nu, die te maken hebben met onzekerheid over werk en de ontwikkeling van de pensioenen, maar los van die onzekerheden goed voor ogen hebben aan welke wensen hun woning moet voldoen.

Zelfstandigheid als leidraad en richtsnoer Zelfstandigheid is het sleutelwoord uit het onderzoek. Dit is niet voor niets het uitgangspunt van de SOR en het is in mijn ogen van belang dat dit het belangrijkste uitgangspunt moet blijven in de ontwikkelingen in de komende jaren. We hopen allemaal dat het gezegde ‘ouderdom komt met gebreken’ niet voor ons zal opgaan. Toch is de realiteit vaak anders en is het een feit waarmee rekening moet worden gehouden. De mogelijkheid om gebruik te maken van aanvullende service en zorg helpt om die zelfstandigheid zo lang mogelijk vast te houden.

36

Eigenheid en identiteit – Remmert Honig


Het is opmerkelijk dat de huidige bewoners van de regio Rotterdam het dorp als voorkeur voor hun woonomgeving over 25 jaar noemen, terwijl het voorzieningenniveau toch ook als een belangrijk aspect wordt vermeld. Het is een uitdaging voor de stad Rotterdam om het woonen leefklimaat te verbeteren of wellicht is alleen een imagoverbetering voldoende. Naar mijn mening kan de SOR ook in de stad Rotterdam uitstekend woningen voor senioren ontwikkelen die aan alle eisen en wensen voldoen. Kleinschalige complexen, gerealiseerd in de ruimere en groenere binnenstedelijke gebieden van de stad, kunnen tegemoetkomen aan de woonwensen van de 50-ers van nu.

Als we de demografische ontwikkeling in de komende 25 jaar bekijken, zien we dat in Groot-Rijnmond de groep mensen tussen 60 en 75 jaar stijgt van 196.000 in 2010 naar 260.000 in 2035. Gegeven deze cijfers is uitbreiding van het aantal woningen gewenst. Het is goed te zien dat de SOR de uitbreiding van het aantal woningen al heeft ingezet.

Behalve nieuwbouw is de vernieuwing van verzorgings- en verpleeghuizen een belangrijke opgave. Deze zal gericht moeten zijn op het realiseren van kleinschalige woonvormen met voldoende woonruimte, waarin de bewoner zelfstandig kan wonen en indien nodig gebruik kan maken van mogelijkheden voor (intensieve) zorg.

n een gings­ en verpleeghuize or rz ve n va g in uw ie rn ve Behalve nieuwbouw is de belangrijke opgave. Naast het uitbreiden van het woningaanbod, het richten van het woningaanbod op kleinschaligheid en het bewaken van de zelfstandigheid van de bewoners is er een ontwikkeling die een stap verder gaat. Ik doel hiermee op het creëren van ‘afgeschermde woondomeinen’.

37

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


Heeft afgeschermd wonen de toekomst? In de media, de vakliteratuur en het debat over planning, ontwerp en beleid worden afgeschermde woondomeinen veelvuldig vergeleken met Gated Communities, met hekken en poorten afgesloten woonwijken. Vooralsnog komen Gated Communities vooral voor in de landen waar een zeer grote tweedeling is tussen arm en rijk. Onder andere in de Verenigde Staten, waar de rijkeren in hun weelde willen leven zonder last te hebben van onder andere criminaliteit. Ook in België wordt de ontwikkeling van afgeschermd wonen vaak gepresenteerd als de opkomst van de Gated Communities. Onderzoekers stellen dat het in België in vergelijking met bijvoorbeeld de Verenigde Staten gaat om een gematigd fenomeen. Niettemin is volgens hen wel degelijk sprake van een toename en verspreiding van afgeschermd wonen. Brussel kent de meeste afgesloten woonprojecten, gevolgd door Antwerpen en Gent. Ze zijn zowel te vinden in de binnenstad en aan de stadsrand als in verderaf gelegen suburbane gebieden.

landen unities vooral voor in de m m Co d te Ga en m ko g “Vooralsno rijk.” deling is tussen arm en waar een zeer grote twee De vraag is of de welvarende Nederlander in dit soort woonvormen wil wonen en hoe dit zich in de toekomst gaat ontwikkelen. Echte Gated Communities bestaan nog niet in ons land, maar er zijn wel plannen die erop lijken. Deskundigen zijn van mening dat de geslotenheid van een woongebouw in Slotervaart (Amsterdam), een complex met dure huurwoningen te midden van sociale woningbouw, absoluut niet wenselijk is. Als gevolg van het defensieve ontwerp van het gebouw en de afscherming van het aangrenzende groen door flinke bosschages is het complex een ontoegankelijk bolwerk. Onderzoekers karakteriseren het complex als ‘een fort voor de welgestelden’, die zich achter hoge

38

Eigenheid en identiteit – Remmert Honig


muren opsluiten als verdediging tegen de onveilige buurt. Niet bepaald een uitnodiging tot menging in de buurt en een voorbeeld van hoe het niet zou moeten?

Enigszins provocerend stelt een ander groep onderzoekers dat in homogene buurten buurtbinding ontstaat, terwijl juist in gedifferentieerde buurten onverschilligheid heerst. Deze onderzoekers gooien de knuppel in het hoenderhok. Een pleidooi houden voor segregatie is in hun ogen niet langer vloeken in de kerk. Iedereen doet het. Alleen heet het anders. Het heet nu leefstijlen.

Mensen moeten veel meer dan vroeger de mogel ijkheid krijgen in hun woonomgev ing hun identite it uit te drukken, zoals ze dat ook op andere terreinen doen.

Ondertussen verkondigen veel Nederlandse marktpartijen, en in toenemende mate ook woningcorporaties en overheden, steeds meer de boodschap dat de keuzevrijheid centraal moet staan. Mensen moeten veel

meer dan vroeger de mogelijkheid krijgen in hun woonomgeving hun identiteit uit te drukken, zoals ze dat ook op andere terreinen doen. Ze moeten een woondomein kunnen kiezen dat past bij hun leefstijl en waarin ze gelijkgezinden kunnen ontmoeten. Zo heeft de Rotterdamse corporatie Woonbron naar eigen zeggen afscheid genomen van het streven naar gelijkheid. Verschillen in woonwensen en leefstijlen krijgen alle ruimte. Dit beleid sluit aan bij een advies van de VROM-raad (2004) aan de overheid om het verlangen naar ruimtelijke profilering serieus te nemen. Volgens de raad zou het traditionele accent op menging ten behoeve van een sociaal evenwicht moeten verschuiven naar differentiatie van woonmilieus. Er zou meer ruimte moeten vrijkomen voor de wensen van bijzondere groepen.

39

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


Inspelen op differentiatie en eigenheid Marktpartijen spelen al langer in op de behoefte aan differentiatie en eigenheid. Zo stelt AM Wonen dat het de mondige consument naast de functionele aspecten van het wonen zeker ook gaat om ‘waarden’ als vrijheid, status, imago en zelfontplooiing. Volgens het onderzoek ben je zoals je woont: wonen is sterk verbonden met identiteit. Bovendien

Volgens het onderzoek be n je zoals je woont: wonen is sterk verbonden met identiteit.

geeft het onderzoek aan dat mensen in een steeds diffusere samenleving weer ergens bij willen horen om zich prettig te voelen. Tegelijkertijd willen mensen zich onderscheiden van anderen. De conclusie van het onderzoek luidt daarom dat ‘kleinschalige, duidelijk

van de omgeving verschillende projecten voor een enigszins homogene doelgroep’ de toekomst hebben.

In de hierbij passende stedenbouwkundige plannen en architectuur zijn ‘herkenbaarheid’, ‘overzichtelijkheid’ en ‘de menselijke schaal’ terugkerende begrippen. In de bijbehorende marketing draait het vaak om termen als ‘geborgenheid’ en ‘beslotenheid’. Zo stonden volgens AM Wonen bij de ontwikkeling van het nieuwe woonpark Mortiere in Middelburg waarden als intimiteit en geborgenheid centraal en prijst woningcorporatie Woonbedrijf in de promotie voor het nieuwe Oranjehof in Bladel het ‘geborgen wonen’ aan.

Voor de SOR vormt deze maatschappelijke trend naar identiteit en keuzevrijheid, gezien haar doelgroep met beperkte koopkracht, een bijzondere uitdaging.

40

Eigenheid en identiteit – Remmert Honig


41

Column II – Peter Boerenfijn


07

Midden in de samenleving Ad Bogaerds Architect

Het onderzoek in Rotterdam schetst een beeld van de verlangens van de huidige 50-ers. Daarnaast geven de aangedragen analyses en prognoses een beeld van de omvangrijke groep mensen in de leeftijd van omstreeks 75 jaar in het jaar 2036.

Toen Harry Rietveld in 1985 aantrad als directeur van de SOR stond ouderenhuisvesting nog in de kinderschoenen. In de afgelopen 25 jaar heeft een verschuiving plaatsgevonden van ouderenzorg ‘oude stijl’ naar het moderne servicewoning-model voor senioren. Het instituut van vroeger, in de vorm van rust- en bejaardenhuizen, ligt ver achter ons. Harry heeft met de SOR met inzet en elan een stevige impuls gegeven aan de veranderingen die hebben plaatsgevonden op het gebied van

et en elan een “Harry heeft met de SOR met inz randeringen stevige impuls gegeven aan de ve gebied van die hebben plaatsgevonden op het huisvesting van senioren.”

huisvesting van senioren. Logischerwijs kan men er ook van uitgaan dat het veranderingsproces de komende 25 jaar zal doorgaan.

Het welvaartsniveau van de aankomende senioren zal sterke verschillen vertonen. De groepen met een eigen woning en een pensioen zullen financieel onafhankelijker zijn. Dit zal tot gevolg hebben dat deze senioren de mogelijkheid hebben zelf keuzes te maken. In vergelijking met de ouders van de huidige 50-ers ligt er een grotere nadruk op ‘leisure’. Mede door de verbeterde gezondheidszorg zijn nieuwe senioren ook langer in staat een actief sociaal leven te leiden.

42

Midden in de samenleving – Ad Bogaerds


Dit vraagt uiteraard om aanpassingen in de grootte en situering van woningen en woonvormen.

Als we kijken naar de rol van de architect zullen het ontwerp en de bouwtechnische uitvoering van de woningen op ecologisch gebied, duurzaamheid en energiebesparing een grote ontwikkeling doormaken. Deze innovaties zijn noodzakelijk om onnodig verbruik van grondstoffen tegen te gaan. Duurzaam in de zin van lang meegaan, niet snel afgeschreven en tegelijkertijd flexibel inspelend op de toekomstige behoeftes. Als vanzelf zullen er hoge eisen aan de architectuur gesteld moeten worden.

“Als we kijken naar de rol van de architect zullen het ontwerp en de bouwtechnische uitvoering van de woningen op ecologisch gebied , duurzaamheid en energiebespa ring een grote ontwikkeling doorm aken.” De steeds heterogener wordende samenleving vraagt om meer gedifferentieerde woonprogramma’s: appartementen met verschillende afmetingen voor families, groepen of juist individuen, en grondgebonden woningen met om de hoek wijkvoorzieningen.

Om de stad aantrekkelijker te maken om te wonen zullen er woongebieden moeten komen met een dorpse identiteit; ruimte en groen. Hierin is plaats voor verschillende voorzieningen; winkels, parken, zwembad, golfbanen. Geen anonieme gebouwen, maar duidelijk een eigen plek voor iedere bewoner.

Om als SOR aantrekkelijk te blijven als woningaanbieder, zal het woningbestand meer gedifferentieerd moeten worden. In Nederland zitten we, denk ik, niet te wachten op eenzijdige ‘Amerikaanse’ mono-

43

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


steden met tienduizenden senioren die daar een geïsoleerd ‘fun’ bestaan leiden. Ik verwacht wel een opkomende behoefte aan seniorencommunities, waarbij kleinschaligheid en privacy belangrijke uitgangspunten zijn.

Aangaande het bovenstaande wens ik het volgende te stellen: De leefbaarheid in de stad schiet tekort. De senior van de toekomst zal maatwerk verlangen. Een architect moet nu al ontwerpen voor de senior in 2036.

Er ligt een grote verantwoordelijkheid bij stadsbestuurders, steden­ bouwers en architecten om de stad weer aantrekkelijk te maken voor de ouder wordende stadbewoner, zodat deze in een gelijkgestemde omgeving zo lang mogelijk actief kan genieten van ruimte en rust.

nu al ontw “Een architect moet 36” voor de senior in 20

44

erpen

Midden in de samenleving – Ad Bogaerds


45

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


08

Het digitale netwerk Gerrit Aquina Voormalig bestuursvoorzitter van het Nederlands Christelijk Instituut voor de Volkshuisvesting

Een bekend gezegde is dat het lastig is voorspellingen te doen, zeker als het om de toekomst gaat. Dit geldt voor politici, beleidsmakers, productontwikkelaars en marketingmanagers, maar zeker ook voor (woon)consumenten, en in het kader van dit essay over seniorenhuisvesting ook voor woonconsumenten. Aan 50-jarigen en ouder is gevraagd aan te geven hoe zij over 25 jaar denken te leven en te wonen. Ik kan mij voorstellen dat zij deze vraag hebben beantwoord vanuit hun eigen belevingswerelden met de kennis en de inzichten van nu, geprojecteerd naar de toekomst.

Dat lijkt eenvoudig, omdat zich in de essentie van het wonen geen revolutionaire veranderingen voordoen. Vastgoed wordt immers ontwikkeld en gerealiseerd met de bedoeling om het tientallen jaren te exploiteren en te laten dienen als woonruimte, ongeacht of het een eengezinswoning, een appartement of een seniorenwoning betreft. Aan de woning zelf verandert niet zoveel. Natuurlijk zijn er in de loop der jaren verbeteringen aan de woning doorgevoerd, is er aandacht besteed aan aanpasbaar bouwen, is er gesleuteld aan de woonoppervlakten en wordt er op steeds grotere schaal domotica toegepast. De preferenties van de geënquêteerden worden uiteraard door deze veranderingen beïnvloed, maar dit blijkt niet overduidelijk uit het onderzoek. Factoren zoals de locatie van het wonen, de soort woning, mensen in de buurt, het voorzieningenniveau en de aanwezigheid van

46

Het digitale netwerk als bijdrage aan een beter woon- en leefklimaat voor ouderen – Gerrit Aquina


zorg – allemaal bekende begrippen – zijn vooral bepalend voor de toekomstvisie op het wonen.

Zelf verantwoordelijk Naar mijn mening staan ons de consequenties van een drietal ontwikkelingen te wachten die vooral voor senioren van veel grotere invloed op het toekomstige wonen zullen zijn dan de hiervoor genoemde factoren.

van een drietal ontwikkelingen “Naar mijn mening staan ons de consequenties ere invloed op het toekomstige te wachten die vooral voor senioren van veel grot oren.” wonen zullen zijn dan de hiervoor genoemde fact Allereerst denk ik dan aan een andere visie op het functioneren van de overheid, waarbij het kernwoord verantwoordelijkheid is. De overheid bezint zich op haar eigen taak en verantwoordelijkheid en geeft daarmee haast impliciet de rollen en verantwoordelijkheden van het maatschappelijk middenveld en de burgers aan. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) heeft dit in één van haar adviezen als volgt verwoord: “Het begrip ‘eigen verantwoordelijkheid’ staat centraal in het politieke debat over de hervorming van de verzorgingsstaat. De komende jaren zal dat debat over eigen verantwoordelijkheid nog intenser worden vanwege de spanningen tussen wat de verzorgingsstaat levert en wat de samenleving wenst…” Voor ouderen betekent dit dat zij zelf verantwoordelijk zijn voor hun woonsituatie, voor het voorzien in de zorg die zij nodig hebben en voor hun welzijn.

Langer zelfstandig Een andere ontwikkeling betreft het beleid van de overheid om wonen en zorg te scheiden en ouderen langer zelfstandig te laten wonen. Dat laatste spreekt kennelijk de meesten van de door SmartAgent benaderde personen aan, waar zij zeggen een afkeer te hebben van bejaardenhuis

47

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


of verpleeghuis. Het zijn echter oudere jongeren of jongere ouderen, die nog niet worden geplaagd door gebreken waarmee het echte ouder worden gepaard gaat. Anders is niet te verklaren waarom de indicatieorganen alom worden geconfronteerd met lange wachtlijsten. Wel is duidelijk dat de huidige verzorgingshuizen langzaam maar zeker worden getransformeerd naar verpleeghuizen voor de huisvesting van het toenemend aantal dementerende ouderen.

Minder jongeren De laatste ontwikkeling is van demografische aard. Vooralsnog gaat de vergrijzing door en zal het aantal jongeren, dat beschikbaar is voor verzorging, relatief afnemen. Parallel hieraan neemt de omvang van huishoudens af als gevolg van gezinsverdunning en echtscheiding. Het aantal potentiële mantelzorgers daalt derhalve ook.

Samengevat leiden de genoemde ontwikkelingen tot: relatief meer ouderen; minder verzorgenden; ouderen moeten langer zelfstandig blijven wonen en zorg wordt zoveel mogelijk aan huis geleverd; meer alleenstaanden en minder mantelzorgers; eigen verantwoordelijkheid voor wonen, zorg en welzijn. Het is voorspelbaar dat deze ontwikkeling, samen met de twee eerdergenoemde trends, bij ouderen zullen leiden tot gevoelens van eenzaamheid, onveiligheid en onzekerheid.

Netwerken creëren Woningcorporaties hebben een bredere taak dan alleen maar het bieden van huisvesting. Of zoals de SOR het in haar missie omschrijft: de SOR

48

Het digitale netwerk als bijdrage aan een beter woon- en leefklimaat voor ouderen – Gerrit Aquina


wil het welzijn van ouderen bevorderen door hen de mogelijkheid te geven om te kiezen voor een woonvorm die bij hun manier van leven past. Tot de woonvormen mogen ook voorzieningen worden gerekend, die bijdragen aan de verbetering van het woon- en leefklimaat. In dat verband denk ik aan de toepassing van geavanceerde informatie- en technologietoepassingen, die tot doel hebben een netwerk te creëren waarvan ouderen naar behoefte gebruik kunnen maken. De doel­ stellingen van een dergelijk netwerk zouden onder andere kunnen zijn: verbeterde deelname aan maatschappelijk verkeer bewerkstelligen; langer in eigen omgeving kunnen blijven; transparant informatienetwerk voor alle bewoners; ook te gebruiken voor specifieke doelgroepen en/of wijken; digitaal sociaal netwerk voor alle aangeslotenen (communicatie en sociale samenhang); maximeren van input van bewoners bij innovatie van dienstverlening; inbreng van maatschappelijke organisaties.

De huidige 50-ers zijn opgegroeid met moderne communicatiemiddelen. Verwacht mag worden dat zij als 75-ers nuttig en dankbaar gebruik kunnen maken van te ontwikkelen netwerken, die een fundamentele positieve bijdrage leveren aan hun woon- en leefklimaat. Hier ligt een stevige uitdaging voor de SOR.

“De huidige 50-ers zijn opgegroeid met moderne communicatiemiddelen. Ver wacht mag worden dat zij als 75-ers nuttig en dankbaar gebruik kunnen maken van te ontwikkelen netwerken, die een fundam entele positieve bijdrage leveren aan hu n woon- en leefklimaat.”

49

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


raard w en we zijn beiden uite ou vr ijn m et m en m sa eren. “Ik woon nog zelfstandig y’s en onze (klein-)kind bb ho ze on or vo d tij i be le nog gezond. We hebben al s buiten ruimte genoeg al en nn bi el w zo et m t temen We wonen in een appar e aangesloten kunnen w t da ht ric ge in g ni da ing is zo n.” (ruim terras). Onze won or niet meer te verhuize vo ar da en ev ho ij W . rg worden op hulp en zo

“Hopelijk in e die nog bet en rolstoelvriende lijk aa Daarmee b lbaar is voor mij en e woning edo m wij, er ook el ik dat de bijna m ijn man. ku in toeslag vo nnen wonen, of an ima, zoals or betreffe nde woni ders huur­ salaris.” ng conform het


dat ik “Hopelijk nog gezond en komen.� financieel goed kan rond


09

Van hulpmiddel tot modetrend Constant van Schelven Voorzitter van Aafje thuiszorg huizen zorghotels

De klant van overmorgen, dat zijn wij zelf. Jezelf kennen is al een hele opgave, maar de ander, dat is nog moeilijker. Gevraagd naar ieders toekomst, blijkt de neiging groot ‘de lijn recht door te trekken’. Heel lang, tot op hoge leeftijd, zullen wij met gemak over hekjes blijven springen. Ongemak treft niet ons, maar de ander. Psychologisch begrijpelijk. Niemand heeft het verval in het ‘balboekje van het leven staan’. Toch weten we dat er grofweg sprake is van een zekere driedeling: een soort dubbele Pareto.

De meeste mensen, dat is een mooi bericht, kunnen het leven zelf goed aan, tot op zeer hoge leeftijd; grof geschat ongeveer 80%. Zij blijven redelijk gezond van lijf en geest, hebben anderen naast zich, hebben materiële zekerheden, dat wil zeggen een huis en een inkomen, een zinvolle dag en passen in de normen en waarden van de tijd waarin zij leven. Zij zeggen niet: ‘vroeger was alles beter’. Een veel kleinere groep, ongeveer 15%, heeft ondersteuning nodig, een zetje, vrij vaak een ander voor begeleiding en informatie. Bij de kleinste groep, 5%, komen veel zaken samen en gelijktijdig. Voor hen komt het probleem niet alleen: veel ziekten tegelijk, veel sociale vragen tegelijk.

Hoogtepunten De Berlijnse gerontoloog Baltes zag in een longitudinale studie als het ware twee hoogtepunten in het leven. Een fysiek hoogtepunt zo rond

52

Tekenen van onafhankelijkheid – Constant van Schelven


het 25ste en 30ste levensjaar. Dan moeten de medailles op de Olympische Spelen wel zijn binnengehaald. Daarna wordt het gestaag minder. Bij de een wat meer en sneller, en bij de ander wat minder en langzamer. Maar de daling zet onmiskenbaar in. Je fysiek onderhouden scheelt zeker. Het andere hoogtepunt is meer van psychologische aard, ligt meer op het geestelijke vlak. Houben, in commentaar op Baltes, duidde dat aan met: ‘dan bereiken wij onze wijsheid’. Het gaat dan om onze vermogens om dingen goed volgtijdig en gelijktijdig te doen. De piek ligt zo rond het 75ste en 80ste levensjaar.

Bij beide hoogtepunten moet worden bedacht dat er behoorlijk wat spreiding is te zien. We kennen de tobbende zestiger, maar ook de krasse negentiger. En het is ook zo dat wie bij geboorte hoog begint ook veel

e negentiger. En het is ook zo krass de ook r aa m er, tig zes de “We kennen de tobben ook veel hoger komt.” dat wie bij geboor te hoog begint hoger komt. Aanleg en sociaal milieu, ze spelen mee. Maar het is een gegeven dat het, gemiddeld gesproken, na het 80ste levensjaar minder wordt met de zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Fysiek en geestelijk. In dit verband is van belang dat met het klimmen der jaren, met name voorbij de 80, de rol van de ‘big five’ chronische aandoeningen sterker wordt. Eén sprekend feit: Nederland kent nu grofweg 200.000 dementerenden. Daarvan zijn er 50.000 niet meer thuis, 150.000 dus wel. In enige tientallen jaren groeit dit totaal naar een kleine 500.000. De meeste dementerenden wonen nu en straks zeker ook thuis. Met de verwachte veranderingen op de arbeidsmarkt, maar meer nog in de collectieve vergoedingen, zal de vraag sterk naar voren komen: kan ik gaan werken, of moet ik voor mijn naaste zorgen?

53

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


Enige relevante trends Vorige eeuw begon na de vondst in Slochteren het aardgas rijkelijk te stromen. Het ‘vloeibare goud’ maakte onder meer de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten mogelijk en verhoogde het welvaartspeil. Dit versterkte de ontwikkelingen in het maatschappelijk leven die na de Tweede Wereldoorlog waren ingezet. Steeds meer verdwenen de oude verbanden die de gemeenschapszin bepaalden, zoals het gezin, de kerk, de vereniging, de school, het bedrijf en zo meer. Deze verbanden pasten in de verzuilde samenleving, zoals Lijphart die duidde. Ze waren niet altijd vreugde, men leze ‘De Avonden’ van Gerard Reve er nog maar eens op na.

“Steeds meer kwam de gedachte van de solidariteit, die sterk de waarde van die tijd was en bij de collectieve regelingen hoorde, onder druk te staan.” De ontwikkeling die hiermee correspondeerde, was die van de individualisering. Steeds meer kwam de gedachte van de solidariteit, die sterk de waarde van die tijd was en bij de collectieve regelingen hoorde, onder druk te staan. De laatste 20, misschien wel 30 jaar heeft deze trend zich verder verdiept. In politiek opzicht is deze ‘decollectivisering’ ongemakkelijk. Want de boodschap ‘minder collectief, minder

54

Tekenen van onafhankelijkheid – Constant van Schelven


charitatief’ betekent: meer zelf betalen. In verkiezingstijd verkoopt dit niet prettig en blijven taboes het beeld bepalen. Hoewel we vorderingen maken. Zo is de duurste subsidie­regeling voor de hogere inkomens, de aftrek van de hypotheek­rente, inmiddels bespreekbaar. Op enig moment zal blijken dat maat­regelen die slechts beogen te beheren niet voldoende zullen zijn. Dan zal echt de ruimte komen voor meer vitale varianten, die passen bij preferenties van mensen.

Vitale varianten Vitale varianten gaan uit van de gedachte dat mensen hun ‘eigen leven’ willen leiden. Onder alle omstandigheden, hoe erg hun situatie ook is. Drie hoofdvragen dringen zich dan altijd op; de antwoorden geven richting aan de maatregelen en voorzieningen die nodig zijn. De eerste vraag die mensen zich stellen, is: heb ik een zinvolle dag? Kan ik doen wat ik wil, met wie ik wil? Hoe dat patroon eruitziet, leren ons de leefstijlonderzoeken. Een belangrijk element is te onderkennen dat naarmate de afhankelijkheid toeneemt de gezamenlijkheid een grotere rol gaat spelen. Dan blijkt dat de ontmoeting een opgave is, dat mobiliteit een essentieel vraagstuk is. Opvallend is dat individualiteit en individualisering steeds meer worden bezien in nieuwe gemeenschapsverbanden. Veelal die van de wijk, de buurt, de straat. Belangrijk is het opnieuw doordenken van de elementen van sociale infrastructuur. Interessant is om dan te gaan kijken in het buitenland. Met name daar waar niet zo’n sterk florerend sociaal verzekeringsstelsel bestaat als in

t en indivi­ “Opvallend is dat individualitei bezien in dualisering steeds meer worden . Veelal die nieuwe gemeenschapsverbanden ” van de wijk, de buur t, de straat.

55

Een boek van vrienden van Harry Rietveld

Nederland. Er zijn dan echt andere oplossingen gevonden. Te denken valt aan de Verenigde Staten en Japan.


De tweede hoofdvraag is: waar kan ik prettig wonen? Hier ligt een belangrijke opgave, zelfs van paradigmatische aard. Traditioneel zoeken we in ons land de oplossing in instituten, terwijl de vraag van de mens is: kan ik zelfstandig blijven? Wij denken nog overwegend dat wanneer de zelfredzaamheid afneemt een eigen woning onmogelijk is. Gelukkig worden de instituten onbetaalbaar en zal dus veel creativiteit worden gevonden in aanpassing van de eigen woning. Daarvan zijn al veel goede voorbeelden.

Tot slot is er de vraag die het meest wordt vermeden: kan ik, als het nodig is, goede zorg krijgen? Ongetwijfeld zal er nog veel worden ontwikkeld in technologische zin, waardoor de inzet van verpleging en behandeling minder arbeidsintensief zal zijn en mensen lang, zeer lang, in hun eigen huis zullen kunnen blijven wonen. Soms zullen ze toch een woning elders moeten betrekken. De werkzaamheden van huishoudelijke en verzorgende aard vragen veel inzet van goed opgeleid personeel. Hoewel, niet altijd. Wij hebben traditioneel de neiging om te komen tot een zekere over-skill van professionele inzet. Onder druk van de omstandigheden, met name die van de arbeidsmarkt, zullen dilemma’s die nu nog niet kunnen worden gesteld, worden opgelost, wat een geweldige impact kan hebben. Met name als het gaat om de kunsten hulpmiddelen.

“Inmiddels is de status van de brildrager geheel veranderd. Een bril is design. Je showt een cool ding en je wisselt regelmatig. Vrijheid, blijheid!” Een voorbeeld hiervan is één van de meest verstrekkende inno­vaties, in meerdere opzichten. We kennen allemaal de ontwikkeling van de bril. Je wilde er als kind niet mee worden gezien. Je was, al heette dat toen niet zo, een loser met je ziekenfondsbrilletje. Dan maar liever niet

56

Tekenen van onafhankelijkheid – Constant van Schelven


goed kunnen zien en lezen! Inmiddels is de status van de brildrager geheel veranderd. Een bril is design. Je showt een cool ding en je wisselt regelmatig. Vrijheid, blijheid! (Het montuur moet er natuurlijk wel uitzien.)

Is een analogie met incontinentiemateriaal denkbaar? Technologisch zijn er al veel stappen gezet. De associatie met de luier ligt ver achter ons. Technisch kan het uiterst subtiele, nauwelijks ruimte innemende materiaal erg veel aan. Je kunt het de hele dag dragen. Nu blijven mensen op leeftijd nog liever thuis, bang voor ongelukjes, bang om ermee gezien te worden. Het staat in het teken van verval en van verlies en afhankelijkheid. Zoals eertijds de bril. De klant van de toekomst ziet het dragen van incontinentiemateriaal als vrijheid! Het ongemak wordt onmerkbaar opgelost; er is nauwelijks nog iemand nodig voor de laagfrequente wissel. Zo zal het gaan met heel veel kunst- en hulpmiddelen.

n verlies en afhankelijkheid. va en l rva ve n va en tek het in “Het staat komst ziet het dragen van toe de n va nt kla De l. bri de s Zoals eer tijd eid!� incontinentiemateriaal als vrijh

57

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


10

Moeters, kiezers en blijvers Ben Noorlander Bestuurder woningstichting Ons Doel te Leiden Voormalig hoofd beleidsondersteuning SOR

Het Woononderzoek Nederland 2009 (WoON 2009) bevestigt wat wij eigenlijk al weten over de woonwensen van de ouderen van nu: de gezondheid neemt het sterkst af bij de 75-plussers. Van de 65-74jarigen kampt 16% met matige tot ernstige beperkingen, boven de 75 jaar heeft 45% met fysieke klachten te maken. De verhuisgeneigdheid neemt af met de leeftijd. Slechts 9% van de ouderen boven de 75 wil verhuizen. Eigenaar-bewoners willen nog minder verhuizen dan huurders. De huidige woning en de gezondheid zijn de belangrijkste redenen voor senioren om te verhuizen.

Waarom verhuizen ouderen en waarom vaak juist niet? Hoe zal dit zijn in 2036? Ik verwacht dat het patroon niet veel anders zal zijn. Wel zal een tweedeling in de samenleving sterker zichtbaar zijn. Gezonde, welvarende Nederlanders blijven langer gezond en gaan pas boven de 80 à 85 jaar met beperkingen te maken krijgen. Minder

“Minder welvarende Nederland ers en allochtone Nederlanders krijgen net als nu eerder te maken met gezondh eids­ problemen en beperkingen.”

welvarende Nederlanders en allochtone Nederlanders krijgen net als nu eerder te maken met gezondheidsproblemen en beperkingen.

De motieven om wel of niet te willen verhuizen zijn positief of negatief van aard. In schema:

58

Moeters, kiezers en blijvers – Ben Noorlander


negatieve factoren

positieve factoren

wel verhuizen Kiezers: meer comfort, alles gel ijkvloers mooie plek (uitzicht, bereikbaarheid, voorzieningen) alles nieuw ‘we zetten nog één sta p’ van koop naar huur ‘we willen van het ged oe af’ dichtbij voorzieningen , ‘voor later’ zorg en diensten aan wezig dichterbij de kinderen Moeters: gezondheid loopt ter ug, beperktere mobiliteit en stuurkrac ht ‘het gaat niet meer’ tuin wordt last, traplo pen moeilijk het bestaande netwe rk verdwijnt, geen binding met nie uwkomers – en andersom; daardoor verminderde veiligheidsbeleving ‘de buurt gaat achter uit’

niet verhuizen Blijvers-uit-vrije-keuze : prettige woning prettige woonomgev ing; plek én buren ‘ik heb het nog erg naa r mijn zin’

Blijvers-uit-nood: risico verkoop wonin g woonlastensprong ‘ik ga meer betalen voo r een kleinere woning’ kosten en organisatie van verhuizing ‘ik zie er tegenop’ beeld van ouderenhuis vesting bij ouderen; associatie me t zorg en afhankelijkheid ‘ik laat me niet opber gen’ beeld van ouderenhuis vesting gecreëerd door aanbie ders: zorg domineert boven wo nen en welzijn ‘ik ben er nog niet aan toe’

Kiezers, Moeters, Blijvers-uit-vrije-keuze en Blijvers-uit-Nood

Mensen die om een positieve reden willen verhuizen, de Kiezers, vormen slechts een kleine groep van de senioren. Zij zijn vitaal en zitten in de belevingswerelden van SmartAgent aan de rood-blauwe kant. Ook relatief klein van omvang is de groep Moeters, die om redenen van – vooral – gezondheid naar een andere woning moeten uitkijken. Voor de Moeters geldt dat zij de overgang van het rijk van de vitaliteit naar het rijk van de sterfelijkheid aan het meemaken zijn; de ‘rite de passage’ (SmartAgent, 2001). Afhankelijk van de rode, groene of gele belevingswereld kiezen deze Moeters voor een bepaald type oplossing. De blauwe groep laat het bij voorkeur niet zo ver komen. Verreweg de grootste

59

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


groep zijn de Blijvers. Ik schat in dat dit in 2036 80% van de 75-plussers is; nu is dat 90% van de 55-plussers. De Blijvers-uit-vrije-keuze zijn geen doelgroep voor de SOR, de Blijvers-uit-nood zijn nu en straks wel een interessante doelgroep.

uit-nood

jversgeen doelgroep voor de SOR, de Bli n zij ze eu e-k rij -v uit rsjve Bli e ‘“D ante doelgroep.” zijn nu en straks wel een interess

Een recent uitgevoerd onderzoek bij Ons Doel bevestigt het beeld van Kiezers en Moeters. In deze studie zijn twee complexen met elkaar vergeleken: een levensloopgeschikt complex op Roomburg, dat dateert van 2009, en een complex aanleunwoningen naast een verzorgingshuis in Leiden Zuid-West, gebouwd in 2006. Bij de levensloopgeschikte woningen geldt geen leeftijdseis. De gemiddelde leeftijd is 51 jaar en loopt van achter in de twintig tot voor in de zeventig. Het belangrijkste verhuismotief is een gelijkvloerse woning die groter en comfortabeler is dan de achtergelaten woning. In het algemeen waarderen de bewoners de gemengde leeftijdsopbouw. Bij dit gebouw zijn ook mensen geïnterviewd die van de woning hebben afgezien. De belangrijkste reden om het aanbod te weigeren is de te grote woonlastensprong. Ook wordt genoemd dat men de eigen koopwoning niet verkocht kreeg. Bij de aanleunwoningen is de gemiddelde leeftijd 83 jaar. De belangrijkste reden voor verhuizing is de gezondheid. Van de geïnterviewden maakt 86% gebruik van de diensten van het verzorgingshuis. Deze groep waardeert juist de homogene leeftijdsopbouw.

Ruime woningen op een goede plek Wat kan deze informatie betekenen voor de SOR in 2036? Om Kiezers binnen te halen zal de SOR zich nog meer dan nu moeten richten op ’comfortabel wonen‘, het motto dat nu aan het logo is vastgeplakt.

60

Moeters, kiezers en blijvers – Ben Noorlander


Een naar huidige maatstaven best aardige woning zal dan door het ijs zijn gezakt. Het moet over 25 jaar goed zijn. Wat dat zal inhouden, weet niemand. Als je de huidige trends doortrekt, kom je uit op nulenergie­woningen en excellente telecommunicatievoorzieningen. Maar de huidige trends hebben we 25 jaar geleden ook niet voorzien. Ruime woningen op een goede plek, dat is ongeveer de enige blijvende waarde, verwacht ik. Ook belangrijk is dat iedere associatie met leeftijd of ouderdom wordt vermeden. Comfortabel wonen is levensloop­geschikt en dus voor alle leeftijden. Als iemand van 40, nu 15, straks bij de SOR wil wonen, prima.

Aan de Moeters kan de SOR een groot scala aan producten en diensten aanbieden. Inspelen op de wensen van zowel arme als meer welvarende Rotterdammers is daarbij belangrijk. SOR-gebouwen binnen de Rotter­damse Ruit, maar ook net daarbuiten, zullen de wensen van een uiteenlopende groep Nieuwe Rotterdammers moeten faciliteren. Een tweedeling binnen het SOR-bezit lijkt onvermijdelijk. Deze groep zal zich veiliger voelen tussen leeftijd- en leefstijlgenoten.

“Voor deze groep, maar zeker ook voor de Kiezers en Moeters, zal de SOR de verbinding moeten zoeken om straks een verhaal te hebben da t past bij het verhaal van de senior van str aks op zoek naar de huisvesting van straks.” De Blijvers-uit-nood vormen een interessante doelgroep. De SOR kan er nu al aan werken om een aantal belemmeringen op te heffen. Met name het imagoprobleem kan al worden aangepakt. Voor deze groep, maar zeker ook voor de Kiezers en Moeters, zal de SOR de verbinding moeten zoeken om straks een verhaal te hebben dat past bij het verhaal van de senior van straks op zoek naar de huisvesting van straks.

61

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


11

Is Jules Deelder Rotterdammer? Roland van der Post Algemeen directeur Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Deze vraag drong zich bij mij op bij het lezen van het onderzoeksrapport naar aanleiding van de interviews onder bijna 100 Rotterdammers. Met een grote souplesse worden leefstijlen, woonwensen en verwachtingen van de huidige 50-ers beschreven. Niet alleen beschreven, maar ook handzaam ingedeeld. Zodat een conclusie van wat die 50-ers niet willen als ze 75 zijn, ook meteen duidelijk is.

Als econoom ben ik van nature geneigd te denken in termen van vraag en aanbod. En als ‘halve’ socioloog probeer ik de wetten van de economie (homo economicus) te koppelen aan gedragskenmerken van individu en groep (homo emotionicus). Kortom, het economisch terrein van het irrationele!

Als voorbeeld de klassieke marketinganekdote van schoenverkopers op onderzoek in Afrika. Twee verkopers, twee onderzoeken en twee conclusies. Rapport 1 vermeldt gigantische afzetmogelijkheden voor schoenen, want ‘niemand draagt hier schoenen!’ Rapport 2 vermeldt dat investeren geen zin heeft, want ‘niemand draagt hier schoenen!’

Met deze anekdote in het achterhoofd ben ik gaan nadenken over de vraagstelling in het onderzoek. Het fascinerende van vastgoed als ‘aanbod’ is dat het een ingebouwde spanning heeft met de ‘vraag’ als het gaat om de tijd. De veranderingssnelheid van een steen in de zin

62

Is Jules Deelder Rotterdammer? – Roland van der Post


van vastgoedaanbod verhoudt zich tot de wispelturigheid van de mens in de zin van vastgoedconsument als een snorfiets tot een Ferrari. Ik noem dit het ‘tijdgat’ tussen onroerend goed en roerende mensen.

“De veranderingnelheid van een steen in de zin van vast­ goedaanbod verhoudt zich tot de wispelturigheid van de mens in de zin van vastgoedconsument ” als een snorfiets tot een Ferrari.

Ik woon in het oude, prachtige Schiebroek in Rotterdam Noord. De oude laan verjongt en jonge gezinnen vervangen de oudjes. Pas aangekochte huizen worden voor tonnen verbouwd met nieuwe keukens, uitgediepte

kelders, dakkapellen en serres. Gedurende enkele jaren voldoet het huis aan de woonwensen van de nieuwe bewoners. Maar kinderen worden ouder, willen privacy, en dan worden ook de tweede en derde badkamer aangelegd. Kortom, het vastgoed wordt opnieuw aangepakt. En ten slotte wordt verhuisd omdat het huis te groot is nu de kinderen de deur uit zijn. Hoe voorspelbaar! En het verkochte huis krijgt wederom te maken met nieuwe bewoners, die het huis aanpassen aan hun eigen behoeftes.

Het onderzoek verdient een vervolg, maar dan gericht op het aanbod van vastgoed. Het verkleinen van het tijdgat is daarbij voor mij de centrale vraag. Ook hier weer een economisch dilemma: ‘schept het aanbod de vraag?’. Zat ik te wachten op een iPod, een iPhone of een iPad? Wist Steve Jobs als de goeroe van Apple iets van mij wat ik zelf nog niet wist?

Vastgoed in de zin van dienstverlener voor het wonen zal flexibeler moeten zijn, zal wellicht zijn eigen vraag moeten creëren. In de zekerheid dat de Ferrari steeds sneller gaat rijden, moet de snorfiets worden opgevoerd.

Is Jules Deelder Rotterdammer? Het is vragen naar de bekende weg.

63

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


“Ik blij f gezond, goed ter been en geniet van Rotter van de wereld en dam en de rest woon in een serv iceappartement zeer dicht bij het voor ouderen centrum van R otterdam.”

r tement zich a pp a s n o n ri a a “Het gebouw w eren als door g n jo r o o d el w zo bevindt wordt indten. Het ez g ei rl e ll a n a nd v urt ouderen bewoo ariteit. In de bu d li so op rd e se n als geheel is geba e voorzieninge w n e d in v w van ons gebou bliotheek. Ook bi n ee b v n e n rn op winkels, banke ternet (en inte in op l a a m e ll a zijn wij verbinding ij w t a d zo , n e eslot intranet) aang (om ons heen).” ld re e w e d et houden m


“Ik denk dat ik over 25 jaar niet anders leef of w oon. Als zelfstandige zal ik do orwerken na mijn 67 ja ar met, net als nu, mijn at elier aan huis.�


12

Tien jaar langer zelfstandig Coen Kijk in de Vegt General Manager Niko Projects BV

Niko Projects richt zich op de ontwikkeling van domotica. Hoe kijken wij aan tegen het leven van de oudere over 25 jaar? Een uitdaging om eens goed de tanden in te zetten.

Laten we beginnen om iets recht te zetten. Want dé domotica-leverancier bestaat over 25 jaar niet meer. Over 25 jaar hebben we het over een technologiepartner die woningen voorziet van geïntegreerde, eenvoudig te bedienen en te beheren automatisering voor intelligent wonen en zorgen. Geïntegreerde automatisering om de betreffende woning comfortabel, energiezuinig, veilig en toegankelijk voor zorg op afstand en telemedicine te maken. Automatisering die de bewoners in staat stelt jaren langer dan vandaag de dag gebruikelijk is zelfstandig te wonen. In het Engels heet dit ICT-enabled Living of Ambient Assisted Living, en domotica-leveranciers zullen over enkele jaren ‘AAL-leveranciers’ worden genoemd.

Met Ambient Assisted Living, ofwel levensloopgeschikt wonen, zal het tot op zeer hoge leeftijd zelfstandig, gezond in een appartement wonen over 25 jaar gemeengoed zijn. Elke projectmatig gebouwde woning zal voorzien zijn van een automatiseringsoplossing die alle technieken in een gebouw en woning integreert en combineert met een uitgebreid pakket woon- en zorgdiensten. Denk hierbij aan toegang tot gebouw en woning, personenalarmering, telemedicine, dwaal- en valdetectie,

66

Tien jaar langer zelfstandig – Coen Kijk in de Vegt


beeldbellen (videobellen), communicatie met de beheerder, verlichting en energiemanagement. Nieuwe innovaties zullen in rap tempo worden geïntroduceerd, met maar één doelstelling: ouderen in staat stellen zelfstandig in een aantrekkelijke woning op gezonde wijze oud te worden. Het is de domotica-leverancier van vandaag die hierbij een belangrijke rol speelt.

geïntroduceerd, met maar één “Nieuwe innovaties zullen in rap tempo worden in een aantrekkelijke woning op doelstelling: ouderen in staat stellen zelfstandig gezonde wijze oud te worden.” Waarom Ambient Assisted Living? Er zijn vele redenen te noemen voor het grootschalig invoeren van intelligente woon- en zorgautomatisering, gekoppeld aan het integreren van de tot op heden separate pijlers ‘wonen’ en ‘zorgen’. Een grote verscheidenheid aan partijen, waaronder de Nederlandse overheid, de EU en verschillende denktanks, houden zich bezig met Ambient Assisted Living als oplossing voor de toenemende vergrijzing. Ambient Assisted Living zal een cruciale rol gaan spelen bij zowel het beheersbaar houden van de kosten van de gezondheidszorg als het opvangen van de dreigende personeelstekorten. Hier is iedereen het over eens. Maar laten we eens kijken naar de andere kant, de bewoners. Tenslotte staan zij in deze uitgave centraal.

AAL en de voorkeuren van toekomstige ouderen over 25 jaar In figuur 2 in het onderzoek zien we dat de respondenten de termen zelfstandig, samen-met-partner, appartement en gezond het meest noemen. Dit toekomstbeeld van de 50-plussers van vandaag de dag is precies wat ICT-enabled Living, of Ambient Assisted Living, realiseert.

67

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


Men woont tot op hoge leeftijd in de eigen woning of in een aantrekkelijk appartement. De keuze om in een appartement te gaan wonen, is niet zorggerelateerd, maar is gebaseerd op de eigen behoeften, eisen en wensen. Afhankelijk van de levensfase. In deze woning is alle technologie volledig geïntegreerd op één of meer aanraakschermen. Alarmering van de woning, toegang tot de woning, maar ook afstandsbediening, computer, energiebeheer, verlichting en verwarming, alles wordt via dit scherm door de bewoner geregeld.

Via het scherm heeft de bewoner toegang tot een uitgebreid pakket aan woon- en zorgdiensten. Op zorggebied worden preventieve diensten aangeboden, denk aan dieet- en voedingsadvies of herinneringen om bijvoorbeeld glucosewaarden te meten. Op woongebied worden comfort­ diensten aangeboden, zoals een boodschappenservice. Bewoners kunnen rechtstreeks verbindingen maken met hun arts, zorgverzekeraar of fysiotherapeut. Indien de zorgvraag groter wordt, worden alarmeringen toegevoegd aan hetzelfde platform en door de integratie met toegang tot gebouw en woning hebben hulpdiensten indien noodzakelijk direct toegang.

“Wij durven dan ook te stellen dat dit beeld al ; over vijf jaar volledig kan worden gerealiseerd indien de huidige vraagstukken rondom ‘wie betaalt het’ en ‘wie neemt de leiding, de woning­ ” corporatie of de zorginstelling’ worden aangepakt.

De technologie en de woonen zorgdiensten zijn vandaag de dag al beschikbaar, terwijl vele innovatieve telemedicinediensten volop in ontwikkeling

zijn. Wij durven dan ook te stellen dat dit beeld al over vijf jaar volledig kan worden gerealiseerd; indien de huidige vraagstukken rondom ‘wie betaalt het’ en ‘wie neemt de leiding, de woningcorporatie of de zorg­ instelling’ worden aangepakt.

68

Tien jaar langer zelfstandig – Coen Kijk in de Vegt


AAL kan een grote bijdrage leveren aan het welzijn van ouderen. De in het onderzoek onderscheiden belevingswerelden hebben te maken met verschillende angsten bij het ouder worden.

Angst voor het verlies van de eigen vertrouwde omgeving en (bewegings)vrijheid Door het grootschalig invoeren van geïntegreerde automatisering voor intelligent wonen en zorgen, zal het moment waarop men uiteindelijk verhuist met bijna tien jaar worden uitgesteld. Indien er geen medische noodzaak meer is om te verhuizen en men over de geruststelling beschikt dat tot op hogere leeftijd zorg op afstand mogelijk is, zullen de beweegredenen om naar een appartement te verhuizen ook veranderen. Deze beweegredenen zullen vooral gebaseerd zijn op de wens gelijkvloers te willen wonen en/of geen tuin meer te willen onderhouden. De medische argumenten zullen nihiliseren en men zal langer in de eigen woning blijven.

Angst voor het verlies van binding met het eigen sociale netwerk De 50-plussers van vandaag de dag, en hiermee de ouderen over 25 jaar, zijn gewend aan het dagelijks gebruik van automatisering en technologie. Wat een wereld van verschil met de 80-jarige anno 2011, die geboren werd lang voor de introductie van de televisie en al 65-plusser was toen het internet gemeengoed begon te worden.

ouderen over 25 jaar, zijn de ee rm hie en g, da de g aa nd “De 50-plussers van va tomatisering en technologie.” au n va ik ru geb s ijk gel da het n gewend aa Dit betekent ook dat we de voordelen van de automatisering kunnen toepassen om sociaal actief te blijven. De geïntegreerde woon- en zorgtechnologie voor intelligent wonen en zorgen biedt vandaag de dag

69

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


al toepassingen voor videobellen (of beeldbellen). Die ouderen die dit gebruiken, geven aan dat ze zich sociaal een stuk gelukkiger en minder geïsoleerd voelen. Ook kent de technologie voor Ambient Assisted Living praktische toepassingen om bijvoorbeeld de communicatie binnen een gebouw te optimaliseren en te vereenvoudigen. Via het centrale scherm kunnen berichten worden verzonden naar alle groepen of individuele bewoners. Menu’s kunnen worden verstuurd en het is een kwestie van tijd voordat bewoners via het scherm spelletjes kunnen spelen tegen hun medebewoners (een quiz, bingo, kaartspelletjes), zonder dat ze hiervoor hun woning hoeven te verlaten.

Angst voor het verlies van regie over het leven Met name als de zorgvraag groter wordt, staat de dag al snel in het teken van een huisarts die op bezoek komt, een thuiszorgmedewerker die langskomt, et cetera. Met een platform voor Ambient Assisted Living zal de regie voor een groot deel in eigen hand blijven. Afhankelijk van de zorgvraag kan flexibeler worden omgegaan met het bezoek van artsen (teleconsult, beeldbellen). Ook kunnen veel zorgtaken geautomatiseerd verlopen, op een moment dat het de bewoner zelf uitkomt. Zo kan de bewoner direct bij het opstaan de suikerwaarde meten en doorgeven, bloedwaarden meten en doorgeven, hartslag meten en doorgeven, wat er maar nodig is. Alles op zijn eigen tijd en zonder dat hiervoor fysiek iemand langs hoeft te komen. Wij durven dan ook te stellen dat met Telepresence als onderdeel van Ambient Assisted Living de regie vele jaren langer volledig in handen van de oudere blijft.

Wat betekent Ambient Assisted Living voor de SOR? Brede toepassing van Ambient Assisted Living is een antwoord op de wens van de meeste 50-plussers van vandaag de dag om zelfstandig

70

Tien jaar langer zelfstandig – Coen Kijk in de Vegt


te kunnen blijven wonen. De wetenschap dat wij als ouderen straks gebruik kunnen maken van zo’n geïntegreerde AAL-toepassing, zal bovendien onze zorgen of angsten over het ouder worden verminderen. Want wij zullen nog jaren langer thuis wonen, in contact staan met de buitenwereld en de regie over ons eigen leven kunnen houden.

De technologie is beschikbaar en wordt inmiddels door de SOR geïn­ stalleerd in ruim 850 woningen in Rotterdam en omgeving.

“De wetenschap dat wij als oude ren straks gebruik kunnen mak en van zo’n geïntegreerde AAL-toepassing, za l bovendien onze zorgen of angst en over het ouder worden verminderen.”

71

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


13 Vangnet voor complexe systemen Anneke de Jong Wetgever bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) 3 Voormalig lid Raad van Toezicht SOR

Het Bouwbesluit 2003 zal samen met het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken opgaan in één nieuw Bouwbesluit, waarin alles te vinden is over het bouwen en gebruiken van bouwwerken. Beide besluiten, en ook het nieuwe besluit, zijn natuurlijk van groot belang voor corporaties. Alles wat de SOR bouwt, beheert en verhuurt moet aan deze regelgeving voldoen. Gezien de levensduur van gebouwen en de aanzienlijke investeringen die nodig zijn, is het wenselijk nu al stil te staan bij de woonbehoeften op langere termijn.

De huisvesting van senioren over 25 jaar zal in bepaalde opzichten niet veel anders zijn dan op dit moment. De term senioren zegt eigenlijk weinig, wellicht alleen dat men niet met jongeren te maken heeft.

“Vroeger was je oud met 50, nu sta je midden in het leven.”

Vroeger was je met 50 oud, nu sta je midden in het leven. De 50-ers die over 25 jaar 75 zijn, zullen in veel gevallen nog geen bijzondere voorzieningen nodig

hebben. Aan de andere kant zal dat niet voor iedereen gelden. De huisvestingsbehoefte zal afhangen van de mate van zelfredzaamheid. Als de gezondheid minder wordt, zal de behoefte aan zorg toenemen.

Begin februari kopte de Volkskrant ‘ouderen minder kwetsbaar’. Met als ondertiteling ‘iets minder ouderen dan verwacht zullen over 20 jaar kwets­baar genoemd kunnen worden. De gemiddeld wat hogere

3) Geschreven op persoonlijke titel

72

Hoogwaardige complexe systemen – Anneke de Jong


op­leiding ligt hieraan ten grondslag’. Toch zullen er over 25 jaar veel kwetsbare ouderen zijn. Tot deze groep zullen relatief meer hoog­ bejaarden behoren dan nu. Het lijkt mij belangrijk dat daar met huisvesting en verzorging op wordt geanticipeerd. Als de hulpvraag tijdig wordt gesignaleerd, zal in veel gevallen met een relatief eenvoudige ingreep de kwaliteit van leven worden behouden. Als die hulp te laat wordt gevraagd of geboden, zal de oudere eerder in een zwaar traject (wellicht zelfs een verpleeghuis) terechtkomen. Om die reden zijn volgsystemen die de oudere in zijn huisvesting volgen belangrijk.

“Tot deze groep zullen relatief m eer hoogbejaarden behoren dan nu . Het lijkt mij belangrijk dat daar met huisvest ing en verzorging op wordt geanti cipeerd.” Het zal ook belangrijk zijn dat de oudere met zijn tijd meegaat. Over 25 jaar zijn ongetwijfeld voorzieningen vanzelfsprekend die we nu nog niet kennen. Als ik terugkijk naar de ontwikkelingen van de afgelopen 25 jaar, zoals de introductie van de mobiele telefoon en het internet, moet ik constateren dat veel van de mensen die nu 75 zijn hier niet of niet goed mee kunnen omgaan. Als zij dat wel zouden kunnen, zou dit beslist een positieve invloed op de kwaliteit van leven kunnen hebben. Hoewel de mensen die over 25 jaar 75 zijn gemiddeld beter zullen zijn opgeleid dan de 75-jarigen nu, kan ik mij voorstellen dat een deel van de ouderen de op dat moment laatste ontwikkelingen toch niet kunnen bijbenen. Dit kan een nadeel zijn. De voorzieningen over 25 jaar zullen af­hankelijker zijn van complexe elektronica. De oudere moet daarmee kunnen omgaan, evenals met de uitval van de voorzieningen. Hoe hoogwaardiger de techniek, des te afhankelijker men wordt. Een oudere kan nu meestal nog een nieuw peertje indraaien, over 25 jaar moet je meer in je mars hebben. Het zal daarom belangrijk zijn dat er naast alle voorzieningen die het de oudere mogelijk maken afhankelijk van de

73

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


persoonlijke omstandigheden zo goed mogelijk te wonen, ook vangnet­ voorzieningen zijn. Vergelijk het met het horloge op batterijen. Als de batterij het na drie jaar begeeft, is het heel plezierig wanneer er nog een opwindhorloge in de la ligt dat je kunt gebruiken tot het moment dat er een nieuwe batterij is geplaatst.

re e voorzieningen die het de oude all ast na er t da n zij jk gri an bel “Het zal daarom standigheden zo goed mogelijk om e lijk on rso pe de n va lijk ke mogelijk maken afhan gen zijn.” te wonen, ook vangnetv­ oorzienin Vanuit mijn betrokkenheid bij de bouwregelgeving: omdat de zelfredzaamheid van ouderen in de loop der jaren in meer of mindere mate achteruitgaat, blijven de voorschriften voor het brandveilig bouwen en gebruiken ook over 25 jaar van het grootste belang.

74

Hoogwaardige complexe systemen – Anneke de Jong


75

Column III – Peter Boerenfijn


14

Senior zal vaker huren Hans van Buijten Voormalig directielid ABN AMRO Markets4

Woningbouwcorporaties hebben voor de financiering van hun activiteiten één of meer banken en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) nodig. De SOR is in relatie tot de omvang één van de meest actieve corporaties in Nederland als het gaat om investeren in de uitbreiding en vernieuwing van haar woningbezit.

Deze langjarige investeringen worden traditioneel langjarig gefinancierd. Woningen worden duurzaam gebouwd en blijven meerdere decennia in het bezit. Het WSW stelt regels op en bepaalt hoeveel een corporatie in een jaar mag lenen. Binnen deze regels is het aan de corporatie om te bepalen op welke wijze zij zich financiert. Dit is enigszins te vergelijken met de keuzes die iemand krijgt bij het aanvragen van een hypothecaire lening, waarbij de ‘rentevastperiode’ een bekend fenomeen is. De laatste decennia is de korte rente overwegend lager geweest dan de lange rente, maar creëert een korte ‘rentevastperiode’ een renterisico aan het einde van die looptijd. De ervaring heeft geleerd dat de rente enorm beweeglijk is en daarmee de risico’s hoog.

De kredietcrisis heeft een grote impact gehad op de rente. Zo daalde de rente in 2008 enorm maar namen de kredietopslagen sterk toe. Banken moeten als gevolg van de kredietcrisis meer voor hun eigen financiering 4) Deze bijdrage is door de auteur op eigen titel geschreven en vanuit de optiek van Markets, een afdeling die zich naast renterisico-instrumenten ook bezighoudt met instrumenten in vreemde valuta’s, aandelen, obligaties, grondstoffen, energie en emissierechten. Het is een weergave van zijn persoonlijke visie.

76

Senior zal vaker huren – Hans van Buijten


betalen en dit wordt doorberekend aan klanten. Je zou kunnen zeggen dat het voordeel van de lage rentes voor een flink deel teniet wordt gedaan door deze verhoging van kredietopslagen.

De SOR heeft sinds 1998 grote voordelen behaald uit het gebruik van verschillende rente-instrumenten. Dit resulteerde in lagere rentekosten en gaf ruimte voor extra investeringen in de uitbreiding en vernieuwing van haar woningbezit. Dit heeft altijd centraal gestaan in de visie van Harry Rietveld, die steeds persoonlijk bij de financiering en de beheersing van de renterisico’s van de SOR betrokken is. Openstaan voor mogelijkheden die de financiële markten en rente-instrumenten bieden vanuit een combinatie van ondernemerschap, durf en gezond verstand, waren leidende principes.

menten anciële markten en rente-instru fin de die n de he lijk oge m or vo “Openstaan rschap, durf en gezond verstand, me rne de on n va e ati bin com een bieden vanuit waren leidende principes.” Deze voordelen hebben bijgedragen aan het kunnen bieden van een grotere flexibiliteit in een markt die vraagt om veelzijdige huisvesting en individuele woonwensen en –behoeften. Anders gezegd kon er door de lagere rente meer ontwikkeld worden.

De kredietcrisis heeft ook gevolgen gehad voor de particuliere woningmarkt in Nederland. De huidige regering heeft de hypotheekrenteaftrek in stand gehouden, maar banken kunnen sinds de kredietcrisis minder hoge hypothecaire leningen verstrekken. Dit betekent dat het voor starters op de woningbouwmarkt lastiger wordt een woning aan te kopen en dat deze markt ook dit jaar minder aan- en verkooptransacties laat zien dan voor 2008.

77

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


Voor senioren die in de periode 1985-2005 een eigen woning hebben gekocht, resulteert dit gemiddeld genomen in een afnemende overwaarde en/of verkoopbaarheid. Mocht deze overwaarde en verkoopbaarheid verder afnemen door een continuerende daling van de Nederlandse huizenprijzen, dan kan dit twee effecten hebben: senioren gaan eerder over tot de verkoop van hun eigen woning of blijven in de hoop op herstel (langer) in hun eigen woning wonen.

Naar mijn persoonlijke mening zullen senioren hierdoor in de toekomst nog vaker dan nu een huurwoning wensen. Dit betekent dat de SOR met een verhoogde vraag te maken zal krijgen. Tevens betekent meer vraag van senioren die een eigen woning hebben (gehad) ook een vraag naar hoogwaardiger woningen. Biedt de kapitaalmarkt waar de SOR toegang toe heeft voldoende voordelen ten opzichte van senioren die zelf een woning willen financieren? Dit lijkt aannemelijk, al laat deze vraag zich alleen in de toekomst beantwoorden. Huizenprijsrisico’s en financieringsvraagstukken gaan aan senioren die hun woning huren voorbij en dat kan een grote zorg minder betekenen.

hun gstukken gaan aan senioren die aa svr ing ier nc na fi en s co’ isi jsr “Huizenpri zorg minder betekenen” e grot een n ka t da en ij orb vo woning huren 78

Senior zal vaker huren – Hans van Buijten


Een groeiende seniorenvraag naar huurwoningen zal in ieder geval het belang van een goede (gewaarborgde) financierbaarheid tegen bedrijfseconomisch verantwoorde en gemaximeerde rente benadrukken. De SOR heeft hierin een grote expertise en professionaliteit opgebouwd, en dat geeft vertrouwen in haar toekomst.

“De SOR heeft hierin een grote exp ertise en professionaliteit opgebouwd, en dat geeft vertrouwen in haar toekoms t.�

79

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


Beste Harry Onder jouw leiding heeft de SOR duizenden goede woningen voor ouderen aan de woningvoorraad in de regio Rotterdam toegevoegd. Menig corporatie heeft de SOR benijd om haar duidelijke programma van eisen voor woningen voor ouderen. Daarmee is een norm gezet voor een goede en comfortabele woning, waarin het mogelijk is om – ook met afnemende vitaliteit – lang zelfstandig te kunnen blijven wonen.

In de komende 25 jaar dienen zich voor de SOR nieuwe vraagstukken aan. Net als in de afgelopen 25 jaar zijn deze alleen goed te beant­ woorden wanneer de verschillende betrokkenen in het ontwikkelingsen beheerproces samen optrekken. Of je nu wethouder bent, architect, bouwer, zorgverlener, ontwikkelaar of financier. Het is dan in ieder geval van belang om elkaars visie op de huisvesting van ouderen in de toekomst goed te leren kennen.

Deze visies zijn in deze bundel gepresenteerd. Een goede woning, zo kan hieruit worden afgelezen, is voor ouderen een ‘conditio sine qua non’. Het is vooral de context (woonomgeving, voorzieningen, sociale structuur, verzorging, technische infrastructuur) die voor hen het verschil zal maken.

afgelezen, is voor ouderen een n rde wo it ru hie n ka zo g, nin , “Een goede wo (woonomgeving, voorzieningen text con de l ora vo is Het n’. no a ‘conditio sine qu hen het hnische infrastructuur) die voor tec , ng rgi rzo ve , ur tu uc str e ial soc verschil zal maken.” 80

Beste Harry


Puntsgewijs geven we je de volgende adviezen mee:

1 Maak het mogelijk dat consumenten vooral ‘hun leven’ kunnen leiden. Houd steeds goed voeling met de consument. De toe­ nemende pluriformiteit in de samenleving vraagt om pluriformiteit in het aanbod.

2 Hoewel veel ouderen een grote behoefte hebben om te wonen met mensen van verschillende leeftijden en levensfasen, zoeken de meesten een sociale omgeving met ‘mensen-zoals-ik’. Ondersteun de natuurlijke ontwikkeling van leefgemeenschappen.

3 Ondersteun een op welbevinden gebaseerde zorgattitude. Het is misschien wel de grootste angst van ouderen om als een zorgobject te worden behandeld waaraan een budget is gekoppeld en een taakstelling. Zorg en hulpmiddelen moeten vooral worden gericht op het ondersteunen van de eigen leefstijl.

4 Zorg voor voldoende flexibiliteit in het vastgoed, zodat het zich kan aanpassen aan de behoeften van steeds nieuwe gebruikers; deze behoeften zijn lang niet altijd te voorspellen. Bouw voor ouderen vooral op plekken in de nabijheid van voldoende voor­zieningen.

5 Draag bij aan de ontwikkeling van woonservicegebieden, die het mogelijk maken dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen; de woonservicegebieden zijn zo gedifferentieerd dat zij in de behoeften van verschillende typen ouderen kunnen voorzien.

81

Een boek van vrienden van Harry Rietveld


6 Zorg voor een infrastructuur die het mogelijk maakt langer onafhankelijk te blijven wonen (Ambient Assisted Living), maar bied wel een adequaat vangnet wanneer de complexe ICT-systemen het laten afweten.

7 Draag bij aan vergroting van de aantrekkelijkheid van de stad voor ouderen. In potentie heeft de stad veel voorzieningen te bieden, maar de woon- en leefkwaliteit sluit niet goed bij ouderen aan. Er is – ook in de stad, of misschien juist in de stad – behoefte aan kleinschalige, veilige woonplekken met groen, rust en ruimte.

We wensen jou en de SOR in de komende 25 jaar veel succes bij het huisvesten van ouder wordende mensen in de regio Rotterdam.

Ad, Anneke, Ben, Coen, Constant, Gerrit, Gert Jan, Hamit, Hans, Justien, Peter, Remmert, René, Roland en Wim. Rotterdam, 31 maart 2011

82

Beste Harry



Colofon Onderzoek: Gert Jan Hagen i.s.m. SmartAgent (Eind-)redactie: The Marketing Company / Gert Jan Hagen Tekstcorrectie: Copyplatform Vormgeving: Identity Design Drukwerk: Control Media Illustraties: Len Munnik Illustrator


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.