Theys Constant, Geschiedenis van Beersel, Brussel, 1963, 320 p.

Page 1

N° classeur : 30

Nom du PDF: THEVS-GESCHIEDENIS-VAN-BEERSEL


GemeentellJk Archief Beersel

GESCHIEDENIS VAN

BEERSEL DOOR

CONSTANT THEYS EN

ALBERT PROOST met een voorbericht cloor

Dr. JAN LINDEMANS Lid van de Koninklijke Vlaomee Aka1lemie

MCMLXIII

DRUKKERIJ HESSENS BRU SSEL


Gemeéntelijk Archief Beersel

GESCHIEDENIS VAN BEERSEL


CONSTANT THEYS


GESCHIEDENIS VAN

BEERSEL DOOR

CONSTANT THEYS EN

ALBERT PROOST met een voorbericht door

Dr. JAN LINDEMANS Lid van de Koninklijke Vlaamse Akndemie

MCMLXIII

DRUKKERIJ HESSENS BRUSSEL


VOORBERICHT

Het is gel.oot ik, de achtste maal dal mijn goede vriend en medewerker, Constant Tlzeys, mij vraagt om met een klein voorbericht z ijn werk voor te stellen. Maar is dat ivel nodig ? « Goede ivijn behoeft geen krans ». Ik weel niet ival bij Constant Theys hef meest te bewonderen is : zijn met d e jaren onverminderde iverklust, zijn vlijtige speurzin bij het verz amelen van de stof, zijn bedrevenl1eid in het vak, zijn vertrouwdheid met het archief of zijn metf1odische bewerking en de redaktie in een vlotte, korrekte taal, die het lezen van een ivetenschappelijke uiteenzetting, .ook voor een eenvoudige dorpeling, tot een onderhoudend en boeietnd tijdverdrijf maakt. Na Ruisbroek ( 1940), Drogenbos (1942) , Dworp (1948), Kapellen-op-den-Bos (1953) , Linkebeek (1 957), Alsemberg (1960), Sint-Genesius-Rode (1961), komt nu Beersel aan de beurt, op één na, allemaal gemeenten gelegen tussen Brussel en de taalgrens (Zoniënbos) , een zeer bedreigde streek. Schrijver verdient ons aller dank voor zijn h.oogstaande bijdrage fot het behoud van onze faal t.o.v. de aanmatigende Brusselse taalverscliuiving. JAN LINDEMANS.


TER INLEIDING EN TER VERANT WOORDING 1n werken over plnntsclijke geschiedenis keren we al s het ware terug tot onze moeder, met alles wnt hnnr omringde. Zoeken Is altijd sc.J1oner dan vinden, want wanneer men de diepte van ons volk gaat peilen, dnn beseft men dat men altijd te doen heelt met iets van zeer hoge waarde. ( Hermnn Telrlinck. op de Persreceptle op het gemeentehuis te St. Genesius-Rode, 18.5.1961) . De geschiedenis van de streek, van de sta<! ol het dorp waar wc vandaan kom en, Is de enige waarann de ziel met een bijzondere belnngstelllng ge hec ht Is. (A . Thlerry). • Voor de vorming vnn de geestes- en levensrichting van een volk Is er niets wanrdevollers dan het fiere bewustzijn van een eigen \'Olksaard, nl. alles wat het heelt nagelaten aan oud crlgoed, als zeden, tnal, kunst en recht. (Gebroeders Grimm, 1850).

ln zij n voorbericht tot de Geschiedenis van Alsemberg zegt Dr. jan Lindemans, zeer terech( dat een goede dorpsmonografie schrijven, normaal, een levenswerk is, waar twintig of dertig jaar mee gemoeid zijn. Wanneer men echter alles aantekent wat men, bij zijn opzoekingen, over andere, aangrenzende dorpen, innig met elkander verbonden door allerhande familiale, kerkelijke, bestuurlijke en historische betrekkingen, aantreft, beschikt men op de duur over zoveel materiaal, dat de bekoring g root wordt ook over die buurdorpen te gaan schrijven. En 7.0 is het met mij gegaan en vergaan.

•••

De geschiedenis spoort de - nooit volledige - bronnen op, onderzoekt ze kritisch en zoekt naar een samenhang. Voor het op die wijze wederopbouwen van de algemene geschiedenis is de plaatselijke geschiedenis belangrijk. Daar vinsit men families die men kan volgen. Daar vindt men bijzonderheden, die de sleutel geven tot de oorzaak van feiten die men tot dan toe vergeefs trachtte te verklaren. Zo wo rden samenha ngen ontdekt. De kultuurgeschiedenis groeit uit de plaatselijke geschiedenis. Bij mensen en dingen kan men bepaalde lijnen volgen, er is continuïteit. Indien goed beoefend, maakt de plaatselijke geschiedems het mogelijk op te klimmen in het stoffelijk en geestelijk menselijk bestaan. Voor de kultuurfilozoof is de plaatselijke geschiedenis dan ook zeer belangrijk. (Baziel Boel, Het Land van Aalst, 1960, blz. 55).

•••

T en behoeve van een bijfüage over BeeitSel in Toerisme, het tijdschrift van de Vlaamse Toeristenbond, in 1936, had ik een vluchtige prospektie

7


ondernomen in allerlei archiefbronnen en bij gelegenheid van opzoekingen over al de dorpen gelegen tüssen het Zoniënbos, de Zenne en de Brussel se agglomerati e, tekende ik terloops menige nota op voor Beersel, zodat ik gaandeweg, samen met uitgegeven bronnen, al heel wat materiaal voor een monografie bijeen had. Voor ts was een r uime belangstelling voor het verleden, het heden en de toekomst van de streek « inter Sennam et Soniam > , voor mij een aanleiding om ook een zo volledig mogelijke geschiedenis van Beersel te schrijven. Weliswaar· heeft Beersel r eeds heel wat bibliografie, o.m. het voornaamste : « Beersel bij Brussel, eene monographie door Tcirlinck-Stijns, in 1883 uitgegeven bij de Seyn-Verhougstraete te Roeselare ». TeirlinclcStij ns, eigenlijk Isidoor Teirlinck, geboren te Zegelsem 2.1.1851, de bekende schr ijver en folklorist, vader van H erman, onze ereburger, en Reimond Stijns, de schoonbroer van lsidoor, te Mullem gebor en 19.5.1850, romanschrijver. Evengenoemd wer k werd in hoofdzaak geschreven aan de hand van A. Wauters' werk : H istoire des Environs de Bruxelles, 1867. Zij gebruikten ook nog andere werk en, die echter alleen betrekking hebben op de dor psheren en het versterl}t kasteel, wat 99 bladzijden beslaat van de 147 die het werk telt. Van tie 48 overblijvende zijn er 37 gewijd aan de plaatsnamen, zodat er voor al het andere slechts een tiental bladzijden overblijven. Daarvan kan hun echter geen zweem van verwijt gemaakt worden. I n die tijd waren heel wat archiefbronnen nog niet bereikbaar. D e beroemde, alombekende Engelse geschiedschrijver Trevelyan zegt trouwens dat vroeg of laat een geschiedkundig werk voor betere boeken van het nieuwe geslacht moet onderdoen. En op zijn beurt meent Pirenne « que chaque époque refait son histoire, la transporte en quelque sorte dans un ton qui lui soit prop re > (Revue historique). In navolging van wat Dr. Jan Lindemans, in zijn Geschiedenis van Opwijk, 1937, zegt, heb ik zoveel mogelijk namen van Beerselse en andere families opgenomen. Juist om die persoonsaanduidingen, zegt hij (blz. 10), worden dè dorpsmonografieën het meest geraadpleegd. Het brengt overigens de huidige geslachten dichter bij het ver leden en wekt daardoor een persoonlijke belangstelling in de eigen plaatselijke geschiedenis. Om al die red enen heb ik niet kunnen nalaten oog te hebben voor de mens met zijn goed en kwaad, zijn leed en zijn levenswijze, « la manière >, zegt Tenant de la Tour, in zijn werk « L' Homme et la Terre >, blz. 18, « qui consiste à chercher l'homme au fond du texte, non pas certes à Ie romancer, ce qui n'a souvent d'autre résultat que de camper arbitrairement un moderne dans un vivant d'autrefois, mais à Ie voir, à l'entenclre, à Ie suivre, à pr endre au mot son existence telle qu'il l'exprime ou la supporte...>.

••• Velen beschouwen de geschiedenis als onzin. Laat het dode verleden zijn doden begraven, menen ze. Alsof het verled en ooit sterven kan. (Galsworthy, De Forsyte Sage). Niets is immers zo menselijk als de geschiedenis. (S.j. Bertina, De Volkskr ant, 15.X.1960) . De geschiedenis is geen vlucht uit het heden, maar een kracht die in het heden meespeelt. (Prof. P. Geyl, Buitenlandse Figuren).

8

J


.

.

Al te lang werd als de geschiedenis voo rgesteld het verhaal van · c1e politieke en militaire gebeurtenissen die, vooral vroeger, het leven van de enkeling vaak weinig en slechts voorbij gaand beroerden ... Wat ons interesseert is de mens en zijn leven van a lle dag. En niet alleen die enkelen wier namen ons zijn overgeleverd, maar ook de duizenden en miljoenen naamlozen die elk een eigen persoonlijke waarde hebben ... Het was onze tijd van clemokratie en sociale ontvoogding voorbehouden eindelijk de nodige aandacht te gaan wijden aan de la ndbouwers, aa n de arbeiders, aa n de velen die eeuwenlang op de g rens van het levensminimum hebben geleefd en bij elke mislukte oogst met honderden stierven >. ( P rof. Dr. Dierickx S.J., Streven, 1958, blz. 674). De historicus dient oog te hebben voor de typische uiterlijkheden, de kleine eigenaardigheden, de onverwachte bijkomstigheden van zijn objekt, meent Dr. van den Eerenbeemt, en hij voegt erbij, dat de tijd voo rbij is dat alleen pa usen, vorsten en politici het geschiedenisboek moeten vullen. Veel te veel mensen hebben zich door deze opvatting van de geschiedenis afgewend. Het leven van de gewone man, hoe hij werkte en reageerde op zijn omgeving is het onderwerp van de huidige geschiedenis. En J. Mees, in Ons Heem, 19 19, blz. 88, schrijft, dat « moeizaam nagespoo rde en vlijtig achterhaalde gegevens van het analytisch geschiedschrijven dankbaa r worden benuttigd in meer sintetische overzichten >. Sommigen zullen wellicht de bedenking maken dat deze monografie al te veel « petite histoire >, nl. de anekdotische kant van de geschiedenis weergeeft. Kan zijn, maar deze anekdoten, echte, levende geschiedenis, zullen heel wat meer verklaren dan droge teoretische beschouwingen en vervelende verstelselmatigingen. Doodgewone zaken uit het leven van alle dag spreken soms boekdelen. Zakelijk nuchtere woorden en bedenkingen van eenvoudige mensen, werpen vaak een schriller licht op toestanden en personen dan geleerde beschouwingen. En gaat in de geschiedenis, onze g rootste belangstelling niet naar de levenswijze van onze voorzaten ? We weten graag hoe ze gekleed, gehuisvest en gevoed waren enz. (Marcelin Defourneaux, Historia, 1961, blz. 236). Sommigen gebruiken het woord anekdotisch gaarne als dooddoene r. Precies of de <inekdote niet het zout de r geschiedenis is nl. levenszaad, zegt Johan Daisne. (Met een inktvlek geboren). Een dorpsgeschiedenis moet niet noodzakelijk droog zijn. Het valt niet te ontkennen dat onze dorpsgeschiectenissen doorgaa ns veel te saai zijn voor wie er niet louter een droogstoppelige aanpassing en illustratie van de algemene geschiedenis in zien wil. Laten we het maar eerlijk bekennen, dat vakmensen er vaak tegen opzien die droge teksten doo r te nemen, tenzij ze er niet van tussen kunnen. \ Vat da n te zeggen van de gewone lezer, de. overg rote meerderheid : de negentiende eeuw heeft de geschiedenis als kunstwerk willen afschaffen. De natuurlijk ontegenzeglijke veordelen van de verfijning der technische apparatuur en de specialisatie heeft de geschiedschrijving duur moeten betalen en betaalt ze nog al te veel met sterilitèit, dorheid, onleesbaarheid, schrijft Helwig, in een boekbespreking in de Volkskrant van mei 1961.

9

1


Wat de wetenschappelijke aa nkleding betreft, had Prof. Dr. H. Devis, die vele jaren medewerkte aan het tijdschrift « Eigen Schoon en de Brabander >, een onoverkomelijRe~~ekel aan dorre wetenschap en aan het uitstallen van eruditie en voetnota"S (E.S.B., 1949, blz. 390). Uit evengenoemd werkje van Daisne de volgende anekdote : Een Waals meisje, dat Germaanse filologie studeert, vergiste zich en sprak van « noodvoet > i.p.v. « voetnoot >. Heerlijk ! Uit de mond der onschuldigen klinkt inderdaad vaak de zuiverste waarheid. De a.s. filologe zal later allicht nooit meer van noodvoeten spre~en; maar laat ze dan toch niet vergeten dat voetnoten in de werkelijkheid veelal maar lemen noodvoeten zijn waarmee geleerde teksten zich proberen overeind te houden. Vergelijk de plastieken wervelkolom van dezelfde teksten, die « bibliografie » heet. Nu wil ik het kind niet met het badwater weggooien. In ond.erhavige monografie is de archiefbron in de tekst zelf tussen haakjes geplaatst. Dit bespaar t de lezer het per slot van rekening vrij storend voortdu rend en vervelend verwijzen naar de benedenkant van de bladzijde. Tevens vermindert het de drukkosten, die steeds meer en meer het uitgeven van geschiedkundig werk belemmeren. die redenen, en mede om die welke in mijn vorige monografieën zijn uiteengezet, heb ik 001< in « Beersel > alle « uitstalling van voetnoten » geweerd en voorts verltozen er zoveel 'mogelijk andermaal de voorkeur aan gegeven, in plaats van parafrazering, of persoonli jke interpretatie, die bijna altijd subjektief zijn, de onvervangbare waardè van autentieke oorkonden te laten uitkomen. Prof. P. Geyl, in zijn « Franse Figuren », blz. 66, sprekende over Henri Guillemin en dezes werk < Le Coup du 2 décemp~e >, schrijft dat door « de weelde van dergelijke aanhalingen hij de lijd tot leven brengt >.

Om

l.

Grote dank ben ik ve rschuldigd aan Dr. j an Lindemans, stichter van het Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Brabant, dat in 1961 zijn vijftigjarig bestaan vierde. Steeds moedigde hij me aan in mijn streven en was hij zo vriendelijk voor elk van mijn monografiën een door mij op zeer hoge prijs g~steld voorbericht te schrijven. Ook de heer Pieter Cnops, sekretaris-penningmeester van bovengenoemd Genootschap, die zo bereidwillig was de oude dekenale verslagen in het archief van het Aartsbisschoppelijk Paleis te Mechelen voor mij te excerperen, alsmede Z.E.H. Kanunnik Tambuyser, arc hivaris van het Aa-rtsbisdom, en de heer Fr. de Cacámp, de geleerde genealogist, die me menige waardevolle aanwijzing, vooral in verband met dorpsheren, aan de hand deed, en de heer Henri Herdies uit Vorst, ben ik ten zeerste dankbaar. En tenslotte gaat mijn grote erkentelijkheid naar de heer Eugeen - Clerckx die door zijn morele en financië le steun de uitgave van dit werk heeft mogelijk gemaakt.

C. T. 1886-1963".

lO


NOTA De gemengde klinkers ai, ay, oi, oy enz. dienen als een lange o of a uitgesproken. De tweede klinker diende oudtijds om de klank te ve rlengen, zoals thans nog het geval is in het Duits met de letter h. Zo mogen, bijvoorbeeld, van Roy, van Goidsenhoven, Moyson niet uitgesproken worden als van Rwa, van Gwadsenhoven, Mwazon, maar wel als van Roei (Rode), van Goedsenhoven, Moeison (moei- of moederszoon, vergelijk met Moyersoen). In het oudfran s luidde Roy en Royne a ls rei en reine, dit laatste net a ls thans trouwens.

GEBRU IKTE AFKORTINGEN EN SJOELS Alsemberg = Geschiedenis van .. . Drogenbos Geschiedenis van ... Dworp Geschiedenis van ... Kapelle-op-den-Bos = Geschiedenis van... Linkebeek = Geschiedenis van.. . Ruisbroek = Geschiedenis van .. . St.-Genesius-Rode = Geschiedenis van ... A.A. : Archief Aartsbisdom; A.G. : Archief Gemeentehuis; A.P. : Archief Pastorie; b. : bunder; dw. •: Dagwand ; E.S.B. : Eigen Schoon en de Brabander ; F.O. : Fiskaal Officie R.A.B.; G. : Schepengriffies a rrond. Brussel R.A.B.;

=

=

g. : gulden; j .,J.R. : Jachtrecht van Brabant R.A.B.; K.A. : Kerkelijk Archief R.A.B.; K.P. : Kaarten en Plattegronden R.A.B.; L.B. : Leenhof van Brabant R.A.B.; P.B. : Paroc11ieboeken ; R.A. B. : Rijksarchief Brussel; Rg. : Rijnsgulden; R.K. : Rekenkamer R.A.B.; r. : roede; st. : stuiver; vs. : voorschreven; V.T.B. : Vlaamse T oeristenbond; W.,W.R. : Woudrechl' van Brabant R.A.B.

BIBLIOGRAFIE Voor de bibliografie van Beersel, zie Leo de Wachter, Repertorium der Vlaamse gemeenten, met vervolgen.

11


HOOFDSTUK 1

AARDRIJKSKUNDIG OVERZICHT De gemeente. -

D e gemeente Beersel maakt deel uit van de provincie Brabant, het arrond issement Brussel, het kanton Ukkel. Zij ligt op 10 km . ten zuiden van de hoofdstad. De aangrenzende gemeenten zijn : ten noo rde n Drogenbos op 3 km.; ten oosten Linkebeek op 2,5 km.; ten zuiden Alsemberg op 4 km.; Lot 3 knt; ten noordwesten, waar de Zenne over een grote afstand de grens uitmaakt, St.- Pieters-Leeuw op 6 km. en Ruisbroek. Andere na burige gemeenten zijn : Ukkel en St.-Oenesius-Rode op 5 km. Dworp 5,5 km.; Huizingen, Ruisbroek 6 km. Buizingen 6 km. Het g rondgebied beslaat een oppervlakte van 632 ha.

Boven de Heibcrg (Uwenberg).

Parochiaal behoort Beersel tot het aartsbisdom .Mechelen en Brussel en tot de dekenij Ukkel. T ot 1559 was de parochie afhankelijk van het bisdom Kamerijk en tot aan het einde van het oud regime van de dekenij St. Pietersleeuw. ( 1) ( 1) De dekenij St. Pieters-Leeuw, strekte zich toen uit tot het Zoniënbos ten oosten, tot en met Linkebeek, Beersel, Ruisbroek, Dilbeek, GrootBijgaarden, Bekkerzeel, Ternat, ten noo rden, Liedekerke, P amel, Gooik, ten westen. (Wauters, 1. LXVlll). 13


De bodem. -

De Beerse lse bodem vormt een zandachtige heuvelrug die steil uitsteekt boven de Zennevallei. Op de hoogste punten in de zuid-oosthoek, ligt Assiaanse klei aan de oppervlakte, omrin gd met stroken Lediaanse en Laken iaanse lichtere gronden, het vruchtbaarste deel van de gemeente ( het Hoogveld, de primitieve dorpsakker). Het grootste gedeelte van de bodem bestaat uit schrale, a lleen door noeste arbeid vruchtbaar geworden Brusseliaanse en Ieperiaanse zandgronden. Op de helling, gelij klopend met de Zenne, komen smalle stroken leperiaanse klei en Landeniaanse zavel aan de oppervlakte. Die Landen iaanse laag reikt zelfs tot vlak tegen de Zenneoevers op de noordelijke helft van de loop der rivier zodat a ldaar bijna geen alluvium te vinden is. Daarentegen is de strook quaternair a lluvium vr ij belangrijk op de zu idelijke helft, zodat aldaar een brede beemd kon tot stand komen.

De hoogten. -

Beersel vormt een hoge heuvelrug, met grill ige bulten en bergen. De bodemhoogte schommelt tussen 24 m. (aan de Zenne op de gre.ns met Drogenbos), en 119 m. (op het Hoogveld bij het Sanarorium Brugmann te Alsemberg). Het lage weiland bij de Zenne vormt een strook van o ngeveer 500 m. breedte te Zittert, op de grens met Lot. Die streep versmalt tot 100 m. en m inder in het noorclel ijk gedeelte. Onmiddellijk daarnaast begint de hell ing van de berg, d ie op sommige plaatsen zeer steil is, om dadeli jk hoogten te bereiken van 80-90 m. : de dorpskom met de kerk ligt op 85 m. hoogte; Sch reiberg 30-50 m., waarop volgt Dachelberg 50-75 m.; Heiberg klimt van 50 tot 90 m., Waaienberg van 40 tot 100 m., steil boven de Laak. Jn het zuidelijk gedeelte kl imt het heuve.lfand la ngzamer : het kasteel beneden de heuvel waa rboven het De Heiberg (Uwenberg) . dorp ligt, op 700 m. in vogelvlucht (Foto Toér, Fed. Brab. nr. 48ï62 B). van de Zenne, bevindt zich op hoogtekurve 35; de bodem klimt dan in lange g looiing en bereikt weer 90 m. op de Laarheide; 100-1 20 m. op het Hoogveld. De hoven Dweerbos en Schavei, bij de bron van beken gelegen, bevinden zich 0p de kurve 85. Andere h0ogten zijn nog : Boterberg, op de grens van Linkebeek 70-95 m.; Koekelberg, ook op die grens, 70-100 m. Dit boge land vormt geen effen vlakte; overal in de plo0ien van de b<'>dem liggen de g rillige dellen, Nekkersdelle, Menaarddelle, Dweerl:>osdellè enz. •

14


De waters. - Het grondgebied van Beersel. ligt op ·de r echteroever . van de rivier de Zenne, die daar in kronkelige bochten en hammen haar uiteindelijke bedding gevonden heeft. ( 1) I n de vroegere middeleeuwen spreidde de bedding zich uit, bij wintertijd, over de hele streek broekland thans ongeveer afgetekend door de hoogtekurve 25. Op cle tegenoverliggende oever (St.-Pieters-Leeuw), is het broek land herschapen in beemden. Daarbij werd de waterafvoer verzekerd door eeh aantal kunstmatige grachten, Jeibeken of laken.

De Zenne bij 011erstromi11g.

Van het hoge heuvelland komen dan enige smalle beekjes, in hun diep uitgeholde dellingen, naar de Zenne toe : 1. de Zitterbeek, op de grens met Lot; de Laar- of Rollebeek, die ontspringt in het Laar en de waters opvangt van de Laak, ook St.-Lambertusbeek geheten, omdat zij haar oorsprong neemt bij het oude St.-Lambertuskapelletje, die de wal len van het slot van Beersel van water voorziet. Verenigd vormen deze beken de Zwerdbeek of Bredegracht, de voornaamste leibeek in de beemden; 3. de Kelleborre en een paar kleinere borren in de buurt; op dit beekje heeft een watermolen gestaan, die al vroeg verdween, denkelijk bij te weinig water in het droog seizoen. Uit de Dachelberg ontstaat de Zand- of Fleurbeek, die beneden Drogenbos in de Zenae uitmondt. Te Dweerbos en bij Schavei ontsprin.gen bronnen die, langs het Scnouwenclal, naar de Linkebeek vloeien. (1) In januari 1763 vroor de Zenne toe~ zodat men er te voet over kon en in dezelfde maand van het volgende jaar viel er zoveel regen dat de rivier vijfmaal overliep. (Kroniek van Pastoor de Coninck).

15


De plaatsnamen Grawool ( 1696), Fosse ( 1593) en Voorde (1500) wijzen ook op waters .. D e Kell ebo rre, het Borreblok (1593), de Bo rreheide ( 1590), « een weyde met een open borre » ( 1556), staan in verband met open bronnen waar de inwoners water g ingen putten. D e Duivenpoel ( 1328), Rodepoel ( 1593) zijn putten, waar het vee gedrenkt werd en verder zijn of waren er waters geheten Zittertplas ( 1555), Kasteelvijver ( 1706), Pameisvijver ( 1665), Vifverstad (1593), Zwanebeemd ( 1556), Singel (1698). De« gemeyne borrewegh » nog bekend i.n de 18c1° eeuw. Bos en heide. - Oors pronkelijk vormde de Beerselse bodem nog een schier onontgonnen « wastine », een kale heide, hier en daar met kreupelhout bewassen, de voorhang van het Zoniënwoud, dat toen nog het grootste gedeelte van Rode en Linkebeek bedekte. Er zijn veel namen met heide en bos, Hoekheide (1589), Berkheide ( 1556), Beuk heide ( 1556), Borreheide ( 1590), Grote Heide en Kleine Heide ( 1593), Kerselaren heide ( 1593), Laar heide ( 1300), Meigemheide ( 1328), Ronde Heide ( 1590) , Okelarenheide (1593), Scharisheide.. (1500), Heiken (1593), Heiberg (1460), Bruul ( 1556), Dries ( 1568), Stenendries (1500), Opstal ( 1698) , en Hurst ( 1593) , Berkenbos ( 1590) , Dweerbos ( 1220), Fonteinenbos (1724), Geertsbos (1346), Genoffelbos ( 1698), Gezetten Bos ( 1593), Juffrouwen bos ( 1635), Kraa ibos ( 1836), Lievevrouwenbos (1724), Pi jpenbos (1485), Puttenbos (1 593 ), Sauvegardenbos (17 11), Steenbos ( 1703) , Zittertbos (1548), Houtem (1483), Dekt (1300), Kleert (1474), Laar (1300), Vogelenzang ( 1593), La ngehage (1432), Lutsenhage (1556), Leemstratenbos (17c1e eeuw). Beersel bleef lang zeer bebost. In 1de 18dc eeuw werd er veel gerooid. In 1742 op het D weerbosveld van de Jezuïeten« waer het voetwegsken passeert naer Hongerij en ». In 1756 het Sangersbos. In 1758 aan -de Kellegroeven. In 1759 het bos der Begijnen op de Laarheide «en nog een ander bos a ldaar» en aan de St.-Lambrechtskapel. In 1765 rooiden de jezuïe ten een plek tussen de Dweerbosdellinge en het pachthof van Dweerbos tegen de « casseye van Alsenberg h »en in 1773 nog een ander bosgedeelte. (A. P.).

De wegen. - Eén belangrijke weg loopt over het grondgebied van Beersel, nl. de heerweg van Brussel (Hoogstraat, Halle.p oort) over St. Gillis, Ukkel en Huizingen, naar Halle, Bergen en Parijs. Deze d rukke ha ndelsweg loopt echter niet door. de dorpskom, doch van Kalevoet recht naar Kesterbeek over Laarheide en Sollenberg. In t3 l 3 : in parochia de Beersele inter stratum seu viam quae de Brussela venit et ducit versus Halle directe (W. III, 669). Op die weg werd op 19. 10.1674 Pieter de W a ndeleer vermoord (Occisus est tn via Brusellensis (PB) . Een gewone rijweg verbond de dorpskom eensdeels met Ka levoet en de heerweg, a11derdeels met de Zennebrug te Lot. 16


Deze weg is de Dorpstraat gevy·orclen en de voornaamste verkeersader. 1n 1704-1706 werd de steenweg van Brussel op Halle aangelegd op de lin keroever van de Zenne, zodat de o ude baan over Beersel het grootste gedeelte van haar verkeer verloor. Verkeers111egeifl : Beerselstraat ( 1698), BrusselHeiberg en vijver. straat ( 1696), Dworpstraat (Foto Toer. Fed. Brnb. nr. 48762 B). ( 1486), Laakstraat ( 1406) , Kalevoetstraat ( 1696), Rodestraat ( 1711 ), J-Jalleweg, (1313), Huizin genweg (171.1), Beemdstraat ( 14 74), Kemstraat ( 1700), Kellestraat ( 1700), Kerkstraat (1557), Puttestraat (1705), Rollebeekstraat (1836), Waterstraat ( 1836) , Boerestraat ( 1836), Donkerstraat ( 1698) , Draaistraat (1703), Langestraat ( 1836), Rijstraat (1593), Schreistraat (1556), Stoofstraat (1593), Borreweg (1836), Heerweg (1557), Oucleweg ( 1573), Weideweg ( 1836), Grotebaan ( 1836), Dreef ( 1593), Leernstraat ( 18d0 eeuw), Beerndgat ( 172 1), Gijsbrechtsgat ( 1597) (Michiel van Eesterdaele en Kathelijne Stevens hielden in

r

" .I

".

De Zcnne tussen Huizingen en Beersel. Plaatsnamen op de kaart : Huysingen - Haeckevelt - Sint-Peeters-Leeuw - Dworp - Ste Peeters-Leeuw - Den slagmofen - De brugge van Loth - Dworp - Beersel De ses bunderen op Dworp Ste P. Leeuw - Beersel - Ste P . Leeuw - Hofweyden - Ste P. Leeuw - Bo.ersel - Ste P . Leeuw - P eerdtdyssel - Ruysbroet:k - Meulen weyden oft Meulenvelden - Ruisbroek - Beersel - Droogenbosch - Swertbroeck onder Ruysbroeck - Onder Droogenbosch - Droogenbosch. (R.A.B" K.P. hs. nr. 365).

17

:J


1591 een half bunder beemd « aen den bempt die was Ghysbrecht Theys ende nutertijt het capittel van Caemerijck » (G. 337), Robbrechtsgat (1328), Koutergat ( 1726) , Scheurgat (1593), Voordkcn (1500), Kalevoet ( 1220). l n 1852 werd aan de brouwerij de « Merloo » te Stalle een tolbarreel opgericht. Om advies gevraagd, had het gemeentebestuur van Beersel daartegen geen bezwaar. In onze dorpen bestonden geen gekasscicle wegen. De toestand ervan w isselde met het weder. Bij nat weder waren ze bedekt met een dikke, vette modder en bij droogte met wolken stof. Voor de paarden waren ze echter zacht aan de voet en voor het oog was het een rustig schouwspel ze a ls witte linten te zien verglijden in het groene landschap. In het ja a r 1700 hadden de schepenen de weg « gevisiteert gaende van aen cle kercke naer het Hooghvelt.. . en hem gevonden 'niet capabel om te passeren met peerden of keer, miclts den heer pastoor heeft do~n calenzieren (bekeuren) sekeren Francis Smons (pachter van cte kasteelhoeve) met een kerre gelaeden met mutsaert gaende naer Brussel ende midts geenen anderen uytganck en heeft om van aen de kercke recht voorbij Daneel Simpoel (Saint Paul) en P eeter Swalens (te komen), sou de de oude kerckstraete ordonneren aen de pastoor te maken de fosse gelegen tegen de cure voor zijn paert ende anderen gelegen tegen de fosse (een uytgevloeyden wech) naer advenant». (A.P.) Het gebeurde wel eens dat een of andere weg wat verbreed werd, nl. in de tijd van pastoor de Coninck, toen de weg « die leyt naer Huyssinghen » achter het St.-Lambrechtskapelletje verbreed werd en daartoe enige « trunckhoofden » langs de weg werden verkocht aan het armengoed en waar men een trunkhoofd had laten staan «ter memorie hoe verre den armen de baene hadden verbreet». In 1772 rees daaromtrent enig verschil en Jan, Hendrik en Gillis Lots, onderscheidenlijk 35, 32 en 29 jaar oud, kinderen van wijlen Willem en j osina de Bue, verklaarden « als dat de regeerders van den armen". aen hun moeder vercoght hadden 6 a 7 trunckhoofden staende op het lant van den armen bij haer alsdan in huere, de welcke ten tijde van de verbreeclinghe van de strate ende dat uyt de rede,(! van de selve uyt te cappen » om de straat achter genoemd kapelletje te verbreden tot 5 a 6 voet. Aan de overzijde werd niets verbreed maar enigszins « geschalmt o'ft geschroyt ». De « arme » had er een « rote » beuken laten planten door qe planters van het kasteel (A.P.). In een akte in het pastorie-archief is er sprake van « twee dw. gelegen achter den hof oft bogaert der pastorye, oost en suyt de paters jesuiten, west Antoon Libau koster ende het curengoet, voort de pastorye. Item een half daghwant daer nevens gelegen, het welcke eertijts een dw. is geweest, maer mits den weglz daer af is 18.


Mooi hoekje aan de Ze1111c. (Foto T oer. Fed. Brab. nr. -18762 B) .

genomen tegen de Fosse, soe ist nu maer o ntrent een half dw., oost het curengoet van Beersel, suyt Antoon Lebau en T obias Swalens, west Tobias Swalen s ende sheerenstraet tegen de Fosse, noort het losgat achter de pastorye... « Nota dat dese twee partijen uytgegeven sijn op jaerschael aen Simon Bonnewijn voor 27 jaeren". 1753 ... mits hij daer een huys moet op stellen, sonder noghtans mogen herberge te houden tenzij met permissie van den heere pastoor ». Oudtijds moesten de wegen, buiten de steden, door de aanpalende eigenaars onderho uden worden, elk j aar na de winter, door de gaten op te vullen, meestal met rijshout of fasseel, en he t houtgewas erlangs weg te snijden of te kappen om de doorgang te vergemakkelijken. De verord ening van 1.3.1 505 bepaalde dat de « quade gaten in de herestraten ende andere ghemeene weghen », moeten opgevuld worden door de aanpalende eigenaars, en wanneer deze onbemiddeld zijn, door de parochie. De wegen hadden diepe karresporen, zodat deze aardewegen enigszins geleken op de eerste spoorwegen, waarmee de wagens voorzien waren van gewone wielen die in V-vormige ijzeren groeven of sporen liepen. De eers te spoorwegen werden in het Frans trou- • wens « chemin de fe r à o rnière » geheten. De rijke reizigers reisden met hun eigen voertuig of te paa rd. Bij een besluit van 22.8. l 94 1 van de kom missa ris-genera<tl voor 's lands wederopbouw werd bepaald dat het gemeentebestuur de volgende plannen zou opmaken : 1. een a lgemeen plan van aanleg voor gans het grondgebied; 2. bijzondere plannen van aanleg voor de onderscheiden delen van zijn grondgebied. 19


In 1741 werd de steenweg van Kalevoet op Alsemberg aangelegd van aan zijn aansluiting met de oude heerweg ter hoogte va n de Boterberg aan de spoorwegbrug. (C.T. en j.G., Geschieden is van Linkebeek, blz. 25-26). Dit werk zou voor Beersel heel wat nuttiger geweest zijn indien het andere van de twee ontwerpen uitgevoerd ware geweest. Dit ontwerp bracht de loop ervan tot dicht tegen de dorpskom, zoals kan vastgesteld worden op bijgaande afbeelcli!'Jg (C.T., Geschiedenis van Alsemberg, blz. 51). Va n 1920 dagtekent het voorstel van het provinciaal goevernement een grote verkeersweg aan te leggen tussen Beersel en Alsemberg, op verhoudingsgewijze kosten van elke gemeente. Beersel vond er echter weinig muziek in. In 1960, eindelijk, kwam de weg tot stand. De straten te Parij s, zonder verhoogd gaanpacl, waren niet tonrond z-oals thans, maar l 1itgehold in het midden waar het water ~iep. Bij de minste regenbui steeg er het water, liep het over en vormde ee n soort van beek, waarin de paarden ploeterden en waarin de voetgangeri z'ïch niet waagden. Om van de ene oever naar de a ndere te gaa n, werden planken of een soort van bruggen op rolletjes gelegd. De mensen smeten al hun afval in de straat en a lles vormde een walgelijk stinkende modder. (Ch. Kunstler, Paris au 11e siècle, Historia 1961, blz. 101). Als het te Parijs al zo was, zal het te Brussel en andere steden niet veel beter geweest zijn. Wat moet het dan op het platteland geweest z ijn ? Het wegennet van Beersel werd in de jongste jaren grondig verbeterd : in 1937 : De Lotstraat en het Gemeenteplein met waaiervormig gelegde mozaïekstraatstenen van porfier; met grèssteen op de Beerselberg; in 1938 : de Hoogstraat en de Bloemhof : portierbestra ting en afwatering; Laarheide, kleine porfierstenen. Ontwerp klaar in 1940 en uitgevoe rd in 1949-50. De straat werd tevens rechtgetrokken; Ukkelsesteenweg, Dachelenberg, Kerkeveldstraat, Davislaan en gedeelte Molenstraat : riolering en asfaltbestrating; Grote Baan, Stoofstraat, Molenstraat, Dweersbos en Molenstraat : rio lering en asfaltwegdek. De ontwerper van deze fraai e urbanisatiew erken is de bekende stcdebouwkundige Eugeen Clerckx van Beersel. De woningen en het bewoningsstelsel. - De huizen waren vroeger van hout en klei met een strooien dak, zoals er een gebouwd werd in 1729 : « een huys la nek 36 voeten en 18 voeten breet zonder den hoylaert daerachter aen met een schoonen kelder ». De kleine hoéven zijn meestal van het langgeveltype, met witgekalkte muren van baksteen en rode pannen. Het onderste gedeelte vindt men vaak geteerd. pe voorgevel meestal Z.O. gericht zonder acht te geven op weg of straat. De plaats voor een huis werd ui tgekozen waa r het zou komen

20


21


"

te staa n, en wel met de voorkant naa r het zuid-oosten gekeerd, crelijk de landse mensen met hun gezond verstand en praktische zin, ~n naar overlevering uit oude tijden gedaan hadden. Bij ondervinding wisten ze dat zon en licht en warmte van voren moeten binnen kunnen; regen, koude en wind van achter moeten afgeweerd worden, waar het afdak de achtergevel tot bijna tegen de grond tegen vocht en koude beschermt. Het liet hen dan ook onverschillig of hun won ing al dan niet met de voorkant van de stra·atweg was afgekeerd. (Stij n Streuvels, Ingoyghem, 1951) . Gewoonlijk hadden de huizen weinig vensters (verband met personele tielasting ? ) en een vooruitspringend dak. De meeste oude huizen waren zonder verdieping. Van omstreeks 1900 werden betere huizen gebouwd. Alles ruimer berekend. In de omgeving van het Dweer bos en de Navetbaan, en trouwens zowat overal , landhuisjes (villa's), meestal van ingewekenen. Veel van die huizen hebben de centrale verwarmin g. Z ijn de kleine hoeven van het Brabants langgeveltype, de grote zijn gebouwd op kwadraatplan, in gesloten orde zoals het Hof ·te Schavei, het Hof te Dweerbos, het H of Hongerij. Het oude J3eersel vertoont een gekoncentreerde bewoning langs straten. De oudste en voornaamste huizengroep is de dorpskom, het oorspronkelij k Opbeersel. Daarentegen schijnt Neerbeersel aanvankelij k een afgezonderde hoeve geweest te zijn, denkelijk de eerste nederzetting te Beersel , waaromheen dan later een klein gehucht ontstond. Een derde straatgehucht kwam tot ontwikkeling langs de oude Hallebaan, te Laarheide. In deze omgeving was al vroeger een afzonderlijk hof, Houtem, tot stand gekomen. De andere grote hoeven , Dweer bos, Schavei, H of Hongerij, zijn latere stichtingen en bleven tof heden afgezonderd liggen in het· midden van het veld. De dorpskom rondom de kerk is een klein Brabants rondclorp, uitgegroeid tot een belangrijk ,straa tdorp.

'

De gehuchten. -

Als gehuchten worden opgegeven : Kalevoet, bebouwde kom met stadskarakter, vooral op Ukkel, Drogenbos en Linkebeek, Laarheide, Neer beersel of Dachelberg en Ner ing. Op de mi litaire kaart staat ook de Meigem heide, doch dit gehucht ligt veeleer op Alsemberg. Als gehucht kan thans ook geleien, de Boterber g. Het kadaster is onderverdeeld in drie w ijken : A, het Dotp; B, Oweersl;>0s ; C, Laarheide.

De verkeersmiddelen. -

Oudtijds reisden zij die het konden bekostigen te paard of per kar, de arme mensen te voet. De diligenties werden ten onzent pas in de 1811e eeuw ingelegd, bij het aanleggen van de eer ste grote steenwegen. (L. Gémist, Histoire des routes belges depuis 1704, Brussel 1948. Biekorf 1958, 69-7 1). Van 20.5.1 837 af bestond er een boded ienst tussen Brussel-Putterij eh Ukkel- Kalevoet. Die wagen was bespannen met twee paarden

.

22


behangen· met ri1ikelende belletjes: Deze dienst viel weg in 1875 toen de spoorlij n Brussel-Lu ttre werd aangelegd. Deze « d iligentie », geheten « Le Bourdon », deed twee of d riemaal per dag de reis Brussel-Putterij-Kalevoet langs de Hoogstraat, de Waterloose en Alsembergsesteenweg. De ondernemer ervan was een zekere Claret. De rit kostte 0,60 fr. Van 187 1 tot 1879 1iep er een omnibus van Brussel (Botermarktstraat) over hetzelfde trajekt tot Ukkel. Men betaalde 0,40 fr. pe r persoon. Later werd de lijn geëlektrificeerd tot aan de Globe-Ukkel. De spoo rweglijn SchaarbeekHalle, dié eigenlijk aangelegd Hol/eweg in de Ho11gerijstraal. werd onder de invloed van tegen(Foto Toer. Fed. Brnb. nr. 48ï62 B). standers van de Noord-Zuidverbinding, waarvan de felste tegenstander burgemeester Max was, om genoemde verbinding overbodig te maken, heeft voor Beersel geen belang. Er is trouwens nooit een station voorzien geweest. Weliswaar werd enkele jaren geleden een proef genomen met toeristentreintjes voor het Kasteel, maar het had niet de minste bijval. Deze lijn was een zeer du re vergissing, althans wat het gedeelte tussen Linkebeek en Halle betreft. Van Schaarbeek tot Linkebeek dient ze thans voor een vrij druk goederenverkeer tussen Antwerpen en Charleroi. In 1928 verkreeg de heer Raml ot voor 18 jaar de vergunning voo r een autobusdienst Ukkel-Beersel en Alsemberg met halte aan de Pu t van Kalevoet en de Beukenstraat. Deze dienst werd nadien overgenomen door de Buurtspoorwegen (C.T. en j .G., Gesch. van Linkebeek, blz. 248). Beersel ligt in het bartje van Brabant, dat heuvelend Brabant waa rvan in de 1oa0 eeuw de H. Bonifacius in zijn levensbeschrijving van de H. Lieven zegt, dat het een alleraangenaamste, ruime en heerlijke streek is, «amoenissimam terrain », waa raan de goede God melk en hon ig in overvloed heeft geschonken - et nimis delectabilem et benignitate Dei exuberantem lacte et melle. (Acta SS. Belgii, T. III, bi. 341), en dat de te Bazel stervende Erasmus deed verzuchten « O was ik maar tussen de Brabantse heuvelen >. Toerisme en Natuurbescherming. -

« Beersel is enkel merkwaardig- door de overblijfselen eener sterkte», schrijven Teirlinck en Stijns, blz. 2, maar daarbij mag de

23


uiterst schilderachtige ligging van het dorp niet over het hoofd gez ien worden. Niets romantischer, schrijft A. Wauters, die zich anders niet gauw laat verleiden tot dichterlijke beschouwingen, dan een wandel ing tussen Beersel en Dworp. Nu eens zijn het diepe ravijnen, dan weer hoogvlakten van waa r het oog een open blik krijgt op het lachend Zenneclal, terwij l naar het zuiden toe het g rondgebied nog w il der en woester wordt. In de toponomie vindt men de weerslag van het heuvelachtig landschap : Ten Berge 1321 , Boterberg 1557, Dachelberg 1556, H erenberg 1556, H eiberg 1460, Koekelber g 1593, .Meneberg 1346, Schreiberg 1500, Uwenberg 1836, Waaienber g 1557, Dal 1551 , D elle 1593, Dweerbosdelle 1220, .Meinaardsdelle 1406, Nekkersdelle 1556, Nering 1836, Langejaan 1593. De Becrselse streek is niets om er per auto door te suizen, maar om er over berg en dal alle hoeken en kanten, doo rkijkj es en vergezichten te ontdekken, te voet en naar de raad van Jozef van Overstraeten, Voorzitter van de V.T.B., waar hij zegt : « Laten we, na het urenlang ~tilzitten of stilstaan of zelfs stilliggen thuis, op het kantoor, in de klas of in het werkhuis eens flink de benen reppen, ons lichaam ontwikkelen en harden in de vreedzame strijd met de afstand, met bergen en dalen, met rotsige of mulle grond, met brandende zon of bijtende koude, ja waarom ook niet met striemeilde regen, in deze tijd van waterd ichte kleren, en met geselende wind. Rust en kalmte voor onze zen uwen. Lucht, licht en zon. Oefenen van ons uithoudingsvermogen. Vaardigheid in het kiezen van de mooiste landschappen, de schilderachtigste hoekjes, de meest typische paden en paadjes". » Te B eersel begint het Conscience-pad, dat tot Halle loopt en dat omstreeks 1935 door de Vlaamse T oeristenbond werd in gehuldigd. Enkele jaren her werd het behoud van het Beerselse landschap in gevaar gebracht. De gemeentebesturen van Ukkel en Vorst zoch ten naar een geschikte plaats om er een kerkhof aan te leggen. Ze meenden zulke plaats te Beersel gevonden te hebben, doch er kwam verzet, vooral vanwege Graaf de Grunne de Merode, eigenaar van het Kasteel. Ook omstreeks die tijd was een beweging ontstaan dit kasteel te herstellen. De Graaf was bereid het aan de Staat kosteloos over te laten, op voorwaarde dat « Le GoLLverneur voulût bien interven ir afin que Ie cimetière fût placé à un endroit plus favorable, à la fois, à l'hygiène publique et aux propriétaires ». (C.T. Geschiedenis van Alsemberg, blz. 57). H et gemeentebestuur had zich evenmin onbetuigd gelaten. Het liet aan de hogere overheid opmerken dat Beersel al geen te grote oppervlakte had om er nog 21 ha. van af te nemen en dat de gemeente « door haar schone ligging aan de poorten van Brussel bestemd is een der schoonste gemeenten van de omtrek te worden, 24


--·· .~ ,.~~ 1

Oude poort, na straatwerken lzerbouwd aan de recllf'erzijde van het gebouw (Petrus Mommaert). (Foto Toer. Fcd. Brab. nr. 48762 8).

Gelegen Ukkelsesfeemveg. Strooien dak inmiddels vervangen door pannendak. Bewoond door Pieter /1'1ichiels. (Foto ·To er. Fed. 8rnb. nr. ·18762 8).

dat de p laats waar men voornemens zou zijn een kerkhof op te r ichten juist de wijk is bestemd voor het bouwen van lusthoven ». In 1936 liet de Kom missie voor Monumenten en Landschappen aan de gouve rneur van Brabant weten dat zij de besluiten van het verslag van de heer Chargois, briefwisselend lid, bijtrad betreffende het behoud van de bomen staande in de Lotstraat 'Op de grens van het domein van B eersel. (B.C.R.A.A., 1936, 103).

De ekonomische toestand. -

Beersel was steeds een zuivere landbouwgemeente. T och is het di t thans minder dan vroeger. Wel is de landbouw nog het voornaamste bedrijf met als plaatselijke special iteit het vervaardigen van « Brusselse Kaas » of « stinkaard », zoals in de oml iggende gemeenten; maar het aantal personen die hun kost gaan verdienen in de fabrieken en kantoren v.an GrootBrussel groeit gestadig aan. Beersel l igt buiten de grote verkeersmiddelen, als spoorweg en vaart, en er zijn dus geen fabrieken. Het wordt veeleer een vi lla- en forensendorp. De vergelijking van de aard en het aantal beroepen tussen 1919 en 1958 is treffend in dat opzicht. (Het eers te cijfer heeft ~ betrekking op l 919, het tweede op l ~58) : landbouwers 161 / 5 1, dagloners 159/35, plakkers (stukadoors) 80/38, schrijnwerkers 4 1/21, metselaars 7/14, houtzagers 2/ 0, schilders 3/ 16, smeden

25


9/5 schaliedekkers 4/3, timmermans 1/0, trapmakers 6/0, slotenmakers 2/ 1, loodgieters 4/ 12, kareelbakkers 3/0, gaswerkers l /0, ijzerbewerkers 1/ 0, meubel mak.e rs 6/32, blokmakers 1/0, schoenmakers 4/10, bankwerkers 4/29, werktuigmakers y/33, wagenmakers 5/0, kleermakers 6/ 15, bronswerkers 1/0, gareelmakers 1/ 0, stoelmakers 1/0, wevers l /9, bos- en jachtwachters 1/2, barbiers l / 6, studente n 2/15 ( hogere studiën), briefdragers 1/3, bföuwersgasten 16/ 14, handelaars 8/ 120, bierstekers 4/0, magazijniers 3/12, kuipers 8/2, bakkers 5/8, slach ters 3/0, herbergiers 5 /27, veekooplieden 5 /0, beenhouwers 5/ 12, fruit handelaars 1/0, wijnstekers of wijntrekker t / 1, brouwers 2/ t, schaapherder 1/0, aannemers 2/2, knechten 4/01 naaisters 1/62, uitgevers 1/0, bedienden 9/ 139, fabriekwerkers 16/ 157, goudsmeden 2/0, goudslagers 1/0, mandemaker 1/0, hoveniers 2/11, onderwijzers 6/13, renteniers 2/ 12, drukkers, letterzetters en drukkersgasten 6/ 15, zonde r beroep 10/ 0. Nieuwe bèroepen in 1958 : Agronoom 1, apoteker 2, a rchitekt 7, behanger 1, beheerder 1, beroepsmil itair 4, betonwerker 1, bloemenmaakster 1,. bóbijnster 4, boekbinder 2, boekhouder 8, bontbewerker 5, boomsnoeier 1, bosexploitant 1, chauffeur 40, scheikundige 2, stenodaktylo 5, dienstmeid 11 , elek tricien 17, fonteinier 3, fotog raaf 1, fotog raveur 2, ga rnierde r 2, geneesheer 4, gepens ionneerd 40, glasbewerker 1, gouclbewerkster 1, grafmaker 3, grondwerker 2, houtbewerker 5, ij zerdraaier 23, ingenieur 3, inpakker 5, juwelier 1, kabelmaker 1, kelner 3, kloosterling 3, koetswerker 1, kok 3, koloniaal 2, kunstschilder 4, pluimveekweker 2, landmeter 1, lasser 8, leraar 5, letterkundige 1, litograaf l , maatschappijbeheerder 5, machinist 1, makelaar 1, metaalbewe rker 28, moeshoevenier 3, monteerder 5, nach twaker 3, papierbewerke r 3, polierder 1, plaatbewerker 2, politieagent 6, doctor in de rechten 2, rijkswachte r 3, schoolopziener 1, sociale assistente t, stoker 2, strij kster 5, technicus 9, tekenaar 8, trambestuu rder 3, uurwerkmaker 1, verpleegster 5, vertaler 1, verver 1, vliegtuigwerkkundige 1, vloerlegger 2, zandvormer 1.

26


HOOFDSTUK Il

OUDSTE MENSELIJKE NEDERZETTINGEN De archeologie heeft doorheen de geheimzinnige nevelen, waarin de vroegste gesch iedenis der mensheid gedompeld lag, een verhelderend licht geworpen. Talrijke vondsten, of ze nu door een toeval aan de dag kwamen, of wel de vrucht waren van planmatige wetenschappelijke vorsingen, werden tot welkome getuigen van e~n nog schrifteloos en derhalve moeilijk toegankelijk tijdperk. Voor de archeoloog zijn stenen geen stenen meer, ijzer geen ijzer, hout geen hout, maar mensen. Uit de onbeschreven steen, klei, metaal of ander materiaal dat de tijd in de schoot de1J aarde had laten verzinken, laat de archeoloog de oudste mensengroepen herleven in hun geloof, hun bestaan, hun eerste beschavingen (S.j. de Laet1 De Archeologie en haar problemen, 1957). Oudheidkundige J. van Schepdael, van Halle, heeft in Eigen Schoon en de Brabander, 1961, blz. 413-441, een overzichtelijke studie gewijd aan « Opzoekingen over neolith ische nederzettingen in de streek van Halle (Brabant). Daarin worden uit die tijd vondsten vermeld te Buizingen, Dworp (Meigem heide), Eigenbrakel, Halle, Kasteelbrakel, L embeek, St.-Genesius-Rode, Ukkel, Waterloo, enz. Hieruit blijkt dat ons gewest reeds duizenden jaren door de mens bewoond is. Ook de holle wegen wijzen op een reeds oude menselijke neder zetting. Een holle weg is een neolitische weg. Te Beersel zelf werden geen voorromeinse, Romeinse noch Frankische oudheden gevonden. Dit wil niet zeggen . dat er geen overblijfselen in de grond verborgen liggen. De grond werd te Beersel weinig omgewoeld. In elk geval werden in de onmiddellijke buurt verscheidene ontdekkingen gedaan, onder meer te Drogenbos, een grote krabber van silex; te Linkebeek zes bewerkte silexstenen en brokstukken van geslepen bijlen. T e Ukkel werden ee 1~ entwintia vondsten gedaan uit al de tijdvakken van de voorgeschiecleni:' onder meer in het Nekkersgal, te Neerstalle, op de Groeselenbera'. om maar de dichtsbije te ver:melden. De tumulus die er zou bestaa:::>n hebben is echter een vergissing geste'Und op de verminkte benaminu van cle p laats « Tomberg » een verminking van Homborch (C.T~ en J. G. 1 Geschiedenis van Linkebeek, blz. 107-110). M. E. Mariën, in zijn overigens belangwekkende bijdrage, La région Bruxelloise avant 700, in Cahiers Bruxellois, 1956, heeft jammer genoeg zonder meer de volksetimologische betekenis van Homborch overgenomen (ibidem, blz. 146).

27


Dr. Jan Lindemans meent dat het grondgebied van Beersel behoorde tot de parochîe van Dworp, zoals dit het geval was met Kesterbeek en Ruisbroek. Rier zouden we evenwel in het midden willen brengen dat de parochie van Beersel, evenals die van Linkebeek, St. Genesius-Rode tot mo.ederkerk had. 1n elk geval op het einde van de 8 ste eeuw zou het grondgebied van Beersel behoord hebben tot het uitgestrekte landgoed, waarvan St. Pieters-Leeuw het middelpunt was, en dat een edelvrouw, Angela, aan de St. Pieterskerk van Keulen schonk. De stichting van het hof van Beersel kan nochtans niet veel later clan in het begin van cle gdc eeuw geschied zij n, zo men het Bersalis, gelegen « in pago bracbatensi », uit èen diploma cld. 23.3.847, met ons Beersel mag vereenzelvigen. (Ch. Duvivier, Recherches sur Ie Hainaut Ancien, 1865, bi. 297). In deze oorkonde schenkt Karel de Kale een aldus genoemd goed aan de mensa van het klooster Saint- Amand op de Scarpe in Frankrijk. Er zijn wel bezwaren tegen deze identifikatie. Het is nl. moeilijk te verklaren hoe de koning k~m 'beschikken over een goed dat nog zo pas in het domein van St. Pieters-Keulen lag en er is later geen spoor meer te vinden van en ig recht van Sain t-Amand te Beersel. Anderdeels is er geen ander Beersel in het oud Brabants pagus bekend. Er bestaat, wat er ook van zij, alle reden om aan te nemen dat Beersel al zeer vroeg bewoond was. Immers alle vereisten daartoe waren aanwezig, nl. water - met vis erin - , hout voor verwarming en alaam, en de bewoners die wellicht hoofdzakelijk aan veeteelt, vooral schapen, deden vonden er nooddruft in broeken en beemden, en de varkens in de bossen, die overheersend uit e i~en bestonden . W<!ar thans, buiten de frui tbomen nog haast alleen populieren voorkomen, waren er vroeger, en zelfs tot aan het einde der 18<1• eeuw, uitsluitend zogenoemde harde houtsoorten. Op een verkop,i ng « tot Calfort in de herberg den Nachtegael », werden op 19.2.1756 op den « P.apaert, het Laervelt en de Fontijnen bosch », benevens 53 beuken, 6 essen, l berk, 1 olm, 7 abelen en 4 populieren, 50 eiken verkocht (A.P.). De plaatsnaam Hoogkouter, in 1659 en de« heil icht van 5 dw. lants gelegen in clese prochie van Beerssele, op den Hoochcoutere, ter plaetse geheeten den Calckhoven » aan het godshuis van Terkameren, Katelijne Hannaert, de Vrouwe van Beersel en aan van Campenhout (blz. 343) - zou op landbouw in de Romeinse tijd kunnen w ijzen. Te Asse bestaat ook een plaatsnaam f(a/khoven. Volgens j an Linclemans ( T oponymie van Asse, 1952, blz. 379) wo rdt zulke plaats geheten naar een k~lkoven, oven waarin kalk gebrand werd. Het is bekend dat zu lke plaatsnaam (in het Waalse gewest Chaufour) dikwijls een vindplaats verraadt van Romeinse bouw28


l

1

j

Ons gewest in 1659 l'olgeris de kaart 11an van Werden. (Cl. Gemeentebestuur \"an St.-Oencsius-Rodel.

29


,, '

werken. ( zie ook de Loë, T.C.B., 1921 , blz. 9; de Flou. Wdb. VI, 1148, en A. Vincent, Top. de France, 828) . De streek tussen Zoniën en Zenne is merkwaardig om haar vel e oude versterkingen als Ho mborch (hoge burcht) op Ukkel, de Ouborg te Beersel, Zittert en K~ terbeek (waarschij nlij k een Romeins Castrum), beide thans onder de gemeente Lot; Batenb.p rch en de andere oude borcht te Huizingen, de verdwenen oude torens te Dworp en te St.-Genesius-Rode, de vel e oudheidkundige vondsten • te Buizingen. Men mag gerust zeggen dat a l de hoogten aan de rechteroever van cle Zenne in dit gewest van versterkingen voorz ien waren. Wat er ook van zij, de oorsprong van Beersel zal wel te zoeken zijn in een hof Beersel, dat Dr. Jan Lindemans meent te mogen situeren te Neerbeersel, ter plaatse geheten Oude Borg, bij de Kelleborre, niet ver van de Zenne. Daarnaast ontstond, misschien een paar eeuwen later, een kleine landbouwagglomeratie op de Heiberg, bij het pleintje vóór de . kerk, thans volksetimologisch ver!<eerd Uwen berg geheten. Ter onderscheiding ontstonden dan de benamingen Neerbeersel, het primiti ev~ 11oi, thans gehucht, en Opbeersel. Deze laatste benam ing zou al vroeg verdwijnen om kortweg Beersel te worden. Het was deze boerengemeenschap, die het grootste ged~elte van de bodem ontgon, zodat ze weldra te harer beschikking had, in gemeenschappelijk gebruik : 1. het Beerselveld of Hoogveld; 2. de Beerselbeemd, langs de Zenne, waarin vooral aan schapenJeelt gedaan werd; 3. het Beerselbos, met een laar waarin de gemeentenaren hun brandhout mochten halen. Voor de watervoorziening werd een bron benuttigd en, te oordelen naar de naam « laak », gedeeltel ijk afgeleid; de « gemeyne borrewegh » was nog bekend in de 18d<> eeuw.

30


HOO FDSTUK lil

NAAM DER GEMEENTE EN ANDE RE PLAATSNAMEN De naam der gemeente. - Wanneer men de verschillende spellingen overschouwt, kan men vaststellen dat in de oudste oorkonden, het eerste lid van de samenstelling met één e geschreven wordt. Bersalis, 847 (Duvivier, Rec. s ur Ie Ha inaut Ane., blz. 297); Bersele, 11 90 (de Marneffe, Cart. Afflighem, nr. 285); · lnferior Bersle, 126~ (Wauters, l-Iist. Env. Brux., lil, 668); Neder&ersela, 1292 (ibid.); 8'erselle, 1321 ( Doman. Rentenboek); Bersele, 1328 ( Arch. Oodsh. Brussel, B 2 lO, t~ 39 v0 ) ; Bersèle, 1489 ( ... Henry, bastart de-, capitaine de la Fo lie... ) (B .C.R. H. 1888, bi. 291 ). Hier ligt een bewijs dat d e klem toon toen op de laatste lette rgreep viel. Bersele, 1356, (Landb. St. Ja ns Hospit., ibid. H 122); Berseele, 1392 (Dom. Rentenb.); In de 14<le eeuw duiken spellingen met ee 'Op, hoewel nog geru ime tijd vormen als Berssele (b.v. 1472 0.) in gebruik blijven. Beersele, 1313 en 1382 (cit. ap. Wauters, l.c.; de juistheid dezer citaten kan niet nagegaan worden); Beersel, 1406 (Landb. St. Jans Hospit. Godshuis Brussel H 123); Beersele, 1432, 1461 (Charters St. Pieters Hospit. ibid.); Beerssele, 1446 (ibid.); 1486, 1500 (Leenhof). Beerssele, 1446 (ibid.); 1486, 1500 (Leenhof). Het zijn deze laatste drie spellingen die a ls de gewone schrijfwijze voorkomen in de akten van de schepengriffie, de domaniale rentenboeken, de land boeken enz. van de 15110 tot de l 8 du eeuw. Thans is de officiël e spelling Beersel, welke vorm ook door de kon. Kom. Top. Oial. in haar lijst opgenomen werd. De p laatselijke uitspraak is (be : set); op de noordelijke rand van de gemeente, te Ukkel en te Drogenbos zegt men (bje: sel). Hoe is de naam te verklaren ? Het is een samenstell ing, waarvan het tweede lid, -se! een verkorting is van -sele, uit -sali = zaal woongebouw. Over de beteken is en het Frankisch karakter van dit toponymisch verschijnsel bestaat thans- geen twijfel meer. Immers sael, sele betekende oorspronkelijk elk verblijf of woning. Zo vindt men in de Rijmbijbel van van Mae rlant : Hier bi liet Abranam die tale. Ende hi keerde weder ter sale. 31


(

Later beduidt dit woord paleis, burg, kasteel. Bij dezelfde van Maerlant, in zijn Spiegel Historiael, leest men : Karel Martel - was geboren, Tote Harstale, alse wijt horen, Daer sijns vaders sale stoet ». Nu betekent het eenvoudig kamer of vertrek. Hetzelfde kan niet gezegd worden voor het eerste lid, waarin de bepalende omstandig heden schu ilen die de soortnaam -sali tot eigennaam maakte. Niet minder dan vier verklaringen worden door bevoegde toponymisten voorgesteld. 1. Beer = ursus : « demeure des ou rs » (Wauters, Hist. Env. Brux. III, 668); « Le manoir des ours » (Carnoy, Origine des noms de Lieux, bi. 7 en 73, doch alleen als een mogelijkheid, naast :) 2. Mnl. beer, bere = modder, drek : « l'habitation clans Ie marécage » ( Carnoy l.c., 73) ; 3. Persoonsnaam Bero (Vincent, Les noms des lieux, 153); (1) 4. Beer, mannetjesvarken (Mansion, Drie lessen, bi. 14). Alleen Carnoy heeft' zich rekenschap gegeven van het feit dat, we het gesproken dialektisch (be : sel, bje : sel) in normaal Nederlands wilden schrijven, we Baarse! dienden te spellen ( « jadis on disait Baarse! ») . Dit oordeel is ongetwijfeld juist, doch een spelling barsali moet teruggaan tot een zeer vroege periode (in 847 reeds Bersalis) en waarschijnlijk tot vóór de stichting zelf van ons Beersel. Het bij Foerstemann ( Ortsnamen, 1, kol. 360) vermelde Barsella van 1164-82, uit het Cartularium van de St. Michielsabdij, in Bijdragen, IV, 59), is niet Beersel in Brabant. Het kome daar in voor als het « cognomen » van een der officialen van Graaf Filips van den Elzas (de andere heet W. de Warnestuen) : zonder twijfel zijn dat inboorlingen uit het graafschap en het t·oponiem Barsella zal dan wel in die gouw te zoeken zijn :· denkelijk is het Barizele, in West-Vlaanderen (zie de Flou, Woordenboek I, 531-532j. . Prof. Carnoy staaft verder zijn twee hypotezen op het bestaan van het Mnl. baer a ls variante van beer, én voor « ursus » en voor « drek» (Verwijs en Verdam, Mnl. Wdb. I, 5 15). Dit kunnen echter geen Brabantse varianten zijn, en nog minder oude speIJ in gen. In het Brabants kan men het tegenovergestelde verschijnsel vaststellen : a vóór r-verbindingen wordt geregeld e ! Langs etymologische weg kan toch, in beide hypotezen, geen a als primitief besd1ouwd worden. Bovendien zou de plaatselijke uitspraak dan (bu : zei) geworden zijn. Tegen beer, « ursus », zijn overigens a'fcloende historische bezwaren; beer « drek », past hoegenaamd niet bij de topografische werkelijkheid. Even beslist moet de etymologische verklaring met persoonsnaam Bero en met beer, « mannetjesvarken », van de hand gewezen worden om fonetische redenen. De klinker van ber is

zo

(1) Te vergelijken met Beringen (Bero-inga-heim) onder P epingen. (Jan Lindemans, E.S.B., 1934, blz. 10).

32


ongetwijfeld kort en te vergelijken met die van Mbrab. siert, mert, pert, kers enz. (naast Mnl. staert, maert, paerd, kaers). De rekking vóór r geschiedde in de Zuid-Brabantse dialekten gewoonlijk met inschuiving van j en syncope van de r. W a re de klinker lang geweest, dan moesten we nu in het dialekt (biesel) horen . De naam van het mannetjesvarken is trouwens in Brabant (bi : er). De oorspronkelij ke benaming van het Brabants Beersel is dus wel Bersali zoals we die vinden in de oorkonde van 847 ( ongehinderd het feit of de vereenzelviging met ons Beersel juist is of niet). In de westelijke Vlaamse dialekten moet dit toponiem +Barsali klinken. Mansion geeft de beteken,is aan van dit woord waar hij zegt : « dikwijls was de grond onvruchtbaar en dan krijgen we de benaming Barze/e, die tamelijk veel voorkomt ». Onder de Charters van de St. Baafsabdij komen er vier voor uit 1220, 1221, 1228 en 1238, waarin o nderscheidenlijk een Balduinus de Barsela, Barzele, Berzele en een Adam de Barsele vernoemd zijn. Ook Foerstemann ra ngschikt Beersel bij Ohd. bar, « kahl, blosz ». Het eerste lid van onze samenstelling is inderdaad ~?I. bar, baa r = bloot, ruig, g uur. Die benaming past uitstekend btJ Beersel, waar wij tot in de middeleeuwen, nog vele onontgonnen heidegronden aantreffen. Zij wordt bevestigd door een pa ar andere toponiemen in de buurt van de eerste nederzetting (Neerbeersel, waa r het woord dus eerst voor uitgevonden werd) en die herinn eren aan de kaalheid van de bodem : de caluwaercl (d. i. de streek, o nde r Ukkel grenzend aan Neerbeersel), «de kale grond, de kale heide» met een voord aldaar door de beek, de« calenvort » (Kalevoet). Voor Beerzel en .Molenbeersel in de Kempen, gelden dezelfde oms tandigheden; evenzo, menen we, voor Barizele, in de buurt van Wijtschate en Geluveld. Het element, bar, baar, brab, ber, beer, is voorhanden in een aantal toponiemen : Berbroek, Barenbroek, Ba rendale, Barendijk, Ba rendonk, Berendonk, Barendrecht, Berendrecht, Bereholt, Berlaar, Berlage ( 1037, Barlage), Baa rle (Barlo ), Beerschot, Beervelde ( 1184, Ba revelde') enz. Dr. J. de Vries houdt het met dezelfde verklaring. Bazel, in Oost-Vlaanderen, luidde in 1220 Barsela, dat wel zal bestaan uit bar + sele en dus betekende : nederzetting in een woeste streek en dat was o ns Beersel wel - 'Of in een open gebied (Etymologisch W oo rde nboek, blz. 34) . . Volledigheidshalve vermelden we als oorsprongsvolkssage : Beersel, de cel van de beer, in K.C. Peeters, Eigen Aard, blz. 187. Wat de naam Bee rsel betreft, hier zij opgemerkt, zeggen Teirlinck-Stijns, 3-4, dat het wellicht een verdraaiing is van Borresele, Bornesele, dat is sele, safe, aan de bron of bor,re. T enslotte zou men ook nog kunnen denken aan beier, beir, ber, ofra. ber (baroen), de safe, de woning- dus van de baron, de heer. Zele = cella; grangia; sala, - woonplaats van de heer, van de meester, van het hoofd , van de ber.

33


Mogelijkheden te kust en te keur dus, maar we moeten ons houden aan de verklaringen van vorenvermelde geleerden. Al het het overige zijn g issingen uit de tijd dat de wetenschappelijke plaatsnaamkunde nog in de luren lag. ' Osten Beerselman was in 152 1 waard van de herberg «den Inge! » te Vorst. Hij was gehuwd met Velen (Ida) Rombouts geheten Hoze. Ze hadden drie kinderen, Peeter, Aerde en Claes. En Pieter . Beerselman was van 1565 tot 1579 schepen aldaar. ( R.A.B., K.A., Reg. 3314 en 33 15). Deze personen zullen van B eersel gekomen zijn. Meestal, wanneer een persoon naar een ander dorp uitweek heette men hem. aldaar naar zijn vroegere verblijfplaats. Ook in het telefoonboek komen nog van Beersel's voor. T ot zover Dr. Jan Lindem ans in zijn «T oponymie van Beersel» .

. De plaatsnamen. -

Naamkunde is in de gro nd van de zaak zeer populair. Wie was er niet eens nieuwsgierig om te weten wat de naam van 'zijn dorp of van zijn veld of straat betekende ? Vele van deze namen Îijn van jonge datum en gemakkel ijk te verstaan, maar anderen dateren ui t de Middeleeuwen of vroeger nog, en sommige behoren zelfs tot een taal die in de verre oudheid in onze streken gesproken werd, maar nu niet meer gekend is. Veel plaatsnamen zijn samengesteld uit de naam van de eerste inbezitnemer of van de eerste bewoners. Zo is bv. Revelingen te Waterloo het goed van Reward en de zijnen. Tal van die namen worden niet meer gebruikt of werden ver.vangen door nieuwere. Jn oude akten staan er ec,hter nog tientallen van opgeschreven. De veldnamen ontstonden naar aanleiding van de bodemgesteldheid, de begroeiing, soms naar de dieren die er huisden of die men er liet grazen. Een andere maal naar de grootte, de vorm, de ligging, de aard van de grond, of naar de bezitter of gebruiker. Veel van deze namen leven nog alleen in de volksmond en zijn officiëel al lang vervangen door kadastrale nummers. Wanneer namen aan straten moeten gegeven worden zouden bij die gelegenheid de oude geschiedkundige of folkloristische ben amin gen in ere moeten hersteld worden. D eze monografie van de gemeente kan daartoe de nodige dokumentatie verschaffen. T evens zou het geraden zijn het advies van desbevoegde personen in te winnen. Liefst zouden we de grondige en leerr ijke toponymische studie hier in haar geheel hebben opgenomen van Dr. Jan Lindemans (E.S.B., 1935, blz. 65-103), of afzonderl iik uitgegeven door de Vereniging voor Naamkunde te Leuven. Om financiële redenen moest daarvan afgezien·worden. Wie wat meer over de plaatsnamen van Beersel weten w il , raadplege die werken.

34

/


De hiernavolgende lijst vermeldt alleen de plaatsnamen me.t het jaartal van de oudste en de jongste bron ervan. Achtergaal (1698), Anxbeempt (1469) Basschooitsblok ( 1593- 1721), Beemdgat ( 172 1), Beemdstraat ( 1474- 1850), Ho.f te Beersel (1356), Beerselbeemd (1367), Beerselstraat ( 16981850), Beerselveld ( 1356-1 850), Beerselveld ( 1356- 1406), Begijnenhoek ( 1717); Bekkershofken ( 1593), Bekkersveld ( 1548-1 836), Berg ( 132 1- 1593), Berken bos ( 1590-17 1 1), Berk heide ( 15561665), Beukheide ( 1573), Bies beemd, Bi esweide ( 1556- 1698), Biest ( 1556-1719), Bloemhof (1729), Blommaard (1556-1 561), Bochtenslochten ( 1709), Boerestraat ( 1850), Borreblok ( 1593), Boterberg ( 1557), Botterslochten ( 1593), Bredegracht ( 1597), Broeremande ( 17 19) Brouwketel (1640), Brusselstraat (1696), Bruut ( 1556), Bunde; (l 698), Buschop ( 17 11 ), Conciergerie (l<.P. 882), Cureweide (1440), Cypresgat (1440), Dachelberg ( 14401836), Dachelblok ( 1553-1836), Dafstraatje (163 1), Dal ( 15511675) , Dam (1440), Dekt ( 1300-1742), Dalle (1593), Diepenbeemd ( 1432- 1836), Diesenbergveld ( 17 17), Donkerstraat ( 16981850), Draaier ( 1556- 1836), Draaistraat ( 1696), Dreef ( 1593), Driedagwancl ( 1593- 1724), Dries, Driesweg ( 1568-1836), Driesst raat ( 1758), Droge Lochten ( 1593), Droge Weide (1593-172 1), Droog Eusel (1597), Duivenput ( 1328-1593), Dweerbos ( 12201836), Dworpstraat ( 1486-1850), Eikeneabos ( 1720- 1742), Elfbunder ( 1593-1724), Etebroek ( 1555- 1593), Fonteinen bos ( 1724), Fosse ( 1593- 1833), Geerts bos ( 1346), Geertsveld ( 1559-1836). Gemene Beemd ( 155 1), Gemeente ( 1557- 1569), Genoffelbos ( 1698- 1700), Genstlochten ( 1593), Gezetten bos ( 1593), Gijsbrechtsgat ( 1597), Goedbunder (1556), Grawool ( 1696- 1706), Groendal ( 1440), Grote Baan ( 1836), Grote Beemd ( 1696- 1836), Grootveld (1593), Haakstraat ( 1450), Haambluts ( 1556-1724), Halleweg ( 13 13), Hammeneik ( 1836), 's Heren Halfbunder (1557), Heerweg ( 1557), Herenberg (1556), Heiberg (14601793), Heide (1593), Heiken (1593), Hemme~en ( 1440-1485), Herdend ijk ( 1597- 172 1), Hoeken (1 711 ), Hofhongerij, Hongerijveld (1440-1850), Hofken ( 1698- 1777), Hofstraat (1573), Hofveld ( 1560- 1836), Hofweide ( 1698-1 717), Hoogkouter ( 15731758), Hoogveld ( 1406- 1836), Hophof ( 17 14), Hoplo.c)lten ( 15931724), Houd (1455-1468), Houtem (1493- 1836), Houtsem (1639), Huizingweg ( 1711 ), Hulst ( 1328-1665), Hurst ( 1593), Yzenbroek (zie Oodsebroek), j uffrouwenbos (1635), Cabellus (1572-1681), • Kalevoet ( 1220-1836), Kaievoetstraat ( 1696), Kamweide ( 17 19), Kareelblok ( 1705), Karreveld ( 1440), Kasteelhoeve, Kasteelstraf.lt ( 1850), Kasteelvijver ( 1706), Keiweide ( 1698), Kellebeek, Kelle-. borre ( 1432- 1556), Kelleveld ( 1556-1836), Kelleweide ( 1700),, Kamstraat ( 1700), Kerken beemd ( 1593- 1706), Kerkstichel (172 1), Kerkstraat (1557- 1724), Kerkveld (1500-1836), Kers~­ laarheide (1593). Klaverenblok { 171 1), Kleert ( 1474), Kleine 35


Beemd (1696), Knobbaard (1696), Koekelberg (1593), Koeweide (1717), Korte Horin'g ( 1593), Koutergat (1726), Kraaibos ( 1836), Kremersweicle ~( 1698-1836), Kribbeken ( 1613-1690) , : Krommeweide (1700-1721), Kroon (1681), Kruis (1593), Kwaadbunder ( 1572-1724), Laak, Laakveld ( 1300-1758), Laakstraat (1406-1850), Laar, Laarbos, Laarheide, Laarveld (1300-1836), Lameisbos ( 1667), Langblok (1593-1709), Lan gehaag (1432), Langebeemd ( 1590), Langejaan ( 1593), Langestreek ( 1836), Langew'eicle ( 1593-1724), Langestraat ( 1836), Langeveldeken (1500), Lazaruskruis (1758), Leemstratenbos (l8"0 eeuw) , Leibeek (1696), Lelieweide (1705), Lievevrouwenbos (1724), Linde (1472), Lindeken ( 1703-1836), Linkebeekvelcl (1556-1724), Lutsen11age ( 1556-1711), Maai beemd ( 1556-1700), .Maasblok ( 1706) , Meer ( 1367-1705), Meerman ( 1698-1836)', Meers teen ( 16981836) , Meerweide ( 18<1° eeuw), Meigemheide ( 1328), .MeinaardÇeemd ( 1472), Meinaardsdelle ( 1406-1836), Meinaarclslancl ( 1356), Meinigveld ( 1406-1742), Meneberchs ( 1346), Mergelput ( 1593), Mijvrouwenbeemcl ( 1555), Moelieken ( 1593), Mol en beemd. ( 1705), Mol enval ( 1698), Molenvelcl ( 1469-1705), Monniksbeemd (1485), Motte (1 556.'..1770), Nederbroek (1321), Neerbeersel (1219-1836), Nerin g, Nekkersdelle (1556-1836), Nieuwenhove, Nijsbroekvelcl ( 1758), Oodsebroek ( 1321), Okelerenheide ( 1593), O.L. Vrouwlindeke n (1751), Oorringen ( 1698) , Openborre ( 1556), Opstal ( 1698), Ouborg ( 1432-1836), Ouwegen, Ouvvegestraat ( 1573-1769), Overbeemd ( 1485-1714), Overveld ( 1346-1440) , Paapaard ( 1559-176 1), Pamelsbos, Pamelsvijve r ( 1665-1782), Papegaai ( 1700), Papen blok ( 1700), Papeweide ( 1714), Paarcleweide (1698), Pijpenbos ( 1485-1758), Plas (1711), Poerken '( 1440), Priesterage (1557-1641), Putse! (1698), Putte (15551668) " Putten bos ( 1593-1698), Puttestraat ( 1705-1758), Rekveld (1440), Rijstraat (1593), Robbrechtsgat (1328), Rode Poel (1613), Rodestraat (17 11), Rollebeekstraat (1850), Ronde Heide 1590-1635), Ronde Hoek (1726), Ronde W eide ( 1700), Rode Poel (1593-1684) , Rood Kruis (1698-1760), Sauvegardenbos (1724), Schaillaard (1593), Scharisheide (1593), Schavei (1356), Schaleistraat (1440), Scheurage, Scheurga t (1593) , Schietveld (zie Oeertsveld), Sctueiberg ( 1500-1628) , Schreistraat ( 1593- l 711), Singel (1698-1836), St. Anna (1724), St. Elooi (1724), St. Lambrechtsbeek, St. Lambrechtsbeemd ( 1367), St. Lambrechts kapel ( 1698), St. Lambrechtsput ( 1440), Steen bos ( 1703), Steendries (1500), Steenrots (1593), Steenwege (1344), Stichelgelege (1873), Stoofstraat ( 1625-1724), Teksgelege (1667), Tichelgelege ( l 675), Tichelrij (1555), Tiendeschuur (1440), Uwenberg (1850), Valkenborg ( 1455), Veu leweide (1698), Vijfbunder (1698), Vijvers (1432), Vijverstad (159~). Visselbeemd (1440), Viisblok (1556), Vogelenzang (1593), Voordken (1500), Vranksblok, Vranksveld (1593), Vrebos, Waaienberg (1440-1773), Walse Weide ( 1555),

36


Warande (1719), Waterstraat (1850), Weid~weg (1858), Wereld {1593), Wijmbroek (1593-1705), Wijngaard ( 1472-1770), Wisselbeemd ( 1698), Wissen beemd ( 1631), Wolfshagen ( 1557), Wolven hoek (1836), Woutsenbroek ( 1440), Zenne (1348), Zenneblok ( J705), Zesbunder ( 1696), Ziekhuis ( 1758), Zitterbeek, Zittert (1328), Zittertbos {1486-1836), Zittertplas (1555-1705), Zittertweide (1556-1836), Zwaan (1700), Zwanebeemcleken {15561709) , Zwerdbeek (1705), Zwerdbroek (1406). De volgende aanvullingen dienen eraan toegevoegd : nr. 6bis. Beerselbeemd : 1367, an den Berselbemt bij den goeden van Dieclelgem, G. Goed van de abdij van Dielegem. Bij nr. 11 . Bekkersveld : 1758, het Beckersvelt, K.A. 2399. Zo geheten, waarschijn lijk naar het geslacht de Becker, in de streek wel bekend. Bij nr. 15. Bies1veide : 1648, de Biesweyde te Neerbeersel, G~ 336; 1760, de Biesweyde aen den Daggelbergh, A.P. Bij nr. 17. Bloeml10f : Weyde achter het casteel geh. den Blomhof, 1729 A.P. 1751 , A.A. Bij nr. 18. Blolnmaard : Wellicht een persoonsnaam. In 1450 bestond er te Beersel een jaargetijde voor Lijsbeth Roede (Van Rode) diemen hiet Bloemaerts, A.P. Bij nr. 23. Boterberg : 1626, 6 dagw. lant met bogaert gem. gen. den Boterbergch, G. 3152; 1630 te Beersele ter pl. geh. te Laerheycle gem. gen. den Boterbergh, G. 341. De Laarheide ligt tegen Kesterbeek. Er moeten dus twee plaatsnamen Boterberg geweest zijn. In 1482 vindt men vermeld : de heer van Beersel, Katarina Boterberge en Henclrick Herclewijckx, G. 336. 23bis. Bottersboc/1te11 : 1593 bomgaert met fruytboomen ende vloghe t /2 b. te Calevoert onder Beersel gem. gen. Botterslochtgroot Meynickvelt, G. 337. ten aen de Beerselstraet 23ter. Brede Beek : 1409 deux journels de pré sur Ie Brede Beke tenant au pret de Henrick Bogaert, Archief Rijsel nr. l 9775. Bij nr. 24bis. Broeremande : 1719 weyde gen. Broere Ma11_de, G. 352. Goed van de Jezuïeten. Nr. 24ter. Brouwketel : 1640 op den brouketel op de Tichelrije, A.P. . Bij nr. 29. Buschop : l 715 in den Busschop in het gehucht te Calevoert, G. 328. Nr. 29bis. Col/lciergerie : 18" 0 eeuw, de concergerije, K.P. 882. Nr. 29ter. Cureweide : 1761 in de cureweyde gen. den Pappaert, K.A. 7177. Nr. 29quater. Cypresgat : 1440 het Cypresgat, A.P. B ij nr. 30. Dachelberg : 1758 (!en den Daggelberch, K.A. 2399, G. 3154. 31bis. Dafstraatje: 1631 tegen het daffestraetken, A.P. 37


32. Dal : 1675 huys geh. in t dal bij het Casteel, G. 341. 32bis. Dam : 1440 huys err hof .aen mij ns here n dam van Berzele te weten van der -hof gracht... aen beexken, A.P. 33. Deekt, Dekt : 1440 aen die Deeck, A.P.; 163 l bosch geh. de Deckt, A.P.; 1751 gelegen op den hoeck van de Dcckt, A.A. 35. Diepenbeemd : 1631 den cleynen Diepenbeempt tegen de bemptstraete, A.P. 35bis. Diesenbergveld : 1717, l /2 dw. op den diesen berghvelt comende teghen het lant van St. Lambrecht (van de Kerk dus) ende de goederen der lnfirmerijen van het begijnhof tot Brussel, A.P. 36. Donkerstraat : 1847, Donkerstraet, A.G. In 1925 werd deze straat herdoopt in « Steenweg van Beersel >>. De voornaamste straat te Gaasbeek heet ook de Donkerstraat. 42bis. Driesstraat : 1437 de Driesstrate... aen de s~nne a ldaer; K.A. 7325; 1758 beneden het Casteel... het d riesstraetje naer de gemeynte, K.A. 2399 . . 51. Etebroek . .Misschien zou men kunnen denken aan ltterbroek, een plaatsnaam te Anderlecht in 1425. ( P . de Cacamp, Brabanticum 1960, bl.z. '466). Vergeleken met de gemeenten Itterbeek en Etterbeek, moet dit wijzen op een- bijzondere betekenis en zal ons Hete.broek misschien ook wel een ltterbroek zij n. 53. Rosse : 1740 ontrent de Fos, 1758 gelege aen de Fosse, K.A. 2399; 1833, de Fosse, A.P .. Greppels, als scheiding tussen eigendommen. Te St.-Martens-Le nnik is er ook een Fosse (P. Venne.kens, Geschiedenis van St.-Martens-Lennik, blz. 7) . 54. Galg·van Beersel : Die galg stond ·op Al semb~rg (C.T., Geschieden is van Alsember.g, blz. 86). 64bis. Gr.oendal : 1440 't groene dal, A.P. 65. Grote Baan : aangelegd in t 740. 66bis. Haakstraat : ± 1450 die haecstrate, A.P. 68. Haamf?luts : Een hof ten Bluts was gelegen op de hoek van de Alsembergsesteenweg en de straat van Kalevoet naar Beersel. (C. Theys en Jules Geysels, Geschiedenis van Linkebeek, bl.z. 141). Te Alsemberg is er een Blutsdelle, zo gehete·n naar een persoonsnaam : « ad locum t' Alsendale inter bona Johannes dicti B luts » (G. 6635). · 69bis" Hamme : 14'16 eeuw. - Een goed te Beersel, Hamme geheten naar de naam van de eigenaar van Hamme, ter plaatse geheten « den Maesöoscb, bij de Zenne » (F. de Cacamp, Brabanticum t 960, blz. 529). 72. Heerweg : 1313, in parochia de Becrsele, inter stratum • seu viam quae de Bruxella venet et clucit versus Halle di recte ». 74. Heiberg : 1429, Margriete Jan Dorpe (van Dworp) wijf was) van Bersele houdt een half bunder lants... beneden élè kercke... voer de hof stichele aen den heyberch, K.A. 7326.; 1822, Op den Heyb e~gh tegen den Wijnga ~rt, A.P. Dialektisch AabergJ nu officieel en verkeerd Uwenberg ! ~ 38


80. Hoflzongerij : 1440, 5 dw. lant geleg. 6oven hóngerien". de strate daer de alboeme staen, A.P. Voor honger, hofjonger, zie verder hoofdstuk Pachthoeven. 81. Ho/ken : 1777 zeker pach'thof... gen. het hofken bij het Casteel, G. 86. Hoogkouler : 1758 de hoochcouter opt Kellevelt, K.A. 2399. 91. Houtem : 1631 tgroot houthem tegen St. Lambrecht straete tegen de straete loopende naer de Motte, A.P., 1639 : 3 dw. lant op Houtsem aen St. Lambrechtsstraetken, G. 71 53. 93. Hulst : 1631 : opt Laervelt van Beerssele nader Hulst, A.P. Het hof ter Hulst ligt nu op Dworp. 95bis. Kaaskorfblok : 1751 den caescorfblock (achter het kasteel) (A.A.). 96. Cabellus: 1625 tegen den caballis, A.A.; 1681 de Caball us. G. 341. 97. Kalevoet : 1453 jan van Assche geh. van Calevoert X Katarine van der Biest, G . . Kalevoet gaf ook aanleiding tot een volksetymologische verklarmg. Zo werd er gezegd dat Karel de Grote, terwij l hij per wagen naar Ukkel reed, aan de beek aldaar steken bleef. Er was geen brug, zodat hij er te voèt over moest. Vandaar Karel-te-voet, nu Kalevoet ! Ook werd verteld dat Keizer Karel na een jachtpartij vanuit Alsemberg naar de stad terugmoest. Maar het keizerlij ke rijtuig, bespannen met twee paarden , brak bij het doorrijden van de beek, de voorde, zodat ook hij er te voet over moest. Eens was het anders hier ter stee, Wanneer een voord de weg doorsnee, dichtte Staring. En ten slotte heeft men ook uitgevonden dat diezelfde Karel er van zijn paard afsteeg en het water van steen op steen overstapte en de indruk van zijn voet erin bleef... Vandaar Kar/voet ! Natuurlijk a llemaal flauwe kul ! (Uccle au Temps jadis, blz. 71). Dat Karel de Grote te Ukkel geweest is, blijkt inmiddels vast te staan. Volgens de vita van St. Goedele, kwam hij trouwens de relieken van deze heilige te .Moorsel vereren en liet hij . naast het St.Salvatorkerkje aldaar het Vrouwenklooster van St. Maria oprichten (P. Schollaert, Lekenapostelen in de VIide eeuw, Het Land van Dendermonde, 1961). 98bis. Karreveld : 1440 'tKervelt, A.P. 103bis. Kalkoven : 1659 de heilicht van 5 dw. lants g.elegen in dese prochie van Beerssele op den Hoockcoutere, ter pl. geh. den Calckoven, G. 1 11 bis. Kerkstraat : 1716 de Kerckstraete op het velt geh. t Laeckvelt, A.P. 124. Kribbeken : 16 13 huys te B. op den Rooden Poel geh. het Cribbeken, G. 339; 1684, hoofstede gen. het Cribbeken, G. 126. Kr.oon : 1681 hofstede geh. de .Croone, G. 127. Kruis : 1458, 3 1/2 b. 1. opt velt geh. ten Cruysken aen Dullaerts". G. 39


129. Laak : 1680 teghen het Laeckvelt paelende den R. van Beersel, de stove ende het Stoefstraetken, G. 326. 131 bis. Lameisbos :' T.S. blz. 34. Persoonsnaam : op 12.9.1 667 werd Willem Lameys gedood door Lissen zoon Jan-; Blasius Larneys was een zoon van het slachtoffer. 139bis. Lazarus/wis : 1758 áen het Lazarushuys tot Beersel, K.A. 2399. Hu is op een verlaten plaats waar melaatsen ·afgezonderd moesten leven. 139ter. Leemstratenbos: Leernstraetenbosch, R.A.B. K.P. 1031. 145bis. Lobos : den Lobbosch, K.P. 882; 1848 Lobbosch, A.P. 147. Maaibeemd : 1429 den Maybeempt sheren van Bersele in deen sicle ende den Joffr. beempt van Li nckenbeke, K.A. 7326. 148bis. Maasbos : 14<1° eeuw, een goed Hamme geheten ter plaatse geh. den Mae~bosch, (Brabanticum, 1960, blz. 529.) . 149. Meer : 1367 in die Mere bij Sinte Lambrechts beemcle van Helbeke, G. 6636; 1436, Henric de Ridder van bersele houdt een stuck beempt dat langhe jaeren aen hem vercloelt heeft geweest gelegen te Bersele tusschen de stad geheeten de meer in deen ziele ende de goede van den beghynhove te Brussel, K.A. 7326. l 49bis. Merckenbeemd : 1409, 1 boun. de pré entre la Sen ne et la Merckem bempt (Archief Rijsel 19775). 16 1. Moelieken : 1723 het Mul deken, A.P. 161bis. Moermande : T .S. blz. 47; 179 1 Maarmande, Atlas. In 1440 is er te Beersel een Ja n Moermans, A.P. Zie nr. 182. 165. Monniksbeemd: 1440 den Monxbempt, A.P. 166. Motte : 1610, 1652 thof ter Motten, G. 1631, de straete loopende naer de Motte, A.P. 1770 op de Laerheyde aen het hof ter Motten A.P. Bij testamen t van 24. 7.1 724 stichtte Joanna Haeck, weduwe van Willem Mommaert ,een jaargetijde, twintig jaar lang ten laste van hun hu is de « Motte ». 170. Nekkersdelle : P laatsnamen met Nekker vindt men op vele plaatsen, o.m. het Nekkersgat te Laken en te Ukkel; de Nekkerspoel te Mechelen, de Nekkenmoo rter te Strombeek; te Nederheembeek « den Neckere ». 170bis. Nijsbroekveld : 1631 opt Nijsbroeckvelt tegen de goeden der cuere van Watermaele en de armen van Alsemberg, A.P. Nijsbroekveld : 1758 op het Nijsbroeckvelt, K.A. 2399. 172. Oodsebroek : 1429 een eusel alclaer geh. Droontsebroec uit enen stucke lants beneden daer aen gelegen groet tsamen omtrent vijf dachw. tusschen de goede de vrouwe scalys in deen zide ende de goede die wilen waren der Joffr. tshertoghe. 174. O.L. Vrouw Undeken: 1751-1808 op het middelste hoogvelt bij onser lieve vrom~e lindeken ... tegen den voetwegh die van O.L.V. Lindeken naer Alsenbergh ... A.A., A.P. 40


Aan de Galg te Alsemberg was er· ook een O.L.V. Lindeken. Is het misschien hetzelfde ? 178. Ouborg : 1628 den Screiberch aen Douburg en sR iddersbosselken, G. 179. Omvege : 1769 aen den Auwege ... de Puttestraete, A.P. 182. 011erveld : 1440 Willem Loock ... hofstadt geh. Overvelt hofstadt dat toebehoort Jan Moermans, A.P. 183. Papaard. 1754 Item verhue rt (voor 15 g. per jaar) den Papaert weyde groot omtrent de 3 dw. gelegen onder den Hybergh ende strijckende west tegen de camme toebehoorende Jacobus Wouters ende het Driesstraetien, noort de erfgen. Lots, oost de Hijberg ende de erfgen. Walschot, suyt het rurenbosch, west sheeren Laecktbos, A.P. 176 1, in de cureweyde gen. den Pappaert, K.A. 7177. 185. Papegaai : Er is ook een Papegaa i te Lot aan de Zenne. . . 187. Pape1veide : 171 5 op den hoeck van het Wijn}broeck hme recht door het Vrancxvelt op eenen olm staende in de Papeweyde, A. P . 190. Pijpe.nbos: 1758 gel. geh. het Pijpenbosch, K.A.; den Pijpenbosch, K.A.; den Pijpenbosch toebehoort hebbende Simon Mommaert, A.P. Of Papenbos, het bos van de paap (pastoor) ? 191bis. Poerken : 1440 tpoerken bij de Saveystrate, A.P. 194. Putte : 1758, 1770 hof te Putte gel. bij de kercke, K.A. 2399. 196. Puttestraat : 1758 de Puttestraete, K.A. 198. Rode Poel : 1593 aen den rooden poel opt eynde van den I<e rckvelde; 1684 op den rooden poel tegen het cribbeken, G.; 161 3 huys te Beersel op den Rooden P oel geh. het Crubbeken, G. 205. Rode Kruis : 1760 gel. gen. het Roodt Cruys op de L'aerheyde aen het hof ter Motten, A.P. D e herberg het Rood Kruis bestaat nog. 205bis. Roedeken Beemd : 1409, 1/2 b. sur Je Roedeken bempt, Archief Rijsel 19775. 209. Sclwvei : tegen Scavey Weygod, K.P. 850. T e Denderleeuw : 1577 aen de Schaveye, 1599 den Schavijsputte (J. de Brouwer, T oponymie van Denderleeuw, Land van Aalst, 1960, blz. 158). 209bis. Scllaleislraat : 1440 de Scalijstraet, A.P. In 1361 17af heer Aart (Arnout) van Pede, ridder, jaarlijks aan de kapelrije :an St. Pieter, voo;- twee bunder. land te Becrsele, die wijlen Machiel Scalie te houden plag « ende 111t lant var: den hov~ 17eheeten Scalijshof... Daarvan gaf de kapelaan van die kapelrij ~rfelij k aan het klooster van D!_edelghem 15 ~r. Lovens." V.rouwe Kateline Scalijs en haar medeerfgenamen, che het goed h1elc:kn, maakten een minnelijke schikking:. vóór Jan van Pede en Jan Metten Schachte, schepen van Brussel in 1397 als van vijf dw. beemd, die 41


hun afgewonnen waren door het klooster van Vorst, « alsoe men dat claerlich vinden sal inde register van Arnoldo van Eycke wilen der stadclerc van Bruesel in vorengenoemd jaar». ( R.A.B., K.A. 7100). Ten overstaan van « her ,Machiel Goessens, priestere (pastoor van Beersel) , Jan Ophuys, Jan Claes en Joes Cardenael geheten Coeckman, erflaten van de abdij van Dyedelghem te Beersel, en vóór Die ric Brant, meier van genoemde abdij verscheen Rogier van LinckenbekeJ.. zoon van wijlen Godevaert. Deze beloofde aan de priorij van ::it. Jakob op Koudenberg een jaarrente te geven van d rie sister rogge op twee b. land gehouden van meergenoemde abdij, nl. een b. land opte stad(plaats) geheten Scalijs heijde, neven de strate geheten t Serghijsbrechtstrate, tussen de goederen van Goes Cassaert e n die van Margriete Moermans; een b. land op dezelfde plaats. (K.A. 6459, f0 223 van 10.2.1436). Volgens een schepenbrief van 1447 van Brussel genoot de Pitantie van de Abdij van Vorst een halve «ouden geheeten tournoy \Trankerijck op een half bunder 75 roeden bos te Beersel beneven het hof geheten Scalijshof, tegenover de grote vijver. (K.A. nr. 7006). • Men kan moeilijk anders aannemen dan dat hier Schavei bedoeld wordt. Een ander hof Scalijs is in elk geval niet bekend. D enkelijk betreft het een goed van een geslacht Scalie, Scaillie, Scailgie, Scaelge, Schalie, in de genitief Schalis, en uit het Brusse lse geslacht sLeeus, dat men te Brussel reeds aantreft in 1272. (Fr. de Cacamp, Brabantica IV, 1959, blz. 317-320). 211. Schreiverg : 1440 den Scriebergh, A.P.; 1472 de goeden Lambrechts van Screyberghe, G. 336; 1628 eussel gelegen tot Beersele den Screybergh. Nabij Vossem bestaat ook een Schreiberg. 211 bis. Sergijsbrechtstraat : 1436 opte stad geheten Scalijs heyde neven de strate geheten 't Sergijsbrechtstrate, 1436. 2 t 5bis. St. Lambrechtsbeemd : 1367 in die Mere bij St. Lambrechts bemde, G. 2 l 6bis. SI. Lambrechtskapel : t 758 aen Ste Lambrechts cappelleke, K.A. 2399; 1769 aen St. Lambrechtscapelleken op het Groot Houtemvelt, A.P. 2 l 6ter. St. Lambrechtsstraat: 1639 aen Ste Lambrechts straete, K.A. 216quater. St. Lambrechtsput: 1440 opt kervelt neven Ste Lambrecht putte, A.P. 217. St. Wijeneik : 1634 in de prochie van Als. opt Schoonbeuckheyde metten oppersten eynde aen de strate loopende naer Ste Weynen eyck strate. Deze plaatsnaam vindt men vermeld te Beersel, Alsemberg en Linkebeek, op de grens van deze gemeenten, waaruit blijkt hoe vaag de dorpsgrenzen vroeger waren. De plaats ligt thans op Linkebeek (C:.T . en J.G. Geschiedenis van Linkebeek, blz. 97-100). Hetzelfde was het geval voor het Hof ter Hulst.

42


218. Slot : 1440 op eenen huys met alle den bijvanck gel. achter s toet van Berselle aen welken huys es water, A.P. 1472 Antonius van Rode geh. van Aken ende .Margriete van Scoeneycke zij n huysvr. 1 b. metten houtwasse oft oefboom te Berssele ben eden tslo t, G. 218bis. Staart : 1437, Jan Gremberck hout VI dach. beem ts gelegen te Beerssele inde prochie van Do rpe ? d aerment hee t ten steerte (K.A. 7325). 2 l 8bis. Stichelgelege : 1873 het stichel gelege ... agte r het neerhof van het Casteel, A.P. 223. Stoofstraat : 1625 het Stoefstraetk en, A.A.; 1650, 1762, tegen het Laeckvelt paelende den heere van Beersel , de S tove ende het Stoefstraetken, G.; A.P. Men zou zich nochtans kunnen afvragen of het hier geen persoonsnaam betreft. In de s treek en nl. te Linkebeek, waren arondeigenaars met de naam Stoefs. T e meer daar het noga l o~waar­ schijnlijk is dat er te Beersel in het volle veld een badstoof zou hebben bestaan, een inrichting die men uitera ard a lleen in g rote s teden aantrof. 224. T eksgelege : 1671 .Maria Pannaers echtgenote Gillis d e Greet Maeytje Tex. ( Familieboeken). 224bis. Tichelgelege : 1675 hofstat Tichelgelege, G. 225bis. Tiendeschuur : 1440 d e tiende scure van (de abdij) van Vorst, A.P. 23 1. Vijversfad. Een vluchteiland in een vijver ? 23 lbis. Visselbeemd : 1440 d en Visselbempt, A.P. Verschrijschrijvin g voor Vissen-, Wissen-, Wisselbeemd ? 235bis. Vrebos : Hoeve van Vrebos, T.S" blz. 25. 236. Waaienberg: 1440 A. P.; 1773 den Wijnbergh, A.P. 243. Wijngaard : 1770, 1822 ge leg~ gen. den Wijngaert aen den Heybergh, A.P.; 1760 Jan Bonnew1Jn . rente over s ijn aefeae den Wijngaert, A.P. ; 1755 Weigod hije, K.P. 850. ~ ~ Wijngaardheide ? Een voorma lige wij ngaard. 244bis. Wissenbeemd : 1631 den wissenbempt, A.P. Wij men beemd. 246bis. Wousenbroek : 1440 dwo usenb roeck, A.P. Zie Oedsebroek. • 247. Z enne : 1440 een dw. beemps gel. bij de Zenne, A.P. 249bis. Ziek/wis : 1758, 1773 : te T ext daer het sieckhuys (voor besmettelijke ziekten) placht te stane, K.A. 2399. 251. Zittert: 1471 : Jan de Becker houdt 2 dachw. winnender lants te bersele achter Jan o f huyse hof tusschen den bosch van der • hove ter Zittert, K.A. _ 254bis. Zwaan : 1700 Joos de Leener pachter te Alsemberg." Willem de Ridder een lijfren te op de Zwane te B" G. 344. 43


HOOFDSTUK IV

KERKELIJKE GESCHIEDENIS

Ontstaan van de parochie en de kerk. -

Het is volkomen onmogelijk, zelfs bij grove benader ing, te zeggen wanneer B eersel als dorp on tstond. Het begint met één gez in dat er zijn tenten opslaat en het bos of de heide rooit, vee houd t en het land begint t e bewerken. Langzamerhand, door huwelijk van de kinderen of de aankomst van nieuwelingen groei t het tot een kern of verscheidene kernen : het dorp en de gehuchten. I n de voornaamste wordt een kerk opo-er icht cl ie het middelpun t vormt van een gebied waarvan de gren~en van overheidswege (de kerk) met het oog op tiendebelastina en paaskommunie worden vastgesteld. Wanneer gebeurde dit te B~ersel ? Niemand weet het, maar doorgaans zijn onze parochies oudere bewoonde plaatsen dan men denkt. De oudste bena111i11 00- Bersalis uit 860 bewijst dit ten overvloede. 0 e eerste increzetenen zullen vermoedelij k naar de ker k van Ukkel of van Rod~ hun moederkerk, gegaan zijn en later toen ze daartoe de moaelijkheid zagen hun eigen kerk gewild hebben. D e parochie van Dworp, een N ervisch dorp, was destijds zeer uitgestrekt. Vermoedelijk omvatte ze Rode, .'..'1 1semberg, Beersel, Linkebeek, dus de streek tussen Zenne en Zomen, grenzend aan de oude parochies Anderlecht en Ukkel ten noorden en Halle ten zuiden. D e Zenne vormde een vaste natuurlijke grens; aan de overkant lag St.-Pieters-Leeuw. Zoniën \met Halderbos) was wel een natuurlijk teken maar een onbestendige_ grens vermits door voortdurende rooiin aen, grote open plekken 111 het woud ootstonden en ook de bosran d verlegd werd. Aanvankelijk reikte het oerwoud tot teaen de Zenne, althans tot het moeras dat de rivier omrandde, die ee~ gedeelte van het jaar buiten haar oevers trad. De eerste nederzettingen geschiedden in het woud zelf; bossen bleven alom op de hoogten bewaard, zelfs tot op onze dagen. T oen de parochie opgericht werd mo~~ten grenzen afgebakend worden. Waar het kon koos men ~rntuu rlt 1ke g renzen, zoals trouwens thans nog gebruikelijk is. De n1emve grens tussen Dworp en Lot is door de J(esterbeek gevormd. Met D worp was het een beek (de Zittertbeek) tot aan haar bron in het bos; dan het bos (hout, Hou them) tot aan een andere b ~ek ( Kesterbeek) . Btj de benedenloop van de Zittertbeek is er een insprong van B eersel over de beek. D enkelijk werd de loop van de beek later rechtgetrokken. 45


De mensen van Lot en K esterbeek, op Dworp, gingen ni7t ter kerke in hun paroch iekerk Dworp. 1n een verzoeksch rift Lilt de XV IIJde eeuw verk laren de inwoners van Kester beek dat hun gehucht bestaat uit 400 paasplichtigen en dat « weghens de groote afgelegentheyt sij sch ier nooyt de kerke hunner prochie frequenteren ende gaen naer die van B eer sel ende Huysin ghen. » B eersel bekleedt een eigen en eigenaardige plaats onder de dorpen van onze streek. Terwijl dit laatste een leen was van de hertogen van Brabant, bestond B eersel haast uitsluitend uit allodiaal goed, vrij goed, dus niet uit leengoed. Dit is ook de mening van Fr. de Cacamp, evenals die van Dr. Jan Lin dcmans, die het in zijn toponym ische studie ove r Beersel een vrije boerengemeenschap heet. ( E.S.B " 1935, blz. 65-103). Een zeker e bevestiging vindt men daarvan in een lijst van jaargetijdebezetti ngen uit het begin van de 15•1e eeuw. V olgens die lijst zal welhaast heel het grondgebied van de gemeente - een paar minder goede of woeste stukken, toebehorende aan de abdij van V orst, van T erkameren en van D ielegem, niet te na gesproken - eigen goed geweest zijn en bezaten de ttertogen van Brabant er niets buiten de hogere rechtsbevoegdheid. Zelfs cle eerste heren van Beersel hadden er niet veel. H oe hebben die vrije boer en clan hun goed in bezit gekregen ? Zeer waarschijnlijk van hun voor zaten, eerste bezetters en ontg inners in een tijd dat die landouwen nog woest en waardeloos waren. Men bedenke hier even dat de naam Bersalis reeds in 847 vermeld is en dat de hertogen van Brabant veel later gezag over deze gewesten verwierven. D e oudst bekende oorkonde betreffende de parochie en de kerk dagtekent va n 11 90 ( 1) . H et is een akte waarbij Rogier, bisschop va n Kamerijk ( 11 89- 11 92) het altaar (de parochie) van St. Genesius-Rode, met haar afhankelij kheden Beersel en Linkebeek, aan de Kloosterzusters van V orst schenkt, opdat ze voor hem zouden ( 1) « In nomine s ancte et inclividue T rinituas, Rogerus, Oei gratia Cameracensis episcopus, omnibus fide libus in perpetuum. Quia, tes te beato Gregori o, qui alte rius bonum adjuvat, s uum facit, omniabona que fiunt a sanctimonialibus in Forest Deo et beate Marie devote servientibus mea volo facere, ipsas honora re et exaltare, professiones ipsarum tueri et a ugere, pacique earum ut tranquille sponso suo serviant, omnimodis prospicere. S pero enim quod sacris et ignitus ipsarum precibus, labor jherosolimi tani itineris anime mee erit fructuo sus. Ut ergo memoria mei apud ipsas vivat et orationum s ua rum effi cacia contra queque adve rsantia mihi pro scuto et munimento sit, allare de Rode cum appendiliis suis B ersele et Linclcebeke ip.sis pro salute anime mee in elemosinam dedi, salva nostri juris integritate. Que ut rata et inconvulsa perma neant et privile~i i mei ' solida autoritate et sigilli mei impressione et idoneorum tes tium ast1pulatione roborata s un t. Signum Hugonis decani Cameracensis ecclesie; S. W alteri, Nicolai, Si!l'eri, a rchidiaconum; S. Walcheri, cancellarii; S. Johan nis de Forest, S. mag1s tri Ade; S. Egidii de Gondelecort, canonicorum Sancte Ma rie ; S. Herberti, abbatis Sancti Auberti Cameracensis; S. j oha nnis, decani Bruxellis. Act um a nno Dominice lncarn<ltionis Milfesimo centesimo nonagesi mo >. (A rchief va n de abdij van Vorst).

46


bidden en zijn reis naar Jeruzalem voor de' Kruistocht voorspoedig zijn zou. Dit gebed werd niet verhoord, want hij overleed in Tyrus van de pest omstreeks 1191. Van St. Pieters Leeuw is de parochie natuurlijk gescheiden door de Zenne. Verder zijn de voornaamste punten grote hoeven, zoals het hof ten Bluts te Kalevoet, dat op Linkebeek ligt, hoewel het aannemelijker zou geweest zijn dat Beersel er tot aan de oude heirbaan zou gereikt hebben. Vandaar loopt de grens, met vermijding van het meinaardveld en het Linkebeekveld, naar het hof van Schavei, waarvan de gebouwen _op Beersel en haast al het bouwland op Linkebeek ligt. Verder gaat het naar het Hongerijhof, dat nochtans sedert de 1311" eeuw goed van de kerk van Alsemberg is en tenslotte naar het hof ter Motten, waar het omheen loopt en tot Dworp, nu Lot behoort. Eigenaardig is ook dat de grens middendoor het Kleertbos, het Meigembos en het Zittertbos loopt, hoewel het voor de hand sch ijnt te liggen dat ze samen met de straat zou lopen. Waaraan dit allemaal dient toegeschreven is natuurlijk niet of althans moeilij k te achterhalen. Vermoedelijk toch hebben die hoeven tot merkpunt gediend bij het vaststellen van het tiendegebied der onderscheiden parochies, terwijl in de bossen de grens niet nauwkeu rig bepaald was, maar erin verloren liep. De parochie, hoewel weinig belangrijk, moet toen al een hele tijd hebben bestaan. Er wordt immers algemeen aangenomen, dat de parochies die St. Lambrecht tot patroon hebben tot omstreeks de 9 11 ~ eeuw ·opklimmen. (C.T" Geschiedenis van Dworp, blz. 112). De vermelding van Bersalis, in 847 (zie de naam der gemeente) blijkt dit overigens te bevestigen. De bevolking van een bepaalde plaats moet immers voldoende belangrijk zijn om een kerk met bedienaar te rechtvaardigen en te kunnen onderhouden, Daartoe werd dan een tiendegebied, nl. de landerijen die deze tienden moesten opbrengen, vastgesteld. Daartoe werden, zoals dit te Alsemberg en te St. Genesius-Rode ook het geval is, natuurlijke grenzen en grote hoeven als richtpun t aangewezen. Al die hoeven liggen op de periferie van de gemeente, wat ongetwijfeld wijst op een hoge ouderdom van de nederzettingen en de vroege kolonisatie van dit gebied. Dit verklaart meteen de eigenaardigheden die de parochiegrenzen van Beersel vertonen. In 1754 vroeg de pastoor van Beersel aan pastoor .Meyers van Huizingen of «hij geen huyzen en wist in zijn parochie die op de limiten van eene andere parochie stonden ». Ja, antwoo'tdde hij, en op zijn verzoek had hij zich « getransporteert ten huyse van J.B. Weemaels borge meester (van Huizingen) den welcken noa hem aangetoont heeft hoe dat sijn huys gelJouwt staet op de limit~n van Dworp ende liuysingen waervan den vloer ende stal met de principale deur oft inganck op den vloer naer alle waerschijnlijkheyt staen op Dworp, maer de keuken ende slaepkamer onder Huysinaen • welckers parochianen ende sijne voorouders altijt onder Huysin~en 0 int geestelijck en weerlijck geresorteert hebben». (A.P.). 47

'


Patroon der parochie. -

De patroon der pa rochie is de H. Lambertus. Deze heilige, uit een voornaam geslacht te Maastricht geboren, werd door de H. Theodardus, bisschop van T ongeren, in de geestelijke stand opgeleid en volgde hem omstrees 670 op, nadat hij het lijk van zijn vermoorde voorganger en weldoener naar Luik had doen overbrengen. Ingevolge politieke kuiperijen zag hij zich genoodzaakt, ongeveer vijf jaar later, zijn geboortestreek te verlaten en zich in stilte terug te trekken in de abdij van Stavelot. Omstreeks 682 door Pippijn van Herstal in z ijn rechten hersteld, legde hij zich onvermoeid toe op het vernieuwen van de kerkelijke tucht en arbeidde hij ook onder de nog heidens gebleven bevolking van T oxand rië. Waarschijnlijk werd hij in 705 te Luik vermoord, als slachtoffer van een strijd om grondbezit, zeggen tegenwoordig de beste gesch iedvorsers. Dat Pippijn zich op hem zou gewroken hebben, omdat hij hem zijri wangedrag zou hebben verweten, wordt door die geleerden naar de legende verwezen. Zijn relieken worden be'faard in de katedraal van Luik en in de Do m van Freiburg in Bre isgau. Talrijke kerken in de Nederlanden en in Duitsland werden hem in de Middeleeuwen toegewijd. Zijn fees tdag valt op t 7 september (Winkler~Prins 1951, deel XII, blz. 496). De attributen van de Heilige Lambertus zijn a) Krukken, omdat hij in zijn jeugd van de lamhe id werd genezen aan een bron, die St. Omaar had doen ontspringen en waar later onder de aanroeping van de H. Lambertus nog vele zieken genezen werden; b) g loeiende kol en in zijn schoot, om zijn onschuld te bewijzen tegen de aantijgingen van een boze vrouw; c) een Jans of werpspies, waarmee hij knielend doorboord werd, ·op een nacht na de metten door de edelman Dodo, die daartoe werd uitgezonden door de boze Ebroïn, w iens wangedrag de heilige bisschop had aangeklaagd; d) een kruis dat schittert boven zijn lijk. (Drs. Br. Leopold, Oude en nieuwe Lconografie, 1937, blz. 544). Rond bekende figu ren ontstaan gemakkelijk verwarringen, legenden en verdichtsels. Dit is vooral het geval met he iligen. Zo was bv. de Dom van Freising sinds 804 mede aan de FrankiscHe heilige Lambertus gewijd. Nu leefde er omstreeks 950 een bisschop Lampert in Freising, die eveneens een plaats op de kalender kreeg en wel op 19 september, twee dagen na zijn grote Luikse naamgenoot. Than s is het zover gekomen, dat de oude Lambertuspatronaten van dit diocees, de Dom inbegrepen, alle op de Freisingse Lambertus worden betrokken (J.A. Huisman, Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven, 1958, blz. 127). Buiten onze parochie, is hij ook de schutsheilige van Geldenaken, Goetsenhoven, Heverlee, Leefdaal, Lovenjoel, Muizen, Nieuwrode, Nossegem, St. Lambrechts-Woluwe. Hij wordt aangeroepen tegen lamheid te Vlekkem bij Aalst, te Denderwindeke, te Parike. Een weerspreuk zegt ~ « Droog zal het voorjaar zijn, is het met Sint Lambert zonneschijn ». En een volksgezegde : Sint Lambertus 48


de appelschudder. Sint Lambertus, de spoelen en spinrokken in de haard. Primitief kerkelijk bezit. - Bij de oprichting van een parochie moesten er voldoende inkomsten - een dotatie - gewaarborgd worden om de bedienaar ervan, de kerk, en de behoeftigen behoorlijk te kunnen onderhouden. Waaruit die inkomsten bestonden is nu niet meer met zekerheid te achterhalen. In een advies over die goederen in de 17"c eeuw verstrekt, leest men daarover dat de « portia », het aandeel van de pastoor van Beersel later bestond uit verscheidene onroerende goederen, landerijen en renten die de kerk toegeivezen iverden bij haar oprichting en waarvan geen spoor gevonden werd (van de akten ervan, natuurlijk). Toch kan geredelijk aangenomen worden, dat gedeelten van de dorpsakker, twee bunder in elk der drie gewannen van het Hoogveld, van de beemd, de Kerkenbeemd, en van het bos, werden aangewezen voor cfe dotatie tot onderhoud van de kerk; andere percelen voor de parochiepaap, de pastoor, nl. de Priesterage, het Papenblok, de Papaard, dit laatste gelegen bij de Borreweg, zullen tot het primitief bezit behoord hebben. · In de 10c1° en 11 de eeuw echter hebben grote en kleine vazallen parochiekerken en kapellen in leen gehouden terwille van de inkomsten van hun domeinen, hun dotatie of van d e godsdienst zelf, als offeranden of giften van de gelovigen enz., inkomsten van kerkelijke aard, vooral die uit de tienden. Haast alle vorsten en prinsen, en als ze het gedaan. kregen, heren van mindere rang, hebben kerkelijke goederen en mkomsten ingepalmd. De Gregoriaarise hervorming had tot gevolg dat een zeer aanzienlij k aantal van die leenvergunningen wegvielen. In het begin van de 12c1e eeuw ontstonden er daarover heel wat geschillen, die meestal op een minnelijke schikking uitliepen. (P. Ganshof, Qu'estce que la féodalité, 1947, 133). Het is bekend dat reeds Karel Martel, om zijn soldaten te belonen, de goddeloze gewoonte had kerkelijke beneficiën aan zijn soldaten te schenken. (Paul Morelle, Histoire de Ja Sorcellerie, Parijs, 1947, blz. 52) . .._ In het begin van de gde eeuw herbegonnen de Karolingers kerkelijke goederen in te palmen om ze als beneficies aan hun leenmannen uit te delen. (P. Ganshof, Qu'est-ce que la féodalilé, 1947, blz. 55). Al vroeg moeten zij nochtans hun rechten te Beersel in leen afgestaan hebben aan een tak van de Brusselse kasteleinen 1 die dan ook het cognomen « van Beersel » hadden aangenomen. In 1276 zien we Leo van Beersel denkelijk gepraamd door de kerkelijke overheid afstand doen van de kerkelijke tienden en van het begevin1Ysrecht te Beersel, dat hij in leen hield van de Hertog van Braba~t, ten voordele van de abdij van Vorst. Deze abdij bleef in het bezit ervan tot aan haar afschaffing. De tienden omvatten de volle en novale 49


tienden, de hooi-, vlees- en houttienden over het gehele gebied van de aemeente, uitgezonderd op 20 bu nder, aan de pastoor voorbehouden. Het kapittel van Ander lecht hief « sma lle » of kleine tienden op ongeveer 30 bunder op het Schaveiveld, te delen met meergenoemde abdij en de kapelanie van Beersel ( « het Schaveygeldt ») . Inzake « taxationes » of kerkelijke belasting die de kerk jaarlijks aan het bisdom Kamerijk moest afdragen, betaalde Beersel 1O pond. Ter ver gelijking met de onderscheiden naburige parochies moge dienen, dat Alsemberg 20, Eigenbrakel 40, Buizingen 15, Huizingen 15 Halle 30, Rode 20, Dworp 25, Ruisbroek 10 pond betaalden. (A~alectes pour servir à l'h istoire ecclésiastique, deel 27, 1900). Goederen, inkomsten en uitgaven. - In 1593 stel t de landdeken vast dat de kerk toen geen andere goederen beza t clan een half bunder. (A.A.). Dat is de grond waa rop de pastorie stond. In 1787 bestçmden de goederen in elk geval uit : 6 clagw. weide, een hal f bunder en een half dagw. land, een half bu nder weide te Dworp, een cijns op het H of ten Berge te Rode, anderhalf dagwand boomgaard te Kobbegem. T e Alsemberg ontving de kerk kapuinen op diverse goederen o.m. 5 kapuinen van Oherem Claes van « sinen huyse gelegen t' Alsenberge metter Camme » (brouwerij); van « here Ooevaert Claes een gelege t' Alsenberge aldaer men te Beersel weer t gaet, palende aan Jan Kautereel, Oodeverd Claes, en met de benedenste zijde aan Matheus Claes, van voren aan de straat... 2 kapuinen (K.A. 46769). Een gedeelte van de kerkelijke inkomsten kwam en komt trouwens nog voort van omhalingen in de kerk, door de kerk- en armmeesters. 1n 1695 werd voor 13 st. een « copere schotel gekocht om in de kercke rond te gaen ». In de zeldzame bewaarde rekeningen vin dt men on der meer de volgende posten. In 1677 18 st. « aen den h. cappellaen »,om de H. Olie « inne te haelen »; in 1695 aan de h. Thomas voor het H. Chrisma te haelen » 18 st., aan de H. L ancldeken 36 st.; in 1700 aan de knecht van de landdeken voor het brengen van het plakkaat van de ju bilee ... 6 st.; in 1703 betaald voor de brief van de Landdeken « waer inne was de permissie van te mogen eyeren eten in den vasten ... 6 st.» ; van 1672 tot 1700 de volgende wijn leve ringen : door Jo·an nes Raes 15 potten voor 6 g.; 8 potten een pint voor 8 g.; Ouillam 1-luseweel voor 8 g.; Gijsbrecht Uylenbroeck voo r 8 g.; Sr. J.B. Meeus voor 18 potten 19 g. 16 st.; het klooster van Zevenborren een pint w ijn voor 7 st.; allerhande zaken : aen th ien vesten (dakvorsten) 15 st.; voor de vesten te brengen tot in de Drije Coppen op de Hooghstraete ( Brussel) 2 st. ; een lichtmissekeerse 4 g. 15 st.; 2 pont geel was 24 st.; aan de huisvrouw van Cornelis de Nayer voor was 10 g. 9 st.; aan Dan iel Sire Jacobs een paer

50


keersen van een pont en half 30 st.; 2 1/2 ellen lijnwaad 1.8 st. 3 oorden; voor een leer te maecken voor de kercke 26 st.; aan Jacobus de Coninck voor een Paaskaars 28 st. (ICA. 2391). Na de beroeringen van de Hervorming werden de kerkrekeningen slecht gehouden. Voortdurend doet de Lancldeken daarover zijr~ beklag. In 1685 schrijfi hij dat de meier meester speelt over de goederen van de kerk en zich zelfs het recht van dispensatie op zon- en feestdagen toeëîgent (A.A.). In 1654 stelt de landdeken vast dat er sedert 1622 geen reke~ ningen van kerk en arme meer opgemaakt werden. Elk jaar herhaalt' hij cle aanmaning ze eindelijk eens op te maken. Niemand weet nog waar de goederen gelegen zijn". Het zal nog jaren duren vooraleer opnieuw rekeningen worden opgemaakt. Die wanorde bleef jaren duren. Nog in 1666 werd er geklaagd dat er sedert « menichte van jaeren geen kerckerekeninghe meer gedaen werd. (A.P.). Af en toe maakten de pastoors een « staet van de goederen der pastorij » op. In 1751 onder pastoor de Coninck, trok hij 400 g. ten laste van de abdij, welk bedrag door de Raad van Brabant in 1721 was goedgekeurd geworden. Als tegenprestatie had de pastoor toen alles aan Vorst afgestaan aan pastorele goederen, landen meersen, bossen, renten, de tienden. De pastoor bezat dus van toen af nog alleen de pastorij, 2 1/2 dagw. groot. In 1750 huurde hij van Vorst al de (vroegere) pastorele goederen voor negen jaar tegen 90 g. per jaar. Op dat goed stond « eene schuere dewelcke de abdije". pretendeert de thiende schuere te sijn, noghtans vinde ick (de pastoor) in de oude manualen dat dese schuere soude gemaeckt sijn van mijne voorsaeten om dieswille dat sij aldaer onder hunne goederen aanteeckenen clese schuere als staende op hunnen gront... volgens het accoort is het gebruyck aen mij gecedeert van dese schuere alswanneer de abdije die niet noodigh en soude hebben voor het schueren haerder thienden, ende als wanneer ik het gebruyck hebbe dan moet ick die onderhouden van weegh en van dack. Item een half dagw. daer nevens gelegen alwaer de straet doorkomt mits de fosse oort het curegoet, suyt Antoon Libau (koster) W est de erfgenamen Tobias Swalus ». Op het middelste Hoogveldt 3 dagw. bij onse lieve Vrouwe lindeken tegen den voetwegh die van O.L.V. lindeken naer Alsenberge ligt, lest verhuert aen Gillis de Naeyer. Op hetzelve veldt tegen de Deckte, verhuurd aan Augustijn Locus. Een dagwand land « daer clen wegh door loopt van Brussel op Huyssingen ende het voetweghelken tegen loopt van Beersel waer Alsenbergh oft het L. V. lindeken, -palende 0. de Jezuieten. de erfgenamen Filip Mommaert, W. het goed van T erkameren, N. de Heer van Beersel. (A.A.).

z.

51


;

Een dagw. eertijds 1 1/2 dagw. « maer mits daer af is genomen den Conincklycken steenwegh van Brussel op Halle ». Een stuk land te St. P ieters-Leeuw ... tegen den ouden wegh van Brussel op Halle... West de straete van Laeckt naer Leeuw. Een half dagw. daer den steenwegh door loopt en is noyt betaelt geweest...» Als beemden en meersen staan opgetekend : weide den Papaert, 3 dw., palende 0. de Heyberg, Z. het Curenbosch, W. de heer van Beersel en de erfgenamen Gillis Lots, strijckende tegen het Driessfraeten en het goet van Jacobus Wouters, beplant met enige eiken. Een half bunder Wisselbeemd « den welcken jaerlijckse gewisselt wort tegen een half bunder toebehoorende Guillam Belsacq,1 gelegen op den grooten bempt oft overbempt, palende 0. de Jezu ieten, Z. het Beckersvelt oft de goederen van Mevrouw van Maes, W. de Creetweyde van Antoon Libau e n de kerk van Alsenberg. N. de heer van Beersel, voor 6 jaar verhuurd aan G uillam , Belsacq. Als bÎJssen : 3 dagw. gelegen 0. cle Fosse, Z. het Laecktvelt, W: en N. het Laecktbosch van de heer van Beersel, verwisseld tegen den Papaert een weide met verscheyde boomen als eycken en buecken ». Een dagw. bos met eiken en beuken tegen het Laakveld, palende 0. de Jezuïeten, Z. het Stoofstraatje, W. het Laakbos. Een half dagw. bos op het Laarveld, met beuken en enige eiken. Een ha lf dagw. bos nevens de Fontijnenbos «bijna suyver schaerhout », enige beuken en enige witte bomen (abelen ?) . Een dagw. bos onder Alsemberg rechtover het pachthof van Hongerijen, met enige eiken en beuken. Het goed van de cure was belast met een jaarlijkse cijns van 12 st. en 13 mijten aan de heer van Beersel. Als renten : 2 gulden op 1 dagw. 37 roeden land, tegen het Laakvelcl en het kerkegoed op de Fosse, verkregen in 1550. Een rente van 2 g. op het huis en gelege van de kinderen Tobias Swalus, volgens een akte van .J 563. Een rente van l 0 st. op een goed te Rode gen. het Bogaerdeken, toebehorende aan Oeraert van den Nauw palende aan Gill is Bergh mans. Een graanrente van een veertel koren op 3 dagw. land aan « den Drayer », toebehorende aan het klooster van St. Geertru i te Brussel. Als jaargetijden : 1 g. 16 st. van de kerk voor een gezongen jaargetijde voor de .heer van Beersel op woensdag voor Halfvasten. Twee gelezen missen volgens het dekreet van de aartsbisschop van 1746. De assisterende kapelaan trok 10 st., de koster 17.

52


Een s ister koren van de arme· voor een gezongen jaargetijde voor pastoor Matheus Breeckmans bij testament van 3.9.1 557. Een gezongen mis voor pastoor Goossens bij testament van 8.6.1706, waarvoor hij had achtergelaten 100 g. wisselgeld op een half bunder land op het onderste Hoogveld toebehorende aan Fra ncis Alebits, palende 0 -Z-W aan de Jezuïeten, N. aan de straat ; de rente, 4 g. 10 st., was 2/3 voor de pastoor en 1 / 3 voor de koster. Een gezongen mis ~oo r pastoor Tambuyser bij testament van 21.5. 1744. De pastoo r trok 1 g. 8 st., de koster 1 g. Een tweede gezongen mis voor pastoor T ambuyser en zijn zusters, betaald door de D e oude kerk in 1912. Naar een pentekening van Off enberg. arme. (Eig. K~ucl Vc rûronckcn). Een gezongen getijde voor Jan Theunissen en Maria de Rauw op een gelege toebehorende Jacques de Mesmaecker gelegen a chter het kasteel, gen. den Blomhof palende 0. de W eel. Rijntiens, Z. het Gasco rfblock, W . Fr. Schuyfelaer, N. de straat, bij testamen t van Maria de Rauw van 4.1.1729 ( 1 g. 8 st.). In 1737 werd door Cornelius Wouters een kapitaa l van 50 g. « gela ten oft aegeven »aan pastoor Tambuyser voor een mis, tot last van J.B. Mee~ts alhier (2 g. 5 st.) . Een gezongen jaargetijde voor Joanna Platteau en voor Jacoba Mommaert bij testament van 1724 aangegaan met de tweede huisvrouw Maria Anna Danau bezet op een beemd te Huizingen tegen de Zenne. De weide werd verkocht maar een van de dochters huwde met een Van de Velde, die moet betalen (A.A.). /

* **

De kerk van Alsemberg had nogal veel goederen en cijnzen te Beersel. Voor cle naam- en familiekunde heeft de vermeldin<Y 0 ervan wel en ig bela ng, vooral daar ze dagtekenen uit 1532 (K.A. 23 26) . In erfcijnzen : Henric de Kegel, meier van B'erssele een half dagw. beemd in het Dal, palende aan de straat, de curenbeemd, voor 2 Hollandse g ulden = 32 st. f n jaarschaar : Wi llem legers 1/2 bunder beemd op de Overbeemd, palende met twee zijden aan de • Wisselbeemd en aan de r<erkebeemd- van Hui zingen; 3 dw. beemd

53


&eheten. tHonneken, palende aan de stra at, aan het goed van Kamerrijk en aan de ·ke.rkebeemd van Beersel; in e rfpacht : Gielis Loeck 6 dw. land aan de Meigemheide half op Alsemberg half op Beersel, palende aan het curenland van Beersel, de « vaerwech van de Meyghem heyde te Lake ( L'Ot) werts gaet »;de erfgenamen van Henric Stroel ins (nu Struelens gespeld) en Henric Hannaert met Lijsbetten sPapen sijn huysvrouwe, 5 dw. land aan de Deckt, welke erfpacht « is geschiet in 1445 bij brief gepassee rt voor de abt van Jette a ls erflaet »; 1 dw. land aan de Mere, palende aan de heer van Beersel en aan de straat; l dw. land op het middelste Hoogveld, palende aan het 1-1. Geesthuis van Si. Goedele, het goed van Kamerijk, de heer van Beersel en de erfgenamen van Bouwen (Boudewijn) He.nricx. Goederen te pachte uitgegeven.

Missen en jaargetijden. -

Jaargetijd en behoorden ook tot de in komsten van de kerk. Niet alle zijn bekend. 1n een ongedateerde ·perkamenten lijst d ie van vóór 1468 moet dagtekenen, vermits Wouter van den Winckele (C. Theys, Geschiedenis van Linkebeek, passim ; Gesc!Jlieélenis van Alsemberg, 408-409), die op 18 oktober van genoemd jaar stierf, toen nog in leven was, staan de volgende jaargetijden ,opgetekend, « die welcke beset sijn te doen in die heylege kerke van Beerzele » en waaruit blijkt dat er toen v~jj veel zulke stichtingen waren, nl. voo r Willem de Keysere ende Kathelijne sijn weerdinne (huisvrouw), voor Marie Mox; Jan Uoeck en Mag riete zijn huisvrouw; Gielijs Rocx, Jan de Rode, Heyn Claes X Katheline Huychs; Claes Loock X Lijsbeth, betaa ld door Bertel T ock en Bastijn Loeck, Pieter van Ossele; Joes van Moers X Al ijt; Ja n van Wouweringhen X Margriete sKeysers; Seger van der Biest, betaald door Jan Loock die men heet de Bras; Gielys de Ridder en sijn wijf; Hendriek de Ridder en s ij n wijf; Rogier van Lincken1:;>.e~e ~ Aernt de Beer; Jan van Calvort en vr.; G ielys de Beer en vr.; Hendrik de Ridder, betaald door Claes Stevens; Ja n Roes, Ka therine Moermans-; Lijsbeth sRoede diemen hief Bloemaerts; Rogier van J.,inckenbeke; Gielijs Math ijs ende Ge~truydt sijn hvr.; Jan PiersMagriet PÇtuwels en Peter Gransaert; Steven van der Lynde ende .s ijn weerdinne; Gheert Mosselm an en hvr. g.heset voor Lijsbette sV©est sijl'ls wijis moeder was ... te Dworp bij Aerilts Vost Jochten; Willem· Lo.eek; Gertruydt Strullens alias Smout dochtere Strullens aan Jan Scot lochtene achte r de cure, betaald door Christieen Hannaers ende Henrick Beeckman; Jan Pieter Loock op 3 dw. 1 gel. aèn Cypresgat... aen Jan van Udingen ... ; Willem Zéghere ... lánt op den P ijpenbosch; Machiel Geraerts ... bezet op het gel~ge van Willem Bo'enen ter heyden te Rode.; Willem van Beers op huis en ho;f- in het dal, aao Heynrik van Riemenants erve ; Katerine Loecs." 0p;5. dw: L opt Laeckvelt... bij den Waterpoel; Gielijs... beset voor Heylwijcke Claes sijn wjjf was ... huys en hof vercregen tsegen here l::ouwereyse den Becker priester; Margriete C0rnelys op een stuck lant dat. legt op d' oude lw utem ... aen Peter van H6lsaten goed;

54


Lonis van der Rijst en Margarete Smolders; Jan Claes en Margareta sKeysers sijn weerdinne; 1 dw. 1. aen den Wayenberch; W illem de Brier ende Goeie... op een huis en hof... bij den byst boven den penitentiegoed van Vorst; Hendrick Dorps en Katarina ... op een huis met lachten, aan de straat aldaar men van de kerk waar het slot gaat tegen j an Claes gelege. Hend rik V van Withem stichtte een donderdagse mis ter ere van het H. Sakrament en een zaterdagse mis ter ere van de H. Maagd. Bij brieve van 8. 12.1506 ten eeuwige dage - een eeuwigheid die al lang voorbij is - een mis woensdag vóór halfvasten, op voorwaarde dat het kerkbestuur een bepaalde verg-oeding zou schenken aan meier, schepen, griffier en dorpssergeant van de heerlijkheid, wanneer ze ten offer zouden gaan , bij gelegenheid van dat jaargetijde. Op die dag ook werden 6 sister koren en een vaatje haring aan de armen uitgedeeld. Kerkbestuur en Kerkmeesters. - Volgens een reglement voor de aanstelling van kerk- en heiliggeestmeesters (armmeesters) uit 1605 moest jaarlijks de oudste van de twee kerk- en armmeesters « afgaan » en worden vervangen door een van de drie personen « wesende de bekwaamste ende oudste naer hun oordeel ende cons:deratie », voo rgesteld aan de heer of de dorpsofficier, bij gebrek aan heer - waaruit men leren kan dat de funktie van dorpsofficier heelwat belangrijker was dan die van onze veldwachte rs. In 1654 noteert de land deken dat de pastoor elk jaar de kerken armmees ters voorstelt en de meier ze namens de dorpsheer aanvaardt. ( A.A.). « Het is in dese prochie in voegen » schrijft de pastoor, « dat clen Kerckmeester ende armmeester jaerlijckx vernieuwt worden te lyghtmisse door pastoor en meyer ·over ander jaer. D it jaer hebbe ik pastoor den Kerck en armmeester gestelt ». « Nota dat aan den pastoor toegestaen is ter presentie van de h. Lantdeken ende wet alswanneer de rekeninghe is geschiet in het j aer 1746, 3 1 juli, van aen de arme schaemel huyshouwens mogen in stilte te geven volgens oordeel sonder te moeten doen toonen aen wie, ende aengesien in het r~glement door den Raede gegeven voor de prochie van Ruysbroeck 1s toegelaten aen de heere pastoor alsdan 25 g. voor schaemele armen, soo moet voor Beersel, welcken eens soo groot is, ten minste ~e selve somme toegestaen wordeR. » Elk jaa r werden de re~eningen van kerk en arme nagezien en gesloten. Bij die gelegenheid '"'.erd een gelag gehouden dat, aanvankelijk bescheiden, met de Jaren tot misbruik leidde. Bij het sluiten van de rekeningen over de jaren 1769 tot 1772 werd to u. 10 st. verteerd. In die rekening leest men daarover : «nota in h~t verteir van de reken in ge gesloten 23 september hebben aen tafel geweest 1O personen en voor den officier is- gcrekent 1O st. ende hiervan is in die tekening uytgebraght voor verteir 1O 0u. Jo st. » (A.P.), een vrij groot bedrag voo r die tijd.

55


Volgens een Ke izerlijk dekreet van 30. 12. 1809 moesten in de parochies met een bevolking van 5.000 zielen en meer d e kerkeraad bestaan uit negen leden en in al de overige uit vijf. Deze leden moesten verkozen wo rden uit de notabelen, Rooms-katoliek zijn en in de parochie wonen. De pastoor, a lsmede de meier waren rechtens lid van de Raad. Van die negen leden zouden voo r de eerste maal vij f door de bisschop en vier door de prefekt aangeduid worden. Van de paçochies met vijf leden, drie door de bisschop en twee door de prefekt. De reeds in dienst zijnde leden genoten cle voorkeur. D e volgende kerkmeesters bleven bekend : Ja n Lissens 1473, Gillis Vrebosch 1473, Renier de Ridder en Hendrik de Becker 1484, Hendrik Lots 1496, Jan Hannaert en Gillis Bonnewijn 1610, An toon Paesmans, Pieter van der Biest en Antoon d e Leener 16 11 , Hendrik Hannaert 16 12, Filip Pauwels 1614, Hubertus Boogaerts 1614, lé1 5; Niklaas van Ruelenrode 1615, Ju docus d e Lecner 16 16, 1617, Hendrik Ophalfens 1618, Jan de Wandeleer, 16 19, Thomas de Riel. der 1621 , Lenaert Swalus 1622, Willem va n Haute 1623, Hen drik Boonen 1624, Pieter de Leeuw 1624, Niklaas Surson 1626, Paschasius van Gntenenrode 1626-27, Joas va n Volxem 1627, Judocus Pauwels 1659, Hannaert 1664, van .Mons 1665, Jan Mommaert 1670. Frans Lo ts 1673, Frans Smons (van Mons) 1672, Gill is Maerschalck 1684, Willem van Herenthals 1685, T obias Appelmans en Jan Luyckx 1688, Frans Haeck en Michiel Bonnewijn 1694, Pieter van der Linden 1704, Jan Theunens 1711 , Frans Ophalvens, overleden 6.3. t 7 16, Jaak Wouters, Filip de Backer 1739, An toon M ichiels 1757- 1768, Gillis de Nayer 1747, Antoon Wijns 1756-58, Kristiaan van Cutsem 1757, P .H. de Hullegarde 1757-58. Een licentiaat in de Rechten, Francis de Hullegarde was schepèn te Brussel in 1664 (E . v.d. Lináen, E.S.B " t 935, 202), Sebastiaan van Cutsem 1757, Sebastiaan Berckmans, Jacobus Balsack, Fra ns Mertens 1787, Willem de Cuyper 1838, Filip de Becker, Judo Walschot 1838-47, J.B. Struelens, S. Mommaert 1838, A. de Fourneau, pachter, G. Rosse! 1847. Heilig-Geesttafel en Armenzorg. - Sinds het on tstaan van de paroch ies bestond er voor de behoefti gen een genoo tschap, matricula genaam d, omdat er een lij st, matricula, van gehouden werd. De matricllla genoot krachtens de kapitularien van Karel d e Grote, een deel der tienden door de pastoor beheerd. In d e 10•10 en 11 "0 eeuw w erd de matricula vervangen door een nieuwe ins telling De Tafel van d e H. Geest of Armendis, bestuurd door leken onder toez icht van pastoor en bisschop. Ze ontstond in de tijd der gemeenten en was een soort van instell ing van openbare onderstand, die ten huize van de behoeftigen kledingstukken en mondvoorraad ui tdeelde. In 1770-71 werd aan C. Smet « voor sijnen vader tot Bruessele 6 g. 15 st. » betaald voor ee!1 « quaert harinck en a an L. No ir 8 g. voor hetzelfde» (A.P.). In 1751 aan Ouillam Lots «voor schoenen gemaekt te hebben voor a rme jongens voor hun eerste kommunie en

56


voor gebrekkelijke mensen» (10 g. 07 st.). In 1760 voor kleedin g he van de stomme met Cé\USen en blocken; voor Sebastiaan Clerens den blinden, spellegelt » (A.P. ) . Volgens een lijst uit de eerste helft van de 15de eeuw bezat de H. Geesttafel de volgende e rfcijnzen : 1 1/2 dw. l. gel. op d'Oubeemt lant... aen den herclerdijck". aan mijns heren goet... Bouwem Heyn rics goet wilen waren Jan Noffels; een stuk 1. op dlaervelt... aen tsheylichs goet van Sin te Goedele in Bruessele". aen jo ncker Aernts goede van heremys; 1 half b. lant op doverste houtem aen Peters van Ho lsate goedig een st. 1. die tusschen beyde houtem comt aen Bouwen Heynricks goye (goederen) wylen waren Jan Noffels; een st. 1. aen die deect aen den Cuerenlant van Berzele; een stuk lant op doverste hoeckvelt hisschen vier paelghenoeten met

De oude kerk vóór de 11erbou1ving. (Cl. Vl. Toeri stenbond) .

57


drie sijden acn Aernts goederen van Pee... aen Jans goye van Linckenbeke; een st. 1. aen <t ie laectestrate ae,n Robbi j ns Strijckers goede; 1/2 dw. op clhaeckvelt aen die W ilchkens daer de wech van de laect doer gheet ter hulst wert ; op die goede te Linckenbeke daer Jan Steeman op woende dwelc dat Jan Noffels jaerl ics gaf den arme van Berzele; op eene viver die leyt ten sijpe in die prochie van Vleesenbeke die L. Wouters Suetincs was; H eynrich die Ridder 1 1/2 dw. 1. dat leyt aa n die deect; op eenen boegaert dwelc dat gelegen was nu toebehoerende Aern ts van Pee; Jan van Linckenbeke een dw. bempts tusschen die Meere ende dbreeclstucke ... tusschen dwousenbroeck ende Scalijsbosch." » (A.P.). El k jaa r werd het offerblok gelicht. I n 1734, bv. werd er 13 g. plus 2 g. 12 st. voor de arme in gevonden. Het geld en het archief van kerk en arme werden bewaard in de kerk in een kom of kast met dr ie sloten. In 1585, het jaar van de grote beeldenstorm door de Geuzen in onze streken, hadden de inwoners zich in veil igheid gesteld op het kasteel. Wellicht waren er kerk- of armmeesters op de vl ucht of afwezig, zodat ~ « kom » in de kerk niet normaal kon geopend worden. In een akte van 26. 1. 16 11, te Brussel verleden vóór notaris Joos Willems en j an Math ijs, « metsere », als getuigen, vernemen we hoc de kom clan geopend werd en het geld en de bescheiden tegen de beeldstormers kon gered worden. Vóór genoemde notaris « compareerde". Peter van Coetsem raeymaecker woenende te Beerssele out bat( meer ) dan 70 j aeren ten versuecke van heere Franchoys de Leeu pastoor van Beerssele ... dat ontrent 27-28 jaar geleden." als wanneer tSlot van Beerssele vol huyslieden (gezinshoofden) was, als daer op gevlucht sijnde H enr ick de I<egele, meyer, bij hem is gecomen seggende nempt u gereetschap ende gaet met mij om het slot van de komme af te slaen". sedertdien was er geen slot op de komme dan de ghene die ten versuecke van den pastoor daerop sijn geslaegen ende aengehangen »." (A.A.). Van in 1689 waren de armen van Beersel en van Alsemberg in het bezit gekomen va n vier bu nder land door « uitw inning » in diverse stukken en hadden ze het sedertdien steeds « paysibel » verhuurd. Meer dan honderd jaar lang hadden ze er een rente op getrokken van 9 sister rogge, waarvan 6 voor Beersel en 3 voor Alsemberg. In 1722 kwam Laureis van den B roeck van Rode daarvan een half bunder opeisen « ver tonende copijen van brieven», dat zijn vader dit half bunder voor 42 jaar gekocht had zonder enige vermelding van een r ente. D it was de aanleiding tot .een proces, waarvan het vonnis echter niet bekend is. (A.A.). Met de Raad van Brabant was in 1713 een akkoord gemaakt met de schepenbank van Beersel dat de rekeningen enz. van de kerk en de arme gratis zouden opgemaakt worden. De wethouders waren in 1725 evenwel niet -.villen compareren om de rekeningen goed te keuren 1 Voor de rekeningen va n 1724-25 waren de land-

op

58


deken, de pastoor en andere « audituers met 'Open duer in het huys van de pastoor » vergaderd, « naer vbergaende kerkgebot gedaen sijnde », maar niemand was opgekomen. (A.A.). Die schepenen werkten niet graag voorniet... maar daarin zijn ze niet alleen. In 1787 bezat de arme nog de volgende goederen : 4 b. 3 dw. · 63 r. Jand te Beersel en te Linkebeek ; 3 dw. land door Pastoor Tambuyser nagelaten op last van tocht aan koster Libeau; 1/ 2 b. bos te Linkebeek « sijnde eene nieuwe plantagie » ( R.K. 46769). En ige bekende Armmeesters : Antoon de Leener, 161 1; Niklaas van l sterdael, 16 14; j akobus J-l annaert, 16 15; j udokus B erckmans, 1615, 1616; Gabriel van Rossum, 1617; Gillis Bonnewijn, 16 18; juclokus de Leener, 1619;Michaël Bonnoy, 1621; Filip Pauli, 1622; jaspar van Isterdale, Jan van Rossum, 1624; Michiel Coomans, 1626; Andries T ijcl<, 1626- 1627; Pieter van der Stricht, 1627; Jan de Greve, 1659; Frans van l sterdael, 1664; jan van der L indeu, 1665; Gillis Clarbots (Clabots), jan van Oulter, 1670; jan de Becker, 1673; Pieter Engels, 1685; N. Speeckaert, 1694; Pieter Dannau, 17 11 ; Frans Ophal ffens, 1711 (ontvan ger); Jan Beeckrnans, 17 15; Sebastien T hielemans, 1739; Frans M ertens, 1739 (ontvanger).

Tienden. -

De inkomsten van de pa?tor!e bestonden uit de opbrengst van de curegoederen, de offerg1ften van cle o-elovio-en maar voo ral de pastorale tienden. Het tiendestelsel is ee~ oero~ud~ belastingvorm. In de 3"' eeuw reeds_ is er bij de Alemann en sprake van de « tiendplichtige akkers » 111 de vallei van de Neckar in Duitsland ( Ferd. Lot, De Germaanse Invasies, blz. 24) . Z e zijn ook reeds vermeld in de Frankische Conci lies van de 6de eeuw ' in een akte van L otharius U en in kap i tulariën va n 779. De latere tienden waren belastingen door de parochianen aa n de kerk of de pastoor verschuldigd op land- en tuinbouw. De tienden op de veldvruchten en groot vee waren de gro te tienden die op de tuinvruchten kleine tienden evenals die op varkens' ' schapen en kippen, ook vleestienden geheten. De vleest iende bestond erin dat een schapen- of varkenshouder op tien lammeren er één moest afstaan aan de kerk. Omstreeks 1700 beweerden énkele inwoners dat dit maar één op elf was. Om dit te weer leggen vro~.g de p~~too r aan andere pa~too rs etJ tiendestekers een schrittelrJk bew11s. Zo verklaarde 111 1706 Arnout Hubloe tiendesteker te Rode, dat hij « achtervolgens de oude geploghenh eden ... ten profijte van den heere pastoo r aldaer verthiendt hadde het 1 lam én het 1 vigghen voor tiende en niet h~ t elfste ». Een zelfd~ bewijs w~ rcl verstrekt door Hendrik Engels die te Alsemberg 23 1aar lang ttendesteker van de Abdij van St. Geertruide te Leuven geweest was. In 16 1J had pastoor de Leeuw dë vleestiende en de offeranden, die aan de abdij van Vorst toebehoorden , behalve de op

o···

o···

59


Lichtmis geofferde kaarsen, waarvan de helft aan de pastoor toekwam en, voor drie jaar gehuurd, voor 3 g. jaarlijks. Dit was een op loss ing waardoor alle wantrouwen en r ekeningen vermeden werden. (A.P.) De tienden op reeds lang bewerkte gronden waren grote en die op onlangs ontgonnen land novale of nieuwe tienden. Zij die recht op de tienden hadden, waren tiendeheffers, hun aan-. · geste lden om ze te heffen, tiendestekers. Mar ten Mertens pachtte voor 12 jaar in 17 50 de tiende van Beersel voor 600 g. Daarvan moest hij l 00 g. aan de pastoo r betalen voor dezes konpetantie. (K.A. nr. 7006) . De graanschoven voortkomende van de tiendbelasting werden opgetast in een parochiale schuur, een tiendeschuur, gewoonlijk nabij de pastorie gelegen. Ze staat alleen vermeld in een akte betreffende een « hofstadt metten huyse dairop staande metten hove ende zijn en andere toebehoirten », waarop de erflaten « des ambts van Dic leghe m een gulden penn inghe geheeten francke, bepand hadden ». (K.A. nr. 7006). In den begin11e •was er te Beersel geen dergelijke schuur. De tiendeschoven moesten in de abdij te Vorst worden geleverd : « dat de Abdisse van Vorst ende haeren Convent de tiende van Beersele metter stroe mogen doen vueren int cloester te Vorst sonder yemans weclerseggen ». Door de Franse bezetter werden, bij besluit van 14 brumaire j aa r IV (3.11.1795) ter uitvoering van het clekreet van 21.8.1789 en van de wet van 17.7.1793, de tiendebelastingen te lande afgeschaft en de kerkegoederen als nationaal goed verbeurd verklaard. Natuurlijk kwamen er andere, zwaardere". In 1769 heeft de abdij laten afbreken de « thiende schure of cure schure alhier de welcke in perijckel was van in te vallen en is met de selve schure, vercog ht sijnde, vergroot het hout huys der pastorije... ». De volgende archiefstukken hebben ook nog betrekking op goederen en tienden te Beersel, maar ze zijn hier ter zake van minder belang. R.A.B" kerkelijk archief : Groot Begijnhof van Brussel, charters 1452-1455; Kartuizers van Brussel, 11785; St. Pietersgasthuis Brussel, 13153; Urbanisten van Brussel, 13202; K api t te l van Kamerijk, 16481 -82. De pastorie van Beersel behoo rde immers tot d ie abdij , w elke er de grote tiende, de hooiti encle, de vlees- en houttiende l ichtte, behalve op twin tig bunder die aan de pastoor behoorden. In een « brief van de tienden van B eersele » in 1297 leest men dat « se hertoge Jan ( 126 1-1294) van leen goeden eygen maecte ende daerop waerschap geloefde » (K.A. 7034) en in een andere uit 1408 van de hertoge Anthoenys (1404- 1415). Voorheen hield Leo van Beersel die tienden in leen. van cle hertog. In 1770 brachten de tienden ongeveer 1100 g. op. De pastoor trok daarvan 400 g. 60


Pastorele goederen. - Volgens een register uit de eerste helft van de 15tl• eeuw « es tgoet dwelc datter cuere van Beerzele toehoerende : Item die nyewe tiende die welck besocht was metten ouders der ghemeynde prochien ende toegheroepe waren met kerckgheboden jan Loec die men heet de Bras ende Peter Loec a ls tienderis ende pachteris van den groten tiende die welcke toe behorende es mijvrouwe van Vors t (de abdis van het Klooster). Dit was ghedaen int jaer ons heren 4 XXWVlll opten XXVIII dach der maent van december, bij sijnde Ja n Wijts d ie men heet Coppens die out was 70 jaeren. Henrick Storte out sijnde 56 ... Claus Bonte out sijnde 57 jaeren, Reyn ier de Ridder out s ijnde 50 j. ende es te Beerzele opgehouden ende heves selve vele doen roden (ontginnen), Gielys van Dweerbosch out sijnde ... en cle heeft te Beerzele ghewoent ... jaeren ende die man heves selve vele doen rooden; Machiel van den Gate ... ; Henrick van Riemenant ende j an van Berchem die hebbende gewoent over 2 jaeren, ende noch meer and er die hier gewoent ende staen ende dese goede mannen hebben dbeste gedaen ende op haer mannelijcke wa7rheyt ge.~0111:11 dat alsoe es van stucke tot stucke in alder manieren gehJC hierna bescreven s taet : Item ... 1 dw. o_p Arents van Pee block; 2 l /2 dw. opten Dachelberch tusschen den viver ende die strate; verder stukken la nd 't groene dal; in d ie Neckerdelle tusschen Juffr. van den Bossche beghijne a l de hage op en?e op ten .~oge len sanck; op Camelincs bloc; onder den Vlier; 111 HongenJen heyde; achter hongerijen aen den berch in die del!e; lange boender aen de putten; den Neelkens berch int goet van D1legem {Jette); in Rabbijns goet neven Neelkens berch; den berch boven die brugge int hoechvelt tusschen den ridder met sijnder toebehoerten; op mijns heren van Beerzele 2 boendercn in die delle tusschen Robbijnsgoede ende sRidders goet spapen bosschelken i aen dbijlken in Robbins half boender; aen Aernts van Pee goet ende aen sRiddersgoet; aent goet van Dielegem die lange heyd e comende aen s Papenbosch 3 dw.; aen die langhe heye op d'overste Hoechvelt 1 dw.; opt hoechvelt neven de hoeve opgaende nevens sKeysers dw. 3 l /2 dw.; in cl.en cuerenlant aen Heyn Moermans heye G dw.; in mijns- heren lant van Berzele; Jan Dries block; aens camerlin~s stucke boven thovelke aen die strate; aen sRidders blocke aen die deeckt; 'sRaymakers clw. aen die deeckt; Peter Loecks dw.; aen den cueren lant en der armen lan t ende Bouwen Heynricks_ lant aen die Deeckt, a'en de Margelputte aen die Deckt; achter die Laect 3 dw.; Claus sBeeren la nt; l<atheline van Calevoerts lan t 3 b.; wed. Hanickiers lant; aen den langhen Jean, 1 l /2 dw. i aen Scepdaelsstreeke aen Jannen Coppens heye 2 dw.; op Linckebeke velt achter dwerbosch; aen Dweerbosch delle aen den boeck (beuk); aent gulden boender 1/ 2 dw. - ende clese tiende hoert den proCl]iaen (pastoor) toe - ; Lijsen Loeck bloeckene (blok) i achter de Camme dat Peeter de Ridder toebehoort; Roelant sMoels (de Mol ?) gheheeten tfissen

61


loecte.n; op Sittert heyde; Fiercn Claes gheleeght; den Wigaert; op den scriebergh; op kelle velt dat thoef was (dat hof was); Van der goede toebehoerende der vuere van Berzele dat ghemeten was van Meester Goesen van Empe g hesworen lant metere mijns ghenadighe heren van Brabant, bij sijncle Henrick van Riemenant d'ouwe, Daneel van Mulle, Gielys Beerncre, Jan van Oncle, jan Loeck, in den naeme van sinen Meesteren gheheten die Bras int jaer 0. H. 1427, opten 1· dach der maent van Novembre; op d'overste hoechvel t 2 dw.; 2 dw. en 8 dw. 52 roeden; aen t tselvel s tuck te hage en te grachte 58 r.; op dmiddelste hoechvelt gheh. clbij lken 92 r.; den papenbosch 1/2 dw.; 10 r. en 2 dw. 38 r.; aen onser vrouwen Lindeken 1 dw. 98 r.; op tHoutem 1 1/2 dw., 96 r.; op dlaervelt 60 r., 1 dw. 10 r., 1 dw. 37 r.; op tKervelt 1 1/2 dw., 82 r., 3 dw., 2 dw. 55 r.; die priesteragie alsoe sij daer ghelegen es metten huysen ende met boegaerden; 1 dw. beemps ghel. in Claus Bouts beempt te wetenen aen die Biest; 1/2 b. beempts op den overbeempt dat den Visselbempt heyt; 1 dw. achter Heyn Vrancx ; 1/2 dw. achter Claus Bouts; een elsbroeck metten wayenberghe alsoet daer' ghelegen es aen mijns heren laect van Berzele geh. den Papaert het elsbroeck strijckende .tegen het drisstraetken gelegen tusschen de Camme aen den Papaert; 1 dw. droeger weyden tsegen Jan L oecs over aen goet van Vorst; 1 1/2 dw. lants dwelck dat leet te Laect uit lant van Gaesbeke (te Lot aan de overkant van de Zenne) daarmen te Leeuwe weert gheet te wetenen sheerenstrate te beyden syden (dit heeft gehuert Hen riek van Cutsem te Laect woenende); 1 dw. bosch ghel. aen clLaervelt... aen de laect aen de kinderen Raymakers goet; 1 dw. bosch op die .Meygem heyde ende aen hongerijen lant. Dit sijn die erfelike goede ende tseyse (cijnzen) der kerken van Bersele jaerlycs innecomende hierna bescreven. Inne tHemmeken 3 dw. tusschen mijns heren biest van Bersele... aen Jan Loex hemrneken". tegen den overbempt; 3 dw. beerns." onder den overbeemt... aen Magrieten Moermans; 1 dw. beems ... in den Monxbeempt neven den beempt van der Cameren neven Aerts van Pee goet; 1 hofstadt te Cobbegem met den huyse daer op staende die welke Huge van Scaveye der Kerken gaf in aelmoesen; een hofstadt." aen dKerckof... aen Kinderen Raymakers ghelege; een hofstaclt... tegen Gielys M ercs ghelege ende metten anderen syden tsegen tkerchof; een hofstaclt... aen Reyniers Ridders hofstadt tsegen die Kerckstichel, een hofstaclt aen tKerchof... aen de heyberch jaerlijcs 1 gulden peter. Op die kinderen Raymakers ghelege dwelc dat Jans Guedens Rayrnaker gecreech t'erve eygen die kerke; een hofstad t clie Jan Rijts was ghelegen neven Moerrnans ghel. aen Willem van Mons goeden; bovendien nog een hofstadt die j an Loecs es die men heet die Bras. ge. voer Moerrnans gelegen dwelc Jan Moddaert geco·cht heeft yegen (tegen) die kinderen Robbijns van Katheline Moerrnans jaergetijde ... palende aen Aernts

62


Pede goede aen die pitantie van V orst... aen die Screystrate... een hofstadt die Heynrick Loecs was, gelegen voer M oerm ans tusschen de goede van Vorst en mijns heren van Bersele erve; een dw. 1. gel. opt heren borchelken; 1 b. 1_ gel. tusschen Dwouscbroeck ende Scalijsbosch; Seger van der Biest op een hofstadt diemen heet den pijpenbosch; een st. 1. gheheten den Wayenberch; Maie (Maria) Mox,een st. land; 4 sister rogs die welke gaen ut Jan Claus goede toebehoorende Rogiers van Linckenbeke dwelc dat hij maecte der kerke; Willem van Beers gaf der kerken van Berzele jaerlijcs ende erfelike op Peter Haeks goeden diemen hiet van Halsingen; Bastijn Loecs goet te Neerbeerzele dwelck hem bleef van Clause Loecke sinen vader; de helft van onder halve dw. lant op dLaervelt aheJeaen acn die wilchkens daer die voerpat doer gheet die uut~r L:ect compt dwelc dat KaUleline van der Biest weduwe wilen Jannen van Assche diemen hiet van Calevoert met consente van haren kinderen der kerke ende den armen gaf, dies moet die kercke ende die huysarme harer beyde jaergetijde betalen te weten 3 pont Brabants »

(A.P.). Dit lijkt wel een indrukwekkende lijst van inkomsten en toch was de pasto,riè van Beersel steeds een arme broodwinning geweest. Zeer araag en regelmatig betaalden de boeren niet. Daarbij kwamen er oorlogen, beroerde tijdi:;n zoals de Hervorming, mislukte ooasten en ook wel wanbeheer, waarbij goed werd ingepalmd, vervreen~d en verloren ging.

De oude kerk ( 1895) . (A .C.L. 3267 A) .

63


Het Curegoed moet vroeger groter geweest zijn. Op 18 april 1644 verscheen vóór Matheus èle Kegel, meier, Machiel Pruen, zoon Willem Pruene, die beloofde te geven aan Charles Boone en Katrijne Lots een rente van 15 gulden, waartoe hij verpandde, een half dagw. «la nt metten huyse, s tallinge enz. gelegen opt kerckvelt gelijckerwijs tselve afgescheyden is van de curegoet van Beersel, pa lende la ncx tegen de goeden van Elisabeth Speekaert, nu de erfgenamen Jan Swa lus ... aen de· cure ... » Pruen had dat goed in 1620 gekocht. (A.A.). In elk geval was de pastorie van Beersel steeds een a rme broodwinning geweest. In 1666 maakten Frederik de Kegel, meier, Filip van lsterdael en Jan Berckmans, schepenen, de inkomsten van de pastoor op. Sedert 7. I.1 665, datum waarop hij hier aankwam, had pastoor van Brabant slechts vier huwelijken gehad. Van sommigen had hij 1 gulden, van anderen 16 s tuiver en ten hoogste 1 pattácon ontvangen. « Raeckende van den offer en is hier geen gebruyck a ls paesschen en kersmisse ende dat van de persoonen die als dan van de cornmûnie gaen die geven een oort sommige 1 egenmanneken ( het kleinste muntstuk toen, wat in de t 9d0 eeuw een halve cent was) en daervan heeft de koster het derde ». (A.A.). De a rmelijke toestand van de pastoor was reeds lang bekend en daarom had de aartsbisschop in 1625 beslist dat de abdi j van Vorst een voldoende kompetentie aan de parochieherder zou geven. (A.A.). Onder pastoor Ve rheyleweghen ( 16 12- 1665) bestonden de inkomsten van de pastorie uit de volgende posten : Gaspar van lsterdael 9 dagw. opbre ngende 11 g. en 2 sister tarwe; Jan van Rossum, 3 bunder; Joos Leenheere, 10 dagw. = 15 sister rogge; Hendrik de Broyere, 1 1/2 dw. land = 2 sister rogge; de cure heeft noch 3 dagw. land « dwelch noch staet uyt te roeyen »; de graantiende was verhuurd voor 79 gulden; de pastoor had de helft van de vleestiende (die 10 g. opbracht op varkens en lammeren), de andere helft werd betaald aan de abdij ; Jan Swaelens betaalt voor de « curenbogaert » 73 g., Jacques Hannaert voor 1 bunder land, 18 g.; de weduwe Peeter Lots voor een blok van 1 dagw. 3 g.; Hendrik de Kegel voor een boomgaard, 8 g. ; Joos Leenheere voor den « Papae rt » : 3 g.; een bos van 3 dagw. werd afgekapt ·om het curenhuis te maken. Op het huis van Jan de Wandeleer en op dat van Gielis Priem trok de p astoor 2 g. Op twee gezongen missen o p donderdag en zaterdag 10 g. Voor de maandagmis (voor mijnheer Rogiers) 3 g.; van enkele jaargetijden 8 stuiver «op den Drayere » : 2 veertelen. In totaal bedroegen de in komsten 122 Rijnsgulden, maar de cu re was belast met 8 Rg. (A.A.). Uit een breedvoerig verantwoord advies van een geestelijke deskundige in zake de ttenden van Rode en zij n dochterkerken Beersel en Linkebeek blijkt, dat volgens de besch rijving van de tiende van Beersel van 12. 1.1407, de pastoor er a l de novale 64


tienden genoot. Volgens de pachtbrieven van 1549, 1611 en 1644 genoot hij de helft van de offeranden en van de vleestiencle. In een brief del. 1687 van de abdis van Vorst aan de aartsbisschop betreffende het verzoek van de pastoor van Beersel (v.d. Berckenbosch 1677-1702) en die van Linkebeek (Florens Laureys 1683- l 701) om een verhoging van hun pastoorsvergoeding, voert ze aan dat de beide pastoors een buitenparochie bedienen van een kleine uitgestrektheid, die samen amper 400 paasplichtigen tellen. Ze stelt voor de twee parochies te laten bedienen door een enkele pastoor, wat geen bezwaar biedt, vermits ze beiden een kapelaan hebben voor de vroegmis. Daardoor zouden al de klachten over te weinig inkomsten ophouden. Meer kan de abdij immers niet geven, want de tienden hebben een zeer geringe waarde en ze staat haast alles af van het weinige dat ze in die parochies nog bezit. T en slotte voegt d e abdij er wijsneuzig of wijsgerig bij « que ces pauvres et petites cures engendrent l'oisiveté et Ie désordre »... ( A.A.). In 1703 trok de pastoor 18 sister koren en 18 sister haver van de abdij (A.A.). Steeds was het een strijd met de abdij om er iets van te bekomen. In 1713 schreef de dorpsvrouwe samen met de pastoor een brief aan de aartsbisschop om er kerkmeesters, armmeesters en schepenen op te wijzen dat de kerk gebrek leed aan ornamenten dat het op het hoofdaltaar inregende, het koor niet hersteld was e 1~ de kerk geen tiendeklok bezat. ( A.A.). Inkomsten van de pastorie. - Deze inkom~ten bedroegen in 1787 500 g. Aan de pastorie waren 3 dagwand land verbonden; 9 bunder 1 dw. land brachten 278 g. op, 4 r. was een rente op 100 g. achtergelaten door pastoor Florentinus Goossens « opdat den pastoor ten

tijde sijnde uyt den intrest soude koopen ~e. beeldekens voor d e catechismuslessen». Er was ook een benef1c1e van O.L.V. in de kerk. Zoals bekend is, hielden haast al de pastoors een boerderij. In een post uit kerkrekeningen· van 1677 ( K.A. 2391) werd aan de weduwe Speeckaert « .ter saecke van de leverin <Te van bier aen werc!dieden dieb <Tewrocht hebben int hoey van de kerckenbempt ende die gebrocht aen ' t pastoorhuys », 2 gulden. Die kerkenbeemd was met doornen afgesloten ofwel waren het de fruitbornen die e r misschien in stonden. In elk geval in 1677 ~verd een «kerre doorens gelevert... De kerk tijdens de afbraak 1913-14. 111 d k 1 b (Foto Toer. Fed. Brab. nr. •18762 B). en ·ere <e · empt ende cle65


selve doorens aen dito bempt met sij nen werckman doen ver maecken ». (K.A. 2391). Op andere jaren werd het gras ver kocht zoals i n 1678 toen aan Jacques Delcheval 3 g. 15 st. betaald werd « -over de vercoopinghe van tgras ende toemaet in den kerckenbempt ende nadere verhuringhe ». Bij een besluit van de « koning in zijn Raad » van 3. 12.1706 werden de dorpspastoors wier inkomsten niet g roter waren dan 300 g. per jaar « et qui ne font aucun labeurs des biens étrangers », vrijgesteld van belastingen. Zij die meer in komsten genoten dan 300 g. tot 450 g. zouden alleen belastingen betalen op het bedrag boven 300 g. Degenen die meer dan 450 g. trokken zouden geen vrijstelling genieten. De pastoor van B eersel heeft zich tevreden gesteld met zijn podia (aandeel) , behalve dat de abdij van Vorst hem sedert het midden van de 17" 0 eeuw haar helft van de vlees tiende en de offergiften heeft gelaten tot omstreeks 1723, (overeenkomst van 23.4.1723) tussen de abdij en de pastoor : « dat den Rescribent ende reconvenien t 'ten behoeve van de abdije van V orst sal afstandt doen van alle ende jegel ijcke sijne pastoreele vaste goederen ende renten, daer inne begrepen den boomgaert ten processe vermeit, uytgenomen nochtans sijn huys pastoreel ende hof daer aen annex, gel ijk hij oock sal blijven in het geniet van de accidenten de selve pastorije raeckende », en zulks door een competentie van 400 g. per jaar bij voorbaat om de drie maanden te betalen.

Pastoreel huis. -

D e oudst bekende vermelding van een pastorij is uit 1573 toen de landdeken in zijn bezoeksverslag aantekende dat het pastoreel huis behoorlijk hersteld werd ( domus pastoralis est optimo refecta et reparata) (K.A. 2323). In 1595 was de pastorij samen met twee kapelaanshuizen door de kalvinisten afgebrand. Volgens een dekanaal verslag verkeer de de pastorij in 1599 in een zeer vervallen toestand. In dat van 1600 leest men dat het pastoreel en de twee kapelaanshu izen door soldaten verwoest en afgebrand werden. Er was dus niet veel aan gelegen. Het duurde tot 1608 voordat met de wederopbouw een aanvang gemaakt werd. Bij gebrek aan geld en het feit dat de pastoor er wein ig om gaf, doordat hij kost en inwoon genoot op het kasteel, duurde de wederopbouw tot 1620, in welk jaar hij er eindelijk zijn intrek nam, twaalf jaar nadat de werken begonnen werden. En dat voor een gebouw van hout, klei en stro 1 In het verslag van het dekenbezoek van 1627 staat echter vermeld, dat pastoor Verheyleweghen zijn in trek zou gaan nemen in de herstelde pastorie (A.A.). In de tijd dat de parochie tot de abd ij van Kamer ijk wenste deze het oude pastoorshuis te slopen en met de van de bisschop de kerkgoederen te belasten met een rente van 8 Rijnsgulden, op voorwaarde ze in acht jaar af D eze voorwaarde werd niet vervuld. Die renten zouden 66

behoorde toelating jaarlijkse te lossen. eventueel


maar zeer moeilijk en niet zonder een duur proces kunnen afgelost worden. De landdeken stelde dan in 1600 de vraag hoeveel erfgenamen, hoeveel goederen er waren en waar ze gelegen waren, en tenslotte, of de heer Jan de Raere, kapelaan te Drogenbos, geen broeder en erfgenaaam was van de pastoor (De Winne) van Beersel. (A.A.). D e zaak bleef evenwel jaren aanslepen en hoe het eindigde is niet bekend. In 1625 wordt de pastorij gesitueerd als volgt : Item eenen boomgaart met het curenhuys daarop staende in sulcker grooten alst gelegen is, soncler juiste maete toe te seggen palende met twee zijden aan de straat, aan het curelancl en aan een klein straatje. (A.A.). Reeds in 1675 werd aan Philips van l sterdael voor «'t aenhaelen van cleem ende hout om te repareren het curenhuys » 2 g. 2 st. betaald (K.A.) ook nog in 1714 : « Item soo heeft den pastoor een cleemen huys daer hij in woont dat hij tsijnen kost moet onder.,.. houden met hof ende boomgaert ». Ze was nogal klein. j ozef de Vrat werkte aan het « Curenhuys » ( 10 g.); Fi lip van lsterdael ontving 2 Rg. 10 st. voor t' aenhaelen van cleem ende hout om te repareren het « Curenhuys », Jan Wouters 6 Rg. omdat hij had gewrocht aen het « Curenhuys » (K. A. 2391). fn 1726 bekostigde de •abdij een nieuw dak op de pastorij en op de tiendeschuur (A.A.). D eze pastorie was 36 voet lang en 16 voet breed en in 1729 in zeer slechte staat. Pastoor Tambuyser vroeg er een nieuwe. Ze werd in drie fazen gebouwd zoals blijkt uit De pastorie. aantekeningen van pastoor de· (Foto To er. Fed. Brnb. nr. 48762 B). Coninck : « Als wanneer ick ben pastoor geworden hebbe ick selver bekostight van mijn huys te witten; voor den hof boons~?eken ende · potagie hebben gegeven aen. de erfgenaemen van m11nen voor- , saet 14 g. » In 1744 heeft de abdij (van Vorst) « besorght het houthuys (men stookte alleen hout) ende getrocken den muur daer aen. H ierin heeft de abdij verwerckt het hout van eenen ·ouden stal. » Datzelfde jaar heeft de abdij aan « mijn huys (de pastorie) eene nieuwe kamer O'emaeckt alwaer de pastoor slaept. Item heeft de abdij het meest~ndeel gegeven in het plafonneren van mijn geheel huys pas to reel in 1749. » In 1755 is er « een muer gemaec~t tegen de straet om mijn plaetse af te sluyten, waartoe de abd11 het meest gecontribueert' heeft. » 67


I n 1760 heeft de abdij een nieuwe keuken laten maken met « washuys en het meysens kamer. » Zoals haast alle huizen in die tijd, was ook het pastoreel huis van Beersel van hout en klei. Pastoor Goossens ( 1703- 1707) beklaagde er zich over « hoedat hij te St. Jan Jl. koemende in sijn pastorele residentie dat de helft van het dak in slechte staet was, dat een deel van het hecken ofte staketsel datter staet aen de sfrate als deurganck van de beesten belet voor het meestendeel geheel rot is, dat de wanden van huys en schure door de wi nden en r egens van den cleeme zijn ontbloot ». (A.P.). In het landclekenverslag over 1793-95 kan men lezen dat de pastoor de pastorie bewoont die 112 jaar geleden gebouwd werd op kosten van de kerk en de H. Geesttafel (A.A.). Oudtijds bestond het gebruik dat aan de werklieden geregeld bier op het werk gèschonken werd. I n 18 19 w erden alzo aan cle ,werklieden die aan de kerk en de pastorij gearbeid hadden, 47 potten bier a 4 st. den pot, 23 schuten genevel a 6 oorden het schut uitgedeeld (A.P:1. De huidige pastorie, een rustig en smaakvol sober barokgebouw werd pas in 1781 opgetrokken. De volgende steen werd daartoe geleverd door Grégoire Wincq van Brussel : 2 chassis de porte avec abaque, pour 8 fenêtres au 2° étage, 188 pieds pour entablement, 102 cartouches = 204 pieds, 2 pierres pour pignons, 1 seuil de cave, enz. Bij die gelegenheid werden ook 170 « bornes de campagnes à raison de 12 1/2 patars la pièce » geleverd, samen voor 913 g. 3 st. en 6 oorden. (K.A. 2391). Voor het bouwen van het nieuw pastoorshuis in 1782, 20 aam, en tot het « voltrekken » ervan in het j aar 1785, 16 aam - « goet bier » geconsommeert. (K.A. 73 11). V olgens het woordenboek van Verschueren, is een aam (van het Latijn Ame en het Grieks Amè = emmer) 155 liter. Dat mag nogal tellen. D e werklieden verdienden in die tijd niet veel , maar ze dronken toch veel. Bier drinken bij het werk was oudtijds een algemene geplogenheid . (C.T., Gesch iedenis van Rode, blz. 129).

De Pastoors. -

K loosters en kapittels, die stichters of erfgenamen van stichters van parochies of van kerken waren, ontvin gen insgelij ks het patroonscháp of het begevin gs recht van de parochies, nl., het recht de pastoor t,e benoemen. D e aangew ezen kandidaat werd vervolgens door de bisschop of diens gemachtigde in het bez it van zijn ambt gesteld. Van dan af genoot hij het rech t op de inkomsten die er aan verbonden waren, nl. het recht vanwege de begever ·op een voldoende jaargeld. Hij was « persona » van zijn personaat of parochiekerk. Door de vergunn ing van een kerk met dochterkerken verkreuen de abdijen en kapittels .het recht de bedienaar van die kerken ~Is­ mede de kerkmeesters aan te stellen. Op grond daarvan heeft de abdij van Vorst steeds de pastoors van Beersel aangesteld.

68


Volgens Teirlinck en Stijns, blz. 15, was de oudst bekende pastoor een genaamde Jan. Een zekere Hendrik Kieken kwam in 1411-1 2 met hem in geschil, vertellen ze, en deze was zo opgehitst en woedend dat hij de pastoor met een keukenmes dodelijk verwondde. Hij stierf 40 dagen later. Toch werd Kieken slechts bestraft met een geldboete (van 36 kronen of ti pond en 3 st.) misschien omdat er verzachtende omstandigheden waren ofwel omdat de hoofdmeier, die een gedeelte van de boete genoot, daar meer aan had, wat in die tijd nog wel eens gebeurde. 1n 1429 wordt « heer Machiel de prochiaen van Beersele, vermeld, samen met Diederik Bodenoy, Machiel de Koker en Johannes van Melleloe ». (K.A. 7326). Een Jakob van Melleloe was in 1468 (K.A. 7326) past·o or van Rode (Rode, blz. 157). Machiel van den Barre, « diemen hiet Goesens priestere parochiaen was van dese kerken ». Voor zijn jaargetijde liet hij aan cte pastoor en de koster een veertel koren op een dagwand land op het Linkebeekveld palende aan de boomgaard van Wouter van den Winckel e. (A.P.). Coe.naerts, vermeld in 1471 « in april in p resentien here Coenaerts proch iaen van Beersele » (K.A. 7326). Lodewijk de Hennin « vicaris » 1496 (Dénombr.); Pieter de Winne « prochiaen van B. » (G. 338) in 1560 en 1561. Heer Peeter de Winne prochiaen van B e.erssele (G. 337). Zijn erfgenamen Jan en Pieter de Winne, staan 111 het dekanaal verslag van 1601 vermeld in verband met de rente van g rg. waar van sprake is in het hoofdstuk over het pastoorshuis. Na het vernielingswerk van de Hervorming werd de parochiale dienst verzekerd door de Paters Augustijnen van Zevenborren te Rode, nl. door Judokus Borchgrave die, naar het getuigenis van de landdeken in 1593 z.ijn taak goed uitoef ende en een welbespraakt, geleerd en voorzichtig man was. In 1596 en later was het Pater Jan V ermoeien van Zevenborren, die ook desservitor van Alsemberg en Rode was, maar daar wordt zijn naam Jan van der Meulen gesp:ld. (C.T. Gesch. van Alsemberg, blz. 289). Hij was slechts mondeling aangesteld en de landdeRen maande hem aan naar Mechelen te gaan om een schriftelijke aanstelli ngsbrief te krijgen. In 1606 wordt Pater B orchgrave door een beroerte getroffen. Andere paters van Zevenborren zorgen voort voor de dienst van de parochie en de kapelanieën tot St. Jansdag van dat jaar, toen al de paters, die twintig jaar lang op het kasteel een toevluchtsoord gevonden hadden, naar hun klooster terugkeerden. Met Gillis Breeckman(s) 1575 (I<.A. 2323) wordt de parochie weer door seku liere priesters bediend. Hij was een bemicldelcl man en bezat goederen te Beersel, Linkebeek, Drogenbos, St.-PietersLeeuw enz. (G. 337). In het clekanaal verslag over 1574 staat te lezen dat hij een voorbeeldig leven leidt. 69


In een akte van 27 . 1.1 556 is er spraak van een Matheus Breeckmans, priester, zoon van w ijlen Hendrick ( G. 337). In zij 11 testament van 1557 bepaalt hij, dat hij in de kerk wenst begraven te worden; hij schenkt bedragen aan de Abdij van Kamerijk, aan de kerk van Beersel, aan de armen 3 dagwand la nd te Linkebeek op het Bankveld en 1 1 /2 dagwand aan het Elsgat (A.P.). In zijn testament bepaalt hij dat het koren van een stuk land moet dienen voor een jaargetijde voor hem en zij n ouders en verder om tot brood te worden verbakken. Alle zondagen moet de koster vóór de hoogmis cle lofzang Inviolata z ingen. Aan zijn broer Jan en de kinderen van wij len Joes Breeckmans schenkt hij vooruit alles wat hij bezat aan den Screyberg en aan Anneken, Lijne ende Cleers kind sijn susters ende susters kinderen een half bunder beemd te Ruisbroek ; aan zijn « maerte » 13 g. eens . Zijn uitvaart moest geschieden zonder « pompe » en met uitdeling van brood aan de armen uit 2 mudde tarwe. Al de rest moest eerlijk onder broeders en zusters verdeeld worden. De getuigen waren jan Breeckmans, Wjllem Dierickx en Laureis de Greve, deze laatste twee denkelijk van Alsemberg. (A. P. ). (zie C.T" Geschiedenis van Alsemberg). Anna, z uster van pastoor .Matheus Breeckman verschijnt in een akte van 11 .6.1558, inzake de verdeling van de nalatenschap van haar broeder ( G. 338). In een akte van 6.3.1537 verschijnt Jan Ots, zoon van wijlen Mathijs en Anne Breeckmans van het Hof van Kissem te Dworp. (G. 6636). In een geding, aangelegd door Niklaas Hauwaert tegen Frans Qphalvens, als ontvanger van de kerk en de a rme, betreffende drie ~w. land op het Langveld te Linkebeek, door genoemde ontvanger in huur gegeven, eist de aanlegger die huur voor zich op « a ls naeste bloetverwandt van Matheus Breeckman », oudpastoor van B., krachtens dezes testament .van 1557, waarbij hij die d rie dw. aan de arme geschonken had. (A.P.). Gillis Francus, uit St. Pieters-Leeuw. jan de Cuyper, verlatijnst Cuperus, 1606 (A.A.) pastoor pagi de Beersele, 1625 ( A.A.). Naar de getuigenis van de la nddeken heerste er in die jaren een vreselijke wanorde in de kerk- en a rmenrekenin gen. Er waren zelfs geen kerk- of a rmmeesters. Pastoor de Cuyper beloofde de zaken in orde te brengen. Hij zorgde tevens voor het kosterswerk en de scho-ol. In 1608 was er geen pastoor of kapelaan. De pastoor van Huizingen diende de sacramenten toe. De Cuyper was vertrokken zonder de beloofde rekeningen te sluiten . De kapelanieën werden inmiddels bediend door een oude pater van Jardineto (de cisterciënserabdij van Jardinet te Walcourt). 70


In 1608 was er te Ruisbroek noch pastoor noch des- servitor noch koster. In 1609 werd de parochie bediend door pastoor va n Leeuw van Beersel en in 161 2 door pastoor Niklaas Verheyleweghen ook pastoor van Beersel ( Ruisbroek, 50). De « gemeynte » van Beersel liet aan de aartsbisschop w eten, waarschijnlijk in verba nd met een verandering Patronaalzaal als noodkerk in he t bedrag dat voor de mis tijdens de eerste wereldoorlog van de O.L.V.-kapelanij moest (na afbraak van de kerk). a a nge rekend worden dat « sij dickwij ls des sondaegs ende op heylichclaegen moeten misse derven ». Door de fout van een behoorlijke kompetentie, kan de « desservatie der prochie ván Ruysbroeck geen behoorlij cke dienst gedaen » door één pastoor in de beide parochies. (A.A.). In het d eken bezoek van 1628 staat vermeld dat de pastoor zich op buitengewone wijze van zijn plichten heeft gekweten tijdens de besmettelijke ziekte die er toen heerste. In dat van 1654, dat hij voldoende en de vereiste boeken bezit, en studeert. Hij zat toen zonder meid. Het sukkelen met meiden was toen oók reeds een p robleem. De mis had in 1654 plaats te 9 uur en de zondagpreek na het evangelie. De kapelaan van het kasteel had aan de landdeken gezegd dat de pastoor geen catechismus gaf en d e deken had hem vermaand om de beurt ie katechiseren en te sermonen ofwel de twee tegelijkertijd (A.A. ) . Van vespers hield d e pastoor wel, maar niet van de la uden. Frans van Leeuw ( Leuwe), 1609. Hij woonde op het kasteel (C.T . Geschiedenis Ruisbroek, 50). Bij he t dekenbezoek van 16 10 had ook hij nc;>g geen reke~in g opgemaakt. ln bedoeld verslag staat te lezen dat hij « vier cons1lia » heeft. Wat daarmee bedoeld, wordt is ons niet bekend. La ter leest men dat hij er nog één heeft. De landdeken uit ziéh overigens niet bijzonder lovend over deze he~er die, naar hij aantekent, nauwelijks de woorden van de konsekratie kende ... Het jaar daarop g ing hij op rust in het dorp zelf, en doordat men er geen andere p ries ter vond, bleef hij voort de mis le"zen en de sakramenten toedienen. Volaens het dekanaal verslag van 16 18 had de weduwe van de meier di~ een onve rzoenlijke haat tegen de pastoor had, deze zwaa r belasterd. Ze kommunice~rde ni~t meer, tenzij in een andere parochie. Een andere parochiaan Pieter van Hulst, had om dezelfde reden ook sedert twee jaar zijn Pasen _niet gehouden. 71


In 1622 bezaten j an Caesemans, pastoor van Oostwinkel (0.VI.) en G ielis Lucas, pastoor van Watermaal, goederen te Beersel (G. 340). In 1664 staat vermeld dat pastoor Verheyleweghen versleten is en kinds. Hij preekte haast niet meer en als hij het toch eens deed, vertelde hij veel onnozelheden, zegt de kapelaan. De landdeken trachtte hem tot ontslag te bewegen en sprak er ook met zijn familie over. Vergeefs echter. Het jaar daarop kreeg hij toch een opvolger. Wellicht was hij inmiddels overleden. (A.A.).

***

jan van Brabant, uit Brussel, 1665 tot 1675 ( 1<.A. 239 1). Hij overleed op St. Thomasdag 167 4 en werd begraven in het koor aan de evangel iekant bij het altaar (sepu ltus est in choro in cornu evangelii prope altare) . Theodoor de Munck, 1615 (eerwaarde heer e n meester). Jacobs Nijts, 1675 (A.A.). Pastoor te Dworp 1676-1677 (C.T. Gesch. van Dworp, bi. 132). Een Jacob Neyts was pastoor van Gaasbeek in .1711 en overleed er 21.7. 17 13. (C.T., De kerk van Gaasbeek, bi. 18). Hendrik van den Berckenbosch, aangesteld 8.3. t 678, (A.A., en K.A. 2391) uit 's H ertogen bos. In 1682 ondertekende hij samen met de pastoors van Ruisbroek, Dworp, Linkebeek, Alsemberg, Buizingen en Huizingen, een verzoekschrift van pastoor Minten van Rode in verband met het toedienen van de H. Sakramenten door de paters van Zeven borren ( A.A.). In 1677 vroeg hij om van parochie te ruilen met pastoor Theodoor de .Munck van Wespelaar (A,A.). Hij overleed op St. Michielsdag 1702, 62 jaar oud ( G. 326) en werd bijgezet vóór het St. Anna-Altaar (ante altare St. Annae). Theresia van Boesdonck leverde de « baerkeerssen ». In 1685 eigende de meier zich het recht to.e van de zon- en feestdagsplicht te ontslaan, hoewel dit verboden was bij de eerste provinciale synode (art. de fest is). Daarom werd hij voor de rechtbank gebrach t (A.A.). Florentius Goossens, 1703, tot bij zij n overlijden 17.2.1707. Voor de kinderen die de katechismus kwamen horen te Beersel schonk hij, bij testament va n t 8.6. t 706, een bed rag van 100 g ulden w isselgeld « ter handt ges telt door den heere pastoor van Roosbeeck als executeur testamentair »". Met de rente van die som zouden prijzen gegeven worden in overleg met pastoor, kerk- en armmeesters. (G. 344). Hij vraagt een graf in de kerk, ingang rechts van het portaal, met een grafsteen met opschrift : Hier licht Florentius Goossens, van Geel in de Kempen, in sijn leven." jaeren pastoor deser parochie, die versoeckt oodtmoedelijck de gebeden van de geena. die hier over passeren opdat hij hast Rust in Vrede ! Hij noemt de notabelen ·op die zijn lijkdienst moeten bijwonen, zijn konfraters uit de omtrek. de hr. Wambacq, 72


met zijn echtgenote, de heer Wuyts met zijn familie, de h. Borgrave, ontvanger van de Abdij van Vorst, « cum socio », de kapelaan, en bepaalt voor hen de uitvaartmaaltijd. Hij beveelt gebeden en missen en bepaalt daartoe het stellen van een hypoteek op een stuk land voor een bedrag van 100 g. Hij schenkt kleine legaten voor : Anna Bestuyns, echtgenote van Wouter Goossens zijn oom : 12 g.; aan de kerk van Eppegem : 6 g. Aan de kinderen van Steenhuffel die de katechismus volgen: 6 g.; aan het Seminarie van Mechelen : 6 g. Aan de priesters van é!e St. Katelijn e-kerk te Brussel : 3 g. Hij laat het geheel van ' zijn goederen aan zijn broeders en zusters of hun erfgenamen. Hij bezit renten te Geel en vermeldt hierbij zijn broeders Hendrik en Guillam. Hij schenkt 100 g. voor de katechismus der kinderen van Beersel en nog veel andere kleine giften, er komt geen .k t l 1748. eind aan. D e pred1 ·s oe' Als testamentuitvoerders (foto Toer. Fetl. Brab. nr. -l!!7ö2 B). duidt hij de pastoor van Kapelle-op-den-Bos en pastoor Lambert van Buizingen aan. Hij is 6 of 7 g. verschuldigd aan het koninklijk sem inarie van Dowaai en 22 of 23 g. aan het seminarie van Mechelen (zie- Or. . jan Lindemans, _!3rabantse geslach ten, Goossens, E.S.B. 1933, blz. 2 10 enz.). fan Tambuys er, t.e Grimbergen geboren 1685, a-angesteld 2.8. 1707. Overleden en 1n de kerk begraven 1.7.1744. Hij studeerde te Mechelen en werd zonder overgang bij wedstrijd tot pastoor benoemd. Hij bebouwde 7 b. land en verhuurde land voor 3 sister graan. Als ~oeslag genoot hij al de tienden, waarvan hij jaarlijks echter 96 sister tarwe, koren en haver aan de abdij van Vorst afdroeg, 28. g. in geld en 80 mandelen stro. Hij -staat bekend als een ijverig priester, maar kwam niettemin enkele keren in botsing met de ene of de andere, onder meer met de St. Sebastiaansgilde. In 1714 had 73

l


iemand zich zelfs verstout hem te overvallen, en zou hij hem gedood hebben a ls hij geen priester ware geweest. Tambuyser had dit alleen pekend gemaakt aan de aartsbisschop (A.A.). (in vita sua circiter annos exeque habite sunt ejusdem mensis). Zijn meid, Katarina Coppens (Ancilla pastoris) overleed op 16.6. 1739. De volgende heette T eresia van Bijstant. Pastoor Tambuyser maakte zijn laatste wi lsbeschikkingen op op 27.5. 1744. Als a lgemeen e rfgenaam stelde hij aan Antoon Libeau, zijn zwager. Aan de huisarmen liet hij drie partijen goederen nl. een bos en 1/2 bunder, een half bunder land en nog een bunder land gelegen op Beersel en Alsemberg. Die goederen moesten worden verkocht ten voordele van de armen, en op last voor Libeau van een gezongen jaargetijde en uitdeling van drie gulden brood aan de armen, ten eeuwigen dage ... Er ontstond een proces tussen het armbestuur en de erfgenam en van Tambuyser dat de arme verloor en die de helft aan de erfgenamen moesten afstaan. De andere helft werd haast helemaal aan proceskosten verloren 1 De 100 g. vielen ten laste. van David van Laethem te Grimbergen « op den Steenwegh » op Jast van een jaargetijde en uitdeling van 3 sister brood, jaarlijks en erfelij k in de kerk van Beersel. Elisabeth Coppens, « sijne gewesene dienstmaeght », kreeg 10 « permisse pistolen ». T en slotte moest Libeau « laten inwonen bij hem en onderhouden zijn leven lang, kost en dra nk, klederen en lijnwaad verschaffen aan Engel van den Dries, die nu bij de pastoor woont. » (R.K. 46769) . Als getuigen traden op Pastoor E.F. Le Corbisier van Alsemberg en Georgius van Geel pastoor van Linkebeek. In de schepeng riffier van het arrondissement Brussel (R.A.B. 359, 362) ligt een stamboek van de familie T ambuyser. Egidius de Coninck. Geboren te Duffel, aangesteld 18.6.1744. Hij schreef een interessante kroniek over zijn parochie, als handschrift bewaard in de Koninklijke Bibliotheek, waarin hij onder meer voor 1763 aanstipt dat het toen zo koud was, dat de Zenne toevroor en men er te voet overging. Hij was zeer geleerd en zeer bemind. Op zijn grafsteen in een muur binnen de kerk staat te lezen : « Hier rust den Eerw. Pastoor Aegidius De Coninck S.T.B.F. vreedsaem en geleerd sijn schaepen 31 jaeren ge,vood en sorgvuldi g dese kercke vergrood en vercierd hebbende is gestorve n 28.9.1775 oudt 59 jaeren d' armen sijnde s ijnen erfgenaem belast met jaergetijd en 2 missen» (A.A. : 28. 10.1775) . Zijn huishouden telde in 1748 vier personen. Zijn broeder Kameel, geboren te Rumst, ongehuwd, woonde bij hem in en overleed 12.5.1753, 64 jaar oud. Zijn vader heette Jan en zijn moeder T eresia Ronse, uit Petegem. Deze laatste overleed 17.10.1762, 78 jaar oud, en werd bijgezet in het nieuwe koor van St. Anna. In 1755 moet een inwoner van Ka levoet, Jan Ophalvens zich aan zijn gezag als herder onttrokken hebben, misschien om naar 74


:i-

de kapel van die plaats ter kerke te gaan of naar die van Linkebeek. In elk geval liet pastoor de Coninck door officier Da·niël Belsack de weerspann ige bakker aanschrijven, dat hij hem « voortaen sal hebben te herkennen ... als sijnen wettigen pastoor in a lles in hetwelcken eenen parochiaen met sijn huyshouwen behoort sijnen pastoor te herkennen » (A.P.). In 1772 noteert de pastoor in zijn manuaal : « 22.9.1772 heeft kardinaal Graaf van Frankenberg gevormd de kinderen van de prochien van St. Peeters-Leeuw, Dworpe, Rode, Linckenbeke, Alsenbergh ende Ruysbroeck ten getale van 11 95, als wanneer sijne ecx. de eere heeft gedaen van in dese pastorije het noenmael te eten. » Dat aantal gevorrhden lijkt wel groot. Het zal wel over verscheidene jaren lopen, zoals toen gebruikelijk was. Pastoor de Coninck had zijn testament laten opmaken op 1.2. 1774 en a ls testamentuitvoerder aangewezen Joannes Jacobus Cattoir, drossaard van Beersel, no taris.

Kerk, oorlogsgedenkteke11 en pastorie. Pcntek. Leo Thcys. (Cl. Vl. Toeristenbond) .

Het werd geopend op 28.10: 177~ en behe~sde de volgende beschikkinaen : Bij zijn dood een uitdeling van 6 sister koren aan de armen; 10Ö missen bij de Paters van Bootendael; 50 g. a ls' offer aan de kerk van Beersel; aan het Groot College van Leuven een boek Graveson Historia ecclesia, 3 delen in fol io; aan Maria-Anna Bonnewijn zijn eerste « meyse » 350 g. en later nog 250 g. een pluimen bed met twee dekens, 4 paar beddelakens, 4 ammelakens en 12 servetten 4 tinnen schotels, en 12 tinnen teljooren a lles naar haar keuze 'met een ingelegde schapprai ; aan de tweede meid 100 g.; aan Anna Ka tari~a Grament, zijn nicht, huisvrouw van Eg idius van der Wee, te Lier, een half bunder land « de Soppen »

75


gelegen te Rumst en nog 200 g. ; aan Pieter de Clercq, zijn kozijn, meester chirurzijn te Rumst en I sabella de Clercq, zijn zuster huisvrouw van Kornelis Marickx, meester smid te Kontich : een half bunder land achter de kerk t~ Rumst. De reden, zegt hij, « waerom ick dese twee partij en lants voor uyt maeck is om dieswille dat ick van dien kant het meeste goet genoten hebbe, te weten van mij ns vaders moederlijcke seyde »; aan Anna Katarina Grament en Pieter de Clercq, erfelijke renten te Rumst, en elders, op de Bank van W enen enz. ; aan zijn kozijn Broeder Alypius de Coninck van de Paters Au"gustijnen te Leuven 8 gu lden jaarlijks voor een « clrinckpenninck ». V oorts wijst hij als enige erfgenaam aan de armen van Beersel, mits betal ing van zijn schulden en het lezen van twee missen. ( R.K. 46769). D e « Leeste der goederen toebehoorende aen Egidius de Coninck pastoor van Beersel ende aen Cornelis de Coninck sijnen oom gelegen te Rumst waer in mij nen 00111 komt voor een derde ende ick Egidius de Coninck (neef van beiden) voor 2/3 ende nu naer sijnen doot van Cornel is voor alles »... Opgemaakt • door notaris F.J. Lissens wonende te Mechelen, drossaard van Rumst. 17 47 (!<.A. 2396). Deze l ijst is zeer belangwekkend voor de voorwerpen die er in opgenomen zijn en geeft tevens de plaats op waar ze zich bevonden.

Eerst iin de clijne camer in het inkomen van den lwyse op de reclzte zeyde : 1 clijne schapraye in forme van buffet staencle neffens de schauwe in de welcke bevonden als volgt : 48 porcelijne tallooren soo fijne als grove. 12 fijne dessair talloiren met blauwe blommen. 1 tennen port carraf met 2 cristale carraffen. 6 water caraffen. 40 wijnroomers. 2 cristalen soutvaten. 1 swer te aerde soup comme. 1 clijndere clitum. 1 aercle sal ad ier. 2 tenne canclelaers. Op de schouwe : 6 porcelijne thetassen. 8 schi lderijen soo groote als clijne. 6 stoelen, 1 barometer. 1 clijne tafel overtrocken met groen gewast lijnwaert. In de clijne camer neffens de voorgaende : 1 Jedicant behangen met cattonette gordijnen blouwt en wit, met sijnen stroosack, 1 pluymen en l wollen hooftpeulinck; 1 clijne sch ilderije, 1 clijnen spiegel, 2 houte tafels, 1 rooden coperen boloir, 1 wijwatervat.

In de slaepcamer van wijlen den !teere pastoor neffens de voors. clijne camer : 1 clijn ledicant overstrocken met grout lijnwaerde gordijnen. De bubliotheque. 1 schappraye met 2 deuren en 1 schuyve waervan de bovenste deure is van gelas, in de welcke is bevonden : 5 pacxkens gesponnen aaeren. t kleerschapraye van noteleiren hout, met 2 deuren in de ~el cke bevonden een cl ijn houte cofferken geparqueteert, in het welcke bevonden : 1 lijnwaerten sack inhoudende de naer volgende bescheeden (goederen en renten te Rumst, Kontich en Heindonk) . Contant geit gevonden in de selve coffer : l clijn lijnwaerte sacxken". 94 g. 4 st. 1 oort (laatste lichting van de offerblok in de kerk). 180 croonen en 1/2 = 568 g. 11 st.; 7 nieuwe clucatons 14 g. 18 st.; 3 Fransche croonen = 9 g. 16 st.;

=

76


2 dobbel gouden Louien = 52 g. 4 st.; 2 gou-de souverijnen = 35 g. · 14 st.; 1/2 idem= 8 g. 17 1/2 st. ; in moneta = 18 g. 12 st. Silverwerck bevonden in de. voors. coffer : 25 lepels en 25 fourcetten. 1 silvere ragoe lepel. 1 silveren rnostaertpot ende silvere peperbus. 9 silvere caffe lepelkens. 1 si lvere sackhorlogie. 2 paer silvere hemde cnoppen waervan l met steenen. Lijmvaert bevonden in de vs. noteleire kleerschapraye : 4 ammelaeckens van gecadrilleerde servet. 39 servetten van deselve cadrille. 27 servetten met eenen cloorwerckten grondt. 12 gedamasseercle servetten met het ammelaecken. 25 servetten en 2 ammelaeckens. 24 idem. 5 gemeyne servetten. 10 servetten. 3 clijne geclammasseerde ammelaeckens. 10 arnmelaeckens van verscheyde soorten met 2 servetten. 18 paer Jaeckens. 6 idem. 42 hemdens, 24 witte lijnwaerte overtrecksels voor de mutsen. 5 witte neusdoeken. 24 flawijnen. 7 lange crawatten. 36 halve maukens. 6 cattoene slaepmutsen. 1 swerten laecken toge. 1 dito van stof. 2 zwerte laecken capotten. 2 swerte laecken jupons. 2 paer swerte caussens. I stofte en 1 cattoene nachtrobe. 3 hoeden.. 4 couleure neusdoecken. 2 perucken. 3 dimitte slaeplijfkens. 8 witte grove handtdoecken. 1 witte lijnwaerte gordijn. 1 stuck wit lij nwaert. 1 stucxken lijnwaert. 1 clijne knielbancke in den lessenaer daervan bevonden l o-eilen rinck. 1 stuck van 5 stuyvers en l vremt stuck geit van n~tael. l clijne farde inhoudende de brieven authenticq der reliquien van t'H. Cruys, van den 1-1. Lambertus :nde van den H. Carolus. l bruyn en J groen sijde borse. 1 montferfele (mond fluit). 1 clijn cachet t'welck scheynt silver te sijn. 1 paer ijsere gespen. 2 stoelen en 1 clijn tafel. In de grote camer bevonde.n : 1~ schilderijen soo groote als clijne. 1 schreynhoute commode met drrJ leyen. 1 groote schrijnhoute tafel. 12 stoelen overtrocken met Spaensleer. 1 clijne houte tafel. 1 tafel tapijte. J lacke cabarette. 1 houte ingeleyt crucifix. Op de schouive bevonden : 12 caffe tassen. l spoelcomme van porcelijn. In de schouive : 1 brandelaer met 2 copere bollen. 1 ijsere tange. 1 schuppe. Thin : 2 soupschotels, van differente grootte. 8 grote schotels. pispotten. t thepot. 2 commekens met een decksel. l dito met houten steel. 7 dozijnen en half tallooren. 12 souptallooren. 8 lepels. 1 souplepel. t commeken. 1 blecken druplepel met houten steel. fin de camer ,o p de slincke zijde int incomen : 1 ledikant met cattoene aordijnen met haer overtreksel. 1 pluyme bedde met pluymen hooftpeulinck. 3 wolle matrassen. 1 wolle s~rgie .. 1 geile dito. 2 pluyme oirkussens. 1 pluyrnen en 1 wollen hooftpeultnck. 2 stroosacken. 1 zetelstoel overtrockcn met groen stofte. 6 schilderijen van differente grootte. 8 stoelen. 1 n.achttafel. 1 grootere tafel met t tapijte. t spiegel. 3 beldekens rn hOuten leesten. 1 clijn houte bancxken. 77


Op de schouwe : 1 caffemolen. 6 chocolat tassen. 6 thetassen. wijwatervat.

Boven op de eerste solder camer naest den !tof : 1 clijn houte bedde met lijnwaerte gordijnen. 1 pluyme bedde met pluymen hooftpeulinck. 1 stroosack. 1 tafel met 1 stoel. In de tweede camer neffens de voorgaende : 1 houte coitse • met 2 grauw gordijnen. 1 pluyme bedde, hooftpeulinck en cussen. 1 wolle sargie. Op de derde c/ijne camer naest de kercke : 1 houte coitse behangen met g rouw lij nwaerte gordijnen. 1 wollen matrasse. 1 pluymen hooftpeulinck. 3 cussens. 1 courte point. 1 wolle sargie. 2 stoelen. 1 oude schi lderije. 1 cackadore. Op de so/der : 1 copere doits. 1 cache! met hare buysen. 1 schutsel. 1 grooten ijseren ketel. 1 hage scheire. 1 clijnen ouden coperen ketel. Eenige mandens. 1 groote cuype. 1 moille. 1 deel pluysemerckt en l !eerder. l balance met eenige gew ichten. In de vloer van den lzuyse : 2 clijne schilderije. 1 coperen arm. In de keucken ;, l ingeleyde schapraye met 4 deuren, 2 leyen. 1 clijne schaprayl met deure, leye, ende pers. 3 clijne houte tafels. 8 stoelen. 1 hanck met copere haecken. 1 groote copere maremitte. 7 clijndere. 2 copere tourtpannen met decksel. 1 blecke vischbecken. 1 copere tafel cassoir. 3 copere decksels voor de maremitten. 1 copere beddepanne. l coperen scheplepel. 2 copere vischpaenen met ijsere stelen. l copere lampe. 3 copere lichtpannekens. 2 copere candelaers. 3 houte candelaers gegarniert met coper. 1 copere caffepot. 1 copere chocolatpot ( 1). 2 blecke caffepotten. 1 aerde portcaraf met gelase caraffen. 2 gelase soutvaten. 5 aerde bierpotten met !enne decksels. 3 blecke brécassen. 1 blecken vleeschback. 2 blecke thébussen. 1 coperen mortier met stamper. 1 groote blecke doose. 1 clijndere dito. t catfémolen. 12 gelase tallooren, 20 aerde tallooren. 5 aerde schotels. 3 aerde witte commekens. 1 witaerde melckpot. 1 wit aerde souspottekea. 27 bierglasen. 1 groote watercaraffe. 12 tafelmessen met beene hechten. 1 dienmes. 9 messen met houte hechten. 10 messen met tenne hechten. 2 messen. 3 aerde thepott7n. 1 clijne ijseren ketel. 2 strijckijsers. In het waschuys neffens de keucken : 1 deel aerdewerck. 3 clijne ijsere ketelkens. 1 raeprooster. 2 ijsere ketingen in de schouwe. 1 ij sere rooster. 1 ijsere brépanne. 1 coperen moor. 1 clijnclere dito. 1 bierpot met tenne decksel. 2 ijsere cassoiren. 2 eemers, 1 vleesch block. 4 capmessen. 1 clijnen ijseren rooster. 3 ijsere drijvoeten. 5 aerde cruycken. 1 ijsere tange ende scl')uppe. 1 ijsere blaespijpe. 1 ijsere kethinghe. 3 ijsere primen. In den wijnkelder : 2 volle backen met witten wijn. 2 hal f backen met witten wijn. 1 back in den welchen bevonden eenigen (l) · Onze voorzaten wisten ook wel wat goed was. Voor 1791 leest men alzo in C. Smet, Heylige en Roemweerde Personen." 1809, blz. 579 : c naer de misse, wanneer zij thé, caffé en chocolat gedroncken hadden." >.

78


Spaenschen wijn. l n den selven back eenTghen Renschen, ende .Moeselwijn. 1 cuype met een deel flesschen wijn. 2 tonnen met bruyn bier. 2 potten met boter. 1 clijn houte schapraye. 2 stellinghen. In den kelder op de rechte !zandt van den trap : 4 cuypen met een deel appelen. 1 houte schapraye. 1 deel pataten. 1 vleesch schapraye. In de slaepcaemer van het meysse.n : 1 houte cutse met grouw lijnwaerte gordijnen. 1 pluymen bedde. 1 wolle sargie. 2 pluyme oirkussens. t stroosack met 1 stroyen hooftpeulinck. In het houthuys : 1 deel brandhout. 1 waschcuyp. 1 ledigh half wijnstuck. Gedaen op 3 1. 10.1775 ten overstaen van den E.H. Franciscus Josephus van der Elst, L a ncltd e~e!1 van Leeuw en pastoir van Buysingen, Anthonius Swalus en Giiiis van Obberghen, dienende armmeesters, Anthoon Libau, coster, en Peeter Baveghems, getuygen·. Notaris Delcor. De bescheeden gelicht door Jacobus Halens, Cornelis Alens, Egidius van der Wee, P. de Cl.ercq, A. Marc~, Seb. van Heyckhoven, Jacobus van Kerckhoven, Chnstaen de Coninck, J. de Coninck, van den Driessche, J.B. de Ruysscher, Ann~ ~atharina Grament, Joanna van Kerckhoven, Jaspar de Bruyne, Eg1d1us de Wit. » (G. 9509). Na de dood van de Coninck was er niemand om hem te vervanaen weaens de te kleine inkomsten. Landdeken Van der Elst stelde dan ~oor zich zelf als pastoor te laten aanstellen en de d ienst te laten waarnemen door St~emans, in~ien hij bij hem kon blijven, of door Luyssart van Rode, dte aldaar niet erg tevreden is. Deze was in 1802 « Vicaris » te Eizeringen (C.T., Geschiedenis van Sint Genesius-Rode, blz. t 78). Hij zou ook de pastoor van Linkebeek voorgesteld hebben maar deze had een gebrekkig been. ' Egidius de Borgé, juni 1!76. Later pastoor ter Kapellen te Brussel verschijnt in een rekening van 1778 enz. (K.A. 2392). Hi] was« per concursum », nl..per wedstrijd benoemd. Wegens de misbruiken door de kloosters btJ. het geven van pastorijen, had het konsilie van Trente aan de bisschoppen de macht gegeven voortaan tot de opkomende parochies te benoemen « via concursus ». Pieter Seghers, te Rotselaar geboren in 1744, per COJ1Cursum benoemd 6.6.1782 (ingesteld 23. 7 .1782) tot 6.9.1815 (overleden 19.9. 181 5) te Leuven. (A.P.) Pieter jozef Verlilzd~n (canonicus) van 29.12.1815 tot bij zijn overlijden 4. 10.183 1, 79 1aar oud. Paul Jakob Vrijsens van 5. 10.1831 tot 5.6. 1868. Was pastoor te Linkebeek van 13.1.1818 tot bij zijn g~.noeming te ~eer~:' (C.T., Geschjedenis van Linkebeek, blz. 64). B1J testament het h11 aan de kerk alle roerende voorwerpen, behalve het geld. Hij bezette ook 79


« ten eeuwiaen daae » een jaarlijkse mis op zijn sterfdag en een 0 voor zijn vo~rzaat, pastoor Verlinden. De testamentuitvoerder was koster Niklaas van Dormael (A.P.). fan Frans Cr.ols. 25.9.1868. Nam on ts lag 23.9.1873. Willem jozef Leopold Ees, 26.9.1873-23.6.1876. fan Karel De Bleek, 22.9. 1876-14.1.1 907. Daarna was hij • « pastoorken van ' t Gasthuis » van het klooster der Zusters van St. Vincentius a Paulo te Opwijk (J. Lindemans, Geschiedenis van Opwijk, 1937, blz. 216). Pieter jan Van der Hasselt, 12.2.1 907-7.10.1 922. (Zie Jan Lindemans Oude Brabantse geslachten, E.S. B., 1937, blz. 221). In 1922 droeg pastoor van der Hasselt aan de parochiale werken van St. Martens-Lennik een perceel grond, 27 are 72 ca groot, met gebouwen wijk T. 147 over, voor de oprichting van de me is jesschool (F. Vennekens, a.w. 109) . . fan Hendrik de Groot, 26.11.1922-17.4.1937. Hendrik Maria Victor de Boeck, geboren te Aartselaar 9.1.189 1. Prof. 0.L.:.V. Kollege Vilvoorde 18.9.1915. Onderpastoor te Vilvoorde, daarna te Boo m. Pastoor te Beersel 6.6.1937. Pastoor de Boeck schreef en publiceerde vele homilieën en sermoenen. Om de bewaring van het nogal belang rijk kerkelijk archief veilig te stellen, stemde hij ermee in dat het naar het Rijksarchief te Brussel zou worden overgebracht ( 1961). Antoon fan Stoop, geboren te Best bij Eindhoven 5.7.1918, zoon van Bartholomeus en van Everdina Maria van W olfe ren. Hij studeerde aan het St.-Pieterskollege te Ukkel en aan het St.-Jozefssem in a rie te Mechelen. Gewijd 4.6.1944, onderpastoor te Evere St. Jozef, pastoor te Beersel 27.6.1962 en aangesteld 8 juli daarna.

Onderpastoors. - Bij het eerste provinciaal Konsi lie, te Meche len in 1570 gehouden, werden de bisschoppen verzocht in d e parochies een priester aan te stellen, die met d e steun der parochianen een behoorlijk ereloon zou genieten. Hij zou op zon- en feestdagen de vroegmis doen en de pastoor helpen bij het toedienen van de heilige sakramenten. Ondanks deze aanbeveling waren er in het aartsbisdom Meche len feitelijk geen onderpastoors vóór de l 7''n eeuw. Te Beersel werd er pas in 1832 mee begonnen. Sedertdien stonden hie r de volgende' heren : Filip j ozef de Pauw, 15.2. 1832 tot 24.5.1836; Melchior Luyten, 9.7.1836 tot 17.3.1838; Felix judocus van Doren, 16.8.1848 tot 22. 12. 1865; Frans Anselm Wemers, 5.1.1866 tot 11.10.1 872; j ozef Frans Lauwereys, 27.1.1873 tot 16.1.1 877; J.B. Kristiaan Dubois, 16. 1.1877 tot 24.10.1877; Aloïs Verdon ck, 6.5. 1878 tot 1.3.1880. geb. Turnhout 23.2.1849. Pastoor te Drogenbos 13.7.1901 en overleden 17 .2. 1923 ( C. T ., Geschiedenis van Drogenbos, bi. 61); Jan Antoon van Camp, 12.3.1 880 tot 17.7.1882; Pieter Maria Lamot, 29. 9. 1882 tot 23.9.1893; Karel Aloïs Peeters, 28.9.1893 tot 15. t 2.

80


1894; Louis Michiel Maria Verhoeven, 17.12.1894 tot 11.4.1896 (zie Link, bi. 65); Frans Gillis Victor Verheyden, 18.4.1896 tot ~:2.19 1 2, daarna pastoor. te Huizingen 5.2.1912 tot bij zijn overlijden 24.6.1940; Karel Pieter Jozef Leo Felix, geb. Jette 8.3.1886 prof. St. Stanislasinstituut Berchem 25.5.1910, 9.2.1 9 12 tot 19.4'. 1920, pastoor Wiekevorst 13.5. I 940, daarna pastoor NoorderwijkMorkhoven; Remi Eugeen Constant Otten" geb. Kasterlee 21.4. 1890, Prof. St. Stanislas-instituut Berchem 14.9.1915, 20.4.1920 tot 15.6.1925, dir. Kanunnikessen van het H. Graf Turnhout Paterstraat 16, 10.8.1937; Jozef Maria Jan-Baptist Claes, gebor~n te Gooik 2.8.1894, overleden te Mechelen 17 .9.1960. Hij studeerde aan het Belgisch Koll ege te Rome en was achtereenvolgens onderpastoor te Beersel (van 17.6. 1925 tot 11.9.1926), sekretaris van het Aartsbisdom, erekanunnik in december 1932, 22.3.1936 pastoorcleken van Bosvoorde en in september 1952 titulair kanunnik van het Metropolitaans Kapittel. Hij was tevens ondervoorzitter van de Kerkelijke Rechtbank. Robert Jozef Korneel Sm ets, aeboren Edegem 17.7.1899, prof. klein Seminarie Hoogstraten, 15.9.1926 tot 24.5.1934, 23.9.1922 pastoor Waarloos 8.12.1946. Isidoor Cappaert, geboren Boom 26:3.1909 van 30.5.1934 tot 10.11.1938, pastoor Zichem St. Eustachius 30.9. l 945; Jan Petrus Vermeiren, geboren St. Lenaarts 16.7. 1909, prof. Normaalschool Mechelen 16.8.1934, van 12.11. l 938 tot 31.8. 1940, o/p Rijkevorsel St. Willibrord 31.12.1943, pastoor Ravels. Juliaan Jan van Tricht, geboren Heist op den Berg 12.7.1914, van 11.9.1940 tot 29.8.1944, pastoor Herselt O.L.V.-Heme lvaart, Bergom 19.12.1932, pastoor Westerlo; Stanislas Maria Frans de Herdt, geb. Broechem 11.3.1911 , van 31.8.1944, onderpastoor Stabroek 11.6. l 936; Konstant, Korneel Keustermans aeboren 4.12.1933 te Baarle-Hertog, zoon van August en van Th~r~sia Verschueren, gewijd te Mechelen 10.7.1960, onderpastoor te Beersel 31.7.1960.

Kosterij en kosters. - Oorspronkelijk was het kos tersambt opaedragen aan een lagere geestelijke. Hij moest zorg dragen voor::.de zin del ijkheid van de bidplaats, voor het luiden van de klok_, en voor het klaarzetten van het nodige voor de H. Mis. Hij stond tevens de priester bij, _wanneer ?eze de mis zong en do.~psel, H. Kommunie of H. Ohesel toediende, en ook wanneer hij een huwelijk inzegende of vrouwen !ot ~e kerkgang aanvaai-dde (C.J. M. Laenen, Kerkelijk en Oodsd1enst1g B~~bant, 1, _blz.. 270). Tot in de 14d• en in de J 5d• eeu~ ge~_oot h1J een klem. tiend gebied, vanwege de parochianen ontv1~$ ~i1~ verplicht~ offerg1ften, _als eeu of meer broeien per jaar, en vrrjwtlhge gaven m natura en m geld. In het pastoreel archief van Beersel berust een perkamenten • stuk zonder opgave van jaartal, maar dat, _te oordelen ~aar het geschrift en het feit dat dorpsheer van. den ~mckele van Linkebeek die in 1468 overleed (C.T., Gesch1ecle111s van Alsemberg, blz. 81


408-409) e r nog als in leve n zijnde wordt vermeld, uit de eers te helft van de l SJ• eeuw moet àagtekenen. Benevens de lijs t van de (talrijke) jaargetijden welke toen moesten opgedragen worden, ko men er ook de inkomsten van de kosteri j in voor. j ammer genoeg zijn een paar regels zodanig beschadigd, dat er een leem te is. De tekst is ui terst belangri jk voor de kenn is van de inkomsten en rec hte n van een kosterij in die tijd. D e tite l van het stuk luidt : « Dit es tghene datter costerijen toebehoert ». Hi er vo lgt de inhoud : Elk e ploeg (al wie een pl oeg bezit) moet hem geven ten hoogste twee roggeschoven en een haverschoo f. Wie een dagwand land ho udt, een schoof. Houdt iemand meer, dan moet hij hem geven een haverschoof. Personen van buiten d e parochie die te Beersel een dagwand land bezitten, geven een schoof. Is het meer dan .een dag wand, een haverschoof. De tiendeplichtigen geven twee roggeschoven en twee haversch oven. Item elk huis moet hem geven een veertel koren eq een plek Brabants. « Item vie lt a lso datter ij oft iij een hu~ woenden." ». Item met Pasen vier eie ren en twee vlaaien elk als voren. Item diegenen die d e koster een {vlees) pas tei g heven » mo eten geen eieren meer sc henken. Als een bruidegom « sekert » (ondertrouw doet) geeft hij twee stuive r. Item wanneer een bruidegom trouwt, een paar handschoenen ; van de bruidegom en van de bru id o ntva ng t hij « te peysch gelde » (vredegeld ?) van elk de waarde van een pot hoppe ( bier) ( 1). Item als een vrouw uitgaat (haar kerkgang doet), is zij schuldig « te peysch gelde » een pot hoppe en a ls zij « onder dboeck » gaat, is de penning die zij oplegt voor de koster. Bij de d oop van een kind, « tghene dat men aen die kerse stect », daarvan heeft de koster het derde d eel. Item van een g root lijk, voor het luiden, vier stuiver en om het graf te delven, twee stuiver; voor een graf in de kerk, vier stuiver. Item a ls men « w tua rt » (de lijkplechtigheid celebreert), dan heeft de koster één en de pastoor twee stuiver. Van een kinderlijk, voor het luiden en voor het graf samen, 3 stuiver. Item van een buitenkind (van buiten de parochie) evenveel. Item van Rogiersmissen (St. Rochusmissen ?) 20 plekken. Item voor de vroegmis negen stuiver. Item voor het 0.L.V.-lof op zondag na de m is 20 pl. Hem vier ple kken voor zijn « deemsterkaarsen » in cle G oede W eek. Item me t Pasen twee stuiver om de H. Olie te Halle te g aan halen. Al d eze items komen er nogal indrukwekkend voor. Getoetst evenwel aan het geringe aantal zielen die Beersel toen moet geteld hebben, zal he t bedrag van de inkomsten niet zulke gro te vaart hebben genomen. Volgens Cuvelier (Dénombrements des Foyers en Brabant), bedroeg het aantal huizen te Beersel in 1480 s lechts

.

( 1) Wanneer die gebruiken veran derden is niet bekend. Wellicht bij de Hervor mi ng. In 1793 trok de pastoor, als de bruid uit een andere parochie kwam, 1 g. 8 st" de koster niets en de dorpsoverheid 2 g. 16 st. (A.A.).

82


:.:r-

•'

~

T

~...~"'"' """"-.llfla'J"I...

--

Fragment vnn een t ekst 11a11 vóór 1.128 over de iokomstcn van de k<JSter11. (Archi ef pastorie Beerse l, Cl. E.S.B.).

83


40, wat, bij een gemiddeld cijfer van 4 l /2 personen per gezin en dus per huis, ongeveer 180 eenheden uitmaakt. Er zullen bijgevolg in één jaar niet zo heel veel dopen, huwe lijken e n overlijdens zijn geweest. Thans nog zijn er in het Pajotte nland ettelij ke parochies waar de pastoor, alles bijeen, geen dozijn van zulke plechtigheden te beha ndelen krijgt. Het was voorwaar geen vette prebende. Koster Willem de Becker ontving in 1727, een kleine toelage van de abdij van Vor.st. Verder krijgt hij niets, tenzij toevallig enkele schoven graan. Indien hem niets meer gegeven wordt, hoewel de parochianen het hem beloofd hadden, zal hij, tenzij hij o p het veld of in het bos kan gaan werken, net a ls zi jn voorga ngers het kosterschap moeten opgeven. Inderdaad datzelfde jaar nog verliet hij de parochie. Laenen, in zijn a.w" zegt trouwens dat het kostersambt in de nederige kerk op het platteland over het a lgemeen geen weelderige prove was. De lasten waren veeleer zwaar, de inkomsten gering. Vandaar dat menige kosterij niet zelden haar verheven kerkelijke betekenis inboette e n haar aan.zien verf.oor. In 1774 genoot ere koster de volgende vergoedingen : Voor een koor lijk 16 g.; voor de put 29, gelui 16 st. Kerklijk : 8 g. ; put 1 g" gelu i 8 st. Kerkhoflijk : 4 g" put 10 st., ge lu i 4 st. Kinderlijk op het kerkhof 4 schelli ngen. Simpel jaargetijde 3 scheil. Om de kerk te keren 12 st. Als kermisgeld 2 scheil. Hierbij tekent de pastoor aan : « Item hij treckt maer 2 sch. kermisgelt uyt reden dat hij ploght mi jen (groene takken) te stellen op het H. Sacrarn entsdagh en op de kermis, maer aengesien dat het beste is voor de kerck geene mijen te stellen, soo is hem koster toegestaen om hem eenighsints voor sijne meyen te indemniseren de voornoemde 2 sch. te beho uden en vervolgens treckt hij 4 sch. 's jaers voor kermisgelt » sedert 1763. Voor het halen van de H. O lie (te St. Pieters-Leeuw) heeft hij 3 sche llingen, waarvan hij er één aan de landcleken moet geven. . De oudste vermelding van een koster te Beersel komt voo.r 111 een kerkrekening van 1459 van Eizingen (sedert mee~ dan 150 1aar versmolten met Buizingen) : « Item bestaet te scnvene aen den coster van Beersele 1 gradael (graduale, boek met psalmen enz. in de hoogmis en bij het officie') elc quaterne ij st. gr. deen gegeven van lifcoope 6 den. Item gegeven den coster van Beersele om dat werc te scrivene, 2 1 st. 6 den. g r. ». Deze coster lijkt een geletterd man geweest te zijn. Wellicht was hij van geestelijke stand, zoals het in die tijd vaak het geval was. De hierna vermelde Jan van " Kerckhove droeg trouwens ook de geschoren kruin. Oielis Paeps, « die coster van Berzele », verschijnt in een akte van 16.11.1481 (0. 336) betreffende de kinderen van Jan van A.ssche geh. van Calevoirt gehuwd met Katarina van de r Biest, hun kinderen Hendrik, Jan en Machiel. . In een akte van 8. 7.1550, betreffende kerkegoederen verschijnt Claese Beausermez a ls koster. (A.P.). 84


f n. 1573 jan van den J<erck/zo11e, « tonsurátus et conjugatus », de krmn geschoren en gehuwd, (A.A.). Hij doet zijn dienst behoorlijk. Pieter Boe~~ of Buels, van 1654 tot 1697. Zijn « gagie » bedroeg 289 g. HtJ ove rleed 27.3.17 14. In de dekanale vizieten vindt men voor 171 1 een Pieter Cools als koster vermeld, maar het is niet onmogelijk dat het een schrijffout betreft. Adriaan S111iggers, 1712- 13 (A.A.) . .. F_rans Mintaerl, 17 14. Volgens het dekana.al verslag deed hij z11n dienst naar behoren, maar de kerk werd met zindelijk gehouden, vooral in de zijkapellen, waar zich twee grafmonumenten bevinden. De kapel is afgesloten met een houten schutsel dat zou moeten weggenomen worden, zoals te Huizingen. De zanO'boeken waren vuil en gescheurd ( A.A.). t> In J 7 19 was er reeds vier maand geen koster meer. Hij had ~et opgegeven en de gen~eente verlat~n oll!dat h_ij maar 18 g. per Jaar trok en dorpsoverhe1d noch abdtj er iets wilden bijgeven, de dorpsoverheid misschien om zich te wreken op pastoor Tambuyser ingevolge het geschil met de gilde, de abdij omdat ze al de tienden te Beersel had afgestaan. De pastoor vroeg dan om de koster in de kerk met de schaal te laten rondgaan, mede gelet op het feit dat er niemand was om het te doen. Hij had reeds verscheidene malen gevraagd om kerk- en armmeesters aaa te stellen, maa r de meier ging er niet op in. De koster zou dan 15 g. ontvangen om met de schaal rond te gaàn todat hij andere inkomsten zou hebben. Sedert vier jaar had geen enkele inwoner de gebruikelijke kostersschoof noch het kostersbrood gegeven. Op 14.10.17 19 had ~e abdij een..nieuwe koster gezonden, maar deze weiO'erde de betrekkmg zodra hij de voorwaarden vernam. Met Allerheili~en had hij toch de dienst willen doen, en de pastoor had hem uit ciO'en zak betaald ... Hij was zelfs bereid kos ter te blijven indien me~ het bedrag van een huishuur betaalde. In december daarop schreef de pastoor aan de aartsbisschop dat hij sedert negen maand zonder koster was. Vóór en in zijn tijd hadden de kosters « gesubsisteert met in dachueren te wercken op den bosch oft elders maar dan moest de pastoor iemand zoeken om de berechtingen te doen » enz. · De offerblokken werden gel icht door cl~. pastoor of doQr de koster wat niemand anders doen kan. Terw11 I de vroegere koster ui t we~ken was, deed de oom van de pastoor, die bij hem inwoonde, de berechtingen en andere z~ken, z~~ls he~ wassen van het lijnwaad, en de pastoor wilde hem die prof1j ten niet onttrekken. De koster trok dan alleen de verv_allen! die in de laatst~. dri~ maanden ongeveer 15 g. bedroegen. In ~te. drie ~:iaand ha? hij driemaal zoveel lijken gehad als soms in drie 1aar tijds. (A.A.). Willem de Becker staat als koster venneld in 1720-1727. Antoon Libau, benoemd in 1723. Hij overleed 11.1. J 795, 89

85


jaar oud, volgens een aantekening, na 72 jaar kosterschap. Dit zal wel niet juist zijn, want volgens het desbetreffend landdekensverslag trad hij in dienst in 1727. Zij n vrouw heette Joanna H ellemans. Op 13.11.1752 had zij hem, ziek te bed liggende, zij n testament doen opmaken, waarbij hij het huis, met bakhuis en g rond, dat hij van . pastoor Tambuyser in tocht had, aan zijn vrouw naliet. (A.P.). Pastoor Tambuyser had aan koster Libau bij testament in tocht gelaten, een half bunder land tegen de D ekt, op voorwaarde dat het na het afsterven van de koster naar de arme zou overgaan en verkocht worden. Zijn zoon Jan Frans, gehuwd met Joanna H emelinckx, volgde hem op, maar deze overleed reeds op 22.8.1790. Hij werd in de kerk bijgezet. Een Antoon Libeau was van 1689 tot 1694 koster van Couture-St.-Germain. In laatstgenoemd jaar werd hij koster te Genval. ( R.A.B., JG. nr. 326). Ook te Ukkel zijn Libeau's koster geweest. Het was blijkbaar een uitgebreid kostergeslacht. In 1795 werd Egied Kerremains uit Anderlecht door de abdij aangesteld. Hij h~ geen eed afgelegd, droeg geen toog maar alleen de raket, zegt de landdeken. Gillis Herremans treft men als koster aan in 1816 (A.P.). Bijna heel de 19t1o eeuw door bl eef het stelsel van de onderwijzerskosters voortbestaan. In 1822- 1828, 1839 was het Pieter Mary, gehuwd met Maria Van der Linden. In 1865 wordt Niklaas van Dormael X Mary vermeld. Felix Sammels was koster van 1871 tot 1875. Edmond van den Bosch volgde hem op en na hem, zijn zoon Pieter, te Beersel geboren 12.3.1883. Pastoorsmeiden. - « Op 3n Kerstdagh 1766 is bij mij (pastoor) komen w..oonen Maria Anna Bon new ijn doghter Simon (uit Beersel) voor klijn meysen. lek geve haer dat ick wi lle tot hier toe beha lven haeren onderhout en lijnwaert... haer hure beg int den 3n Kerstdagh oft 27 december ende voortaen nu te beginnen met den 27 december 1773 hebbe voor haere huere jaerlijckx toegestaen 14 g., twee paer hemdens, een paer schoenen en twee voorschooten, grauw ende witten. » H et « groot meysen » was ook een Maria Anna Bonnewijn, misschien een tante van de andere. In 1762 verdiende de « grote » jaarlijks 40 g. en 8 schellingen « voor het nieuwjaer ». In 1769 kreeg ze 50 g. en « de swarte kleerschappraey stacnde op de kamer van mjjn meisen behoort haer toe. :o Kerkgebouw. - Net als de kerk van Linkebeek, Alsemberg en de oude kerk van Dworp, is die van B eersel opgericht op de uiterste rand van een steile heuvel. Bij het bouwen van ·een kerk wa.s de dorpskom doorgaans reeds helemaal betimmerd en bebouwd, waarbij dient aangemerkt dat de inwoners, die er hun bestaan vonden niet graag vruchtbare 86


grond afstonden, zodat het gebouw dan opgetrokken werd op een verloren hoek of dorre g rond, vaak zelfs buiten de dorpskern, zoals te Linkebeek. (C.T., Geschiedenis van Linkebeek, blz. 46). De Frankische wetten en gebruiken lieten overigens het optrekken van gebouwen niet toe op gronden die dienstig waren voor de landbouw. Dit was enkel toegelaten buiten de nederzetting, op de rand van een kouter of op gewone weilanden. (Land van Aalst, 1957, 12 1). Over de allereerste kerkgebouwen is niets bekend. Het zullen natuurlijk zeer bescheiden bouwwerken geweest zijn, die vrij spoedig moesten hersteld, vergroot, verbouwd of vervangen worden . . :Evenals de woningen uit de tijd was ook het kerkje op' getrokken uit hout en klei, naar de techniek van de zgn. vakwerkbouw, waarbij vooreerst een geraamte getimmerd wordt met zware balken, waartussen dan Jatten en takken gevlochten worden en dit alles met klei bestreken. De Kapel Grote_ Ba_Cfn· bedaking is van riet of stro. Eig. Kongregatie kristcl11ke sclto/en, Het is het type van onze oudNieu111/a11d, Brussel. ste landelijke kerkjes zoals d e (Foto Frans Verdronckcn). geloofszendelingen ze bouwden in de s s1e en gd~ eeuw. (n de heilig.enlevens wordt vaak rne lding o-emaakt van houten kerken. Gregon us van Tours spreekt nog van ° houten kerken te Tongeren (C. Leurs, Gesch. van de Vlaamse Kunst, 1, blz. 19). Wanneer de tempel in harde bouwstoffen ~erd ópgetrokken is niet bekend. Te oordelen naar het wapenschild met halssnoer van het Gu lden Vlies dat in de toren evenals ?P het gewel_f van het doksaal prijkt, zou de toren onder H endrik V van W 11bem gebouwd zijn. . De kerk bestond uit een nogal zware vierkante toren, een schi met s lechts twee traveeën_ e~ breder dan lang en verd er een absi~ die op een vlakke mu~ir wthep. De gewelven en de vensters hebben de welbekende gotische vorm. In l 673 w erd a<!n « Monfrer van S. Jean een coop abbeelen » gekocht « om bert te sagen voor den tho ren ». Een genaamde 1-1 Jan de Hunt hadden daarvan 1175 « bert » gezaagd 0 v:irm~~sg~ 1 5 st. en Jan de Hunt 155 voor 15 g. ( l<.A. 2391 ). 87


17* ;

r

De kerk brandde af in 1497-98 denkelijk bij de verwoesting van het kasteel en het dorp door de Brusselaars. Aartshertog Filip de Schone schonk 18 pond aan de kerkmeesters om ze te help en wederopbouwen. Het is bekend dat de beeldstormers in 1585 lel ijk huis hebben gehouden in onze streek. In 1595 noteert de landdeken dat de kerk hersteld en netjes versierd is en in 1599 dat al de altaren behalve één ontwijd waren. In 1621 bevindt hij de kerk en het meubilair zeer vuil en verwaarloosd, doordat de ·pastoor zich bezig houdt met de inrichting van de pastorie ... De kerkmeesters beloven alles te reinigen en het nodige te kopen. Bij zijn bezoek aan Beersel omstreeks 1616, had aartsbisschop Hovius (Van Hove) de kerk evenwel in goede staat bevonden. (A.A.). Bij die gelegenheid werd ze vermoedelijk opnieuw gewijd. In 1664 was de kerk « non certa tec ta ». Het regende binnen in het koor bij zover dat geen mis aan het hoofdaltaar kon ge lezen worden. (A.A.). Het jaar daarop deed de abdij van Vorst de nodige herstellingen. In 1666 was de kerk « qualijck gedeckt ende slecht onderhouden e.adé van binnen slecht versien ». Tussen 1675 en 1678 werden allerha nde herste llingen aan het gebouw uitgevoerd, nl. door « schailledecker Nicolaes Douzé » ( 10 g.) door Filip Wouters (30 st.); door Pieter Swalus (smid te Rode) voor ijzerwerk gemaakt aan de « lijck stiggel »; door Bertoni om een deur te maken met de nagels 2 g.; door Dirick Schops 5 g.; de huisvrouw van Guillam van op den Bosch voor « voo rste » ( nokpannen) en « tichelen » 3 g. 10 st.; Corneel va n op den Bosch voor 50 dacktichelen 21 st.; dezelfde voor « 6 vorste ende 50 dacktiggelen » 21 st.; Dani ël St. Pa wel voor « een bole die hij gelevert heeft om het portael te maecken » 3 g.; jan van der Linden voor een schotel nagelen 16 st.; voor 672 voet bert naer Brussel gevoert 2 g. 2 st. Denkel ijk werd dat hout naar Brussel gevoerd om aldaar bewerkt, misschien gebeeldhouwd te worden, want aan de « wercklieden dito voerlieden die het bert hebben thuys gebracht » werd 2 1 st. betaald alsmede aan de koster voor het « uytbrenghen van het saeghemeel » enz.; Niklaas Wittersael, timmerman, voor drie « daeghen gewerckt te hebben aen 't proveys deser kerck 36 g.; « aen bier voor de persoonen die geholpen hebben om het werck te rechten » 10 st.; Corneel van op den Bosch voor 150 dak tegels 30 st.; de weel uwe Jacques Roelofs voor nagels 2 g.; Filip Wouters voor dienstloon 21 st.; Filip Everaerts « gerepareert eenige sloten van kerckdeuren en eenige sleutels gemaeckt »; ja n van den Berghe « gerepa reert de g lasen van de ke rk en het curenhuys » 30 st.; Joos Comans voo r bier aan de werklieden « dieden trap hebben ges telt van de kerck » 3 g. 18 st.; Elisabeth Janssens « ter saecken van eenige geleverde commerschap ende rechtvoorderinge tot lasten deser kercke gedaen » 8 g.; Niklaas Mertens voor latten en nagels 22 g. 4 st.; Francois 88


Ophalvens voo,i' vier vaten kalk ten dienste van de ker k creleverd volgens d'ordonantiet> van pastoor Berckenbosch 3 g · Fr ancois dico Jan Woute;~ voor werk aan het provijs deser kerk 5 g. 8 st.; om twee vaten kalk en oude tegels van Brussel te brengen en van loon 4 g.; Filip Wouters gewerkt met e~n knecht en voor enige levenng van « royen » voor de kerk 11 g. 7 st. Van 1695 tot 1700 komen in de rekeningeu de volgende posten voo r : Ni- ·· klaas Allaer voor het dekken van de kerk 28 g.; Pi eter Swaelus voor herstelling van J het portaal 34 st.; Guillam Isterdael « gearbeyt aen de kerck » 30 st.; aan advokaat Tasselon voor het maken van O.l. Vr.-kapel, Ukkelsestccnweg. een . rekwest aan de paters Eig. l}arel 11• Roy. Jezu1eten « om eenicrhe boomen (Foto Frans Verdroncken). voor de kercke te v~rkrijghen » 19 st.; 1( ristiaan Crockx voor 3 1/2 schotels nagelen 2 g.; « gevaceert expres naer Brussel om schalien te coopen » 15 st.; aan Arno ld Sophie scha li edekker ~ ~ g. (K.A. 239 1). In weerwi l van al die herstell ingen was de« afslw tmg » van de sakristie die tijdens de laatste oorlog in 1714 stukgeslagen was niet veilig genoeg meer om de heilige vaten en de ornamenten te bewaren. De geestelijke tiendenaars hadden altijd het dak van het grote koor hersteld benevens de glazen vensters. ' Het koor was niet hersteld. Het moest onderhouden worden door de Abdij van Vorst; de toren en de beuk uit de inkomsten van · de kerk. De kerk had echter jaarlij ks nog geen 80 g. waarmee moest onderhouden worden de b'euk ( het sch ip), de daken, het misbrood, wijn, w ierook en kaarsen enz. moesten betaald wo.rden. Bij gebrek aan « vorste~ » (nokpannen) regende het op het altaar. De sakristie was nog 111 dezelfde toestand als toen de kerk in 1708 bestolen werd. Voortdurend zijn er aan een kerk herstellingen te doen. I n 1719 werd door Pieter Gerste 45 voet (witte) steen geleverd en een steenkapper te werk gesteld. (A.P.). Door blikseminslag bra•~?de de ~erk n~et toren, koor en kapel af op 28.2. 1730. (28 februarn 17~0 1ncend_1t fulmen turrim, ecclesiam chorum et sacellam vespen ad medium 9 et Abatissa Forreste1nsis restauravit 1732).

89

1

~

1


Voor de herstelling yan de schade kwam het tot een geschil met de abdij van Vorst. Oi>- 27.9.1731 werd de abdi j door de ~aad van Brabant veroordeeld tot het herstellen van het schip van de kerk. De werken ervan werden aangevangen op 20.8.1731 en beëindigd o p 26 september daarna, met een spoed die nog nooit gezien werd, schri jft de pastoo r. (R.A.B., Parochieboek). Om de kerk te vergroten stelden de schepenen en kerkmeeste rs voor de muur tussen het schip va n de kerk en de 0.L.V.-kapel die er tegen aangebouwd was - weg te breken. Daartoe hadden ze natuurlijk de toeste mming nodig van de dorpsheer : « Om te verkrijgen de o peninge van den muur, die is scheydende hunne ke rcke van de capella van O.L.V". toebe hoorende aen s ijne voornoemde hooghijt, e nde dat tot naerder gerief van de gemeynte ende tot uniformiteyt van de kercke, soo ist dat s ijne hooghijt aen s ijn re nt mee~ ter Paridaens op 15.5.1762 mits te amoveren de tombe aide.er gestaen op te reghten met de wapenen daer aen dependerende ... ende d ienvolgens nemen wij aen de selve capell e tot gerief ende dienst van de g'emeynte ». (A.P.). Bij deze belangrijJ<e besliss ing waren a anwezi g : Pastoor de Con inck, griffier F.M. de Hullegarde, schepen, kerk- en arm meesters Bonnewijn , F. Mertens, Ouillam Herremans, Niklaas Berckmans, Fransus de Busscher, Kristiaen van Cutsem, H. De Genst en Sebastiaàn van Iste rdael. In het pastorie-arch ief ko men nog de volgend e aantekeningen voor : « In het jaer 1762 is de kercke a lhier vergroot met het maecken van eenen ni euwen bouw in het suyden van de kerck door de Abdij va n Vorst. Item is de koor verbreed langs het noorden ontrent 5 voeten door het maken van een nieuwe muur en het · verbreden van de gevel ». Het zelfde jaar zijn gesteld de vier « arcades » in de beuk. In een manuale staat daarover aangetekend : « Anno 1762 et hoc anno 1763 eccles ia de Beersel mora lite r nova edipicata est excepta turri, et muro ad o rientem chori, et parti inferiori ad austram, destructa fuit et dilatata; ita ut anno 1763 etiam desierit fieri officium anniversarii dedicatione ecclesie juxta reso lutio nem bule archiepiscopalis, quod officium fieri solebat Domi nica post festum natvitatis S.J. Ba ptista. » Op 27.5.1748 « heeft mevrouw de abdisse van Vorst a lhi er geweest ten mijnen huyse ( van de pastoor) met a ll e ha ere dames ende susters (koor- en lekezusters), a ls oock den heere confessor ende heeren tappellaens, ende s ij heeft gevisiteert de kercke alswanneer sij geordonneert van te maecken eene n i~ u we sacristijn ; item te vergrooten de twee vensters van de choor; item he.t hoogen van de choor ende witten van de geheele kercke, a lles het welcke geschiet is ende gemaeckt in het jaer 1748 ». In 1754 ontleende de kerk aan de arme 94 g. om de nieuwe « bose rin ge, de Jessenaers en de com muni ebanck » te he lpen bekostigen. Als borg dienden de offeranden in de kerk.

90


' Kerkwijding en Kenmis. -

Na de wederopbouw duurde het nog lang vo_ordat de kerk opnieuw gewijd werd. In 1751 wordt aangetekend de « tie- statie (door paters van Bootendaal) der kerckwijding te niet is mits wij geen kerckwijdinge meer en hebben tot dat onze kercke sal geconsacreert sijn ».

Il

In 1762-63 was de kerk nog niet opnieuw gewijd. Waarschijnlijk was men het niet eens over het feit of er een nieuwe wijding nodig was. De vraag was of het een nieuwe of een herstelde kerk gold. Daarover vindt men in een manuale het volgende opgetekend. « Memorie. Aengesien onse kerke van Beersel ten tijde van tjaer 1762 ende 1763 moraliter nieuw gebouwd is, datter niet outs en is gebleven als den gevel van de choor ende het onderste deel van den muer van deselve choor naer het suyden met den toren, soo hebbe ick (pastoor de Coninck) Kapel in de Laarheidestraat. geprobeerd int Bisdom, oft ick Eig. Pieter Mommaert-Heymans. mochte houden den feestdagh (Foto Frnns Verdronckcn) . van de dedicatie, festum anniversary dedicationes sulckx en mij is geantwoort dat men mits de kercke hare constructie verloren hadde, hier op hebbe ick voorgestelt van de processie, de welcke jaerlijckx op den feestdagh van Ste Lambreg ht t 7 septem bris gebeurde, te stellen op sondaghs int octave van Ste Lambreght, ende mij is geantwoort dat ick dat niet mochte doen, vervolgens soo sal voortaen tot dat de consecratie deser kercke sal geschieden, geen festum dedicationis meer gehouden worden a ls gewoonte was öp den sondagh naer St. Jans Baptista dagh, maer in toekomende in de octave van Ste Lambreghts op eenen sondagh; de solemnele processie sal den selven dag h geschieden. Nota : Ist dat de consecratie gebeurt, soo waer het beste van den feestdach anniversarie dedicatione vast te stellen op den voorsijden sondagh in de octave om dieswille dat er geen twee kermissen en souden sijn onder het volck, want eene is genogh. » De kerk werd einclelijk op 18.9. t 763 « gewijt ote gebenediceert » door pastoor de Coninck zelf « met permissie van s ijne excellentie. » In 1774 scheen de zaak nog niet duidelijk : « Aengesien dese kercke niet simul et semel (geheel en gans) is afgebroken, is naer datum bij rijpere consideratie goet gedoght dat de oude consecratie 91


nogh subsisteerde ende vervolgens is bij advies ende ordonnan'tie van den heere lantdeken dd. 30.5.1774 geordonneert dat de feest der Kerckwijdinge soude v?ortaen gehouden worden naer dit is vastgestelt op den sondagh mt octave van Ste Lambreght, volgens de volcrende woorden « Auditis rationibus Ad Dni Pastoris attentisque ~mnibus in hac pagina expressis, ac precipue. » De kerk werd ten slotte plechtig gewijd volgens de Romeinse ritus door Kardinaal van Franckenberg op 3.8.1778, het hoofdaltaar toegewijd aan de H. Lambertus, na insluiting van een reliek van de H . Donatus. De desbetreffende bulle werd te Mechelen uitgegeven op 18.9. 1778 en berust op de pastorie. Volgens een nota (in het Latijn) in een doopboek op de pastorie, werd in 1762 en 1763 de kerk om zo te zeggen geheel wederopgebouwd, behalve de toren en de muur aan de oostkant en het onder ste gedeelte ten oosten (austria), zodat die jaren en volgens een bisschoppelij k besluit de verjaring van de kerkwijding, vallende zondags na de geboorte van St. Jan, niet gevierd werd ( dominica post festum Nativitate Sancti j oannis Baptistae) . Over die vergroting leest men nog dat « aengesien de abdij e van Vorst alsnu besigh met het vergrooten van de kercke alhier ». Bij deze gelegenheid werd bevonden dat het « choor vier voeten staet aen d'een sijde van de kercke ». M en meent dat het « soude moeten staen in het midden van den beuck »... Het koor lag dus niet in de aslijn van de kerk. Zou het een kerk geweest zijn met afwijkend koor zoals de St. Niklaaskerk te Brussel en die het op het kruis schuin neerhangend hoofd van Kristus wil verbeelden ? In elk geval werd het koor toen verkleind. Op 26.7 .1763 heeft de abdis van Vorst « alhier komen besien de vergrootinge van de kercke geaccopagneert met acht dames (zusters) », de heer confessor, rentmeester en kapelaan. In 1767 liet de abdij een nieuwe kerkdeur maken. D e meeste kerken waren vroeger gewit. In 1816, onder meer, werd ook de onze van binnen gewit.

Vergroting van de kerk. -

Op 27.4.1913 besliste de kerkeraad een nieuwe kerk te bouwen naar een ontwerp van bouwkundige V eraert, die ook de plans gemaakt had van de St. Jozefskerk van Lot, die van de vergroting van de St. Pieterskerk te Ukkel, de St. Remigiuskerk te St. Jans-Molenbeek, die van St. LambrechtsW oluwe en van St. Alena te Vorst. Datzelfde jaar nog (B .C.R.A.A., 1913, blz. 411), hechtte de Kommissie van Monumenten daaraan haar goedkeuring. De oude toren moet echter worden behouden en al de oude voorwerpen van de oude naar de nieuwe overgebracht. Het gr~_fgedenkteken van de heren van Withem moest in zijn oo rspronkelt1ke toestand hersteld worden volgens de aanwijzincren van de grafschriften in de Koninklijke Bibliotheek. b 92


De aanbesteding had plaats in april 1914. Willem Wastian van Huizingen was aannemer voor 119.967 F. Inmiddels verhinderden de oorlogsomstandigheden met de werken een aanvang te maken en _in 1920 werd vastgesteld dat de bouw driemaal duurder dan voor de oorlog zou kosten. Architekt Veraert drong er evenwel op aan dat men, a l was het maar bij gedeelten, zou beginnen, om het werk niet in gevaar te brengen. (B.C.C.R.A.A" 1920, blz. 168). Tijdens de vergrotingswe rken diende het patronaatsgebouw tot noodkerk. In 19 13 werd de toren gerangschikt in de derde klasse van de monumentale gebouwen van de ered iens t (B.C. R.A.A " d. 52, 1913, blz. 411). In l 934 werden er grote herstellingen aan uitgevoerd. ( ididem, l 934, blz. 51). Kerkramen. - Of er ooit gekleurde ramen in de kerk waren is weinig waarschijnlijk. Beersel was steeds een zeer kleine en a rme parochie met een eenvoudige kerk. Alleen in de zijkapel van de heren waren er ramen versierd met de wapens van de van Withem's. Ze verdwenen bij de herstell ing van de kerk in 1763. In 1593 werden nieuwe ramen geplaatst, ter vervanging van die welke in 1583 door de geuzen vernield werden. In 1667 werd aan Adriaan Gauthier g lazenmaker 10 g. betaald; in 1676 6 Rg. aan Jan van den Berghe die de « glasen van de kerck gerepareert » had; in 1677 aan Aert de Kemp voor « g laesen in de kercke » 4 Rg. ( ICA. 2391). Dit zullen wel gewone vensterramen geweest zijn. Smeedwerk. - In de kerk bestaat a llerhande smeedwerk waaraan in het Bulletin des métiers d'art, 5ue jaar, blz. 348, een studie gewijd is. Aan de voet van de torenspits zijn er mooie kruisen van gesmeed ijzer. Nqg ander smeedwerk, nl. het slotschild en het plaatje van de deurknop van het koor naar de sakristie; het deurhandvat van de trap naar de « tribune » van het orgel. Het is van dezelfde makelij a ls dat van het ingangsportaal. Hoofdaltaar. - Volgens het dekanaa l verslag van 1573 (K.A. 2323) waren er buiten de drie gewijde altaren twee kelken, twee missalen, voldoende ornamenten. Niets was geprofaneerd. Dit gebeurde pas in 1585, toen a l de kerken van de streek door de beeldstormers verwoest werden (C.T" Geschiedenis van Alsemberg, blz. 357, 391). Het is mogelijk dat de kerk bij de beeldenstorm in 1585 totaal geplunderd werd. ln elk geval kan men z ich niet ontdoen van de indruk dat de kerk van Beersel met al wat erin was eerder armtierig was. In 1666, nog lang nadat de schade ingevolge de beeldenstorm normaal zou moeten hersteld zijn, lezen we nog dat « aengaende van den hoogen authaer die en heeft absoluut geen schilderij, soodat wij een oude antependium daer voor een schilderije 93


moeten doen dienen mits d~n autaer op de oude manier gemaeckt sijnde heel vervallen is». (A.A.). In 1594, nochtans, had de landdeken bevonden dat het hoofdaltaar en het tabernakel zeer schoon waren en de kerk goed voorzien was van gewaden, boeken en kelken ( A.A.). In 1654 stond er een kruis voor het koor. (A.A.). Was dit een soort van triomfkruis ? In 1656 maande de landdeken de pastoor aan een oud gesneden beeld, de kruisiging vorstellende, te herste llen. Reeds had de pastoor er een papieren antependium, feitelijk maar een scherm, voor geplaatst, waarachter het beeld verborgen was. (imago sculpta representas, cruxifixam Christi sed antiqua et aliquator destructa). In 1701 werd een antependium voor het hoofdaltaar bekostigd, 10 g. (K.A.). In 17 14 werd vastgesteld dat het hoofdaltaar oud en laag is, dat de vloer van het koor van planken is, die ten dele lan g geleden en ten dele onlangs geschilderd werden. Het altaar is gebarsten, er valt veel regen en stof op, niettegenstaande het dak gedeeltelijk werd hersteld. Door de wind zijn aan de bovenkant van het dak stenen weg, die zouden moeten vervangen worden door lood opdat het hout niet opnieuw zou rotten (A.A.). Bij gebrek aan geldmiddelen brandde de Godslamp niet. Met cle abdij van Vorst was het een gedurig gekibbel over hun verplichtingen inzake onderhoud en vernieuwing van de kerk en de o rnamenten. In 1714 besliste de Raad van Brabant dat de ornamenten door de kerkfabriek moeten bekostigd worden. De abdij had aangevoerd dat de o rnamenten die ze gegeven had, bij wijze van aalmoes geschonken werden zonder een verplichting als gevolg te hebben voor de toekomst. ' Het bestaande hoofdaltaar is in de barokstijl met zuiltjes en een beeld van de H. Lambertus. Dit altaar zal wel dat zijn, bedoeld in de volgende aantekening van de toenmalige pastoor. In 1748 werd gemaaki in cte koor« eenen nieuwen autaer door meester Martin Carlier tot Nijvel, den welcken is uyt eenige middels en uyt de aelmoessen der gemeyntenaeren (parochianen) ende der afgesetene gegoyde » (welstellende eigenaars van grond in de gemeente die buiten de parochie woonden) . De abdis gaf een gift voor dit a ltaar, dat omtrent de 600 g. kostte. In 1755 had de pastoor 102 g. ontvangen met toelating die som te besteden aan de « boserin ge (muurbeschot) van de choor, sangersbancken ende lessenaars a lsoock aen de communiebank. » In 1755 werden gemaakt een nieuwe komrnuniebank, twee lessenaars en de « boseringe in het choor », samen 440 g. en gemaakt door « Meester Martin Carlier. » In 1793 stelde de landdeken vast dat er drie altaren waren nl. het hoofdaltaar, dat samen met de kerk gewijd werd, en aan d~ linkerkant één toegewijd aan St. Anna, dat verplaatsbaar is. De 94


altaarsteen heeft een « sepulchrum » ( 1), maar zonder zegel, in overeenstemming met het kanoniek recht. Het derde altaar, rechts, is clat van de H..Maagd. Het heeft een afneembare steen, zonder « sepulchrum », en zonder zegel. Nochtans celebreert de pastoor er de ·mis, aj~ reden aanvoerende, dat zijn voorganger, die een rechtschapen man was het ook deed (A.A.).

I

Godslamp. - Van wanneer men in de kerken aan het hoofdaltaar een goclslamp is beginnen te hangen is niet bekend. Toch reeds in de 16d0 eeuw, hoewel het gebru ik toch niet algemeen was of wel clat er, althans tijdens en even na de Hervorming hier en daar nalatigheid te bespeuren was (J. de Brouwer, Land van Aalst, 1960). Op 13.11 . 1492 werd door de heer van Beersel aan de kerkmeesters een schepenbrief van Leuven overhandigd betreffende een erfrente van 30 stuivers jaarlijks op een huis gelegen in de « Perck strate » in die stad gelegen aan de goederen toebehorende Peter Gans ... aan die van Wouter van Berchem « nu desselfs Meestere Peters..., » die van j an van Borter, welke rente « men bekeren sal tot den lychte van den heylegen sacramente in der selver kercken van Berssele verschijnende de vs. rente altijt opten 2° dach van junio, te wetenen een hangende lampe » (A. P.'). In 1654 stelde de landdeken vast dat de lamp alleen tijdens de goddelijke diensten brandt, en in 1670, meestentijds niet aangestoken wordt, alleen op de feestdagen. Hij drong erop aan dat ze te allen tijde zou branden ( A.A.). Gewijde vaten, ornamenten enz. - Naar tijdsorde geschikt zijn de volgende bijzonderheden hierover bekend. In 1654 waren er rode en zwarte ornamenten. Het linnen was goed onderhouden, maar er bestond geen inventaris (A.A.). Ornamenten en kelken zijn er in voldoende mate. In 166 1 schonken de jezuïeten van Brussel een nieuw wit gewaad. 1n 1659 werd het Allerheiligste bewaard in de houten pixis voor de H. Olie, omdat er geen ciborie bestond. In 1666 was er maar één ornament en een kleine waardeloze monstrans (A.A. ) . Tussen 1673 en 1700 werden de volgende zaken voor de erediensten aangeschaft : een doisken om misbroot mede te halen 4 st.; een half elle lijnwaert voor het antependium ende met het maecken van hetselve met het lin t 10 st.; 2 flambouwen 2 g.; aen de huysvrouw van J. Siters voor reparatie aen de remonstrantie als twee kelcken 25 rg. 4 st.; deselve voor het ciraedt gemaeckt te hebben aen de remonstratie 10 rg. 4 st.; gordijntjes voor het Venerabel 30 st.; reparatie van twee kelken aan J. Citers 25 st. voor de copere ( 1) Onder « sepulchrum > (graf) dient verstaan een holte in de altaarsteen om er de relieken in te plaatsen.

95


croon ende wieroockvat 30 st.; een coperen doos ende eenen lepel voor 't wieroockvat 22 st.; voor een coor (koord) om de croon aen te hangen 5 st... reparatie van een kerckenlanterne 12 st. (K.A. 2391). In 1713 vindt men vermeld dat er onlangs twee antependia en een kazuifel gegeven werden, maar er ontbrak nog een zwart antependium en een rood kazuifel (A.A.'). In 1714 waren er twee kelken, behoorlijke kazui'fels, maar niet van alle kleuren (A.A.). In het tabernakel stond een kleine zi lveren monstrans en vergulde koperen, maar lelijke ciborie, zonder de minste versiering van binnen of van buiten. Ze is niet betamelijk en de pastoor zou de gravin aanspreken voor een betere ( A.A.). Op een bijeenkomst in 1714 belegd op verzoek van de gravin van Egmont, verklaarde de pastoor ten overstaan van meier Helius de Kegel, en schepenen Frans Smons en Michiel Bonnewijn dat e r voor de goddelijke diensten die moeten geschieden in het koor er maar één albe was die behoorlijk genoeg was om de mis te dienen, slechts één dwaal om op het altaar te leggen en dat dit zou moeten gewassen worden"., dat er geen rood antependium was, hoewel het nochtans rood zou moeten zijn op de eerste dag van de Patroon, dat er geen dienrokken waren om een plechtige mis met drie heren te doen, dat er nog « lijnwaert noch koorkap navenant » was, geen missaal met noten om « de coster de misse uyt te singhe, noch processionael om de processie mee te doen » ... Twee kelken van zilver, de ene met ronde voet en met beker versierd met gestiliseerd loofwerk, uit 1735. Van de ene is het opschrift weggesleten. De andere, in Lodewijk XV-stijl, vermeldt : Perill . D. Frans Fred. Baro Belde rbosch, Can. Regius aquens benef. Schoonjans 1758. In april 1775 « heeft onse kercke in kersmisse ontvangen van den heere Cattoir drossaert deser prochie ende ren tmeester der goederen van de j ezuiten alhier eenen kelck met patene en lepelken voort komende van de huyskapel der selve gewesene Jezuiten in dese prochie op het pachthof genoemt Dweerbosch. » (A.P.). In 1748 werd gemaakt een nieuwe « koorkappe uyt eenige middels gevonden door pastoor en schepene'n. » In 1754 werden gemaakt geheel nieuwe « partere officie bestaende uyt casuyfel, twee dalmatieken, antependium en twee passeen. » In 1755 een zwarte koorkap en een antependium. ln 1767 ontving de kerk een zilveren koorkap. In 1874 schonk burgemeester Theodoor de Roest en zijn echtgenote barones Bianca Maria Victoria d'Olmen et de Poederlé burggravin van St. Albert, een zilveren gotieke ciborie. De barone~ werd op 26.5. 1843 te Brussel geboren en overleed te Beersel op 2.1.1928. 96


Relieken. - Volgens het dekanaal verslag van 1573 (K.A. 2323) bevondeo er zich geen relieken in de kerk. In de nalatenschap van pastoor de Coninck ( 1744-1775) worden er nochtans drie vernoemd. Volgens 0. Renson, notá's over de parochies van het dekenaat St. Pieters-Leeuw in de XVIII' eeuw, (E.S.B., 1962, blz. 63), waren er relieken van het H: Kruis en va!1 de H. Lambertus.

I

Kapel, Hoogstraat. Eig. Edward Figeys. (roto rrans Verdroncken) .

Doopvont met het wapen der lieren van Witllem, begin XV" eeuw.

Volgens de huidige archiefstukken op de pastorie bevinden zich cle volgende relieken in de kerk. Een in 1735 goedgekeurd deeltje van het H. Kruis. Op 13.9.1750 « is in de pa rochiekerck alhier solemnelijck i ngehaelt de reliquie van het H. Cruys dewelke vereert (geschonken) is geweest door sekeren persoon ». Een stukje stof van een kleed van de H. Lambrecht (op 19.9. 1756 « heeft de kerck bekomen de reliquie van St. Lambertus goedgekeurd door de bisschop van Nam en en de aartsbisschop van Mechelen). Op 9.9. 1766 een reliek (stukje stof) van de H. Karel Borromeus, goedgekeurd door Carolus, bisschop van Antwerpen en door de aartsbisschop van Mechelen. T en slotte een gedeelte van de go rdel van 97


O.L.Vr. (nempe particlas ex cingulo B.M.V. ( 1873), een stukj e been van de H. Rochus ( 1875), een s tukje van de mantel van de H. j ozef ( de pallio S. Joseph, 1874), een stukj e stof van het kleed van de H. T heresia ( de veste St. T eresia, 1926). Andere altaren. - In 1665 waren er drie gewijde altaren . Een vierde, dat niet gew ijd was zou moeten afgebro ken word en. Q.L. Vrouwal/aar. - Boven dit a ltaar bevond zich in 1654 een beeld met de voorstelling van 0.L.V.-Tenheme lopneming, dat in het dekenverslag tamelijk fraai genoemd wordt (A.A.). St. Anna-altaar. - Onder de altaren was e r één gewijd aan cle H. Anna. In 1492 werd, waarschijn lijk d oor de van Wi thems, een rente gevestigd voor het onderhouden van een lamp aan dat altaar. Boyen het altaar bevond zich een geschilderd beeld van die heilige. In 1654 was het gedeeltelij k gescheurd en in 1662 is er sprake van een nieuw beeld voor het St. Anna-altaar, geschonken door een zekere van Cutsem uit Brussel (A.A.). Het St. Anna-beneficie was bezet op d rijdagwand van St. Eloy en het block van St. Anna en alles den eloken tot aen de putte straete, 1724; landt ae n St. Anna, 1709, het ~Jtclt van St. Annen S. 1711 , waarvan sprake is in de T oponymie wan Beersel , nr. 2 14. Het bezat ook goederen te Alsemberg en te Rode. In de 17de eeuw wordt 16 stuiver betaald voor « eenig h grof lijnwaert om op den steen te leggen van het St. Anne n a utaer ». (K.A.). Aan de « timmerUeden die aen St. Anna autaer hadden gewrocht » werd 4 g. 10 st. betaald. Voor drie « blecke (blikken) croonen » van St. Anna en een « patacon » werd in 1778 2 g. 16 st. uitgegeven. De moeder van pastoor de Coninck werd bijgezet « in novo choro Sancte Anne ». (R.A.B. Parochieboeken). Onder pastoor Tambuyser ( 1707-1744) werd de « tafel van St. Anna Autaert wesende eene steene tafel » geplaatst. Voor de vracht ervan betaalde men 2 g. (P.B.) . .In de. XVllJdo eeuw waren er in elk geval drie altaren, van marmer geverfd door Ambroos Billet van Brussel (0. Renson, E.S.B., 1962, blz. 63). Beide altaren werden « gemaect en gestelt » in 1769 « door de gifte van sekeren persoon ». In 1773 werden drie altaren « vermarbert ». Zonder kost en drank kostte dit werk 400 g. (A.P.). St. Rochusa/taar. - Er was ook een altaar gewijd aan de H. Rochus. Het is evenwel niet anders bekend dan doordat de volgende personen ervoor begraven werden : 17.9.1 664, .Matheus de Kegel meier (ante altare S. Rochi) ; l . 11 .1667, Anna van lsterdael; 28. 7 . 1672, Joanna van Cutsem, echtgenote van Jan van Isterdael ( P .B.). Beelden. - Er zijn vie r 0 .L.V.-beelden in de kerk : een houten beeld, denkelijk dat van de 0.L.V.-kapel der do rpsheren; een beeld

98


van O.L.V. van Lourdes, van pl eister; een O.L.V. van Zeven Weeën met ·offerblok: Het 0. L.V.-beeld van de processie waar van alleen het hoofd van hout i~. Een doek uit de l 8J• eeuw stelt de Boodschap van Maria voor . In 1826 werd aan Roza Walschot 1t g. 32 1/2 st. betaald « voor geleverd te hebben twee mantels voor de bee lden van O.L.V. en van St. Anna ». (A. P. ).

Ka pel, Grote Baan. Eig. Familie notaris 11. lsterdnel. (Foto Fr:ins Verdroncken) .

Kapel in de Stoofstraat. Eig. Felix de Pau111-Verlaet. (Foto Frans \lerdroncken) .

In 1748 heeft de abdis « bezorght eenen troon van 0.L.Vrouw met een ni euw kleet van O.L.V. met een baldaquin om ons heere onder te draegen ». In 190 1 werden in de kerk twee nieuwe beelden geplaatst van de H. Anna en de H. Rochus. In 1902 een beeld van het Kindje j ezus van Praag, dit laatste een gift van de echtelingen Verdron· cken-de Cuyper.

Doopvont en wijwatervat. -

ln 1654 werd door de landdeken vastgeste ld dat de vont door de pastoor met een sleutel gesloten wordt. (A.A.). In 1714 was de doopkapel afgesloten, maar het deksel van de vont bevond zich in een erbarme lijke staat. (A.A.). Er is een zeer oud mooi gotisch wij watervat bestaande uit een meer hoekig bekken, in de muur ingelaten. De Kommissie voor M onumenten vroeg destijds om er een afgietsel va n te maken. In 1733 op Pinksterdag werd, zoals in al de kerken, het doopwater vernieuwd. Er werd bij die gelegenheid voorgesteld het w ijwatervat in de doopvont te plaatsen. In 1774 werd gemaakt een koperen dekse l op de « vunte », kostende een dubbele soeverein. 99


De predikstoel is van 1751. Hij werd gemaakt door meester Ma rtin uit Nijvel. Hij kostte 30 pistolen en is fraa i gebee ldhouwd. Op de kuip staan de beelden gebeiteld van de Goede Herder, de H. Gregorius en de H. Augustinus.

Predikstoel. -

In Lodewijk XV-stijl, verbreed met houten panelen uit de XVIII" eeuw.

Kommuniebank. -

0

Schilderijen. - Eén enkele uit de l 8~ eeuw, de Boodschap voorstellend. Vroeger waren er meer, vermits de landdeken in 1654 spreekt van geschilderde doeke.n, benevens van gebeeldhouwde beeld en van de H. Maagd, van St. Anna, St. Lambrecht, St. Rochus, die door hem tamelijk fraai geheten worden. (A.A.). Kruisweg. - De kru isweg dagtekent we llic ht van o mstreeks 1875. In elk geval werden dat jaar giften voor een nieuwe verzameld.

(A.P.).

Biechtstoelen. - Uit welke tij d de twee barokke gebeeld houwde biechtstoelen met engelenkopj es en zwaar loofwerk zijn is niet bekend. In 1670 stipt de landdeken aan dat de afsluitingen (cancellarie) gebroken zijn. Orgel. - In 1780 werd het orgel hersteld door Sr. Gougneau, die daarvoor 6 g. 6 st. trok. (K.A. 2392). In 1822 werd voorgesteld een nieuw orge l « met a lle sijne toebehoorten » te laten maken tegen de volgende voorwaarden. Een klavier in het wit, de « diezen » in het zwart met 54 toetsen van ut onder tot fa boven, twee blaasba lgen, elk omtrent 8 voet lang, de breed te naar verhouding. Registers : prestant 4 voet, bourdon 8 voet, co rnet 4 pijpen per toets, fluit 4 voet, doublet 2 voet, nasard 3 voet, mixture 3 pijpen per toets, trompet bas 8 voet, trompe t sup. 4, clairon bas 4, cla iron sup., tramblan t, fluit travers. Een nieuwe en sterke orgelkas, een eiken hout « fonsuer », beste soort, binnen één jaar na de aannem ing op te. stel len, het vervoer van Diest naa r Beersel op kosten van de o rgelmaker, voor 1100 g. Deze was « den eerzaemen Joannes Vermeulen en zoon Lambertus, orgelmaekers woonagtig in de stadt \Yeert ». (A.P.). De koster trok 30 g. per jaar om het orgel te bespelen, maar moest daarvan 7 g. aan de orgelblazer afstaan. In 1878 werd een o rge l gekoch t bij Dochaert te Duffe l voór de som van 120 g. Dit zal geen nieuw geweest zijn. Voor het stellen van het orgel aan Sr. Smedt 3 g. 3 st. pis 8 g. 6 st. 10. aan .J . Mertens verschoten voor de mondkosten van de « orgelstelders ». Voor het bespelen van het orgel trok de orgelis t te Kerstmis 21 gulden. Egide François van Peteghem bouwde een orge l te « Bee rsel, J 1 reg(istres) fl. 1000, placé par ordre de son Père Pierre Van 100


Peteghem ». (Grégoir, Historique ... p. 200). (Inlichting medegedeeld door Oh. P o tvlieghe, Roeselare). He t jaartal is niet aangegeve.n, maar te Alsemberg werkte Van Peteghem aan het orgel aldaar in 186~69 (C.T., Geschiedenis van Alsemberg, blz. 405).

St.-Lambrechfskapel Laarheidesfraal. Eig. Openbare Onderstand.

De klok door de bezetter weggehaald.

(Foto Frans Vcrdroncken) .

(A.C .L .. nr. 4048 E).

In 1924 werd door Hubert Stinkens en c ·, uit StrombeekBever. een « Prijsopgave gedaan voor het terug plaatsen van het oude orgel geheel nieuw te repareren en twee nieuwe spelen bij te plaatsen. Het orgel zal dan bevatten de volgende spelen. Bourdon 16, Monter 8, Prestant 4, Bourdon 8, Fluit 4, Salitional 8, Voix céleste », voor de som van 7.500 F. Later werd er een bestek gemaakt van 12.500 F. Het is moeilijk uit te maken wat e r tenslotte uitgevoerd werd. In het dekanaal verslag van 1593 staat te lezen, dat er toen een nieuwe klok aangeschaft werd. In 1596 werd een grote klok gegoten door het huis van den Gheyn, pastoor zijnde « Joos Burgrave, religieus van Sevenborren ». Deze beide klokken vervingen die welke door de Geuzen in 1585 vernield werden. In 1654 worden twee klokken vermeld, bekostigd door de kerk en door giften . ( A.A.). Eén ervan werd gegoten door « de Scampt » (de Champs ?) te Brussel in 1710 op kosten van de kerk en de inwoners, onder pastoor Joann es Tambuyser. Klokken. -

101


In 1676 wer d aan Niklaas Dalernant 10 st. betaald voor « d' maecken van de riem van de kloek ». (K.A. 239 1). In 1676 leverde de Wed. Adriaan de Schamps twee klokzelen voor 3 g. 16 st. In 1677 16 st. aan Jean Blocquerij « pour un pendon de batteraux de la clous de l'église Beersel » . In 1714 bekloeg pastoor Tambuyser er zich over dat er geen tiendeklok was, zoals in al de dorpen het gebruik was. De abdij van V orst weigerde nochtans er een . te bekostigen (A.A.), en oordeelde dat er geen twee tiendek lokken nodig waren, vermits de grootste van de twee bestaande klokken als tiendeklok kon dienen. (A.P.). Bij de brand van 1730 werden ook de twee klokken vernield. Ze werden hersteld in 1734, waartoe de parochie 1259 libras ponderis Bruxellensis ontving. (R.A.B.,

P.A.). In een ongedagtekend stuk was de samenste lling van de prijs voor een klok als volgt : de gebrande spijs 423 pont, eenen mortier 200 p.~ een stuck van een buym (bodem) 62 pond, samen 685 p., waertoe moet sijn 20 p. Engelsen tin 20 p., samen 705 p. Er moest gekocht worden in « rooyt coper » 450 p. Engels tin 100 p., hetwelk moet gegoten worden in 6 a 7 blocken klijn en groot, tot 2 en 3 p. de klijnste, samen 1345 p. (A. P.). Omstreeks 1800 is er sprake van een klok van zowat 1800 pond tegen 16 1/2 st. het pond met één j aar waarborg. Op 13.6. 1832 werd door Andreas Lodewijk van den Gheyn te Leuven een klok geleverd, die met de panne, 766 kg. of 1632 pond oud Brabants gewicht woog, tegen 18 st. 2 oorden en 1346 g. 8 st. kostte. De kleine klok van het kasteel die later naar de kerk van Beersel overging droeg als opschri ft : In honorem D ei ac Beata Mariae Virginis et ad usum Leopoldi Arembergae ducis in arce Bercelliannä me fieri curavit, et suscepi t Hubertus Vellemans can. r eg. 7 fon. cap. castralis cum Anna Maria François. 1742. Me fecit j an van L aer. In het Nederlands : Ter ere van God en van de H. Maagd Maria en ten gebruike van Leopold hertog van Arenberg in het versterkt slot van Beersel, heeft men mij gelast deze klok te gieten. Peters : Huibrecht V ellemans, regul. kanunnik van Zevenborren, kapelaan van het kasteel, en Anna Maria François. 17 42. Gieter Jan van Laer. Bij gelegenheid van het zilveren jubelfeest van pastoor de Block in 1901 werd een om haling gedaan met 305 in schrijvers die 6279, 18 F opbracht. Hiermee werd o.m. een klok « re naturel » gekocht ( 4.000 F) bij van Aerschodt te Leuven. Ze droeg het volgende opschrift : Carolus mihi nomen; Deum laudo, vivos voco, mortuos ploro - Annuente summe numine, opi tulante beatissima virgine Maria - patrocin ante sancto Lamberto post quinque lustra hic, pie fausteque transacta, j ubilante Ro Do Parocho Carolo de Block me fundendam curavere patrinus Proenoblis Baro T heodorus 102


de Roest d' Alkemade matrina Philomena de Ridder : et cives boni in Beersel unanimes benefactores. Proenobilis Baronnes T heod. de Roest d' Alk~made d'Olmen de Poederlé. Fred. Cuvry-de Ridder, Petr. Heymans-Maes, Fr. Mommaert-Hanssens, Jos. Cuvry-Elsocht, Carol. de Cuyper-Simeons, Hil. Verdroncken-De Cuyper, Ferd. van Keerbergen-de Dobbeleer, Fr. van Cutsem-Simeons, R.D. Alph. de Cuyper vic. Brux. R.D. Victor Verheyden Vic. Beersel, J. van Roy-Heymans, Fr. de Cuyper, Edm . van den Bosch-De Ridder, P ~trus de Cuyper-Heymans, Theod. de Cuyper-Simeons, J.B. Cuvry, Petr. V.d. Bosch-Mosselmans, Phil. en j . van Cutsem. In onze taal : Ik heet Carolus. Ik loof God, roep de levenden en beween de doden. Met Gods welnemen de bijstand van de Heilige Maagd Maria en de bescherming van Sint Lambertus en nu E.H. Pastoor Carolus de Block, na hier vijf lustra vroom en gelukkig te hebben doorgebracht, zijn jubileum viert, zorgden mijn peter, de hoogedele Baron Theodorus de Roest d' Alkemade en mijn meter, Philomena de Ridder, ervoor dat ik kon gegoten worden. Dit gebeurde in het jaar onzes Heren 190 1 door de hand van de Leuvenaar Felix van Aerschodt (klokgieter). Deze klok werd door de bezetter weggehaald, maar geraakte niet in Duitsland en hangt opnieuw op haar plaats. Bij de wijding van de klok was heel het dorp feestelijk versierd, vooral met dennebomen en dennetakken. Er waren veel opschriften, waarvan er echter maar een vermeldenswaard is : Luistert van h.ier de nieuwe klok, Zij luidt bravo leve de Block ! Er werd ook vijf kilo poeder verschoten en 's avonds was de kerktoren met bengaals vuur verlicht. Met de rest van het geld · werden een gouden kazuifel, 3 koperen kandelaars, een kommuniekJeed, 3 stolen, processielantaarns en een ... brandkast gekocht. (A.P.). Deze klok werd door de bezetter weggehaald. Het is niet bekend wat ervan geworden is, maar ze geraakte toch in Duitsland niet. In 1951 werden twee nieuwe klokken, een grotere en een kleinere, gegoten. Ze droegen de volgende opschriften : Me fudit Michiels Jr Tornaci / Doornik / Mijn naam is St Lambertus / Peter : f ernand Cuvry / Meter : Mevr. Hess-Delilez / Leden van de kerkeraad : Fernand Cuvry, Frans de Cuyper, Alfons Heymans, Emiel Mommaert, jozef van Roy / Pastoor H. de Boeck / onderpastoor Fr. de Herdt. Op de andere zijde staat : 1951 / God loof ik / De levenden roep ik / De doden beween ik. · Op cle tweede staat te lezen : Me fudit Michiels )r Tornaci / Mijn naam is Petrus / Peter : Petrus van den Bosch, koster / Meter : Mevr. Verdroncken-Paesmans. Op de andere zijde : 195 1 / Dag en nacht sla ik het uur / Eens slaat ook uw laatste uur / Denk daaraan en wees bereid / Want gij kent noch uur noch tijd. De kerkmees ters, pastoor en onderpastoor zijn natuurlijk dezelfde. 103


Torenuurwerk. - D e oudste verme l d i ng~n over een uurwerk zijn uit 1666, in kerkrekeningen waari n er sprake is van een vergoeding voor de « keuster voor het gouve rneren van de horologie » en ui t 1679, toen aan Peeter Swalus 6 st. betaald werd voor « r eparatie van de orlog ie ». (K.A. 239 1). Kerkstoelen. Welke zitgelegenheid er vroeger in onze kerken bestond lijkt wei nig bekend. Er bestaan redenen om aan te nemen, gelet op het feit dat men er in oude kerkrekeningen nooit wat over vindt, dat er, althans in de dorpskerken, geen of weinig was. T-e Alsemberg li ep langs de muur van de zij beu k een in de wand bevestigde bank en het va lt te vrezen dat dit all es was als zitgelegenheid. Trouwens, nu nog ziet men in veel kerken dat de mannen achteraan in het portaal tot buiten toe· de ganse mis blij ven rec htstaan, terwijl de kerk vooraan leeg blijft. In 1625 had de moeder van meier Mathijs de Kegel een zitbankje in de kerk. Wegens een vet e met de familie de K egel had de kapelaan « metter daet van uyt die kercke opter straete geworpen het si tten van der Moedere des verweer ders ( de Kegel ) daer sij over die 36 jaeren te voerens inder kercke op hadde geseten geweest, sijnde maer een cl eyn banckxen gestaen hebbende onder den preekstoel dwelck egeen beletsele en dede ende bij (doo r) den pastoir ende Cappellaen niet anders en war de gedaen dan om den ver.veerder ende sijne ouderen daermede spij t te doene ... dat daerna bevonden is geweest dat het sittebanckxen was hangende aen den staeck » (de schandpaal). ( F.O. 330, 353). Nader hand, wanneer de kost er dan op bevel van de drossaard het « sittebanckxen » w eer in de kerk had geplaatst, had de vrouw « mits het spijt dwe lc~ haer was aengeclaen geweest » het bankje niet meer gebru ikt en w~ s ze in andere kerken t er kerke gegaan. D e meier was terecht van mening, dat indien het bankje weggenomen werd om meer plaats te maken, dit met all e zitplaatsen « alclaer al noch staende » had moeten gesc hieden, des te meer daar het « sittebancxken » van zijn moeder, onder de predikstoe l toch geen plaats voor staanden innam. De eerste aanwijzing over kerkstoelen te Beersel dagtekent va n 1816, toen 250 kleine stoelen gekocht werden. H et stoelzetten w erd voor een jaar verpac ht. D e stoelze tter moest de stoelen onderhoud en en eventueel 14 st. vergoeden voor elke ontbrekende stoel. Kornelis de Neyer had 102 g. geboden van we lke som hij elk kwartaal een vierde moest betalen. (A.P.) . In 1822 pachtte K ornelis de Neyer de stoelen voor 200 g. In 1873 werden 12 nieuwe stoelen gekocht tegen 2,50 F per stuk. (A.P.).

Verlichting. -

In de oudste tijden w erd cl e kerk natuurl ijk all een met Romeinse oli elampen en kaarsen verl icht. Veel verlichting was er echter niet nodig, want de diensten geschiedden pr akt isch alleen over dag en de meeste mensen konden ove rigens niet lezen.

104


In de 19J• eeuw kenden we alle soorten van verlichting, nl. de smoutlam p, de petroleumverlichting. In 1902 tekent men de aankoop .aa n van 10 liter petrol eum tegen 0, 16 F de liter. " Later kwam het gas en tenslotte de elektrische verlichting. Verwarming. - Ou dtijds w erden de kerken niet verwarmd. A ls het zeer koud was, beschikte de mislezende priester over een kacheltje met houtskool aan het altaar. Pas ver in de 1gde eeuw kwamen er kolenkachels. In november en december 1902 verbruikte men daartoe te B eersel 1.400 kg. kolen tegen 1,50 F de 100 kg. en een zak schaveling van 0,50 F. Hondenslager, kerkbaljuw (suisse). - De kerken waren oudtijds veel meer dan nu, wat men zou kunnen heten openbare plaatsen. M en liep er gemakkelijker in en uit. Er was zelfs een tijd dat het uitvaartmaal er gehouden werd en ook de honden er moeilijk uit te houden waren. Mensen die van uit een uithoek van het dorp kwamen en bedevaartgangers namen veiligheidshalve hun hond mee, die dan natuurlijk mee de kerk i nliep. Het was zo erg dat men verpl icht was iemand aan te stellen om de honden uit de kerk te verdrijven onder de goddelijke diensten. In 1660 en 1673, zoals trouwens elk jaar, werd alzo aan Gillis van der Smissen, een vergoeding betaald « voor een jaer die honden uytter kercke te hebben geslaeghen ». ( K.A. 239 1). In al de ker ken waren er toen « hondenslagers ». Ze zijn de voorlopers van onze « kerkbaljw », onze « su isse », maar deze moet geen honden meer uit de kerk verjagen, tenzij eens bij grote uitzondering". Joost van den Vondel dichtte een vers op « alle hondeslagers en hondebeulen ». In de kerk begraven. - Bij de kerkverbouw ing in 19 13 bleef er alleen een uitgesleten zerk en die van pastoor de Coninck over. Deze staat achteraan in de muur van de kerk ingemetseld. Prior Roelants van het klooster van Zevenborre te Rode overleed op het kasteel tussen 1585 en 1606 en werd in de kerk begraven. B uiten de elders vermelde personen werden nog de volgende in de kerk begraven : 26.8.1 665 : Anna Peeters echtgenote van Michiel Coomans, vóór het altaar van St. Anna. 24.8. 1666 : M ich iel Coomans op dezelfde plaats. H ij had deze plaats aangevraagd in zij n testament, waarbij hij tevens zijn twee beste koeien en een stuk stof schonk aan Michiel Coomans, waarschijnlijk zijn petekind, zoon van Pieter. 10.1.1667 : Katarina Coomans, op dezelfde plaats; 16.8.1 673, heer Filip de Blan, a conciliis domini principis de Arenberg, in het hoogkoor ( in sum mo choro). 167 5 : Joos van der H aghen « in tem plo de regionc sedes conciona torie », aan de predikstoel. H ij had deze gunst voor hem en voor zijn vrouw, Lincken de Greef, gevraagd bij zijn testa ment van 24.3. 1669, verleden vóór 105


pastoor van Brabant. Hij had echter een ~1.aats voor. dat .. graf gevraagd « vóór het St. Anna-altaar ». Aan Zijn vrouw liet htj een stuk land op de « ,Mutshey » (A.P.); 29.8. 1683, Jacob Delcheval, griffier, vóór het St. Anna-altaar; 13.3. 171 6, Sebastiaan Hofmans (solvit pro loco sepulturae in templo 6 florenos); 7.4.1718, Jan Berckmans (solvit 1 florenos pro loco sepulture in templo). In zijn testament van 6.3.1718 had hij gevraagd om in de kerk naast zijn vrouw, Anna de Rauw bijgezet te worden. Haar bijzetting vindt men echter niet vermeld (A.P.); 22.8.1742, Martina Speeckaert, bij de doopvont (prope baptisterium). Bij testament van 24.8.1720 vroeg Jan Bonnewijn, echtgenoot van Joanna Michiels, te Linkebeek een graf in de kerk van Beersel. Hij schonk aan de kerk een half dw. land op het Middelste Hoogveld, een dw. op het Klein Houtemveld, die hij in 171 9 gekocht had van Jr. Jacques Philippe Brunswich Leenbourg, heer van Terdeck en vrouwe Anna Carolina van Brunswick, huisvrouw van Pieter Smet. Vermoedelijk is aan bedoelde laatste wilsbeschikking geen gevolg gegeven, want in de parochieboeken is er geen sprake van een bijzetting in de kerk (A.P.); 29.1.1856, Joanna, 3 jaar, kind van Willem van der Linden en Maria Stellemans; 30. l 0.1756, Joanna Mommaert, vierja rig kind van Hendrik en van Katarina van Keerberghen; 10.2.1757, Jan, tweejarig kind van Sebastiaan van Isterdael en van Anna de Bue; 11-- 2-1757, Katarina, vijfjarig kind van Sebastiaan van Isterdael en Anna de Bue; 16. 12. 1758, Pieter, 20 maand, kind van Hendrik Frans van Campenhout en Anna Heymans; 9.4.1761, Pieter jozef Libau, vierjarig kind van koster An toon Libau en Joanna Stellemans; 19.7 .1762, Albert Wijns, schepen, burgemeester, echtgenoot van Anna van Hemelrijck, 65 jaar oud; 30. 12.1762, Sebastiaan . van Isterdael, 65 jaar, schepen en pachter van Schavei, echtgenoot van Anna de Bue; 8.5.1763, Willem van der Linden, 46 jaar oud, echtgenoot van .Maria Stellemans, pachter van het Dweerboshof; 21. 12.1763, Anna de Bue, 40 jaar oud, pachteres van Schavei, weduwe van Sebastiaan van Isterdael, echtgenote van J.B. Mommaert; 11.4.1764, Anna Maria, 9 jaar, dochter van Willem van der Li nden en Maria Stellemans; 24.7.1766, Hendrik Heymans, 80 jaar oud, ~eduwnaar van Jakoba Wal raeve~s; 6.9.1770, Jan, 10 dagen oud, kmcl van J.B. Mommaert en Franc1sca Everaerts; 1771, Pieter j ozef Mommaert, tien dagen oud, zoon van J.B. Mommaert en van Francisca Everaerts; 22.9.1772, Anna .Ma ria, 12 dagen oud, dochter van dezelfden; 11.8.1774, Anna Katarina, 8 dagen oud, dochter van dezelfden; 1.7. 1776, Jan Frans Mommaert, zoon van j.B. Mommaert en van Franciska Everaerts, 7 jaar; 6.2.1778, Franciska Everaerts, echtgenote van J.B. Mommaert, 37 jaar; 5.11.1778, Frans Mommaert, zoon van J.B. en yan Franciska Everaert, 2 jaar; 9. 1 l .1779, Anna van lsterdael, dochter van Sebastiaan en van Anna de Bue, 2.~ jaar; 11.5.1784, Joanna Katarina Giblet, 1 jaar oud, vermoedelijk een dochter van Notaris Giblet, die in de Put van Kalevoet woonde. 106


!.

Praalgraf 11a11 Hendrik van With em en ·Isabella 11a11 der Spout. Thans hersteld in liggende houding aan de linkerkant in de kerk. In legenslelling met de vrouw, die al rust en evenwicht is. ziet de man er vreselijk bedrukt uit, een echt Ridder l'an de Droe11ige Figuur.

(A .C. L. 10606 B).


Grafgedenkteken van de Withem's. - Hendrik lil van Withem e n zi.jn vrouw Isabella van der Spout werden bijgezet in een kostbaar praalgraf in de kerk. Het was vijf voet hoog bij twaa~f lang en zes breed. Onder de voeten van Hendrik rust een leeuw, z111 11ebeeld van macht en moed; onder die van Isabella, een hond, zinnebeeld van trouw. Zij n beeld is helemaal van albast, van het hare is a lleen het hoofd van die stof en het overige van witte steen. Toen men in juni 1732, na de brand door blikseminslag, 1730, de kerk aan het herstellen was, ontdekte men achter de herenkapel een kelder waar zich nog de ijz!'!ren roosters bevonden waarop de doodkisten geplaatst werden. Hij was door een muur in twee delen gescheiden . In het eerste vak stond de kist van He ndrik, in het a nder die van Isabella van der Spout. Bij het openen van de kisten vond men het lichaam van de heer in een volmaakt bewaarde toestand. Weldra liep de mare dat hij in staat van hei ligheid was gestorven, wat een o ngelooflijke toeloop van nieuwsg ierigen teweegbracht. De 18rle juni begaf landcleken P. van der Sprot van .St. Pieters-Leeuw zich ter plaatse. Volgens zijn verklaring werd het lijk zo goed bewaard bevonden, dank zij de specerijen en de olie waarmee het gevuld en zodanig doordrenkt was, dat de vingeren vettig werden wanneer men het aanraakte. De mond was open, de ogen waren toe, de schedel open. Op de borst en in de maagstreek zag men de insnijdingen die men er voor de balseming gedaan had. De handen waren vrij vlezig, maar de armen leken verwrongen. Van Isabella bleef er alleen een been van de schouder. Om de domme geruchten te doen ophouden, beval de aartsbisschop van Mechelen de grafkelder te sluiten. Op 13.7.1762, bij het aan leggen van grondvesten voor een nieuwe altaartafel voor de 0.L.V .-Kapel troffen de arbeiders de opening aàn van de g rafkelder. Ditmaal begon het lichaam van de heer van Beersel te vergaan. (Nota 13a julij 1762 dum edificaretur mensa altaris in choro Mariae iterum inventum est et visum a "pluribus integrum corpus Henrici van Witthem inventum in junio 1732. - R.A.B.; Parochieboeken). Om de kist beter te ku nnen bewaren werd ze in de muur van de kapel ingemetseld met de toelating van de aartsbisschop en van de hertog var( Arenberg, op 8 en 13.4.1763. Op 15.7.1762 had de hertog de herenkapel aan de kerk afgestaan en machtigde hij de kerkfabriek de mooie graftombe van Hendrik van Withem te doen verdwijnen. Daaren tegen moest de afbeeld in g ervan in de kerk bewaard blijven. Toen plaatste me n nabij de toren, tegenover het 0.L.V.-altaar, de twee minderwaardige beelden van gewone steen, samen met twee gotieke nissen en vier schi lden, waarmee men het grafgedenkteken w ilde vervangen. Op dat tijdstip verdwenen ook de ramen versierd met wapenschilden. Deze bijzonderheden staan in een handschrift van de konink lijke bibliotheek, dat toegeschreven wordt aan pastoor Gillis de Coninck, 1

108


I

die waarschijn lijk onder meer de « Histoire de la terre et vicomté de Sebourg, ensemble la généalogie de la très-illustre famili e de Berghè el Withem, van Pierre Le Boucq » gedrukt te Brussel, bij Mommaert, in 1647, geraadpleegd heeft ; Zie ook Le Guide Fidèle, blz. 146. In 1900 schreef de Kommissie der Monumenten in een vers lag (B.C.R.A.A" deel 39, blz. 400), dat de twee grafbeelden in de kerk, zo nder eersterangswerk te zijn, toch niet zonder belang zijn, vooral in het opzicht van de kleding en er goede foto's zouden moeten van gemaakt worden. In 1763 werd afgebroken de kapel van 0.L. Vrouw, voor dezen toebehorende aan de heren van Beersel, maar in 1762 aan de kerk overgebracht door de hertog van Arenberg. Deze kapel is « conform » gemaakt aan de nieuwe bouw die in 1762 gemaakt is, noteert de pastoor (A.P.). Bij die a fbra ak van de 0.L.V.-kapel ontdekten de werklieden een grafkelder. Graa f de Merode-Westerloo stelde daarin belang en gelaste de heer Theodoor Ceulemans, onderwijzer en sedert 1898 g ezworen landmeter-deskundige van die fam ilie, de nodige verdere opzoekingen te doen. De loden kist werd bovengehaald in de aanwezigheid van pastoor van der Hasselt, burgemeester F . Mommaert, J.B. Swaelens, boswachter van de graaf en de heer Ceulemans, als gemachtigde van de famil ie de Merode. j ozef Figeys, loodgieter te Beersel, werd ontboden om de kist open te maken. Bij het ophalen van de kist vielen van de zijkanten eiken p lanken waarop de naam stond van Hendrik t 17.9.15 15 en van Isabella Desponts 10.6.1503. De lijkkist werd opn ieuw gesl oten. An toon Lots, bijgena~ md T oon tje van Lepper, sch rijnwerker te Beersel, maakte een houten kis t en het lijk werd geplaatst in de grafkelder van Baron de Roest van Alkemade, op het kerkhof. De gebroken eiken planken werden in de pastorij te r bewaring overgebracht en een werkman geheten « mijnheer Jean » werd gelast ze te herstellen, maar ze zijn inmiddels verdwenen. Het lijk van Hendrik V lag met het hoofd tegen een deur die uitgaf in een grote grafkelder, die ook geopend werd. Volgens de verklaring van een dokter waren de beenderen van een vrouw, daarnaast die van een man en verder van een kind; de rest was a lleen maar stof. Al deze beenderen werden verzameld en in de kist van Hendrik V bijgelegd. Bij het opbreken en opruimen van de vloer der oude kerk vond men langs de muren stukken van het oude praalgraf, bijna volledia. Deze brokstukken werden op de pastorij bewaard en door beeldhguwer Dolf Leclel van Linkebeek hersteld en geplaats t in de rechtervleugel van de kerk. Deze vleugel lag vroeger in het schip der oude kerk. Op 23.7. 1925 liet de Kommissie de g rafzerk en de liggende

109


beelden onderzoeken. De zerk lag toen in de binnenplaats van de pastorij en was in verscheidene stukken gebroken. Ze zou met zorg moeten hersteld en op de vloer van de kerk moeten geplaatst worden, nl. in de hoek van de l inkerzuider dwarsbeuk voor de deur van de sakristie. Bij die ge legenheid we rden ook de twee bee lden onderzocht die vroeger tegen de muur achteraan in de beuk rechtstonden en ondergebr acht waren in de patronaatzaal, die tot voorlopige kerk diende. Ook deze beelden zouden in de kerk moeten gep laats t worden in de noordoosth oek van de dwarsbeuk op een praalgraf. Kerkhof. - D e oudste vermeldi ng is van 1654, toen de landdeken aantekende dat het afgesloten was (A.A.). In 1683 werd het opnieuw door de deken gewijd. Op 12.11.1758 overleed Petronell a Brempts, 70 j aar oud, uit Brussel terwijl ze hier bedelde, en op het kerkhof begraven ( P.B.). Op 26.12.1774, 70 jaar oud, vrouwe Joanna Katarina van den Brande, wed uwe van de heer van Viane, goeverneu r van het For t van M onterey te St. Gill is en werd ze op het kerkhof begraven. Op 15. 11.1789 werd met de toestemming van de pastoor van St. Pieters-Leeuw alhier begraven, Pieter Kroeckaert, 40 jaar oud, schaapherder, die bij de brug te Lot (prope pontem de L aeck) in de Zenne verdronken gevonden werd . (A.P.). In t 872 werden aan het kerkhof veranderin gen aangebracht, maar dit volstond niet, en in 1899 werd van ju ffr. de Ridder te Leuven voor 8.000 F een stuk grond, 88 a 60 ca. groot gekocht ten behoeve van een nieuwe beg raafplaa ts. In t 929 werd een dienst voor lijkenvervoer ingericht. Tussen de beide wereldoorlogen werden ongewoon veel « eeuwi gdurende » vergunningen toegestaan, een teken van de g roeiende welstand van veel Beerselse families. In 1903 werd het kerkhof rond de kerk afgeschaft. Voortijds waren onze kerkhoven meer met bomen beplant dan nu, zelfs gewoonlijk met fruitbomen. I n 1673 had men op het kerkhof « boomkens » geplant en werd er 5 stuiver betaald om ze te begieten ( K .A. 239 1). Het kerkhof is gewijd en afgesloten, stelt de landdeken in t 793 vast, maar doord?t daar niemand op let, komen er dagelijks zwij nen, koeien en paarden grazen. D e veldwachter, wiens huis eraan paalt, belet het ook niet, omdat zijn eigen paard, zwijn en koeien er grazen ... Op 28.4.18 18 werd op het kerkhof een vierkante plaats van acht voet afgehoord met enkele ruwe stenen voor de kristelij ke graven, tussen de noordelijke hoek van de sakristie en het uiteinde van de muur die ten dele het kerkhof omrin gt. Daartoe werd gewijde aarde uitgegraven en op de ongewijde gespreid, volgens cle onderrichtingen van deken Klerens van Ukkel. D enkelijk gaat het hier om een vergroting van het ker khof. ... 110


l{erketijk leven. - In 1623 werden op de plechtige feestdagen de Vespers gelezen. (A.P.). In 1628 waren er alleen op de grote fees tdagen .vespers, doordat de koster ze niet onbetaald wilde zingen. (A.A.). Elk jaar werd de Passie door de paters gepredikt. In 1673 werd « aen Marie de Caron » en in 1695 daarvoor aan J.B. de Leener, geestelijke vader van de eerwaarde Paters Minderbroeders van Booten daal (Ukkel) voor « almoesse en predicken van de Passie » 4 g ulden betaald. (K.A. 2391). Op Lichtmis kwamen de Paters aalmoezen inzamelen, o.m. in 1621. (A.A.). IZoals d it thans nog wel hier en daar het gebruik is, werd de parochiegeestelijkheid bijgestaan door kloosterpaters. Te Beersel hadden voornoemde Minderbroeders alle jaren drie zgn. « staties », nl. op de kerkwijdingsdag (de kermis), op de 2J• zondag van quadragesima, en vóór de Grote Vasten (bacchanalia pro carnibus). (A.A.). Broederschap van het Allerheiligste Sakrament. - Deze broederschap werd in 1781 opgericht met 67 leden. Ze had een offerblok dat in een kerkrekening vermeld is. (K.A. 2392). Voor de « broeders en zusters » van dat broederschap werden toen 9 missen « in choorsanck » gedaan, waarvoor 9 g. 9 st. aangerekend werd. In 1839 werd de broederschap wederopgericht met 800 leden. (A.P.). Bedevaart naar St. Lambertus. - Sedert onheug lijke tijden bestond er alhier een vrij drukke « begankenis » naar St. Lambertus, « geviert als besonderen Patroon voor a lle soorten van siecktens der beesten », zoals op het interessant bedevaartvaantje te lezen staat. Gelegen boven een liefelijk dal is Beersel bekend om zijn bedevaart naar St. Lambertus. Er bestaat geen grote bedevaartdag, maar op de zondag na 17 september ging er een processie uit. Bedevaartgangers trekken afzonderlijk het hele jaar door naar het dorp om de voorspraak van de heilige in te roepen en hem kippen, konijnen, soms boter en een halve varkenskop te offeren. Deze offeranden worden na de hoogmis openbaar verkocht ten bate van de kerk. St. Lambertus wordt vereerd voor honden, katten, varkens, soms koeien, maar voora l voor de konijnen. Gedurende de oorlog 19 14-18 kwamen een groot aantal gelovigen de grote bisschop de genezing en het welzijn van die diertjes afsmeken. De konijnenteelt werd toen op een grote schaal beoefend om aan vlees te geraken, dat toen schaars was en in het vooruitzicht van een hongersnood die algemeen geducht werd. In de kerk bestaat er een weinig belangrijke relikwie van de heilige gevat in een reliekhouder, die vóór de sloping van het oude kerkschip steeds ter verering was uitgesteld. Ook voor die sloping gingen de pelgrims driemaal rond de kerk. Veel mensen deden ook de omweg van de processie. 111


Wie beweerde St. Lambertus te Beersel bezocht te hebben, moest dit kunnen bewijzen door een vaantje te tonen. Er zijn drie soorten vaantjes bekend. In september 1773 « sijn gedruckt 1000 vaentjens voor onse kerke a twee schellingen het hondert bij Sr. Jacobs ontrent den Bijstant tot Brussel , met onse kopere plaete. Nota : Sr Jacobs heeft gesij't dat waer het saecken w ij eene houte plate maeckten dat hij a lsdan soude konnen leveren a ses stuyvers het hondert, ende een houte plate kost veel minder a ls eene kopere, dit pro governo van toekomende. » Uit dat aantal vaantjes blijkt dat de bedevaart toen nog bloeiend was. Eerste type : van rechts naar links, de parochiekerk die, te oordelen naar de schets, een klein gebouw is met klokketoren ui t het einde der 1 eeuw, zonder veel bouwkundig belang. In het midden van het vaantje een aanzicht op het dorpspleintje, omzoomd door enkele woningen, met hier en daar een boom; Sint Lambertus. Aan zijn voeten liggen, onbekwaam om zich op te richten, twee boosdoeners gewapend met een zwaard, klaar om de heilige om het leven te brengen. Een engel daalt ui t de hemel met de kroon en de palm der martelaren. Van overal komen op het plein verscheidene personen aan. Links, een ruiter in de kledij van de tijd van Lodewijk XIV, en boeren die paarden en vee naar de heilige brengen om door hem gezegend te worden. Onderaan in de witte rand een opschrift : « H. Lambertus geviert in de parochiale kercke van Beersel besonderen patroon voor alle soorten siecktens der beesten bidt voor ons ». Tw eede type : hetzelde als het eerste, maar het opschrift luidt : « Lambertus patroon tegen de ziekten van menschen en beesten, wiens H.H. reliqu ie n berusten in de parochiale kerk van Beersel. 5 centimen ». Derde type : hetzelfde, maar rondom de heilige is een groep bedevaartgangers neergeknield. De ruiter ziet er uit als een jo nker uit de 16d• eeuw en achter hem komt een landman, die een varken vóór zid~ uitdrijft, terwijl in de verte een boerin een koe leidt, en een man beladen met een zak graan. In het dorp bestaat de overlevering dat er een bron bestaat waar de pelgrims wonderdadig water putten. Waar die put kan gelegen hebben weet niemand. (E.H. van Heurck, Les Dràpelets de Pélerinage en Belgique et dans Jes pays voisins, 1927, bi. 45). Dit kan de St. Lambrechtsput zijn die in 1440 vermeld staat : « opt kervelt (Kerkeveld ?) neven St. Lambrechtsputte ». Als andere p laatsnamen in verband met St. Lambertus vindt men alhier de St. Lambrechtsbeek (Top. L.). De St. Lambrechtskapel, de St. Lambrechtsstraat (1639 : 3 dw. 1. op Houtsom aen Ste Lambrecht straetken ». (0. 7143). · Van de aloude bedevaart blijft n iets anders over dan de herin-

11 2


nering. Alleen een paar vaantj es en een gespleten houten cliché worden nog op de pastorie bewaard. Processie. - V a n bij de oprichting van de parochies worden er processies gehouden. Haas t niets werd daarover aangetekend. Alleen leest men in het kerkvisiet van 1564, dat de beelden van O.L.Vrouw, van St. Anna, St. Lambrecht er worden in omgedrag en. ( A.A.). In 1700, toen er 1 g. 8 st. betaald werd « voor drijemael in de ju bi Ie met te processie te g aen tot int casteel » ( K.A. 2391). In 1793 vermeldt d e Janddeken dat de processie uitgaat zoals vroeger zonder trommels noch blaas instrumenten noch ruiterij. Bij dekreet van keizer j ozef II was dit streng ve rboden. Alle jaren op 15 aug ustus wordt een bijzondere processie gehouden.

t

1 I

Oud bede11aarlvaantje. (Cl. Vlaamse T oeristenbond).

Begrafenisrec hten enz. - In 1774 waren de « rech ten van begraefenisse etc. » volgens oude gewoonte als volgt : Voor een koorlijck a ls wanneer het savonds gesoncken wort ende naer datum de uytvaert misse, is t saemen voor de pastoor 32 g ulden. Is het saecken dat het uytvaert te samen geschiet met de begraefeniss e 28 g. Voor een ke rckHjk als wanneer het savonts gesoncken wort ende naer datum de uytvaert misse gedaen wort, voor den pastoor 16 g ... Uytvaert tsamen met de begraefenisse 14 g. Voor een kerckhoflijck savonts gesoncken 8 g., uytvaert samen 7 g. Bij « een gemijne uytvaert » met drie missen trekt de pastoor een d erde meer. Kleine kinderen in de koor begraven 16 scheil., idem in de kerk 8 scheil. , idem op het kerckhof 4 scheil. voor de kinderen die de H. Olie ontvangen hebben placht mijn voorsaet 8 schel!. te vragen... nu is het 4 scheil. Nota : de keersen van het baer met de spinnen zijn voor de pastoor, die van den autaer voor de kerk.

113


Wat· betreft « den offer soo in de uytvaerten als andere offeranden daer den pax ... gegeven wort, de twee derde paerten s ijn voor den pastoor, het andere derde voor den coster. » Als « recht » voor trouwen trekt de pastoor een pattacon, de koster een halve. Woont de bruid in een andere parochie, dan beeft de pastoor een halve pattacon meer, de koster niets. · De kerk trekt 6 g. voor de grafp laats in de kerk, mits conditie dat de vrouw of de man alsook hun kinderen mogen in de kerk begraven worden zonder betalen. Voor « een vundelinck kint » te begraven trok de pastoor in 1774 twee schellingen. Op 27-1-1746 « is er geresolveert bij den heere pastoor, meyer, schepen ende armmeesters alhier van datter voortaen een uytvaert sal ge§chieden voor de arme menschen, de welcke publiek op den armen komen, met drij groote geluyen, ende den pastoor stelt aen het baer twee keersen, ende de kercke geeft de keersen op den autaer. Is het saecken dat sij willen meer keersen hebben, clan moeten die armen die selver besorgen, te weten vier aen het baer ende vier aen den autaer met de spinnen sonder kost va n den armen. Voor desen dienst van begraeven ende uytvaert treckt den pastoor 3 g., ende den koster voor allen sijnen dienst soo van de drije geluyen, put macken als andersom 3 g. »

Kerkdiefstallen. -

In 1780 werd al het kerklinnen gestole n, maar het raam van de sakristie waarlangs de dieven binnendrongen was in 1793 nog niet hersteld. In november 1901 werd de kerk bestolen. Het altaar werd opengebroken, een zilveren ciborie meegenomen en de monstrans uiteengerukt. De H. Hosties waren op het altaar uitgegoten.

Kapelanieën. -

Van de 12-d• eeuw af, zoniet van de 11"•, stelden rijke mensen het op prijs in een eigen kapel de H. Mis te horen. Daartoe moest een priester en inkomsten, bestaande in land, cijnzen, renten, enz gevonden worden. Dit was de oorsprong van de kapel, de kapelaan, de kapelanie, eén benificium zonder zielelast. Andere edelmoedige begiftigers en ambachten,. in de steden, waren er algauw toe bereid zulk een beneficie in de parochieke rk zelf te stich ten. Ook deze beneficiën hadden hun eigen inkomsten, waarvan vele mettertijd bij die van de parochie gevoegd werden (Laenen, 1, blz. 267), vooral wanneer de inkomsten om de ene of de andere reden niet meer volstonden om een kapelaan en de kapel te onderhouden. Ook te Drogenbos bestond er éen « cappelrije castrael van St. Niclaes gefondeert in de kercke ». Onder de 28 items waaruit haar inkomsten in 1713 bestond, was er ook « eene rente ofte jaerschaere van een block groot 6 dachw. gelegen onder Beersel », die '20 g. per jaar opbracht. .Menig klerk aanzag een kapelanie als een soort van wachtgéld, 114


liet de lasten aan een a nder over en genoot een gedeelte van de in komsten totdat hij , eens priester gewijd, een voordeliger prove kon verwachten. De bezitter van een patronaat had het recht, zoniet de pastoor van een parochie of de kapelaan van een kapelan ie te benoemen, dan toch de benoeming aan de bisschop voor te dragen. T ot bij de toepassing van de besluiten van Trente was de macht van de schenker o mzeggens onbeperkt. Praktisch koos en duidde hij de pastoor of kapelaan aan, die bij de benoeming verplicht was de kollator of begever een vergoeding te betalen. Dit begevingsrecht, nadat het aan de leken was onttrokken, ingevolge cle s trijd van Gregoris VII , was overgegaan op abdijen en kapittels. (J . de Brouwer, Land van Aalst, 1960, blz. 205).

Kapelanie van O.L.Vrouw op het kasteel. - Op het kasteel werd d oor Hendrik V van Wit hem een kapelanie van 0.L. Vrouw opgericht die bij een akte van 20.5.1 508 door Jacobus de Croij, bisschop van Kamerijk, werd goedgekeurd ( 1). In deze akte zijn de inkomsten van deze s tichting vermeld, nl. een grond met een huis erop, gelegen aan het kerkhof, palende aan de straat naar het kasteel, de goederen van W illem van Scepdaele, die van Michiel Scaye. Deze post werd verheven onder de lenen van Stalle voor een volle leen. Een derde van de tiende van Linkebeek, jaarlijks ter waarde van twintig gulden, een weide te Dworp, geheten den Alvendriessche, tussen het veld geh. den Gheer, aan de goederen den Haeck, de Winckele, den Cruysbeempt, geldende jaarlijks vier gulden; een weide te Rode ten Broecke, tussen de goederen van Walram S tevens, van Antoon Vlemincx, van Gillis de Ridder, geldende jaarlijks vier gulden; een weide te Rode achter de kerk tussen de goederen van Andries Spirincx, aan een kleine vijver, aan de straat, geldende jaa rlijks tien stuiver (in de rand leest men dat de « cappelrije » deze pand niet meer bezit maar jaarlijks daarvan een rente trekt en een hen, die betaald worden door de eigenaar, een heer Huysmans) ; een boomgaard te Essele (Dworp) geh. tSchooflochten, aan de opsta l of gemeynicheyt van Essele (2), aan de goederen van Pieter Smeet, geldende jaarlij ks twee g ulden; een weide te Linkebeek aan een boomgaard geheten Lijsken Smellinslochten, de goederen van Jmbrecht Perneele, aan het Gemeyruchvelt, beneden aan de Logenbeke, geldende jaarlijks 26 stuiver; tv.ree bunder bouwland te Ukkel boven het Homborchvelt, tussen de goe(1) Van de stichtingsgoedkeuring van 2~.5.1508 door jaco~us de Croij, bisschop van Kamerijk berust in .het arch ief van de p~sto n e een d~or notaris J. Remicus in 1659 eensltu<lend verklaard afsch rift van een dito afschr ift door notaris E. Guillaume in 1606. (2) In 1703 werd door procureur Jacobus de Witte, in naam van de r entmeester van Beersel, g ra an, gr as enz. verkod1t op een gelege te Essele (Dworp) geheten Platteborse, toebehorende aan Renier Goossens om JO jaar achterstand van een cijns van 5 ka'puinen te verhalen (G. 336).

115


deren van Simon Droegenbroet, van Pieter van den Bossche, geldende jaarlijks zeven sister koren en een sister tarwe; een erfel ijke muqde koren maat van Rode en te leveren te Beersel, op een dagwand zaailand te Linkebeek op het Scouwendal in den Slockputte tussen de goederen van de kinderen van der Noot en aan die van Arnout Vrancx; een half dagwand land tussen het voornoemde goed der kinderen van der Noot en de kinderen Bontmaeckers, aan het Elsgatvelt, het derde deel van een bunder land te Linkebeek tussen het goed van Hendrik Heylen, dat van de kinderen Spijskens en dat van Maria van der Straeten geheten Horins; een dagwand land op hetzelfde veld tussen de goederen van de kinderen Spijskens, die van Martin Jacobs, en het kerkeland van Linkebeek; een dw. land aan het Oplinckenbekevelt tussen de goederen van Jan Scotte, het Bontmaeckerslant. Dit was vrijgoed; een half bunder land op het Oplinckenbekevelt, tussen de goederen van Arnout Sarteels en die van het St. Jansgasthu is te Brussel; een half dw. land op hetzelfd e veld, tussen de goederen van Arnout Sarteels en die van Anna Pauwels ; een dagwand land ·op hetzelfde veld aan de goederen van de kinderen Perneels; een rente van vij fentwintig stu iver op een weide geheten den Alardt te Linkebeek tussen het Tackstraetken en de goederen van Jan Perneels en die van Pieter van den Steene alias van Assche; een rente van elf stuiver op een hal'f dagw. land te Rode tussen de goederen van het Rodeklooster en die van Elisabeth Weyts palende aan een boom geheten Doreken en aan de goederen van Daneel van der Lannen, priester. Het derde van de tiende te Linkebeek bedroeg in 1782 plusminus 354 g. (R.K. 46769). Onder kapelaan Blanchet in totaal 472 g. 9 1/2 st. Daarbij genoot hij de grote tuin van het kas teel op last de hagen ervan te onderhouden en voor de boomkwekerij te zorgen, plus inwoning op het kasteel. In 1654-1670 waren er op het kasteel, met toestemming van bisschop Hovius, twee bidplaatsen, één boven en één beneden, met een draagaltaar, tot meerder gemak van de heren en hun kinderen ( A.A.). Buiten de slotkapel was er ten behoeve van de O.L.V.-kapelanie aan de kant van het dorpsplein een eenvoudige kapel tegen de kerk aangebouwd. In een kerkrekening van 1760 vindt men de kapelanie vermeld als volgt : « ontvangen van Guillam Lots over sij n gelege bij de kercke... palende aan de capelrije van de 0 .L. Vrouw, j an de Bue en de straet », jaarlijks een halve braspenning of 2 oorden en 9 mijten, waaruit tevens blijkt dat het zeer oud goed was (A.P.). ( 1). ( 1) In een stuk in het pastor eel ar chief leest men daarover nog het volgende : « is het saecken dat den heere op sijn kasteel soude sij n, soo magh die rnisse gelesen word en in de kapel van het kasteel tot gerief van den heere... Aengesien dat den autaer van 0.L. Vrouw e na het afbranden van de kerck in 1730 tot nu toe nog ni et herstelt en is, soo wort dese misse door een misbruyck dageli jks gecelebreert op het kasteel door een beneficiant >.

116


Kapelanen. - D e aanwijzing van de kapelaan was een voorrecht van de stichter en zijn opvolgers; echter met bisschoppelijke goedkeuring. Het is q_nmogelijk de onderscheiden beneficiarissen van de kapelanie van Onze Lieve Vrouw en die van St. Anna uiteen te houden. Om die reden komen hiern a de bekende kapelanen van beide en naar tijdsorde voor. Leo van der Eycken, verlatijnst Quercum. Het was toen mode de namen een Latijns kleedje aan te passen en aan de mode weerstond nooit iemand ... Hij was herkomstig van St.-Pieters-Leeuw ( Leodiensis) en wordt vermeld in 1573. Bij een kerkbezoek had de landcleken hem aangemaand zijn brevier te bidden en wat meer zorg aan zijn persoon te besteden. Vaak kwam hij ongeschoren « barbatus » bij de pastoor. Een voorloper van de H. Benedikt Laber ? In 1594 woonde hij te Eigenbrakel (op het kasteel aldaar ?) en deed hij geen dienst. D e missen werden door iemand anders gedaan, maar Van der Eycken betaalde ze niet. D e inkomsten van de kapelanie werden doo r de landdèken in arrest gesteld tot de sch ulden voldaan waren. In 1602 staat Thomas Collart uit Eigenbrakel als Kapelaan vermeld (A.A.). In een ak te van 10. 10.1612 staat hij als Leo de Chesnoy, als gewezen kapelaan kastraal vermeld, sa men met Sr. Michiel Geraerts, ook gewezen slotkapelaan, Willem van den Plassche en K atarina sMunters (De Munter) , Willem Rombouts en Katarina sBeers ( De Beer) . (G. 339) . jan Le Charlelh, zoon van Antoon, wordt vermeld als slotkapelaan in een akte van 6-7-1563 samen met Jacques de Montmorrency, zoon jr. Pieter, als rechthebbenden van Roeland de Rape (G. 338) . fan de Winn e, in 1573. Gillis Breeckman, tot 23.3.1610 ( A.A.). Jn een akte van 9.10.1636 ( G. 343) komt hij voor als « priester licentiaat in de godgeleerdheid en deken van Halle », enige steun van zijn zuster Joanna. D e andere comparerenden zijn Willemij ne van Nijversele gehuwd met Kristoffel Wouters. Alvorens deken van Halle te wo rden was hij pastoor van Dworp geweest. Als dusdanig verschijnt hij in een akte van 15.1 0.1618, verwijzende naar een goederenverdeling op 13.5. 1588, en waarin ook voorkomen Vroon sBreeckman, zoon wijlen Jan, en Barbara Smets ( G. 343). I n een akte dd. 8. 11.1 598 verschijnt Gi ll is sBeeckman priester, samen met de echtelieden Lukas de M esmaecker en Maria van Cutsem ( G. 336) . Ook op 12.1 . 1623, als zoon van Joos en van K atarina sBools, beiden overleden, samen met zijn zuster Joanna, gehuwd met Willem Paridaens; Gabriel van Rossum, 27 jaar oud, en dezes huisvrouw Katarina Ghijsels, in verband met de goederenverdeling van 1588 (G. 340).

117


In 1596 was Egidius Breeckmans, pbr. « chappelai n de St. Jean-Baptiste de Hal » (M.J. van den Weghe meent dat zijn voorouders uit St.-Pieters-Leeuw waren). Een Gillis Breeckmans, gehuwd met Lijsbet Crockaert leefde aldaar in de aanvang van de 16"0 eeuw. Deze kocht in 1622 met zijn schoonbroeder Willem Paridaens, voor 1100 pond, een eigendom van 8 bunder buiten de Bospoort te Halle, van Broeder Antoon van Sivry, die op het klooster der Paters Rekollekten te Hesdin in Frankrijk verbleef. Op 3. 11.1 625 nam Breeckmans ontslag als deken en werd hij lid van de Jezuïetenorde te Halle (M.J. v.d. Weghe, Hallensia, VI , 1938, 11). In een akte van 6.4.1645 komt hij voor als novice bij de S.j . te Brussel, eensdeels, en het kollege der Jezuïeten, anderdeels, betreffende de goederen komende van zijn ouders (G. 343). Thomas Col/aerf, overleden in 1610 (A.A.). In 1620 is Hendrik Vrooninckx kapelaan van St. Anna. Het is echter de pastoor die de missen opdraagt, wat hem 130 g. opbrengt (A.A.). Denkelijk woonde hij te T ongeren. Jakob Tondi, kanunnik te 'sHertogenbos uit Roermond (A.A.), als kapelaan van St. Anna ingesteld 3.3. 1610. Omstreeks 1617 verbleef hij te K eu len. Volgens het verslag van landdeken de Pape van Leeuw was hij zorgeloos en vroeg hij nooit toelating voor zijn afwezigheid. In het clekenbezoek van 1654 staat vermeld dat hij naar Gelderland uitgeweken was en dat de mis opgedragen wordt door de pastoor, die in 1658 verklaarde dat hij niet wist of hij nog leefde of waar hij zich ophield. Gillis de Becker, pastoor van Alsemberg was kapelaan tot bij zijn dood in 1652. Voor hem, nl. van 1585 tot 1606 werd de dienst ongetwijfeld verzekerd door de paters van Zevenborren die, zoals bekend is, toen op het slot verbleven. 1n 1456, in een akte van 28 juni ontmoeten we reeds een Laureis de Becker, priester, zoon van Frank in een zaak met Jan Loeck, zoon van Jan (G. 336). Kapelaan Lamberlus Bernier staat vermeld in het landdekenverslag van 1612, jammer genoeg niet in een gunstige zin. Er wordt gezegd dat hij drinkt en weinig te biechten gaat. Ondervraagd, antwoordt hij dat hij naar Halle te biechten gaat. Dat zal dan wel niet dikwijls zijn, meent de pastoor, want hij gaat haast nooit naar die stad ... De deken meent dat hij moet aangeklaagd worden. Gisleinus Clzaufoureau, was van omstreeks 1662 tot 1672 ook rentmeester van de kerk van Alsemberg. Voor de dienst van de kapelanie moest hij de vroegmis opdragen op zon- en feestdagen, waarvoor hij 10 g. trok, in 1680 (G. 326). Hij werd als kapelaan van St. Anna aangesteld 26.1.1668. Hij werd geboren in 1628 te Lasne-Chapelle-St. Lambert als zoon van Antoine Chaufoureau en Adrienne Mottart. Hij was tevens kapelaan van de kapel van O.L.V. van de Toren te Moriensart en slotkapelaan te Beersel. Zijn kozijn Jacques del Cheval, geboren te Mousty, zoon van Gui ll aume en van Françoise Mottart, had zich ook gevestigd te Beersel, waar hij het ambt van griffier en van notaris uitoefende. 11 8


Kapelaan Chauffoureau maakte zijn testament op 28.4.1692 ten overstaan van de pa!itoor van Beersel. Hij overleed 1.7.1693 ( Dr. J. Roma in, Brabantica 1956, blz. 38). Zijn ëaoederen werden verkocht op 27.2.1 694 (G. 344). In 1684 werd haufoureau, als franstal ige, voor Linkebeek en Beersel belast met een opdracht bij de legeroverheid te Charleroi (Gesch. van Linkebeek, 127). In 1685 · « bineerde » h.ij zondags en op feestdagen te Huizingen, waar de kapelaan van aldaar elders verbleef. Bij testament opgemaakt door pastoor van den Berckenbosch op 28.4.1693 (A. P.) vraagt hij om begraven te worden aan het St. Anna-altaar aan de evangeliekant en met een zerksteen. Hij stelt zijn broeder Deodaat aan als zijn algemeen erfgenaam en lega tee~t elk een patakon aan zijn broeder Antoon Karel, predikheer, en de weduwe van zijn broeder Koenraad. fan Ie Merchy, staat vermeld als kapelaan van de heer van Beersel (G. 337) . fan B eaujean, kapelaan te Alsemberg, volgde Gillis de Becker op 17.6.1652. Op 14.1 0. 1693 verkreeg pastoor Hendrik van den Bercke.nbosch de kapelanie van St. Anna, als opvolger van Jakob Tondi. Willem Antoon van Wassenhoven, uit Brussel, zoon van Jan en van Katarina van den Bergen, uit het bisdom Mechelen, volgde Chaufoureau op in 1694. Hendrik V erbraecken, p riester van het bisdom 's Hertogenbos, werd op 19. 10.1714 aanges teld. Nochtans verschijnt hij reeds in een akte van 9.3. 1702 samen met Filip van Volsem en Maria de Peper ( G. 344). Hij moet alle dagen mis lezen in de kapel van het kasteel of in de kapel van O.L.V. « nous appartenan t joindan t l'église paroissiale » staat er in de aanstellingsbrief ( A.A.). Elders leest men dat hij is « verblijvende op het kasteel waar hij krachtens een dispensatie de H. bediening uitoefent ». De pastoor beklaagt zich over hem omdat hij in de kerk geen dienst wil bewijzen. Hij had hem daarover « broederlij k vermaand » maar Verbraecken had hem dat zeer kwalijk genomen (A.A.). Hij overleed 15.5. 1731. Jakob Schiets, bachelier courant in de theologie, 1744 (A.A.), kanunnik van de kollegiale kerk van St. Pieter te Leuze. Hij was beneficiaris van de St. Anna-kapelanie. Michiel He.nnessy, 1752, «alhier woonende » (A.A.). Guibertus Joseph de Grauw, koordeken van het Kapittel van 0.L. V. van Aarschot, sedert 23. 12.1775, beneficia ris van de St. Anna-kapelanie ( R.K. 46769) . Huibrecht Vellemans, reguliere kanunnik van het klooster van Zevenborren. Hij ove rleed te Brussel 16.8. 1750, 60 jaar oud, na 20 jaar « sacellanus castralis '> slotkapelaan te Beersel en werd te Zevenborren (apud septemfontes) begraven (P.B.). Ge/dolf j ozef Michiels uit Leuven; 13.11.1 755. Formele Bachelier in de godgeleerdheid. Beneficiaris van de kapelanie en van de « conciergerie »van het kasteel en de baronnie van Beersel (A.A.) . 11 9


Hij overleed, 40 jaar oud, op 22.7.1755, was drie en een half jaar slotkapelaan en werd begraven in de kerk bij het St.Anna-altaar. • J(ristoffel Frans Blanchet of Blancliez, uit Brussel, werd op 13.11.1755 aangesteld bij een akte van 12.2.1755 opgemaakt op het kasteel van de Arenberg's te Edingen. Hij had he t genot van een tuin, maar moest de hagen en de boomkwekerij onderhouden. In zijn testament van 26.2.1768 verneemt men daf, hij o.m. aan Jan Gheysels en Maria Lauters van Linkebeek a ldaar drie dw. land in twee stukken in jaarschaar uitgegeven had (A.P.). Meer da11 90 jaar oud in 1793, kon hij geen mis meer lezen, hoewel lanclcleken Tayrnans, pastoor van Tubeke hem op die verplichting gewezen had en zich desnoods te laten vervange.n. Bij een akte opgemaakt door notaris P.J. Michiels uit Brussel vertoont hij aan de kardinaal dat «.alsoo hij niet meer can sien om te schrijven, vermits hij sijn gesight verloren heeft door sijnen hoogen ouderdom ... ende grootelijckx geaccidenteert sijnde het hem onmogelijck is mis te celebreren ... dat hij jaarlijks maar 472 g. heeft om te subsisteren » ... (A.A.). Hij overleed, 92 jaar oud, op 17.2. 1796 na 40 jaar kapelaanschap. Hij was de laatste kapelaan van Beersel. De Franse Omwentelaars hadden ook deze instellingen a"fgeschaft. Volgens 0. Renson, (nota's over de parochies van het dekenaat St. Pieters-Leeuw in de XVIII" eeuw, E.S.B. 1962. blz. 63) zou na Blanchez, Antoon Maris aangesteld zijn. In de dekanale visieten in het A.A. staat hij evenwel niet aangegeven. Kapelaanshuizen. - In 1599 stelde de lanclcleken vast dat de twee kapelaanshuizen bouwvallig z ijn. Wellicht werden ze niet meer bewoond doordat teri minste één kapelaan op het kasteel verbleef en de andere meestal niet ter plaatse resideerde (A.A.). Waar die huizen stonden is njet bekend. Huiskap_el kasteel Dweerbos. - In een dekanaal v~rslag leest men, dat er 111 het kasteel van Dweerbos een kapel is, maar dat er sedert 1795 geen mis meer wordt opgedragen ( sunt duo, unum in castro ducis de Arenberg... , aliucl in castello de Dweersbosch quocl nondum visitari, sec! in ea non celebratur anno 1795). Dit is de enige bekende vermelding van die kapel (A.A.). Met dorpsheren heeft de kerk vaak veel last gehad. Ze achtten zich inderdaad boven all en en alles verheven. Zo schrijft de landdek:en in zijn verslag van 1793, dat veel slotkapellen geen toelatina hebben of waarvan de toelating vervallen is. Vele heren onttrekke~ zich aan de rechtsmacht van de bisschop, o.m. onder voorwendsel dat het een voorrecht van iemand is van de broederschap die te Brussel in de St. Gorikskerk opgericht werd ... Er werd wel eens gedacht en ... gezegd, dat de kerk en dorpsheer twee handen op een buik wa ren om het volk te verdrukken . Het tegendeel werd dikwijls vastgesteld. 120


Kapelletjes en kruisen. - Er zijn te Beersel ni et veel kapelletjes. de voornaamste is die van de H. Lambertus op de Heerweg. Boven in het nisje staat een beeldje van de heilige. De oudste vermelding ervan is uit 1698 : de strate commende van tcappelleken naer de prochle ; de straete gaende vant Roodt Cruys naer St. Lambertus capelle 1711; in 1758 : aen Ste Lambrechts cappelleke (K.A. 2399). Er zijn verder vijf kapelletjes toegewijd aan O.L.V" nl. op de Hoogstraat van circa 1900; op de Grote Baan van rond 1860, op de Laarheidestraat van vóór de Franse Omwentel ing; op de Steenweg naar Ukkel van rond 1900, in de Stoofstraat van rond ·1890. In 1593 wordt er een kruis vermeld : in den horick( hoek) naest het kruis. Het Rood Kruis is thans nog bekend : block by tcruys 1698 aent rood cruys, 1700; de strate comende van thofken naer het rood t cruys, !711; ' t Root Cruys, 1742. In 171 4 is er ook een wit kruis vernoemd (in het Wit Cruys); denkelijk een herberg (G. 328). W aar ter bedevaart gegaan wordt. - Alle jaren op Pinksterdag gaan de Beerselaren ter bedevaart naar O.L.V. van Alsemberg. De oudste verme lding is uit 1652, maar die begankenis moet a l heel wat ouder zijn . In 1891, ter gelegenh eid van de grote plechtigheden van de herstelling van de kerk van Alsemberg, schonk Beersel ampullen, een kandelaar en een velumstander (C. T " Gesch. van Alsemberg, blz. 439). In de meim aa nd gaan er velen naar Scherpenheuvel, Oostakker en Edegem.

1.Q 1

1

1 t

!


HOOFDSTUK V

LEENROERIGE GESCH IEDENIS

Leenstelsel. - De gewoonte van de vorsten om, in plaats van geldelijke beloningen, hun getrouwe aanhangers landerijen in bezit of in leen af te staan, is oorzaak geweest van de leenregering. De vorsten, die aan dappere of geluk hebbende krijgers of ter beloning van diensten een of ander stuk land in leen afstonden, droegen de naam van leenheren. Zij die het goed in leen kregen, heetten leenmaMen of, met een ander woord, vazallen, terwijl het land of goed, dat hun in leen gegeven werd, het leen genoemd werd. De leenmannen bestuurden het hun toevertrouwde leen onder verschillende benamingen, als die van Hertog, Graaf, Heer, Bisschop, abt enz. Wanneer de Vorst of leenheer in oorlog geraakte, moesten de leenmannen hem met een bepaald aantal gewapende mannen bijstaan. Kwam de leenman te sterven, dan g ing het leen terug naar de leenheer, die het naar eigen goeddunken weer kon wegschenken. Gewoonlijk liet hij het dan over aan de oudste zoon van de overledene. Dit gebruik werd te langen leste zo algemeen, dat de leenmannen het als een recht begonnen te beschouwen, en de lenen dus erfelijk werden. Als de vader stierf volgde de oudste zoon öf soms de oudste dochter, zo hij geen zonen naliet, in het bestuur op, zonder dat hierin de leenheer gekend of zijn toestemming gevraagd werd. Zij die hun land rechtstreeks van de vorst kregen, heetten kroonvazallen. Deze werden oo hun beurt leenheren en schonken kleinere stukken aan hun gunstelingen en zo ontstond er een bevo-orrechte stand, de adel, die al wat niet tot hun kring behoorde, van zich afhankelijk maakte. Dit waren de lijfeigenen, die allerlei diensten verrichten en behoorden tot de grond waarop ze woonden. Zo on tstonden er vele klein e staten, zoals het hertogdom Brabant, het graafschap Vlaanderen enz. Wanneer zulk een heer stierf, moest zijn erfgenaam 0111 het leen te kunnen behouden, het verheffen. nl. aan de leenheer een bepaald recht betalen, zon iet vervie l het aan deze laatste. Hier en daar bestond er wel eigen goed, dat van geen vorst of heer afhing. Dit was erfleen, allodium. 123


Wegens de schaarste aan oorkonden uit de hoge middeleeuwen is de geschiedenis van Brussel en omgeving in de voor- en naKarol ingische tijd zo duister als het maar enigszins kan, schrijft G. Oaspy (Le domaine de Watermael au début du X"'• siècle, Cahiers bruxellois, 1959, blz. 2). Al wat geleerden er over geschreven hebben zijn dus maar theorieën die steunen op enkele schaarse dokumenten en gissingen steunende op analogieën. Geschiedschrijver A. Wauters (deel 1, blz. 76 e.v.) verhaalt dat Sint-Pieters-Leeuw ge legen was in een uitgestrekt gebied dat een Brabantse edelvrouw, Angela, tussen 794 en 8 18 aan de kerk van St. P ieter te Keulen schonk. Dat gebied omvatte, buiten Leeuw ze lf, Vlezenbeek en Itterbeek, Oudenaken, Sint-Laureis-Be rchem, Elingen, Dworp en zijn aanhorigheid Ruisbroek, Rode en Alsemberg en ook Hu izingen, Eizi ngen en Buizingen. Wauters leidde d it af uit het fe it dat a l deze dorpen, Ruisbroek uitgezonderd, hetzelfde recht volgden . In burgerlijk opzicht w·erd dit gebied in de XJI•10 eeuw, denkt men, in twee delen gesplitst en well icht wederrechtelijk ingepalmd. Al wat ten westen van de Zenne lag kwam in handen van Godevercl van Leuven, broeder van Hendrik ll. Later ging het over naar de heer van Gaasbeek en heette voortaan het land van Gaasbeek. Wat op de oostelijke oever van de Zenne was gelegen, kwam onder de kroon van de hertog van Brabant ( l ). In de x 111•• eeuw werd de meierij of schepenbank van Rode opgericht, een gebied bestaande uit Beersel, Linkebeek, Alsemberg, Dworp, Huizingen, Eizingen en Buizingen. Dit gebied hing rechtstreeks af van de hertog van Brabant. In dat gebied bezaten de heren van Beersel tot 1391 slechts 7 bunder goed, hoewel ze reeds vóór die tijd de lagere, middele en hogere rechtsmacht uitoefenden. Ze hingen rechtstreeks af van de hertog en hadden geen schepenbank; deze verkregen ze pas in vorengenoemd jaar. Ook Pau l Bonenfant (La notice de clonation de Leeuw à l'église de Cologne et Je problème de la colonisation saxonne en Brabant, Revue beige de Philo logie et d'Histoire, 1935) is de meni ng toegedaan dat ook Beersel gelegen was binnen het gebied dat door een Brabantse edelvrouw Angela in de 1x•• eeuw geschonken werd ( 1) Een derde reeks domeinen is moeilijker op te spo ren. Het gaat om die welke de grote landheren toebehoorden. Hiervan zij n geen sporen overgebleven. Zelfs over de oude bezittingen van cle voorouders van onze hertogen (van Brabant) is weinig of niets bekend, vóór de 11•• eeuw. Men kan dus alleen gissingen maken. Een zeer oude plaats is voorzeker Ukkel. Oorkonden uit de vroegstei periode zijn er niet. Iedereen is het er echter mee eens dat Ukkel de hoofdplaats van de gouw geweest is voordat Brussel in de plaats kwam. Aldaar wordt ook de burcht Hombor g, vernoemd in de Vitae Berlindi s, gesitueerd (blz. 76).

124


!.

aan de St. Piete rskerk van Keulen. Het zou zich uitgestrekt hebben van Halle tot Dilbeek en van Lennik tot Genva l. Weldra zou dat goed door machthebbers ontvreemd zijn geworden. Het was in de tijd van de Noormannen, die pas in 891 werden verdreven. Jan Verbesselt, E.S.B" 1953, blz. 74, meent echter dat dit gebied beperkt was tot de parochie van St. Pietersleeuw. (Rode, blz. 103-104, Dworp, blz. 101-104). Ft. de Cacamp, de geleerde historicus en bekende genealogist, is de mening toegedaan, dat er te Wolfshagen, Rukkelingen, Gaspeldoren en Zuun nooit dochterkerken geweest zijn, doch alleen kasteelkapellen in de eerste twee plaatsen. Mekingen had evenwel een hulpkapel die in de XIV"• eeuw van Leeuw afhing. Waarom, vraagt hij zich af, onder de dochterkerken van Leeuw er niet de parochies in opnemen behorende tot de schepenbalflk van Leeuw, nl. Vlezenbeek, Oudenaken, Elingen, St. Laureis-Berchem, waaraan, ongetwijfeld Eizingen, Buizingen en Huizingen moeten toegevoegd worden. Dit maakt er acht. Mekingen zou desnoods de negende kunnen zijn, maar er bestaat meer kans voor Dworp, die een zeer oude parochie is. In den beginne was Beerse l geen leen, maar een a llodium, een heerlijk eigengoed, verbrokkeld deel van de uitgestrekte allodiale heerlijkheid der heren 11an Aa (Anderlecht). Jn de XIV"• eeuw waren er wel enkele kleine lenen toebehorende aan de heer van Beersel - waarvan een of twee te Beersel zelf - maar de heerlijkheid van Beersel is maar werkelijk een leen geworden, bekomen van het hertogdom Brabant bij de akte van 9.12.139 1, die de belening of infeodatie van de heerlijkheid met zich meebracht. Van dat ogenblik af of iets ervoren is het geen vrijgoed meer, want het Spechtboek, eerste kartularium van de lenen van Brabant, vermeldt geen heerlijkheid van Beersel. (F. de Cacamp). In het algemeen wordt aangenomen, dat vóór het leenroerig tijdperk, nl. vóór de 11"• eeuw, de meeste gronden, of hun eigenaars al of niet van adel waren , volle eigendom waren die aan niemand eniae veraoeding schuldig waren, buiten de kerkelijke tiende (Fr. d e °Caca~p, Genealogie van Bellinghen, 1961 , b lz. 39). In elk geva l, te oordelen naar de lijst van jaargetijden uit het begin van de 15"• eeuw, in het pastoreel archief, moeten er toen reeds veel boeren eigen goed hebben gehad, zodat Dr. jan Lindemans wel mag spreken over een « vrije boerengemeenschap, die rechtst reeks onde r het gezag stond van de hertogen van Brabant, ter plaatse vertegenwoordigd door de meier van Rode ». De heer Fr. de Cacarnp twijfelt echter aan een « boerengemeenschap » te Beersel. Volgens hem bestond het grootste gedeelte van de grond te Beersel uit cijnsroerige goederen, die dus een cijns aan de heren van de plaats - de grondheren - betaa lden. 125


Het feit dat voor een stuk grond een cijns aan de grondheer werd betaald was evenwel geen hinderpaal voor het verpanden ervan voor de stichting van een jaargetijde... De grondheerlijkheid en de bezitters ervan. - Wegens een onverklaarbare omstandigheid, zegt Wauters, lil, 690, ging de schepenbank ten hoofde bij het leenhof van Brabant. Dit is een vergissing, meent Fr. de Cacamp. Vóór 139 1, toen de heerlijkheid ingesteld werd, was Beersel slechts een klei n leen van amper zeven bunder (Spechtboek van 1374, Galesloot, Livre des Feudataires du Duc Jean lll, 1312). T ot 1391 dus, behoorde Beersel gewoon tot de schepenbank en de hoogmeierij van Rode. Toen bekwam Jan van Withem de oprichting van een lagere en middele rechtsmacht in zijn bezittingen en lenen te Beersel, Rode, Alsemberg, Dworp en Linkebeek, te Rode de laathoven van Tenbroek, het Hof te Boesdaal en enkel e andere goederen te Alsemberg en te Rode. Met één woord, wat betreft het eigen leen van de familie van Withem, gehouden van de hertogen van Brabant, net als alle lenen. Alleen de schepenbank van de heren van Beersel behoorde daartoe. Ze sloeg op « allen saken der heerlicheyt ende lieden alleen aengaende die de heer van Witham heeft in onsen (van de hertogen) dorpen voirscreven ». Het charter tot oprichting van de heerlijkheid en de schepenbank van Beersel komt voor in de verzamelingen van de charters van Brabant onder nr. 6699; het wordt ontleed in het « ln ventaire des chartes et cartulaires des duchés de Brabant et de Limbourg, door A. Verkooren en M.A. Grunzweig, en werd uitgegeven door het Algemeen Rijksarchief : Joanna, Hertogin van Brabant verleent aan haar raadsheer jan, heer van Withem, drossaard van Brabant, machtiging om ten eeuwigen dage, tot beloning van de door hem bewezen diensten, een schepenbank te hóud en, belast de zaken te behandel en die uitsluitend betrekking hebben op de heerlijkheid en de onderhorigen die hij heeft in de dç:irpen van Rode, Alsemberg, Linkebeek en Beersel. H ij verleent daarenboven toelating aan de schepenen die van dit hof deel zullen uitmaken een gemeenschappelijk zegel, eigen aan de heerlijkheid, te gebruiken. Volgens een « extract uyt den register van de denombrem enten van den quartiere van Brussele de anno 1440 », bestond de heerlijkheid toen uit wat volgt : « Ic Henric van Wittham van Braecheneygen houde te leene van mijnen genedighen heere den Hertoge van Bourgoendien ende van Brabant, tslot de Bersele metten gracht, viveren, ned erhove ende lande, metten toebehoirten al in eenen stuck gelijc dat den wech dair doirgaet groot omtrent 7 buenderen glijc sijn voirders (voorouders) dat gehouden hebben, met allen heerlicheid, rechten, profiten ende bedrive, gelijc voirscreven steet met 200 hoepen houts, 60 muclcle colen die men hem

126


van ons gen. heren 's hertogen wegen jairlix levert op Zonien ja irlix ende erfelic verschinende altoos te bamisse, metten waranden van bosschen, bosschages, hagen, heiden, haverweisen ende anderen costumelicke waranden dair aen clevende ». In de « denombrem enten » van 1530 worden de rechten en vooral rle voorrechten van de heren van Withern nog uitvoeriger omschreven, e veneens in het Vlaams de Withem's waren Vlaamse mensen en kenden zeer waarsch ijnlijk geen andere taal. « lek, Hendrik van Wittham, heere van Berssele, heere in Rode, in Alsenberghe, in Doerpe, in Linckenbeke ende daer omtrent bekenne mi ts desen dat ick ben houdende van onsen all ergenedigsten heere den keyser als hertoghe van Brabant, die hooghe, middel e ende leeghe heerlicheut van Berssele mijn toecomen ende gesuccedeert sijnde van wijlen heeren Hendrickx van Wittham, in sijnen tijt heere van Bersse le, met oick die hooghe, middele, ende Jeeghe heerlicheyden die onsen gen. heeren gehadt heeft om tot somm igen plaetsen onder den dorpen ende prochien van Bersse le ende Alsenbergen, Doerpe ende Lincken beke ende tsamen metie r vs. heerlicheyt van Berssele, metten slo te, huyse, ende dorpe met oick cheynsen, renten, capuy nen, hoenderen, gansen, eyeren, grane, bosschen, viveren, merschen, la nd e, bog ae rden, pontpenning hen, hergeweyden, kueren ende bruecken, met oick den rechten ende confiscatien van bastairden, ende allen anderen heerlijcken rechten in der selver heerlicheyt, te ste llen meyer ende schepenen ende dienaers ende allen anderen o fficieren van d enwelcken leenen versaempt ende vereenicht sijn gehouden sijn tot eenen vo llen Jeene.

- ---

_ -..

.. '

Hel kasteel in 1696. (Foto Toer. Fed. Brnb. nr. 48762 B).

127


» Item vs. bin ick noch houdende een vollen leen die goeden ende thof van Boesdale houdende in lande, bempden, ende hofstaden t' samen 21 buenderen gelegen in die prochien van Alsenberghe, Linckenbeke ende dairomtrent, met eenen drift van thien koyen, eenen verre, ofte twee ledige rinderen voere een koe gerekent, twee veteren peerden met noch vijf en twintich verckenen uyt den vs. hove van Boesdaele opt dwout van Sonyen ter rninster schaeden, desselfs te mogen houden gaende tot eeuwegen daegen, met oick t' recht van eenen vorstere te mogen settenen opt vs. woudt van Sonien, macht hebbende te exploiterenen gelijck anderen vorsteren, met oick eenen achtetleenen dat Adriaen van Ligny, bastaert van Hamme, van mij ten oick mijne van den vs. hove van mij te leene houdende is, inhoudende vier buenderen ofte dairomtrent, d'welck leen mij vs. Hendrick gesuccedeert is als voere. Item voirts soe ben ick noch houdende t'een vollen leene een goet gehéeten t' goet te Zittert gelegen in de p rochien van Doerpe, dair Bierssele met allen zijn toebehoirten wekken vs. leene mij gesuccedeert is als voere. Item ben ick houdende tot een vollen leene als vore, in den iersten seven buenderen lants, twee hondert hoopen houts die men levert op Sonien, eerst tsestich mudden çolen t' jaers. Item die warande hondert buenderen bosch in loe Dichlaert ende loe Laebosch, mij gesuccedeert als voere, wel ende lovelic bemeert ende bepaelt sijnde. Item voirts ben ick noch houdende t' een vollen leene een goet gelegen in de prochie van Linckebeke, Rode ende Alsenberghe, t' hof op den bosch metten lande, beempden, bogaerden, bosschen ende heyden a l aen een gelegen met negen pont achtien schellingen elliff penningen ende twee derden deelen van eenen penning, minre negen pont vier schellingen 10 deniers borsse gelts hondert vier capuynen, vier hondert vijf en twintich eyeren, eenen meyere ende seven schepenen, met manscap heerlicheyden, bedrijve dair toebehoirende, met eenen cleynenen thiendeken in de delle bij den Kackaert aldaer, oick toebehoirende d' welck volle leen mij gesuccedeert is a ls voren. Item ben ick noch houdende als vs. vier cheynsguldenen jairlijcx ende erfelic beset op twee huyskens gelegen binnen Brussel in de straete gaende van de Houtmerckt te Ste Mertens kerckhove, nu toebehoirende mr. Henrick die Hane, secretaris in den Raede van Brabant ». Hendrik van Withem bekleedde eervolle ambten onder de hertogen van Brabant. In 1402 was h.ij schepene van Brussel, uit hoofde van zijn moeder uit het geslacht Sweerts. Bij het overlijden van zijn vader verkreeg hij de goederen gelegen tè Alsemberg, Rode, Dworp, Linkebeek en Beersel met het slot en met het laag-, middel- en hooggerecht : « ln de prochie van Bersel onder de banck van Rodë toebehoirënde heren Henricken van Wittham alsoe verre als sijn leen gheet toten liven (tot de doodstraf toe) ende Henrick van Stalle ho irt ooc toe toten live alsoe verre als sijn leen

128


1

1

129


geet van den Sittert ende dat is meer clan de helft van den dorpe ende dander helft hoirt toe onser genedighe vro.uwen » ( hertogin Joanna, 1355-1404). Ook te Linkebeek en te W oluwe had Hendrik rechtsmacht : « In de prochie van Linkenbeke onder de banc van Uckele ende ho irt toe deen helicht den honden van Bosvoirt toten Jiven ende oec heéft Henrick van Wittham een hof » ( laathof). « In de prochie van Woluwe toebehoirende eensdeels heren Hehric van Wittham tot live soe hij seght (men was er niet erg van overtuigd !) ende cl'ander hoirt toe o nser gen. vrouwen ». (R.I<. 12775) . Het oudst bekende bezittersgeslacht is dat van Aa, dat zijn burcht te Anderlecht had, e n bekend was van in de 11 d o eeuw. Wij! er toen geèn fam ilienamen bestonden en nog veel minder een burgerlijke stand is hun oorsprong trouwens onbekend, maar hun oudst bekende voornamen Volkaard, Onulfus, Reinhilde, Steppo, Walter, Frank, Seger, hebben een onmiskenbare Germaanse inslé!g. Late( kwamen er kristennamen in de p laats. Het staat in elk geval vast .dat de heren van Aa o nder de maehtigsten van Brabant waren en dat ze eenf:·vooraanstaande ro l aan het hof van de hertogen van Braba nt gespeeld hebben. Hun grondbezit strekte zich uit over Anderlecht, St.-Pieters-Leeuw, Huizingen, Dworp, St.-OenesiusRode, Oudenaken, Vlezenbeek, Itterbeek en Dilbeek. In haast al deze dorpen genoten ze het tienderecht. In de 13" eeuw bezaten ze in beide Lennik.en en in O.L.Vrouw-Lombeek meer land clan de heren van Gaasbeek. Zelfs in Vlaanderen, te Pollare en te Zandbergen bezaten ze goederen. (0. van den Berghe, Anderlecht, La Familie d'Aa, 1930, blz. 24). Hebben de van Aa1s een gedeelte van het domein van de kerk van Keulen rechtmatig of onrechtmatig verworven ? Dat domein werd gaandeweg verbrokkeld in kleine of middelgrote vrijgoederen (Beersel) of lenen zoals Schavei, Wolfshagen, Nederhem, Overhem enz. lil de 17"" ·e euw hadden de van Aa's nog aanzienlijke rechten te Linkebeek, Drogenbos, Ruisbroek, Huizingen, Dwo rp ·enz. Het is onmogelijk uit de uitbreiding van hun domein, dat van het ene ges lacht tot het andere verschillend was, af te le iden welke parochies tot de schenking van Angela aan de kerk van Keulen behoorden" maar het is waarsch ijnlijk dát bedoeld domein, dat wel één stuk uitmaakte maar daarom toch wel enklaven enz. kon be.l!>ben, ook Itter-beek en Dilbeek kon omvatten. Wellicht moet i n beginsel het domein van Keulen beperkt blijven tot de par9ahies dit? aan het recht van St. Pieters-Leeuw ondevworpen waren, welk recht in sommige punten enigszins afweek van dat van Ukkel. Het is een zeer ingewikkelde zaak en het valt zeer te viezen dat ze nooit een volkomen oploss ing zal krijgen. De heerlijkheid van Beersel wordt voor het eerst verme ld op het einde der 13d• eeuw. 0

130


~

= ~

.""

--"" è,

..__

I

~

-;;; i:::

~

c:

~

~

E:

""

~

131


Er bestond ook een geslacht « van Beersel », maar wat de leden er van ded en, wie of wat ze precies waren, waar ze woonden, te Beersel of te Brussel, is niet bepaald bekend. In een akte van 1292 is er sprake van Arnout van Beersel en van zi jn broeder Leo. « Arnoldus et Leonus fratres de Bersele ». In 1271 was deze Leo van Beersel voogd van Mathilde, burchtvrouw van Brussel. Hij hield in leen van hertog Jan 1 de tienden van Beersel en stond ze in 1277 af aan de Abd ij van Vorst. In 1280 leefde ook Jan van Beersel, waarschijn lijk een broeder van Leo en Arnout. Hij was meier van de proostdij van de Kapellekerk te Brussel. Te Brussel komen van Beersele's voor van in het begin van de 14"•eeuw. Hun verwantsch ap met het Brusselse hoofdgeslacht is niet bewezen. T e Ruisbroek, Anderlecht, Leeuw d roegen boeren die naam van in de 14d• eeuw. Een geslacht van Beersel, misschien gesproten uit een bastaard der van Heelbeeks, de oudste bezitters van het leen van Beersel in de r3• eeuw, is van ouds in de omgeving van Halle bekend. Het is misschien hetzelfde als het geslacht van Overvelt geheten van Beersele. Bovendien treft men reeds in het begin van de 15"0 eeuw, in de Brusselse burgerij, een fami lie van den Bossche geheten van Beersele en een fam ilie van Beersele geheten Heyns, en in de t 4d 0 eeuw, van Be.ersele' s geheten W olf, aan. Jan van Beersele werd tot het Brussels geslacht Sweerts toegelaten uit hoofde van zijn moeder, Aleide van Kesterbeke, wier grootvader schepen te Brussel was in 1286. Deze familie schijnt in de J5d" eeuw uit g~storven te zijn. Het is niet bekend of bij deze familie een Ja n van Bersele moet gerekend worden die in 1280 meier was van de heerlijkheid die de abdij van Kamerijk te Brussel en omgeving bezat ( Henne en Wauters, lil, 445), noch de gebr. Arnout en Leo van Beersele, vermeld in 1292 en waarvan de laatste in 1277 de tiende van Beersel bezat, die hij aan de abdij van Vorst overliet (.Mertens, Chäteau Féodal, b lz. 19), noçh de geestelijke Henricus van Beersel of van Linkebeek, leenman van de hertog, verme)d in 1271, 1272, 1277 en 1296 (Brabantica, IV , 1959, blz. 357), evenmin als met Leo vàn Leerbeek a lias van Beersel (ibid.) . Misschien is Jan van Beersele dezelfde als een jan van Beersele, meier van d e heerlijkheid van Aa te St. Pieters-Leeuw, vermeld in 1366 (ibid .) . Leden van de heerlijke fami lies die Beersel bezeten hebben, de van Stal/e's, de van W ithem'$ worden soms ook eenvoudigweg van Beersele geheten in sommige akten. Het is weinig waarschijn li jk dat Jan van Beersele hierna vermeld, afstamt van een vroecrere heer van Beer$el (Bt.), te meer daar de heerlij kheid van die rfaam pas in 1391 opgericht werd. Godevercl van Hellebeke zou als de eerste bekende heer van Beersel kunnen beschouwd worden en volgens sommige schri jvers 132


liet hij het eerste slot bouwen. In een akte van 1300 is er sprake van een « huis » waarmee toen een zwaar stenen gebouw bedoeld werd. T eirlinck en Stijns (blz. 64) opperen de vraag of Hellebeek niet kan vereenzelvigd worden met een Hof te Hellebeek te Linkebeek. Dat leek uitgesloten omdat er daar geen beek is en de hoeve aldaar « ten Elleboge », dialektisch « ellebeek », nu Hollebeek heet (Link. blz. 140-141 ). Bij nader toekijken moet de plaats er wel met He ll ebeek te maken hebben. Immers op 12.4.1293 «droegh joncvrouwe Anskina ( 1), Ser Stevens dochter van Helbeke was ... op in mins ser Lon ijs hande Naar een pentekening van vif bonre (5 bunder) lans ende Luc de Weerdl. eene halve bonre hofstade lette! (Cl. V.T.8.). goet meer ochte min, a ls gelegen sin tusschen Linkebeke ende Rode ». Later werd dat goed eigendom van de van de Winckele's, de heren van Linkebeek, wat vorengenoemde onderstelling stell ig staaft. Het geslacht van Hellebeek komt veelvuldig in de geschiedenis van Brabant voor en is wellicht herkomstig van de plaats Hellebeek onder Halle, waar een zeer oud hof van die naam gelegen was. In 1340 treft men Arnout van Heelbeke aan (J.M. van den Weghe, Hallensia, 1, 38). Deze was d e tweede echtgenoot van Elisabeth Taye, dochter van Giselbrecht en weduwe van Jan van Hombeek (F. de Cacamp, Brabantica II, 1957, blz. 47-48). 1n een akte van 1367 is er sprake van « die mere (een paalsteen) bij Sinte Lambrechts beemde (Te Beersel) ende t Serrans (heer Arnout) van Helbeke » (G. 6636). In het oudste domaniaal rentenboek van Halle, 1381 , door J.M. van den Weghe en J . Lindemans, verschenen in E.S.B., 1935, blz. 213, worden de heren van Beersel herhaaldelijk vermeld : « Min her Floreys van Stalle 1 bunder »; Florens van Stalle, oom van Jan van Withem, heer van Beersel en He/beek onder Halle (Hallensia, If, blz. 222), « Minen here Jan van Wittam van heeren Heinrix weghe van Stalle 3 dagwand; Min her Jan van Wittam 3 l /2 dw.; Mijn her Jan van Wittam ende her Jan van Stalle van ( 1) Het woord Skina betekent in oudgermaans ruggegraat, dij, hanche, van hanka. In het Fran s is « échine > daarvan afgeleid.

133

1


haeren goeden te Heel beke 32 b.; min her Jan van Wittem alleene van den goede ten Rode (Rodene111 onder Hall e) 3 1/2 terd.encleel scout (schul d); mijn her Floreys van Stalle 4 b. men (mm) 16 roeden; Gielis van Stalle, Floreys ende Willem 10 dw.; Floreys van Stalle p. pet. blankar t 1 dw. Een Jan van Hellebeke was in 1389 hoofdmeier van Rode (St. Genesius). Elisabeth, de enige dochter van Godeverd van Hellebeke bracht de heerlijkheid van Beersel bij huwelijk. aan Hendrik van Stalle, zoon van Floris, heer van Stalle (A.W., 111, 67 1-672) ; F. de Cacamp, Brabantica, 1959, 2"~ deel, blz. 363) . Volgens deze bekende genealogist is het eigenlijk niet bekend hoe Beersel van de van Hellebeek's naar de van Stalle's is overgegaan. Hendrik van Stalle echtgenoot van Maria Estor, de eerste van die naam (van Stalle) die als heer van Beersel wordt vernoemd, heeft de heerlijkheid van Stalle misschien verkregen van zijn verwante, vrouwe Aleide van de Voorde. Er bestonden van de Voorde's in die tijd onder de erfleenhouders en feodalen in de streek van Halle, Pepingen, enz. In elk geval bestaat er geen akte die aan Hendrik van Stall e een genaamde Elisabeth van Beersel of van Heelbeek, als echtgenote geeft. Godeverd van Hellebeke was een toegewijd aanhanger van hertog j an 11, die hem vele voordelen schonk. Bij een akte, dd. 18.10.1300, uit Brussel, verleende de hertog hem een jachtwarancle van 100 bunder behorende tot de Lodichlach en 't Lolaertbosch. Later werd die warande nog vergroot bij een akte van Maximiliaan en zijn zoon Filips van 11.12.1486. De grenzen van die warande van 100 bunder behorende tot de Lodichlach en 't L olaertZittertbos, de hoeve van Meigem onder Alsemberg, de B russelweg van Dworp, ter Wachtwilligen, vandaar naar de molen van T enbroek op Rode, de Molenbeek opwaarts tot B oesdaal, vandaar rechtop naar de vijvers van het Schaveihof en verder de grens met Drogenbos. Godeverd mocht ook elk jaar 60 mudde boskolen en 200 hopen (cumuli) hout uit het Zoniënbos betrekken. Jarenlang bekleedde hij het ambt van seneschalk van 1303 af. Dit was een zeer eervol ambt bij het hertogelij k hof. In 1306 brak er te B russel een oproer uit omdat de ambachten geen deel meer kregen in de benoeming van de schepenen. Als seneschalk waarschijnlijk en als aanhanger van de hertog, werden veel van zijn goederen vernield en werden de burgers van Brussel veroordeeid 0111 hem 1500 pond sc hadeloosstelling uit te keren. Godeverd liet een dochter na, Elisabeth, die de heerlij kheid van Beersel erfde. Als wapen voerde van Hellebeke in goud een rode schuinbalk beladen met drie zilveren klophamers (J. Melkcnbeeck, E.S.8., t 956, blz. 400-403). 134


Elisabeth van Hellebeke huwde met Hendrik van Stalle en alzo bekwam hij het leen van Beersel, dat echter in 1374 slechts 7 bunder besloeg (Spechtboek, f 0 80 V"). rn 1312 staat Elisabeth van Hellebeek als vrouwe van Beersel vermeld en de eigendomshulde wordt opgedragen door Arnout van Heelbeke (Galesloot, Le Livre des Feudataires, blz. 38). H et over lijdensjaar van Hendrik 1 is niet bekend maar er wordt ondersteld dat het in 1359 moet gebeurd zijn, verm its hij toen ophield amman te zijn en zijn Poort en opllaalbrng. twee zonen Jan en Hendrik, de (Foto Toer. F~tl. Br:tb. nr. 48762 B). goederen van de kinder)OOS gestorven Arnout verdeelden. Omstreeks 1350 komen « Heinrec en Jan van Stalle ghebruedere » samen met Jan Quaethennin, Gielijs sijn bruedere, Jan Gielijs sone vorseit, Michiel Aliten sone van Bogarden, als meisniedelieden of meiseniers ( 1) voor. (R.A.B., Rol rekeningen nr. 256 1). D e meiseniers genoten een bijzonder, bevoorrecht statuut. Ze waren tot « vrije dienstplicht » voor de hertog gehouden maar ' daarentegen waren ze vrij van belasting. Hendrik van Stall e, zoon Hendrik en J\i\argareta Boote, was amman van Brussel omstreeks 1358. H ij huwde met Maria Estor, dochter van Jan en van Joanna Katarina de Herthoge, en het is langs Katarina de Hertoghe dat de fami lies Estor en van Stalle opgenomen werden in het geslacht van Coudenberg. H ij was heer van Beersel en van Ruisbroek vermoedelijk als erfgenaam van vrouwe Aleyde van Stalle, zijn tante, echtgenote van ridder jan van de Voorde. Hij was reeds overleden in 1376. H ij had als oudste zoon en opvolger Hendrik H van Stalle ( F. de Cacamp). Stalle, thans nog een wijk van Ukkel, was de zetel van een heerlijkheid die haar naam schonk aan een voo rnaam r iddergeslacht. M en heeft beweerd dat het uit het huis van Leuven stamt omdat het een gelijkaardig wapen voert : alleen de kleur van de dwarsbalk is verschillend. De ridders van Stalle komen veelvuldig voor in de Brabantse oorkonden uit de 12c1" eeuw. Daarna ontmoet men ze slechts twee ( 1) Dr. Jan Lindemans, Van Meiseniersbloed. 252 blz. - Paul Bonenfant, (Un clénombrement brabançon inéclit du XIV• siècle, Gens de ménie et bourgeois forains dans l'a111111airie de Bruxelles, B.C.R.H., 1959) .

135


eeuwen later, wanneer ze vooral als schepen van Ukkel en Brussel optreden. Hun zegel hangt aan tal van oorkonden uit cle 1311'', 14c1u en 15d0 eeuw. In elk geval behoorden ze tot een van de zeven patriciërsgeslachten van Brussel, dat van Koudenberg. Ze waren nauw verwant met de heren van Aa, Hendrik van Stalle, zoon van Robrecht van Anglia, wordt in 1268 broeder (stiefbroeder) van Leo van Aa, geheten (Brabantica, V, blz. 39). Hendrik van Stalle kocht in elk geval als heer van Beersel het kasteel van Zittert, onder Dworp, nu Lot, van Hendrik van der Loebeke (Dworp, blz. 225-227) . Dit kasteel was kleiner dan dat van Beersel, maar ook versterkt en moeilij k inneembaar. Er zijn geen de minste uiterlij ke sporen van overgebleven. In de grond zou men er wellicht nog funderingen van aantreffen, want mensen die er een put hadden gemaakt, vonden er afvalstenen. Hendrik 1 van Stalle stichtte de gelijknamige tak, wat zou verklaren waarom wij de klophamer, ontleend aan het wapen van de van Hellebet<e's in het blazoen van sommige leden van het huis van Stalle aantreffen. Ook de ster komt als breukteken voor. (J. Melkenbeeck, Oude Brabantse fam iliewapens, E.S.B ., 1958, 395). Hij deelde, in 1368, met zijn broeder Jan, voor. één stam, de goederen van wijlen vrouwe Aleide van de Voorde, en huwde, zoals boven reeds vermeld, Maria Estor. Zij hadden als kinderen : 1. Hendrik, ridd er, heer van Beersel, Ruisbroek, Hell ebeke ( Halle), Woluwe, enz. 1369, vóór 1369 gehuwd met Joanna, dochter van Willem, heer van Wezemaal, Westerlo enz. en Joanna van Falays. Hij werd in 1376 ingeschreven in het geslacht van Couclenberg, uit hoofde van zijn grootmoeder, Catarina 's Hertoghen. Ze was weduwe in 1379 en overleed in 1410. Ze hadden de volgende kinderen : in 1404 door hun moeder ontvoogd : a) Hendrik van Stalle, heer van Beersel, Ruisbroek, voogd (avoué) van Duffel enz., in 1442 zonder nakomelingen overleden; b) Joanna van Stalle, gehuwd met Rogier van Petershem, heer van Leefdaal, zonder afstammelin gen overleden. 2. Maria van Stalle, vrouwe van Beersel, Ruisbroek, Hellebeke, Woluwe, enz. na de dood van haar neef Hendrik van Stalle, in 1375 gehuwd met Jan , heer van Withem, ljse enz., seneschalk (drossaard) van Brabant, waarvan onder meer kinderen : a) Hendrik van Withem, heer van Beersel en Ruisbroek, overleden in 1444, ridder; uit hoofde van zijn moeder, ex-Sweerts was hij schepen van Brussel in 1402. ' Pieter van Stalle, buitenechtelijke zoon van Hendrik van Stalle, ridder, gehuwd met Katarina van Nederdorpe, met wie hij, v~rmoedelijk in 1382, het heerlij k goed van Nederdorp onder Huizingen vervreemdde. 136


Toegang tot hef kasteel. (Tekenin g Leo Thcys).

Hendrik II van Stalle, zoon van Hendrik en van Marie Estor, dochter van Jan en van Katarina de Hertoghe, heer van Beersel en van Ruisbroek. Hij was de eerste van de familie die behoorde tot het geslacht van Coudenberg, uit hoofde van Katarina de Hertoghe zijn grootmoeder van moederszijde. 137


Hij had twee wettige kinderen : 1. Hendrik III van Stalle, die in het geslacht van Coudenberg opcenomen werd in 1376. Hij was heer van Beersel, Ruisbroek, W~luwe, Hellebeek, enz. (Brabantica p. 8). Hij leefde niet meer in 1379. Hij huwde met Vrouwe Joanna va n Wezemaal, dochter van Willem ... a) Hendrik IV , heer vaq Beersel en van Ruisbroek voogd van Du ffel enz., overleden z-onder erfgenamen. b) Vrouwe Joanna, gehuwd met Rogier van Petersheim, heer van Leefdaal, overleden zonder erfgenamen. De van Withem's waren rijk, machtig en brachten de glans van het huis van Beersel ten toppunt. Het is denkelijk deze Hendrik van Beersel die in 1370 schepen van Ukkel was ( E.v.d.L., E.S.B., 1935, blz. 200). Volgens anderen overleed hij kinderloos in 1357-59 en ging Beersel over op zijn zuster en haar echtgenoot, Jan van Withem. Met Maria, de dochter- van Hendrik 1 van Stalle, huwde Jan, heer van Withem won van j an de Corselaer, bastaard van (de hertog) van Brabant. Daarmee begon het geslacht der Withem's van Beersel. De heer de Cacamps meent dat er iets hapert aan de geslachtsboom van de van Stalle's, vermits Hendrik van Withem reeds in 1391 heer van Beersel was, dan wanneer de kinderen van Hendrik van Stalle en van Joanna van Wezemaal, pas in 1404 ontvoogd werden (de Cacamp). Voor de verdere herengeslachten van Beersel, vnl. de Withem's, raad plege men A. Wauters, Histoire des Environs de Bruxelles, lil; de Geschiedenis van Beersel, door 1'eirlinck-Stijns; Brabantica V, 2d0 deel, blz. 464-466. De samenlezing van deze werken zou deze dorpsmonografie al te zeer uitgebreid hebben. Alleen werden enkele nieuwe gegevens . opgenomen die van aard zijn om sommige zaken nader te belichten of te verklaren. Jan van Corselaer, bastaardzoon van hertog Jan Il , was een van de aanzienlijkste ridders uit zijn tij d. Hij had van Hertogin Margareta de Vorsterij van Geldenaken bekomen en van zijn broeder Jan de heerlijkheid van Withem in Hollands Limburg. Withem is thans een gemeente aldaar, op drie mijl van Maastricht. Hij huwde een eerste maal met Katerina van H olsiet, volgens Wauters en ande ren. Dit Holsiet zal wel van Holsate zijn, want in het begin van de 15"" eeuw was er een jaargetijde voor Margriet Cornelys bezet op een stuk land « dat ligt op d'oude Houtem ... aen Peter van Holsaten goet » (A.P.). Jan I va n Withem was een machtig ridder. Hij was senescha lk of drossaard van Brabant, een ambt dat slechts opgedragen werd 138


aan de hoogste adel van het land. Een drossaard vonniste zonder hoger beroep in strafrechtelijke zaken. Tweehonderd boogschutters, later dertig te paard en twintig te voet, stonden in zijn dienst. In de « Brabantsche Veesten », de bekende kroniek uit de 14·•• eeuw, blz. 264, leest men van « heere Jan va n Witham, drossate van Brabant. te dien tide » en blz. 280 : « Ende elc singt, des sijt ghewes,

Soe Die Op H er

hem den bec ghewassen es, selke leiddent al te hant den drossate van Brabant, Janne, was Witham heere". »

In een schepenakte van 15.3.1 461 verschijnt Willem van Withem, zoon Jan, Juffr. Alijten Cassaerts geheten Plaetmans, eensdeels, en Jan van Withem zijn vader, anderdeels (G. 336). Dat de van Withem's in hoog aanzien bij het hertogelijke hof stonden, blijkt ook uit het feit dat hertog Antoon van Boergondië ( 1404-1415), die sneuvelde in de slag bij Azincourt, in hoogsteigen persoon peter kwam zijn te Beersel van het kind van Hendrik ( « om te gaan heffen van mer vrouwen der hertoginne wegen, heer Heinrics kint van Bersel ») (als vertegenwoordiger dus van hertogin Joanna van Brabant). (Voyages de nos souverains, rv, blz. 584). Hij verwierf Boutei;sem in 1512 en was ridder van het Gulden Vlies. Hij huwde Isabella van der Spout, vrouwe van Arquennes, Petit-Rreulx bij Nijvel, Bousval, Neer ijse, enz. Zij overleed in 1503 te Beersel en werd er begraven « opten tiensten dach van brackenmaent » ( alheyer begraven Joffrouw Lijsbet van der Spout vrouwe van Berssele wettege huysvrouwe was here Heynrick van Wytthem heere van Berssele) . Haar jaargetijde moest altijd gedaan worden « den r• vriedach van brachmaent ».

(A.P.). Bij een akte gedateerd 27.8.1486 uit Brugge, krijgt Hendrik van Withem de toelating om in zijn versterkt kasteel te Eigenbrakel cle boosdoeners op te sluiten die in zijn heerlijkheid onder het Graafschap Henegouwen gevangen worden. Een gedeelte van Eigenbrakel lag toen - onverdeeld - onder Henegoll\ven, wellicht een stuk van het H alderbos. Wanneer dan « bandieten, dieven, moordenaars of andere booswichten » op Henegouwen aangehouden worden hebben de gerechtsd ienaren geen gevangenis 0111 ze op te slui ten. D e eventuele strafuitvoering moest echter op Henegouwen uitgevoerd worden (Archief Dekenij Eigenbrakel). D eze schadeloosstelling werd keizer Maximiliaan vergund bii een akte gedagtekend uit Innsbruck 10.6.1489. Ze had betrekking op het kasteel van Beersel en het dorp, die totaal verwoest waren op het kasteel, het neerhof en de molens van Eigenbrakel, alsmedE op afgekapte bossen en allerhande ontelbare beschadigingen. Ze bestond uit leenh ulden, cijnzen, tolgelden ten belope van 20 gulden 139


per jaar, op voorwaarde nochtans dat de heer. van Beersel . en Eigenbrakel voortaan de brug en de weg te Sermolm (Sart-Mouhn) zou moeten herstellen en onderhouden . Verder 13 mudde koren, maat van Leuven. (Archief van de D ekenij Eigenbrakel). Door zijn huwelijk met een van de drie dochters van de heer van Edingen kwam Hendrik van Withem in het bezit van Eigenbrakel. Nl. « die stat, t slot, vrijheyt, dorp en heerlicheiden van Braecheneygen ende allen anderen toebehoorten". Item het dorp van Planchenoit metter herlicheiden, renten, cheinsen, enz. Item 8 b. landt, 2 b. beempts, 32 schellingen ... » « Vrouwe Jehanne van Kany ende onze lieve ende getrouwe Jan van Barbancon » heer en vrouwe van Jeumont, betwistten die schenkingen « haer man ende Momboir ende Jan de Blieck » betwistten hem die schenking « hoe dat sij met haer man ende momboir de vs. drije leenen als naaist hooir en erfgename bij de dood van wijlen heer Jacobus van Edingen, heer van Fagnoulle, haar grootvader, aan ons te leen afgestaan had, menende dat dit haar toekwam, had ze doen dagen Hendrika van Wittem, op 14.4.1447. (Archief dekenij Eigenbrakel) . Hendrik van Withem, heer van Beersel, zoon van wijlen Jan, en j onke r Hendrik van Withem, erfvoogd van Couvin, heer van Eigenbrakel en van Plancenoit, zoon van voornoemde Hendrik, die hij heeft van Margriet van Edingen, zijn wettige huisvrouw, dragen over aan Reinier van den Steene gezegd van Assche, die het ontvangen op naam en ten behoeve van jonkvrouw Jakoba van Gtymes, dochter van wijlen heer Jan, die hij heeft van wijlen Joanna, vrouwe van Berg-op Zoom, zijn wettige huisvrouw, toekomstige echtgenote (nl. Jakoba) van voornoemde jonker Hendrik van Withem, het kasteel geheten « 't Slot te Beerssele ». (Akte vóór schepenen van Brussel 7.10.1438 - hs. B.R" II, 6499, blz. 338, art. 10) . Het lijkt wel eigenaardig dat een vader en zijn zoon dezes verloofde begiftigen met het voornaamste panel van hun bezit. Dit was, naar het schijnt, een nogal vaak voorkomend gebruik in die tijd, om aan de jonge vrouw een douarie of weduwgoed te verzekeren indien ze mocht weduwe worden. In onderhavig gevat geldt het een enige zoon . Wanneer er meer zonen zijn, is men natuurlijk minder vrijgevig. Hendrik IV van Withem huwde, terwij.I zijn vader nog leefde, Jacoba van Glimes vrouwe van Bergen-.op-Zoom en van Grimbergen, dochter van Jan en van Joanna van Boutersem, vrouwe van ~ergen-op-Zöom, op 28.9. 1438. Hij leefde slechts tot 1454, tien Jaar na de dood van zijn vader. Zijn vrouw Jakoba tot 1462. Beide echtgenoten werden in de kerk bijgezet. Er wordt gezegd dat Hendrik een bijzit had, want hij had een onwettige zoon, Hendrik, die men in 1467 _en in 148~ in de annal~~ vermeld vindt. Op 2.4. 146 1 treedt Hendrik van W1them, natuurlijke zoon van j onker Hendrik

140


van Withem de 1vc1°, op tegen Ja n Loeck, zoon van Hendrik. ( G. 336). Deze onwettige zoo n komt ook voor in een schepenakte dd. 16.2.1467 : Jan van der Zennen zoon w ijlen j an, gehuwd met Joanna Katarina s Kegels (de Kegel) , eensdeels en Hendrik van Withem, natuurlijke zoon van Jr. Hendrik, anderdeels, in verband met de verkoop van een wijngaard van 10 dw. op T erheide te St. Genesius-Rode. (G. 336). Hij komt ook voor in een akte van 16.3. 1475 (ibid.) samen met Jan van Linckenbeke zoon wij len Rogier, voor welke laa tste in het begin van de 15"• een jaargetijde in de kerk van Beersel bestond. (A.P.). In het begin van d e 15"" eeuw was er een jaargetijde bezet voor Willem van Beers op een huis en hof gelegen in het dal aan « Heinrick van Riemenants erve » ... (A.P.). In die tijd staat Henrick van Riemenan t d'ouwe als voornaamste aanwezige vermeld bij het meten « van der goede toebehoerende d er cuere va n Berzele ». (A.P.). In een akte van 23.10.1 484 is weeral spraak van Hen riek van Riemenant, natuurlijke zoon van Hendrik van Withem en in een a kte van 2 dagen later van Hendrik van Riemenant « wettige » zoon van Hendrik, d ie dus de kleinzoon van van Withem zijn za l. (G. 336). Het woord « natuurl ijk » werd evenwel doorgehaald en vervangen door « wettich ». In die akte wordt in ruil voor een rente een stuk land van een bunder te Beersel « opt velt gehee ten d'ûder houtem overgemaakt ». (G. 335). We vinden hem ook vermeld in 1489 : « A petit j ehan de Strasbourg et Henry, bastart de Bersèle, capitaine de la Fo lie, p ou r Ie paiement d'un mois de XV comba ta ns à cheval et XV piétons, a esté paiez, par sa lettre faicte Ie XXIX· jour desdit octobre, ( 1489) la som me de iij /x/. (B.C. R.H " 1888, 291). Hendrik nam in zijn familiewap en, als tweede kwartier, het blazoen van zijn moeder, Margareta van Edingen, op zoals men zien kan op een der p enningen door de famili e van Withem ges lagen. Dit wapen staat ook gebeeldhouwd op een wijwatervat in de kerk. Andere leden van de familie voegden aan hun blazoen als ha rtschi ld het embleem van het huis van Ha lewijn toe, waarmee de van W ithem's verwant waren. Dit legt ui t waarom de gemeente een zi lveren schild met drie zwarte leeuwen toegekend kreeg, terw ijl zij logischerwijze het wapen van het doorluchtig ges lacht van Withem had moeten overnemen (J . van Me lkenbeeck, E.S.B" 1956, blz. 399). j oncker Heynrick van With am here te Berze le ende te Braeckeneygen ende joffrouwe Jacomine van Ghe llinc (Edingen) sijne g heselinne, hebben bep ant voer haer jaergetijde den prochiaen (pastoor) me t eender g hesong hen misse ende met driewerf te ludenen (luiden). (A.P.).

141


Volgens A. Wauters, zou Joanna van Withem, geboren 25. 1. 1474-75 gehuwd zijn met Geraard van Orley heer van Tubeke en van Seneffe. Houwaert, die het beter weten kon, meent integendeel dat het Elisabeth was, geboren 2.2. 1472-75. Zou inderdaad Joanna niet d ie zijn waarvan er sprake is in « Di e Geschichten und Taten Wilworts von Schaumburg », door Prof. Dr. Fo ncke toegel icht in E.S.B., 196 1, blz. 2-30 ? Dit zou de zaak oplossen. Hierna wendde de hertog van Saksen de steven opnieuw naar Mechelen. Ondertussen « gewunnen clie Franzosen ein schloss, haist Pers!, leit nit weit van Brüssel, wölchs si zubrachen ( = ve rmeesteren de Fransen een kasteel, heet Persl, niet ver van Brusse l, dat zij vern ielden) ». Komt Beersel (het Persl) van heer Wilwort van Sçhaumburg ter sprake, zo gebeurt het telkens omwille van een vrouwe van a ldaar, die in de eerste helft van de 16"' eeuw d e echtgenote was geworden van Graaf Christof von Werdenberg, in Duitsland. Uitdrukkelijk wordt medegedeeld dat zi j « war ain geborne von Bersell uszer Brabant », zodat zij naderhand zonder meer a ls « die von Bersell » wordt aangediend. Mogen we op grond van het geschrijf in de Zi mmerische Chronika trots zijn op deze, onze landgenote ? Ze schijnt zich- immers ten zeers te te hebben ingelaten met het huwelijk van een neef van ha~r, Graaf Jos Niclas, en wel om zi jn echt met magische praktijken onvruchtbaar t e krijgen, ten einde zijn bezittingen op haar eigen kinderen te zien overgaan. Ze was nl. ge huwd geweest met graaf Eitel Friderich von Zollern, die haar te Brussel aan het hof bij Keizer Maximiliaan had leren kennen. Zij had hem drie zonen geschonken, nl. Carl, Eitelfrideric h en Fe lix, a lsmede twee dochters, Joanna en Anna. Of haar gade desond anks van ongekreukte trouw jegens haar was· gebleven ? De mare liep toch dat hij verliefd was geraakt op een Barbara von Friedlingen. Gedurende de veldtocht naar Pavia - waar hij anno 1525 overleed - moet hij op een nacht van cleze vrouw hebben gedroomd. Wakker wordend had hij zijn echtgenote, naast hem, aangepakt en haar met de naam Barbel aangesproken. Zij antwoordde hem met een oorveeg en de woorden : « Ik heet j oanne en niet Barbel ». Hun oudste dochter, Joanna , zoa ls haar moeder, die dan « eine von Bersell , von Brussel geburtig » was, had men a ls kamerjuffer weten te besteden bij koningin Maria, de regentes der Nederlanden. Ze werd er opgevoed tot ze volwassen was. De graaf von Zimmern kan er niet over zwijgen dat hij haar aldaar meermaals heeft ontmoet aan het hof, « a lwaar zij voorwaar triomfee rde en in haar g lanzende vederen was, zoals de spreekwijze luidt ». Ze moet wel een donkere gelaatstint hebben gehad, maar ze was zo slank gewassen en van zulke merkwaardige houding, dat men ze « la bella contessa a llemanda » hee tte. Hendrik en Eli sabeth moeten meer kinderen gehad hebben want buiten Joanna en Elisabe th werden ook Filip, Adriaan en 142


« Mariken », samen met hun ouders ingeschreven in de Broede rschap van St. Sebastiaan te Linkebeek (Guldeboek op de pastorij aldaar). ·Ernestin~, jongste dochter van Jan van Withem, kreeg als erfdeel het markgraafschap van Sebourg, de baronnie van Perwez, de heerlijkheden van Boezinge, Escandeuvre, Hove enz. Ze huwde met Claude Frans van Cusance de fa maison de Vergy, baron van Beauvoir (een Boergondisch geslacht). Na het overlijden van Maria Isabella, dochter van Mancia van Withem, vervielen al de goederen van deze laatste aan Ernestina. Ze overleed te Brussel 24. I. 1649 en werd begraven in de kapel van het Sakrament van Mirakel, in de St. Goedelekerk. Beatrijs, haar dochter, erfde al haar bezittingen en huwde in 1635 met Eugeen Leopold, graaf van Kantikrode, die een afstammeling was van kardinaal Granvelle, de eerste bisschop van Antwerpen. Eugeen Leopold overleed reeds in 1637 terwijl zijn vrouw in blijde verwachting was. Haar kindje leefde slechts een jaar. Beatrijs hertrouwde met hertog Karel van Lorreinen. Zij liet twee kinderen na : 1° Karel Hendrik, Prins van Baudemont, 2· Anna, gravin en later prinses van Lillebonne. Op 16.6.1649 stond de hertog van Lorreinen, of beter Lotharingen, Beersel af aan Maria Hendrika, zuster van Beatrijs. Wij treffen haar als « Henriette de Cusance et Vergy, alias Beauvois, vrouwe van Bee rsel » aan in een akte van 3.2. 1650, voor schepene Mr. Fr. van Grasdorf van Alsemberg in zake de verkoop van het goed « Hoochhuys » gelegen aan het kerkhof te Alsemberg. (G. 344). Ernestina schonk omstreeks 1645 een van de elf schilderij en die in de kerk van Alsemberg de legende van het ontstaan van de parochie voorstellen en door Antoon Sallaert van Brussel geschilderd werden. (Item heeft Me Vrouwe van Beersele voor een stuck scilderije in de kerck van Alsenberghe betaelt 80 guldens). (C.T. Nog over de schilderijen van de kerk van Alsemberg, E.S.B., 1957, 405). Na de dood van haar eerste echtgenoot, Ferdinand van Rijen, ging zij een tweede huwelijk aan met Karel Eugeen, Prins, later Hertog van Arenberg. Na Maria Hendrika werd een van haar dochters, Maria Theresia, a ravin van Egmont, eigenares van het kasteel, dat zij bewoond~ (22.4. 1702). Bij een schepenakte van 8.6.1705 stichtte de Prinses van Arenberg 36 missen per jaar bij de ongeschoeide karmelieten te Brussel. (G. 344). · Zo kwam dus tenslotte Beersel in het bezit van de familie van Arenberg. Een neef van Maria-Th eresia erfde het, nl. Leopold Filips Karel Jozef, hertog van Arenberg, van Aarschot en van Croy. ridder van het Gulden Vlies, Grande 1s te klasse van Spanje, grootbaljuw van Henegouwen, 21.3.1754.

143


Zijn zoon, Karel, volgde hem op. Nog jong, verloor deze het gezicht tijdens een jacht. Het schijnt dat de hertogen van Arenberg nooit het kasteel van Beersel bezochten. Dat is niet om te verwonderen. Ze bezaten in Europa tientallen kastelen die heelwat prettiger om bewonen waren dan de sombere burcht van Beersel. In 1707 bevonden zich op het kasteel van Eigenbrakel Antoine Vierlings, intendant van de Heer, Anne de Bourgogne, zijn « Dame », hun zoon Pierre en Madame Isabelle van Hugues, sa préceptrice; twee knechten Jean Beauclerc en Pierre Richard. Er bevond zich ook een gevan gene, nl. François Mactillard, naar de naam te oordelen, een Schot. ( P.A. Eigenbrakel). In het begin van de 18'1• eeuw waren er tal van gedingen en geschillen gerezen tussen de gravin van Egm ont, geboren prinses van Arenberg, en de erfgenamen van Nauts, heer van Rode, Alsemberg en Linkebeek, in zake de heerlijke cijnzen, de rechtspraak, het jachtrecht, het voogdijschap over de kerk van Alsemberg. Om de kosten voor beide partijen te beperken, werd op 1.8.1710 met J.B. Nauts, bijgestaan door Hubert de Tombeur, rekestmeester en raadsheer bij de Grote Raad, overeengekomen over het volgende : 1° de 3/4 van een dagwand uit een stuk van 3 dagwand in de Morasdelle te Rode, leenroerig met 1 den. Tornois en 2 hopen haver in het cijnsboek van Boisdael en Beersel, worden in dat boek geschrapt; 2° het gedeelte van 1 b. 1/2 dagw. te Bousdal, geh. Trionsoye (sic), den quaden boinder, zal worden gemeten en gescheiden worden van het aanpalend gedeelte toebehorende aan de erfgenamen Nauts; 3° het Momboorschap over de kerk van Alsemberg zal overgaan op de heer van Alsemberg met de kollatie van de kapel en andere rechten en aanhorigheden ; 4"' de boeten vallende op goederen toebehorende aan de Vrouwe van Egmont onder Rode, Alsemberg en Linkebeek waarop ze geen enkele cijns licht, behoren tot de heren van deze plaatsen en aan hun officieren, nadat Vrouwe van Egmont evenwel vergoed zal zijn voor de geleden schade; 5° de boeten en andere akten die mochten vervall en op het Steenbos onder Alsemberg, zoals het in zijn hagen en heggen begrepen is, tussen de koninklijke weg van Brussel naar Nijvel, eensdeels en de heerstraat komende uit Rode naar het kasteel van Beersel, blijven ten bate van gravin van Egmont, met uitsluiting van de officieren van Alsemberg; 6° de boeten onder Rode, Alsemberg en Linkebeek op goederen waarop de gravin renten en cijnzen heft, mogen geschieden door de officieren van de Gravin en voor het gerecht van Beersel behandeld worden, zoals de officieren van Rode, Alsembera en Linkebeek alle personen en dieren kalengieren (bekeuren) moge~ die in de « schade » bevonden worden en voor de rechtspraak van de genoemde drie dorpen mogen gedaagd worden, terwij l het hoog en _h ~t volle laag gerecht aan de Vrouwe van Beersel blijft; 7° de officieren van Beersel en die van Alsemberg, Rode en Linkebeek 144


mogen hun « executies » uitoefenen zonder de bijstand van de officier van de plaats. Hierop volgen nog bepalingen omtrent de jacht enz. (R.A.B., 0., nr. 345). De middeleeuwse burcht. - Steeds heeft de mens zich moeten te weer stellen om zichzelf, de zijnen, zijn have en goed te beschermen tegen overvallen en plundertochten. Van die afweermiddelen blijven er in ons gewest nog vele sporen, meestal echter alleen in archiefstukken. Het is haast onmogelij k ui t te maken in welke tijd ze opgericht werden. Overigens, de aard van deze verdedigings- en schuilmiddelen verschilt van eeuw tot eeuw, al naar de aard van de bodem, de beschikbare middelen en bouws toffen, de richting van waaruit het gevaar dreigde, enz. Wat die plundertochten en invallen betreft, moet slechts worden herinnerd aan de Romeinen, de Frankische landname, de Noormannen, de oorlogen tussen Brabant en Vlaanderen, de inpalm ingsoorlogen van de Franse koningen, vooral die van Lodewijk XIV. Voor de 12•• eeuw wijst M.J. van den Weghe in Hallensia, 2•• reeks, 1934, blz. 7, op de twist om Halle tussen de hertogen van Brabant en de graven van Henegouwen. Allerhande versterkingen rezen als paddestoelen uit de grond (ibidem blz. 8). Het verstrekt kasteel van Halle werd vermoedelijk ook in die tijd opgericht. De overval van Halle in de jaren 1488 en 1489 door Filips van Klee f in zijn strijd tegen keizer Maximiliaan , maakte de streek weer uiterst onveilig (a.w., blz. 115). Op het einde van de 14"• eeuw werd onze streek door de eerste verwoestingen geteisterd, die ze in de loop van de 15•• eeuw ook nog blijven treffen, ingevolge de invallen van de legerbenden van Lodewijk van Male ( 1333) en die van Maximiliaan van Oostenrijk. Het moet dus geenszins verwonderen dat we in de meeste van onze dorpen een of ander spoor ontdekken van verdedigingswerken of verschansingen op of onder de grond, ofwel in archiefstukken. Wat ons gewest betreft, bestaan of bestonden er buiten Beersel versterkte gebouwen of werken te Alsemberg, Buizingen, Drogenbos, Dworp, Huizingen, Linkebeek, St. Genesius-Rode, Ukkel. (C. Theys, Oude verdedigingsmiddelen en toevluchtsoorden tussen Zenne en Zoniën, E.S.B., 1960). Het is niet gemakkelijk die sterkten op te sporen, bij gebrek aan oorkonden. Het is een feit dat er, vooral in de 10•• en 11 •• eeuw, zich talrijke burchten bevonden op d e meest kritieke punten van Brabant. Enkele hebben sporen, zg. littekens nagelaten, zodat ze kunnen gesitueerd worden. Zo daagt er ergens in een dorp een borcht op, die vaak nog alleen als plaatsnaam voortleeft. Opgravingen zouden ons veel leren. In veel gevallen is het een kunstmatige ophoping - omgeven door een water, voortkomend van 145


een nabij gelegen beek. Op somm ige plaatsen kan een heuve l een aanduiding zijn. Bijvoorbeeld te Zittert, te Dworp en te Buizingen. De strategische ligg ing staat ook in ve rband me t het gewestelijk wegennet, bv. een oude heirbaan o f de loop van een rivier. Zulke borchten zijn gewoonlijk buiten de huidige dorpskom gelegen, verdwijnen op het ogenb lik dat het latere dorpskasteel opdaagt. Deze overgangsperiode loopt meestendeels van het einde van de 11"• tot het begin van de 1211 • eeuw. T e Anderlecht ve rdwijnt het oude slot en te Ukkel-Linkebeek de Ho mborch , eveneens zonde r spoor na te la ten. T e Brussel zelf wordt de o ude borcht op een eiland van de Zenne verlaten ten voordele van de Koudenberg. T e Vilvoorde wordt tijdens de s trijd tussen de Bertoud 's en d e hertogen van Brabant de Nedelaarsborcht vernield en wat dichter bij de do rpskom wederopgebouwd. In die zelfde tijd verdwijnt ook te Opwijk de oude borcht. Dergelijke gevallen doen zich voor te Relegem, Everberg, Sterrebeek, Melsbroek, Londerzeel enz. Hoevele andere borchten zijn er niet geweest, waarvan alleen een g rond ige s tu die van d e plaats het bestaan ervan kan aantonen ? Welke rol de borchten op het platteland gespeeld hebben is niet bekend. Men vermoedt er zelfs het bestaan niet meer van. Ze zijn verdwenen en met hen hun geschiedenis. Hun ro l is wellicht dezelfde geweest a ls in de steden, nl. die van strategisch centrum.

Het kasteel vóór de llerslelling. (A.C.L. i047 E).

146


De heren zochten dan de nabij heid van de dorpskom op, mind er aan de slechte weersgesteldheid blootgestelde plaatsen als de barre hoogte boven op een berg. Ze daalden van de berg naar beneden. (J. ·Verbesselt, Grote domeinen en borchten in Brabant, E.S.B.). Het kasteel is het zinnebeeld van de dorpsheer. Thans nog ziet de toerist het onverwachts oprijzen aan de bocht van een weg, aan een valleivernauwing, bekroont het met zijn trotse overblijfselen een steile helling of bergkruin , aan de voet waa rvan het dorp gelegen is. Het rijst daar waar men kan bespieden en overvallen zonder zelf gevaar te lopen voor bespieding of overval. Oorspronkelijk waren ze minder trots. Het waren houten bouwwerken boven een kunstmatige motte (een aarden opworp) , beschermd door een gracht en een palissade. Aan het eind van de 1o•• eeuw begint men ze van harde mater ialen op te trekken.

Il

Over de aanl eiding en het tijdstip waarop de middeleeuwse burcht van Beersel werd gebouwd, is niets met zekerheid bekend. Allerlei giss ingen kunnen worden gemaakt. Volgens de overlevering werd ze gebouwd voor dat Brussel een stad was. Dit is geen erg duidelij ke aanwijzing. Sedert wanneer is Brussel een stad ? ( 1). Sommigen menen dat de hertogen, om het hertogdom te beschermen tegen de aanvallen van de graven van Vlaanderen en van Henegouwen, versterkte kastelen oprichtten te Beersel, Zitt ert en Gaasbeek, die in een halve cirkel een verdedigingslijn zouden vormen. Deze voorui tzichten op een aanval zouden tot uiting komen in 1356, toen Lodewijk van Male Brabant binnenviel. Beersel zou echter hebben weerstaan en de schade werd reeds het volgende jaar hersteld. Allemaal mogelijk, maar of die drie kastelen wel in een halve cirkel liggen, dat lijkt inmiddels niet erg overtuigend. Zittert ligt imm ers geen tien minuten gaans ten zuiden van de burcht van Beersel. De Cacamp meent niet dat de burcht opgericht werd op het leen van 7 b. gehouden van de hertog van Brabant, zoniet zou daarvan melding gemaakt zijn in de cartularia van de lenen, wat niet het geval is - maar wel op het vr ijgoed dat de oudste heren van Beersel - waarschi jnlijk de van Aa's aan "de van Hellebeeks, en vervo lgens aan de van Stalle's hebben overgemaakt. Maar een minder belangrijk kasteel of versterkte woning kan op dezelfde plaats hebben bestaan binnen het leen van 7 bunder ( 1) In het begin van de XVI"• eeuw werd Brussel voorgoed de hoofdstad van de Nederlanden. Voor het eerst is er \'an Brussel sprake in het jaar 625 in de l(ronieken van het bisdom l(amcrijk. Een hveede maal uitdrukkelijk in een akte van l(eizer Otto 1 in de tweeue helft van de XJ• eeuw. In deze akte wordt de oprichtin g vermeld vnn een bu rcht op het C' Groot Eiland > dat de Zenne vorm de op de plaats wnar nu het St. Ooriksplein gelegen is. Prof. Bonenfant (Quelques cadres terri toriaux de 1' 1-l istoiri: de Bruxelles, blz. 13) meent dat in elk geval het slechts van 977 af is uat er feitelijk vnn een g raafschap Brussel sprake kan zijn .

147

J


ten tijde der van Stalle1 s, van He.elbeeks en zelfs ten tijde van de a llereerste heren van Beersel in de Xllld• eeuw. Voor de oprichting van een eerste borcht te Beersel bestaat er evenwel een andere, onzes inziens, meer aannemelijke verklaring. In de toponymie van die gemeente bestaat er een plaats naam d' Oude borch, 1432; bosch geheeten d'Ouborch, 1483, 1556; Dauburg, 1836. (J. Lindemans, Toponymie van Beersel). Welnu deze plaats ligt op de Dachelenberg, te midden van een eigenaardig wegenkomp leks met ru im overheersende uitkijk naar het noorden en naar het westen, zodat het dezelfde fu nktie kan hebben gehad als Homborch of Hoge Borcht, op de grens van Ukkel en Linkebeek (J. Lindemans, De Hoofdp laatsen van de oude Brabantgouw, E.S.B., 1940, 1-9). De strategische bh eken is van deze beide borchten viel waarsch ijnlijk weg na de verdrijving van de Noormannen; ze werden niet onderhouden, geraakten bouwvallig, Ho'mborch verviel tot een landbouwbedrijf. Beersel verdween a lgeheel en alleen de naam bleef in een paar stukken bewaard. Op het ogenblik dan dat te Beersel een a ndere versterking, om een of andere ons niet bekende reden, moest worden opgericht, zullen denkel ijk andere normen -hebben gegolden, wellicht hoofdzakel ijk omdat het gevaar uit een andere richting geducht werd . He t is ook niet uitgesloten dat bedoelde oude borch de zate, de sale van een eerste machtige heer van Beersel was, nl. Bero, die zich zelf en zijn laten moest verdedigen. Somm ige schrijvers hebben er hun verwondering over uitgedrukt dat het huid ige slot van Beersel niet op een hoogte, b.v. zoals dat van Gaasbeek, gebouwd werd. T e Beersel kon dit noch-· tans nog heel wat beter dan te Gaasbeek. Van op de hoogte, bij de kerk, beheerst de blik de drievierden van de gezichteinder. Herman Teirlinck, die er woont, kan bij helder weder van uit zijn arendsnest een dertigtal kerktorens van hef Pajotten land onderscheiden. Hi j beweert te kunnen bewijzen dat Breugel van daaru it geschi lder0 heeft. Kerken en kastelen dienden vroeger ook tot toevluchtsoord. ln een akte van 26-1-1611 verklaart « Peeter van Coetsem out bat (meer) clan 70 jaeren dat ontrent 27-28 jaeren geleden (d us tijdens cle beeldenstorm tochten van 1585 in o nze streek) ... als wanneer t Slot van Beerssele vol huyslieden (gezins hoofden) was, als daerop gevlucht sijnde » ... In 1676 werd ook het « kerckendingen op het casteel verhuys-t » . (K.A.) . ln elk geva l bestond het slot reeds in 1300, ve rmits Gocleverd van Hellebeke het toen bewoonde. Missch ien was hij het, trouwens, die het bouwde. Wauters meent dat het gebouwd werd door Hendrik van Withem . Op de deur prijkte zijn wapenschild met het halssnoer van de Orde van het Gulden Vlies. 148

"

1


'Tekening Leo Theys.

(Cl. Vl. Toeristenbond).

Wat de sterkte van Zittert betreft vertelden boeren omstreeks 1850 aan geschiedschrijver A. Wauters ( Hist. des Env. de Brux., IIJ, blz. 723) dat men er in het struikgewas van het Zittertbos of « Kwaeden J-Iori nck » (de Kwade Hoek) nog overblijfselen van oude bouwwerken vond. In elk geva l, daar lag het Hof te Zittert, dat een leen was afhangende van het hertogdom van Brabant en leendienst verschuld igd was me t vier strijders te paard; een olieslagmolen, een rechtsbevoegdheid toten live, lenen en achterlenen waren verbonden aan die vers terkte burcht, die toebehoorde aan Hendrik van der Loebeke, en later door hem werd afgestaan aan Hendrik van Stalle, zoon van ridder Hend rik (verhef van het jaar 1375). Maria van Stalle droeg het over aan haar echtgenoot, Rogier van Petershem, vervolgens aan de Withcm's. In 1489 verwoes tten de Brusselaars het kasteel van Zittert, dat nooit wederopgebouwd werd. Er kan ook verondersteld worden, dat het kasteel van Beersel gebouwd w erd op een allodiaal goed, in we lk geva l de hertogen van Brabant er voor niets zouden tussen geweest zijn. Sommige tekenen wijzen er op dat Beerse l een verbrokkeling zou zijn van de aloude allodiale heerlijkheid. Het is bijvoorbeeld niet uitgesloten clat de van Hee lbeke's er een hoeve hadden, waarnaast mettertijd een borcht gebouwd werd, zoals dit 0 .111. te Huizingen het geval is. De heer de Cacamp meent dat de burcht werd opgericht even vóór of na 139 1, toen de van Withem's grote gunsten van de hertog van Brabant verwierven. Een minder belangrijke burcht of versterkt huis kan bestaan hebben op een of andere plaats in het leen van zeven bunderen, ten tijde van de van Stalle's of de van f-leelbeek's. 149

"


H et lijkt vrij ongewoon in een heuvelachtige streek een burgslot in de laagte aan te treffen. Waarschijnlijk werd de plaats gekozen omdat het mogelijk was aldaar een brede waterval omheen de gebouwen aan te leggen en ten slotte beheerste het nog voldoende de Zennevallei. Ander deels moeten we daaraan toevoegen dat de kastelen van Alsemberg, Dworp, Huizingen, Buizingen enz. in een diepte liggen, langs de waterloop. Hendrik lil van Withem en zi jn zoon Filip, arnman van Brussel, hadden zich de wrok der Brussel aars op de hals gehaald door hun hardhandig optreden ten voordele van Maximiliaan van Oostenrijk. In 1488 werd de burcht stormenderhand ingenomen en sam en met het dorp in brand gestoken door de Brusselaars, die tot de tegenpartij behoorden en verder woedend waren om de rooftochten ondernomen door de so ldaten van van Withem tot aan de poorten van Brussel: Om deze laatste schadeloos te stellen overlaadde Maximiliaan hem met gunsten. Zo verkreeg hij o. m. het recht van laag- en midd elgerecht binnen zijn bezittingen te Beersel, Linkebeek, Rode, Alsemberg en Dworp. Tussen 1490 en 1500 werd het kasteel wederopgebouwd. Omstreeks 1850 beschreef A. Wauters het slot als volgt : Een houten brug, rustend op metselwerk, vc:lert naar de ingangsdeur, uitgespaard in een massale en halfronde toren verbonden met twee andere gelijke torens langs een ringmuur die ongeveer 35 voet hoog is en waarin kleine muuropeningen, de ene vierkant en betralied, de andere met in het midden een ronde opening. Heel het gebouw is van rode baksteen, behalve de funderingen, ongeveer 2,50 m. dik, de bekroning ervan en de stenen banden die de hoeken versieren. D e vorm van het slot is die van een driehoek die tot grondslag, aan de kant van Brussel, een elliptische boog vertoont. De torens waren voortijds voorzien van een kornis met sc hi etgaten waarop een hoog kegelvormig dak rust te voorzien van dakvens ters en, naar de kant van het binnenplein , met twee kleine torentjes versierd. De toren naar het oosten diende tot slot- of meestentoren. Bovenop was er een soort van lantaarn of boven lich t waar in tijd van oorlog of bij plech tige gebeurtenissen de vrijheersban ier uitgestoken werd. Tussen de torens liep een lage en overd ekte gaa nderij, die tevens tot gemeenschapsmiddel en verdediging diende. D eze gaanderij bestaat niet meer en met ziet geen spoor meer van het hoofdgebouw, dat zich bij de oostentor en bevond. In de toegangstoren was er op de begane grond een overwelfde zaal. Op de verd ieping waren er twee bovenelkaarliggende zalen, waartoe men toegang had langs een trap in de dikte van de muur uitgespaard. 150


(Pentekening Adol! Thcys).

De vernieling van de daken bracht natuurlijk ook die van de roostering mee en zo vormen de beide zalen nog slech ts een grote ruimte, die elke dag meer en meer beschadigd geraakt. De benedenste vensters hebben dezelfde grootte noch vorm. De bovenste zijn alle vierkant. D e zeer ruime kelders dienden ook tot gevangenis, te oordelen naar de kettingen die men er in de w anden ingemetseld vond. Denkelijk hebben daar niet zo heel veel gevangenen gezeten. Er gebeurden trouwens weinig moorden of erge feiten in onze kleine dorpen. Eén geval is ons bekend, dat van Claude j ozef Coulon, die er op 6.11.1723 gevangen zat wegens straatlopetij en diefstal met inbraak. Hij werd veroordeeld om tot den bloede toe te worden gegeseld en daarna verbannen. (G. 335). Misschien heeft Jan Maclli els van Rode er in 1719 ook vastgezeten. Hij werd aangehouden omdat hij op het Steenbos, de Konijnendelle en de kleert te Alsemberg en te Beersel hout afgekapt had om bezems te maken. (G. 335). Sommigen menen zich te moeten verontwaardigen over de wrede behandeling van mensen, vroeger. Van de moderne folteringen in vele « beschaafde » landen uit onze verlichte eeuw zullen we liefst maar zw ijgen. Op de verdieping is er een zaa l die zeer waarsch ijnlijk een salon was. De wanden zijn bekleed met houten beschotwerk, blauw geschilderd en met gouden sterren bespikkeld. Sierlijke ribben rijzen op naar het gewelf, waar ze samenkomen in een zeer kunstig bewerkte gewelfs leutel.

151


De muren van het slot vertonen nog sporen van de aanvallen die het destijds heeft moeten onderstaan. Een kanonbal, wellicht een van die welke de Brusselaars erop afvuurden, was in de ringmuur blijven steken. Op het binnenp lein bevond er zich een kapel, de klok er van ging over naar de kerk. Het kruis van de toren werd in de 19"" eeuw door Pastoor Davidts op het koor van de kerk van Drogenbos gesteld. (Drog. 4 1). Het s lot is een belangwekkend gebouw in typische Brabantse bouwtrant en een specimen van krijgsbouwkunde waarvan er in het land maar een paar zeldzame exemplaren overblijven. Johan de Maegd bescpreef de burcht in zijn tijd a ls volgt : « De rode kasteelbonk staat daar plotseling voor u, verminkt, zwijgend, een zeldzaam indrukwekkend puin. De burcht, hoog en fijn getorend, getind en gekanteeld, omgeven door water" . Nu nog ziet ge er de drie thans dakloze torens er van, met muren twee meter dik, verbonden door een gebarsten ringmuur ». Aan de toegang tot het kasteel werd omstreeks 1930 uit alle mogelijke en onmogelijke oude bouwstoffen een taveerne opgetrokken. De gelagzaal is een meesterstukje van rekonstruktie. Bij koud weder branden er in een schat een geweldig grote haard hele boomstammen, iets om alle oudheidkundigen en folk loristen te doen likkebaarden. In de goede oude tijd konden ze het voorzeker niet beter. In het beg in van de l 8'1• eeuw waren, bij vererving, het slot en de heerlijkhe id in handen gekomen van d e familie van Arenberg, die het kastee l echter nooit bewoo nde. Reeds lang trouwens woonden er geen heren meer te Beersel. Van 1585, na de baldadigheden van de beeldenstormers onder van den Tympel, tot in 1606, verbleven de kloosterlingen van Zevenborren op het kasteel. Prior Roelants overleed er en werd in de kerk begraven. Van andere feiten die o p het kasteel zouden gebeurd zijn, valt weinig te vertellen, tenzij dat in 1625 meier Mathijs de Kegel in de zomer op d e kermisdag ,toen hij hu iswaarts keerde « ende ontmoetende op d e brugge van den castele de broedere van den pastoir, heeft clenselven gegruet ende sijnen hoet voor hem afgedaen, maer hadde hem niet wederomme gegruet », wat de Kegel ertoe noopte te zeggen « oft hij geen tonge en haclde om te spreken,". sijnde daermede doer gegaen tot int casteel, a lwaer hij ter selver tijt was wonende (de broeder van de pastoor nl.) , hebbende onder reve rentie s ijne schoenen uytgedaen ende gereetschap gemaict om te gaen slapen » ... (F.0. 353). Omstreeks 1745 liet de familie van Arenberg het gebruik van h~t slot over aan kapelaan Huibrec ht Vel lemans, reguliere kanunnik van het kl ooster van Zevenborren (en niet » Capitaine Vellemans »,zoals Wauters, blz. 680 schrijft), d ie tegen 200 g. per jaar 152


/

Kasteel. De meesten/oren.

Toren met gaanderij.

(Poto T oer. Pcd. Brab. nr. 48762 8).

(Foto T oer . red. Brab. nr. 48762 B).

zich belastte met het onderhoud ervan en het bezorgen van groenten aan het hotel van de eigenaars te Brussel. Bij het slot hoorde ook, maar er buiten, een neerhof dat in 1635 gehouden was door Jan Hannaert « pachter van het Casteel ». In een akte dd. 19 april van dat j aar verschijnen ook Kornelis Boonen, zoon Goverd, en Maria Pauwels, alsmede Pieter van Cutsem, meesterbakker te Brussel. (G. 343) . Er mag w orden ondersteld dat op het kasteel een vrij talrijk personeel te werk gesteld was, althans wanneer de heren er vertoefden, wat intussen op veel tijdstippen het geval niet zal geweest zij n. .M eestal toch verbleven ze te Brussel of te Eigenbrakel. In de parochieboeken treft men de volgende namen aan die met het slot in betrekking staan : op 16.8.1673, bezweek te Brussel aan « catharro » heer Fi lip de Blan die op verzoek van de Prins van Arenberg in de kerk van Be.ersel op het hoogkoor (in summa. choro) bijgezet werd. Op 31.8.1684 overleed alh ier « Crabiel Chevalier » kapitein van de Artillerie; op 19.9. 1742 J.B. Boling op het kasteel (in castro) ; op 28.3. 17 43 Jozef de Caeter, eveneens op het slot (A .P.). Omstreeks 1880 w isten oude inwoners te vertellen dat het kasteel als laatste inwoner een juffrouw de Vlaey had, die zeer luimig van aard was. In de ruimste zaal van het slot gaf ze soms een volksbal. Dansers en danseressen w aren verplicht verzilverde holleblokken te dragen. In 18 18 werden de daken afgenomen. D e zware eiken balken 153


en andere bouwstoffen werden verwerkt in het mooie paleis van de hertogin van Arenberg te Brussel. Onbewoond en onbewaakt, viel de oude burcht stilaan in puin, zodat de mensen van het omliggende zich aldaar van bouwmaterialen gingen voorzien. Dit vandalenwerk bleef de ganse 19<1c eeuw voortduren, in dier voege dat weldra geen dak, geen roostering, geen schoorsteenmantel of deur meer overbleef, é_tlles met struik- en boomgewas overwoekerd was en er nog slechts een dikke ringmuur, 35 voet hoog, met drie dakloze afgeknotte torens overbleef. D e grachten waren al lang in weiden herschapen. D e St. Lambrechtsbeek, die de grachten voedde, liep er gewoon doorheen. In 1914 begon de Kommissie voor Monumenten er zich mee te bemoeien, maar de sloping ging steeds door. Op 19.7 .1916 stelde de Kom missie vast, dat verse sporen uitwezen dat witte steen en baksteen weggehaald werden, o.m. in de bovenzaal van de toren, links van die van de ingang, de stander van de schoorsteenmantel evenals de stijlen en deuren van de ramen in die zaal waren totaal verdwenen. De voeting van die toren was ook reeds aangetast. In de zuidertoren, werd de bovendorpel van de schoorsteenmantel van de zaal, nog ten dele gewelfd, weggenomen. Er werd zelfs getracht de korbeel van de gewelfribben uit te rukken. I n de ringmuur werden de stijlen van een der vensters evenals stenen uit een der steunberen gestolen. Naar de mening van de Komrnissie schoot het toezicht te kort. D e bewaker verkJaarcle, dat niemand in de puinen binnenkwam. Dit kon echter gemakkelijk worden tegengesproken, want verscheidene bezoekers hadden hun naam op de muren gescl1reven, o.m. j osse van den Bossche, entrepreneur, Anderlecht, C. Cassiers 1916, H. Hannut, Anderl echt... De vensters en gaten in de ringmuur zouden moeten afgesloten worden, zodat plunderaars er niet meer zouden binnenkunnen (B.C.R.A.A., 1916, 89). Om te sluiten, moeten we die geduchte kasteelheren niet benijden; de minste onder ons heeft het gerieflijker en gezelliaer dan zij. In een bijdrage in Historia, nr. 190, 1962, blz. 291-292, heeft

De folterkamer, in !zet kasteel. (Foto Toer. Fed. Brab. or. ~8762 B) .

154

Hof te Schavei. (Fot o T oer. Fcd. Bral>. nr . 48762 B) .


Prinses Marie José van België daarover belangwekkende bijzonderheden gegeven. De winter was de gevreesde vijand. Er werd vooral verwarmd met brasero's en hier en daar een open haard. Dit was misschien romantisch, maar niet zelden waren de vertrekken vol rook en tocht. De vloer was bekleed met kille, ruwe stenen platen; die soms met een tapijt bedekt waren. Een ander middel tegen de koude bestond erin de vloer der kamers te bedekken met een laag lover of strooien matten. Wanneer de kamers bewoond waren werden de wanden met tapijtwerk bedekt ( 1). Wat de verlich ting betreft, was het maar droevig gesteld. In plaats van g las hadden de ramen geolied doek tot in de 15t1o eeuw. Vaak zelfs waren de muuropeningen gewoon met hou ten luiken gesloten en kaarsen, eigenlijk een weeldeartikel, versp reidden maar een sombere klaarte in die grote vertrekken. Het mobilier was erg sober : een paar banken, enkele schabellen, tafels en grote kasten en kisten. Naast de kamer stond een houten badkuip.

De herstelling van bet kasteel. -

In 1914 begon de koninklijke kommissie voor Kunst en Oudheidkunde er zich dus mee te bemoeien. Dat jaar in september, werd het reeds als monument geklasseerd (B.C. R.A.A., 19 14, 184, het landschap gevormd door het leenroerig slot bij besluit van 28.3. 1924 - B.C.R.A.A" 1935,

50 1) . In 1916 vroeg de Kommissie de tussenkomst van de Prokureur des Konings tegen het voortschrijdend s lopingswerk en in 1923 besloot ze tot aankoop door de Staat. Daarvan kwam echter niets in huis. De eigenaar, Graaf de Grunne de Hemricourt, Grootmaarschalk van het Hof, was evenwel bereid de puinen samen met de grond kosteloos af te staan, op voorwaarde ... dat de Regering de te Beersel ontworpen begraafplaatsen voor Ukkel en Vorst naar elders zou doen verhu izen ... Wat toegestaan werd en het kerkhof van Vorst werd dan te Alsemberg aangelegd. (C.T., Geschiedenis van Alsemberg, blz. 57). Inmiddels werd in 1926 een vereniging gesticht « Les Amis du Chateau de Beersel ». Een van de torens werd hersteld, het puin weggeruimd, de wallen opnieuw met water gevuld. Brouwer Frans van Haelen was de voornaamste mecenas van de wederopbouw. Staat, provincie en gemeente schonken ook een toelage. Om de herstelling verder te '"helpen bekostigen werd het kasteel voor het (1) Nog in 18 15, toen de Engelse officier Mercer vóór de slag van Waterloo met zijn troepen te Strijtem legerde, vertelt hij dat de muren van het vertrek waar hij logeerde bedekt waren met tapijten. (M. Cordemans, Dagboek van Kapitein lvtercer, E.S.B., 1947, blz. 57). Ook Julien Kuypers schrijft in zijn roman « !-leer van Lembeke rijd él\1n >, dat « de klamme kamers en IJangen van deze slechts op veiligheid en hechtheid gebouwde watcrbu rg (van Lembeek) zo leeg en zo kil waren, met menig luchtgat voor venster, zonder een tapijt aan de wand of ku ssens op de banken >.

155

J


-

~~-~----.....,.-_,.,.,_

publiek opengesteld. Van Pasen tot Pinksteren hadden reeds 20.000 personen het slot bezocht. D e restauratiewerken in 1928 aangevangen, w erden met « e~n merkwaardige zin voor kunst- en geschiedkundige echtheid » uitgevoerd. In het jaar 1948 werd het kasteel aan de stichting.« Les D emeu res historiques » overgemaakt. Aan Raymond Pelgrims de Bicrard komt de verdienste van de herstelling toe. Hij redde aldus va~ de algehele vernieling een van de mooiste getuigen van de militaire bouwkunde uit de 1311c eeuw. Hij beijverde zich om het bestaande in stand te houden en met materiaal uit de tijd zel f, en aan de hand van oorkonden uit de t 7du en l 8c1e eeuw, alles in zijn oude toestand te herstellen. In het bestek van de Wereldtentoonstelling 1958 werd onder de bescherming van het K omitee der kulturele en toeristische plechtigheden 1958, tijdens de maand augustus een nieuwe realisatie van Hamiet op het ereplein van het kasteel uitgevoerd. Tevens werd het tienj arig bestaan van de toneelopvoerin gen in het kasteel gevierd. M en heeft het slot trachten te herstellen volgens oo rkonden uit de t 7•10 en t 8de eeuw, vooral naar de plaat van J. I-larrewijn op het einde van de I 7d0 eeuw, gesneden voor het werk van J. Le Roy « Het Groot wereldlijk toneel des Hertogdoms van Brabant ». D eze plaat geeft een beeld van het slot na de heropbouw van 149 1, nadat J1et in 1488 door opstandige Brusselaars haast totaal werd vernield. De laat XV"e- eeuwse waterburcht is echter volgens zulkdanige achterlijke formule gebouwd, haast zonder rekening te houden met de jongste vorderingen op gebied van geschut, dat men gerust kan verkl aren, dat hij volgens de plann en van het oude slot uit de l J dc eeuw heropgericht werd. Zou men dan met een archeologische herkonstruktie te maken hebben ? Hoe ook, de bouw van het slot is erg archaïserend en het zijn niet de enkele detailmoderniseringen van 149 1, al evenmin als de latere verbouwingen van 1617 aan de trapgevels der halfronde torens en aan het niet wederopgebouwd woonhuis van de burchtheer, die iets in het oorspronkelijk plan van de waterburcht hebben gewijzigd. Bij de hu idige wederopbouw werd de houten paalbrug behouden, alsmede de ophaalbrug, die toegang verleent tot de eerste bakstenen toren met witte natuursteen. D eze eerste toren, die tot wachttoren diende, is 10,55 m. breed, met een muurdikte van één meter. De tweede toren, rechts, verblijfplaats voor het garni zoen, meet 9,46 111. , terwijl de derde toren, de donj on, slottoren of meestcntoren, 10,25 m. telt. Elke toren heeft vier verdiepingen die lan crs een stenen trap bereikt wordt. Een houten ladder leidt naar zolders. De benedenverdieping en de eerste verdieping zij n gewelfd. D e hogere hebben zware houten roosteringen.

de

156


1

De schaliedaken met lantaarnvenstertj es zijn monumentaal hoog. De slottoren is met een slank spietorentje bekroond. Aan de voet ervan bevond zich oudtijds de burchtkapel. In de drie torens werden talrijke schietsRl~ten uitgespaard, waarvan enkele tot schietgaten voor donderbussen werden verbreed. Er zijn ook enkele ramen met stenen zitbanken. Ten slotte zijn er twee ronde wachttorentjes met kegeldak die de aanloop van de trapgevel van twee torens flankeren. Hun bestemming lijkt echter meer dekoratief dan militair te zijn. De meest typische gedeelten van het slot, dat tot het type der kastelen met onregelmatige cirkelvormige plattegrond behoort, zijn wel de overdekte walgang met schaliedak, en de merloenen (ledige ruimte tussen twee schietgaten van een borstwei:ing) met schietspleten (voor spreiding in alle richtingen), alsook de vloer met talrijke werpgaten. Deze laatste werden trouwens kwistig over heel het slot verspreid, vooral bij de ingang. In de nissen onder de walgang zijn er eveneens verscheidene schietspleten, waarvan ongeveer een op de twee tot schietgat voor geschut werd verbreed. Werd dit slot wel ooit ernstig als behoorlijk bestand tegen buskruitvuur beschouwd ? De overdekte walgang, waar het geschut geplaatst worclt, en die enkele eeuwen vroeger een grote strategische waarde kon hebben, moet op het einde van de l 5dc eeuw als totaal verouderd worden beschouwd ( 1). (M. van Hemelrijck, De Vlaamse Krijgsbouwkunde, 1950, blz. 88). In het romantisch kader van het kasteel werden elk jaar door een Brusselse groep toneelstukken opgevoerd, o.m. Richard II, van Shakespeare, !'Annonce faite à Marie van Paul Claude!, Genoveva van Brabant, door Herman T eirlinck".

jacht- en Visrecht. -

De heren van Beersel bezaten alhier ook een warande of persoonlijk jachtgebied. In 1300 had Godeverd van Helbeke « doen ter tij t heere van Beersselle, in hulde ende manscape » onder meer ontvangen een warande van LOO bunder bos. Doordat die warande gelegen was binnen « de meyereyen van Rode". soo dat die palen ende limiten van de warande nyet soo wael (wel) geteykent, bepaelt ende bemeerdert en sijn als dat midts der diversiteyt van den plaetsen ende contereyen van den waranden wael behoeren zoude, dat oick die namen dair of dickwijls verand eren ende anders geheyfen worden »". wenste de heer « te stellen wael ende bescheydelijck palen ende meeren in al sulcken vuegen als dat die in nacommende tijden volcomelijck ende openbaerlijck ( 1) Indien dit werkelijk zo is, moet clan niet de vraag gesteld worden of het Kasteel niet ouder is en dagtekent uit de tijd van zijn bouwtrant ? H et zal wel altijd een geheim blijven. Norma11I zou de burcht niet meer bestaan hebben. De hertog had immers bevel gegeven het kasteel, evenals al de niet verdedigbare plaatsen (sterkten) te slopen, maar zij die ze bewoonden hadden de sloping steeds op de lange baan gesehoven. (W. 111, blz. 674).

157


aesien ende I:>aeweten moegen wordden » ... Een van die palen vindt men vermeld te Alsembera aan de herberg de Zwaa n « gelegen ... met twee s ijden tegen de $traete ende voer tegen die beke daerbij voorbij loopende ende aen den paelsteen der Warande van Beersele » (C.T., Geschiedenis van Alsemberg, blz. 123). De jachtwarande bestreek de hele oppervlakte van Beersel en Alsembera en grensde aan de warande van Boesdaal onder Rode. Zij wordt in 1486 a ls volgt beschreven : « Verst beginnende aen de Zenne in 't Zwertbroeck aen die heerlicheyt van Droegenbossche, streckende al de Zenne op tot aen die goeden van der Zittart, ende alsoe den Dorpschen wech (naar Dworp) ter wachtw ill igen toe, ende van daer den wech ter moelen ten Broecke toe, ende soe die beke op cloir Alsenberghe te Roel~, ter andere waranden toe des vs. thoenders (ook van hen), ende alsoe neven desselfs thoenders warande ten vivere te Scaveye toe, ende soe om die goede van Dwerbosch ( 1) doir Calevoirt ter vs. heerlicheyt van Droegenbossche tQe, ende van claer lancx Droegenbosch tot int vs. Zwertboeck, gelijck ende a lsoe die selve plaetsen aldair gelegen sijn ». ( Leenhof van Brabant, Reg. 18, f' 230, 305). De heren van Beersel waren ook jarenlang in betwisting met die van Alsemberg inzake hun jachtrechten. Op 1.8.1710 werd eindeli jk een overeenkomst gesloten (G. 345, nr. 101). Jn 1778 had Helman de Tenneeren een jachtvergunning in de Warande van Beersel bekomen. In 1784 ook Charlier de Borggravenbroèck en in 1787 Ridder de Ham ( G. 348) . Tn de XVIl'' 0 en XVII fde eeuw was er nog heel wat groot wild in onze gewesten. In het arch ief van het Jachtrecht van Brabant (R.A.B.) komen er o.m. jachtmisdrijven voor in verband met herten in 16 10 en 1783 (J.R. nr. 248, 321); everzwijnen te Wemmel in 1615 (nr. 250); wolven te Zoutleeuw in 1774 (nr. 171). In 1615 zief1 we dat« graaf van den Bergh, marquiz van Bergen (op-Zoom); heere van Beerssele, met zijn man nen, nl. Matheus de Kegele, meyer, Jan Halfhuys, Henrick de Kegele, .Michiel van lsferdaele, Thomaes de Riddere, Philips Pauw.els, Gielis Priem, Guillam de Greve, Peeter van der Smissen, j ooris N. van Huyssinghen, Henrick d'e Smeth, Gielis Pauwels, Huybrecht ende Jan van Cutsem, mette honden op St. Huybrechts dach de vossenjacht hebben gedaen ». (RA.B" J. R., nr. 250). V0rengenoemde van der Smissen komt o~k voor in eeo geding van de pastoor tegen Matheus de Kegel, waarin deze worden beschuldigd « seer ongenadelij ck ende sonder redenen » te hebben gesmeten Peeter van der Smissen. Bij die gel~genheid had de Kegel samen met zijn zwager Joris Watelet « die metten blooten messe vele persoonen heeft opgeloopen

I:>

( 1) Het Dweersbos reikte vroeger tot Drogenbos : teghen den Dweersbosch, 1524; tot Caelevoet... aen de weyde ircn. den cleynen dweersbosch, 1784. (C.T., Geschiedenis van Drogenbos, blz. 118).

158

J


\

Il

(aangevallen) ende voo r de kercke quetsende ten lesten oock smidt Borremans in sijne schouders ». ( F. 0. 353). 1n een zaak van meier de Kegel tegen de pastoor, in 1625, verdedigt de Kegel zich met de verklaring dat don Augustinus Verrera Pieter de Kegel, broeder van d e meier, vroeg kon ijnen voor hem te schieten. Bij ongeluk schoot Pieter « int hooft van den persoon van Hendrik van Waelschot, wesende ros van haer die ter selver tijt int groen was liggende achter die haege, wachtende op de conijnen » en die « den broedere des verweerders heeft gemeyn t dal eenen haes oft vos was die hem was roerende (die zich bewoog)». Waaruit men leert dat het voor een rosharig mens gevaarlijk is achter een haag in het g roen te zitten en dat toen in onze streken het ras van reintje de vos nog niet uitgestorven was. ( F.O. 353). In 1620 werd Guillam Crockaert met 10 keurrealen beboet omdat hij « ontrent Cleynen Bijgaerde hem hadde vervoirdert te va!lghen eenen otter ... dwelck oock gebeurt is nae r half april als wanneer men egheen honden int velt en verrnach te leyden tsij om te jaeghen oft andersints »... Het was immers alleen « aen de lieutenants (plaatvervangers) oft gecommiteerclen competerende de gerechticheyt van te vangen oft doen vanghen de otters in allen quartieren van Brabant ( R.A. B., J.R., nr. 253). Niettegenstaande strenge bewaking werd er veel gestroopt. Zei fs priesters deden het. 1n het elders vermelde proces van de pastoor tegen de meier in 1625, zegt deze dat hij gedwongen geweest was de pastoor en de kapelaan te bekeuren wegens het stropen, zoals ze elke dag doen, « met den roere ende stroppen te hangen ende die conijnen te vangen waermede s ij d.e Warande » ( het jachtgebied van de dorpsheer) geheel waeren bedervende... dat drie of vier jaar geleden de meier met de preter (velden boswachter) des morgens « in den dageraet », tussen 2 en 3 uur, de kapelaan in de Warande vond zitten « op de la baye met het roer gereet Ionckende om te schieten »... dat bij die belegenheid de kapelaan, denkende dat de meier en de preter hem zijn geweer zouden afgenomen hebben « is achterwaerts gesp1:ongen ende den haen van sijn roer optreckende », tot de meier en de preter zei « dat sij niet naerdere souden commen oft dat hij het roer soude doert lijf schieten »... Ten minste zo verklaarde de meier. In 1649 was het ter ore van d e clorpsvrouwe, « Marie 1-1,enriette de Cusance et de Vergy, comtesse de Champlette, vicomtesse de Seboura et Bar, dame de Perwez, Opprebais, Glymes, Thombersoul, Beerselle etc. » gekomen, dat iedereen zich verstout~e op ha~r grond te Beersel te jagen en de bossen te beschad1gcn. Dit werd geweten aan de nalatigheid en het gebrek aan zorg van wege «Jan Caighel (de l<egel), commis sergeant à la garde de nos chasses », die werd afgedankt en vervangen door Machiel van lsterdael, van wie z ij de beste getuigenissen had ontvangen wat betreft zijn « diligence » en zijn goede zeden. (A.A.).

159


De heren van Drogenbos meenden recht te hebben op het jachten visrecht op de Zenne van Lot tot Klein-Bijgaarden. Het visrecht werd gewoonlijk verpacht aan de meestbiedende en was streng gereglementeerd. In 1703 was er h~ssen de gravin van Egmont, vrouwe van Beersel, en Anna van Gmdertaelen, weduwe van Paul Floris, heer van Steen, een geschil gerezen omtrent de visserij op de Zenne. De eerste beweerde dat dit recht behoorde tot « de souvereine princen der Nederlanden en in 1440, samen met de heerlijkheid van Beersel verkregen werd. Op grond daarvan beweerde ze dat « aen de vrouwe van Beersel is toecomende de visscherije op de riviere soo verre als cleselve is loopencle binnen ofte teghens het bedrijf van Beerssele ». De verweerster antwoordde daarop dat Jan Corradin, heer van Drogenbos, in 1653 het Hof te Stene had ingekocht samen met de visserij en dat dit recht van « visscherije op de Zenne van achter het casteel van Droogenbosch tot aen den anderen cant van de brugge tot L'hot » strekte en dat in een akte uit 1530 stond aa11getekend dat « Hendrick de Kegel meyer van Berssele is man van der visscherije op de Zenne van daer Brabant ende Henegouw scheyden bij Halle (Halle lag toen onder het graafschap Henegouwen) tot heer Heynriks molen van Stalle » ... Tot staving van zijn goed recht voerde hij het getuigenis aan van « Fredericus de Kegel 73 jaeren oudt ende 53 jaeren meyer van Beersel altijd voor den heer van Beersel gevischt hadde op de Zenne van het Zwartbroeck tot aen de Brugge van L'hot evenals zijn vaeder insgelijckx meyer ». Ook de preters, rentmeesters, meiers, officieren van de vrouwen en heren hadden e r al altijd gevist « geheele cuypen visch ». Daar de tegenpartij o.m. beweerd had dat zij er had gevist met boten, haalde Beersel daaruit een argument : « het is oock' impertinent te seggen dat men op de vs. riviere souden connen visschen met booten ... niet alleen omdat hetzelve impraticabel is door de groote rapiditeyt ( !) van de vs. riviere maer dat aldan nootsaeckelijck s.oude sijn voorder te comen op de aerde van Beersel om die schuyte ofte boot op ende af te trecken ». Maar tegen al die bewijsvoeringen stelde Steen, dat hij in elk geval de aan Beersel palende visserijpanden verhuurd had. Mogelijk antwoordde Beersel, maar dan werd er ook bekeurd en ten bewijze haalde Beersel aan dat van de gecalengiè"rden netten afgenomen werden « die twee jaeren op het casteel gestaen hadden ende door volckeren van oorlogh ontvrempt » werden. Het was een ingewikkelde zaak, waaraan prokureurs en advokaten een flinke stuiver verdienden. Hoe het eindigde is niet bekend. Wellicht werd Beersel in het gelijk gesteld, want in de verhuring van J 709 is er nog alleen kwestie van de « visscherije tot tegens Beersel ». Vermoedelijk had Beersel in de loop der jaren zijn recht wat laten verlopen. (C.T., Geschiedenis van Drogenbos, blz. 25-26). Het is bekend dat de Zen ne oudtijds zeer visrijk was. Een

160


geding in 1674 komt dit eens te meer bevestigen. Op 6 augustus van dat jaar hadden van Hove, N. Verheyleweghen rentmeester der stad Brussel, de Gieter, Snellinckx, Gaspar pachter, van de moer (straatvuil) « ende andere compaignons gevischt in de riviere de Sinne ... met eene groote oft lange sleypnette met welckdanige netten die geheele riviere wordt afgesleypt in sulcker voegen datter quaclijck iet kan eschapperen tsij cleyne of groot, gelijck dat doen ter tijt is gebleken ». Vorengenoemden hadden « sulcke menichte van visch gevangen gehadt dat diverssche menschen met groote hoopen in voorschoeyt ende hoeden hebben medegedraegen gehadt s~nder alle die andere menichte van kleyne visschen die op straet s11n blijven liggen ... a l soo wel dat sulcke vissererije met sleypnetten in die gansche riviere van de Sinne eene moorderije is van de vis »... (R.A.B., Jachtrecht nr. 269). Zelfs in de bijbeken van de Zenne was er veel vis. Bij de wet was het streng verboden te vissen in openbare waters en zelfs die welke met die waters in verbinding stonden. Dit belette geenszins « Peeter van Cutsem met sijne medeplegen in 1684 te gaan vissen op die groote beke, genoempt die Suene loopende in die Sinne... niet alleen met verboden netten maar hebbende uythoyst (uitgehoosd) die putten met s ijne compagnons ende het visschen gansch geruineert > (R.A.B., Jachtrecht, nr. 272). Met de -opkoms t van de moderne nijverheid in de Zennevallei geraakte de Zenne zodanig vervuild dat in I 845 heel de rivier met dode vis bedekt was. Klachten hielpen niet en omstreeks 1865 was het gedaan met de weleer zo visrijke Zenne. (C.T" Geschiedenis van Drogenbos, blz. 22-27). Plantrecht. - Om sommige toestanden beter te begrijpen moet men weten dat als eigendom van de dorpsheer werden beschouwd, de wegen, grachten, de bomen die er op of langs s tonden, de openbare pleinen, ijdele plaatsen, de waterlopen, bruggen enz. ~oms Werd dat recht echter betwist, zoals in 1702, toen er een geschil -oprees tussen de Gravin van Egmont en de Jezuïeten v~~ Brussel betreffende bomen die geplant waren op de wegen nabtJ het Hof te Dweerbos. ( G. 334). Schepenbank. - Oudtijds had niet elke gemeente een eig~n bestuur. Het plaatselijk bestuur werd waargenomen door een scliepenba~k die twee of meer dorpen bestreek en samengesteld. \vas ui t een meier, gewoonlijk zeven, later weleens vijf schepenen, zoals bv. van 1726 tot 1740, een ariffier -of sekretaris en een dorpsofficier. De bevoegdheid van ee~ schepenbank; was heel wat ruimer dan die van onze hedendaagse gemeentebesturen. Van de l 8de eeuw af was er onder de schepenen haast altijd een rechtsgeleerde, een gegradueerde in de rechten uit de stad, dit was o.a. het geval van 171 O tot 1720 voor Willem An toon de Blije, Prokureur (actvokaat) bij de Raad van Brabant (F. de Cacamp). De griffier was trouwens gewoonlijk ook een rechtsgeleerde. 161


De schepenba nken zijn plaatselijke bestuu rsinstellingen die op zijn minst genomen uit de tijd van Karel de Grote ?ag tekenen. Oudtijds vergaderden de schepenbank op een open plein, gewoonlijk onder een lindeboom. De plaats waar de schepenen zaten was afgezet met ba lies zoals op een oud zegel van Beersel nog te z ien is. In onze streken bleef dit nog bestaan to t in de J4d 0 eeuw, soms met eigenaardige geplogenheden. Wanneer het g ing om de overdracht of de verkoop van een stuk g rond, brach~ de eigenaar er een zode uit die grond gegraven, na er een vers afgesneden takje in gestoken te hebben; ging het om een weide, dan bracht hij een g raszode; o m een hut, een houtsplinte r ervan, bij wijze van sprekende simbolen. Hij overhandi gde die voorwerpen aan de rechter (schepen), verklarende dat hij geen rechten meer w ilde uitoefenen op de zaak die zij vertegenwoordigden, en de rechter stelde vervolgens die simbolen in handen van de nieuwe eigenaar, waardoor te kennen gegeven werd, dat het goed van eigenaar was veranderd. (L. Van der Essen, La Siècle des Saints, blz . 20) . Voor hun vonn issen volgden de schepenen van Beersel de « Costuymen » (gewoonterecht), nl. de rechten van Rode, Halsenb~rgh ende Leeuwe Brabants recht. Dat recht betreft in hoofdzaak « successie, tochtenaers, scheydin ghe en deylinghe » en bestond uit 43 artikelen. De volledige tekst ervan is opgenomen bij Constant Casie r, (Coutumes du Pays et Duché de Brabant. Quartier de Bruxelles, T . Il, 1873 ). Om slechts één bepaling aan te ha len, tot rond 1400 erfden de dochters geen onroerende zaken. Later kregen ze de helft van die van een zoon (W. Les Libertés communales, 105). Voor hoger beroep was men aangewezen op het Leenhof van Brabant. De dokumenten van de schepenba nk werden bewaard in een « ferme » of « comme », nl. een kist met drie sloten. Op 16.3. 1673 bevond die kist zich in de kerk van Rode ( G. 338). Het gewoonterecht ontstond uit plaatselijke gebruiken en overleveringen en werd gaandeweg door de vorsten bekrachtigd en op schrift gesteld. Van 1391 af maakte Beersel één bank uit met Linkebeek, Alsemberg, Rode en Dworp. Jan van Withem bekwam van Hertogin Joanna « Consent om in onsen prochie d orpe van Rode, Alsenberge van Do rpe (Dworp) van Linckenbeke ende Berssele ... eenen sche~ penstoel oft een getal van scepenen maken mogen ende die versetten ende vernieuwen a ls dat genoegen sal ende oirberlic duncke »". De inwoners hadden echter niet alleen te maken met de schepenbank. In Zonien en een brede strook errondom (de duwieren) stonden ze onder de rechtsmacht van de Opperjachtmeester en voor somrriige zaken zelfs onder de zg n. Honden van Bosvoorde nl. de hondenkwekerij van de yo~st, w~arvoor sommigen belasti~gen af te d rag.:n ~~dden. _In_ die 111 ge~1kke l.de rechtsbedeli ng gebeurden onverm11deh1k verg1ss1agen en m1sbru1ken. Zo werd in 155 1 Steven 162


t '

van den Velde beboet « omdat hij Jan Pauwels betrocken hadde onder Bierssele ende beyde sorteren onder de honden van Brabant » (R.K. 48476). Meiers en schepenen zijn ook maar mensen. In de XIVde eeuw waren .de klachten over misbru iken zo · talrijk geworden, dat in 1389 hertogin Joanna van Brabant zich genoopt zag een algemeen onderzoek te laten instellen. Ook uit Beersel was er een klacht : « Jan Crutman claecht over Everart Connen ende Wouteren, den on dermeyer van Rode, dat over jaer die Jeden sijn Margriet Hax, die wonechtich te Bersele, verloes 14 ellen linenlakens dat opten tun hinc, so dat omtrent d ien selven tijt Jan Crutman voirs. ende Soete, sijn wijf, qualec eens worden, so dat sijn wijf van hem g hinc ende trac tot Luttel Edingen clair sij was omtrent 8 dage. » (Bolsée, La Grande Enquête de J389) . Jan Crutman beklaagde zich dus over Evert Connen, meier, en over Wouter, de ondermeier van Rode, dat enkele jaren geleden Margriet Hax, toen woonachtig te Beersel, J4 ellen linnen lakens kwijt raakte die op de haag hingen, zodat de vorengenoemde Jan Cru tman en Soete, zijn vrouw, ruzie kregen en deze laatste van hem wegging en naar Lettelingen (bij Edingen) vertrok, waar ze acht dagen verbleef. De zaak is niet erg duidelijk, maar wellicht werd het lijnwaad door de aangeklaagden verbeurd verklaard. Tussen bestuurders en bestuurden rezen er vroeger, net als nu, konflikten. ln 17 47 werd zulk geval door de schepenbank behandeld. Op 15 augustus van dat jaar had Joos Belsàck, ingezetene van Beersel « sich vernielen... in de herberge genaempt het Roodt Cruys, gestaen ende gelegen bin nen deze prochie van Beerssele (op de Laarheide) tusschen den 4 a 5 uren naer noen, in presentie van verscheyde persoonen, aldaer a l vloeckende ende zweirende de regeerders deser prochie uyt te SCheyden (van het W\ll/. SCh ...) ende t' inj urieren, seggende o.a. darter van de contributie soude overgeschoten s ijn 400 g uldens waermede de regeerders alhier floreerd~n, hetgene aen hen dickwils genoech soude verweten geweest sijn sonder dat sij daer tegen souden geopponeert hebben... dat de regeerders beter souden naer Roo (St. Genesius-Rode) gaen leeren bessemen maeckeu ... dat men de regeerders alhier behoorde de ooren af te snijden om mutsen te maecken ... met meer ander.e discoursen, tot groot schandaal ende disrespect van de overheyt (waer van sijnen vader selfs bij is (? !) ende occasie van q uaet gevolgh. » De vroede vaderen van Beersel « namen » d~t echter niet, want « volgens Goddelijcke ende Wereltlijcke wetten is het wel scherpelijck verboden iemandt te injurieren oft de fa eme ende reputatie sijns ~vennaeste ende noch minder de overheyt van magistraeten ende regeerders van steden ende dorpen off vlecken » te kort te doen. Op 7 september werd Joos ten huize van Antoon de Gheynst voor de schepenbank gedaagd. Hij verklaarde dat hij dronken geweest was en zich niets meer herinnerde. Niettemin moest hij alles 163


« wederroepen » en verklaren dat hij « de regeerders deser prochie was houdende ende kennende voor persoonen van eere » en 100 pattacons plus de kosten betalen. ( G. 334). . Belsack schijnt ook geen hoog gedacht te hebben van die van Rode... Met « oren afsnijden om er mutsen mee te maken » bedoelde hij : « moetsen » (de oren korten). In het Hoogduits heet het Mutzen, in het Italiaans Mozzare, en é-mousser in het Frans. (Vercouillie, Etymologisch woordenboek, blz. 229).

Meiers. - De meier van Beersel genoot vele voorrechten. De dorpsheer lichtte te Dworp, te T enbroek en te Terheide het recht van het beste kateel. Het derde deel van dat recht behoorde aan de meier, evenals het derde deel van de verbeurd verklaarde goederen. Als vakatierecht ontving hij : voor elk grondged in g, 21 stuiver en, indien hij verder dan één mijl buiten het dorp moest, 18 st. per mijl. Voor elk onderzoek 10 st. in de parochie zelf, daarbuiten 18 st. per mijl, voor een erfeniszaak 21 st. Geen persoon vreemd aan het dorp mocht te Beersel een gerechtelijk onderzoek doen, zoals een dagvaarding enz., dan na betaling van het wijngeld, nl. 6 st. Elke boer was hem een halve sister tarwe en elke dagloner een hoeveelheid graan, volgens de grootte van zijn verbouwing, schuldig. Met Pasen liet hij eieren omhalen bij al de boeren en indien zij er hem niet genoeg gaven, nam hij ze zelf (hij nemste in den neus). Voor het dragen van het Beeld van St. Sebastiaan te Linkebeek, een gebruik dat reeds 300 jaar bestond, 'O ntving hij een kaars van een half pond, evenals op Lichtmisdag van de kerk van Rode, en een dergelijke kaars van een pond van die van Beersel. De kramers die op de kermis de toelating aan de meier moesten vragen, om een kraam te openen, gaven hem een mes of een stricke voor de gerechtsroede. Volgens een ander stuk hefte de meier een schild bij elk huwelijk in de parochie of wanneer een van de inwoners van het mannelijk geslacht elders huwde. Het spreekt wel van zelf dat er thans niet minder wordt betaald voor al die diensten, integendeel, maar het geschiedt op een andere manier ... De meier van Anderlecht en de messiers (pachters) van de abdij van Vorst in dit dorp, te Ruisbroek, Leeuw, Ukkel, Linkebeek en Beersel mochten er in de kelder der abdij elk drie broden nemen, en op Maria-Lichtmis werd hem vlees en te drinken geschonken. (W. III, blz. 577). Al die bedragen werden natuurlijk met weinig O'eestdrift betaald, maar de meiers verdedigden hun voorrechten ::iet hand en tand zoals o.m. uit volgend geva l te Alsemberg bli jkt. « Van over imemoriale tijden ende over gedenckenisse van menschen » had de meier van Beersel « in qualiteyt van sijne officie als meyer deser heerlicheyt soo aen sijne voorsaeten als aen hem heeft gecompeteert... de somme van 4 g. 1 blanck over het recht van het uyt ende i~ned~.aegen het beeld! van O.L.V. van Alsenberghe uyt de kercke 1aerli1cx op den kenrnsdagh ». Twee jaar reeds had hij 164


dat echter niet meer getrokken en in 1700 stelde hij een geding in tegen het kerkbestuur, vertegenwoordigd door kerkmeester Laureis cle Ridder. Deze ontkende niet dat « in teyclt van pays (vrede) de meyer is treckende 4 g. J b i. ofte in s p ecie van vlees ende wijn ende dat om het belt van O. L. V. uyt ende in de kercke te helpen draghen ». In 1698 en 1699 werd er « vertert in diverssche reysen 3 g . . L6 st. 1 bi. soodat e r maer en restert 4 g., 3 st. 1 oort te betalen ». Naar het schijnt was de meier echter zelf ten achteren in het betalen van renten aan de kerk van Alsemberg... (Alsemberg, 378-379) . De namen van enkele meiers zijn bekend gebleven : Jan Lissen 1465; Pieter Pi ers 1481 ; An toon de Mey 1496; Lukas de Kege l 1535; Ja kob van Cutsem. Op 11.7.1564 leverde de schepenbank een attest aan Bernard de Vadder af in verband met een kriminele zaak tegen Jakob van Cutsem, gevangene, d ie in 1561 meier was. Het moet een beroerde geschiedenis geweest zijn. (0. 338). De tegenpartij waren Oielis van Cutsem en Katarina Breeckman. Bernard van Cutsem 1562; Bernard de Vaddere treft men als meier aan van 156 1 af. Zoa ls dit toen wel eens meer gebeurde - zie Dr. J. Lindemans « De rechtspleging in de Meierij Assche ged urende de xv•• en de XVI''• eeuw » (Bijdr. tot de Gesch. 1922, blz. 407-430) - had deze meier zeer slechte zaken gedaan en zijn weduwe w as er waarschijnlijk van onder getrokken om aan de gevolgen te ontsnappen (Marie... mettertyt zijne weduwe ende figityve). Dit leidde tot een uitgebreide boedelbeschrijving, 1564, die in meer dan een opzicht interessant lijkt. De voorwerpen zijn per woonvertrek opgenomen, zodat men zich een vrij goede voorstelling van het huis kan maken. De erflat er was « Beernaert de Vadder in zijnen levene meyer van Beerssele ». « Op den Velen dach Aprilis anno XVc ende 64 voor P aesschen » werden « geinventariseert de haeffelijcke goeden ... in het sterfhuys... geheeten de Croone toebehoirende den heere van Beersele, bij (door) Janne Mertens, pretere, Machiele Hannaert ende Peeteren de Moldere, schepenen der zelver banck, ten versuecke Jans van Zuene, inden name van wegen ende als rentmeester ons gemindts heeren van Beerssele, als wesende d'eerste die de vs. goeden op heden inder vs. qualiteyt van heerheyden ende anderssins in a rreste heeft doen leggen, ende dat om te commene tot betaelinge van onderha lven jaere huyshueren te verschijnen nu tsint Jansmesse naestcommende anno 1565, loopende J0 Rinsguldenen, Item van 54 Rinsgulden ende zekere stuyvers ombegrepen der juyster sommen. In een andere partije die wij len de Vaddere uyt zaken van zijne officien bij slot van rekeninge ten achteren is gebleven. Item ende van 38 Rinsguldenen 19 stuyvers inde derde partije, uyt zake van diverssche sommen va n penningen die de vs. \vijlen meyere in den naemen des vs. rentmeesters van tsheeren

165


penningen bij executien ende anderssins opgeheven end e diverssche persoonen gelicht heeft ende anderssins. Ende tot dyen 0 111 te commen tot betaelinge van tgene des de zelve wijlen meyere zedert den vs. slote van Rekeninge den heere van Beersse le uyt zaken van der vs. oHicien zoe van k ueren ende bruecken pontpenningen, heerlijcke vervall en ende anderssins binnen den zelven tijde tot noch toe geval len ende verschenen ten ac htere zouden moegen bevonden wordden te wesene : lerst voer op den vloer : 3 schalen (bui tenste plank van een boomstam); ende 2 berderen, t witte bancke (van without), 1 quade schuppe, 3 ijdel ame (maat van ± 150 1.), vaten en de t half ame dezen vaten toebehoerende den brouwere, 1 ijdel vleeschcuype, l boge saghe (gemerct dese saghe toebehoirt den jongen Bernaert de Vaddere om zijn ambacht met te leeren ende bij advyse van schepenen hem gerestitueerd), 1 standaert ende 1 hantrijde (?), 2 pispotten, 1 cleynen zwerten ketele, 1 steynen cruyckxken , 1 houten eemere met 3 ijseren banden, 20 ronde witte tai lloiren, noch 22 witte viercante (?) tailloiren, 1 aerden braetpanne, 2 tailkens, l groen verseerbecken, l ijsere potdecxelle, l steyncn olyepot met 1 mostaertpotteken, 1 melckpot met 1 groen tailken ende 1 g roen olyepotteken, 1 potheyse ende twee quade p ottekens, 1 schotelvat met 5 schotels ende 6 lepels, 10 ronsmannen onder cleyne ende groot, 2 aerden chauffoiren met 1 melckpot, 1 vaetspoelcuype, 2 raspen ende 2 taefelringen, 1 tichelcoecktichele ( ?) met 2 heytpottekens ende ander pluysmerct, 1 vioelken (fiool, fles met lange hals) van gelas met wijme overtrocken, 1 blauwen steyne n morssele metten houten stootere, 2 sporen, 1 cleyn stoe lken . In de spinne : (voorraadkamer) : Zeker hout met ewat quantiteyt van eyck en spolen (soort brandhout) . 28 roode ronde tailloiren, 1 blaffeture met 1 wayere, 2 schabellen, 1 taeffele, 1 reckbancke daer inne wesende l ronsman met blommen, ende 1 aerden rech tschotele met 7 pekelharingen, met 2 houten schotelen, 1 witte schapraye daer inne zijnde 1 swijnen smoutpot, 1 steynen wijnpotteken, wijmen keesmandeken ende 1 cleyn gelayers (verglaasd) croesken, 1 spillebert met 2 cladders (borstels) ende l inctcokere, t cleyn serijftaefelbusseken (doosken) met 1 bril ende de custodie (brill ekas), 1 cleyn tonneken, 3 quaertpotten, 2 lattoenen candelaers (van geelkoper), 7 drinckbekers van steyne, onder cleyn ende groot met 1 mostaertpot ende cleyn chiroeppotteken, 2 setelstoelkens, 1 met stroo ende 1 ander met een cusseken daeroppe, 2 vuyle ge~rachte ammelakens, 1 cleyn tafelken, 1 crucksetele (zonder ruglew1111g), l blaesbalck, 1 ijzeren brandereel, 1 poti jsere met 1 ijseren treftken, 2 potheysere met t ijseren hu(a)esch, l ijseren latte met 2 schakelhalen, ende 2 lathalen, 3 roosters, 1 lichtvat, 2 cqssaertpannen ende 1 droeplepele, t

166


ijseren vispaen, 1 ijseren spet met 1 ijseren candelaer voer schouwe, 1 voncklaye (vuurs lag), 1 ijseren vierschuppe, 1 ta ng e, 3 haspen, 2 quaye muylen met 1 stroelen voetberdeken, 1 wit souttonneken met sout daerinne, 3 gaijoelkens (vogelkooien ) aeneen met 3 mauwelkens ( vogels) daer inne, 1 vogelsacxken met saet, 2 cleyne gelaesen fleschkens met wjj men, 1 houten botermes met zwerte saecken, ·2 tinnen potten, 3 tinnen schotelen, 3 vlecken schotelen, ' 6 tinnen lepelen met 1 eeren (aarden ) lepel, 3 tinnen ta illoren, 3 dobbelierkens ( ?) , 1 com meken zonder oere, 3 commekens met o iren, 5 tinnen rechtschotelkens 1 1 eeren lampe, 1 g roote met 3 cleyne ketelkens, 1 eeren vispaen, 1 cooperen pot, 1 vlecken tre ft, 1 tinnen soutvat, 1 hou ten soutvat, in de schouwe 1 hespe met 4 stucken vleesch, buyten de schouwe noch 4 stucken vleesch. Int cleyn camerken tegen strate : · 1 toom van den peerde, 2 peertsgebeten met 1 steertriem, 5 spoeren zoe goe t zoe quaet, 1 hontsmylreep, 1 quade kis te zonder s loth, daer inne wesende ierst 3 1 roeten keerssen met zeker pluysmerct van loot ende 1 boechpese (boogpees), 1 ijseren aecxe (bijl ), (ontleend en gerestitueerèl ) , 1 ijs ere pa lme, 1 sadele met 2 stelgreepen ende 1 binzeel, 1 houten taeffele, 1 kiste vo l pluysmerct1 1 spinrock, 1 leren flessche, 1 leren custodie van 1 pistolet, 2 stoxkens met ijscren pinne, 1 block met ijseren boyen (handboeien) den heere van Beerssele toebehoirende, 1 wit lieclecanten met 1 q uaet bedden daeroppe een paer s la pelakenen ende 1 sargié van tapecherijen, 1 cleyn cussekçn daeroppe met 1 s tuck van 1 saergie, 1 witte schabellebancke. In de koes tal : 1 a me vat (toebeho irende den weert in de camme), 2 vaetkens, 1 taefelken, 1 leerken, 1 mande, 1 mande met 1 kieckenkorf, 1 voet van de r tae fl e, 1 trochelken met d iverssche houten pluysmerct. Opt hoendercot : 11 hoenderen met 1 haen. In de neercamere : 1 groote scrijnen taefele met 1 raem, 1 w it kistken met 1 houw mes ende 1 ijsere geste lle daer inne, 1 eggere (avegaar, boor), 6 mostpottekens, 1 vioelken met koeseeck (aal), 9 gelasen, 1 schoenken op zijn turckois, 1 potteken van gelayers met drijakele ( triakel, tegenvergif), 1 manneken te peerde met 2 meykens van zijde, 1 fl essche van 1 cauwoerde (kalebasfles), 1 quaertspel, 1 scrijnhouten zele ( legerstede in de vorm van een kist) met 2 sloten, gesloten wesende, daerinne zijnde 1 rooden aentreckere, 1 bundelken met socken, 4 quade droochcleerkens (handdoeken). 1 paer clooten, 1 quaet beucxken, 2 manshempden, 2 quade rechtcleederen (ambtelijk k leedse l ?), ewat noten, l verkeerbe rt zonder stecken, 1 tange met 1 spriet, 1 fritsoer (buffet) met 2 schapraykens gesloten wesencle met 2 schietlaykens, daerinne wesende pluysmerct,

167

1


in dit tritsoer bevonden 3 hantrijdeh, g roote ende cleyne flouwijne, 1 o ngevracht ammelaken, 1 gevrachte ammelaken, 2 servetten, 1 doosken met brieven, ewat appelen, 1 sacxken met brieven, 2 lattoenen aultaerkandelaers met 1 wassen keerse, 1 taefereel met fides spes charitas (geloof, hoop en li efde), 1 cruycke met 1 quaertpot, 1 houten schotele, 1 cleermande daer inne wesende 2 slapelakenen, 3 manshempten, 1 ammelaken, 1 hantrijde ende 1 servetteken, 1 lanteerne, 1 doeckbert met 2 ellen, 3 zwerte ketels (Cutsem seeght hem dese toe te behoeren die welcke hem afgepant zijn geweest), 1 wittele ketele, 1 metalen waterpot, 1 cantoirken van witten houte met diverssche brieven daerinne wesende, 1 ges loten koetsse (bed) met 2 gardijnen van blauw ende geluwe sayetten daeroppe liggende 1 bedde (matras) metten hooftpeuluwe, 2 s lapelakene, 1 oircussen ende 1 cleyn lindecusseken (lendekussen) metten sargie van tappecherijen daertoe dienende, 1 mans setelstoel, 1 vrouwsetelstoel, 2 drijevoeten, 1 s luyttaefe lken van masthout, 1 toom met 1 singele van den peerde, 1 duym ijsere ende 1 hantijsere den heere van Beerssele toebehoirende (deze zijn Jan Mertens, preter, overgelevert), 2 ijseren boyen metten ketenen, 1 ijseren nyewe cramme noch 2 boyen met 1 ijseren bout, 1 rijzweert met 1 poingnaert, 1 javelijne met 1 ijseren gaffele, 2 sprietten met 2 witte bedtstocken, 1 maelsloetken, 2 buscruytbussen, 1 schuppeken, 1 zwerten hoet met 1 vrouwen strooien boet, 1 waeffelijser (is Claes Thys gerestutueert gemerct men het ontleent was), 1 koetse metten bed de daeroppe, ende hooftpeuluwe met 1 sargie van tappecherije, 1 zwerten rock zonder mouwen, 1 paer cousen quaet wesende. Op den solder boven de camer : 1 beddeken metten hooftpeul.uwe met 1 s lapelakenen ende quaet sargijken, 1 visch gaffele met ander gerenroeden, 1 quaet gareel, 1 egger met 1 formoir ende berijsere met 1 saeghxken, 6 rebben van eycken houte, l quaden stoel met l hoorde (huurde, mat van gevlochten teen), met wat colen ende berhout (brandhout). Op den 2den solder : 1 bostken van strooien met cleyn boonkens, ewat Roomsche boonen, 3 stockvisschen ende l 1/2 douzijnen scherrekens (schar, platvis), 1 stroelen veertele, 1 hoopken coren van 13 veertelen, 3 garen peertssen met ewat drooch coorden, ontrent l veertel erten, ewat zemelen. In den keldere : l mostaertpotteken, 1 gelayers croesken, 1 quade panne met 2 stucken gezouten speek, 1 muysenvalle, 1 vleesch cuype met gesoute vleesch daer inne liggende, 1 wasch cuypke n, l ijdel a me vat, noch 2 ame vaten met bier daerinne, l quaertpot, t vlecken treftterken, 1 scherfbert, 1 teyle, ewat ongeblusten calck, 1 quaet houwmes, 1 potteken met inct. 168


In den hof : 1 quade rinne met 4 plancken, 1 mande met 4 rosemarijnen ende t jheroeffelplanten, in den cruythof 4 groote rosemarijnen lauwersboomkens ende andere diverssche goede cruyden. Int backhuys : . J moi_lle met 1 crabber, 1 pale met eenen cloet, 1 taeffel met scragen, 1 cleyn taefelken met 3 pickels, 1 quade vierschuppe. Int verckenscot : 2 loopelingen verckenen ». ( G. 371 ) . Het moet een beroerde tijd zijn geweest, want in vijf jaar tijd waren er vier verschillende meiers. Na Bernard de Vadder wordt de toestand normaler met Gommaar van Zuene de jonge, 1565-1570, achtereenvolgens tot aan de vooravond van de Franse Omwenteling opgevolgd door : Hendrik de Kegel (elders Jan-G. 338), (1571-1615), zoon van Lukas en van Anna van Kemmele, dochter van Hendrik, rentmeester van de heer van Beersel. Van Lukas worden in een akte van 10.1. 1557 drie kinderen vermeld, nl. Heyncken, Hansken en Jenneken (G. 338). De weduwe van meier Hendrik de Kegel, Maria d'Ailly of Dailly verschijnt in een akte van 2.12. 1619, met een andere partij, Sr Floris van Wavre, rentmeester-generaal, de vrouwe van Beersel, en diens echtgenote, Maria van den Eede (G. 339-340). In een akte van 9. 1.1566 treedt Hendrik de Kegele op met Gillis Hannaert en Maria Ghysels (G. 338). Matl1eus de Kegele, 1616 tot 1662. Hij was dus 48 jaar lang meier; hij overleed 17.9. 1664 en werd bijgezet in de kerk voor het St. Rochusaltaar (ante a ltare S. Rochi). Zijn vrouw heette Francisca Hannaert (G. 340). In het rechtsgeding tussen de Kegel en de pastoor waarover elders in dit werk reeds een en ander verhaald is, beschuldigen de partijen e lkaa r' ondel·Iing, natuurlijk; zo verklaarde de pastoor dat « sijnde t'sedert ende corts daernaer alle de glaezen des vs. pastoirs uyt geworpen des ontwijffel staet te p resumeren oock gedaen te sijn bij den gedaechde » (de Kegel) ... dat deze « ontrent seven jaeren geleden uyt eene ongeregelde passie ende sonder wettige oorsaecke op den Heyberch seer rouwelijk heeft getracteert ende geslagen sekeren ammonitie knecht." heeft oock, bruydegom wesende tot Bersele uytgeroepen in duel heer Huybrecht Fabri, hem stellende plaetse vóór het casteel van Beersele, soo hij op anderen tijde oock heeft beroepen Gabriel van Rossum (schepen 1634) ende Joris de Lenere." ». Hij had ook de pastoor « bij onweerdicheyt ende passie pape » geheten, toen een scheldwoord, « ende vele quade wenschen g egeven) :» de werklieden van de meier die hen· op Sint-Jakobsdag 1623 op eigen gezag had gezonden om « sijn coren te pieken », soo op eigen gezag had gezonden om « sijn coren te pieken », soo de meier op St. Pieter en Pauwelsdag zijn werklieden had gezonden in zijn beemd om zijn « gers » te maaien. Daarom werden voor de tweede maal de glazen van de pastorij uitgeworpen. 169


Van zijn kant beweerde de Kegel dat kort daarna in de zomer op de kermisdag, toen hij terugkeerde naar huis « ende ontmoetende op de brugge van den Castele de broedere van den pastoir heeft denselven gegrue t ende sijnen hoet voor hem afgedaen, maer had hem niet wederomme gegruet », wat de Kegel noopte tot het zeggen « oft hij geen tonge en hadde om te spreken". sijnde daermede doer gegaen tot int Casteel, a lwaer hij ter selver tijt was woonende, hebbende, onder reverentie sijne schoenen uytgedaen ende gereetschap gemaect om te gaen slaepen... ». Kort daarna kwamen drie personen, « geheel gedroncken sijnde » bij de meier cloppen e nde oploop doen op het huys van de meier, hem uytroepende met allen sorten van gewelt ende injuriën, zodat hij buiten gaande, soo overvallen » werd dat hij gedwongen werd weer binnen te gaan om zijn « caluweyde om hem daermede te defenderen » en zijn huisvrouw en haar « maerte », de ene van buiten de andere van binnen, gedwongen waren de deur toe te houden om te trachten gevaren te voorkomen, bij zover dat de huisvrouw vijf, zes dagen daarna haar handen niet heeft kunnen gebruiken. Verder is er in het geding nog sprake van een akte van Bartholomeus Comans van Beersel « die sijne residentie was gaen houden te Antwerpen; van een andere voor Leonaert Swalus, wonende te Beersel tegenover de pastorie; ook van een genaamde Magdalena wonende in het Begijnhof te Brussel, voorwie de pastoor van Beersel te Brussel op de « Ommeganck » een « huycke » van 18 g. gekocht had. « Sijnde int voorbijgaen te no teren dat de pastoir selver naulijcx drije 111ael t jaers geene vesperen noch lof op sondagen oft heylichdaegen en doet singen ende daerenboven die Vroechmisse die voer die huysdienaren ende boden geinstitueert is metten cappellaen doet doene onder die hoochmisse, sijnde daervoer oirsaecke dat sij op sondaegen en heylichdagen seer dichwils egeene misse en connen gehoeren »... Het Hof oordeelde dat de gedaagde (de meier) « bij sijne eyghen confessien (soo pede ligato = met vastgebonden voeten) als anderszins, genoech gevinceert van soo groote ende enorm e eyghen confessien (soo pede ligato = me t vastgebonden voeten) daeromme wel behoorde in stricte geva ncken isse gestelt te worden» en er geen kwestie mocht zijn hem vrij te laten, want zoniet zou hij « sijn e fautten continueren ende d'ondersaten van Beersel met sijn quaedt exempel tot a lle quaed end e gelijcke moetwill icheyt »". Niettemin werd hij .op 28.2.1626 « gerelaxeert bij provisie (voorlopig) mits doende geloofte van hem te representeren ter manisse sub pena convicte » en mits een borgsom van 1200 gulden plus de proceskosten. (R.A.B., F.0. 353). Hoe het ten slotte afliep en of de veten daármee gekoeld waren is niet bekend. l n elk geva l bleef de Kegel nog 39 jaar lang meier. 170


Herius Frederik de Kegele, 1666 tot 1717. Zijn weduwe, Anna s Moers, overleed 13.7.1724. Dit was, na een lange rij, de laatste de I<ege l die de bela ngrijke funkti e van meier van Beersel ui toefende. In 1748 vindt men nog één nazaat van dat geslacht, nl. jan de Kegel met een gezin van drie personen. (G. 377). Het w as P.en_voornaam geslacht geweest. Gi llis van Sta lle, ridder, gehuwd met Aleide van Buysegem, C. 1366, 1370, 1375, had o.m. een dochter, Lysebeth, C. 1422, die huwde met Gillis de Kegel (van keel met 3 zilveren Kegels) . Lig gen begraven in de kerk van Heldergem. (F. de Cacamp, Brabantica, 11, 1957, blz. 10). Een dochter van Jan Schabol, meester-brouwer, eigenaar van « Den Coninck van Vranckrijk » op de Anderlechtsesteenweg, Louyse, huwde in 1667 met j an de Keghel. P eeter de Keghel was een zoon van j an en Louyse Schabol. In de l 7'1• eeuw was er nog een andere tak van dit geslacht b rouwer te Brussel. Gillis de Keghel, zoon van Mr. Hendrik, g riffier van de schepenbank van Rode, Alsemberg en Beersel, en van Anna Thienpont, was meester-brouwer. Hij huwde Emerentiana de Groo te, dochter van Guilliam en Maria P o lspoel, die na 1654 hertrouwde met Hendrik van Cutsem, brouwer in 't Guld en Casteel. Zij waren o uders van Guillam de Keghel, mees ter-brouwer en Margriete, relig ieuse-annunciade te Brussel ( Paul Lindemans, E.S.B" 1959, b lz. 441 ). Boudewi jn vain MeynsbrJ.Lggen, 1719 tot 1733. Frans Hiacint van Hullegaerde, 1734 tot 1770. fan Jacob Cattoir, geboren te Brussel 17.2. 1743, 1771 tot tot 1792, notaris, drossaard, ook meier van Ukke l; g riffier van Dwo rp en Drogenbos (voor de geschiedenis van het ges lacht Cattoir, zie fr. de Cacamp, Bra bantica IV, 1959, b lz. 61 tot 11 6). Jakob Willouck, van 1792 tot 1794. Deze woonde te Drogenbos (C.T" Geschiedenis van Drogenbos, blz. 140). Om reden dat zij zelf in de zaak belang hadden o f wegens afwezigheid, ziekte enz. werd de meier op de genecbten en andere vergaderingen dikwijls vervangen door een substituut; daaronder vi ndt men vermeld : Andries Ha nnaert, 1571; jaak Bruylants, 1572; Gillis Thienpont, 1573; Loys Hanssens, 1597; Filip de Vl eeschouwer, 1583 i Pieter de Wandeleer, 1596; Pieter Coomans, 1604; jan de Doncker, 1604 ; Pauwe l de Rosemont, 1617; Hendrik de Kegel, 1618; Gillis de Kegel, 1627; Huibrecht Reintiens, 1645; Michiel van lsterdael, 1646; Steven de Kege l, 1649; Filip van Jsterdael, 1650; j a n Loockx, 1652; Michiel Meerts, 1653; Frederik de Kegel, 1663; j an lgnaas de Becker, 1685; frans Ophalvens, 1688; jan Trousseau, 1695; Jaak de Witte, 1701 ; A. van der Linden, 1723 ; Kristiaan Gerrebos, 1726. Schepenen. - De schepenen werden benoemd voor een onbepaa lèle termijn en bleven gewoonlijk aan tot bij hun overlijden, tenzij ze werden ontslagen of onts lag name11. 171

J

1


De schepenen noemden zich, in 1442, schepenen va n de heer Hendrik van Withem, ridder, te Alsemberg, Rod e, Dorpe, Linkebeek. Op d e g riffie van Brussel bevinden zich het reg ister van d e kontrakten gesloten van 16.5.1455 tot 25.3.15 16, een register voo r de jaren 1551 tot 1597, een andere van 1562 tot 1564 en vervo lgens een volledige reeks gaande van 1600 tot 1795 (voor de eed die de schepen moest afleggen, zie C.T., Geschi edenis van Alsemberg, 1960, blz. 75). Bekende schepenen : Lukas van Male 1455-1458, Macharis Range 1456- 1479, van Assche 1455, van den Gate, Pieter Loeck, Jan Lissen 1455, Loys Spierinck 1453, Reni er Goed ens 145 4, van den Bossche 1456, Gil lis Vredebosch of Vrébos 1456, Vrancx 1460, Renier de Riddere 1462, Jan Sewijn 1466, Gillis Bern ere, Timmerman, Gillis van den Bossche 1465, van Hoericke, 1468, Lissen, Aren 1474, de Riddere 1477, d e Custere 1476, Matheus Claes, Jan van Berchem 1478, Guedens, van Overlies 1480, Pieter Loock, Jan de Cos tere, de Riddere 1481, Spierinck 1483, van Mons, Mosen 1483, Co llijns 1483, Reni er Stevens, Hendrik Struelens 1496, Wi jts geheten de Neve, Hendrik Breeckman Busloit, de Beckere, W e rve, Grimberch 1516, W outer Boone 1535, Gillis Breeckmans, Hendrik van Kemmele, Pieter Dodeleth, Jakob van Cutsem 1545, Hendrik de Nayer, Pieter d e Mulder 1545, Ja n Breeckmans, Ghysels 1551, Jan Piermo nt 1553, Smekens 1556, Jan van Suene, Jan van den Winckele 1560, Jan d e Greve 1563, Niklaas de Riddere, Claeszo ne, Jakob de Becker, Jakob van Cutsem, Huibrecht de Vadde r 1563, Michiel Hannaert 1564, Antoon van den Huecht de jonge, Denij s de Riddp 1567, Jan de Rouwe, Willem de Vadder 1572, Adriaan van Rossum, Pieter Claes 1573, Hendrik Breeckmans, Simon W ellemans 1575, Jan de Greve, Niklaas van den Brande, Willem Pannis 1579, Jaak van Winderbeke, Jan van 'Me rstraeten 1582, Matheus de Nayer, Ja n Rossum 1586, Pieter Cooman, Michiel Cools 1590, Gillis van den Kerckhove 1590, Lenaart Danoot, Kare l Brooman 1592, Michiel van lsterdale 1595, Geraa rd de Greve, Jan Breeckman, Pieter Cammaert, Pie te r van der Haegen 1597, Bernard de Greve, Jan van Beringen 1598, Jan Mommaert, Loys van den Winckele 1600, Jan Swalus 1606-1622, Hendrik Hannaert 16041622, Renier Meganck 1611, Jeroon Heymans, oudschepen, 1610 (G. 339), Pauwel Claes 1612, Willem van El ewijck 1621, Denijs de Duyve, Lukas Timmermans 1623, Willem d e Verwere 1624, Gabriel van Rossum, God gaf (ook Theoda t en T heodoor gehe ten met • dezelfde b<::teken is als door God gegeven fr. Dieudonn é, een naam die soms gegeven werd aan het laatste kind als er geen meer verwacht werd), Polenus of Pleun is 1634', Andries Tijck 1636, Hendrik van den Broeck, Nik laas van lsterdael 1637, Joos de Leeuw 1638, Frans van lsterdael 1639; Filip Pauwels 1639, Will em Bonnewijn, Augustijn van Cutsem 1645, Jan Berckmans 1649-'66, Michie l Cooman 1648, Karel Boen 1651, Gabriel de Ridder, Filip van Iste rdael, 172


Kristiaan Ha nnaert, Francis van der Eycken 1653, Jan van Jsterdael, Joos van der Haeghen, Jan de Greve, Jan Mommaert, Niklaas van Stalle 1667, Jan van Outers 1668, Joos Coomans, Marten Appelruans, Jan van d er Linden 1675, Frans Ophalvens 1680, Gillis Smons, Marten Danau 1681 , Willem Pauwels 1682, Michiel Bonnewijn, Simon Mommaert 1688- 1708, Daneel Tasselon 1688, Fra ns Smons 1691-1705, Lodewijk Stoupy 1700, Sebastiaan van der Stricht 1704, Marten Mertens 1708, Willem Mommàert, Willem Antoon de Blije 1710, Antoon van der Linden 1717, Joos van Stalle 1720, Jan van Isterdael, Ja n Platteau t 722, Hendrik Souffriau of Chaufriaux 1726, Albert Wijns 1733, Sebastiaan van lsterdael 1733, J.B. Meerts, Arnout de Ridder 1741, Antoon de Geynst, Kristiaan Cammaerts 1752, J.B. van lsterdael 1755, Simon Bonnewijn 1756, Francis Mertens 1760, Jakob Wouters 1766, Niklaas Berckmans, J.B. Mommaert 1766, Adriaan Dussart 1772, Hendrik van Campenhou t, Adriaa n Cerf, Joos va n der Linden 1771 , J.J. Clement 1775, F.J. van Langendonck 1780, Frans Mertens, Ferdinand de Fourneau, jan de Bue, Jeroom Cammaert 1789, J.B. Mommaert 1790, Francis Berckmans 1792. Griffiers. - De volgende griffiers bleven bekend : Willem W eyns 1455, ... Grymberch 1497, Willem de Pape 1528, J. de Mommerency 1561 , j an van Zuen e l 563, Gillis Thienpont 1573, Hendrik de Kegel 1600. Hij woonde beneden aan het kasteel : « Item eene weide 1 l /2 dw. beneden het s lot naest het gelege van Henrick de Kegel » . (A.A.). Gillis de Kegel 1629, Filip Goossens 1631 , Hendrik Reniers of Remeus 1636, j aak del Cheval, 1653-1663, Jaak I<oentzen 1668, Frans Wambacq, 1688. Hij was ook griffier van Steenokkerzeel en Humelgem en sekretar'is van de landen en heerlijkheden van Ro tselaar, Werch ter en Haacht. Hij was gehuwd me t Mag dalena de Bruyne en woonde te Brussel. (Over het ges lacht Wambacq zie j an Lindemans, Oude Vl. geslachten, E.S.B., 1931 32, blz. 282). Over griffier Jozef de Hulder leest men dat hij was « absent vertrocken schuldigd s ijnde aen onse arme 25 g. 2. 2. van vercoghte goeden tot Alsenbergh ». Zijn broeder « restitueerde » daarop 8 g. 15 en de tegenwoordige griffier 6 g. Nota de « moderne » griffier de Hulder hee ft aan pastoor de Coninck 22 g. gegeven. Dorpsofficieren. - Van 1563 af bezitten we de naam van de preters of dorpsofficieren van Beersel : Jan Mertens 1563, Andries Hannaert 1574, Elooi Hanssens 1579, H ans de Wandeleer 1586, Melchior van den Hove 1604, Andries Loocx 1605, Matheus de Kegel 1667, Jan de Wandeleer 1672, Steven de Kegel 1675, Augustijn de Kegel 1682 (overleden 1689), Kristiaan Lots 1687, j an Trousseau 1689- 1723, Berna rd Speeckaert 1691-1706, zijn vrouw hee tte Maria Lambert. fn 1697 had hij twee « arresten » (bes lag leggingen) voor de kerk gedaan en daarvoor 8 st. getrokken (K.A. 239 1). Marten Mertens 1707, Antoon van der Linden 173


1716, Krist iaan Gerrebos 1722, Jaak Heymans 1736, Korn elis Belsack 174 1, Daneel Belsack 1754, jan Houwaert 1754 : hij woonde te Linkebeek. Engel Algoet 1768, Hendrik Heyrn ans 1782; Frans de Busscher 1794, Jan T rousseau 1798. Hij was gehuwd met Maria de Keuster. Het afleggen van een eed was voortijds veel omslachtiger en plechtiger. De eedformule van de preter (veldwachter) van de schepenbank van Beersel luidde in de 17a• eeuw als volgt : « lek gelove sekere ende swere dat ick mi jn heere van Beerssele goet ende getrouw zal sijn ende den meyer altijts gereedt sijne bij daeghe ende bij nachte om die keuren ende breucken getrouwelijck over te draeghen ende die ge heele gemeynte van Beersele ende Rode etc. (A lsemberg en Linkebeek) soo boschs con ijnen coren te velde staende wel ende getrouwelij ck te bewaecken enc!e soo geloove ick noch den voerscreven gemeynten soo wel van buyten als van binn en nyet meer af te nemen dan mijn rechtveerdigen loon daertoe staende ende allen tgene ick hier gelooft ende gesworen hebbe dat sal ick houden soo moet mi j Godt heulpen ende allen Godts li eve heyligen et facta est stipulatio 2.10. 1645 ». (G. nr. 325). Door de abdij van Vorst werden jaarlijks grote brooduitdelingen gehouden. Op de kleine vastenavond (donderdag voor Quinquagesima) aan « alle den ghene dier comen willen elker twee brooclen... ». Ook de meier en de preter van Anderlecht en de preters (officieren) van Ruisbroek, St. Pieters-Leeuw, Ukkel, Linkebeek en Beersel hadden recht op cleelbroden « ende te vastelavondt plegen sij een stuck vleesc h te halen ende te gaen drincken ». (Pau l Li ndemans, E.S.B., 1948, blz. 352). Onder Napoleon l werden de dorpsofficieren vervangen door een garde-champêtre of garde-village. De Engelse hogere officier Mercer (M. Cordemans, E.S.B., 1947, blz. 57) zegt van die veldwachters in 1815, dat het doorgaans oud-gedienden van de Keizer waren. De maires hadden groot ontzag (of schrik) voor hen en handelden in ui tzonderlijke geva llen zelden zonder hun advies en instemmin g. Ze traden o p als jachtwachters en politi eagenten, kwartierd en de troepen in en oefenden een algemeen toezicht uit in de gemeente. Ze noteerden en rapporteerden all es wat ze zagen en hoorden, zodat Napoleon in elk dorp een gemachtigd spion had. In elk geval was Bonaparte allernauwkeurigst ingelicht over de toestand, de positie en de sterkte van ons leger (het Engelse). Dit werd zonder twijfel medegedeeld door de veldwachters die, zoals hierboven gezegd is, allen Franse oudsoldaten waren en hun gehechtheid aan de Keizer niet onder stoelen of banken staken.

De schandpaa l was voor de heer het teken van zijn hoge rechtsmacht. Het was een stenen paal met een ketting en ijzeren halsba nd, waaraan de veroordeelde werd vastgemaakt.

Schandpaal. -

174


Er bestond alhier ook een schandpaal. Men vindt hem vermeld in een geding tussen de meier en de pastoor in 1625, waarin men verneemt dat iemand het zitbankje van Francisca Hannaert :n ge kerk, de vrouw van meier Mathijs de Kegel, erop gehangen had « t s ittebancxken was hangende aenclen staeck te Beersele daer corts te voeren voer die kerckdeure op die gemeyne plaetse seeckeren manspersoone was acn gegeeselt geweest» (F.D., 330.353). Later wordt de schandpaal nog eens vermeld in 1769, nl. een « maison et héritage prez Je pilorie de Beersel »... « dont la lig ne de séparation dudit héritage d'avec la place se dirige selon la muraille du clocher », 36 roeden groot. (0. 326); in een lijst van goederen van de slotkapelanie uit 1787 staat hij ook vermeld : « près Ie pilorie » tegen het kerkhof. (R.K. 46.769). Van die schandpaal is geen ander spoor overgebleven. Wellicht verdween hij in 1793 onder de Franse bezetting, toen alle tekens van de feodaliteit vernietigd 'werden. (C. T., Geschiedenis van Dworp, 1948, blz. 234). De stukken zullen er een tijdje blijven liggen zijn tot iemand ze zal komen weghalen zijn om als dorpel of trap achter een huis of in een kelder te dienen, zoals op vele plaatsen. (L. Velge, de Schandpalen van Lennik en van Gaasbeek, E.S.B" 1956, blz. 141145; C. Theys, ibid" b lz. 244). Omstreeks 1490 verkregen de heren van Beersel het recht van hoge justitie binnen hun bezittingen te Beersel, Linkebeek, Rode, Alsemberg en Dworp. De galg was het teken dat de dorpsheer ook het hoger gerecht uitoefende. In 1532 (KA. 2326) hield Jan Spierinckx van de kerk van Alsemberg 3 dw. land gelegen op den Nisberch palende aan de erfgenamen van Andries de Lepeleere, het land van Jan Tas, a an de « straete daer de justicie van Berssele s taet » en aan de straat van de Nijsbe rch. Op 28.5.1549 bekwam Hendrik van Withem de toelating 0111 een nieuwe galg op te richten. In 1717 wordt er een stuk land vermeld « aan de justicie van Beersel ». (A.P. Alsemberg). De galg van Beersel stond tegenover die van Alsemberg op de plaats die nu nog « aan de Galg » geheten wordt nabij de « Grote Kape l » van Alsemberg, aan de samenloop van de Brusselweg uit Rode en de weg naar Linkebeek, dus aan de oude weg van Nijve l-Alsemberg-Brussel; 1641 : aen de galge van Beerssele tegen den Steenbosch, G. Men kan de vraag ste llen waarom de galg op die plaats gesteld werd. Dit is eenvoudig. Die plaats lag buiten de dorpskom en anderdeels aan de grote verkeersweg, op de hoogte. Al wie van het zuiden naar het noorden ging en omgekeerd, moest er voorbij en zag het als een afschrikwekkende waarschuwing. In 1704 was er over deze laatste galg een geschil gerezen tussen de heer van Beersel en die van Alsemberg, nl. de zoon van wijlen sekretaris Nauts. Deze had samen met meier Joes de Lienerst Galg. -

175


----- -- ---

(de Leener), Joos Stoefs, Jan Everaerts en Pieter de Troch, schepen, en de griffier, zich « soo verre te buyten gegaen op den 20.8.1703 naer middagh ende gelasticht gehadt aen Merten van der Haeghen, Oeeraert Leskens ende 1-Iendrick de Mesmaecker te ontgraevene ende om verre te smijten het gerecht van jus titie » dat de heer van Beersel er daags te voren had laten oprichten .. . « aldus spolierende dezes oude ende immemoriaele possessie » .. . De heer van Beersel richtte zich derhalve tot de Raad van Brabant, betogende dat « buyten memorie van menschen die heeren van Beersele waeren geweest... in de possessie van het gerecht van de justitie ... te stellen op seecker plaetsken oft driesselken gelegen aen de voetwegh commende van Beersele naer Rode loopende door het Nijsberch velt ende op d'ander seyde van de straete tegens den broeck van den Steenbosch ». In 1706 viel de beslissing. Alsemberg werd in het gelijk gesteld, maar moest tweederden van de kosten betalen. (C.T., Geschiedenis van Alsemberg, blz. 87-88). Op 19.10.1537 hing men te Linkebeek aan de galg drie misdadigers die de streek afliepen met geweren en lange messen en geld van de boeren eisten. (W. 111, blz. 677). De galg van Linkebeek stond aldaar op de Oalgendries, op het Holleken. (Linkebeek, blz.119). Misschien was de galg op Alsemberg onklaar geraakt, wat geregeld het geval was, doordat de aan weer en w ind blootgestelde stukken hout, vooral tegen de grond spoedig aa n het rotten g ingen. In e lk geval verkreeg Hendrik van Withem op 28.5.1549, na een geschil met de fisk us in verband met hun ondersc heiden rechten, machtiging om een nieuwe galg op te richten.

176


HOOFDSTUK VI

SOCIALE EN EKONOMISCHE GESCHI EDENIS Aan de hand van de zeer schaarse gegevens in het archief is het niet mogelijk, zelfs niet bij benadering, een beeld te schetsen van de vroegere sociale en ekonomische toestanden te Beersel. De volgende feitjes en andere hier en daar in dit werk belichten evenwel eventjes enkele aspekten van die toestanden. In 1782 telde men 353 b. 3 dw. labeurland getaxeerd 362 g. 17 st.; 100 b. weide getaxeerd 338 g. 7 st. 81 b. 2 dw. 31 roede bos, getaxeerd 40 g. 7 b. 50 r. gemeynte (gemene gronden) getaxeerd 23 g. 7 st.; 2 b. vijver getaxeerd 9 g. De grote tiende bedroeg 31 g. en het kasteel was getaxeerd op 60 g. Neringen, nl. « de commerschappen ofte neringhdoenders, de tappers, smeden ( 1) , raedemaker enz. », waren ten getale van 17, waaronder 2 schoenmakers. De huizen waren voor 160 g. aangeslagen. De « afgezetenen », nl. personen van buiten het dorp die te Beersel eigendom bezaten, waren : 8 uit Brussel, 6 uit Drogenbos en evenveel uit Alsemberg, Ukkel en Linkebeek elk 5, Dworp 3, Vorst 1, Rode 1. Alle perioden waren natuurlijk niet eender. In een stuk uit 1714 lezen we dat er toen weinig a rmen waren en dat deze zelfs niets vroegen, tenzij bij ziekte (A.A.). In 1755, daarentegen, waren er op 104 gezinnen die toen de bevolking uitmaakten, 37 die ten laste vielen van de H. Geesttafel. Kinderlast was daarvan de oo rzaak niet, want samen hadden ze er maar 75 of gemiddeld twee per gezin. De telling van 1814 wat de beroepen betreft : wever 4, dagloner l 03, schoenmaker 5, la ndbouwer 3 1, bleker 1, koopman 4, knecht 20, boswachter 1, veldwachter 1, houtzager 2, herberg ier 3, bode (van de pastoor) 1, pachter 5, kleermaker J, wagenmaker 4, smid 3, kuiper 1, herder 1. Van metselaars en stukadoors, die er in de tweede helft van de 19"e eeuw zoveel zouden zij n, is er geen sprake. Op een enkele uitzondering trouwens waren a l de hu izen toen nog van klei en stro. Vele buitenmeisjes waren oudtijds meid in de stad. T e oordelen naa r een overigens niet d uidelijke bedenking, gesch reven op de achterzijde van een lias van het gemeentelijk archief van 1814, waren het maar slav innen : « men siet nog sweeten veel doegsters in (1) Op 15.4. 1676 overl eed alhier Niklaas Tibault, paardesmid. In 1793 waren het Simon Bonnewijn en zijn zoon jcroon, gehuwd met Maria Anna de Haes (huis en smidse bi j de kerk - G. 3-19).

177


de sté die nemen hun plaisieren op hef balof t essemblé en als men geheele daegen moet vroeten als een slavin daer en is geen vreugde ~ te raepen voor my eylaes ». Margarita Wauters, weduwe Simon !V\ommens, was kom~n. te overlijden. Bij « interventie » van haar kinderen werd door griffier van Polfliet vóór schepen een « inventaris opgemaekt van hetgene is ligge nde in de kiste », nl. « 40 ponden groot in geldt en 2 schellingen = 180 g. 14 st. », welke som onder de erfgenamen werd verdeeld. Verder vond men « een stuck lijnwaet, een stucxken ackensaye (haakzijde, een getweernde zijdesoort die sterker is clan naaizijcle - Van Dale), een coeslijf, eenen blauwen rock, een moeffel, l neusdoeck (eigenlijk een hoofd en halsdoek), 1 silver oorijser, 2 gouden ringen, l slaeplaecken, een mandeken met 4 craghen ». Deze laatste voorwerpen zouden verkocht worden en werden in afwachting ter bewaring gegeven aan schepen Marten Mertens. Ten slotte waren er « alnoch drij sacken met papieren, brieven ende documenten bestaende in goedenissebrieven, lothingen, obligatien, quittanties » enz. Deze papieren werden « alle stuck voor stuck gevisiteert ende hebben de erfgenaemen daer uyt ieder ingetrocken de brieven ende documenten raeckende de goeden hun bij lothinge gepasseert bij wijlen notaris Wambacq op 13. 1.1717 ». De andere papieren werden allen « gedaen aen een filasse (bindtouw) ende gestelt » in handen van Francis van den Plas, een tier erfgenamen. (R.A.B., G. 352). In de eerste helft van de 19dc eeuw zal wat men de industriële omwenteling heeft geheten, nl. de uitbreiding van de fabrieken door het gebruik van de machine, in het volksleven een diepe verandering teweeg brengen. T ot dusver had men alleen de ambachtsman gekend in het werkhuis van een kJeine patroon of thuis. Voortaan zouden mannen, vrouwen en kinderen uit hun la ndel ijke woning weggehaald en in fabrieken bijeengestopt worden samen met menselijk en sociaal minderwaardigen, inderhaast aangeworven. Het gezin zal het grote slachtoffer van de industriële omwenteli ng worden. (A.B. Toledano, La vie de familie sous la restauration, Parijs 1943). In de geschiedenis van Linkebeek (blz. 222-226) en in die van St. Genesius-Rode o.m. kan men vaststellen welke ellende de gewone man, vooral na 1830 en tot in de jaren 80 toe, gekend heeft. Voor Beersel treft men in het gemeentelijk en parochiaal archief daarover niets aan. Het feit echter dat er 202 personen in 1846 door het armbestuur onderhouden werden, zegt genoeg. In de schoolgeschieden isboeken leert men wel dat « de regering van Leopold I gekenmerkt was door een a lgemene voorspoed », maar van de beruchte hongerjaren van 1845 tot 1850, toen de oogst, vooral van aardappelen, tegensloeg, wordt niet gesproken. Waren cle mensen vroeger ongel ukkiger ? Wie weet het ? Men mag vroegere toestanden nooit beoordelen naar onze normen. Alles 178


is zeer betrekkelijk. Was het berusting of tevredenheid ? Is iedereen tevreden nu ? Wie weinig heeft benijdt gemakkelijk hem die meer heeft en wie veel heeft wil nog meer ...

·

Belastingen. - Omvil tegen het betalen van belastingen heeit natuurlijk al tijd bestaan. In 1900 en 1901 rezen er te Beersel zeventien klachten tegen het betalen van de personele belasting die, doordat het een belasting was op het aantal deuren en vensters van een huis - maatstaf van rijkdom vooral de gegoeden trof - wat maar billijk was. j Die klachten werden door ' het schepenkollege afgewezen, Lnfldelijk huisje uit de 19 ,. eeuw. voor een paar geva llen, onder de volgende overwegingen dat de heer NN. « het schoonste huis bezit van het centrum der gemeente, dat hij het bedrijf uitoefent van herbergier, wi nkelier in specerijen en stoffengoed, gemeenteontvanger en sekretaris van het armbest uur is, zonder de andere profijten (welke wordt niet gezegd}. Een andere was « eigenaar van acht huizen welke hij verhuurde, daarbij koopman in hespen en zijn vromv koopvrouw in boter » ... Nog een andere « houdt zich bezig met handel, met grond te verkopen om er baksteen van te maken en al zijn gronden met huizen te bebouwen ». De personele belasting op het aantal deuren en vensters was een maatstaf van rijkdom van de belastingplichtige. Deze belasting had tot gevolg dat clc in die tijd gebouwde huizen zo weinig mogel ijk rnuuropen ingen hadden of zeer kleine, omdat ze beneden bepaalde afmetingen niet belastbaar waren ... Gemeentefinanciën. - De gemeenterekeningen waren een honderdtal j aren geleden nog zeer eenvoudig. Er was geen sprake van gewone en buitengewone begrotingen, van l e nin ~en en aflossing ervan enz. In 1846 bedroegen de ontvangsten 2.8Y5, 10 fr.; de uitgaven 2.884,88 fr" zodat er een overschot was van 10.22 fr ... Er bestond geen nijverheid, maar alleen een paar landelijke ambachtslieden, zoals weven ten huize, het maken van schoenen en kleren en eenvoud ige kleine meubelen als beddebakken, stoelen, banken en kasten, kapstokken, strodekken, wat mandewerk enz. Dit alles bracht niet veel op en iedereen zorgde ervoor een stukje grond te hebben. Gedurende heel de 18"0 eeuw groeide de behoeftige klasse geweldig aan, zodat de weldadigheidsinstellingen van de parochies er niet meer konden in voorzien. 179


D eze armoedige toestand in de dorpen had· in veel gevallen tot gevolg dat vele families ten onder gingen en onder schulden gebukt gingen. Tot driemaal toe in de Joop van de 17'1" eeuw werden onze dorpen door de legers van Lodewijk XIV onder de voet gelopen. Velen moesten hun eigendom verkopen, het wein ige dat reeds door verdeling verkleind en door hypoteken belast was, die geslachten lang aansleepten. Men was verplicht te verkopen om uit onverdeel~­ heid te treden, om te zwaar geworden hypoteken af te lossen, die vaak meer bedroegen dan de waarde van de grond, verkopen om de vele kinderen te voeden, waarvan er 50 tot 80 % in de wieg stierven door ondervoeding of l ichte kinderziekten die men echter niet behoorlijk kon verzorgen. In de meeste gevallen waren de kopers mensen uit de stad, rijkgeworden ambtenaren of handelaars, de enige standen der bevolking die nooit te kort aan inkomsten hadden in die rampzalige tijden. Over de ekonomische toestanden van het Brabantse platteland gedurende de 17c1c en 18"e eeuw, werd nooit geschreven. Slechts hier en daar wordt er een tipje van opgelicht (C.T., Geschiedenis van Kapelle-op-den-Bos). Sommigen, o.m. Fr. de Cacamp (Genealogie van het geslacht van Bellingen 1961 , blz. 49-50) onderstellen dat dit te wijten is aan een soort van schaamtegevoel. Wijzelf zouden het eerder toeschrijven aan onwetendheid en ook wel aan het feit dat de geschiedenis steeds geschreven werd in funktie van de machtigen. Zo kunnen we in onze officiële geschiedenisboeken lezen dat België sedert zijn onafhankelijkheid een grote voorspoed gekend heeft. Dit kan waar geweest zijn voor nijveraars, hoge officieren, ambtenaren en handelaars. In elk geval was dit niet het geval voor het kleine volk. Sprekend in dit opzicht is wat men uit onvervalste bron verneemt over de toestand van de dorpen ten zuiden van Brussel, voornamelijk St. Genesius-Rode. (C.T., Geschiedenis van St. Genesius-Rode, 1960). In vorengenoemd genealogisch werk, blz. 50, leest men daarover dat de meesten van onze voorouders, driehonderd jaar lang en meer, honger geleden hebben en dat die toestand zeer stilaan maar verbeterde in de 1911" eeuw. Ze hebben vaak een eeuwenoud bez it moeten van de hand doen om te bestaan. Zo ziet men, van de 17'10 tot de t 9d 0 eeuw, de achterkleinki nderen van bez itters van vrije goederen en erflenen, en soms ridders uit de 13<1° eeuw, verlaagd tot de staat van arme dagloners, die tien en meer uren per dag sloofden en slaafden voor vijf stu iver en minder, gehuisvest in bouwvallige hutten te midden van een hoop kinderen in lompen gekleed. Dit feit kan niet verdoezeld worden. Dit geldt voor haast al de buitenfamilies, d.w.z. voor 95 % van de huidige bevolking van België. Door de gelijkmakende invloed van radio, film en dagblad, vooral het geïllustreerde blad, en verder door de invloed van het

180


onderwijs zij n de plaatselijke bijzonderheden snel aan het verdwijnen. Uiteraard blijven deze nog het langst bestaan op het platteland. Door de sociale omstandigheden is de jonge generatie voor een groot deel gedwongen zijn bestaan verder van huis te zoeken clan vroeger. De bevolking geraakt zeer dooreengemengd. Velen gaan -naar qe stad en verl iezen er hun eigen aard, vaak hun taal. Niemand wil nu eenmaal nagekeken w or~e n en iedereen wil toch zo graag laten zien hoe goed hij met de stadse taal en mode mee kan doen. Daar komt nog bij dat men in de grote stad niet zozeer als lid van een gemeenschap leeft, maar veel meer als eenling, als individu. Een andere nivellerende factor is de mechanisatie en industrialisatie van onze samenleving. Veel arbeidsvreugde is daarmee verloren gegaan. Het machinale werk, het om leggen van hefbomen en handels, het induwen van drukknoppen dag in dat uit, het houden van kaartsystemen, geven niet de vreugde die eertijds het kunstig vervaardigen van een werkstuk gaf.

Verdwenen oude hoeve in de Molenstraat, met kaaskot in de zijgevel. (\lerzamellng jan Lindemans).

Landbouw. - Sommige schrijvers hebben gemeend dat Brabant een uitzonderingsland was, veel later tot ontwikkeling gekomen. Jan Verbesselt is een andere mening toegedaan en vermoedelijk .met recht. Hij toont aan dat Brabant, net als de andere gewesten van het land, heeft deelgenomen aan de algemene ontwikkelingsgeschiedenis en geenszins een « terra excepta » een « uitzonderingsland » was. Er waren in Brabant van de vroegste middeleeuwen af, ten minste evenveel dorpen, parochies en grote domeinen als elders in het land. Het bijzonder goed akkerland van Brabant lag geenszins 181

1

l


braak en onbebouwd tot het einde van de 11 11 ~ en het begin van de l 2d0 eeuw. Naar verhouding waren er meer villae, dor pen dan in vele andere aewesten. Waar E. de Moreau, in zijn werk « Histoire de l'Eglise e~ Belgique », deel IV, de lijst geeft van al de bekende parochies over gans het land, weet Jan V erbesselt er voo r de streek tussen Dender-Schelde-Rupel-Dijle en de Haine, die de oude graafschappen H alle en Brussel omvatte, er niet minder dan eenendertig aan toe te voegen, die aan de Moreau onbekend waren. Er bestonden in dat gedeelte van Brabant tot in de 12110 eeuw meer parochies en aanhorigheden dan in de 17d• eeuw. O ok Dr. Jan Lindemans weerlegde in « D e Frankische Kolonisatie in Brabant » (E.S.B" 1930, blz. 177-1 93) de opvatting van« terra excepta »en bewees nadien nog door zijn toponymische studiën over de ingaheim- en zelenamen, dat dit gedeelte van Brabant, samen rnet Zuid-Oost-Vlaanderen en een deel van Frans-Vlaanderen, juist de zwaartepunten van de Frankische kolonisatie zijn geweest. Of nu de nieuwe bezitters van die landstreken zo maar ineens al die villae uit hun mouw hebbeo geschud en gewonnen op heide en bos, za l niemand durven beweren. Zulke plotselinge wisseling geschiedt niet in een handomdraai. Het is niets anders dan een bevestiging van de oudste toestanden, nl. die Frankische kolonisatie is een grote overneming geweest van oude on tginningen en GalloRomeinse villae. Zij zijn gekomen en hebben bezit genomen van wat reeds bestond, hebben overeenkomsten gesloten met de plaatselijke Gallo-Romeinen of in het ergste geval eenvoudig in bezit genomen wat ze vonden. Daarna volgden uitbreid ingen en nieuwe ontginningen. Deze waren het tal rijkst w aar de grond het vruchtbaarst was. En in Brabant is de grond van nature rijk en geschikt voor de landbouw, zodat er geen de minste twijfel moet bestaan omtrent het parallelisme van dichte en vroege bebouwing van de grond. ( E.S.B., 1953, blz. 67). fn 1686 was de gemeen te 544 bunder groot waarvan 353 b. bouwland en gemeentegrond en 100 b. weideland. T oen waren er nog 81 ha. bos, 7 ha. heide. In 1846 telde men volgens de officiële statistieken 631 ha. waarvan 281 graangewassen, 13 ha. nijverheidsplanten, 131 ha. voederplanten , 79 ha. weideland, 26 ha. boomgaarden, 12 ha. moestuinen, 2 l]a. lusthoven. fn de 19"~ eeuw werd nog veel koolzaad verbouwd, hoofdzakelijk voor de verlichting. rn 1847 leest men in een schepenverslag, dat de koolzaadoogst « goed gelukt » was. Oudtijds had de landbouwer een groot gebrek aan mes tstoffen, die alleen bestonden uit stalmest, asse en mergel. In 1593 is er sprake van « sekeren mergelput opt eynde van cle hurst oft hage ». Dit was een put op het Hoogveld waar mergel geschoten werd. Het oudst ontgonnen land was natuurlijk dat welk nu nog het vruchtbaarst is. Het Houtemveld zal daaronder wel een der oudste zijn. Andere oude dorpsakkers zijn 182


f

Beemden Ie Neerbeersel (Nering). Op de achtergrond de k erk. (Fo to T oer. Fed. Brab. nr. 48762 B).

Beerselveld 1356, of Hoogveld 1406, Linkebeekveld 1586. Hofakkers : Hofveld 1560, HoutemveJd 1483. Akkers genoemd naar een eigenaa r : Bekkersveld 1548, Geertsveld 1559, Vranksveld 1593. Andere : Kerkveld 1500, Molenveld 1436, Kelleveld 1556, Laakveld 1328, Laarveld 1300, Grootveld 1593, Langveldeken 1500, Meinaardveld 1406, Bunder 1698, Vijfbunder 1698, Zesbunder 1696, Elfbunder 1593, 's Herenalfbunder 1593, Goedbunder 1556, Kwaadbunder 1572, Driedagwand 1593, Geheinde percelen : Basschoetsblok 1593, Borreblok 1593, Dachclblok 1553, Kareelblok 1705, Klaverenblok 1711, Langblok 1593, Maasblok 1706, Papenblok 1700, St. Annablok 1724, Vitsblok 1556, Vranksblok 1593, Bochtenslochten, Botterslochten 1709, Drogelochten 1593, Genstlocbten 1593, Hoplochten 1593, Meer 1469, Meerman 1698. In de laagte langs de Zenne was er natuurlijk veel broek-, beemd- en weiland, nl. Etebroek 1555, Oodsebroek 132 1, Nederbroek 132 1, Wijmbroek 1556, Zwerdbroek 1406; Ancxbeemd 1469, Biesbeemd 1556, Gemenebeernd 1551, Grotebeemd 1696, Kerkebeemd 1593, Langebeemd 1590, Maa ibeemcl 1556, Meinaatdbeemd 1742, Mijvrouwebeemd 1555, Molenbeemd 1705, Monniksbeernd 1485, Overbeemcl 1485, Wisselbeemd 1698, z..,vanebeemcl 1556; B iesweide 1556, Drogeweide · 1593, Hofweide 1698, Kamweide 171 9, Keiweide 1698, Kellcwe ide 1700, Koeweide 1705, Kremersweide 1698, Kro111111eweide 1700, Langeweide 1593, Paardeweide 183


1698, Rondeweide 1700, Veulenweide 1698, Walseweide 1555, Zittertweide J 556, Droogeusel 1597, Zittert 1328. In 1929 en 1950 bedroegen de landbouwcijfers ondersch eidenlij k: bouwland 236/ 176 ha; weiden en grasland : 126/159; g roenteteelt: 39/18; fruitteelt: 59/76; braakland : 20/20; teelten onder glas : 9/1 , 67; woeste grond : 9/2; bos : 19/16. Zoals men zien kan, deden zich op sommige gebieden in korte tijd grote verschuivingen voor, denkelijk grotelijks te wijten of te danken aan de sterk voortschrijdende urbanisatie of versteedsing in onze gewesten. Veeteelt. -

Over de veeteelt in vroegere tijden bestaan er bitter weinig gegevens. Op sommige tijdstippen, vóór de 17tl• eeuw moeten er veel schapen gewees t zijn vermits als vleestiende het tiende lam moest afgedragen worden. In de 17tl" eeuw - het is niet nader aangeduid wordt vastgesteld dat de pachters « verscheyde kudden schaepen hadden d'een jaer meer dan d'ander als oock seugen oft moyerverckens ». (A.P.). In 1700 weigerde pachter Jan van lsterdael het 10''• lam te leveren. Hij beweerde dat dit maar het elfde zijn moest. (A.P.). ln 1703 stelde pastoor Goossens echter vast <.: datter geene schaepen ende weynig he seugghen gehouden worden luttel of niet ». (A.A.). Volgens de landbouwtelling van 1929 waren er toen 305 runderen, die van 1950 : 378. Paarden in 1929 : 157, in 1950 nog slechts 72 (gebruik van auto' s en traktoren). Varkens in 1929 : 370, in 1950 : 613, een vermeerdering met de helft. Het zijn voora l de kaasboeren die naast hun kaashandel ook varkens houden. Het gemiddeld aan tal varkens per kweker bedraagt 6 tot 10. Schapen : 212 in 1929, 168 in 1960. Geiten : 22 en 23. Pluimvee : 3.869 en 2.748. Bijen : 2 kasten in 1929 en 18 in 1950.

Schut en schade. -

Loslopend vee werd vroeger door de veldwachter binnen een daartoe bestemde afslui ting gebracht, totdat de eigenaar het kwam opvorderen. Deze betaalde dan een vergoeding per dag onderhoud. Overal bestond zulk een « schut ». Ook te Beersel. In 1625 had schepen Jan van Rossum aan meier de Kege l gezegd : « dat hij t'sijnen huyse hadcle gesonden om schade di e eenige beesten in sijne weyde waeren". doende antwoercle die verweerdere dat hij daervan niet en wiste en de dat hij tselve soude geweten hebben soude die bees ten in schade geleyt hebben ». (P.O. 330, 353; C.T. Geschiedenis van Alsemberg, blz. 97; Gesch. van Linkebeek, blz. 132).

Fruitteelt. -

In ons land, voornamelijk te Aarschot en L euven werd oudtijds wijn gewonnen. Te Brussel werd vooral wijn uit Leuven verbruikt. Er bestonden zelfs speciale wagens voor het vervoer ervan , in 1313 : « een dachwant lant anre drefwech die

184


I

op geet van Elm(e)t te Lenthout waert, claer de wijncarren varen van lovene te Scarenbeke weert ». ( K.A. 7320). Overa l in de heuvelachtige streek ten Zuiden van Brussel bestonden wijngaarden, o.m. te Vorst, te St. Gillis ( H. Herdies), te Ukkel {E. v. der Linden, Geschiedenis van St. Job, blz. 12), te Linkebeek {Linkebeek, blz. 136) , te Alsemberg (Alsemberg, blz. 99- 100). De plaatselijke landwijn was voor vele mensen een gewone drank, vaak beterkoop d an bier. Hij was spijtig genoeg van geringe hoedan igheid en niet la ng bewaa rbaar. l<o rt na de pluk werd hij gedronken als zuur en gistend most. Ook te Beersel bestonden wijngaarden. « Nijs de ivijngaerder van Beerssele na m, in 1433, jegen hern Janne de Preter, proes t van de abdij van Vorst in dien tijde een cleyn stucxken lochtene aen de thiendeschuere te beerssele gelegen daer dulaet van zijnen huyse op staet ende alsoe d ore neven zijnen lochtene dat Willem de Keyser te pachte nam », voor een termijn van 24 jaar. (1<.A. 7105). In 1467 verpachtten Oaneel van Mollem en Reynier de Ridder, kerkmeesters der kerk van Beerssele, in de naam en « tot behoef der zelver kercke tegen J. de Proest des goidshuys van Vo rst het vs. stucxken lachten (wij ngaard) » voor een termijn van 12 jaar. In 1480 huurde Jan Loock het. (K.A. 7105).

Oud hoevènlje in de Nering, thans haast niet meer Ie herkennen; bewoond door Pieter Rondenboscll. (A.C.!..

79~~

E).

185


Waar die wijngaard gelegen was is niet uit te maken, misschien is het dezelfde als « een stuck erfs dat wijngaert te sijn plach groot ontrent een half bunder... ter stat geh. opten Heyberch, G. 1472; een huys met sijn toebehoorten geh. den Wijngaert... met 2 sijden teghen den Heyberch ofte gemeynte, G. 1557; block geh. den Wijngaert... gel. in drie zij den naest den heyberch, 1593. Op een kaart (l<.P. nr. 850) wordt bij Schavey een plaatsnaam « Weygod-hije » vermeld. Dit zal, dialektisch wel wijngaardheide betekenen. Trouwens, volgens een akte van 15.2.1480 waren er wijngaarden onder de goederen van het hof. (G. 336). De oudst bekende pastoor van Beersel was een genaamde Jan. « Hoe het kwam dat deze in 1411-12 wijn verkocht weet men niet te verklaren », zeggen T.-S., blz. 15, maar dit is wel op te maken uit bovenstaande « w ijngaard », die bij de kerk in het primitief goed van de kerk gelegen was. In 1496 bezat de heer van Beersel « noch twee wijnhoven » ( dénom brem en ts ... , 144). In de 1gd• eeuw is men zich ook gaan toeleggen op de druiventeelt onder g las. Ook te B eersel werden enke le serren aangelegd, met een zeer bevredigende opbrengst. In 1950 waren er 88 serren, in totaal 1 ha. 48 a. 61 ca. groot. Sedert de eerste wereldoorlog werden te Beersel ook veel boomgaarden aangelegd, vooral appelen, peren, pruimen , kersen, perzikken, noten, kriekebomen. Het fruit wordt geplukt en aan de « Paretters » geleverd, die het op de Vroegmarkt te Brussel of te Halle verkopen. In 1950 bestreek de fruitteelt 13.686 1112 ; de groenteteelt 1.090 1112 ; de bloementeelt 25 m2 • Groenteteelt. - In de tuinen van de herenhuizen en kloosters in West-Europa had men eertijds een rijke plantenschat, sierplanten, maar ook eetbare planten die groen geoogst en als dusdanig als groente of warm tot moes gekookt en daar als warmoes gegeten werden. Daaruit is trouwens het woord warmoezerij ontstaan. In de middeleeuwen werden groenten nog niet algemeen geacht en weinig gegeten door het volk, doch in de tijd na 1500 werden ze in de steden meer gezocht als toespijs, vooral door de aanzien l ijken. Hierdoo r ontstond langzamerhand nabij de grote steden tuinbouw. Dit waren in de omgeving van Brussel de boerkozen, die naarmate het gebouwd gedeelte zich uitzette, steeds verder naar de buiten doordrong. Dit is het geval geweest met Drogenbos, en ook enigszins met Beersel. Hof te Beersel. - Bij een herenkasteel behoorde gewoonlijk een neerhof. Te Beersel zal dit ook wel het geval geweest zijn, maar welke die hoeve was, is niet bekend. In 1356 (achter thof te Bersele, Top. L.) en in 1411 (hof te Beersele) worclt een dergel ijke hof vernoemd als eigendom van Jan van Linckenbeke, in 1376, in het

186


geslacht LceL•ws samen met zijn broeder Godeverd uit hoofde van hun grootmJeder Aleide Heinckaert, opgenomen. In 1390 was hij schepen van Brussel. Hij was gehuwd met Katarina Theuninck meestal Tuyno geschreven, dochter van Jan, zuster van een andere Jan en _van Gudula, echtgenote van Hendrik van Bolenbeke. Ze was weduwe in 1404 en droeg het hof te Beersel in 1411 aan haar drie zonen over. Haar goederen werden in 1413 onder haar kinderen verdeeld. ( E. Spelkens, Braban ticum, IV, 1959, blz. 273.) T egenover « den borchtvijver van Becrssele... boven den cammelochten », dus de hof van de brouwerij , gelegen tussen de kerk en het hierna omschreven goed, is er in een akte van 1561 ( G. 338) sprake van een « gelege metten duyfhuyse », een afzon derlij k gebouw dus dat als duiventil diende, ,« ende andere edificien daerop staende metten bogaerde er achter », één bunder groot. Misschien is dit goed te vereenzelvigen met het neerhof of pachthof van het kasteel.

Oude, thans vervallen hoel'e in de Diepeslraal.

(A.C.L. 32831

187


Omstreeks 1750 was Francis Smons pachter op de kasteelhoeve. Denkelijk was hij een nazaat van W illem Smons, wiens weduwe in 1689 haar testament liet opmaken door de pastoor. D e pastoors traden oudtijds vaak als notaris op. In het pastoreel archief van Beersel komen vrij veel testamenten, huwelijkskontrakten o.m. in verband met wezengeld bij tweede huwelijk voor. In vo.rengenoemd testament beschikt de erflaatster als volgt over haar bezittingen : , Een gezongen mis « met de orghels » laten doen te Alsemberg ter ere van 0.L. Vrouw en 4 kaarsen van een half pond om op het altaar te plaatsen; in de kerk van Beersel 12 missen aan het St. Anna-altaar met 2 kaarsen elk van een half pond; drie missen te Halle en voor 12 st. wittebrood voor de armen; dezelfde uitvaart als voor haar man gedaan werd en met uitdeling van twee sister koren voor de armen van Beersel; een j aargetijde te betalen uit de huu r van het huis of uit het goed ten bedrage van 2 g. voor de dienst en voor 1 g. wittebrood; aan Magriet Wouters geeft zij haar zwart stoffen lijf en haar blouwe rok; aan G. Wouters 8 of 9 ellen bruin lijnwaad, aan Katelijne Thibaut haar zwarte koets (beddebak) en haar bedde (goed); aan Katarina Smons, dochter van Frans, een kist die staat in de « drije huysen » in de Hoogstraat (te Brussel), behoudens dat daaruit een stuk lijnwaad moet « uyt gelanght » worden ten behoeve van de erfgenamen (A.P.). De fami li e Smons behoorde tot een bekend boerengeslacht. Op het Hoftenhou t te St. Genesius-Rode hebben ze vele jaren geboerd. Te Dworp ontmoet men reeds een Smons in 1407. (Dworp, blz. 23 1). De naam is eigenl ijk van Mons, zoals hij o.m. voorkomt in de Geschiedenis van Drogenbosch, blz. 33, en in Brabantica lil ( l 958) en IV (1959). Hof te Schavei. - Dit hof is gelegen op de grens van Beersel, Linkebeek en Alsem berg. De gebouwen staan op Beersel, maar het meeste hofland is gelegen op de andere twee gemeenten. I n de Geschiedenis van Linkebeek, 1957, blz. 155, wordt dit hof vrij uitvoerig beschreven. T e oordelen naar zijn naam zou het zijn ontstaan en naam kunnen te danken hebben aan een steengroeve aldaar denkelijk ontgonnen door Waalse steenhouwers, vandaar de Romaanse naam scavée, van het Latijn excavata. In dit geval zou de oprichtin g ervan kunnen teruggaan tot ·omstreeks 11 00 (Or. Jan Lindemans). De heren van Beersel hebben het hof niet verkregen als een leen, maar bij een akte van 20.9.1482 werd het door Hendrik van Withem van Willem van Mons gekocht ten bate van zijn huisvrouw vrouwe 1sabella van der Spout, dochter van heer Beernaert. ( G. 336). Het kapittel van Anderl echt hief een kleine tiende op ongeveer 50 b. op het Scaveiveld, maar van 9 schoven stond het er twee af aan de abdij van Vorst en één aan de kapelanie van Beersel.

188


\

I

Oude, verl'allen hoe11e in de Dicpestraat. Ander gezicht.

Er bestaat een Brusselse stam de Riddere, ook van Schavey gehe ten. De ouds t bekende, Arnout, was schepen te Aarschot in 1255. Een andere was Willem de Riddere, schepen van Brussel in 1267, die na lie t : 1. Arnout, vermeld in 1294; - 2. een dochter, kloosterzuster te Aarschot, 1294; - en 3. naar alle waarschijnlijkheid W outer de Riddere, heer van Schaveye, Beersel, vermeld in 1312; vader van : 1. Hendrik, die volgt onder VI; - 2. Gielis, onde r Vlbis, - 3. j an onder Vlter.

189


t

VI. Hendrik de Ridder, heer van Schaveye, 1343; gehuwd met Aleide (de Poortere ?). Zij hadden de volgende kinderen : 1. Heer Hendrick van Scavay, schepen van Brussel in 1354, uit 's Leeuws geslacht X 1° Elza van Sint Gorickx alias van Woluwe (dochter van Jan en van Maria Boots); 2° Katel ijne de Pape; Aleicle cle Riddere van Schaveye X Jan de Pape ( 1), Gijsbrechts zoon, die de heerlijkheid van Schavée nalieten aan hun dochter, Aleide de Pape X W illem van Mons, wier afstammelingen dit leen nog hielden in 1480 van de heer van Aa; - Maria; 4. Geerem de Riddere van Scavay, vermeld in 1334-1358; 5. Godeverd, vermeld in 1343-1357, t 1381, uit 's Leeuws geslacht X Katarina L eemans, bij w ie hij won a. Jan Scavay, gezworen knaap van de amman van Brussel, 1382, vader van Collard de Scavay alias d'Escavée, ontvanger van de dode hand in Henegouwen, 1422-27, baljuw en ontvanger van cle heerlijkheden Haut-Ittre, Kasteelbrakel enz. X Geertruide van den Broucke; - b. Margriete de Riddere de Scaveye X Jan de Cortenback; 6. Katarina X Geeraer t de M ol, zoon van Gillis, schepen van Brussel. ( E. de Riddere, E.S.B., 1933-34, blz.

342-349, 409, 4 17). V III. Gillis de Riddere, vermeld in 1379, t 1427 X Marion van Percke, wier ouders het hof van Linkebeek, later hof te Perke nalieten. IX. Hendrik de Riddere, vermeld in 1427, 1431 , 1465 t 1475, vader o.m. van Gillis, Reinier, kerkmeester van Beersel in 1452-

1460. XI. Niklaas de Riddere, schepen der bank van Rode en aldaar kerkmeester in 1452 X Elisabeth Spierinck, dochter van Willem foerier van keizer Karel. Een Henric van Scavey ·en een Goclevaert van Scavey komen in 1376 voor in het geslacht s'Leeuws te Brussel ( H.C. van Parijs, Brabantica, I , 1956, blz. 309-310). Huge van Scaveye schonk vóór 1400 een « hofstede te Cobbegem met huyse daerop staende die welke hij der kerken (van Beersel) gaf in aelmoesen » (A.P.). Volgens een akte van 15.2.1480 was het hof in leen gehouden van de heerlijkheid van Aa en cijnsplichtig aan de heer van Beersel. juffr. Bertele van Ghinderboven geheten van der Beken, dochter van wijl en Gilis en gehuwd met Gabri el Ophuys, Willem van Mons, zoon wijlen Willem, en gehuwd met ,Margareta van Fanilleureux geheten van Geldenaken, de eerste huisvrouw van Willem van M ons bezat geheel of de helft van het hof van « Scavey ». Henriek t Sneeps van Schavijts komt in 1520 voor in hoogmeiersreken ingen (R. K. 12549). Andere oude plaatsnamen zijn : 1472 : 3 dw. lant tScavey gat tusschen de wech alsoe men van Alsenberge te Brussel weert gheet, (1) F. de Cacamp, Brabantica 1960, blz. -178.

190


,

Il

G.; 1474 : aent doereken daer men gaet van den Moerter (Alsemberg) te Scavaye weert, G.; 1532 : 6 dw. lants geh. opt Schaffenvelt op Alsem berge, K.A.; 17 13 : opt Schavayvelt, G. ln een akte van 20.9.1603 verschijnen Sr. Izaak van Wavre, rentmeester van het huis van Bergen-op-Zoom, eensdeels, Pieter van der Maten, Tusnack (Sidrach ?), Marten en Lanaart van Dups en Joanna Pa rant, huisvrouw van Mr. Jakob van Winderbeke, joffrouw Margriete en Erneste van Wi them haar zuster, in zake de schouw ing van de hoeven van Schavei en van het Nederhof (van het kasteel) en de landen en van hun herenhuis te Brussel in de « Vollestraete ». (G. 339). Later werd het hof verpacht aan Pieter van der Stricht en zijn huisvrouw Paaschine Nechelput (G. 343). In een akte van 29.1.1705 verschijnen Martijne .Moonens en wijlen haar echtgenoot Frans Schavay uit Puurs samen met W illem Esselinckx en Antoon Schavaye (G. 344) . Op 21. 10.1702 overleed Marten de Man (of de Mol ?), pachter van Schavey; zijn vrouw, Maria, overleed het jaar te vo ren 9 augustus. In 1729 is er te Oppem een Hendrik Scavay, boswachter van Zoniënbos. In 1762 treft men een gezin Scavij te Wezembeek aan (R. Caluwaerts, Wezenbeekse geslachten, E.S.B., 1958, 452). In 176 1 waren J. B. Mommaert en zijn huisvrouw Filomena Everaerts op de « villa de Scavey ». Het gezin, personeel inbegrepen, bes tond uit 10 personen. (A.P.) . In 1783 waren ze er nog ( F.0.). Pieter Schavey treffen we aan in 1773 als lid van de broederschap van het H. Sakrament (A. P.). In Wezembeek-Oppem vroeger en nu (E.S.B., 1957, blz. 426, 433, 436) vermeldt Frans .Maes in 1784 Jacquemeyne Schavije en haar man J.B. de Wever uit Diegem; in 179 1 Pieter Vertongen en zijn vrouw Barbara Schavaye op het Hof ter Hage, het Hof te Omloop; in 1762 W illem Schavay als neringdoener. W illem Schavije, 25 j aar oud, was ia 1827 schepen te Anderlecht. Families Schavey komen ook nu rtog voor te Rosières en te Tourinnes-St.-Larnbert, Scavée te Waver en te Court-St.-Etienne, Schavy en Chavée te Brussel, Waterloo, Waver en Jauche, Chavet te Nijvel, Chevez te Tourinnes-St.-Lambert. Hof te Hongerij. - Dit hof was aanvankelijk 18 bunder groot, het bunder gerekend tegen 91 a. 38 ca" maat van Rode, Dworp, Buizingen, Huizingen en AJs:mberg. Volgens de overlevering werd het hof door de H. Elisabeth aan de kerk geschonken. Dit zal wel niet veel meer zijn dan een vrome legende die op volksetymologie steunt, nl. de verwarring van Hongerij met Hongarije. Waarschijnlijk werd het hof geschonken door Hertog Hendrik Il van Brabant. (C.T., Geschiedenis van Alsemberg, blz. 323, 324). « Ayant appartenu anciennement et dès Ie commencem cnt à ladite église comme conste par les exfraits des 191


livres censaux du duc d'Arenberg » (Jointe des aclministrations, 11 , 1755), wat mede een bewijs is dat de hertogen van Brabant hier toen alleen heer en meester waren. In 1499 werd het hofgoed met 25 bunder vergroot ingevolge een schenking. De akte van schenking bestaat niet meer, maar in de stichting van een j aargetijde verneemt men w ie de schenkers waren : « Item voor de zielen van Reynier Ronge ende sijnder huysvrouwen, ende hun beider ouders, sal men jaerl ijckx doen een solemneel jaer getijdt met vigilien van drij lessen waertoe hij op den vs. last aen de kercke gelaeten heeft 25 b. landts gelegen onder 'thof Hongerijen tot Beersel, blijckende bij den brief van donatie van den jaere 1499 op 26" clach van Januarius oft Lauwmaent ». ( C.T., Geschiedenis van Alsemberg, 1960, blz. 264). De oudst bekende topony mische vermeldingen zijn, in 1460 : de hongerienstrate, G.; neeven hongerien, G. 1474; neven thof te hongerijen, G. 1480; in 1570: Coopen boomen in den 0 .L. Vrouwen Bosch te beginnen in den grondt van Hongerije landt, G.; in 1750 : in de straete gaende· naer de Hongereye plein, G.; in 1768 : tegens het landt van Hongerijen, G. de Hongereye plein, G.; in 1768 : tegens het landt van Hongerij en, G. D e benaming Hongerijen heeft niets te maken met de landstreek Hongarije. D oor hofhongerij e of beter hofjongerij werd in Zuid-Brabant, soms het ambt met de ambtelijke rechten van de hofmeier of eenvoudig de meier aangeduid. Als plaatsnaam duidt het een stuk land aan dat, in de door de boerengemeenschap bebouwde akkers, het voorbehouden gedeelte van de hofjonger of meier uitmaakte. Aldus dient te worden opgevat wat A. Wauters, Hist. Env. Brux., 1, 215, mededeelt over een bezitting van de abdij van Nijvel : « un livre censal appelé les pastes, hof honger ien dans les deux Lennick »... , wat een overblijfsel moet zijn van de vercijnsde gronden die vroeger ter beschi kking stonden van de hofjongers of meiers der abdij in deze dorpen. Wat een hofjonger moet zijn wordt duideli jk omschreven in een oorkonde van 1296 : « Dat wi beede teghadere... sij n scu ldech te zettene ende tontzettene den hofjunghere ofte den pandere die ons ghemene ghebode ghebiede, onze ghevanghene houdt ende onse midade pande » ... De naam bestaat trouwens nog op andere plaatsen. (J. Lindemans, Toponymie van Beersel, E.S.B.,

1955).

'

Dr. j an Verbesselt, in een merkwaard ige studie over « het Domein van de Abdij van Nij vel in West-Brabant » (E .S.B., 1957) heeft het vraagstuk nog dichter benaderd en ongetwijfeld een afdoende oplossing voor de eigenaardige benaming aan de hand gedaan. Volgens hem is de hofj ongerij denkelijk ontstaan in de 11 d e_ 12a• eeuw en was het een aangepaste metode van de landbouwontgin ning. Ze was geen leengoed, maar een erfelijk pachtgoed dat de landeigenaar na opzegging ·of overlijden verder kon verpachten of verhuren. De hofj onger was een soort van rentmeester van een 192


landeigenaar. In deze vorm bleef de hofjongerij doorheen de tijd en ongeschonden bewaard tot bij de Franse Omwenteling. J. Hoebancx merkt hierbij op dat deze wijze van bel1eer nog in de 1gde eeuw in ons gewest als . het ware werd voortgezet door rentmeesters, die er in naam van de grote grondeigenaars. de landerijen beheerden. Er bestond nochtans nog een ander recht, nl. het « jonkerschap », het recht van de jongste zoon. Dit jonkerschap gaf aan het jongste kind, - een recht van voorkeur voor het huis en de hofstede een dagwand groot zijn, voor de meisenier een half bunder. Het jonkerschap gaf de jongste zoon slechts recht om deze goederen in zijn deel te doen toescheiden; de andere erfgenamen konden gelijkwaardige goederen daartegenover verlangen. ( Link.

108).

//

Dit recht is een overblijfsel van een oud stelsel van erfrecht, het Belg-0-H elvetisch stelsel geheten. Hier te lande komt het a lleen voor in het zuidelijk gedeelte, waar het recht van Ukkel van kracht was. (J.L.). M.J. Blitz, Mém. courr. de 1' Ac. de Belg" t 847, bi. 9, aanziet als een overblijfsel van een Keltisch recht, het recht van jonkerschap ( cle juveigneur ou maisneté), dat men aantreft in de kostuimen of het gewoonterecht van Grimbergen, Rode, Laken en Valenciennes. In t 440 is Willem geheten Loec op het Hof Hongerij, ongetwijfeld een verre voorzaat van de bekende Loecx-fam ilies uit onze streek. In 1532 boerde Jan de Ridder op het hof. Hij hield van de kerk « thof van Hongerijen". metten fmysen, schueren, stalfen". ende op elcke zijde van den hove zijn gelegen twee loch ten (tuinen), groot ontrent een half dagwand; 1 b. land op het Overste Hoogveld, palende aan de goederen van Vrancx van Oudenaken, de heer van Beersel, de clorpsvrouw van Watermaal; 10 dw. land palende aan de goederen van « den hove van Duerbochs (Dwerbos) » en aan die van het Hof te Hongerijen (1 n hetzelfde stuk wordt Dworp, Duoerp geschreven, wat er op wijst clat de U in Duerbochs de waarde van een w heeft). 1 half b. op hetzelfde veld; 6 dw. land op het Schaffenve ld (Schaveiveld) onder Alsemberg, palende aan de heer van Beersel, aan Mathijs Claes, aan de goederen van Dwerbos en aan de straat; 6 b. land aan de Clert (Kleert), palende aan de erfgenamen van Andries de Lepelere, het Kapelrijeland van Beersel, en aan de Cavensdelle; 1 dw. land op Alsemberg aan Jan Soetin cruys, aan de erfgenamen Goesen Spierinck, aan Matheus Claes en aan de straat; 1/ 3 bunder land op Alsemberg « aent houten cruys », palende aan Matheus Claes en Jan Claes; 10 dw. land op het Grootvelcl, aan Kornelis Vrancx, j onker de Tourneur en aan de straat; 1/2 b. land op het Grootveld onder Beersel, aan de erfgenamen van Jan van Nieuwenhove, Owerbos, Willem Tourneur en aan het kerkeland van Alsemberg; 1 stuk land zoals het gelegen is half op Beersel en half op Alsemberg, aan Willem Tourneur, het bos 193


de B euk heide en het Overste Hoogveld; 1 b. land op het Overste Hoocrveld, aan het Dwerbos en aan het land van Hongerijen; 1/2 b. lanl'op het Lin thoutveld met een plekje bos, aan Mathijs Claes geh. het Molleken, aan de erfgenamen van Jan van Nieuwenhove en aan Jan T ourneur. In 1642 was Pieter de Leener op het hof. Hij betaalde 13 mudde rogge als huur. (K.A. 2324). ln 1656 treft men er Kristiaan Hannaert aan als « pachter des hoeven van Hongerijen ». Het hof had toen zwaar geleden onder de oorlog en Hannaert richtte het volgend schrijven tot de dorpsheer : « Verthoont oitmoedelijck Christiaen Hann aert pachter woonencle op de hoeve van Hengerijen competerende de kercke van O.L.V. van Als., clat hij door de excursien ende invasien van den volcke van oorloge in Augusto ende September ll. gelegen hebbende in den quartiere van Halle gedurende den tijt van eene maent oft daer ontrent heeft geleden groote ende onuytspreckelijcke schaede ende verlies wesende door het volck van oorloge alle den verthoonderen graenen soo terwe, coren, haver, hoye, verckens, calveren, vitsen, ende andere vruchten teenemael uytgedo rsschen ende wechgenomen geweest midtsgaeders den verthooncler berooft van alle sijne fourage ende vele andere effecten ende meubelen, neffens andere pachters ende ingesetenen ende omliggende dorpen, gelijck aen iegelijck dat genoech bekent is, tot daertoe dat hen den verthoonder niet alleenelijck niet en sijn overgelaten de graenen noodich tot sijnen eygen onderhout maer oock niet degene die gerequireert sijn om de lande van de hoeve, die den verthoonder in hueringe is besittende, voor den aenstaenden jaere te connen besayen waerover hij is versueckende sesse mudden haver inder vuegen dat die verthoonder voor de vs. spolieringe is gansch geruineert ende gedestitueert van alle sijne middelen om sijne pacht over den vs. jaere 1655 te connen voldoen, soo dat hij daerdoor wel over de l 400 rg. heeft verloren, volgens de taxatie hier annex, ende nochtans te voorens seer lu ttel ten achteren was, volgens de specificatie hier mede oock gaende » ... (0. 8326). H ij vroeg daarom kwijtschelding van zijn achterstel van 756 g. en werd daarin gesteund door kerkmeesters J. Loockx, Jan de Smeth, Jeroen Coemans, Joos Huyghe en Gillis Bonnewijn. In 1710 was het hof 34 b. groot. Onder Rode had het 7 dw. weide (0. 8304, 8339). In 1710 was er Bastiaan Hofmans op. Het bestond uit « woonhuyse, schuere, stallinge, hovenbur ende waegenhuys » (0. 8317). 1n 1731 vindt men Gabriel de Greef en Kata rina Clerens als pachters op het hot In 1753 Jan Frans van Campenhout, die ook buiten het hofland een stuk beemd van de kerk van Alsemberg in huur had, een bunder groot, te Rode, palende west aan de straat van Rode naar Brussel (boven den Nijsberg aan de oude Brusselweg), noord de straat naar Termeulen, oost de heer Fricx (van de papierfabriek), zuid

194


de beek. Deze beemd maakt deel uit van een beemd, 1 b. 3 dw. groot, waarvan er 3 dw. in jaarschaar in geb'l-uik was va n J.B. 1-lublou, teg~ n 40 g. 's j aars gedurende 99 j aa r. De kerk va n Alsemberg had het iïi 1603 bekomen door verwisseling van vijf dw. land in drie stukken onder Linkebeek, tegen heer ende meester Louis Van den Winckele in den naam van Maria de Page, zijn huisvrouw. ( R.A.B., j ointe des Amortissements). In 1780 was het 42 b. groot met « boomgaerden, weyden, uytgeroyde bosschen, landen ». Het was verhuurd aan Hendrik van Campenhout voor 12 j aar tegen 16 g. per bunder. In 1886 waren er op, de kinderen Meerts, die het toen niet langer wensten te huren. In 1859 werd machtiging aangevraagd om, zoals dit toen in zeer vele grote hoeven het geval was, een landbouwstokerij op te r ichten. (A.P.). Het lijkt niet dat het zeer winstgevend is geweest : men ziet er nooit van vader op zoon boeren. Op 29.9.1776, een zondagavond tussen 5 en 6 uur, was op het Hof te Hongerijen een man op de messing komen liggen al kermende « o mijn hooft, mijne harrnen". vragende on1 troost en hulpe ». Pachter Hendrik Frans van Campenhout, 60 jaar, en zijn zoon brachten hem bij « den borreput », waar zijn wonden afgewassen werden. Een tweede gekwetste lag buiten tegen de « huschkant » en een derde vond men nabij het Hof te D'werbosch. D eze had een gebroken arm , die men in een « serviette » legde ; men leende hem een « capotte » en leidde hem dan naar genoemd hof. Door meier ] .] . Cattoir en schepenen Simon Bonnewijn en Adriaan Dussart werd een onderzoek ingesteld. Pieter Leuckx, geboren te Brussel, en Francis de Buscher, knechten van bet hof die, de eerste, op dat ogenblik de koeien, en de tweede de paarden waren wachtende op de klaveren omtrent de boomgaard naast de « kasseyde » naar Rode, hadden daar gezien Hendri k Swalus, gewoonlijk geheten Ridder, « gekleet met eenen greysen carsyen casack met een groen juppon hebbende sijn hayr gebonden, waranthueder (boswachter) » te Rode, toen daar ook aankwamen op de kasseide van Alsemberg naar Brussel, drie manspersonen, de eerste gekleed met een laken, de tweede met een karsijen, de derde met een bombazijnen kazak. De knechten hadden Swal us horen roepen : « sakerdi begodt soude gij mij noch derven eene kletse op mijn aensicht geven », terwijl hij meteen met zijn stok sloeg op het hoofd van de andere, die in de richting van het hof liep. « Loopt maer, riep Swalus, wij sullen aen die waer gij loopt sooveel geven als aen u », wa t zou doen onderstellen dat hij niet alleen was. De persoon die in het hof verzorgd werd was een genaamde N. van Schaflinge, « ingeselene van de prochie van Elsen woonachtich in de cluys aldaer ».

195


Over de aanleiding tot deze gebeurtenis verneemt men niets in de bundel van de zaak. (R.A.B. Drossaarclerij, nr. 370) . Hof te Dweerbos of van Nieuwenhove. - Het klooster van Die legem onder Jette was lang eigenaar van het hof. 1n 1220 stond Bonnewijn, zoon van ridder Werner van Dweerbos, aan de evenaenoemde abdij een weide af te « Calenvort » die hij in leen hield ~an de burchtheer van Brussel, in januari 1234 j a n, zoon van Godeverd van Grols aan hetzelfde klooster 14 bunder land te Beersel, die hij in leen hield van de hertog van Brabant. Het bos werd grotendeels gerooid, waarschijnlijk door lekebroeders. Doordat patrijsjagers (pertrisers), jachtrechters en andere bosopzichters vaak in de hoeve van Dweerbos gingen logeren, nam hertogin Joanna het goed onder haar bescherming, daags vóór St. Andries 1401. Op 23.8.1450 gaf Filips de Goede aan het klooster van Jette machtiging om te Beersel een laathof aan te stellen van vier laten en daarvoor een zegel te laten maken, waarmee het cle vóór dat hof verleden akten kon zegelen. In de 14de eeuw behoorde Nieuwenhove tot de familie Loock en in 1492 stond Hendrik Loock aan de priorij van Zevenborre zeven vijvers af gelegen bij die van de abdij van Dielegem en het hof van Schavei. Na de vreselijke oorlogen van de regering van Maximiliaan van Oostenrijk verkocht de abdij het hof aan een koopman van Brussel, Jan van Grimbergen geheten van Edingen, voor 1600 g., op 1.6.1502. Bij een besluit van 23.6.1512 van de Raad van Brabant werd het hof van belastingen vrijgesteld. Op 6.11.1596 verkocht Pieter Van der Haegen, zoon van P eeter, het samen met 95 bunder aanhorigheden voor 11.483 pond artoois aan Godeverd van der Zijpen, gemachtigde van de Jezuïeten van Leuven, die het overlieten aan hun konfraters van Brussel. In een akte van 1.12.1596 wordt het goed uitvoerig beschreven. (G. 336)0ver de pachters van het hof is weinig bekend. In 1675 was Frans van lsterdael er op. ( G. 344). In 1761 Adriaan Dussart ui t Hommelegom ( Humelgem ?) en zijn huisvrouw Maria Stellemans. Ze hadden toen drie kinderen Joanna, ,Maria en judokus en drie dienstboden, plus nog andere personen vermits het gezin uit 11 personen bestond (A.P.). In 1780 was jan ván Isterdael op het hof. (G. 348). Een Hendrik van Jsterdael, 60 jaar oud, ongehuwd en doof en stom overleed te Beersel 14.1 1.1773. Bij de afschaffing, aan het einde van het oude regime, van de kloostergemeenschappen, werd het goed vervreemd en kwam het tenslotte in het bezit van de familie de Roest van Alkemade. Het goed en kasteel van Dweerbos, dat op 1.8.1941 te Brussel door !1otaris J. Herincx verkocht werd, staat beschreven als volgt : een eigendom bestaande uiJ een kasteel, pachthof met bijgebouwen, park en bos aan de steenweg naar Alsemberg, ter plaatse geheten

196


/,

« Dweersbosch », groot t 9 ha. 7 1 a. en 73 ca.; een eigendom met hu is en bouwgrnnd groot 3 ha. 39 a. 25 ca.; een bos geh. « Dweersbosch », g root 9 t a. 66 ca.; een bos geh. « Dweersbosch », groot 29 a. 27 ca.; een perceel land en bos geh. « Dweersbosch », groot 2 ha. ~ a. en 2 ca.; een boomgaard wijk B' 54, t 28 en 129, groot 3 ha. 3 t a. 9 èa.; een bos, boomgaa rd en bouwland, geh. « Opperste Hoogveld », groot 7 ha. 23 a., 30 ca.; een weide te « Dweerbosch » g root 87 a. 7 ca.; een perceel land, weide en bos, g root 3 ha. 90 a. 16 ca.; onder Beersel en Alsemberg : een p erceel la nd en boomgaard groot 22 ha. 20 a. en 27 ca. · Het Dweersbos is in de 3'1" klasse van de gerangschikte na tuurmo numenten ingedeeld. Wat de etymologie van Dweerbos betreft, in 1439 is er s p rake van « een bunder heyen op d' Linthoudt genomen t 00 jaer jaerschaers Mychaelis de Weertbosch » (G. 6635). Veel toponiemen komen voor van persoonsnamen, maar wijl Dwer bos ( T op. van Beersel, nr. 47) reeds in 1200 ver~e l d is en dat Dr. Jan Lin demans als « dwars » verklaart, zal het omgekeerde hier gebeu rd zijn en houdt bovengenoemáe erfpachter zijn naam van het bos, dat gelegen was tussen het huidige Dweerbos en Alsemberg. (opt Linthout, 1328; Wouter van den Winckele ende Gielis Cnape ke rckmeester.. . 2 bund. bos ende heyde... op de stat geh. d' Linthoudt boven de Hoenderdelle ... in de neder zijden lancx neven de strate die voer thof tAlsendale te Beerssele weert geet... het voetpat gaende van Als. te Beerssel ( G. 6635). Volledigheidshalve, zou ook kunnen gedacht worden aan Vrouwenbos (ver = vrouw) of. aan verafgelegen bos, te vergelijken met Verrewinkel te Ukkel - Linkebeek, of ook nog aan Stierenbos, stier dialektisch a lhier 11erre, te vergelijken met Bakenbos = Varkensbos. In elk geval Dweersbos wordt ter plaatse als D1veisbos uituesproken, hoewel meer Dweisbosdelle gezegd wordt, volksetimoÎogisch soms W ereldl>olsdel/e. Een divars bos zou dan een tegenwringend, moeilijk bos zijn ...

Hof ter Motten. -

ln een schepenakte van 9.10. 1469 verschijnt, samen met Pieter Tim mermans en Niklaas van der Biest geheten Segers, kerkmeesters van Alsemberg, Marg riete Mathijs, dochter van Jan, gehuwd met Pieter van der Motten. ( G. 336). De « hofstede t' hof ter Motten » hoorde in 16 10 toe aan J uffr. Frederika Apelteren (G. 339) en in 1652 op 5 december worden in een akte vermeld, Joanna de Coene, huisvrouw van Jan de Groote, overleden, Laureis Roelofs en Katarina Sophie, dochter van Andries en van Petronella de Coene beiden overleden, van « thof ter Motten » te Beersel, waa ruit blijkt dat de doening wel op deze gemeente gelegen was. ( G. 343).

Het Hofken. het Hofken, -

In 1698 s taat het vermeld als « de straete tegen de straete gaende van het Hofken naer de laer

197

l


heyde (Top. L. ), seker pachthof ... gen. het Hofken bij het casteel aldaer in 1777. (0. 7155). In dit laatste jaar verhuurt vrouwe gravinne D ouairiere van Limming ende Neu'chapel het aan Hieronimus Cammaerts en Katarina Wijns, nl. « seker· pachthof met landen 1 weiden, boomgaard gem. gen. het Hofken, palende ten zuiden aan het Linthout ». Heel de doening was 19 bunder groot. Jan Lindemans meent dat hiermee het Hof ter Motten bedoeld wordt : aen de weyde oft bogaer t toebehoirende thofken ·van der Motten (Top. L. ) 1593. Een hoeve gelegen te Kesterbeek ( Dworp, thans Lot) vlak bij de grens van Beersel, zodat een gedeelte van de boomgaard op Beersel lag. Een motte is een kleine kunstmatige berg waarop een herenhuis gebouwd wordt. (Top. L. ) . Hof van Vrebos en hof te Steenwege. - In 1344 stond er te Neerbeersel een hof geheten het Hof te Steenwege. Waar het juist gelegen was is niet bekend. Hetzelfde geldt voor een Hof van Vrebos. (S-S1 25) . Het hof werd denkelijk zo geheten naar schepen Vredebosch of Vrebos, die men aantreft in 1456. Hof te Zittert . - Bij het domein van Beersel behoorde behalve het neerhof van het kasteel de Hoeve te Zitter t en die te Schavei. Over de eerste is niets meer bekend dan datgene wat in de Oeschiedenfa van Dworp, blz. 225, vermeld is. Hof ter Hulst. - Het Hof ter Hulst waarvan de gebouwen op de Kesterbeek onder Dworp gelegen zijn (Dworp, 50, 262) , had ook veel hofland op Beersel. In 1557 werden de goederen van het hof verdeeld. Er waren zeer veel erfgenamen. Het hof met 18 bunder en « tgoet ten Putte » viel ten deel aan jan van Kemmele en zijn huisvrouw Joanna Ohysels, op Alsemberg 7 1/2 b. groot (0. 337). Onder de erfgenamen was er ook Jan van Kemmele « canoniek van St. Peeter te Leydick » (Luik?), zoon van wij len Henricx in zijn leven rentmeester van de heer van Beersel en van joanne Stassaert. Een andere zoon, Hendrik was ook rentmeester van dezelfde heer. l n 1628 hoorde het hof toe aan Hendr ik de Kegel en Maria van der Eycken. Hun dochter, Joanna, gehuwd met Pauwel van den Broecke, kreeg het ten deel bij de « loting » van de goederen van haar ouders, nl. « een pachtof metten huyse, stallen enz., metten weyde ende ewat (wat) bosch ... 6 b. 2 dw. 6 r. gelegen in de parochie van Alsemberg geh. het hof ter Hulst ». Daartoe behoo rde ook een vorrelbosselken van 7 b. met drie zijden aan de straat en met de 4"• aan het Houthem veld; land gelegen beneden den hovenbuer ( bakhoven) met een heyken beplant met stronckeycken groot 2 b. l dw.; het block naest de hoeve gen. Cloytsblock 4 b. 1 dw.; het Puttenb lock met een weyken, 3 b. land aldernaest het Reckbosch 2 b.; eindelijk nog drie stukken land, 6 dw., 1/2 b. en 3 dw. groot. (0. 339). Hof ten Bluts. - In zi jn Toponymie van Beersel, nr. 68, vermeldt Dr. Jan Lindemans de Haanzbluts, den Namelbloyts, 1556; en Ham-

198


bloets, den Haembloets, G. 1700; den Aenblots, 1711; tegen t' Haembloets, G. 1720; den Haemblus, 1724. Hij kan de ligging van het stuk niet nader bepa len, maar onderstelt dat het een « bluts » is in de haam d.i. de ho lte in de kromming van het been, achter de. knie. Welnu, vast aan de grens op Linkebeek bestond er tot voor kort nog een klem hof, het Hof ten Blu ts (oudste vermelding : « bloc geheeten den Blu ts gelegen te Calevoort, 1587; thof ten Bluts, 1741, op het hofken Bluts, 1686 ( Linkebeek, b lz. 14 1). Misschien is meergenoemde plaatsnaam Haambl uts wel te vereenzelvigen met bedoeld hof en is de gissing van Jan Lindemans wel in zover aannemelijk, dat het hof gelegen is binnen de kromming van de straat naar Beersel en de vroegere heerweg, nu de Alsembergsesteenweg. De naam Bluts is oud en gaat terug tot een geslachtsnaam. l n 1427 treft men hem aan te Alsemberg, nl. « ad locum dictum t' Alsendale inter bona Johannes dicti Bluts» (Linkebeek, blz. 14 1). In 1460 werd een vonnis door de schepenbank inzake een genealogisch geschil uitgesproken tussen Margareta, gehuwd met Machiel Luedens geh. de Bluts en Elisabeth gehuwd met Walraven Stevens, gezusters, en j an Hannemans. (G. 336). Kleinere boeredoeningen. ~ De overige landbouwbedrijven waren alle kleine doeningen van kossaarden, zoals bv. de ho fstede op één bunder met « huysinghe, boomgaart » enz., achter de kerk aan de straat, belast met een commer van vier ganzen en 2 cijnsgulden 40 schellingen « borsegeldt » a ltijd va llende de a ch ts te dag van St. Bavo aan de Societeit van Jesu te Brussel. In 1760 was het eigendom van Niklaas van der Linden en Francisca van lsterdael, ouders of schoonouders van Charles Gobbe en Katarina van der Linden, Jan Henry T heys, Joos Theys en Katarina Theys zijn huisvrouw, Henry f iévez en Maria T heys, Katarina :van der Linden huisvrouw van Pieter Tibaut ( 1), Pieter van der Linden, Cornelis Wauters en Maria van der Linden, toen reeds overleden. AJ deze personen woonden toen te Terkluizen-Eigenbrakel. Een VanderJi nden was gehuwd met de weduwe van Hendrik Theys, pachter van het Hof van T erkluizen van het klooster van Jericho te Brussel. (G. 357). W atermolen. - In zeer oude tijden moet er ook een watermolen geweest zijn. De vo lgende plaatsnamen verwijzen ernaar : de meulenbempde, 1705; den grecht in den Meu lenvalle ( 1698); de Sinne beboore lijck af te stecken en ruymen aen den bempt de Meulen valle ( 1698). Een Val (Ie) is een neerva llend deurtje, hier denkelijk het sasdeurtje waardoor het water uit de Kelle kon opgehouden of afges loten worden. (J .L. ); !groot Molenve lt te Beersele ( 1436) , tcleyn Meuleveldeken ( 1469), het meulevelt ( 1705) , aan de meulevelden ( 1705). (1) In de zoldering van de kapel van Terkluizcn staat een monogram van de Tibaut's.

199


Windmolen. T e Beersel zijn er geen fabrieken zoals in de meeste gemeenten van het Zennedal. Als spoor van nijverh eid in het verleden vinden we vermeld dat in 1764 de hertog van Arenberg, de toenmalige dorpsheer, de vergunning verkreeg om een watermolen te bouwen, maar doordat de wateraanvoer re gering was, werd in 1771 op de hoogvlakte ten oosten van de kerk een windmolen opgericht, welke vermoedelijk die is welke Ch . Meerts in zijn Dictionnaire géograph ique et stat istique 1845, blz. 57, « un moulin à farine mît par Ie vent » heet. In 1792 namen Jaak Agneessens en Barbara Wouters, dochter van j aak en van K atarina Belsack, toen reeds overleden en vermoedelij k hun voorgangers ·op de molen, deze in huur. (G. 349). In 1780 was Jaak Agneessens als deskundige opgeróepen in een zaak betreffende de « moulin du bourg », een windmolen te Mont St. Jean Waterloo. (G. Nijvel) . Kaashandel. - De zuivelhandel is een zee r oud bedrijf te Beersel, waarover evenwel niets opgetekend werd, tenzij de vermelding, in een schepenverslag van 1847, dat voor de kaas twee « des principaux débouchés » N ederland en Enge land waren. Kaas naar N ederland ! Dat lijkt zo wat op water naar de zee dragen. Brouwerijen en herbergen. - Het brouwen was evenals het bakken een van de voornaamste bezigheden van de huisvrouw. In het eerste deel van Kristin Lavransdochter, de Bru idskroon, beschrijft Sigrid Undset hoe Kristin te werk gaat bij het bierbrouwen in de ouderlijke woning. Wij zien het meisje at de werkzaamheden verrichten welke de gewone bezigheden van de brouwer zijn. In zijn eenvoudigste vorm hing de brouwketel boven het haardvuur. Enkele inwoners van Beersel kweekten hop. In 1593 is een « hoplochten » vermeld, die in 1724 nog bestond. Een andere Hophof wordt in 17 14 vermeld. Van onze vroegere brouwerijen moeten we ons geen al te groot gedacht geven. H et waren ten slotte meestal maar herbergen die hun eigen bier brouwden. Op Kal evoe t, misschien op het grondgebied van Drogenbos, was er op het einde van de 17•• eeuw zulk « een clijn cammegerech welck in een backhuys is ghestelt waerine maer drij a vier tonnen seffens connen gebrauwen worden, daer den eigenaer is innewon nende staet op de jurisdictie van Beersel ». (Drogenbos, 88) . 1n een akte van 30.3.1662 is er sprake van een brouwerij met al het « ger eck » nabij het kasteel. Joos Coomans, zoon van Kristiaan en van Katarina Claes, beiden overleden, verschijnt er samen met j an zijn broeder, 18 j aar oud, en met kapelaan Ch auffoureau. (G. 343). In 1782 werd door Gislena de Ruysscher, gravin van Elisem, tot last van Paul Everaerls, « jonghman », arrest gesteld op een « weyde met brouwerij e (in 1724 gebouwd door An to.on de Geynst

200


en Francisca de Bue) daer op staende, gelegen tot Calevoet met sijne ketels ende backen paelende tegen cle calseycl e van Alsembergh » groot 3 clagwancl 66 roeden ... « paelende aen de beke suyt den heer Santander ende de weduwe Cornelis Ie Page, west de calc;e_yde van Alsenbergh. » (C.T., Drogenbos, 88). In 1640 werd een rente van 2 g. 14 st. bezet « op den brouketel op de tichelrije » voor Geraard Vers tegen . (A.P.). Bij testament van 8.12.1728 laat Danië l Mosselmans aan zijn vrouw, Marie Vire, een huis na met kamme, waar hij gewoon is te brouwen. (A.P.). Welke soorten van bieren er vroeger gedronken werden is weinig bekend . Alleen vindt men in de verkoop van de nalatenschap van pas toor Florens Goossens, de vermelding van bier, middelbier en sterk bier.

De Bissc/l.op en /1 et Fonteintje. - De « Put » van Kalevoet was van overouds een belangrijk kn ooppunt, eigenaardig gelegen aan de samen loop van vier gemeenten : Drogenbos, Ukkel, Linkebeek en Beersel. De « meer » of g renspaal van al die gemeenten stond rechtover de brouwerij van Haelen in de sm idse van Smulders ( 19 10), nu het washuis van Kalevoet. Er waren daar natuurlijk, zoals, trouwens thans nog, verscheidene herbergen en afspanningen. Op zondag 2 maart 1783 werd in de herberg aldaar van J.B. Ophalvens « op de bovencamer met het spelen van de viole », de brui loft gevierd van Anna, één van de dochters van de waard . Bij deze gelegenheid had er in de keuken « bij de stove » een « agresserringe ofte vechterije » p laats, dat drossaard J.J. Cattoir van Beersel, door schepen Simon Bonnewijn liet onderzoeken . Een verbruiker, Pieter de Genst, zoon Antoon, werd er zo vreselijk toegetake ld dat « Chirurg ijn Judocus - de W-aghenee r uit St. G illis, voortij ts geadmitteert ten dienste van de Coninck van Franckerijck ende a lsmee van intentie sijne wetenschap te exerceren binnen dese jurisdictie » (Beersel) ontboden werd. Na de vechtpartij was de Genst « verdwaest » weggestrompe ld naar de herberg er rechtover van J.B. van den Bosch. De chirurgijn bevond hem « bebloedt te sijn op het a ens icht ende het hooft... De slincke ooge conde met moeyte open gedaen worden om te visiteren ... ». De oorzaak van het gevecht lag in het feit, dat de Genst zeer lelijke dingen over de vrouw en de dochters van de waard had gezegd, 0.111. dat Marie Ophalvens « aen de deure stondt met haere arm en overeen gec ruyst gelijck een moederken die naer haer lief uytsagh »; dat de Beckeres « willende daer mede seggen de huysvrouwe van J.B. van Ophalvens den geheelen nacht met hoerejaegers in haer huys was sittende; dat de susters van hem Paulus Ophalvens hoeren en mossen waeren »... Deze laatste, bijgenaamd Breu (broer) liet het zo maar a llemaal niet zeggen en had Pieter de Genst « om sijne quade ende vuyle tonge » bij de 20 1


kraag gevat en afgetroefd. Intussen hitste .Marie, een andere dochter, verbruikers uit St. Gillis, Jakobus van de Poel, bakker, Martinus van Cotthem en een zekere Mathieu op : « gaet en slaet die sijn vuyl tong daer soo roert, geeft er hem maar voorgoed van » ... « oock gequest was ende bevonden dat deselve met hueren bal noch existeerde ». Aan de linkerkant van het hoofd waren twee « le tten » (letsels) een vinger groot en het « beckeneel » was gekwetst. De wonde aan het hoofd was « in perijckel van dodelijck te sijn ». Er werden getuigen gehoord, nl. Jan van lsterdael, zoon Sebastiaan, 24 jaar oud, wonende bij zijn stiefmoeder j.B. Mommaert op het Hof te Schavei, aan wie de waard gezegd had : ff. j a n gaet boven met uwen compagnon (Sebastiaan van der Linden), daer is bier en wijn ». Nog andere getuigen wtrren jozef van Haelen, zoon j.B., uit Drogenbos, Cornelis Weemaels, zoon Pieter, · Anna Maria Louis, 33 jaar, huisvrouw van Egidius de Kegel, uit Beersel, Frans van Achter, schoenmaker, J 9 jaar oud, zoon G illi s uit Linkebeek. De meesten waren van oordeel dat de Genst het « gemeriteert » had. ( G. 359). De voornaamste brouwerij, tevens herberg, te Kalevoet, was de Bisschop. De oudste vermelding is van 1665 toen ze gehouden was door Merten de Bue. (G. 8948). ln 1682 werd het materieel van de brouwerij verkocht door Marten en Katarina de Pauw, gehuwd met Jan Sterckmans. (G. 344). In 1699 werd door Jan Niklaas Rubbens, ontvanger der domeinen, een « condemnatie voluntair » uitgevoerd tegen Jan van der J-laegen, brouwerij in de Bisschop. ( G. 344). In 1782 wordt een « schoone hofstede vermeld metten steenen huyse stallinghe schuere boomgaert... binnen de parochie van Beersel tot Calevoet gen. den Bisschop". 1 dw. groot aen de casseyde van Brusse l naer Alsenberge ». (G. 3159). In 1711 is een plaatsnaam vermeld « aen den Busschopt, weijde over den buschop », en in 1728 « rechtover de herberg de Bisschop 3 dagw. land en weide palende aan het pachthof ten Bluts ». (G. 345). Voor de verklaring van de naam, zie het hoofdstuk Plaatsnamen. De Bissc ho p is thans de brouwerij het Fonteintje of Brouwerij van Haelen. Het huidig gebouw is van 1751, zoa ls blijkt uit nog bewaarde brandijzers waarmee de tonnen werden gemerkt. De eerste bekende brouwers waren Lambert van Haelen, geboren in 1808 en overleden in 1889; jan-Baptist Michiels-van Haelen, geboren in 1859 en overleden in 1921, August van Haelen , geboren in 1846 en overleden in t 883; Frans van Haelen, geboren te Vorst 29.3.1872, overleden te Beersel 18.2. 1939, was de zoon van August en van Pauline Lardinoy, geboren te Vorst 20.2.1845. Hij huwde een eerste maal met j ozefina Timmermans, geboren te j ette 14.7 .1873, overleden te Beersel 26.2. 1902; een tweede maal 11.8.1903 met dezes zuster Geertrui Antoinette Henriette, geboren 202


te Jette 20.4.1876 en overleden te Beersel 31.1.1 939, dochters van Pieter Hen drik Timmermans en van Maria Anna de Doncker, van de brouwerij De Spiegel te Jette.

r

Va n zijn eerste vrouw won Frans drie kinderen : 1. Klàra Hendrika Maria, geboren te Beersel 11. 12.1900, naar P éronnes-lez-Binche vertrokken. 2. Dominicus Henri Livinus Maria, geboren te Beersel 12.6.1902, overleden 3.9.1957; op 10.9. 1925, te Drogenbos gehuwd met Marie Rose Th érèse Jeanne Coosemans, geboren te Drogenbos 29.5.1902, dochter van Egide en van Maria de Maerschalck. Kinderen : a) Fra ns Marie Egide, geboren te Linkebeek 11.6.1926, gehuwd met Yvonne de Clercq. b) Een dochter, ons niet nader bekend. 3. Piete r Henri j oséphine Marie, geboren te Beersel 13.11.1 906, d e huidige brouwer. Frans van H aelen heeft zijn zaak tot de belangrijkste lambiekbrouwerij van de Zennevallei weten uit te bouwen. Zijn techniek en commerciële zin waren spreekwoordelijk en zijn geuzelambiek werd boven a lles in de omtrek geroemd. Heinde en ver stond hij bekend a ls Susse de l eugenoet, een epiteet, dat verre van beledigend, vee leer vleiend en waarderend klonk. Het wees op zijn typische en oors pronkelijke vertelkunst, evena ls op zijn onuitputtelijke verbeelding.

Het kerkplei11. U iterst li11ks c1111 /wekje l'l111 de pastorie, rechts de herberg F. Mvone11s-De Neyer, af gebroken e11 ivederopgebo11111d door Oasto11 Dcbe/der.

203


Deze volbloed Brabander was trouwens begaafd met art i stie~e voelhorens, die hem tot een feilloze kunstkenner maakten, waardoor hij spoedig een kunstmecenas werd. Zijn huis was van I 90405 af een geliefd en drukbezocht verzameloord voo r jonge beeldhouwers en schi lders, die hij, waar nodig steunde, zodat na enkele jaren zijn woning een museum van jonge kunst was geworden. Men trof er uitstekend werk aan van Oleffe, Schirren, Dehoy, Rik Wöutêrs, Louis T hevenet en anderen, als Baudrenghien, van Zevenbergen en Vogels. Al te zamen een bende impressionnistische en expressionnistische voorlopers, tegenhangers, in de Zennevallei, van analoge oproerlingen van het Leiedal, de Saecleleer, G ust de Smet, van de Woestij ne, Frits van den Berghe, Permeke e.a. Door Susse werden ze in het Fonteintje steeds gul, ja prinselijk aan mi lde tafelen ontvangen, maar steeds dwong hij ze tevens de geuze eer aan te doen. Intussen liep hij op zijn wekel ijkse herbergtoernees de oude huizen en boerderijen af en kocht alles op wat een artistieke of oudheidkund ige waarde mocht hebben. Zij n kunstverzame lin g stond in hoog aanzien bij kenners en kritici.

Lambik en geuze. Een woordje over de geuze of geuze-lambik zal hier wel op zij n plaats zijn. Het is een geprezen Brabantse bierspecialiteit die vooral door opgedreven zorgen van wege de brouwers in het Zennedal eeuwenlang de Brusselse staminees en kermissen heeft mogen sieren. Het is een hooggistingsbier dat empiristisch dient te worden behandeld, want het leent zich niet tot alle luchtmiasmen en elke watersoort. Het heeft tijdens zijn onderscheiden gistingsfazen zij n eigen grillen, waardoor het slechts in van ouds gevestigde kammen en aan de oevers v.an bepaalde wateren kan worden bekomen . Pr ima tarwe en bijzondere mout zij n daarbij vereist, terw ij l de kuip haar eigengereide mikrobische atmosfeer nodig heeft, Susse van Haelen van het Fonteintje zou voor geen geld van de wereld haar oude luchten hebben willen storen. Geuze is « vloeiende tarwe », zei eens een lambiksteker. Om op « snee » te zijn , moet het bier onderscheiden gistingen ondergaan, nl. een in de kuip, een op de ton, een op de fles, om slechts de voornaamste te noemen. Bovend ien wordt het kwaliteitsgehalte door opeenvolgende « trekken » bepaald. De hoogste trek geeft de lambiek, een mindere geeft de faro, het laagste geeft het meertsb'ier. Bovend ien moet de drank zij n normale ouderdom bereiken. Men laat eerst het bier oud worden op de ton. Maar eens op de fles dient het d~ar ook nog oud te w0rden. Voor de bereiding van zoete lambiek is zuivere rietsuiker vereist. Althans was dit het geval vóór de eerste wereldoorlog. Van het vat gedronken kon de lambiek zoet zijn of halfzoet (panaché) of gemengd met sterk (half en ha lf) .

204


Geuzelambiek is flessenbier, maar wordt nooit uit één enkele brouwerij geflest. Hier komt de kunst van de biersteker te pas, die ui t verschillende brouwerijen de smaken kiest die hij tot een eigen toets zal verwerk~n. Een goede biersteker heeft altijd zijn goed herkenbare eigen toets. Dit geschiedt trouwens -op andere fijnproefgebieden zoals koffie, wijn, tabak enz. Heden ten dage wordt een goede fles geuze aldoor zeldzamer. De bereiding vergt te veel tijd, plusminus drie jaar, en kost daardoor te duur. D e Kroon. T egen de Heiberg was er in 1555 een herberg geheten de Croone. Dit is de o uds t bekende herberg. Op 5.4.1 564 voor « P aesschen » werden « gei nventariseert de haeffelijcke goeden". in het sterfhys geheeten de Croone toebehoirencle den heere van Beerssele ». (G. 371). Op 20.5. 1586 was ze verkocht geworden en in een akte van 16.6.1612 is daarvan sprake. Verschijnen daarin pastoor G illis de Becker van Alsemberg, Maria de Becker, huisvrouw van Ja n Swalus Stevenszoon, Renilde de Becker, huisvrouw van Pieter Ingels, kinderen van wijlen Jakob en Barbara Wijts (herb. de Croone op de plaets). (F. 339). In de J7d• eeuw was ze er nog : « te Beersel rechtover de kerk waar de tiendeschuur placht te staan komende aan het gelege de Croone ». (G. 337). Ze is ook vermeld in een akte van 10.3.1661 tussen F rancis van der Eycken en Juliana van der Cleren, een__sdeels, en Michiel van Laen en Joan na Willems, anderdeels ( hofstede geh. de Croone op den Heyberch). (G. 343). Het Kribbeke. In een a kte van 29.8. 1613 ( G. 339) is er sprake van een goed van 3/4 en 6 dagwand land met een huis « op de Roodenpoel geheten het Crubbeken ». Het betreft een goederenverdeling onder Servaes van Droogenbroeck, zoon van Vroon die zoon was van Goedele Speeckaert, Kristoffel Wouters, zoon van wijlen Kwinten en gehuwd met Willemijne van Nijversele. Het andere vierde kwam toe aan Willem de Kersmaekere, de helft aan de verkoper, Michiel Speeckaert zijn « oudt oom », volgens testament van 8.12.1602 verleden vóór Jan van der Cammen, pastoor van Obbrussel (St. GillisBrussel), terwijl het andere vierde verkregen was van Anneken Speeckaert, huisvrouw van Evert Berckmans. l n 1684 staat het goed nog eens vermeld als «de hofstede... gen. het cribbeken » (G.) . Het Rode Kruis .of Boergondisch Kruis. Het Rood Kruis is een nog bestaande zeer bekende herberg, zo geheten naar het Rode Kruis er naast. In 1700 werd Merten Danneau door Domien Ghijsels, 73 jaar oud, gedaagd in verband met een « huys gelegen tegenover de Motte geh. het Root Cruys » ( G. 326-327). De herberg heette ook het Boergondische Kruis. In 1755 betaalde « Christiaen van Cutsem, voor desen Acl riaen cle Greef, over 205

'


sijn huys ende gelege gen. het Root Cruys op de Laerheyde aen het hof ter Motten, jaerl. 1/2 braspenninck -o ft 2 oorden 9 mij ten aen ' den arme. » (A.P.). Bij testament van 16.5. 1763 van Kristiaan van Cutsem en zijn huisvrouw Joanna de Greef, erfden hun kinderen « eenen grond waarop zij een huis gebouwd hadden, in erfpacht bekomen van het Begijnho;f van Brussel ». Ze erfden tevens een dagwand ontrent de « Deckt » met het oude Bourgins oft Roodt Cruys, met de grond, volgens de kostuimen (gewoonterecht). De andere goederen vervielen aan de langstlevende. (A.P.). Het oude herberggebouw stond dus op een andere plaats, in de nabijheid ? De Blote Kop. In 1682 vergaderden de schepenen in de herberg « de Bloote Coppe ». Ze bestond nog in 1822. Pieter Mommaert betaalde toen aan de kerk 10 stuiver rente « over sijn gelege geh. den Blooten Kop » (A.P.). Misschien wordt met « coppe » een drinkbeker, Frans « coupe », bedoeld. Of betekent het « kaalkop » ? De Zwaan. Het ware te verwonderen geweest dat er te Beersel ook geen herberg met het uithangbord de « Zwaan » zou geweest zijn. Tn een akte van 28.5. 1710 verschenen Joos de Leener, pachter te Alsemberg, en Willem de Ridder in verband met een lijfren te bezet op « de Swaene » als sacerdotale titel, voor priesterlijke studiën ( G. 344). De herberg zal wel aan de kerk hebben gestaan, maar waar juist is niet bekend. In 1892 bestond er de Oude Zwaan vlak tegenover de kerk. Het was tevens een beenhouwerij. Omstreeks 1890 was er op de straat naar Kalevoet een herberg « In het Rad», « Bij den Slachter », en « In het Frankveld ». (A. Dubois en L. Navez, Promenades aux Environs de Bruxelles, 1892). De Drie Snellen. In een akte uit 1739 staat vermeld dat er op de « Reybaene comende van de kercke van Beersel ter slinckerhandt weerts ende loopende naer Calevoort... bij menschen memorie is geweest eene herberghe de Drij Snellen ». (G. 362). De Nachtegaal. In 1760 was er een « herberghe Den Nachtegael tot Callefort » onder Beersel. (Linkebeek, 52). D e W elkom. Wordt in 1783 vermeld als volgt « den Wilkom." alsnu wederom twee huizen (ze was dus vrij groot, vermits er twee woningen uit gemaakt werden) gelegen àeels op Drogenbossche, Beersel ende Li n:kebeek te Calevoet tegen de kasseyde van Alsenberghe ». De Bareel van Kalevoet. In 1792 hield Frans Berckmans herberg « aen de barreel va11 Calefort ». ( G. 349). De Bloemhof. De Bloemhof was een herberg in de Nering. 206


Al die herbergen hadden mooie Vlaamse, sprekende, zinrijke uithangborden. Inmiddels zijn er spijtig genoeg, al heelwat nietszeggende Franse, nageaapt uit Brussel, bijgekomen. · -in 1814 staan drie personen als herbergier aangegeven. Dit waren mensen die daarvan hun beroep maakten. Er waren natuurlijk meer clan drie herbergen, maar dan uitgeoefend als bijverdienste. Nog steeds zijn er te Beersel veel herbergen ..Men vindt er onder meer de Pruim, de Nieuwe Pruim, de Oude Pruim, en zelfs de Nieuwe Oude Pruim ... Als verzachtende omstandigheid moge gelden dat men nergens betere geuze drinkt... en ze de op pad zijnde Brusselaars moeten laven, en voeden o.m. met boterhammen met plattekaas. Steenbakkerij. - Oudtijds waren al de huizen van klei en stro gemaakt. Nochtans huurde in 1532 Pieter de Ridder zoon wij len Reyniers en Barbele Putmans, zijn huisvrouw, van de Pitanie van het Godshuis van Vorst, onder andere anderhalf dagwand land gelegen te « Berssele » tussen sheren goed in de ene zijde en de Beemdstraat of Neerstraat aan de andere, palende aan de goederen van de erfgenamen van Willem de Brieder, welk anderhalf dagwand toebehoorde aan de Infirmerie van het klooster van Vorst, voor een termijn van twaalf jaar. Als voorwaarde was bepaald dat de huurders zullen mogen uitgraven « alsu lcken tiecheleerde als dair is ende tiechelhoven ende logen (loodsen) clairop » doen maken en op het einde van de huurtijd moeten ze het land effenen en de putten met andere « eerde wel ende lovelech sonder argelist » vullen (K.A. nr. 71 17). Die tichels kunnen feitelijk niet anders gediend hebben dan voor het kasteel of de kerk. Katoenspinnerij. - In 1818 werd in de puinen van het kasteel een katoenspinnerij opger icht, die maar een zeer kort bestaan kende.

207


HOOFDSTUK Vi l

I<UL TURELE GESCHIEDENI S.

jongensscholen. -

In een akte, uit 1479 te Leuven, ondertekend door Petrus van den Plas, staat te lezen, dat « onder allen consten die men vint soe is die conste der penne aldermeest bemint, ende hadde die conste der penne ghedaen, die werelt hadde te niet gegaen. Nihil sine labore ». (niets zonder moeite). (8.C.R.H., 1936, blz. 301) en in 1722 schreef schoolmeester Torfs van Koningshooikt (E.S.B" 1951 " blz. 48-56, 91-95) in een dagboek de volgende rijmpj es, waarin hij op het belang van het onderwijs wees : « Als men alle consten prijst Dan isser noch eene daer veel uyt rijst. Die met de penne can schrijven ende daer bij lesen, Die sal op alle dorpen en steden willecom wesen. » en verder : « Den handel van de pen doet menigh man verrijcken, Maeckt sij nen naem bekent en doet sijn geleertheyt blijcken, Want voor de geleerde moet de ongeleerde nijghen Ende als de geleerde sprecken dan soo moeten de ongeleerde [ swijghen". Daarom worden de kinderen aangemaand : Komt hier, Ghij trage schoolier, Ende wilt van de mieren leeren Hoe gij moet uweo cost vergaren. In uwe jonghe jeught vergaert dan in gewin Oft anders blijft gh ij bodt en ongeleerdt van sin". » Inmiddels hadden de mensen het niet erg op de schoolmeesters. Ze hadden een al te gemakkelijk leventje. Daartegen weerde T orfs zich door te zeggen :· « Die somtijts niet comrnn lesen oft schrijven Die segghen de penne is licht om drijven Met drij vingers connen winnen sijn broodt Maar die het proeven terwijl, die connen oock wel bemercken, Dat het lichaem ende sinnen · tsamen moeten wercken. Maer die eens drij daeghen op den schoolmeesters stoel saten Zij souden wel anders praten. » Hij berust er echter in, want « Hoe men 't heeft oft hoe men 't vat de menschen hebben altijd wat. » 209


Voortijds zorgde de kerk v~or het volksonderwijs . ~ et _3d• Ataemeen Concilie van Lateranen m 1179 gebood de hen nnchting va~ het kosteloos volksonderwijs in kloosters en parochies. Het eerste provinciaal Concil ie van Mechelen van 1570 droeg de oprichting van dag- en zondagschoten in elke parochie aan de bisschoppen op. H et 311• provinciaal Concilie van Mechelen van 1607 gelastte de dekens met medehulp van de plaatselijke overheden overal scholen te stichten, waar er nog geen waren en tevens in het onderhoud van de onderwijzers te voorzien. Dit bevel werd door Aartshertog Albrecht bekrachtigd bij plakkaat van 31.8.1608. (F. Vennekens, Gesch. van SLMartens-Lennik, blz. 100). Op de buiten, reeds in zeldzame gevall en in de 15110 , vrij dikwij ls in de t 6d• en haast geregeld in de 17"0 eeuw, was de koster tevens de dorpsschoolmeester. Soms genoot hij daarvoor een vaste vergoeding, elders ontving hij een kleine vergoeding vanwege de bemiddelde o uders en een toelage van de Armentafel voor de behoeftige kinderen. H oog berente pedagogen halen thans gaarne hun schouders op en glimlachen bij de herin nering aan die koster s-schoolmeesters. D eze zijn het nochtans die samen met hun eenvoudige pastoor de veronachtzaamde buitenbevolking der 16d• eeuw tot een krachtig en godsdienstig volk helpen maken hebben. (Laenen, I, 272). In sommige akten stelt men belangstell ing voor onderwijs vast, bv. de voorwaarde « te doen leeren lesen ende sch rijven ende wercken gelijck het behoort », het kind Anthonette de Meneschi dat Elisabeth Godtfronneau, echtgenote van Jan Gossaer t, die in 1677 bevestigde « waerachtich te weseo dat des aenleggers huysvrouwe in den jare 1666 bij ongeluck ende misvallen is bevrucht van eenen edelman Don Franciscus de Menessche » (A.P.) . In 1595-1597, toen de paters van Zevenborren op het slot verbleven, kwamen de kinderen van Alsemberg alhier bij hen ter school. (Pueri Alzenbergensis scholam visitant rel igiosus Septem Fontium - A.A.). De kinderen van Beersel zullen er dus ook wel geweest zijn. Het was enkele jaren na de Geuzentijd in onze streek, toen de wanorde gesticht door de Beeldenstorm nog niet hersteld was. De paters van Zevenborren keerden pas in 1606 naar hun klooster terug. Prior Jan van der Meuten bediende in 1595 de parochie van Alsemberg bij gebrek aan een pastoor. (C.T"., Gesch. van Alsemberg, blz. 14 1, 289). In 1618-1627, deed de kapelaan school, maar er was toch een andere school, waar een jan Coomans onderwijs verstrekte ( A.A.). Het moet oudtijds niet gemakkelijk geweest zijn, abnormale mensen, zoals doofstommen bv. enige kennis bij te brengen. In 1823 moest de pastoor van Beersel een doofstomme, An naMaria Walschot, tot haar eerste kommunie voorbereiden. Het ging niet en hij vroeg raad aan kapelaan J.B. Janssens van de St. N iklaaskerk te Brussel, die zich bezig hield met « het onderwijs van

210


/1

die soort van Menschen, met kenniss_e en goedkeuring van mijn heer pastoor en deken, mijn heer Klerens », van Ukkel. Aan de pastoor van Beersel schreef hij hoe men moest « voortgaan in het afnemen van har'ë b1gt.- l n de presentie van hare moeder sal hare dochter compareren en de moeder moet aan de heer pa~toor toonen wat sij bevonden heeft in hare dochter dat misdaen sou sijn, toonende het getal en omstandigheden soo veel sij kan » ... De pastoor moet dan zien of zij dat bekent en met tekens tonen « dat sij daardoor vergramt hêeft haeren Saligmaker, haer toonende een crucifix, dat haeren Saligmake~ haer dit sal vergeven; om dit haer te doen verstaan, vrijft op uwe sliake hand, of op uw mauw al of sij daer iet afwaschte of afvrijfde ». Dan moet hij haar met tekens wijzen « dat sij moet d roef sijn van haeren Saligmaker vergr.amt te hebben, met uwe handen te samen te voegen, slaende uwe oogen naer den hemel" toonende met een ige teekens de goedheyd van Godt en dan met eenen vinger wijsen van het niet meer te doen. Soo doen ik, soo doet eenen der onderpastooren van Ste Nicolausparochie, die er vier heeft van mij onclerwesen. Gebiedt ook de moeder dat sij op h.aere dogter sou wijsen dat sij móet droef sijn over alle sonden, die s ij bedreven heeft van het beginsel af van haer verstand bij exernp~l, met te wijsen dat sij stout is geweest nog maar soo groot sijnde en dan op wijsen dat Sij vergramt heeft... Voor de penitentie kan uw eerw. haer opleggen bij exempel het vasten tot den noen, of misse Jiooren, volgens uw oordeel. D e moeder sal u daer in veel kannen helpen »... ( 1) (A.P.). Zeer weinigen deden vroeger hogere studiën. Men treft alleen Jan van Rossum als student te Leuven aan, zoon van Gabriël en van Katarina Ghijsels in een schepenakte van 30.3.1646 (.G. 344). fn het dekanaal verslag over t 654 (A.A.) staat vermeld dat de schoolmeester aangenomen werd door de pastoor, aan wie hij zijn geloofsbelijdenis had afgelegd. Voor het jaar 1756-57 werçl aan Antoon Libeau « eoster alhier op order van den heere pastoor de somme van 13 guldens ses stuyvers betaelt voor het IE~eren van de arme kinderen deser prochie, te weten voor 51 maanden schoJegelt ». (K.A. 2399). Hij moest ook noga l kunnen wachten ... In 1662 was er geen schoolmeester, maar een oude vrouw de weduwe Elisabeth v·an den Kerckhoven, leerde de kinderen leze~ en ( 1) Tussen 1823, de datum van het verhaal, en on7ie tijd, liggen de prachtige vorderingen op het gebied van het doofstommenonderricht, nl. het handalfabet, lessen in spraak, aanzien, liplezen. Nu is er zelfs, bij kinderen met volledige döofheid het be.vrijnend kontakt met het geluid door de ontwikkeling van de geluidstechniek. De ~eluidi;me tode werd sedert 1940, door A. Rechling en Philips-technici uitgewerkt. Dezen voerden de Philipstransistoren in waardoor een nieuwe versterking van de vibreringen in het lichaam kan geschieden. Het doofstomme kind kan nu - dank zij de technische apparatuur, hQörapparaat, versterker en luiclspreker, ingeschakeld worden op mikrofoon of elektri sch orgel. (E.S.B., 1963, blz. 39).

211


,,

de meisjes bovendien naaien. Ze stond bekend als eerbaar, ze gebruikte echter vervuilde, versleten boeken. In 1727 was er geen onderwijs « doordat de koster in de herberg zat en trouwens niet geschikt was 0111 onderwij s aan de kinderen te verstrekken » (K.A.) . Koster Libau werd voor 1770-71 betaald voor 22 maanden schoolgeld voor de arme kinderen (A.P.). Andere kinderen moesten hun schoolgeld zelf betalen. In een andere rekening, uit 1787, wordt 7 g. 7 st. en 4 oorden betaald « aen den koster voor onderwijsen van de arme kinderen in de schole » ( R.K. 46.769). Over de toestand van het onderwijs vóór de Hollandse tijd schrijft van Nerum, oucldirekteur van de stadsscholen van Gent, in zijn werk « Etat de l' instruction primaire en Belgique », 1838, dat in veel dorpen de school bestuurd was door de koster of door de ene of andere kerkzanger, maar dat naast de school van de clorpskoster, men ook vrouwen vond die de geleerdheid exploiteerden. Een kamer die tevens tot school en keuken diende, een paar banken, een stoel voor de meesteres, lange tuchtroeden waarmede deze tot aan de achterste leerl ingen kon, zo zagen vele scholen er uit. Wat het onderricht zelf betrof, in één winter leerden de kinderen het alfabet, de volgende jaren leerde men hen spellen, waarna, wanneer ze met een stokje een rechte lijn konden trekken en indien de meesteressen handig genoeg waren om ganzepennen te scherpen, leerden ze zelfs hun leerlin gen schrijven. AI deze « leerkrachten » waren een scherpe mededinging voor de parochieschool. Onderwijs verschaffen was een bijverdienste . in de vrije tijd van een kleermaker, voor wagenmakers, herbergiers enz. Ze hadden hun herbergkamer en werkplaats waarvan gemakkelijk een klas kon gemaakt worden. Dit geschiedde meestal op gehuchten en uithoeken, zodat de kinderen veel liever dicht bij huis clan langs slechte wegen naar de verre dorpskom gingen. Dit was niet alleen zo in de streek maar overal. Om het analfabetisme te best~ijde n had koning Willem 1 van N ederland honderden lagere scholen opgericht (de ongeletterden van het Verenigd Koninkrijk waren voor 85 % Belgen !) Met één pennetrek werden ze na 1830 afgeschaft. Het onderwijs werd zgn. vrij d.w.z. een koopwaar, bijverdienste voor dorpskosters of broodwinning voor houders van oordjesscholen. D e regering was niet bij machte Franse lagere scholen op te richten en dan maar liever geen . V oo r haar .verfr~nsingspolitiek was het dubbele winst, geen uitgaven en achteru1tstelltng van al wat Vlaams was. Het was doodeenvoudig de hervatting van het beleid dat de Franse bezetter twin tig jagr lang had toegepast. Met de schoolwet van 1842 werd de toestand echter gezonder, tenminste wat het lager onderwijs betrof. In 1846 volgden 18 jongens en 17 meisjes cle school. I n 1850 35 en 24; in 1852 59 en 29; in 1860 31 en 40; in 1863 42 en 42; in 1864 51 en 43. 2 12


Hoogstraat. Op de achtergrond, de kerk. (Foto T oer. Fcd. Brab. nr. -18762).

Het schoollokaal was eigendom van Weduwe Mary en voor negen jaar gehuurd. Omstreeks 1868 schreef de hogere overheid voor een klas bij te bouwen' daar er 167 leerlingen waren, en er slechts plaats was voor t 50. Het gemeentebestuur, bang voor kosten, voerde daartegen aan dat slechts gedurende vier tot vijf maand van het jaar 169 leerlin gen de school bijwoonden en dat tijdens zes, zeven maand van de zomertijd er slechts 130 tot 140 aanwezig zijn. De twee bestaande klassen volstonden. Toch werd in 1869 tot de bijbouwing van een derde klas besloten en liet cle gemeente in 1870 400.000 stenen voor de school bakken voor de som van 1.869, 70 fr. 1n 1871 waren er 71 jongens en 68 meisjes die kosteloos onderwij s genoten. Men weet dat in die tijd de bemiddelden voor het lager onderwijs van hun kinderen moesten betalen. De openbare onderstand schonk daartoe in 1872 150 fr. en de gemeente 100 fr. In 1872 betaalden de ouders 67,50 fr. per jaar en per kind. Er waren toen 45 welstellende kinderen. De derde klas kwam er toch in 1872 ; Er werd 2.000 fr. van het Bureel van Weldadigheid (nu de Commissie van Openbare De schoolmeubelen kostten 3.485 fr. De Onderstand) geleend nieuwe klas kostte 10.214,36 fr. 1n 1880 schreef de overheid voor een kleuterklas in te richten. De gemeente oordeelde ze overbodig. Rond 1895 ontstond er een geweldige beroering. Aan de onderwijzer werd verweten, dat hij herberg hield op naam van zijn schoonmoeder, propaganda voerde voor de verkiezingen, likeuren verkocht en verzekeringsagent was. Hij moest al die bezigheden stopzetten.

213


1

Jn 1897 waren er 207 jongens en 183 me1s1es die kosteloos onderwijs genoten. Die getallen werden elk jaar groter en ten slotte gold die kosteloosheid voor iedereen. In 1917 werd de arote vakantie vastgesteld van 13 augustus tot 17 september, dus twee dagen vóór 0.L.V.-tenhemelopneming en tot de grote kermis op St. Lambrechtsdag. In 1921 werd besloten een vierde klas op te richten. Er werd echter bij de hogere overheid protest aangetekend tegen de aanstellin g van een nieuwe onderwijzer omdat de hoofdonderwijzer maar 18 leerli ngen had waarvan vier boven de leerplicht. D e volgende leerkrachten gaven te Beersel -onderwijs : In 1846 en vermoedel ijk reeds vroeger : een genaamde Marcq, die in 1863 op rust ging. Zijn dochter Margriet, Joanna, Katarina, geboren te Beersel 21.3 .1827 stond voor de tweede klas. Er waren toen 35 jongens en 24 meisjes. 1n 1856 vroeg de onderwijzer een weddeverhoging. D e gemeenteraad oordeelde echter « dat onzen gemeenteonderwijzer alleen bekwaam is het goed onderwijs te geven van het getal kinderen, dat hij tevens nog onderstaan wordt door een andere meesteresse de welcke een jaarwedde geniet van 300 fr. en welke die familie trekt uit geldzucht aangezien ook zij een groote fortuin bezit ». Liever zouden ze de klas « supprimeren ». Over de schoollokalen is niets anders bekend dan dat er in 187 1 een nieuwe school gebouwd werd. Gustaaf V erbeeck, geboren te Meerhout 9.7.184 1, benoemd in 1863, ging ditzelfde j aar nog weg. ' Corneel Germ(a)in E vrard, geboren te Rillaar 22.4.1844, van de normaalschool van St. T ruiden en onderwijzer te St. j oost-tenNode. Benoemd omstreeks 1865 en ontslaggevend in 1872. Pieter Alfons de Vos, geboren te E rwetegem 19. 1.1 856, onderwijzer te Aspelare, hier benoemd in 1878. In 1880 werd hij onderwijzer te Lin kebeek; waar hij reeds het jaar daarop wegens ziekte ontslag neemt. (C.T. en J.G., Geschiedenis van Linkebeek, blz. 182). Hendrik Neerdaels, geboren te Bertem 10.4. 1849. Alhier benoemd en in 1899 schoolhoofd. Niklaas van Dormael, in 1894 als schoolhoofd op rust gegaan. Hij was tevens koster. Deze funkties gingen toen haast altijd samen. Zo leerde men, b.v. in de normaalschool van St. N iklaas (Waas) tevens het vak van onderwijzer en van koster. Dit had zijn voordelen. Veel van onze muziek- en zangverenigingen danken daaraan hun ontstaan en bloei. jan van den Bosch, geboren te Erwetegem 2.3.1858, onderwijzer te Lebbeke. In 1882 gaat hij als schoolhoofd over naar Godveerdegem. ]aak Alfons van W esemael, geboren te Schaffen 13.2.1860, van de normaalschool van Lier, onderwijzer te Leuven. T e Beersel aangekomen in 1884, maar in 1885 reeds wordt hij beschikbaar gesteld ingevolge de afschaffing van de plaats van tweede onderwijzer.

214


,

Frans Clerckx, geboren te Beersel 10. 10.1872, zoon van Hendrik en van Maria Serafina Herremans, bekwam in 1891 het diploma van onderwijzer aan de Katolieke Normaalschool te Mec)1elen en tevens het bekwaamheidsbewijs van orgelist. Datzelfde jaar werd hij benoemd tot onderwijzer te Putte bij Mechelen. 1n september 1894 werd hij bevorderd tot schoolhoofd in zijn geboortedorp. Hij bleef die funktie vervullen tot 1908, maar reeds in 1907 werd hij met de grootste onderscheiding uitgeroepen tot eerste van het eksamen van kantonaal schoolopziener. In februari van 1908 daarop werd hij tot die graad benoemd te Menen en in oktober van hetzelfde jaar overgeplaatst naar Turnhout en op 1"10.1909 naar St. Jans-Molenbeek. Frans Clerckx, omstreeks 1912. ln 1920 werd hij bevorderd tot later lroofdinspekteur:. van Izel hoofdinspekteur van h ~t schooldis/ager orul envt/S. trikt Oudenaarde en in 1928 dat van Antwerpen tot bij zijn oppensioenstelling in september '933, na een schitterende en verdiende loopbaan. Eens op rust gesteld, deed hij vele reizen doorheen Europa en Afrika. Tijdens de oorlog 1914-1918 verving hij in de St. Pietersnormaalschool te Ukkel cle leraar in opvoedkunde, die bij het leger opgeroepen was. Hij is thans 9 1 jaar". jozef Van den Bosch, te Beersel geboren 5.1.1887, benoemd in 1908, schoolhoofd in 1934, op rust wegens ziekte in 1948. Emiel Borremans, te Halle geboren 11.7.1901, benoemd in 1921 , schoolhoofd in 1949, op rust in 1956. jozef van Roy, te Beersel geboren 6.6.1901, benoemd in 1921 , schoolhoofd in 1957, op rust in 1959. Abel Van den Neste, geboren te Alsemberg 11.12.1918, van de Scheppersnormaalschool te Alsemberg, benoemd in 1949, schoolhoofd in 1959. j.B. Hanssens, geboren te Ruisbroek 4.3.1937, benoemd 28.8.1959. Het heeft er alle schijn gedoemd is om te verdwijnen eensdeels wegens de snelle Brussel, anderdeels wegens

van dat het gemeentelijk onderwijs uit de dorpen rondom de hoofdstad, en gemakkelijke verbindingen met de oprichting van nieuwe vrije en

215

1


-~ ·"f:F ..

officiële scholen te Vorst, St. Gillis, Ukkel en Alsemberg. Te Linkebeek en te Alsemberg zijn er nog amper leerlingen genoeg. T e Rode werden twee scholen samengevoegd. In 1950-51 bedroeg de schoolbevolkin g van Beersel 6 1 leerlincren een cijfer dat zich min of meer handhaafde tot 1956-57 toen het no'g 54 bedroeg. Van dan af, echter, ging het snel bergafwaarts tot 1958-59 toen er nog slechts 19 leerlingen waren. Voor het schooljaar 1959-60 klom het echter weer tot 38. Hetzelfde ve!schijnsel doet zich voor in de meisjesschool, waarvan de bevolking van 71 in 1956-57 tot 45 in 1959-60 slonk. M et dit aantal en met 60 kleuterklaskinderen houdt het enigszins beter stand dan de j ongensscholen'. Is dit verschijnsel een goed of een kwaad ? All ~e n de toekomst zal dit uitw ijzen. Op het gebied van de eigen aard en zeden van de bevolkin g valt het wel te betreuren. Sommigen menen dat het een kwestie van Frans leren is. Dit is ongetwi jfeld een vergissing, want de meeste kinderen gaan naar scholen waar de voertaal hun eigen huistaal is en verder een kwestie van mocle en nagvolgin g van andere mensen uit de zgn. betere stand. D e ervaring heeft uitgewezen dat de grotere verfransing van het gemeentelijk onderwijs, de stroming niet tegengehouden heeft, integendeel. Trouwens in de middelbare met de moedertaal als voertaal wordt de tweede taal zeer degelijk onderwezen, zodat alleen uit di~ scholen volmaakte tweetaligen voortkomen. Daarbij kom.t ._ nog dat het middelbaar onderwijs eveneens kosteloos is en middelbare scholen, athenea, kolleges en institu ten een voorname klank hebben. De regel zou moeten zijn : onderwi js in de gemeente van het kind tot de derde graad.

Meisjesscholen. -

T ot in 1879 was er geen afzonderlijke school voor meisjes. In gevolge de schoolwet van 1879 achtten de katholieke vooraanstaanden het nodig een vrije meisjesschool op te richten. Pastoor de Block en burgemeester de Roest d' Alkemade vroegen aan M oeder Felicia, overste van de Zusters der Zeven W eeën te Rode, om hun twee zusters af te staan. D eze had echter zelf gebrek aan zusters, maar na lang aandringen stemde ze erin toe de gevraagde twee zusters naar Beersel te laten komen, nl. Zuster MarieAlfons, in de wereld Elisabeth W alschot, geboren te Dworp 30.12. 1851, t 23.3.1936 en Zuster Juliana (Marie Peeters, geboren te Breendonk 22.9. 1860). Zuster Mar ie-Alfons vertelt hun aankomst te Beersel als volgt : Op 28.10. 1879 vertrokken we, vergezeld van Zuster M elanie, naar onze nieuwe post. W e hielden stil bij een oude herberg, die." ons nieuw kloostertje zou worden. De heer pastoor en onderpastoor wachtten er ons op met een grote groep kinderen, jongens en meisjes. De kinderen riepen : « De zusters zijn daar l » Velen onder hen hadden nog nooit een kloosterzuster gezien. Nadat de 216


kinderen weg waren begonnen we te schuren en op te wrijven. Lokalen en mobilair, alles was erg primitief. Het huis liet veel te wensen over. Het water liep van de muren, de zoldertrap was rot en de kelder was verhuurd aan een fruitkoopman. In de refter regende het door. Over de kachel was een regenscherm gespannen ... Deze ellenaige to.estand duurde tot Pasen van het volgende jaar, toen in 1880 op kosten van Baron Theodoor de Roest d'Alkemade de bouw van een nieuw klooster en klaslokalen werd aangevat. De mensen waren de Zusters uiterst genegen en staken een handje toe waar ze maar konden. Op een zondag in september 1881 werden de gebouwen plechtig ingehuldigd. Onder het Lof hield een pater een gelegen heidssermoen. Daarna stapten de leerlingen in stoet naar het klooster, voorafgegaan door een leerling met het kruisbeeld van de school, door de prachtig versierde straten, terwijl de fanfare speelde. In oktober betrokken de Zusters hun nieuwe klassen. Een derde lee~kracht zorgde voor de kleuterklas. In 19 12 werd een derde lagere klas bijgebouwd. In 1957 werd het klooster tot een tweede kleuterklas verbouwd. De zusters kochten van de familie de Roest een deel van de aanpalende grond om er een nieuwe kloosterwoning op te bouwen. In 1923 werd het gouèlen en in 1933 het diamanten kloosterjubilee van Zuster Overste Marie-Alfons gevierd. D e jubilarisse mocht een eigenhandig geschreven gelukwens van Kardinaal van Roey ontvangen. 1n 1929 werd ze als overste vervangen door zuster Maria Ludovica Helena Julia d'Hollander, geboren te Erwetegem 22.10. 1890. In 1939 was Rosa Darquenne, met haar kloosternaam Zuster Godelieve, schoolhoofd. Bij de regeringswisseling in 1884 zond het gemeentebestuur aan de hogere overheid een protestbrief tegen de wet van 1879. De gemeenteschool telde nog 65 leerlingen, de vrije 320. De Raad verzocht de Kamer van Volksvertegenwoordigers « de rampspoedige wet van 1879 zo haast mogelijk te doen verdwijnen en te vervangen door een andere waardoor de gevoelens van de overgrote meerderheid der families zou geëerbiedigd worden. » De drie klassen hadden onderscheidenlijk de volgende afmetingen : 8 bij 6 m. met twee vensters; 8 bij 6 en twee vensters; 6 bij 9,50 m. met vier vensters. De speelzaal : 29 m. bij 11 m. Avondschool. - De avondschool liep in 1873 van 1 september tot 31 mei. In 1885 werd ze afgeschaft bij volkomen gebrek aan belangstelling van de leerlingen. In 1905 werd ze weder opgericht, maar in 1915 voorgoed opgeheven. Toneel. - Ten tijde van de grote voorspoed in Nederland werd bij het volk, de tijd die hun buiten het werk over was, besteed aan kermissen, spelen en maaltijden. Florens van der Haer (De initiis 217


tumulticum Belaicorum, Leuven 1640, lib. 1, cap. 2). Het volk van die tijd ging t~intig of meer mijlen ver om de kermissen bij te wonen, die acht dagen duurden, welke men doorbr.acht met eten en drinken en voorts met de « comedien » en vertoonspelen te aanschouwen. Behalve die kermissen had men spelen 'Of oefeningen der ailden, bestaande in te schieten naar de vogel, en die met grote plechtiaheden vergezeld gingen, hetzij om zich te begeven naar de stad w~ar de vogel werd geschoten en de prijzen gewonnen, het~ij om weder naar huis te keren op wagens en paarden elk naar z11 n woonplaats in zo grote zegepraal weerkomende alsof men een heel koninkr ijk had veroverd. Nog schadelijker waren toen de oefeningen der r!telorijken, uitgevonden om het verstand te scherpen en de geest te vermaken, door het vertonen van hist.oriën of fabels op theaters, en door antwoorden, die men gaf op voorgestelde vragen, om lof en prijs te w innen. Die 'Oefeningen behaagden het volk en schenen op zichzelf voordelig te zijn, maar het misbruik van de tijd bestond in de vermetelheid, waarmee men de rhetorijken deed dienen om de landsbestuurders te berispen, om te redekavelen op de hoofd(kop)stukken, de katolieke religie, om de kerkelijke overheid te beschimpen, om de priesters en godgeleerden uit te schilderen als scriben en farizeeën. (C. Smet, Heilige en Roemweerdige persoonen"., tot Brussel, bij P.J. de Haes, Boekdrukker en verkooper, op de K iekemerkt, 1809). Over toneel te Beersel in de middeleeuwen verneemt men niets, tenzij dat de landdeken in 1654 aanstipt dat er geen toneelfeesten in het dorp gegeven worden ( A.A.). Onder de Franse bezetting werd alle ontplooiing onmogelijk gemaakt doordat de rederijkers maar een Vlaams stuk mochten spelen nadat er eerst een Frans gespeeld was ! Of er in de 19'10 eeuw eigenlijke toneelverenigi ngen hebben bestaan is niet bekend. De muziekverenigingen zorgden echter elk jaar sedert de ~prichting ervan voor een jaarlijkse toneelavond, dat steeds druk b11gewoond werd. Over het repertorjum ervan is al evenmin iets bekend.

St. Ceciliakring. -

Deze kring nam deel aan het festival dat op 17.7. 1866 werd ingericht door het St.Ceci liakoor van Dworp en aan het festival op 28.5.1876 bij het 25-jarig bestaan van het koor (C.T" Geschiedenis van Dworp, 3 10-31 1). Hij nam ook deel aan de viering van het 25-jarig bestaan van de jaarmarkt aldaar in 1873.

Fanfare St. Lambertus. -

Deze muziekvereniging werd in 1875 opgericht in de herberg « De Vogelenzang », waar een spaarvereniging de « Dauwkappers » haar jaarlijks feestmaal hield. De voorzitter ervan, j .B. Simeons, stelde er voor een fanfare op te richten. Een dertigtal mannen meldden zich, schaften zich op eigen kosten een speeltuig aan en gin gen onder de leiding van O. 218


Lamarche, uit Ukkel, aan de slag. In 1877 verhuisde de fanfare naar het dorp bij jaak de Wandeleer, in de Hoogstraat, en kreeg fe itelijk daar pas haar naam van St. Larnbertusfanfare. In 1881 schonk een handelaar u it Brussel, de heer Appelmans, een vriend va n de voorzitter Fr.ans .Mornmaert een vaandel, dat nog s teeds dienst doet. Jn 18'82' rezen er moeilijkheden. Zeven muzikanten gingen weg, maar anderen meldden zich. Tussen 1905 en 1910 nam de fanfare haar intrek bij j .B. de Neyer en onder het voorzitterschap van Frans Mommaert (na 1910) in de herberg« Au Grand Salon», waar ze nog steeds gevestigd is. Jn 1925 vierde ze haar 50-jarig en in 1950 haar 75-jarig bestaan. Op het bij die gelegenheid gehouden festiva l ( 17, 18 en 19 juni) traden op : de « Gretry's Kring » van Beersel (Dir. V. Heyvaert); « Eendr.acht maakt Macht » (Dir. A. Weemaels); de « Koninklijke Fanfare van Anderlecht » (dir. Jules van Boterdael); « de Sint-Lutgardisfanfare van Zuun » (dir. Jan Tielemans); St. Cecilia van Ruisbroek (dir. Jozef Kempenaers); « St. jozefsfanfare » van Kesterbeek-Lot (dir. J. Springael); St. Sebastiaansfanfare van Linkebeek (dir. Fr. Sermon); St. Lambertus van Beersel (dir. j. Kempeneers). Op zondag 18 werd er om 10 u. een plechtige mis opgedragen en de nieuwe vlag gewijd. ' s Anderendaags werd de viering besloten met een vuurwerk.

Op de Dachelcnberg. Rechts de herberg < Den Plezanlen Boer > bij S11sse de Cuyper, waar de Sint-lambrechtsfanfare gestfrhl werd. Afgebroken 11oor de 11erbreding l'fln de straat naar Drogenbos. ( l'oto I<. Verdronckcn) .

219


De achtereenvolaende voorzitters waren : 1875 : J.B. Simeons, 1880 : Fr.ans Momn~aert, 1905 : Pieter Heymans, 1910 : Frans Mommaert, 1922 : Jozef Michiels, 1932 : Jan Walschot, 1933 : Alfons Thielemans. De dirigenten waren : Willem Lamarche, Ukkel; Tack, Brussel; Jozef Haack, Ukkel; Frans Staes, St. Gillis; _Louis Cornelissen, Vorst; Theodoor Ceulemans, Beersel; J.B. de Ridder, Lot; Niklaas Hellinckx, Ukkel; Jozef Kempeneers, Ruisbroek. De foto's van al de voorzitters hangen in het lokaal. Een fanfare van Beersel moet eens een zware krisis doorgemaakt hebben, te oordelen naa r wat men in de « Geschiedenis van Drogenbos » erover leest, nl. dat Jan de Boeck, vader van kunstschilder Felix de Boeck en oprichter, in 1897, van de fanfare van Drogenbos (C.T. , Geschiedenis van Drogenbos, blz. 11 2) op zekere dag met kar en paard aardappelen was gaan leveren te Beersel en dat de waard van het lokaal der fanfare, waar hij een pint was gaan pakken, hem vroeg « Wel Wannes, geen goesting om een fanfa re te Drogenbos ineen te steken ? - Waarom ? - Wel de muzikanten van Beersel zijn rare gasten; in pl.aats van muziek te maken, maken ze ruzie en ze hebben besloten het boeltj e te verkopen ... Als ik een liefhebber kan vinden voor honderd frarik, zijn de instrumenten en a l de rest daar in de hoek te koop. - Ik ben liefhebber, zei Wannes en gaf een briefje van 100 fr. Op staande voet werden speeltuigen, trom en trommel, muziekboeken en lessenaars op de kar geladen en toen W a nnes gereed stond om weg te rijden, riep de waard hem nog toe : Hee, Wannes, nu moet ge nog de muzikanten kopen en opladen, dan ware het spel kompleet. - Die heb ik niet nodig, riep Wannes terag. Drogenbos zit vol muziek en muzikanten ! ». Over de werk zaamheden van fanfaren is er weinig te vinden. Die verenigingen houden blijkbaar geen archief. Aan burgemeester Albert de Coster, Rode, danken we, uit de de nalatenschap van de familie de Meurs, een p rogra mma van een « Groot Concert, op zondag 4.6. 1882, om 6 ure 's avonds, gegeven ten voordeele der schamele armen, door de Fanfaren Maatschappij St. Lambertus, onder het Eere-Voorzitterschap der Heeren Louis Haberman en J.B. Simeons en o nder het Bestuur van M. Jh. Maeck, met de welwillende medewerking van verscheidene voorname liefhebbers en van den Cercle Haydn (St. Josse- ten-Noode) onder het voorzitterschap van Mijnheer Auguste Hainaut, en onder het bestuur van M. P. van Cothem. » Programma : Eerste deel. Marie-Henriette, ouverture, chceur, Montagne. Les Emigrants 1rlandais, chceur, Gevaert. La Coupe du roi de ThuJé, par M. Sadeleer, Diaz. Caratine de l'Opéra Faust, M. Vanderzanden. Gounod. Duo du Ch~let, par MM. Decrée et Danlée. La Bienfaisance, chceur. Gevaerts Kluchtlied te zingen door M. Coppens. T weede deel : Philippe van Artevelde, chceur. Tilman, 220


Dramatische alleenspraak : De IJlhoofdigheid van eenen hongerlijdende, reeds tweemaal bekroond, door M. Stevens. Couplets de J'Opéra Quentin Durward, chantés par M. Danlée, Gevaert. Couplets du Veau d' Or, ( Faust) par .M. Boucart, Gounod. Romance, par M. Vanderz.anden. De twee verliefden, kluchtspel door de HH. Stevens en Cas. Le final des Fêtes de 1880, polka, jh. Maeck. De piano zal gehouden worden door M. van Cothem. Men is verzocht in de zaal niet te rooken. Harmonie Grétry's Kring. - Deze verenig ing zou ontstaan zijn als volgt : In de schoot van de in 1875 opgerichte St. Lambrechtsfanfare ontstond er in 1881 een tweedr:acht, denkelijk te wijten aan dorpspolitiek. De onmiddellijke oorzaak was, het bestuu r van de fanfare weigerde in te gaan op een verzoek van enkele leden de leerlingen van de dorpsschool die uitmuntend geslaagd waren in een kantona le wedstrijd met muziek aan het station van Lot af te halen ... De ontevredenen waren liberalen en kozen de blauwe kleur voor hun vlag. De nieuwe vlag van de vereniging was in 1921 groen. Dit was tevens het begin van de kleurenpolitiek te Beersel. Het eerste lokaa l was het café « Au Grand Salon », op het Gemeenteplein. In 1909 verhuisde de veren iging naar het lokaal « In de Feestzaal », in de Hoogstraat. In 192 1 brandde dit gebouw af. Archief, vlag, muziekinstrumenten en -partituren werden een prooi der vlammen. In 1931 werd het gouden jubel feest en in 1956 het 75-jarig bestaan met luister gevierd. Op 14.3.1951 bekwam de harmonie de titel van Koninklijke. De vereniging behaalde veel onderscheidingen bij festivals enz. Bij de Grétry's harmonie bestond tot 1928 een eigenaardig, folk loristisch gebruik. Tijdens de rustpoos onder de herhalingen werd op de ronde tafel in het midden van de herberg een emmer lambik geplaatst omringd door een aantal glazen. Wie er 'lust in had schepte zijn pint met een pollepel vol en was de emmer ledig, dan we rd hij aanstonds weer gevuld. Nu, voor goeie geus moet ge te Beersel zijn. Stic/1ters : Hendrik Neerdaels, P ieter Sege rs, j .B . van den Dries, Pieter van der Velden, Hend rik van Isterdael, August Verlaet, Korneel Walschot. Ac/1tereenv·olgende voorzitters: j .B. van den Dries (1881-96), Pieter van der Velden (1896-98), Filip de Becker (1898-1927), Victor Heyrtians (1927-61), Willem Verlaet ( 1961). Dirigenten: Frans Backx ( 1881-19 10), j .8. Bellemont ( 19101919), j .B. de Ridder (1919-1932), J.B. Bellemont (1932-1937) , Albert Weemaels ( 1937-1951), Willem Heyvaert (1951-1957), Pieter Weemaels ( 1957). Erevoorzillers : Fr. van Haelen, Hess de Lillez, H. De Haes, Fr. Heymans. 221


Huidig bestuur : W illem Verlaet, bouwkundige, v.oorzitter; Jules Gillis, ondervoorzitter; Emiel Borremans, sekretans; Frans Swalus, penningmeester; afgevaardigde voor de muzikanten : Jaak de Wandeleer; Feestkomitee : Willem Breembosch, Willem Cornet, Pieter Michiels. In 1957 ontving Emiel Borremans, muzikant sedert 1919 en sekretaris sedert 1927, de gouden palm van de Kroonorde.

Davidsfondsafdeling. -

Een afdeling van het Davidsfonds werd a lhier opgericht op 10.4.1927, onder het bestuur van Pastoor de Groodt, als erevoorzitter; Hendrik Clerckx, student, als voorzitter; Jozef Chabert van het Hongerijhof, ondervoorzitter; Sebastiaan van Sumere, aannemer, sekretaris; Onderpastoor Smets, penningmeester; Karel Verdroncken, Pieter en Alfons Mommaerts, j ozef Michiels, j an Wouters, Jozef van Roy, j ozef Weemaels, leden. Maakten nad ien ook deel uit van het bestuur : Hektor Meurisse, bakker; Alf.red Appeltants, bediende; j uul de Smedt, ijzerdraaier; Fi lip Locus, meubelmaker; Theo Schaekers, tekenaar; j ozef van den Bosch; onderwijzer; Frans van Sumere, stoelmaker ( 1931); Jozef Blij kers; Renaat Clerckx ( 1932). O nderpastoor Cappaert ( 1939). Onderpastoor Vermeiren ( 1940). Pastoor de Boeck, Pieter Loeckx, Noë! Meurisse, Jan Germis, Albert Ma hu, onderpastoor de Herdt ( 1946) . Hubert T errijn, Ja n van den Bosch, Frans Geens ( l 953). Uit de verschill ende werkzaamheden noteert men het stich tingsfeest met toneelopvoering door de afdeling St. Genesius-Rode en Alsemberg; twee andere zang- en toneelavonden; een filmavond, een kabaretavond; een St. Niklaasfeest; deelneming aan Nationaal zangfeest; aan de IJzerbedevaart; aan het sporenfeest te Halle; het H. Bloed~pe! te B~ugge; een muziekfeest (van Trigt en Van der Spurt); Vijftien lezingen, waaronder één van Ernest Claes, met als onderwerp « Invloed van mijn jeugd op mijn later leven ».

222


--

HOOFDSTUK VIII

VOLKSLEVEN

Spel en Sport. -

Wanneer de mens zijn stoffelijk bestaan heeft verzekerd, zijn openbaar leven heeft geregeld, z ijn godsdienstige en geestelijke verzuchtingen heeft bevredigd en voor zijn veiligheid heeft gezorgd, zijn daarmee al zijn wensen niet vervuld. Na de arbeid, de zorgen, de last, de vermoeienis van het leven van elke dag, vond de mens de ontspanning in dorpsvergaderingen, kermissen, godsd ienstige plechtigheden en allerlei spel in openlucht. We mogen gerust aannemen dat er vroeger betrekkelijk meer aan gemeenschappelijke volksspelen gedaan werd dan in onze tijd. Er bestonden immers niet de vele ontspanningsmogelijkheden die wij kennen, waarbij dan nog moet in 'Overweging genomen worden, dat er in onze tijd een groot aantal personen zijn die vooral studie en kul tuur beoefenen. Wat de sport betreft zijn er thans op 100 personen 99 die slechts toeschouwers en lezers of luisteraars van sportverslagen zijn, terwi_il voortijds haast iedereen aan het spel meedeed bij clans, balspel, golfspel, kegelspel, wipschieten, enz. Het vraagt een zekere inspanning van onze verbeelding 0 111 ons de mensen uit de vroegere eeuwen, zich vermeiend bij een spel in open lucht voor te stellen. Het waren nochtans mensen zo.als wij, met dezelfde behoefte aan spel en beweging. Zij beschikten zeer waarschijnlijk over meer vrije tijd dan de mensen van nu. Zij hadden noch kranten, noch boeken, noch fiets, noch kinema, noch radio, noch televisie ... Z ij moesten de vrije tijd ook zoeken door te maken; in de winter en bij slecht weer, rondom de haard, bij eindeloos vertellen en spitsvondige raadsels opgeven, bij zang en dobbelspel of kaartspel en alle soorten van snij- en knutselwerk; in de zomer, buiten op de clorpsdries en op de heide. En daar was ruimte genoeg voor vrije beweging. Eén van die openluchtspelen was het sollespel, een soort voetbalspel, de voorloper van voetbal en van rugby. (Dr. J. Lindemans, De Speelterreinen van onze Voorouders, E.S.B., 1945, blz. 49, 57, 95; Volksvermaak te lande, E.S.8., 1951, blz. 209; Dr. Jan Lindemans en Pieter Cnops, Volksvermaak te lande, in Brabant, E.S.B., blz. 209-217; C. Theys, Een bouwsteentje voor het vraagstuk van cle speelterreinen onzer voorouders, E.S.8 " 1954; Nog een bouwsteentje... , E.S.B., 1956). In de vroegste middeleeuwen vindt men dat spel in ons land, in Frankrijk, vooral in Bretagne, en in Engeland. De sollebal was

223


een ballon aevuld met zand, grauwe erwten of vodden en het spel bestond er ~envoudig in de bal naar het doel te krijgen dat men zich gesteld had. Het toegelaten trajekt evenals de spelwijze, waren aan het goedvinden van de spelers overgelaten. Om de bal in handen te krijgen trachtte men de bezitter er van uit te schakelen. Zeer waarschijnlijk waren die metoden niet zeer kieskeurig; in elk geval werden daarbij stokken en stenen en andere tuigen gebruikt. Het moet clan ook niet al te zeer verwonderen dat koning Edward l het in de 12•1e eeuw verbood. Het bekwam hem echter slecht, want hij werd afgezet en gespietst, w.aarna er weer lustig op Jos gespeeld werd. In Engeland heette dat spel toen reeds voetbal en het werd 's nachts gespeeld. Er waren twee kampen, nl. de aanvallers en de verdedigers van het doel. Het was een geweldig spel. Het is bekend dat de partij inzette met verschrikkelijk tieren, schelden en uitdagen. T alrij ke spelers namen er deel aan. Er wordt verteld dat er eens een wedstrij d gehouden werd van 300 man uit Suffolk tegen 264 uit Norfolk en dat er na verscheidene uren nachtelijke strijd, acht doden op het terrein bleven ... Na de dood van een zekere j ohn Smith, die gewond was, werden grote wijzigingen in de spelregels aangebracht. (Pierre Sourbis, H istoria, 1957, blz. 40 1) . Ook in onze gewesten bestond dit soort voetbal. Plaatsnamen waarin het woordje « sol » in voorkomt zijn plaatsen waar vroeger aan openluchtspel gedaan werd, zo b.v. Sol heide ( 1346), Sollendries ( 1652), Sollochten ( 1680), Speelbeemd en Speelblok ( 1530) te Dworp, Sollen berg te Huizin gen ( 1320), de Speeldries te Liukebeek ( 150 1) en te Waterloo ( 1735) , de Sollelochten ( 1563 ) te Rode, de Sollenbeemd te Halle en zoveel andere. Ook te Beersel werden allerlei volksspelen beoefend die, natuurlijk, soms aanleiding gaven tot misbruiken en hun weerslag kregen in rechtgedingen. Tussen meier Mathijs de Kegel, eensdeels, en de pastoor en de kapelaan, anderdeels, bestond sinds jaren een vete, die « bij lanckheyt van tijde gewassen was tot eenen besunderen haet ende nij t ». Wie daaraan schuld had heeft hier geen belang. Wellicht beiden, zoals gewoonlijk in zulke gevallen. Het gevolg was dat de ene partij het de andere zo zuur mogel ijk maakte. Voor ons is echter een gelegenheid om een hoekje te lichten van het zeer weinig bekend konkreet ontspanningsleven van onze voorzaten. ( F.0., nrs 350 en

353). In elk geval, in 1625 daagde de meier zijn twee boezemvijanden voor het gerecht, dat bij monde van de Raad en Prokureurgeneraal van Brabant vaststelde, dat « was gebleecken dat op den 22.9. 1625 de pastoo r ende cappellaen... aldaer voor de kerckdoore hun waren recreerencle ende alleenlijck spelende met schietijsers... waerop de gedaagde de Kegele sonder eenighe andere oirsaecke of subject hem van verre heeft vervoirdert ierst te roepen dese naervolgende woorden in substantie (zij onder reverentie geschreven) 224


bruydt van daer o ft ick bruye allen d' ijsers van daer... daerop pastoir ende cappelaen met alle heuscheyt geantwoordt ende geseght dat zij daer ierst hadden beginnen te sp elen ende dat sij schooten o p shee ren s traete (de openbare weg) . Daarop had de Kegel de pastoor en de kapelaan met vele « injurieuse woorden nageroepen ende daerenboven de ijzers "Opgenomen ende ewech geworpen. En treckende daerenboven sijn mese ofte rappier heeft daennede den pastoor ende cappellaen opgelopen en gedreigt ende naer hun geslaghen ende gestoken. Zodat ze genoodzaakt waren de vlucht te nemen ende de « plaets » te verlaten. S ijnde t'sedert ende corts daernaer alle sijnde waerachtich dat ontrent drije maenden onbegrepen geleden de pastoir en de cappelaen schietende waeren de caey (gaai ?) met seer swaere hoefijsers ter plaetse die men tot Beersele is noemende het vrije caetsdack in de welcke dat naer d' oude usantie niemant geoirloft en is eenich ander spel a ldaer te spelen dan het caets pel metter hant op het caetsdack alser sij n die begeeren te spelen ... Is gebeurt dat sommige van den dorpe den bal getrocken hebbende om aldaer te caetsen ende siende altesaemen dat de pastoir ende sijnen cappellaen doergaens aldaer waren schietende soo heeft de meyer hun lieden geseyt dat sij souden van doer gaen ende ophouden van schieten wo mits dat het beletsele van dat sij yemanden van de caetsers mette swaere hoefijzers souden hebben int hooft geworpen, wijsende tot dien eynde metter hant twee bequaeme (geschikte) plaetse aldaer sij geduerende het caetspel sonder eenich beletsele gewoen waeren ende consten schieten ... » De kapelaan wedervoer echter dat hij ,d it niet ter wille van de meier doen zou, maar dat hij zou blijven séhieten. Waarop de Kegel zei, dat « indien hij niet op en hield dat hij de h"Oefijsers soude omverwerpen ». Daarop wierp de kapelaan twee of drie ijzers op de grond, tot de meier zeggende : « daer liggen se, worpt se ewech indien gij soo stout sijt » ..Maar de Kegel, « twee der hoefijsers opheffende heeft deselve uyt het caetspele op den kerckhof geworpen ... Sijnde alsdan op den selven stont de capelaen metten verheven arm ende een van de h"Oefijsers in de hant hebbende tot de Kegel gecomen, hem dreygende dat hij hem een er van in sijn hooft soude slaen ... sulckx dat de Kegel achterwaerts springende daerdoor is genootsaeckt geweest mits dat hij te selver tijt van alle andere waepenen onversien was, seeckeren eetmesken te trecken seggencle tot den capelaen dat indien hij hem met het hoefij ser waeren slaen dat hij hem het mesken int lijf soude stecken... ». Maar toen kwam de pastoor tussenbeide. Waar mensen zijn, zijn mizeries. W aarin het spel nu juist bestond is niet zo heel klaar. Denkelijk werden de zware hoefijzers naar een « meet » "Of wel zo ver mogelijk geworpen. De gedaagden s peelden in een « kaatsclak ». Was dit een plaats die a lleen met een dak overspannen was ? Welke soort van handbal was het ? Te S in t-Genesius-Rode bestond er in

225


1560, tegenover de kerk ook een « huys geheten het caetshuys. » (C. Theys, Geschiedenis van Rode, blz. 377). In 171 0 was Sr. Bartholomeus Dudaer meester van het « Caetsspel » binnen Brussel. (J .R. nr. 291). In 1789 hielden de vertegenwoordigers van de derde stand van de Franse Generale Staten te Parijs een vergadering in een groot gebouw, dat diende om het kaatsspel (jeu de paume) te beoefenen (J . van Duyn, De Geschiedenis v.an de Wereld, blz. 250). Op de kermis van Zaventem op 20.8. 1645 was er twist ontstaan tussen enige kermisvierende Brusselaars. Onder de getuigen was· er ook Jan van der Elst, jongman, 21 jaar oud, zoon van Lambrecht, die echter niet veel gezien of gehoord had « mitsdien hij besich was met cuydts spel met den bal. » ( R.A.B., Dross. nr. 58). In 1698 werd Pieter Heymans van Alsemberg beboet voor het « misbruyck bij hem op 21 augustus (de grote kermis) -Oegaen van het schieten met eysers onder den dienst Godts ». In een stuk uit 1777 is er ook sprake van s~el en met het « eyser ... op de selve plaetse » (gemijnte = dries). Dit zal wel het spel in open lucht zijn waarover Dr. Jan Lindemans 'en Pieter Cnops het hebben in hun bovenaangehaald werk en dat töt in het midden van de vorige eeuw nog beoefend werd in Waals-Brabant, in de streek van GeldenakenPerwijs; het bestond in het werpen van ijzeren staven. Misschien werden bij dat spel verschillenóe ij zeren voorwerpen gebru ikt. (Alsemberg, blz. 177) . · Over een georganiseerd volksvermaak vroeger, in onze dorpen, is weinig bekend, schrijven Dr. j an Lindemans en Pieter Cnops in een leerrijke en pittige bijdrage « Volksvermaak, in Brabant in het begin van de 18dc eeuw ... » E.S.B., 1951 , blz. 209-2 17. Een van die volksvermaken waren de zogenoemde « Labaaien », die in een vertoog gericht tot gravin van Egmont, vrouwe van Beersel, worden geheten « des assemblées de jeunes hommes et filles entre eux dans les cabarets ordinairement nommés Labayen » .. . De oorsprong van het woord labaaien is niet bekend. Het woord labaai is uit de taal verdwenen. Het was eenmaal de benaming van een kleine zilveren munt, later de riaam van brood ter waarde van een labaai en, ten slotte, werd de naam gegeven aan « wulpse en schaamteloze landelijke bijeenkomsten van jongens en meisjes in herbergen of andere plaatsen, om er te drinken, te dansen, te lachen, te babbelen » (ibidem, blz. ·2 16). Zoals bovengenoemde schrijvers het zeggen, was de te Evere bestaande toestand geen uitzondering. Het w.as een algemene kwaal, waartegen de geestelijke overheid meende te moeten ingaan. Ook te Beersel stuitte het verbod op felle tegenstand. Z.oals overal te lande, had de pastoor de bisschoppelijke vermaning afgekondigd. Het viel in geen goede aarde, en het verzet kwam van mensen van wie men het, op het eerste gezicht, niet zo:u verwacht hebben, nl. van twee schepenen, Frans Smons, pachter van de kasteelhoeve, en Simon Mommaert. Aan wie horen wilde, hadden 226


ze gezegd, dat ze de pastoor zouden tegenwerken waar ze maar konden. Konden ze het niet met drie, dan zouden ze het doen met zes pa<!rclen". Om hem te tergen reden ze bv. met kar en paard over zijn land. De--ronen van beide notabelen waren de ergste « labaa iers » en hun vader moedigde ze nog aan ! Op alle mogelijke wijze sarden ze de pastoor, die vergeefs zei dat hij toch maar de bevelen van zijn bisschop had uitgevoerd. « Ga weg, schreeuwden ze hem na, w.at hebt ge te zeggen, loop naar Geel, wie zijt gij , ge zijt nog niet waard dat ge mijn schoenen lapt, enz. » De 2"• zondag na Pasen, na de mis uit de kerk komende, riep een van de belhamels : « 1k heb van u de kommunie niet ontvangen ... ik zal ze nooit uit uw handen ontvangen... ik w il u niet erken nen als mijn pastoor »... De voornaamste herberg waar de « uitspattingen » plaats hadden, w as die van j aak de Mesmaecker « qui avait aclm is les j eunes hommes et filles ensemble dans la maison pour y danser et boire pelle et melle entre eux ... » Op zekere dag was de zoon van pachter Smons samen met enkele anderen, met een glas bier in de hand, zo onbeschaamd geweest de pastoor te vragen of hij wilde meedrinken en dansen ter ere van de zotten van Geel » ... (A.P.). Het was in de goede oude tijd, toen er geen nozems waren, maar een goede oude tijd, zoals we hem dromen, heeft nooit bestaan. Al de oude spelen van vóór de eerste oorlog zijn lang verdwenen, o.m. de schuiftafel, het bakspel en het kegelspel. Jn de Gedenkschriften van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Halle, 1927, blz. 50-51 , vertelt F. Martens op aanschouwelijke wijze wat dat kegelspel was. Op wandel te Essenbeek, komt hij aan een herberg, aangewezen met een verdord dennentakje boven de deur. Tussen de weg en het huisje ligt een kegelbaan waarop een half dozijn j onge mannen aan het spel zijn. Rommelend rolt de grote houten met ijzeren plaatj es beslagen bal over de loopplank, werpt ratelend de negen kegels dooreen en bonst dan met een doffe plof tegen het schutbord, waar hij liggen blijft in het « vos » . Een knaap raapt hem op en smijt hem op het hellend vlak, gevormd door twee naasteen liggende lange ontschorste sparren, waarlangs hij naar de spelers terugrolt. Intussen recht de knaap opnieuw de kegels op de ruitvormig geplaatste vierkante blauwe steen. Hij plaatst daarbij de kon ing, die ietwat langer is, juist in het midden, de linker- of rechtervork, nl. de naam gegeven aan de ruim ten tussen de voorste kegel en de tweede links of rechts, wat open, naar keuze van de speler. De speler in bruin fluwelen pak, staat spclens gereed. Hij steekt cle vier vingeren van de rechterhand in het daartoe bes temd langwerpig gat van de bol, drukt de duim in een ander gat, heft het linkerbeen wat op, schui ft zijn klak nog wat meer op zijn rechteroog, doet een ferme knauw op zijn sjiek (tabakspruim) en slingert dan 227


de bol, de hand draaiend, met alle kracht over de looppl ank. Wanneer de speler de bol gelost heeft volgt zijn oog hem zelfs niet m~.er; hij weet dat hij de rechtervork zal treffen en alle kegels of btJna alle, zal omgooien. Terwijl hij een mondvol bruin tabaksap op de errond pletst, hoort hij de makkers juichen. Nu gewaa rdig t hij zich ~en blik op de kegels te werpen, die alle dooreengespreid, voor de schutplank liggen. De speler wierp 27 kegels in drie worpen, zo staat het met wit krijt opgetekend op de zwarte lei, die met een touwtje aan een boom hangt. Hij is de overwinnaar en ontvangt cle pot ( inzet), nl. zes halve frankjes in zijn klak, van waar ze in zijn hand en daarna in zijn broekzak ove.rgaan . Hij drin kt zijn halve liter faro in één teug leeg, veegt zich de mond af met zijn mouw en bestelt nog een halve liter op de gelukkige afloop. Vervolgens wordt het spel met nieuwe ijver, ten eerste door de winnaar, om zijn faam te handhaven en niet de naam te hebben met de winst te willen gaan strijken en ten tweede de andere kameraden, in de hoop ditmaal meer geluk te hebben. Het kegelspel is zeer oud en tonelen zoals er zich in 1697 op de 3"e Pinksterdag afspeelden zullen er zich ook wel al eens te B eersel voorgedaan hebben. Op genoemde dag waren Martinus Mertens, wonende in de St. Pietersstraat te Brussel, zijn broeder, en nog een paar andere personen, in de herberg genaamd de Storm, misschien gelegen in de Stormstraat, « spelende met de kegels met en ige beurgers ». Daar waren ook binnengekomen J.B. Pauwels, soldaat van de Compagnie van de Drossaard, en Pieter Vlemincx, 25 jaar oud, welke van gelijken kwamen medespelen « ende in ' t spel sijnde », zocht Vlemincx Mertens gedurig te tergen « smijtende sijn hoet van den cop ende treckende sijne perucke ofte calotte van het hooft ». Mertens werd dat eindelijk beu en had reeds verscheidene malen gevraagd hem gerust te laten « ende dat hij dit soude doen met canaillen waer mede hij gewent was te verkeren »". Dit kon misschien tegen Pauwels bedoeld zijn, die het in elk geval op zijn krachten nam. Veertien dagen later was M ertens opnieuw met zijn broeder in « De Storm » om er met de kegelen te spelen, toen Pauwels, die bij drank was, er met een hem onbekende persoon binnenkwam en vroeg om mee te spelen. Mertens antwoordde dat « het spel aan niem and verbod.en en was »". w aarop Pauwels en zi jn gezel dan hadden « geheult om te sien wie saemen souden vallen », en all e vier geheuld hebbende (loten, trekken, V ercoullie), zei Pauwels dat hij niet wilde spelen. « Gij en moet niet spelen tegens uwen dank », antwoordde Mertens en retireerde zich met zijn broer in de keuken, waar ze dan met de kaart begonnen te spelen. De twee éfnderen volgden hem echter en lieten zich een pint bier tappen, waa rmee ze met elkaar « bescheed » deden. T oen vroeg Pauwels aan Mertens of hij wel wist wat hij gezegd had veertien dagen geleden, nl. dat hij een cannaille was. Laat mij gerust, was het 228


antwoord, « ick en taxere u niet.. heeft Vlemincx iets te zeggen, dat hij mij aanspreekt, ik zal hem a ntwoorden ». Weer begon Pauwels hem te « q uerelleren », zeggende : ik zal evenwel « revange » he bben over hetgene gij aan Vlemincx gezegd hebt. .Mertens zei dan aan zijn óröer « geeft rasse de caerte ... » ik moet naar huis. Op dat ogenblik kwam de waardin, Katharina Hertogh, huisvr. van Jan de Vaclder, er tussen, zeggende« wat wilde nu rusien maken a ls g ij bij drank zijt. .. g ij komt altijd rusien in mij n ke uken als g ij bij drank zijt »... Inmiddels was Mertens nog maar p as thuis, of Pauwels kwam er op de deur kloppen, vloekende en zwerende, terwij l hij met zijn blote dagge op de deur en op de ijzeren tralies kapte en kerfde. Op dat « ramoer » g ing de vrouw van Mertens, Emerantiana Coureu, opendoen. « Mordieu, jeanfoutre », schreeuwde Pauwels, ik moet uw man hebben, hij moet eraan ! Op het lawaai, kwamen ook onder meer Ja n va n Osse), Anna La nson, wed . de Waegeneer, 68 jaar oud, jouffr. Schaelt (ze tekent « de weduwe van Cornelis Schoft ») , « meesteresse » van het huis a lwaar Mertens logeerde. Ondertussen was de broer van Mertens de « wacht » gaan halen, wat Pauwels nog kwader maakte, maar daarmee was het voor die dag gedaan. 's Anderendaags ontmoette Mertens zijn aanrander opnieuw in de St. Pietersstraat. « .Meynt gij dat ick de d ingen van gisteren soo laet passeren », zei Pauwels. « G ij laet het passeren oft nyet, ick en draeg he het mij niet aen, ick sal Vlemincs aens precken », was het antwoord. Ten slotte werden ze allen voor het officie van de drossaard gedaagd. Pieter Vlemincx, verklaarde dat het voorval in de Storm gebeurd was « uyt lachmert ende al spelende t'saemen, cloppende met sijne handt op de beurst van Mer tens, seyde, spreekt dyen man eens aen, d'welck is een gemeyn spreeckwoord dat sij onder malcancleren hebben », waarop Mertens geantwoord had « doet s ulcx aen uw fielen ende schelmen »... Het was allemaal zo erg niet geweest, maar Jan-B aptist Pauwels, soldaat van de compagnie v.an de Drossaard, had zich « die injurie seer sterck aengedraegen » ... (R.A.B., Dross. nr. 61). Als volksspel werd ook veel het kaartspel beoefend. In 1728 werd Guillam Matton van Beersel « gecalingiert van dat hij, wesende op den feeste van St. Matheus 's achternoens onder de vespers ... in de herberge het Rood t Cruys soo vermeten 'vvas geweest met Augustus de Kegel den schaepherder van Jan van Tsterdael, Augustijn Lots, Hendrick Certain te s iften drinken ende a ldaer tot schandael van a lle ch ristene menschen te spelen mei de caerte Lanterlue » ... Lanterlu, ook Lanterlui, in het Frans lanturlu, lanturelu of lanterlu, is een kaartspel met vijf kaarten van dezelfde kleur in het pamfiliuss pel : een kaartspel waarin klaverenboer bijzondere voorrechten heeft (v. Dale). Vijf kaarten va n dezelfde kleur hebben : « op mijn weeromkomst vond ik de vrienden in een ander

229


1

vertrek met een heerlijk lanturluitj e spelen » ... ( van Effen 16841735) . (Kuipers). Het pamfiliusspel is een kaartspel dat gelijkenis vertoont met andere Franse spelen zoals écarté, mouche, mistigri, brelan, polignac enz. (G. 334) . (E.S.B" 1953, blz. 422). Buiten de eigen lij ke volksspelen, waren er ongetwi jfeld nog andere gelegenheden om te vieren en te teren. Op een feest in 1625 waarvan de aard jammer genoeg niet bekend is, waren « sommige ammonitie cnechten, alclaer gefourier t wesende, binnengekomen om die feeste te sien ». De meier had hen « geraeden dat sij s0t1den van daer gaen mits dat die boeren begonsten droncken te worden ende dat sij aldaer niet wel en waeren gesien. » Die wapenknechten begonnen de meier echter te beledigen en naar hem te slaan ...

( F.0. 353). Schuttersgilde. -

Zoals de ande re g ilden, vormen de schuttersgilden de schakel tussen de Frankische dorpsverdediging of « beschutting » en onze eigenlijke schuttersgilden op het platteland. Zonder deze stedelijke voorbeelden zijn onze plattelandse gilden niet te verstaan. Hierbij wordt niet vergeten te letten op de geestel ijke, meer bepaald godsdienstige grondslag, en op het feit dat, hoewel « afgekeken van de stad » de gi lden op het platteland zich ontwikkeld hebben in het kader van het landelijke dorpsleven. De voortdurende oorlogsrampen, die .onze gewesten hebben geteisterd, zijn mede oorzaak dat zo weinig dokumenten en kunststukken uit het verleden der gilden tot ons zijn gekomen . .Maar de invloed van de gilden op het dorpsleven is op vele plaatsen onverminderd blijven voortleven. Vroeger immers draaide heel het dorpsleven rondom de gilde. D e voorname fam ilies aanzagen het als een ereplicht de gilden in stand te houden. Men zou haast mogen zeggen dat een bepaalde groep families tot elke gilde behoorde en voor het voortbestaan ervan zorgde als een gemeenschappelijk erfgoed, dat van vader op zoon voortging. Veel fam ilienamen vonden hun ontstaan in het gildewezen : de Deken, de Keyser, de Coninck, de Schutter, Oudermans, Knaepen, enz. · Veel is reeds geredetwist over de oorsprong onzer schuttersgilden. AJs met er vervormde Meigilden wil in zien dan kan dat waar zijn voor sommige broederschappen in Noord-Nederland, doch niet voor de schuttersgilden die in het oude g raafschap Vlaanderen en vooral in het hertogdom Brabant veeleer ontstaan zijn als echte schuttersgilden, waarbij « schutters » is afgeleid van schutten, beschutten en niet van schieten. Het woord « gilde » staat in verband met « geld » met de betekenis geldelijke bijdragen, belasting, gemeenschappelijke maaltijd, genootschap. Als professor Schrijnen meent, dat onze schu ttersgilden een gekerstende vorm zouden vertonen van de oud-Germaanse bloedbroederschap dan moet daar toch worden aan toegevoegd, dat in elk geval de nadruk wordt gelegd op het f eit, dat de schuttersgilden, zoals wij die thans kennen, hun oorsprong te danken hebben aan de volksweerbaarheid.

230


Dat zij andere elementen bevatten, die trekken van gelijkenis vertonen met gebruiken der voorkristelijke broederschappen, zullen we niet ontkennen en we denken dan in de eerste plaats aan de kultus der afgestorvenen die thans nog Jevendig is in de g ildegewoonten, zij het dan in kristelijke vorm, nl. bidden voor de zielerust der overledenen met een klein vleugje heidendom : het lijkbier, dat door de fa n;ilie aan de gilde moet worden geschonken als doodschuld - en dat na de lijkdienst door de g ildebroeders werd gedronken. Indien we het begrip « volksweerbaarheid » als vertrekpunt nemen, is daardoor de plaats der g ilde in het gemeenschapsleven al dadelijk aangewezen. Het is begrijpelijk dat elke volksgemeenschap, die zover gevorderd was dat er eigendom bestond, zorgde voor de bescherming ervan. Naarmate de gemeenschap evolueerde werd de verded ig ing beter georganiseerd. In de tweede helft der t 3d• eeuw bl'Oeide in de steden het verenig in gsleven op en, onder de leuze « Ieder voor allen, a llen voor ieder ». Zij die met ambacht of handel iets te stellen hadden, verenigden zich in een gilde. Ook de schutters vinden we dan in gilden veren igd. De uitgroei der Frankische gemeente geschiedde op twee verschi llende wijzen. Plaatsen met een g rotere bevolking en bijzondere rechten werden steden, de andere bleven dorpen. De stad had een betere verdediging nodig, Na het graven van grachten, en het bouwen van muren waren er wachten, schutters (in .de zin van « beschutten ») nod ig . Deze bewakers van muren en poorten en wallen hadden als wapens voetbogen, walbogen. Deze bewakers hadden nog geen gilde. Ze stonden in dienst van de beer of van de gemeente ( K.C. Peeters, Eigen Aard, bl z. 365). Is het vermetel te onderstellen dat de burcht van Beersel eveneens door zulke bewakers beschut werd en dat ze aan de oorsprong liggen van een schuttersgilde te Beersel, die bijgevolg reeds zeer vroeg moet ontstaan zijn met hoogten en laagten, zoals dit met elke menselijke instelling het geval is. De oudst bekende vermelding over een gilde te Beersel is uit 1679 in een kerkrekening : « Item heeft de rendant betaelt aen de weduwe Joos Coomans voor een half ame biers bij haer gelevert aen de schutters die de processie vereert hebben op den kermisdach van jaere 1679 ». (I<.A. 2391). ln 1700 is een p laatsnaam vermeld, « den meer in den Papegaai » (Top. L. ). Dit is waarschijnlijk de plaats waar de wip stond en de papegaai of hoogvogel geschoten werd. In 1702 kreeg de gilde een vaandel. Aan « heere Alexander van der Hagen werd toen 49 g. 13 s t. betaald « over het vendel ten dienste van de gemeynte gemaeckt ». ( K.A. 2391). Of er reeds vroeger een vaandel was, is niet bekend. Denkelijk wel. In zijn werk «De Voormalige Boogschuttersgilden in VlaamschBrabant », 1929, bi. 16, vertelt Maurits Sacré aan de hand van 23 1


A. Wauters, Env. Brux. III, bi. 683, en van Teirlinck-Stijns, Beersel bij Brussel, bi. 16-17, een episode uit de aann~ l en van _de S~: Sebastiaansgilde aldaar. Veel persoonsnamen en e1genaard1ge btJZOnderheden worden echter onvermeld gelaten. Even voor 1715 werd in het bekende Parettersdorp een schuttersailde opaericht of, waarschijnlijker, heropgericht, wat trouwens blijkt uit bo~enstaande rekeningpost uit 1679 en uit de volgende : « Item betaelt aen Rombout Struelens op den konincsdagh van den jaere 1703 als den vogel aen Et. Lambrecht wordt gegeven » ... ( K.A. 2391) bestond er reeds vroeger een. Op St. Sebastiaansdag van 1715 waren de schu tters voor de eerste maal stoetsgewijs naar de kerk gegaan, doch zonder de pastoor (Jan Tambuyser, uit Grimbergen, toen 27 jaar oud) hiervan te verwittigen. Toen de alferis of vendeldrager, Marten Mertens, aan de pastoor .de toestemming vroeg om een wip op de toren van de kerk te mogen uitsteken, bekwam hij geen antwoord, maar toch hielden ze hun kon ingsschieting op de toren. Het jaar daarop liepen ze een bepaalde weigering op, omdat de gilde het jaar te voren aan de kerk aangerichte schade niet vergoed had. Daarop gaven schepen jan Bonnewijn, Sebastiaan van der Stricht, Pieter van der Linden, j an Platteau, bij penne van F. Wambacq, griffier, aan Marten Mertens, de dorspofficier, last aan de pastoor het volgende voor te leggen : « Alsoo in voortijden ende volgens deklaratie van differente ouderlingen binnen de prochie van Beersele op den thoren door de gildebroeders is geschoten geweest den conincxvogel, soo ende gelijck tselve door menichte van gulden en de nl. in de nabuerighe dorpen tot den dagh van heden wordt geplogen, waer teghens den heere pastoor van Beersele voorts schijnt tselven niet te willen permitteren, soo ist dat den officier Mertens in de naem ende van weghens die Hooftman, Dekens ende Guldebroeders hem sal transporteren sonder dilay aen den vs. heere Pastoor, ten eynde hij sal hebben te permitteren ende te consenteren dat de selve guldebroeders op Onsen Lieven Heeren Hemelvaerth dagh, wesende den 30 mey 1715, sullen mogen den conincxvogel schieten op den thoren van Beersele, mits betaelende de schaede die de guldebroeders door het schieten sullen comen te veroorsaecken, als oock het gat te maecken tot het uytstecken van de perse, waerop den vogel sal worden gerecht, tselve zal worden geopent, ende toegedaen op hunnen co~te, ende in cas van refues, weygeringe ofte vertreck protesteert ts1Jnen laste van alle costen, schaede ende interes ten daer doren te gereysen ... Actum 24 mey 1715 ». Over de uitslag van zijn 'O pdracht berichtte Mertens die goed lezen en schrijven kon, het volgende : « T en versuecke van H. Hooftman der gulde van Beersele met de deckens ende andere, ende uyt crachte van seecker commis'sie hier over gaende, soo hebbe ick officier, beneffens Franchois Pillet ende Carel Sempoel, ingesetenen van Beersele, mij getransporteert ten huyse van den heere pastoor 232


ende den selven afgevraeght oft hij wilde permitteren dat de gulde soude moghen schieten den vogel op den thooren van Beersel, midts betalende de schade soo vant maecken vant gaet om de perse door te ste€kcn at~ alle andere, waer op de heer pastoor aen ons heeft geantwoordt als dat de deckens aen hem noyt en hebben geseyt dat sij de schade souden rechten, seggende dat hij dat niet en weygert maer versoeckt tijt tot Maendagh toecomende, seggende dat hij alsdan claer over zal sprecken ende tot Brussel komen. Actum 25.5.1715 ». Er werd evenwel geen overeenstemming bereikt, waarom is niet bekend, zodat het geschil '{óór de Raad van Brabant kwam, die namens « Care! bij de gratie Godts ... » het volgende, uitvoerig met redenen omklede vonnis stelde : « ... dat men alsdan ontrent de twee jaeren geleden binnen den dorpe van Beersel geerigeert hebbende eene Gulde op de naam van St. Sebastiaen, gecomponeert soo van getrouwde als ongetrouwde persoonen, direcktelijck tegens het verboth van den 15 Mey 171 1, die gu ldebroeders van desen nieuwen opgerechten Gulde voor d' eerste reyse waren verschenen in de kercke van de prochie op St. Sebastiaensdagh van den jaere 1715, sonder dat sij daertoe eenigh consent van den pastoor gevraegt hadden, tgene hij alsdan wel hadde willen gedooghen, dat dese Guldebroeders op Ons Heeren Hemelvaert dagh daer naer oock voor d 'eerste reyse hebben den vogel geschoten op de gemelde kercke, tgene den pastoor insgelijckx hadden door de vingeren gesien, maer a lsoo sij van intentie waeren dit werk te hervatten ende wederomme den vogel te schieten op de selve kercke, den 3" May ll., hadde den pastoor hem daertegens geopponeert ter saecke van de schaecle die welcke door het voorgaende vogelschieten aen de dacken ende schallien van de kercke was veroorsaeckt, de welcke sij niet en hadden willen vergelden, welcken niettegenstaende den alferis van de Gulde Martinus .Mertens, dienaer ende herberg ier aldaer, soo veele hadden weeten te doen dat hij van den cappellaen a ldaer (van hef kasteel) hadde gedregen de sleutels van de Cappelle ontrent de 7 ure 's avonds daermede hi j de capellen hadden opengedaen, was van daer in de kercke geraeckt, hadden de deure van den vunt die int slo th was geforceert, was lancx daer op den tho ren gegaen ende was van den thoren op de spille geraeckt, alwaer hij hadde doen uytstecken enen langen s taeck, waer op sanderensdaags smorgens was gestelt geweest eenen vogel den wekken de Gulclebroeclers hadden geschoten ende denwelcken door P eeter van der Linden was afgeschoten geweest, alles tegens den danck ende het verboth van den pastoor, sonder dat sij de schaede hebben betaelt de '.velcke daer doren aen de kercke word veroorzaek t selfs genoodzaekt cle reparatien dacken en schallien te becostigen ter somme van 14 g. ende 11 st. Jae soo verre was het vandaer dat sij yedt daertoe gecontribueert hadden den pastoor te vermoyelijcken ende te quellen, dat Martinus Mertens sigh nyel en hadde connen onthouden van op 233


\i

tl

den 30" May ll. ten huyse van Jacques Mesmaecker binnen Beersel onder andere discou rsen te seggen, dat aen den pastoor oock wel yet invisibelijck soude gedaen worden tgene hem nyet wel en soude bevallen, dat men dyenvolgens op den selven savonts naer dat eenen stercken slagh regen was gevallen een cudde schaepen hadde gedreven door een stuck terwe den pastoor toebehoorende... ende tselve soodanigh laeten afweyden dat de schaede quamp te beloopen ontrent 20 pattacons, dat bovendyen snachts tusschen den 15 en 16 Augustus ll. sijne claeveren ten halve waeren afgewey.t geweest, eenighe ewegh ged raeghen ende de meer reste bleyven ltggen, dat men insgelijcx snachts tussen den 29 ende 30 Augustus den drayboom staende voor sijn huys heef t afgebrocken ende sijne koelen ende aejuinen gestolen , dat tusschen den I" ende 2° September ll. den sone van den sm it van Btrersel, met name Jan de Bue, ende den sone van den cuyper, genoempt Joos Struelens, hun hadden gevonden ten huyse van Martinus .Mertens ende naer dyen sij aldaer gedroncken eenighe potten biers, hadden sij met hun genomen Roger van der J-laeghen ende Gillis van Volsum, beyde resp. op den bas ende viole spelende, ende hadden hun ontrent middernacht geleyt tot Rlat voor het huys van den pastoor ende aldaer doen spelen op den bas ende viole, ende terwijlen dat dese spellieden daermede besigh waeren, hadden de vs. twee gasten vergeselschapt van Rombout Struelens, vaeder van Joos, middelertijt uytte schueren van den pastoor, de w elcke gesloten was, geweest haelen sijne kerre ende hadden des gesmeten in de diepte met soodanigh gewelt dat se van gelijcken was gebrocken, dat sij naer dit exploit waeren gegaen ten huyse van Rombout Struelens, herbergier, ende wijnige tijt daer naer waeren wederomme te rugge gekeert naer den huyse van den pastoor ontwijffelijcke met intentie om aldaer hunnen straetschenderije te hervatten, dan gewaer wordende dat den pastoor ende si jn volck waeren opgestaen ende op de beenen waeren, hadden sij de vlucht genomen, ende waeren weder gekeert naer den huyse van Rombout Struelens, dat de sustere van den pastoor op den 6 11 September gevonden hebbende eenighe verckens toebehoorende aen Martinus Mertens in een stuck claeveren toebehoorende haeren broeder, deselve daer uyt gejaeght, dwelck Mertens gesien hebbende was hij recht op haer aengecomen gewaepent met eene busse, hadcle haer met injurien overvallen ende te selven teyde vermijnen te doorschieten, welcke insolentiën ende verdruckin gen verhooght waeren totten lesten graet, want behalve dat de nieuwe Gulde quampt opgericht te worden in vilipendentie van de prohibitive or.clonnantien van onseo Raede". soo en hadden de voornoemde gasten ende hunne complicen ... van het verboth van den pastoor op de kercke den vogel geschoten te hebben, naer dyen Martinus M ertens de deure van de sacr istije hadden geforceert, maer hadden hun alnoch vervordert om hun daer over tegens hem te vrecken van hem aen te doen ... affronten, schaeclen ende interesten int midden 234


van den nacht ende dat op een infaeme maniere, dat a lle de omliggende dorpen daer over ten uyttersten waeren gesc!rnndaliseert daeromme ende dat eene clusdaenighe outragie bestont in een notoire. stra~ê~he ndinge gedaen aen eenen pastoor om sijnen p lichte gequeten te hèî>ben, nyet en conden gerepareert worden als door een publiek~ demonstratie .... soo versoeckt den verthoonder tot laste van Martinus Mertens, Jan de Bue, Rombout ende Joos Struelens te worden gedaeght ter rolle". gemerckt dat Jan de...5'u e ende Joos Struelens aldaer ten bestemden daeghe nyet en. waeren gecompareert, hadden den verthoonder voort deffaut thunnen laste geconcludeert tot prise de corps" . ende die selve nyet hebbende connen doen ter executie stellen mits hunnen voortvluchtigheyt ende latitie als te sien was uyt het relaes van den deurwaercler Parent... (werd besloten) ten laste van Jan de Bue en Joos Struelens te verleenen brieven van proclamatie ... alomme binnen onsen landen van Brabant, Limburgh ende van Overmaese." ter p laetse en hunne wooninghe ènde a lomme elders daer men gewoon is te daeghen." ten eynde binnen 30 toecomende claeghen ende dat men drij termijnen van thien tot thien daeghen te compareren". in de gevanckenisse van Treurenbergh (dit wil zeggen dat ze overal aangemaand werden om zich gevangen te·geven)". ten eynde te antw.oorden enae vo©rts geprocedeert naer behooren". dat den termijn van 30 daeghen overstrecken sijnde sonder present 'te sijn". sij van alsnu voor alsdan uyt onsen landen van Brabant enz. sullen worden gehouden voor verban nen ende getiouden als overwonnen (overtuigd) van het delict... ». « Gegeven binnen Brussele onder den g rooten segele van wij len Onsen heere oudt oom ende cosijn van glorieuser memorie Care! den 2"." in dèse landen van herrewaerts over ». ( 1.3.1 717) . · Op 29 mei daarop had deurwaarder B. Parent « sig gevonden ter cleynder puyen deser stadt Brussele ende aldaer naer voorgaende lecture". voor de dérde ende leste reyse bij openbaeren edict geproclameert Jan de Bue ende Joos Struelens ». Wat er ten slotte van de beide vluchtelingen gewerd is ons niet bekend. (R.A.B" 0. nr. 325). Pastoor Tarnbuyser werd i11 1717 door de Raad van Brabant in het gelijk gesteld. Volgens T-S, blz. 16, kon hij het echter tegen zijn tegenstrevers niet uithouden. Dit zal wel een vergissing zijn, vermits Tambuyser tot bij z.ijn overlijden in 1744 pastoor van Beersel bleef. Volgens de edikten van 15.:5. 1701 en van 10.7.171 1 van Koning Filip$ V mochten in een zelfde gilde geen gehuwde en ongehuwde leden aangenomen worden. Dit zal wel de voornaamste reden van bet g.esch il geweest zijn. Z0 vindt men hier en claar een spoor van de gilde. 0 0k n©g in 1775 in een ged ing waarin « Phil ips van der Elst ihwoonder van Beersel... peerclensmidt... t.uyght dat op den sn october omtrent den

235


drij uren naer middagh wesende eenen sondagh hij verrneynde te aaen schieten met den hant boghe ten huyse ende herberghe van Jacobus van Haelen ». Er was daar een twist ontstaan onder twee « guldebroeders » over geldzaken. ( C.T. Gesch. van Drog., bi. 109). Op zondaa 29.7. 1787 werd officier Hendrik Caudron « kwalijk aetrakteerd » f;, de herberg het Rood Kruis bij j .B. de Neyer. Na de vogelschieting waren verscheidene verbruikers « vrolijk geweest... » terwijl er de viool werd bespeeld. Caudron had tot halfnegen 's avonds zijn ronde gedaan in de oossen van de hertog (van Aren berg). Daarna was hij gegaan naar de herberg « den steeck af onder d'Worp ». Van hier was hij met Jan Michiels, zoon Antoon, en Pieter van Bellingén tussen halfelf en elf uur naar het Rood Kruis gegaan, waar met de viool wer d gespeeld. Ze gi ngen in de keuken zitten, en de waard begon er een « d ispuut » tegen Jan Michiels « over de braeck van de gul de ». Caud ron zei, laat dat stil, maar de Neyer pakte hem bij de kraag, scheurde hierbij zijn hemd. Op dat ogenblik kwamen daar ook binnen j an en Hendrik Struelens (G. 389). j a, het za t er af en t·oe wel eens tegen in de schuttersgilden. Zo in 1788 : j.B. de Nayer, ingezetene, herbergier, was « hoewel dat hij was bekleedende de plaetse van over deken der gilde op den dagh der vogelscheute... wanneer de ceremonien geeyndight waeren, de gilde braecke gaen wederhalen bij de coninck der gilde, J.B. Michiels, om deselve volgens gewoonte te brenghen op het casteel alwaer de selve tot sekerheyt in bewaerenisse gestelt wiert, wekken j.B. Michiels sonder teghensegghen aen hen had laten volgen ». D aarna had Hendrik Caudron, dorpsofficier, sich samen met Joannes Michiels, broeder van de schutterskoning, en Pieter van Bellinghe, aldaar ten huize van de koning gehouden « eenighe propossten ende murmureringhe raeckende het haestigh terug haelen van de braecke ». B etrouwde hij de koning niet ? Men trachtte hem evenwel met « minsaeme woorden te stutten » (sic). Daar waren dan ook gekomen Hendrik Struelens, er v ielen woorden als van doodschieten als een hond, enz. Het eindigde natuurlijk voor de schepenbank, waar de Neyer aan Caudron verweet dat hij alleen getuigen van zijn kliek aangegeven had ... De Spaarzame Whistspelers. - Deze vereniging - die blijkbaar niet lang bleef bestaan - werd in 19 11 opgericht ten huize van Frans Wouters. In 1912 tekende bouwkundige Jaak Albert van Alsemberg er een in te lijsten « reglement » voor, waarop gezichten van de gemeente afgebeeld zijn. Het oprichtend bestuur bestond uit J. van K eerberghen, voorzitter, A. Catrysse sekretaris, en voren genoemde W outers, pen ningmeester. Het reglement bestond uit niet minder dan 26 artikelen. Om lid te zijn moest men ten minste 16 jaar oud zijn. Alle veertien dagen werd om 5 uur vergaderd. De leden die « de overheid niet met den titel noemen welke zij in de 236


maatschappij bekleeden » betalen een boete van 0,02 fr. Vloeken en roken tijdens de vergaderingen werd ook met dat bedrag bestraft. Voor afgestorven leden werd een H . .Mis opgedragen. Kermissen. --....: He t is nu wel bijna a lgemeen bekend dat de voornaamste kermis in het jaar herinnert ~an de jaarlijkse vernieuwing van de kerkwijding (op den 5.9. 175 1 wesende den dach der kermisse oft kerckweyding he) ( R.A.B., OR, 109). De kermissen zijn dus zo oud als de parochie zelf, hoewel de eerste kermissen wel een uitsluitend of althans minder profaan karakter zullen gehad hebben dan thans. Veel verneemt men ·over vroegere kermissen niet. Slechts hier en daar een glimpje. Zo in 1700, toen er « voor het hoochtijt gestroyt werd het stroysel... op de kerckweydinge met het stroysel. » (K.A. 2391 ). Teirlinck en Stijns menen dat de grote Beersele kermis onts tond uit het feit dat op de begankenisdag van St. Lambertus rondom de kerk eerst kramen kwamen met godvruchtige voorwerpen en gaandeweg met andere zaken. Later zou de kermis verschoven zijn tot de zondag volgende op de feestdag van de heilige, op 17 september. Dit gebeurde inderdaad in 1872, toen de gemeenteraad in zitting van 9 juni een jaarlijkse veemarkt inrichtte. Overal in de streek werden gaandeweg ook wijkkermissen ingericht. Op 9.4. 1895 vergunde het gemeentebes tuur de toelating voor de volgende kermissen : Dachelenberg, de l ste rondag van mei;· Nering, de 2"• zondag van juli ; Laarheide de 2de zondag van augustus. Men mag aannemen dat de dorpskermissen er vroeger veel schilderachtiger moeten uitgezien hebben dan thans. In het archief treft men hier en daar een vermelding in de aard van de volgende : een genaamde Hallestine van Lint, 35 jaar oud, d ie in 1768 van kermis tot kermis ging om liedjes te verkopen, en er met een draaibord en een klossen- of ballenspel te staan. (R.A.8., Drossaarderij nr. 147); in 1787 was het een Angelo Marigotti met zes honden en een aap; in 1788, Antonio Guicoppi uit Parma met « apen en andere vreemde dieren »; in 1753 een genaamde Stuers uit Westerlo, met copere snuyfdoosen, pijpenhuyskens en copere tondeldoosen; in 1768, Bou relle, geboren te St. Amase Nice, vioolspeler, met een toverlantaarn; in 1785 Cosmo Marchiotti uit Napels met dansende honden; in 1787, Lazaro Belli, uit Parma, met apen en een beer; in 1787, Charles Ie Petit, uit Camp in Normandië, « joueur de tours à la gibecière et aux gobelets (een goochelaarsbeker en goochelaars tas), marchancl de pommade, pierres de taches et composition pour ratcomocler les porceleines et pierres des cristales »; in 1783, Fr. Delzenne, 53 jaar oud, uit Salm Luxemburg, « des pierres à rasoir et foisant voir une curiosité », 1780, j an Delfelice, uit Napels, 39 jaar met apen; in 1784, P eeter W illemsens, uit Antwerpen « solferstecken, liedekens ende kleyne boeckens »; in 1789, j. Fr. Delepaul, 60 jaar, uit Bergen, « pctite pacotille, des bagues et cornes

237


de St. Hubert, boucles, croix », enz.; in 1789, David Marcus 15 jaar~ « van het Haesken bij Wesel. met Iack, brillen ende potlood »... ; in 1756, Bourré, met peperkoek (Dr. 11 9); in 1760 de Haen, met molekens ; Bernard, potloden, pennen, paternosters; A.M. Peeters, met stenen om plecken uit te doen ( Dr. 148); in 1770, Volpi, met een beer en een aap (die beer moest per dag voor ten minste 6 st. brood eten) (Dr. 152) ; Lockman, citroenen, appelsienen en <<naliën» (naalden); Cherivier, met gespen en scharen, hij liet ook een fles zien waa rin kleine figu ren in het water bewogen; Mull er, met een toverlantaarn en twee apen; in 1773, Etienne Rouchi, 29 jaar, geboren te Grenobl e en leidekker, die van een dak gevall en· was en een gebrekkige arm had, met een fles waarin figuu rtjes op en af stijgen ( Dr. 168); in · 1774, Joannes van Voorden, 34 jaar, uit Stok rooi (Limburg), met « bel dekens ende liedekens gekocht te Antwerpen » (Dr. 174); Jean Pierre Huart, 54 jaar, uit Bourgny (Lux.), met scheermeswetstenen. In de oude tijd kende men, benevens de veertigdaagse vasten vóór Pasen, nog een andere. In de oo rsterse kerk werd hij genaamd de Filippusvasten, die duurde van 15 november tot 24 december. Deze vasten bestaat nog in de Griekse kerk. Welnu evenals men zich nu nog, vóór de Paasvasten te goed doet, op Vastenavond, zo deed men ook op St. .Marten. Men at ganzen. Van daar de oude benaming van Ganzenfeest te Lot. (M.J. van den Weghe, Uit de Geschiedenis van Lot, blz. 72-73). Bijna overal werden ganzekermissen gehouden, ook te Beersel. In 1777 was er op een zondag ten huize van Judo Ritsmans wonende Kesterbeek ter plaatse genaamd de Steek-af « alwaer men was houdende eene kermis gemeynelijck gen. ganse kermis » een gevecht ontstaan nl. op 28 december, zondag en «Alderkinderendagh» (Onnozele-kinderendag) , waar Sebastiaan Lots alias Bastiaen van Peeter Leppers een steek boven de rechterborst omtrent de hals had gekregen,« daerop geleyt werd eene plaester ». (0. 7 176). Ook te Alsemberg was er een ganzekermis. In oktober 1722 was « den langhen speelman vioolmaecker Pierro naer de noen op de Gansenkermis van Alsembergh ». (C.T., E.S.B., 1942, blz. 94). De Onnozele-kinderdag, op 28 december, was een feestdag voor arme kinderen die - ui t medelijden met de vermoorde kinderen van Betlehem - met giften en gunsten, o.m. in weeshuizen bedacht werden. Er zijn ook kloosters waar het gebruik bestaat dat voor die dag onder de gewone zusters een overste crekozen wordt, die dan. de « baas » mag spelen. He~ is ook de enlge dag dat de zusters iets mogen aanvaarden voor zichzelf persoonlijk. Op die ganzekermissen werden ganzespelen gehouden. Sommi~~n van die spelen waren eigenlijk wreedaardig, vooral het ganzen1den. Gezeten op een paard, moest men trachten het dier, dat aan een paal was opgehangen, de kop af te rukken. Later werd het

Ganzekennis. -

238


1 ganzerijden wegens die dierenmishandeling verboden. Te Berendrecht bleef het sp el bestaan, maar in de plaats van een levende, werd een houten gans opgehangen. (K.C. Peeters, Eigen Aard, blz. 3'30) . T e Oorderen, Stabroek, Hoevenen en Zandvliet wordt thans ook de gans « gereden ». Op sommige plaatsen werd vroeger op St. Martensdag ( 11 november) een speciaal gerecht, nl. de St. Martensgans met veel licht, uitbundig versierd op tafel gebracht. De beenderen van deze gans werden beschouwd als afweermiddel tegen ongelukken, en als weersvoorteken. Waren de beenderen rood, d an mocht men zich aan een harde winter verwachten. (Eigen Aard, blz. 309). Vroeger werden veel ganzen gehouden. Men vindt daarvan sporen in de betaling van ren ten en cijnzen. Vo)gens de bekende leenakte van 1391 moes ten aan de dorpsheer, benevens « chijnsen, renten, capuynen, hoenderen, eyeren, granen », ook « gansen » worden betaald. In een schepenakte uit 1760 (G. 357) treedt Karel Gobbe X Karolina Van der Linden, gevolmachtigd door Jan Hendrik Theys, Katarina Theys, huisvrouw van Joos Theys, Hendrik Fiévez X Marie Theys, Katarina Van der Linden X Pieter Thibaut (allen van Terkluizen, Eigenbrakel) , Pieter van der Linden, Kornelis Wauters X Maria van der Linden, op, in verband met een hofstede, een b. groot, met huizing, boomgaard achter de kerk, aan de straat, belast met een rente van vier ganzen en 2 cijnsgulden 40 scheil. « borsegeldt a ltijts vallende de 8ste dagh van de H. Bavo aan de Soc. Jesu te Brussel. .. 6 stuiver 24 mijten aan de huisarmen van B.e ersel nu door Niklaas van der Linden X Franciska van ls terclael, hun ouders. la 1787 betaalde Gi llis Walravens een rente van vier ganzen a één gulden de gans, bepand op zijn geleeg te Brucom. ( R.K. 46.778). Net als vee werden er kudden van te grazen geleid en op vele plaatsen zijn toponiemen met « gans » enz. bekend, zoals bijvoorbeeld te Alsemberg in 1620, de Ganzeweide; te Dworp het Ganzeblok in 1665, het Ganzestuk in 1649 en het Ganzeveld in 1740, op Kesterbeek, ook een Ganzeweide in 1560 (C.T" Geschiedenis van Dworp, blz. 40) .. Ook in de taal heeft de gans vele zegswijzen nagelaten. Om te beduiden dat men zonder de moeite niets heeft, dat de gebraden ganzen niet in iemands mond vliegen. Wellicht wegens haar waggelende gang, werd ze een zinnebeeld van de dom heid en een domme vrouw heet een domme gans en een dito meisje, een gansje. .Maak dat de ganzen wijs, is zoveel als het aan onnozelen wijsmaken.

Meibo()l1tt. -

De boom was bi j de primit ieve mens een bron van vruchtbaarheid, die kon overgebracht worden op akker, mens en vee. Deze magie kreeg in de middeleeuwen in de Europese landen haar bijzondere vorm in de meiboom. De meiboomviering onderging reeds in de middeleeuwen een belangrijke wijziging doordat de 239

1


aeloofspredikers de ongebondenheid in de meinacht bestreden door ~an de viering een kristelij ke inslag te geven. Zi j maakte de meiboom tot een zin nebeeld van de Moeder Gods en wijdden haa r de meiboom toe. Haar beeld werd in de kerken met bloemen versierd en v·óór de kapelletjes werd een opgetooide meiboom geplant. Enkele jaren geleden geschiedde dit nog te Rode bij twee kapelletjes, die op de hoek van de Lindestraat en de Kwadeplasstraat en çlie te T enbroek op de hoek van de Hallesteenweg en de weg naar de molen. Een meiboom werd soms ook o pgericht vóór de wonin g van iemand die men eer wilde bewijzen (C.T. Gesch. van Rode). T e Beersel bestond dit gebruik ook. Op 1 juni 1700, 's avonds tussen 8 en 9 uur, bevonden zich in de herberg de Swaen, te Beersel, verschillende verbruikers, waaronder Jan de Mesmaecker, 48 jaar oud, Bernaert Speeckaert, dorpsofficier, Sebastiaen Geerts, Jan van Cottem, jongman, 20 jaar, Gielis de Fiebre, knecht bij Nicolaes Veldemans, Gillis van Walschot, 43 jaar, Joos Berckmans, 35 jaar, Jaecq de Mesmaecker, 23 jaar, Peeter Engels, 58 jaar, f ransois Ophalvens. Jan de Mesmaecker was er « spelende op sijne violons » en de officier was er gekomen om te verkopen « den meyboom die voor de herberge stont geplant » en waarvan hij zei « datter moeste 3 st. te goet comen ter eeren van Sint:La mbrechts ». De Mesmaecker antwoordde « dat hij eenen braven man was ». Intussen was de « weerclt van den huyse », nl. Rombout Struelens, « die was schietende op de doelen », binnengekomen en vroeg hij « wie soo stout was van dien boom te vercoopen »". waarop de ·o ffici er antwoordde : « lek bij Godt ( met reverentie gesproecken) », waarop de waard wedervoer « wie hem die commande gegeven hadde ». De meier, zei Speeckaert. Daarop g reep de waa rd deze vast en duwde hem tegen de muur. Een andere verbruiker trok de herbergier bij het haar en samen met de vioolspeler werden de vechtenden gescheiden. « Gij mij smijten » riep de officier, terwijl hij naar Struelens toeschoot, maar deze gaf hem een stoot dat hij « viel over eenen stoel ofte bancke ». Toen zei de offici er « nu treek ick (bij Godt) mijn capper (sabel) ende sal hem mert Dieu den cop cl ieven." gelijck hij den selven oock heeft getrocken om hem te cappen ». De Mesmaecker en Sebastiaan Geerts namen hem echter de capper uit de hand. Daarop liep de man van de wet naar buiten en kwam hi j terug met Jul ius Fredericus de Kegel, de meier, die aan de waard vroeg waarom hij zijn officier sloeg ? Hij had hem niet geslagen, alleen maar tegengehouden. « lek calengiere u daerover » zei de meier. Sebastiaan Geerts, knecht bij Fransois Simons, vertelde dan aan de meier hoe alles toegegaan was. Onder het vertellen was zijn hand « bij o ngeluck oft onwetens in de perruck oft op de kaeck » van de meier « geswiert », zodat deze ook op zijn teen getrap t was een schreeuwde « Gij esel oft g ij lost... waerom slaghde gij mij ... ende gaf hem een flonck ( in de

240


iif7'1V?' -

streek steeds nog het geijkte woord )op sijn hooft », zodat ze aan het vechten g ingen . Op dat ogenblik kwam Gillis Walschot binnen ~et zijn vrou~,~ di_e Bas tiaen met zijn hoofd tegen de grond vasth~~ld, zodat de meier losgeraakte en de andere twee-drie slagen op z11n rug gaf. Na nog wat geschermutsel" was « de rusie dan ver&'aen » en ha~ de meier gezegd « gij moet dat niet achten ... g ij lieden moet vrienden onder malcanderen s ijn » ...

I

Oude hoeve Ie Beersel.

Over het voorval we rd in de herberg « den Bisschop » bij Kalevoet, een « informatie preparatoir », gehouden, coram de meier, en schepenen .Merten Danneau, Fransois Smons, Symon Mommaert en Michiel Bonnewij n. ( G. nr. 366). T egen de maand mei van het jaar 1738 werd « voor den huyse ende op den bijvanck van Gillis de Nayer, eenen Meyboom geplant waer op was bevonden gelast te zijn ... met eysere banden ... een sop wesende eenen genn ijvelboom » (jeneverboom, jeneverstruik, juniperus commun is). 's Anderendaags s telde « sekere Bertel Lorewijck in gesetene van Huyssingen vast dat 's nachts tusschen den gen ende 29~ 0 lestl. hij was quyt geworden eenen gennijvelboom die a lsdan stont in sijnen ho f ende die aldaer was afgesaeght... ». 24 1


Lorewijck kwam te weten dat er boven o p de meiboom te Beersel een geneverboom prijkte. Hij vermoedde dat het de zijne was en stelde meester Joos van Polfliet te werk om de herberg ier voor de vierschaar te dagen met de eis 0111 10 pa ttacons schadeloosstelling. Inmiddels liet de meier « den Meyboom uytcloen ende sequestreren op het casteel :i>. De gedaagde wentelde echter de verantwoordelijkheid af op diegenen die de boom « tsamen geplant hadden », nl. « Hendrick ende Joos Belsack gebroederen sonen Dan iel, Gabriel, bootschapper van Guilliam Lots, schoenmaeker, Ja n van der Linden sone w ijlen Anthoon, Ja n Loocq sone Niclaes, Francis Lots, knecht van J.B. Meerts ». Dezen begonnen met te loochenen, maar doordat ze niet konden bewijzen van wie ze het « sop » gekocht of gekregen hadden, vielen ze door de mand en werd na enkele zitdagen onder « partijen veraccordeert in de r manieren naervolgende te weten dat mitsdien de gecalengierden ter oorsaecke (gelegenheid) van den Meyboom hebben gedroncken ende vrolijck geweest met s peelman ende jongedochters bij forme van Labaeye », zouden betalen 23 gulden. Volgens Stallaert's G lossarium is een labaey een feest : « houden van labayen is feesten op de uytvaerden » ( 1735); « Terminus vernaculus labaeyes quem barbaro stylo imitatur Labaïsmus apud omnes Belgas, doctos et indoctos, cives et rusticus, significat rusticorum conventionem ». (G. nr. 334). Volksgeloof. - De Bloedzuiper. - T e Beersel, Linkebeek, Drogenbos, St. Job enz. is · de Bloedzuiper goed bekend. De kollebloemen die in het koren staan heet men alhier bloedzuipers. Ze zuipen het bloed uit van de kinderen die in het koren lopen om ze af te trekken. Een middel zoals een ander om clc kinderen eruit te houden ... Een plaatsnaam Nekkersdelle wijst o p het geloof aan nekkers (T op. L. 92). De nekkers waren plaagduivels, die leefden in poelen, meren, rivieren en zeeën. Ze waren bekend bij al de noordelijke volkeren. Bij de Hoogduitsers heette11 ze Nix of Nickert, bij de Denen Necku en Noeken, bij de IJslanders Nikur. Later werden ze bij het volk gehouden voor de weerkerende zielen van kinderen die zonder doopsel gestorven waren. In onze gewesten komen de plaatsnamen nog veelvuldig voor met Nekker. Te U kkel is er een Nekkersgat, op de g rens met Drogenbos, te Laken, Eppegem en Mechelen is er een Nekkerspoel, te Strombeek een Nekkersmoorter en een Nekkerken, te Neder-over-Heembeek een Nekkersweide en een Nekkersveldeken, te Dworp en te Huizingen een Nekkersput. Bijgeloof. - In haar scherpste periode blijft de toverij voor de mensen van onze tijd een zo geheimzinnig en onbegrijpelijk ver242


.........

.....

sch ijnsel als de pest, de melaatsheid en andere rampen die de neveliae middeleeuwen teisterden. Toen het bleek dat het een openbare r:mp ·geworde11 was gingen de wereldUjke en geestelijke overheid er aan denken toe te tasten. In het begin van de J 3de eeuw was de kwaal tot al de sta nden van de maatschappij doorgedrongen. In de J 6de eeuw had elk dorp zijn toverheks. Uit de feiten medegedeeld in een bijdrage in E.S.B ., 1955, blz. 468-482 (C.T., Een toverijgeding te Ruisbroek (Bt.) in 1567), blijkt hoe erg het toen nog gesteld was . .Maar, hoewel de kerk er sterk tegen inging, kan uit de volgende feiten worden afgeleid dat het in de t 8rte eeuw niet veel veranderd was. De kerk heeft het bijgeloof steeds met grote kracht bestreden, maar de bijgelovige praktijken, welke deel uitmaken van de volksgebruiken, zijn zo diep ingeworteld dat er thans nog s poren van overblijven en er zelfs nog nieuwe opduiken, vooral inzake waarzeggerij. In een geding in 1625, is er sprake van een Hendrik van. Waelschot, die in hetzelfde stuk ook Hendrick de Waerseggere wordt geheten. Er bestaat wel enige kans dat deze de waarzeggerij uitoefende, tenzij het een soort van dorpsfilozoof was die wat raar deed en zijn bijnaam maar een s potnaam was (F.0. 353). Oudtijds werd de markt van Halle zeer druk bezocht tot ver uit het omliggende. Men vertrok 's morgens vóór dag en dauw (te Drogenbos, bv. om 3 uur ) en men wist malkaar op bepaalde plaatsen te treffen, zoda t de tocht steeds in een vrij talrijk gezelschap plaats had. Het valt licht te gissen dat er bij dergelijke gelegenheid nogal wat gekletst werd. Bij een van die reizen hadden ze het in elk geval gehad over toverheksen, naar aanleiding van het feit dat « ter tijde als sekeren religieus overlesende » bij de meier van Beersel, « eenige betooverde oft besmette beesten oft peerden, ieman'd t soude geseght hebben dat die toovcresse daer soude commen; ende dat daer was gecomen een vrauweken met eene cornette onder hae re kinne ende een vrauweken om water, de welcke moeste de pooten afgecapt worden (va n wie ?) ende datter nyemant a ls de huysvrouw van den meyer daer ontrent en was gecomen als sij, met eene cornet doen ter tijde »". De boerin had dit op haar krachten genomen, want het was « handtastelijck dat sulcx is naergeseght, tot uytterste injuri.e » van haar. Die « iemand » zou Cathlijne Boon, huisvrouw van Gillis Walschaert, geweest zijn. De meier daagde ze om haar te verplichten te « verclaeren van wie ende waer sij sulcx haddc gehoort, oft is self voor d'autrice (daderes) en d'injurie te houden ». De gedaagde antwoordde dat de zaak bestond in een « opgecolfde v0ddcn ten haren aensien, terwijlen daer van nyet anders waerachtich en is a ls dat sij, commende van Halle naer Beersel, in 243


compagnie van 15 a 16 personen, ende onder wegen rustende onder den hoop ( te midden van het gezelschap) heeft h?ren segge ~. van eenighe tooveresse oft waerseghsters, op welcke discoursen S IJ geseyt heeft oft dese discoursen noch langer soude duren, waerop iemandt vracrende oft sulckx sij haer aentrocke... geantwoordt heeft dat j ae, end~ hoorende van iemand uyt de compagn ie dat daer vier oft vijf tooveressen woonen aen de kercke, is allen waerinne bestaen heeft desen ran tel » ( lopend gerucht, nog algemeen in gebruik) ... Ze wist trouwens niet wie het eerste over toverheksen had gesproken. Aan die zaak werden talrijke gerechtzittingen gewijd, o.m. te « Loth », te Beersel en « in de Belle » onder Tenbroek (St. Genesius-Rode, 27.10.1706). De aanlegger eiste een verklaring onder ede van wege de gedaagde en daarmee eindigde een geschil, dat in de 16'1" eeuw misschien ergere gevolgen zou gehad hebben. (G. 328.) . Niklaas Maesschalck had in 1720 jan de Bue sone Peeters vóó r de schepenbank gedaagd « ter saecke dat dese hem hadden vervoordert... ter presentie van geloofweirdighe persoonen te hebben geseyt dat hij was een toeveresse kint ende dat sijne moeder was eene rechte toeveresse ». De schepenen waren ook de mening toegedaan dat het « niet gepermitteert en is iemant te injurieren » en veroordeelden Niklaas tot een boete van 10 pattacons en tot« 4 pont wasch ten behoeve van de kercke ende den arme ». B ovendien moest hij de belediging vóór de gebannen vierschaar herroepen, wat hij dan ook deed. Alles samen was het een zeer streng vonnis. (0. 329). Kapelaan Blanchet, op het kasteel, had een oude meid die nogal « raar » deed en voor een toverheks doorging. Meer dan eens dachten de mensen dat ze op een bezem naar de sabbat vloog, wanneer ze de luiken van een of ander slecht gesloten raam van het kasteel hoorden kletteren. (W. IIJ). B ij zulke on nozele bijgelovigheden zullen wij, mensen van de verlichte ( ?) 20ste eeuw - al de eeuwen heten zich verl icht gl imlachen, maar zo fier of verwaand moeten we nu ook niet zijn , want het bij geloo f is volstrekt niet uit de wereld, wel integendeel. Velen zijn bi jgelovig maar weinigen zijn bereid het te bekennen. Het is bekend dat de waarzeggerij thans buitengewoon floreert en dat het bijgeloof wel ig tiert, zelfs op plaatsen waar men dat allerminst zou verwachten. Waar het geloof verzwakt steken de superstities immers de kop op. Zo ook de astrologie of sterrenwichelarij, die na een eklips van een vierhonderdtal jaren, weer druk beoefend blijkt, misschien in strijd met de geest van onze proefondervindelijke wetenschappelijke tijd (E. Junger, Aan de voet van de tijdsmuur, 1959) . W ellicht zal het bij geloof nooit helemaal uitgeroeid worden. Leven, lijden en dood zijn vresel ijke, verschrikkelijke geheimen, die de mens steeds in hun ban zullen houden.

244


-·HOOFDSTUK I X

PLAATSELIJKE BIOGRAFIE

Pastoor Egidius de Coninck. -

Pastoor de Coninck was een geletterd man met een veelzijd ige belangstelling. Hij schreef o.m. een « Cronicke van den Clooster van Vorst sedert den jaere 1682 », bewaard in de Koninklijke Bibliotheek, te Brussel, Afdeling Handschriften. Ook uit het volgende blijkt zijn weetgierige belangstelling voor al wat er in zijn tijd naar voren komt : « lek ende eerw. Heeren pastooren van St. Gillis, Ruisbroek (Adriaan Wouters, Ruisbr., 51), ende Linkebeke (W illem Laurens Paesmans - Link., 64) hebben den j ournal Historique van Luxemburg tweemael ter maent voor 6 gulden. lek betaele 5 schillingen den E.H . pastoor van St.-Gillis 1 g. 9 st., de E.H. pastooren van Ruysbroeck ende Linkebeke ider 4 schill ingen, de welcke tsaemen 6 guldens, te beginnen 1.1. 1775 ». Uit die j ournal Historique noteerde hij « verscheyde remedien tegen eenige quaelen, nl. tegen den verwortelden cancer, den hooftsweer, de watersught, het rispen, de kinclerpoxkens, de rasernije, de commighijt (?), de vloyen, de pijn van de kele, het feyt, een quaden hoest »... Waarin die heelmiddelen bestonden staat er jammer genoeg niet bij ( K.A. 2379). Op zijn grafschrift staat te lezen dat pastoor de Coninck een « geleerd » man was. Grafschriften zijn niet altijd zeer betrouwbaar. Van de doden niets dan goed, zegt men, en er wordt nogal eens overdreven wat de verdiensten van de dode betreft. Voor de Coninck schijnt men niet overdreven te hebben, te oordelen althans naar de samenstelling van zijn biblioteek, die voor een man van zijn tijd werkelijk indrukwekkend is. V olgens de gedrukte kataloog ervan bestond ze uit 83 Latijnse, 61 Franse en 25 Nederlandse werken, samen 434 banden. Pastoor de Con inck schreef een mem orie, dat veel wetenswaardigheden bevat. Het is getiteld « Mémoire touchant la très-illustre familie de Witthem ». A. Wauters heeft het geraadpleegd voor zijn Histoire des Environs de Bruxelles. T eirlinck-Stijns zeggen dat het zoek is geraakt. Althans ze vonden het niet vermeld in de katalogus van de handschriften van de Biblioteek van Boergond ië. ( T.S., bi. 17). Zeer waarschijnlijk ligt het stuk thans op de Koninklijke Biblioteek, in de Afdeling der Handschriften. Zo vertelt de Coninck o.m. dat er in 1763 een grote koude 245


heerste, zodanig dat de Zenne toevroor e~ men er te ~o.e t ov.7rtrok. Het jaar daarop regende het zo.. geweldig dat de nv1~r Vijfmaal buiten haar oevers trad. De schrijver van het handschrift en trouwens de meeste mensen, zagen daarin de voortekens van het naderend einde van de wereld. ( T -S., 6-7).

Herman Teirlinck. - Het is hi er niet de plaats om een volledige biografie van deze prins der Nederlandse letteren op te nemen . Dit werd elders ten overvloede met kunde en gezag gedaan ( 1). Alleen wi llen we hem huldigen als de verheerlijker van Brabant in het algemeen, van ons gewest in het bijzonder in verscheidene van zijn werken, vooral in Rolande met de Bles, het Gevecht met de Engel, Ode aan mijn Hand. Nog meer in het bijzonder huldigen we hem als de beschermer en de herontdekker van het B eersels landschap, Breugel achterna, die nooit moe werd het als achtergrond van zij n doeken te schilderen. Nadat T eirlinck enkele jaren te Linkebeek had gewoond, kwam hij zich voorgoed in onze gemeente vestigen. Hij woont er op het hoogste en meest vooruitgeschoven punt van de Heiberg. Van uit zijn horst, dat arendsnest hem waardig, beheerst hij een groot stuk van de Zennevallei en daarachter een flinke brok van het Pajottenland. Bij helder weer heeft zijn oog er niet minder clan dertig kerktorens herkend ! Datzelfde landschap is dat welk Bruegel op doek heeft gesteld en vereeuwigd. Aan onze beroemde dorpsgenoot hebben we het o.m. te danken, dat ons mooie Zennedal te Beersel niet voor immer geschonden werd. In zijn bijdrage « Brabants Breugelreservaat bedreigd » in het fees talbum ter ere van Dr. j an Lindemans, uHgegeven bij gelegenheid van dezes zeventigste levensjaar, doet hij een diepgevoelde oproep opdat dit reservaat zou bewaard bl ijven. « D e Zenne zal vroeger wel een allerliefste rivier geweest zijn. Men kan bet haar nog aanzien aan de sierlijke en grillige zwier van haar loop en aan de muzikale modelering van haar bekken. Langs de twee H enegouwse armen, die zij te Tubeke samenvoegt, verleent zij aan het landschap een bescheiden karakter, dat nauwelijks het gezag laat vermoeden, dat zij van daar af over Brabant gaat voeren. Maar eens Halle nabij imponeert zij haar stijl tot ver over de heuvelingen die aan de beide flanken haar brede vallei beheersen. Dan wordt in haar koers naar het noorden, de Zenne één der drie aders, waar de levenspols slaat van de Brabantse eigenheid. Het is in de bocht van de Zenne, op een eilandje dat te midden van haar bed is ontstaan, dat Brussel is geboren. Gelijk een koekoeksjong in een vinkennest, is de stad de randen van haar wiea ontgroeid. Zij heeft zich zonder genade ten koste van haar baker': ( 1) O.m. : P. Minderaa, in de reeks monografieën over Vlaamse Letterkunde, Manteau, Brussel.

246


Herman Teirlinck.

mat ontwikkeld, tot zij de wateren die haar zoogden onder haar gewicht heeft verstikt. De moederlijke Zenne die, naar men het zo aardig leert, België's hoofdstad « besproeit » wordt inderdaad door die hoofdstad met een ongegeneerdheid die het primitiefste gevoel van kinderliefde beschaamt, in één slok opgezwolgen. Maar vroeger zal die Zenne toch eens vredig haar vriendelijke gang hebben mogen gaan, en de huizen van Brussel zullen zich in haar klare vlakten hebben gespiegeld, en tot op de bodem zal de dag in de heldere diepten hebben gespeeld.

247


Vroeger... Tot de nietsontziende veelvraat, die men vooruitgang heet, zijn grijparmen in de oevers sloeg. -T oen zag men van de Samber tot de Schelde, de donkere fabrieken rijzen, de rook rolde ten hemel, het water werd beslijkt de vis versmoord , het lover, de bomen en bloemen uitgeroeid. En' wat zou nog een vogel zingen, daar de daver der machines door de l uchten stampt ? In goede tijden, toen de Zenne nog een lied zong, dat het hart van de geliefden lokte, woonde in de wijk van de Hallepoort, een schilder, wiens naam sindsdien ver over zijn tijd en over zijn grenzen weergalmt, Pieter Breugel, de Oude. Breugel placht uit schilderen te gaan in het dal, net buiten de poort. Daar regeerde de soevereine Zenne. De Zenne had haar eigen Jicht. Alle grote rivieren, zelfs kleinere, hebben hun eigen klaarte. Men zou zeggen dat de dag zijn schijn verwisselt met de spiegeling van het water, en dat een voortdurende tweeglans de doorzichtigheid van de ruimte bepaalt. De schilders hebben te all en tijde daarvan getuigenis gebracht. Misschien zijn ze 1::r nooit volkomen bew ust van geweest, maar zij werden er steeds door aangetrokken en hebben de bekoring ervan in hun retina bewaard. Zij hebben althans dat l icht geschilderd, want er is niets buiten het licht dat de verf van een schilder bezielt. Zo zijn er schilders geweést van de Schelde, en schilders van de Maas, en schilders van de Leie. Het is het water, het is het licht en het water, en het is de hemel en het water, die door hun schilderijen vloeien. D aaraan ontleent de kunst zijn eigen klimaat. Het is voor een wandelaar buiten de poortèn van Brussel niet moeilijk het klimaat van Breugel te ontdekken. Hij mag wel ver uitgaan eer zijn gevoeligheid het kwijt mocht geraken. Maar op één uitverkoren plaats, ik denk door God zelf uitverkoren, zal hij het in zijn volheid en gaafheid kunnen ervaren. Dat is, even voorbij Vorst, tussen het oude dorpje Drogenuos en het nijverheidskompleks L ot. M en kan zich de weg, die Breugel op zijn schi ldertochten heeft ingeslagen, met een kansrijke zekerheid voorstellen. Hij woonde in de nabijheid van de Hallepoort. Hij trekt van uit die poort de velden in, in zuidelijke richting. Hij daalt onmiddellijk in de vallei, die daar wegens een veelarmige uitzet van het water, tamelijk breed is. Hij zoekt aan zijn linkerhand de heuvel van Vorst te houden, waar het droog is. Hij klautert langs die hoogten, verder op, over Kalevoet, en bestijgt de opperste kam die de rivier en zijn moerassige meersen beheerst. Hij bereikt Beersel en voor hem spreidt zich alom het heerlijke landschap open dat hij in zo talrijke meesterstukken heeft vereeuwigd. En het is geen toeval dat hij zo vaak tot het winterlandschap werd verleid. Het is bij winter dat de twee heupen van het dal, de ene naar Essenbeek en de andere naar St. Pieters-Leeuw toe, hun opeenvolgende ademingen het zichtbaarst boetseren. Dan krijgt men qie welbekende en ontroerende vergezichten, de wonderende we.ntelingen van de Zenne in een bekken,

248


l dat in het najaar werd overstroomd en nu in bevroren vierkanten de kaveling der weiden tekent. Aan beide zijden de rijzende heuvels, en in . de verte de peilloze blauwigheden, waar men een toverland kan dromên. Het geheel is sterk bezet met rij en bomen, de waterzuigers van de moergrond. De weg naar die plaats is thans lang niet meer zo schilderachtig, en zo geladen met de belofte van het prachtige vergezicht. Het is zelfs aan te raden eenvoudig het autobusje te nemen dat u van Kalevoet in tien minuten bij de kerktoren van Beersel afzet. Maar het uitverkoren plekje is ongerept gebleven. De reden ligt voor de hand : de Zennekronkelingen tussen Drogenbos en Lot zijn zo omslachtig dat ze de daarin gesloten meersen drie vier maal 's jaars, vanwege de moddering, ongenaakbaar maken. Huizen noch fabrieken durven een voet zetten in de gevaarlijke dolagen waarin de w egen zelf verzuipen. Alleen het vee, langs aangelegde toegangen, dringt in het wild gebleven gebied. Moge de hemel nog lang het aldus tegen de aanranding van mensen beschermd reservaat in zijn oorspronkelijke staat bewaren l Ik heb het voorrecht een dak te bewonen dat op de hoogste Beerselse kim het dal overblik t. Ik doe mijn dagelijkse wandeling langs de goddank nog woeste oevers. De Zenne spreekt me telkens aan met dezelfde kracht als ze Breugel heeft aangesproken. In de nabijheid van het water stijgen de populieren hoger de ruimte in.

)

De oevers vdn °de Zenne, ten westen.

249

~

!


Aan de azuren transen die schijnen in de oneindigheid te reiken, varen de wolken en zij zijn zwaar van rustige onverzoenlijkheden. Er stij gen eenden op, en bij seizoenen ganzen en zwanen, want ook de verre vogels weten dat Ons Heer hier voor de niet-ontaarden een tuin van het vrije leven heeft voorbehouden. Een Bretrgel laat geen tamme duiven in zijn zennelandschap opvliegen, maar bloedige eksters. Er leven heden ten dage nog honderden eksters in dat stukje ongeschonden vallei van een stukje maagdelijke Zenne. Van uit mijn venster staar ik 's winters naar de sneeuwgezichten. Er is hier langer en meer sneeuw dan waar ook in Brabant, uit oorzaak dat de broekweiden gauw dichtgevroren l iggen en dan zelfs rijm volstaat om de bodem in blank gewaad te hullen. Het is mij telkens een kostbare vreugde naar het landschap te kijken aan de hand van een kartonnen lijstje. En overal waar ik door het kartonnen lijstje staar, ontvouwt zich een schilderij van Breugel. ( 1) Het enig reservaat wordt bedreigd. Wat zolang aan de vernielingszucht van de mensen had weten te weerstaan, loopt ten slotte toch gevaar onder de technische veroveringen der wetenschap te bezwijken. Ziehier wat er gaat gebeuren. Ik heb een kaartje aangelegd dat mijn uitleg moet toelichten. Zoek de kerken van Lot en van Drogenbos. De afstand in vogelvlucht beslaat amper 3600 meter. Volgt de loop van de Zenne. Zij wil maar niet vooruit. Zij draait zich twintig keren om, als wilde zij naar haar bron teruo-. Misschien voelt zij profetisch aan wat er met haar in de afschuw~­ lijke afgronden van Brussel zal gebeu ren. Zij woelt als bezeten in haar bed. Zij legt de afstand van kerk tot kerk langs een omweg af van meer dan 7000 meter. Ik heb met stippeling het gebied afgebakend dat tot die kronkelende Zenne als onaantastbaar goed zo lange eeuwen heeft behoord. Dat is dan het gebied dat als onaantastbaar moet blijven opgeëist. Dat is het gebied waar de blik van Breugel heeft gerust. Een ~vaar wij zijn schoonheid in natuurlijke weerschijn zien leven. Het 1s onder de mure~ van Brussel, een levendige getuige uit vervlogen eeuwen, een plekje waar een voorvaderl ijk bloed nog adert en trilt, het tegenovergestelde van een dat nochtans zo eerbiedwaardig is. Heiliger dan een graf, duurbaarder dan een herinnering moet deze werkelijkheid duren. Maar wat zeggen wij al niet, wij zonen, door liefde verblind !... Er is een plan. Het zal worden uitgevoerd. Het voorziet wijd rond Brussel een Ring, waarop uit alle winden de autostraden zullen worden aangehaakt. ( 1) Zie ook jan van Brimeu, Vier eeuwen geleden, in 1563, vestigde Bruegel zich te Brussel, De Brusselse Post, 15.5.1963.

250


Te Neerbeersel.

Een van die autostraden treedt van het zuiden aan, over Bergen, en nadert de Zenne, en moet de Ring bereiken op Ukkel-Stalle, niet ver van de kerk van D rogenbos. En zij za l zich een dam werpen dwars door het Breugelreservaat zoals op de kaart te lezen staat. Omtrent de Ring zijn reeds veel betwistingen aangesneden. De ruchtbaarste schijnt de doorloop te betreffen, d ie het Zoniënwoud bedreigt. Elke na tuurvriend zal zich op dat punt geestdriftig te weer zetten. Ik waag een lans voor onze a rme Zenne. Zij is over haar ganse lengte, van de bron tot de monding, aangerand, geschonden, verg ift igd en beslij kt. Brussel, toen die haar in een zo deerlijke staat van smerigheid zag aanvloeien, heeft haa r onder stenen gewelven voor het zicht der mensen verborgen. De schoolkinderen worden aangezet om haar daar te beziGhtigen. Zij zien er dan hoe een vurig leven van water, om haar vinnige wildheid door kunstenaars geprezen, in donkere kelders wordt tam gemaakt, en hoe zij daar haar moddergolven rolt, ten halve reeds bestorven, een schandige dood te gemoet. Mogen die kinderen naar het bij mirakel gered reservaat daarna worden geleid. Mogen zij ten minste zien wat er nog van de oucle schoonheid is overgebleven. E n mogen zij ons da nkbaa r zij n dat wij het voor hen hebben bewaard. Het komt ten slotte op zo weinig neer : men hoeft slechts de autostrade ,,.,,at hoger te brengen, zoals het kaartje aantoont.

251


Jan Lindernans, grote Brabander, sta mij bij ! » Deze hooggestemde oproep was niet vruchteloos, want er werd, gelukkig, een andere, bevredigende oplossing gevonden.

De Paretters. -

Bij de folkloristen hebben de Beerselaars verschiilende spotnamen, als K eesboeren, omdat ze op grote schaa l cle vermaarde zachte kaas, gemeenlijk onder de benaming van sterk riekende Brusselse kaas bekend, dialektisch, ettekees, vervaardigen; K.C. Peeters, Eigen Aard, blz. 136 heet ze ook keesboeren; evenals F.V ., Les sobriquets de quelques communes belges, T.C.B ., 1926, 1-4, die eraan toevoegt dat ze ook Boterdieven zouden heten, omdat ze volgens kwade tongen, ten onrechte, eertijds de gewoonte hadden margarine in hun boter te verwerken, louter laste.r van afgu nstigaards natuurlijk... Op de markten van Brussel werden ze bovendien de Pachters en Pachteressen van Beersel geheten. Een verwarring met paretter misschien. Bij de Cock en Teirlinck worden ze, zoals ze eigenlijk in de streek nog genoemd worden, Paret/ers. Feitelijk worden met deze benaming niet alle Beerselaren bedoeld. De Paretters zijn eigenlijk de boter- en kaashandelaars. Wat nu deze handel betreft, een zeer groot gedeel_te van de waren werd opgekocht op de markt van Halle. Uit Beersel, Drogenbos enz. vertrok men 's morgens vóór dag en dauw, gewoonlijk om 3-4 uur. Op bepaalde plaatsen sloten andere marktgangers aan, zodat de tocht steeds in een vrij talrijk gezelschap geschiedde. Op een zomerse dag in 1706 bv. waren ze « in een compagnie van 15 a 16 personen ». Uit de volgende fe iten kan men zich enigszins voorstellen hoe het er toeging. Sint Lambrecht is de patroon van de parochie van Beersel en vroeger waren de feestdagen van parochiepatroonheilige verplichte feestdagen. Drie weduwen, van Mattheus Ophalvens, Joos Berckmans en Caret Locus, stoorden zich daar echter niet aan en werden « gecalengiert » door officier Martinus Mertens. Ze werden gedaagd om op 2 oktober 1710 te verschijnen voor het « genecht », gehouden door schepenen Joos van Stalle en Sebastiaan van der Strièht. De drie weduwen « compareerden » echter niet, en de schepenen « concludeerden tot een amende van ieder drie gulden van op den dagh van den H. Lambertus wesende den 17-9-1710 als patroon van de parochiekerke van Beersel met commerschappen naer de mert van Brussel gegaen te hebben welcken clagh de innegesetenen nochtans geobligeert sijn te vieren gelijck alle andere feestclaghen ende heylighdaghen »... Dat « genecht » zetelde « in de Belle » op T enbroek te St. Genesius-Rode; waarom weten we niet. Misschien had de heer van Beersel.een cijns op dat huis. (G. 328). Op 17 juni 1788, in de morgen, werd « Sieur Michaël van der Elst chirursijn bij het collegium medicum geadmitteert » en wonende te Ukkel, « van wegens Peeter Hanssens woonende aen den Arm van

252

'


Droogenbossche... ten huyse van descn laatste ontboden om aldaer te traiteren ende te cureren sijne twee dochters de welcke, soo hij seyde, fa .den . nacht te voren slaegen ontfanghen hadden ». Na onderzoek had hij de « genaemde Françoise Hanssens out ontrent de 16 à 17 jaeren adergelaeten en vastgesteld dat ze op den templa hadde eene contusie mitsgaeders eene blauwt oft pietse plecke op heuren slincken arm die waerschijnlijck moet voortgecomen zijn van eenen slagh, ende eene gelijcke plecke op haeren rugge, aen heur hant encle twee op de sl incke bille... De andere dochter, out wesende ontrent 23 a 24 jaeren hadde eene contusie boven haer slincksch ooge mitsgaeders de uyt (huid) aen den templa gequest ». De jongste van beide dochters was « buyten staet te connen gaen ». Wat was er gebeurd ? Meier Simon Giblet stelde een « informatie preparatoir » in over de « feytelijcke aenrandinge », Anna Maria H anssens verklaarde « dat sij was wonende bij haere ouders doende den stiel van coopman van kaes ... op het scheyden van de limieten van Uccle ende Droogenbosch". dat sij van intentien sijnde van naer de merckt van H alle te gaen". vergeselschapt van haere suster Anna M aria Francisca ende haeren cleynen broeder Jacobus ... als oock Joannes Mommaert hunnen knecht ende Anna Maria Everaerts huysvrouwe van Franciscus Huygh ende haeren sone, ontrent de drij uren smorgens naer dien dat sij saemen caffé genomen hadden". T wee boogscheuten van huys, op de publiecke baene rechtover het huys van Jan Fonteyn aen den hoeck van een vijverken". hadde sij uyt den rnessinck (elders heet die messinck « bijvanck ») van het gemelt huys sien springen sekeren Joseph van Haelen met drij knechten ... welcke waeren gewaepend met stocken de groote van een etselstock." van Haelen had haer seffens vastgepackt ende haèr een schup onder haer gat gegeven ende naerdien haer afgetrocken van eenen boom aen denwelken sij haer vasthiel ende alsoo haer op den vijverkant gesmeten, als wanner hij haer alsnogh eenige slaegen gegeven heeft ende haer in den vijver geworpen ... sij is uyt den vijver langs den kant uytgeraeckt, als wanneer sij eenige stockslaegen gecregen heeft". dat sij alsdan is weggeloopen". ». Verder vertelde ze nog « dat tusschen middeltijd haeren cleynen broeder weghgeloopen was ende naer huys gegaan, dat sij haere suster heeft gevonden aen de deure van Guilliam de Greet... ende dat haer suster oock geslaegen is geweest ter wijlen sij de blauwe plecken gesien heeft soo wel op haere harmen als op haere billen alsook een specie van contusie op den tempel van haer hooft... Dat sij met haere suster sigh in staet niet bevindende van naer Halle te gaen is weder gckeert naer haer huys, alwaer sij den chirursijn van Stalle van der Elst ontboden hebben, den welcken haere zuster heeft (ader) gelaeten ende naer den noen op den avont is gecomen van der Elst den Vader... Dat sij in de gemelde aenranding eenigh geit quyt geworden is, maer dat sij het gevonden heeft naederhant op haere camer achter haere kist, maer dat haere 253

1

~


suster haeren neuscloeck niet gevonden heeft die quyt geweest heeft... » .Maria Francisca Hanssens verklaarde dat « Josephus van Haelen haer seffens hadde vastgepackt... seggende dat is voor uw quade tonge ende haere suster hem vraegende wat gaet gij doen, waer op hij seffens heef t aengegrepen... ende al wegh loopencle van achter met hunne stocken geslaegen hebben tot dat sij ter aerde gevallen is, als wanneer de gemelde personen haer nogh verscheyde stockslaegen ... hebben gegeven tot tertijdt dat er eenig ander volck quamp als wanneer de gemelde personen de vlucht genomen hebben ... naer clien sij eeuwigen tijdt verbleven hebben bij Guill iam de Greet, alwaer sij een scheut brandewijn gedroncken hebben, sij saemen naer huys sijn gegaen ... ». Een der getuigen, « Anna Maria Everaerts huysvrouwe van Franciscus Huygh oudt ontrent de 52 jaeren ... ende die haer geneer t met den cooplwndel van vitalien (levensmiddelen) van Halle op Brussel », verklaarde dat zij « vergeselschapt van haeren soon Martinus oudt 13 l /2 jaeren waren gegaen ten huyse van Peeter Hanssens op de Calseyde van D roogenbosch... om aldaer geselschap te vinden ten eynde van meer der geselschap te hebben om saemen ter merckt van Halle te gaen... ». Te kwart over drie ('s morgens dus), waren ze vertrokken in gezelschap van Anna-Ma ria en Ma ria-Franciska Hanssens; hun broeder Jacobus en Joannes Mommaert. « Gekomen in de straete ontrent nus (schuin) over ' t huys van Joannes Fonteyn aen den hoeck van het cl ijn vijverken afgelegen ontrent de 400 stappen van het nuys van Peeter H anssens, sij n uyt den bijvanck van het geleghe van Fonteyn alwaer eenen voetwcgh is loopencle, comen gesprongen sekeren Josephus van Haelen, herbergier (elders Joseph den Baes geheten), sekeren Jacobus... woon ende bij Sebastiaen Mommaert, beneffens noch twee andere manspersonen (die later knechten van den « pap iermolen van Calevoet » bleken te zij n ». De bijzonderheden van de aanranding zelf verneemt men uit de volgende verklaringen van getuigen. Franciscus de Mol uit Dworp had « van H aelen ende sijne compagnons sien aenranden stommelinckx sonder reden ... de twee dochters van Peeter Hanssens met eenen stock sien geven verscheyde slaegen soo op hun hooft als op hun lichaem ... clc oudste dochter in den vijver met gewelt heeft geworpen, de welcke in den selven vijver recht staende tot ontrent haeren ha ls in het water stondt... Nadat sij uyt den water gekropen was, werden haer verscheyde stocslaegen toegebracht soo claeniglijck dat sij ter aerde is gevallen ende haer nauwelijckx en conde berueren ... ». Ondertussen werd de andere dochter « wesende de jonghste aengerant ende werden haer verscheyde stockslaegen toegebragt soodat sij ter aerde is geva llen ende haere cap ofte treckmutse van 254


haer hooft afgetrocke sijnde ende ter aerde liggende, heeft de aenrander op haer hayer met sijne voeten getreden ende alsoo haer vastgeh9uden haer tenselven teyde menigvuldige stockslaegen toebrengende ... ». Ook de moeder werd met slagen mishandeld maar ten slotte « sijn de kinderen Hanssens al lammenterende naer huys gekeert ». Joanna de Mol, 19 jaar oud, uit Linkebeek, « diens tmeyt bij Guilliam de Greet, » die ook 's morgens « uyt den huyse van haeren meester vertrock om naer Halle te gaen » was ook getuige van het feit geweest. Guilliam de Greef was reeds vroeger vertrokken. Hij had de dochters. en zoon I-lanssens ontmoet « a l schreeuwende ende lammenterende ». Joannes Mommaert sone Gillis geboortig van Dworp, die knecht geweest was bij Hanssens, was -ook aanwezig. Hij had van Haelen aan moeder Hanssens horen zeggen, « aen het hooft vooruytcomende... aen uwe sal ick een schup in uw gat geven... het welcke hij oock ' t seffens heeft gedaen ». Erg ridderlijk was deze getuige niet, want hij was « loopen gegaen soo wanneer een der meisjes in den vijver geworpen was ». Al evenmin als F rancis de Mol, die zich « niet het minsten gemoeyt en heeft met de aenrandinge rnaer paisible spectateur was geweest. » Uit de verdere behandeling van de zaak blijkt dat Jozef van Haelen 29 jaar oud was, dat zijn vrouw Elisabeth van der Elst heette en beiden de herberg hielden « genaempt den Groenen Boomgaert alsnu de Hertog van Arenberg » . Van Haelen loochende de fei ten. Hij ga f a ll eeq toe dat hij zich op de plaats des onheils bevond om die van Hanssens eens goed hun zaligheid te geven « over de injurien » die zijn vrouw van hunnentwege bij de rusie op de vroegmarkt te Brussel te verduren had, nl. dat zij « een deugniet is ende met haeren man niet en sliep ». Die aanleid ing tot de wraakneming van van Haelen wordt bevestigd in de verklaring van Anna Maria Hanssens, waarin deze zegt « dat haere moeder ende haere zuster Maria Anna (vermoedelijk haar meter), getrouwt met F rancis Mommaert tot Beersel, eenige rusien gehadt hadden 12 daegen te vorens op de merckt van Brussel, voor de plaetse, met de huysvrouwe van van Haelen ... ». Wat het in de vijver werpen betreft, beweerde hij dat bedoelde jonge dochter « in den vijver gevallen was al deysende ». De mannen van de vierschaar waren echter ongelovige Thomassen en « j ozeph den Baas » werd veroordeeld. (G. 3 170). Meisjes in het water werpen blijkt in die tijd nog voor te komen. Op zekere dag, in 1737, bevonden zich te « Laeckt ( Lot) in de herberge over de brugge aldaer... beneffens de twee sonen van Daniel Belsack, pachter tot Beersele een gen. de Léener en P ieter van Rossum sone Francis. Op eerr gegeven ogenblik had dit gezelschap « sich soo verre vermeten van stroyltien te trecken wie van hun een meyssen souden hebben vast te packen ende te cussen ». Het lot viel op van Rossum, maar deze en de Leenheer wisten

255


aan een van de twee Belsack's (die veel jonger waren) te doen geloven dat dit lot aan hem gevallen was. Door het opstoken van van Rossum en de Leener werd de « temeraire executie gedreven aen seker meyssen die aldaer l angs de straete passeerde gelaeden met een vat melck ... tot soo verre dat aen dit meyssen om den tegenstandt die sij dede in eenen poel werd gesmeten, ende daarnaer is het oock voorgevallen dat van Rossum met sijn cameraeden aldaer hebben gevochten tegens degene die het affi:ont van het gemelt meyssen wilden wreken ... ». De schepenen oordeelden, terecht, temeer daar deze « temeraire executie ende gevecht oorsaecke was van voordere rusie aldaer ... diergelijcke excessen niet en mogen getollereert worden in een landt van police »... (G. 8285). Maar wat is nu de oorsprong en beteken is van het woord Paretter ? Dit is niet zo gemakkelijk uit te maken. Enkele taalkundigen hebben er zich mee bezigg.ehouden, maar een afdoende verklaring blijken ze niet gevonden te hebben. Naar aan leiding van een bijdrage over Beersel in Toerisme 1937, blz. 368, waarin te lezen staat dat « aanverwant met de landbouw er de handel in boter en kaas bloeit, ging Dr. Jan Lindemans in E.S.B. 1938, blz. 107-11 2, daar nader op in en kwam tot het besluit da't het woord paretter misschien van « apprêter, apprêteur » voortkwam en J. Cornelissen, had die mening zelfs opgenomen in zijn werk « Volkshumor op stad en dorp, land en volk », VI, blz. 6. Hierop had Prof. Dr. Jan Gessler gereageerd en vooropgezet dat «bara/ter », nl. boter karnen, heel wat aannemelijker zou zijn en « apprêter » hem onmogelijk voorkwam. Met « barrateur » was Lindemans echter geenszins akkoord : van barrateur naar paretter is de afstand, fonetisch gesproken, veel verder; een b wordt niet licht .daarentegen is de methathese apr < par gemakkelijk. Ook semasiologisch bl ijkt het niet in orde te zijn : het is niet boteren dat de Beerselaars doen, maar vreemde boter opkopen, boter mengen, stoten (Fr. Malaxer), waarom zij ook boterstoters worden geheten. fo werkelijkheid voldoet geen enkele van de twee verklaringen. Dr. Jan Grauls, die zich ook met dit taalkund ig vraagstuk heeft beziggehouden, - en wel op .aanvraag van de Beerselaars zelf, die naar het schijnt vreselij k gekweld zijn door het feit dat zij niet weten wat hun spotnaam betekent - verklaarde dat hij geen bevredigende uitkomst vond. Naar het oordeel van Lindernans werd het vraagstuk onoplosbaar gemaakt omdat men steeds vooropstelt : paretter = boterkoper, boterbereider. Daar dient eerst bij opgemerkt dat een paretter niet alleen boter koopt en bewerkt maar ook bij de boeren de eieren, de kippen en het fruit opkoopt. oh blijkt uit een plaatselijk onderzoek ingesteld door Dr. .Jan Grauls. T e Beersel zegt men : ne paretter, bv. das nen dikke paretter; vrouwelijk, 'n parelfes; werkwoord, parettere. Te Halle en in de omstreken is het woord ook bekend maar het heeft alleen betrekking 'Op die van Beersel. Over de huidige betekenis van het woord kan dus geen

p;

256


twijfel bestaan. Het duidt een bepaalde soort van handelaars in landbouwprodukten (vooral in boter) aan, gf:"huisvest te Beersel. De vraag is nu; . om de etymologie te kunnen vaststellen, was dat wel de aanvankèlijke betekenis ? De eerste die het woord bespreekt is Schwm11ans, in zijn Algemeen Vlaamsch Idioticon : « Parel/er, Parettene », zo noemt men aan de westkant van Brussel, de handelaars in boter en kaas, die in huizen en op markten deze waren opkopen, en ze thuis bewerken en bereiden om elders te verkopen. Te Beersel, te St. Pieters-Leeuw enz. zijn er veel van die boter- en kaasparetterseil; aan de kant van Leuven en in de Kempen, boterkremer; in Vlaandc ·ren, boterkutser ». Dit zijn inlichtingen uit de jaren 1860- 1870, op welk tijdstip Schuermans zijn Idioticon bewerkte. Vermoedelijk was Karel Stallaert hier de zegsman van Schuermans, vermits ceze laatste o.m. de woordenlijst benuttigde door Stallaert ingeleverd op de prijsvraag, in 1859 door « Met Tijd en Vlijt » uitgeschreven. Is dit zo dan mogen we betrouwen op de nauwkeurigheid van de mededeling. Hieruit leren wij dan dat, omstreeks 1860, paretter, paretterse, een benaming was voor een bepaalde soort van landelijke handelaars, gelokaliseerd rondom Beersel. Dat paretter, parettes, een spotnaam is voor de inwoners van Beersel, vindt men voor het eerst geboekt bij de Cock en T eirlinck, Brabantsch Sagenboek, lil , bi. 201-1909-1912) : De paretessen eigenlijk de Paretersen, d.z. boterbereidsters, boterverkoopsters : zo heet men de inwoonsters van Beersel. Bij St. Pieters-Leeuw geven de schrijvers niets van die aard. Zij hebben dus Schuermans niet eenvoudig afgeschreven. Het medegedeelde berust bi ij kbaar op een gersoonli j ke ervaring. ( l sidoor Teirlinck was van 1871 tot 1874, toen hij overging naar St. Joost-ten-Node, onderwijzer te Drogenbos, het dorp ernaast). Hij kende Beersel grondig daar hij er een geschiedenis van geschreven heeft. Dus zijn paretter, parettes, wel de spotbenamingen voor de inwoners van Beersel en voor hen alleen . .Men zou nu geneigd zijn, steunend op de krnnologie der inlichtingen die ons over paretter gegeven worden, aan te nemen dat dit woord eerst soortnaam was en pas later een spotnaam op de Beerselaars werd. Lindernans gelooft dat de toedracht juist andersom was. Hij stelde deze als volgf voor : 1. Parefter was aanvankelijk (in de eerste helft van de J 9d• eeuw) het scheldwoord gebruikt door de geburen van de Beerselaars om dezen aan te duiden. Dit woord betekende dan niet boterkoper of boterbereider. 2. Te Beersel bestaat, in die tijd en nu nog, een drukke handel in eigen vervaardigde kaas, die te Brussel op de rnark1 gebracht wordt. Een groot gedeelte van de wrongel, die noclig is voor de kaasfabrikatie, wordt elders opgekocht. Dit opkopen bij de boeren en verkopen op de markt te Brussel, doet een tweede handel ontstaan, die gemakkelijk naast de eerste kan gevoerd worden : het opkopen en herwerken van boerenboter voor de markt. In dezelfde lijn volgt later

257


de tussenhandel in eieren, kippen, fruit en andere Jandbouwprodukten. Deze eigenaard ige tussenhandel, die e lders ook bestaat, is in de streek tussen Brussel en Halle, zovee l als een monopolie van de Beerselaars. Het is in die hoedani gheid dat de Beerselaars in d e omliO'gende dorpen" op de markt van Halle en elders meest optreden.'~'be bepaalde Beerselaa r, de « paretter », die ze daar met zijn korf van de ene boerderij naar de andere zien gaan, die ze met gerij over de baan zien hotsen, die ze op de markt te Halle of te Brussel ontmoeten is een kaasbereider of boterkoper. De gemeentenaam en de sch~ldnaam, die ermee verbonden is, worden soortnamen : Beerselaar of Paretter boterkoper. Dit is vo lstrekt geen a lleenstaand verschijnsel. Elk kan dat in zijn eigen omgevin g naga an. Zo is in W est-Brabant, iemand die met touwen en koorden leurt onvermijdelijk een « Zelenaar », hij mag afkomstig zijn van God weet waar. 3. T oen de oorspronkelijke betekenis van paretter niet meer bekend was, lag het voor de hand er een naam in te zien van het speciaal bedrijf der Beerselaars en dit woord ook te gebruiken voor mensen uit om liggende dorpen die dezelfde handel dreven. Dat is de toestand zoals de zegsman van het' Algemeen Vlaams Idio ticon die, omstreeks 1860 , kon vaststellen . Di e uitbreiding bl ijft ech ter niet duren, omdat er andere woorden zijn om hetzelfde bedrijf aan te duiden, d ie meer algemeen verspreid zijn, nl. boterkoper, botermarchand enz. Evenwel blijft de benaming hardnekkig vastgehecht aan Beersel (de Cock en Teirlinck) . Er is maar één Vlaams woord dat, d unkt mij, kan in aanmerking komen en trouwens voor de hand ligt : paret, nog springlevend in West- en Oost-Vlaanderen, ten onzent verdrongen door het meer algemeen Nederlands peri (part) en, door het Hollands in het Algemeen Nederlands gekomen als pret.

=

Wij vinden dit woord, in verschillende idioticons, met ongeveer dezelfde betekenissen : « Paret », uitgesproken parret (met de klemtoon op ret), in Brabant, Antwerpen en elders voor part o f poets, snakerij : zijn paretten spelen; in Vlaan9eren betekent paret en parette : beslag, beschar, vandaar : paretmaker of preltemaker, beslagmaker of windmaker ( Schuermans) . « Pre/t e, par ette, voor pralerij, gebaar dat ijdele pronk te ke nnen geeft. Meestal gebruikt in het meervoud. Pretten maken. Hij maakt veel paretten. Hij maakt zichzelf belachelijk met al zijn paretten. - Prettemaker, parettemaker, blaaimaker, pronker, beslagmaker. » (de Bo, Westvlaams idioticon) . « Paret », meest in het meervoud = Gril , kuur, ze heeft vandaag haar paretten gehad. - Snoeverij, beslag. Wie heeft er u geleerd van al die p a retten te maken. = Aardig voorva l, ongeva l. Als ge niet oplet, zulde zeker paretten hebben met uw peerd. Ik heb daar g isteren op de grote baan een paretje gehad, er vroeg mij een gewapende man naar toebaksgeld. - Parette(n)maker = windmaker, beslagmaker. » (Joos, Waasch Idio ticon). - « Pareite. Beslag; a l ~ij d in het meervoud, Paretten maken. - Iemand te parette zetten, iemand tentoonstellen om hem belachelijk te maken . Ook : 258


verloren spelen - Paret maker : beslagmaker. » (Is. Teirlinck, ZuidOostvlaamsch Idioticon). Ook Cornelissen en Vervliet, Idioticon van het Ant.werpS.f..Q Dialect, kennen paret met de betekenis van « gril, kuur », en Rutten, Haspengouws l_d ioticon, vermeldt het woord met de betekenis « ongeval ». Was dit woord ook in Zuiclwestbrabant bekend ? Thans schijnt het wel uit de volksspraak verdwenen te zijn. Het zou interessant zijn bejaarde mensen uit de streek Halle-Brussel en ook elders daarover te ondervragen. Het zou mij niet verwonderen moest het hier of daar nog voortleven als bijnaam van een of andere familie : het is bekend hoe die namen soms van vader tot zoon, verschillende generaties in stand blijven. Jk ken in alle geval een boerengeslacht dat op zijn minst al drie generaties de bijnaam van Paret draagt. Verder kan ik erop wijzen dat, in de jaren '90, in vele Brabantse stallen, naast « de ster », « de bloem », « de madam » en « de poep » (pop), dikwijls een koe stond die « de paret » heette, aldus Lindemans. Het verdwijnen alhier van paret kan het gevolg geweest zijn van de verspreiding, in de volkstaal van perrewet (Fr. Pirouette), met de betekenissen o.a. van « gril », « kuur », ook « grap », « klucht ». Perrewetten maken betekent niet alleen kromme . sprongen maken, hals over kop buitelen, maar ook « grappen maken, belachelijke komplirnenten verkopen, beslag maken », dus « paretten maken ». Een van de twee woorden moest dan verdwijnen. Het was het oudere paret dat de vlag streek. Voor de betekenissen opgesomd door Joos gebruiken we nu : perten ( « Sint Merten speelt zijn perten in de schouw". », zoals het kinderliedje zingt; « ge zult daar perten mee hebben ») en fiali.e, klemtoon op ie, voor « ongeval, belachelijk avontuur »; - ambras, voor « snoeverij, beslag ». Een pare/maker is nu een ambrasmaker. ( l) En zo komen we tot de werkelijke betekenis van paret/er. lsidoor Teirlinck, in zijn Idioticon, vermeldt de Zottegemse pare/makers en de Brakelse pare/makers, spotnamen van de inwoners van Zottegem en Nederbrakel. Ligt daar de sleutel niet van de raadselachtige Beerselse paretters ? « Beerselse windmakers, ambrasmakers » ? Het ligt zo geheel in de lijn van het ontstaan van de spotnamen op gemeenten dat deze verklaring a ls hoogst waarschijnlijk voorkómt. Wie een lijst van spotnamen op gemeenten overziet en de weinige namen ctï-e op een historische g.e beurtenis teruggaan (zoals Mechelse maanblussers, Gentse stropdragers) afzondert, kan bijna a:I de overige in twee re~ksen onderbrengen. Aan cle ene kant de « boeren » of een ander misprijzend scheldwoord, uitgevonden door een naburig dorp dat zich voornamer waande en de aandacht wilde vestigen op een minderwaardig geacht gebrek in voed in g, kleding, verschijning, spraak van de eenvoudige dorpsbewoners; - aan de ( J) In de Rijmkroniek van omstreeks 1325 leest men : Dos .~ittende met barate. Volgens de tekstverklaarcler zou barate hier knwperterij betekenen.

259

\


andere kant de « lieren » (zoals die van Huizingen) of een pika~t woord waarmee de boeren gevat antwoordden om de kale hovaardij, de ijdele windmakerij, de aanstellerige kledij van hun verwaande geburen in het belachelijke te trekken. De Beerselaars wonen tussen de « bezembinders » van St. Genesius-Rode en Bosvoorde, de « bosui len » van Dworp, de « aarclslokkers » van Buizingen, de « melkboeren, keeskrabbers en keesclragers » van Drogenbos en Ruisbroek, cle « moelieduwers » en de « klokluiders » van Alsemberg. Het is waarschijnlijk dat de Beerselaars wel enige van die lieve namen voor hun rekening mogen nemen. Zou het dan te verwonderen zijn dat de geburen met « paretmakers, paretters », dat is de « windmakers, ambrasmakers » bedoelen ? Eigenlijke spotnamen zijn niet zeldzaam; men vindt ze o.m. te Bever, de Stoefers; Buvingen, de Lawijdmakers; l<apelle- op-denBos, de Neusmakers; Lede, de Hovaardige Boeren; St. HuibrechtsLille, de Windmakers; Stalhille, de Beslagmakers; T ernat, de Zomerheren; Torhout de Boffers; Wijnegem, de Ambrasmakers. Al deze gissingen zijn aantrekkelijk en aanvaardbaar. Toch overtu igen ze niet en zou ik het volgende naar voren wi llen brengen . Er bestaat een woord « baratteren », nl. oorspronkelijk kopen op krediet en verkopen met gereed gelei (van Dale), in dez,e betekenis bekend in alle Europese talen. Een oude Vorstenaar vertelde me dat omstreeks 1900, toen de margarine begon in gebruik te komen, sommige paretters er als de kippen bij waren om deze waar in hun boter te mengen en te Brussel op de markt of in winkels aan de man te brengen. De margarine werd 's nachts te Beersel geleverd, wat weldra ter ore kwam van anderen, die er dan ook mee begonnen. Hoelang dit misbruik geduurd heeft, is niet bekend. Ondertussen waren er al heel wat « paretters » die geld verdienden als slijk en hun welstand was spoedig te zien. Het schijnt zelfs dat er Paretters waren die punten van de ijzeren ingangspoort van hun huis vergu lden ... Onze zegsman had de paretters met hun gespannen waaronder tweewielkarren met een ro!1de kuif overtrokken, op weg naar Brussel door de Molenstraat, 111 de St. Dionysiusstraat, te Vorst, zien voorbijtrekken. Wanneer aan een Beerselaar gevraagd wordt hoeveel koeien de boeren er hebben, luidt het antwoord : één, om tenminste toch wat boter bij clc margarine te kunnen doen ... men.

260

j a, onze Paretters lieten zich de boter niet van het brood ne-


Al de vroegere Vlaamse randdorpen - St. Gillis, Elsene en Ukkel waren clat ook nog, niet zo heel lang geleden - hadden hun eigen nijverheid of specialiteit, die ze te B russel op de markt of aan huis aan cle man brachten. Die van Rode kachelhout en taartjes-; die van Linkebeek boerebrood, die van Ruisbroek en Drogenbos, boter en kaas, die van St. Gillis en U kkel, groenten. Ze k regen allemaal hun spotnaam van die van de stad die zich, zoals steeds het geval was, ver boven de boertjes verheven achtten en er hun lieve centj es moesten aan afstaan om eten te hebben en zich te kunnen warmen. Opmerkelijk dat al die spotnamen betrekking hebben op de waar die de buitenmensen leverden. Een feit schijnt alleszins vast te slaan : de spotnamen komen uit de stad. Dat de buurdorpen het woordje « baratteerden » niet kenden ligt voor de hand; in de stad woonden Spaanse en Italiaanse kooplieden, welke die term kenden. De Beerselaar. - De oude B eerselaar kunn en we ons enigszins voorstellen aan de hand van wa t we hiervoren reeds over hem vernamen en aan de enkele feitjes hierna. Men hoede er zich echter

Oude Beerse/aars. Echtgenoten Willem de Cuyper " 1_817 t 1900, Theresia de C11yper ' 183 1 t 1898. (Foto cigendClm rnmilic Verdroncken).

26 1


voor niet te gaan veralgemenen, want ze liggen verspreid over een paar honderd jaren. Immers, alleen zaken die vóór het gere~ht ~.wa­ men werden opgetekend. Ziekte, zorgen, zwaar zwoegen, z1elel11den worden meestal in stilte gedragen. In de Rekenina van de meier van Asse over 1417-1 8 vonden w ij de volgende ve~oordeling van een « meester » die geprobeerd had een lamme te genezen door hem te roosteren : « Van Joannes van B ersele, omdat hi nam te ghenezen Peeteren den Codie lam was in sijn leden, ende hi clede een ga rf maken ende claer decle hi vele heeter colen in , ende claer leide hi een heerd op ende vele onnuts ( = denkelijk allerlei kruiden en tovermidde len) ende daer leide hi den vorschreven Peeteren op ende lieten liggen bernen ( = branden) wel X oft XJI gaten in zijn lijf, alsoe dat de vorschr. Peeter van hem selven niet en wiste ( = in bezwijming lag), ende des werden de prochiaen (van Meldert) ende de goede lieden gewaer, ende si ontdeckten den man, die si j sere vonden verberrent; ende des wert de meyer gewaer ende vinc den vorschr. meester ende daer af soe poi nten hi, bi rade des ammans van Brussel om V croenen. » (R.A.B" R.K., nr. 1269 1). In 144 l werd « Dierick van den Broecke, die te Bei rsele in de meyerije van Rode van Live ter doot bracht (vermoordde) wijlen jan Hoestoel geheten de drayere ontrent 18 jaeren geleden, tot drie li bers (ponden) bestraft ». ( R.K. 12.531). Heel zwaar was die straf wel niet. Men ziet dat er van alle soor ten van oude tijden bestaan hebben. l n een dekanaal verslag over 1594 staat vermeld dat een genaamde Ü?deverd van Beeringen, gehuwd, betrekkingen onderhoudt met Katanna van K erckhoven. Zulke zaken zullen wel een g rote uitzondering zijn geweest, vermits men het de moeite waard vond ze aan te stippen. T rouwens, in het verslag van 1654, leest men dat er geen opstand igen, verdachten zijn en ieder zij n Pasen houdt; in dat van 1688 hetzelfde en dat er geen schandaalmakers zijn ; in 1711 dat er twee hun Pasen niet hebben gehouden, maar dat de pastoor hoopt ze daartoe te kunnen bewegen; in 1739 vervu lden allen hun paasplicht. (A.A.). • D at wil daarom nog niet zeggen dat ze heiligen waren. We hebben ten andere reeds gezien dat ze in herbe rgen en in schuttersgilden nogal wat herrie verwekt hebben. De oude Beerselaar zal wellicht niet zo onderdani g zijn geweest als de aanwezigheid van machtige dorpsheren mocht laten onderstellen. Hij was gewoon aan verzet en krachtige taal. De officier van Drogenbos had in de jaren 1700 proces-verbaal opgemaakt tegen Jan van l sterdael, pachter te Beersel, omdat deze met een kar in het graan gereden had, maar j an liet zich dat niet aanleunen en reageerde « in verbis » : « Wij hebben de fer t aan u, wij sullen u bij Godt wel hebben." wij sullen noch over de graenne reyden ... loopt naer den duyvel. .. cloppende alsoo op sijn gat segghende, dat is voor u... steekt uwen nes in t hol van tgat » ... (0. 3.1 80). 262


I

1n september 1713 waren Bartholomeus « cassayer woonende tot Beersel aent rood cruys » en zij n vrouw Francisca naar Hallekermis gewees_t; Francisca droeg haar gouden ringen. Terug thuis, had ze die ringen, waarvan « eenen was ront ende den anderen met eenen steen bij forme van diamant ende van binnen geteeckend met eene F ende B in een roodt doosken het gene was open vijzende... in het layken van eene kist gelegt... in de kiste was er ook lijnwaet ende cleederen ». De kist stond in de « camer aen het bedde » en soms bleef de sleutel erop steken. Een tijdje nadien « wesencle de kermisse van Beersel. .. sijne vrouw wesende de ringen aen te doen » vond zij ze niet. Nader toekijkend werd bevonden dat de voordeur met een mes was opengedaan. Zo'n twee ringen dat was een heel bezit en onze twee vrienden lieten er dan ook geen gras over groeien om ze terug te vinden. Na veel vragen en zoeken kregen zij ze eindelijk terug van een inwoner van Dworp « geheeten j an Ploempaert, 32 jaar oud, wiens broeder wordt genoempt Giel ende woont in den Plompaert ». Deze, die eigenlijk j an de Nayer heette en zager van beroep was, moest natuurlijk weten te zeggen waar hij ze gehaald had. Hij verklaarde dat hij ze gekocht had van Michiel Engels van Rode, « in de wandelinge genoempt Machiel soeckt sijn vaeder ». Michiel Engels, 20 jaar oud, geboren te Beersel, « sone Anthoon ende van Anna Bourines doen sij leefden », wonende te Beersel, was jong wees gebleven en moest zich tamelijk jong uit de slag weten te trekken. Zo was hij als handwerker gaan wonen bij Joos Goossens te Anderlecht. Hij werd het noga l gauw beu en in oktober verliet hij zijn post. Vandaar was hij naar Beersel teruggekeerd bij « sijne suster aldaer getrouwt met seeckeren Peeter » waarvan hij de « bijnaam » (familienaam) niet kende, maar die « woonde in het huys daer den officier nu lest is uytgegaen ». Vond Michiel geen ander werk of stonden zijn handen er niet naar, in elk geval, hij liet zich verleiden tot stelen. H et duurde echter niet lang of hij werd gevat en opgesloten op de Steenpoort te Brussel en op 8.11.1714 ondervraagd. Men vroeg hem o.m. waar hij de vest gehaald had die hij was aanhebbende. Hij had ze gekocht van een kleermaker wonende dichtbij de kerk te Dilbeek, toen hij bij Joos Goossens tot Neerpé bij Anderlecht werkte. Hij verklaarde ook gewoond te hebben « tot Roo bij seeckeren Guillam den bijnaam niet weetende dan dat men hem is noemende GuilJam de Coninck uyt redene hij is coninck van Alsembergh » (van de gilde van 0.L. Vrouw). Hij had ook aldaar gewoond bij zijn nicht, getrouwd met een zager Jacques Wittebol. Hij loochende de ringen gestolen te hebben, maar geconfronteerd met de Nayer, viel hij door de mand. Hij zei dat hij in het huis te Beersel bekend was doordat hjj er soms geslapen had. Hij wist dat de « voordeur niet wel en sluyte ende soa heeft htj clie opengestoote bij daege, ende niemant in cle huysinge vindende ... de ringen gestolen ». Maar Machiel had niet 263


alleen deze diefstal op zijn geweten. Bij Peeter Borremans te ~ode had hij ook een en ander gestolen. Borremans vertelde dat htj op St. Huibrechtsdag naar zijn werk op het Hof ten Berge gegaan was en zijn vrouw naar Brussel. 's Middags thuis komende om te eten, had hij vastgesteld dat een deel geld liggende in de « laye » van de kist en een deel « geknopt in eenen gestrepten neusdoek » en een ander deel « in eenen witten neusdoek » verdwenen was, alsmede een « juppon » van laken met knopen, gevoederd met bruin katoen. Dé dief was binnengèkomen door een « gat achter sijne huysinge door den leemen want aen de mose commende naa r den boschcant toe ». Borremans had « .Machiel-soeckt-sijn-vaeder, hebbende een cael hooft, gezien met de gestolen kleren, hebbende gewoont bij Guillam van Rossum ». Machiel loochende natuurlij k 1 Maar uit de konfrontatie met Borremans bleek dat « hçt juppon 't sedert de begaene dieverije was gekeert... dat het de eygenste knoppen waeren, te meer dat de golpe (golp, g ulp = split in een mansbroek) aen de knoopsgaten is gemaeckt van 't selfste laecken gelijck oock aan de justacorps ... ». Hij viel weer door de mand en bekende dat het kledingstuk gekeerd werd door de kleermaker van Dilbeek. Met de broek had hij « den juppon laeten hermaecken omda t ze sterk versleten was op de knien, oock datter eenen lap was geset tusschen de beenen ». Hij gaf ook toe gestolen te hebben « eenig h geit uyt eene kiste staende in de camer." die hij opengebrocken hadde met een capmes hetgene hij daer in huys had gevonden". twee partijen geit het eene in een bruyn stuck catoen ofte lijnwaet ende d'ander in een vrouwehuyve »... Dit was voorgevallen omtrent Allerheiligen 1713 's morgens tussen 7 en 8 uur. Om binnen te « geraecken had hij met sijnen voet een gat gestooten in den weeght (weeg, lemen wand, vgl. wandhuis weeghuis, enz.) van het huys." ». Sommige mensen hadden hem gezegd dat e r geld was bij Borremans. Hij had met hen echter niet gedeeld, maar ze dikwijls beschonken, vooral « j enne Coddaerts wesende eene coolbrandster woonende tot Roo », die wist dat het met het geld van Borremans was « waermede sij vrolijck waeren". » Buitendien had Machiel er ook gestolen een paar « cabri tte handschoenen » (van geitenleder). jupon en broek had hij in huis aangetrokken en de « quade corsaye broeck » achtergelaten". Het kapmes hing « ontrent de voordeure in de camer gecomen lancxt een cleyn camerken alwaer den knecht sliep ». Op 16.11.1714 werd het volgende vonnis gewezen : « om ten vollen te wesen geconvinieert, soo door sijene eygene bekentenissen als andersints, in de ma ent van September 1713 op eenen voornoen met een mes te hebben weeten Qpen te doen de voordeure van Bartholomeus Maes, inwoonder tot Beersel, ende aldaer gegaen te sijn tot in de camer alwaer hij gevonden hebbende den sleutel van

=

264


'' //

eene kiste, de selve te hebben geopent, ende daer uyt gestolen te hebben, twee gouden ringen weerdich t'saemen omtrent de acht pattaeens, djç_selve vercocht te hebben aen Jan de Naeyer, inwoonder tot Dworp - oock met voordaght gegaen te sijn, op St. Huybreghtsdagh van den selven jaere, naer de huysinge van Peeter Borremans, inwoonder tot Roo, ende a ldaer omtrent den acht uren van den morgen een gat met .sijnen voet te hebben gebroken in den leemen want van de selve huysinge, ende aldaer doór gewelt met een h~uwer, het gene hij daer in huys heeft gevonden, openbroken te hebben eene kiste, ende uyt de selve gestolen te hebben omtrent 30 guldens, oock uyt de selve camer gestolen te hebben een laecke juppon en broecke, beneffens een paar cabritte handschoenen; ... den selven condemnerend mits clesen gebrocht te worden op een schavot, de stroppe aen den hals, ende aldaer de ~alge Düven het hooft, tot den bloede toe te worden gegeselt ende gebrantmerkt, ende voorts in een eeuwigh banissement buyten jurisdictie van desen hertogclomme van Brabant om ' t selve te ruymen binnen tweemaal 24 uren op pen~ van de galge »._. ( Dross. vàn Brab. nr. 72). Op 5 mei van 1775, om 7 uur 's avonds, waren"ten huize van Joanna van der Strichts weduwe Pieter cl'Annau) Daniël Heymans, Hendrik Struelens, zonen van Hendrik en van Bastiaan, langs e.en voetweg op de Laarheide aan de achterkant van haar geleeg gekomen, a l « vloekende ende bannende met hoge stemmen ». Intussen trokken ze verscheidene boomplanten uit, waarop de zoon van de weduwe, Joannes, 45 jàar oud, hun vroeg« ofte dit wel gonck? ». « Jae, honsfot, antwoordde Struelens, ick sal u openscheuren ende gij moet sterven ». Ondanks haar 90 jaar liep moeder Dannau haar zoon te hulp, maar de andere aanrander, Heymans, riep haar toe « g ij houde toeveres, gij mo.et sterven ». Ze werd neergeworpen, , maar ze beet in zijn vingers. Struel_ens pakte een staak op, zoveel als hij kon heffen, beukte de deur ermee in en smeet de vrouw buiten. Daarop gingen de baldadigaards weg. Een getuige, frans Swalus, 32 j,aar oud « sijnde op sijn lant ontrent den Laebosch », had de zoon horen roepen « waerome comt gij mijne moeder smijten op onsen bijvanck », waarop de anderen antwoordden : « ick scheure u van onder tot boven open ... ». (G. 374). Voortijds, en enigszins nog tot aan de eerste wereldoorlog, waren de mensen meer op eigen volk en midden aangewezen. Een dorp was een gesloten gemeenschap en nad een eigen karaktertrek. Onder invloed van onderwijs, lektuur, radio en televisie, vlotte verkeersmiddelen enz. vervlakken en vervagen alle versehillen. Beersel is ook niet meer het oude, ho0fdzakelijke boerendorp. De bevolking is thans zeer gemengd. In 1957-58 waren er op de 2.125 ingeschreven kiezers slechts 733 die te Beersel zelf gebor:en zijn. De tweedei;den van de inwoners komen dus van elders ... Vóór de Franse inval werd er in de bestuurszaken nooit een andere taal dan die van het volk gebruikt. Qe bezetter verbood op zware straf een andere dan de Franse taaJ te bezigen.

265


Op 2 Thermidor Jaar 11 van de onverdeel bare Republiek ( 1794) vernieuwde de Konventie het verbod eender welke akte in een andere taal op te maken dan het Frans, op straffe van zes maanden gevangenis ! Daarbij bleef het niet. Op 25 Prairial van het jaar X I ( 13.6.1803) verscheen een besluit waarbij werd voorgeschreven, dat in de ingel ijfde Z uidelij ke Nederlanden, na verloop van een jaar, alle openbare akten in het Frans dienden gesteld, alleen bij wijze van kanttekenin g zou bij de minuut een vertaling in de landstaal mogen worden toegevoegd, zo de par tijen dit wensten. Onderhandse akten mochten nog in de vol kstaal worden opgemaakt, mits de partijen, op eigen kosten, een Fr anse, doo r een beëdigd vertaler voor juist verklaarde vertaling lieten bijvoegen. Alle protesten hiertegen, o.m. van de Brusselse Kamer der notarissen, mochten niet baten. Al deze maatregels, namens de broederlijkheid, de vrijheid en de gelijkheid, hadden tot gevolg dat al de openbare funkties in han den van F ransen en W alen moesten vallen, wat clan ook gebeurde. Van 18 15 tot 1830 kwam daar geen grote verander ing in. De plooi zat erin en uit het middelbaar onderwij s was de volkstaa l totaal geweerd , zodat zij die de toon aangaven en in aanmerking kwamen voor openbare ambten, hun eigen taal niet voldoende meer beheersten, ja, ze alleen nog konden spreken. In de laatste jaren kwam in die onnatuurlij ke toestand en ige verandering, maar na de Belgische omwenteling trachtte men de volkstaal met man en macht uit te roeien. Omstreeks 1850 herneem t de natuur stilaan haa r rechten en vin dt men al ettelijke akten en verslagen van het gemeentebestuur in het Nederlands gesteld, tot ten behoeve van de baronnen de Roest d'Alkemade - van Hollandse afkomst • - alles weer Frans werd. N iettegenstaande dat alles bleek dat bij de volkstelling van 1846 er te Beersel 99,36 % Vlaamssprekenden waren. Het was de meest Vlaamse gemeente van het gewest. U kkel had er 94,85 %, Drogenbos 88,85 % ; Alsemberg 96,80 % en Rode 93,95 %. Volgens de j ongste telling ( 1947) telt Beersel 19, 15 % fransverkiezenden. D e invloed van Brussel met zijn toen nog 60,28 % ui tsluitend Vlaamssprekenden was niet zo groot en St. Gillis, Vorst en Ukkel waren toen nog gewon e Vl aamse dorpen. Ba ron de Roest van Alkemade, die in de herenigde Nederlanden ook burgemeester was van Alsemberg en Linkebeek, schreef een voortreffelijk Nederlands. Bij de tell in g van 1930 bleken op de 2504 inwoners, 86,78 % Nederlandssprekenden en 8,99 Fransverkiezenden te zijn, deze laatsten meestal inwijkelin gen uit het Brusselse. De plaatselijke handel ontgaat natuurlijk niet aan deze invloed der verfranste Brusselaars, die er zeer talrijk op de weekeinden « boterhammen met 266


.

--~~~..,,.,.=~-:--=- ...,......·-~-..,.-- - ·-

//

-------

platte kees » of liever « tartines au fromage blanc » of « au schepkees » en andere fijne kost en straffe lokale bieren « op de buiten » komen rr. deg1:_1~teren ». D e f el omstreden volkstell ing van 1946 leverde in taalopz icht de volgende cijfers op : alleen Nederlands 1305, alleen Frans 195, Nederlands en Frans 989, Frans en Duits 1, Nederlands en Duits 1, Frans, Nederlands en Dui ts 30, geen van de drie landsta len GO : 54 daarvan waren buiten landers." Velen onder de Franstalige ingewekenen dragen een mooie, oude Vlaamse naam, wat bewijst dat hun voorouders Vlaamse mensen waren. Door de omstandigheden werden ze van de taal van hun voorouders vervreemd en zelfs afkerig. Of het inmiddels wer kelijk zó schoon is, in de Vlaamse streek, zijn afkomst te verloochenen en - voor sommigen - anderen ertoe te brengen de hunn e te verloochenen valt nog te bezien. D e autochtone bevolking, de oude famil ies die sedert vele geslachten dezelfde percelen bewerken, dezelfde wijken bewonen, worden al maar door meer overstroomd door ingewekenen uit alle windstreken, zonder r'echtstr eekse band met het dorp. Het komt erop aan dat ze de herinnering aan hun voorzaten zouden in ere houden, evenals hun eigen aard en taal. En wat de nieuwe inwoners betreft, bij hen wordt belangstelling gewekt voor alles wat hen omringt, de oude plaatsnamen en gebruiken, de overblijselen van het verleden." zodat ze op hun beurt met de gemeente vergroeid geraken. Ja, ook de taal van hun medemensen. Het volstaat immers niet alleen de natuur en stenen monumenten te waarderen, ook de taal is wel het oudste en eerbiedwaardigs te monument van een land. Om te besluiten kunnen we misschien zeggen dat de Beersel aar zich niet zeer druk maakt over grote problemen, beha lve die van de klein e dorpspoli tiek. Hij weert zich in het leven, laat zich de kaas niet van het brood eten. Hij is nuchter en zakelijk, geen dromer, geen dichter. Op de achterkant van een lias van het gemeen telijk archief uit 1814 staat wel het onderstaande « ged icht » geschreven, maar het is ook van praktische aard, n. 1. een wijze raad voor vrijers... j ongheyd die u tot vrijde wilcl stellen Siet dat gij op u woorden let D at gij aen niemand en gaet vertellen Wie dat gij in uwe zinnen stcld Betrouw noyt uwe geheymste vrinden Hetzij groot of het zij kleyn. Want dan zult gij ondervinden Dat gij zult bedroge zijn Hèt beste dat u tot vrijde kan leyclen dat is de stilswijgentheyd

267


Want men vind dat onder het vrijde Altijd is veel haet ende nijd. Dat liedeken wordt voor u gezongen Want waer men mind of waer men vrijd Vind men altijd kwaede tongen Obstokers van den twist en nijd.

Geestelijke personen en priesters uit Beersel. - fan Matton was in 1624 « weerdigen broeder in de priori je van Sevenborre » ( 0. 344). Op 4.9.1693 overleed alhier Elisabeth van Bo·e sdonck, geestelijke dochter. fan Van den Nacht. Samen met P.J. Tellier, uit Waterloo, wiens moeder Anna-Maria de Ridder uit Alsemberg was, MQrtas, die pastoor van Sint-Bonifacius te Elsene werd, Filip Steen, uit Alsemberg, studeerde hij Latijn bij pastoor de Houwer in deze laatste gemeente en trad in het Seminarie op 28.9.1818. Hij werd onderpastoor te Waver en op 16.9.1823 pastoor van Ohain, tegen zijn zin. Tn 1853 vindt men hem als pastoor te Baulers en een laatste maal op een vriendenkransje bij Tellier, zijn oud-medeleerling, die inmiddels kanunnik titularis van het aartsbisdom was geworden en in wiens dagboek ( 1804-1873) deze inlichtingen voorkomen. De oom van deze T ellier, Lambrecht de Ridder>- geboren te Alsemberg 17.3.1 792, zoon van Pieter en van Maria Anna Surkeyn, werd te Brussel priester gewijd door Mgr. van de Velde de Melroy, oudbisschop van Roermond, en overleed 26.3.1821 als onderpastoor van Heikruis. Hij had ook Latijn geleerd bij pastoor de Houwer.

jozef Goossens, geboren te Beersel 27.10.1801, werd priester gewijd 10.8. 1824, onderpastoor te Elewijt 27.6.1825 pastoor te Wezembeek 18.10.1839 tot 6.4.1850 (F. Maes, E.S.B., 1957 blz. 379). ' Alf.ons de Cuyper, geboren te Beersel 5.2.1870, zoon van Willem, geboren te Dworp, 29.8. 1817, overleden te Beersel 2.4. 1900, en van Theresia de Cuyper, geboren te Ukkel 1.5. 1831, overledente Beersel 30.8.1898. Alfons werd te Mechelen priester gewijd 6.4.1896, onderpastoor te Scheutveld 18.4.1896, te Nijlen 24.9. 1898, te Brussel Miniemen 28.9. t. 1900, pastoor te Kuregem St. Franciscus-Xaverius, 27.3.1919, te Vilvoorde O.L.V.-Gasthuis 4.3. Pastoor Alfons de Cuyper (1870-1950) 1935, er overleden 4.3.1950. 268


,_.......,_..___________--=_______

.._..""':-~~-..--~~~--~~--~~~~~-~~

,,1

Pieter van den Bosc/11 geboren te Beersel, zoon van Jozef, schoolhoofd, en van Isabella Mommaert, priester-missionaris van Scheut, gewijd 1.8.1943. Vertrok in april 1946 naar de missie in Kasaï. '

jozef Maria Pieter van den Bosc/1, geboren te Beersel 23.9.

1912. Zoon van Pieter, koster, en van Karolina van Cutsem. Priester gewijd 16.2. 1936, onderpastoor Kraainem 19.2.1936, Hekelgem 11.8.1942, godsdienstleraar Rijksmiddelbare school .Mechelen 12.3.1960.

Pieter j ozef Alfons Verdronckein, te Beersel geboren 9.5.1896, zoon van Pieter Hil arius, geboren te Ukkel 14.1.1864 en overleden te Beersel 2.10.193 1, en van Maria Isabella de Cuyper, geboren te Beersel 18. 12. 1863, overleden te Oudergem 2 1.4. 1932 en begraven te Beersel. Pieter Jozef Alfons werd priester gewijd te Mechelen 28.2.1919, le raar aan het O.L.Vrouw van Ha lle-gesticht te Halle 2 1.9.1921 , onderpastoor te St. Oillis-Opbrussel 16.8. 1926, pastoordeken van St. Kwintens-Lennik 18.4.1941, te Tienen St. Oermanus 26.6. 1944.

'

269


-

......... .._.

HOOFDSTUK X

DEMOGRAFISCH OVERZICHT

Bevolking. - Pas van 1664 af werden de huwelijken en overlijdens en van 1668 af de geboorten, opgetekend. Volkstellingen zoals in onze tijd werden er niet gehouden. Men is dus zeer schaars ingelicht over de bevolkingscijfers vroeger. De oudste, zeer onvolledige aanwijzing is uit 1374, toen er bij de telling van de volwassen personen in het hertogdom Bräbant, welke drie jaar lang een jaarlijks bedrag van ten minste een gouden mottoen konden betalen tot bestrijding van de uitgaven veroorzaakt door de slag bij Bäsweiler bij Gclscnkirchcn, te Beersel negentien zulke personen waren. In verband daarmee lezen we in la « Grande Enquête de 1389 » van ]. Bolsée, dat « de goide liede van Bersele clagen dat sij gaven Everart Connen (meier van Rode) haers dancs en huers willen ende dat sij hem wel jonsten ende om dat sij tbuus bleven van den iersten orloge van Gelre 6 gulden ». In 1435 telde men 40 huizen; in 1480 nog slechts 9 ! Waaraan was deze g rote terugloop te wijten ? Het is bekend dat er in de middeleeuwen geweldige epidemieën van besmettelijke ziekten geheerst hebben. In de 14'10 eeuw b.v. heerste er in Noorwegen de g rote pestepidemie, de Zwarte Dood geheten, die de bevolking tot een vijfde uitdunde (Olaf Gullvag, Het begon op een midzomernacht, blz. 974). Ook in onze gewesten, voornamelijk te Brussel,· werd de bevolking in die tijd meer dan eens geteisterd, onder meer in 1310. 1489, 1555, 1636 en 1651. (C.T., Gesch. van Linkebeek, blz. 220; Gesch. van Alsemberg, blz. 202). De cijfers van de oude tellingen geven het aantal inwoners niet op, alleen het aantal haarden of huizen, in een zeldzaam geval de schoorstenen, omdat sommige huizen er meer dan één hadden. Om dan het bevolkingscijfer bij benadering te berekenen werd aangenomen met vijf (sommigen tellen er 4 1/2 voor) te vermenigvuldigen, gelet op het feit dat een gezin. buiten de beide ouders, gemiddeld bestaat uit drie kinderen of voorouders ten laste. Blijkbaar zou cle coëfficient 4 dichter bij de werkelijkheid komen. Immers, volgens de verder vermelde telling van 1748 waren er toen 100 gezinnen met een totaal van 401 personen en in die van 1755 bedroeg het gemiddelde ongeveer 4,05. Daarbij spreekt het wel vanzelf dat de oudere toestanden eerder ongunstiger zullen geweest zijn. 271


Hoe ook, men stelt vast dat, bij de aanvang van de 15"c eeuw, de bevolking een neiging vertoont om te gaan toenemen, vrij langzaam en met stilstanden en zelfs met bepaalde dalingen op het einde van de 1511 c• eeuw en daarna tussen 1540 en 1560, evenals op het einde van de 16"0 eeuw. In 1525 werden 54 huizen opgetekend, wat gerekend tegen een gem iddelde van vier personen per gezin, ongeveer 216 zielen zou geven. Van 1614 doen de dekana Ie visieten of landdekenverslagen ons vrij benaderende cijfers aan de hand. D eze cijfers betreffen echter alleen de personen die tot de paasplicht gehouden waren, die dus meer dan elf jaar oud waren. Om het totale benaderdencl aantal inwoners te bekomen moeten die cijfers zowat met 24 % vermeerderd worden. Volgens die dekanale visieten van 16 14-1619 waren er toen 180 Pastoor-deken P. Verdroncken. paasplichtigen (A.A.), in 1622- 16241627 : 200. In 1657 zijn er 225, in 1659, 200, in 1660, 230. Het jaar daarop opnieuw maar 220 i in 1662 en 1665, 230. I n 1666 stel t de pastoor vast dat er dat jaar v ier lij ken waren, dat er in de 7 of 8 jaar ervaren gemiddeld 2-3 waren en dat er soms jaren waren zonder één sterfgeval. Dit wijst er natuurlij k op dat de bevolking zeer klein was (A.A.). In 1686 waren er 40 hutten, 2 brouwer ijen, 7 herbergen, 2 winkels, 1 kasteel. D eze getallen, uit j.Cuvelier's Dénombrement des Foyers... lij ken niet volledig, want in 1685 bedraagt de bevolking ongeveer 310 inwoners, een vrij betrollwbaar cijfer doordat de landdeken, benevens de paasplichtigen, ook de niet-paasplichtigen opgeeft, nl. 60. Voor de volgende jaren krijgen we ook volgende cijfers, nl. 1688 : 220, of 30 minder, een gevolg van de Franse invallen; in 1711 : opnieuw 250;

1739 : 350; 1740 : 400. Volgens de « Lieste van de famillen van Beersel opgenomen door Martinus Mertens scepenen ende Jan B. van Isterdael bedesetter den 29 july 1748 » (G. 377), waren er 100 gezinnen met in totaal 401 inwoners. Er waren 2 gezinnen van t persoon, 22 van 2, 25 van 3, 15 van 4, 20 van 5, 8 van 6, 3 van 7, 4 van 8. 1 van 9 ( Filip Mornmaert), 1 van 10 (Sebastiaan van Isterdael) . Óit maakt dus juist gemiddeld vier personen per gezin. Er waren 6 gezinnen L ots, 6 gezinnen Wauters of W outers, 4 gez innen van Isterdael, 4 gezinnen Mertens, de Ridder, 3 gezinnen de Becker, Van der Linden,

272


de Mol; 2 gezinnen de Genst, Loeckx, Belsack, Michiels, Heymans, Parijs, Mommaert, Van St. jan, Locus, de Rauw, de Greef, Maes, de Bue, 1 gezin de Wandeleer, vander Haegen, Herremans, de Wit, Servranç!gc, T eunens, Tielemans, Steenlandt, Wijns, Berckmans, Ophalvens, Struelens, Mathijs, van Campenhout, van Cutsem, Pauwels, Matton, Crockaert, Danau, van Diest, Cammaert, Merschalck, van den Abbeele, Meerts, Hofmans, Vellema ns, de Fourneau, de Busscher, Houwaert, de Kegel, Bonnewijn, de Mesmaecker, Walschot, Senpoul (Saint Paul), Knockx, Alebits, de Haes, van Bellinghen, Libeau, de Nayer, Swalus. S lech ts bij drie personen is het beroep aangegeven, nl. Anthoon Libeau, koster; j an de Bue, smid en Gillarn Lots, ~choenmaker. De voornamen en het aantal van elk ervan waren : jan 19, Francis 12, Gillam 10, Hendrik 6, Filip en Pieter elk 5, Jakobus, Niklaas en Daneel elk 4, Joos, Gillis en Kristiaan elk 3, Antoon, Pieter van den Bosch. T obias, j .B., Sebastiaan, Missionaris van Scheut. Andries elk 2, Dirk, Jeroon, Albert, Arnold, Jochem, Marten, Bertel, Augustijn, Michiel, Karel en Laureis elk 1. Op 20.5.1750 werd een inwoner van Beersel, Pieter Mathijs, echtgenoot van Martina van Ossel, bedolven en gedood bij de afbraak van het Kasteel van Drogenbos. (P.B.). Dit kasteel was omstreeks 1720 gebouwd door .Maria Hendrika de Caretto y Grana, weduwe van hertog Filip Karel F rans van Arenberg. Na haar dood, 22.2.1744, lieten de erfgenamen het om een weinig loffelijke reden ten g ronde afbreken. De meubelen enz. en al wat enige waarde had, werden naar Edingen overgebracht. (C.T., Gesch. van Drog., 1942, blz. 30). Op 11-1-1755· werd « Wettelijck geformeert ende opgenomen coram de heer de Hullegarde, meier, Alber tus Wijns, schepen, P.J. de Hulder, griffier, de onderstaande lijst van de inwoners van Beersel, en mede ondertekend door de « respectieve pastoor ende armmeesters » : « Liste, opneminghe ende overdrachte der persoonen gedaen ingevolghe het Placcaert van hare majesteyt van den 27.12.1754: Sebastiaen van lsterdael, pachter, met 39 bunder land, zijn vrouw, 3 kinderen van 3, 2 jaar en 8 maanden, 4 knechten eh 2 meyssens. Hendrik van Campenlwul, pachter met 12 b. land, vrouw en 6 kinderen oud t 0, 8, 7, 5, 3, 1 1 /2 jaar, 3 knechten, 2 meiden. 273


Guillam van der Linden, pachter met 34 b., vr. 3 k. 5,4 en 2 jaar, 4 knechten, 2 meiden. . fan van Sint fans , kossaard, vr.~ 5 k. 14, 1~, 8, 4 en 2 Jaar. jan Machiels, koss., vr" 1 k. 6 J., 1 vondeling van 10 1aar. . Albert Wijns, pachter met 8 b. , vr" 6 k. 20, 14, 9, 6, 4, 2 J., knecht. Aert de Ridder, pachter met 10 b" vr., 5 k" 26, 23, 20, 16 en 10 jaar. Clzristiaen Cammaert, pachter met 14 b" vr., 6 k" 20, 17, 13, t t , 8, 1 jaar en 6 m. jan Baptist van /sterdael, pachter met 27 b. vr" 5 k., 29, 20, 18, 15, 1 t jaar, waarvan twee gebrekkelijke, l knecht, 1 meid, een vond. van 20 j. Nicolaes de Bue, kossaard, vr., 2 k., 4 en 2 j. De weduwe Nicolaes Simelon, wever, 3 k., 20, 19 en 15 j. Hendrick Mommaert, pachter met 3 b., vr., 4 k" 7, 5, 3 j. en 6 m.; 1 meid. Guilfam Mertens, herbergier, vr., 1 k., 5 j. en een jongen van 8 j. Guillam Lots, kossaard, vr., l jongen 9 j., 1 meid. Joos van der Linden, pachter, met 15 b., vr" 4 k" 12, 5, en 3 j. en 4 maanden, 2 kn. 1 meid. Hendrick van /sterdael, pachter met 23 b., vr" 7 k., 19, 16, 12, 9, 3 en 1 j. Sebastiaen Struelens, herbergier met cleyne neeringhe, vr. 5 k., 7, 6, 5, 4 en 1 j. ' Daniël Lots, kossaard, vr., 3 k., 7, 4 en 2 j" 1 meid. Francis Wauters sone Simon, kossaard, vr., 2 k. 3 j. en 6 m" een gebrekkelijke dochter 30 j. fan Homvaert, koss" vr" 2 k., 10 en 13 j. 'Francis de Busscher, koss" vr., 3 k., 11, 7 en 4 j" een « dochterken » van 11 j. Jacqu es de Mesma eker, herbergier en pachter met 11 b" 3 k" 40, 33, 27 j. en een dochterken van 11 j., 1 meid. Francis Walschot, koss., 1 k. van 18 j., 1 vond. van J3 j . .Francis Mertens, herbergier, vr" 7 k. 14, 12, 10, 7, 5, 3. t j. fan Knockx, koss" vr., 1 k. 12 j. Dllr. Egidius de Coninck, pasto ir, met competentia van 400 g.; s ijne moeder, 1 meid. Gillis Lots sone Guillarn, schoenmaker, vr" 1 k. 1 j. Augustijn Lonis, koss., vr" 1 k. 13 j. fan Lots sone Matheus, koss., vr" 1 k. 18 j" 1 vond. 16 j. Daniel Belsack, o ff icier, vr" zijn oude moeder, 1 k. 4 j. Jacobu s Wout ers, strodekker, vr" 5 k" 17, 16, 12, 8, 1 j. en 3 vondelingen 17, 10 en 3 jaar oud. Weduwe de Fourneau, 3 k. 32, 25 en 20 j" en een oude moeder. 274

)


Andries van Sint fan s, kossaard, vr" 4 k., 5, 4, 3 en 3 maanden, en een vondel. 12 j. Berta/ Maes, kossaard, vr., 2 k. 25 en 20 j., 1 vond. 12 j. Den hcere Michiels, kapelaan kastraal, een meysen ofte gouvernante. Nico/aes Maesschalck, pachter met 7 b., vr. 2 k. 10 en 8 j., l kn., l meid. ]an-Baptist Meerls, pachter met 14 b., vr., 8 k. 26, 24, 17, 14, 11, 10, 7 en 5 j. Nicolaes Meerts, brandewijns toker, vr., 2 k. 4 en 2 j. Peeter Maes, kossaard, vr., 5 k., 9, 7, 5, 2 j. en 6 weken. Jacobus Machiels, kossaard, vr., 2 k. 6 en 2 j. Tobias S1v.alus, smid, vr., « en sijne vrouwe s uster » 8 j. oud, 2 k., 2 en 1 jaar. Ouillam Wouters, kossaard, vr., 2 k., 21 en 15 j. Weduwe j.oachim de Mol, kossaa rd, 4 k., 24, 23, 17 en 15 j. jan de Rau, pachter met 5 b., vr., 3 k., 7, 3 e n 1 j., 1 meid, knecht. jan Maes, kossaard, vr., 4 k., 16, 11 , 6 en 1 j., 1 vond. van 6 maanden. Chris/iaen van Cutsem, herbergier, met kle ine nering, vr., 2 k., 4 en 2 j., 1 meid, 2 vond. 10 en 9 j. De erfgenamen wijlen Philips Mommaerf, pachte r met l 0 b., 6 k., 33, 27, 24, 22, 20, 18 j., 3 knechten. Daniel Lo.nijs, kossaarcl, vr., 2 k., 2 en I j., 1 meid, 2 vondelingen 2 en 1 j. jan de Mol, kossaarcl, vr., 2 k., l 1 en 6 j., 2 vondel. 11 en 9 j. jan Mertens, smid, vr., 7 k., 12, JO, 7, 5, 3, 2 j. en 2 maand. Gillis de Nayer, herbergier, vr., 5 k., 20, 17, 14, 12 en 6 j., « één van den armen van Halle », 12 jaar oud; 1 meid. Joos de Bue, kossaard, vr., 3 k., 6, 3 en 1 j., 1 vond. 2 j. Antoen Libeau, koster en schoolmeester, vr., 5 k., 10, 8, 7, 3 j. en 1 van 3 weken. S ebastiaen Thielemans, kossaard, vr., 5 k., 13, 10, 8, 7 en J j. Simon Bonneivijn, herbergier en wagenmaker, vr., 2 k., 4 en 2 j., 1 knecht, 2 vondel. 9 en 7 j. Ouillam Herremans, kossaarcl, vr., 3 k., 7, 5, en 3 j. 1 meid, vond. van 12 j. Francis de Wit, kossaarcl, vr., 1 k., 24 j. jan Wouters, kossaard, vr., 2 k., 20 en l 9 j. jan Loecx, kossaard, vr., 4 k., 8, 6, 4 en 2 j. Francis Theunis, kossaard, vr., 2 k., 16 en 6 j., 2 vond. 15 j. en 6 maanden. Weduwe Philips de Becker, kossaard, 4 k., 20, 18, 16 en 14 j. Nicolaes 8erckmans, pachter met 8 b., 7 k., 24, 23, 21 1 19, 17, 12 en 10 j. Hendrick Heymans, sone He ndrick, kossa::ml, vr., 4 k., 14, 10, 8 en 5 j.

275


Antoen de Geynst, herbergier, vr. , 5 k., 33 , 20, 10, 8, 7 j. waarvan één gebrekkelijk. . . . Guillam d e Wandeleer, 1ongman, herbergier en beenhouwer. jan Ophalvens, herbergier en winkelier, yr., 3 k., ?• 5 j., en 2 maanden, 1 knecht, 2 meiden, een vreemd kind van 9 J. Pauwel Coppens, jongman kossaard. Daniel Loucx, kossaard, vr., 1 'k., 3 j. H endrik Heymans, sone Peeters, vr., 6 k. 14, 10, 8, 6, 2. 1 j . f .B. Poupelemon, en huisvrouw. . Dirick van der Ha eghe, vr., 3 k" 9, 7 en 5 1aar. Francis Ophalvens, vr., 2 kind. 10 en 7 j. Nicolaes Struelens, vr., en een oud man . Guillam Parijs, vr. 3 k., 8 en 6 j. en 6 maanden. jan Roelant, vr., 1 k., 6 maand oud. Herbau Belanger, vr., 2 k., 3 j. en 4 maa nden; een gebrekkelijke jongen van 18 j., 1 oud man. Francis Alebits, en vrouw. Philips Croeckaert, vr., 3 k., 10, 5 en 3 j. oud. ]an de Bue, vr., 1 kind van l 7 j. Weduwe Pauwel' de Broyer, 4 kind. , 6, 5, 4 en 1 j. en een oud man. Jan Pauwels, vr., l kind van 12 jaar. De vrouwe van jan de Kegel, 3 kind. 14, 12 en 9 j. Weduwe jan Walschot, 2 kind. 2 1 en 14 j. Gillis van Herenthals, vr., 1 kind van l jaar; 1 oud man. Francis Lots, vr., 3 k. 13, 8 en 5 j . .Francis Hotmans, vr., 2 kind. 10 en 6 j. Martinus van der Linden , vr., 1 kind van 15 jaar. Philips van Diest, vr., 2 k. 25 en 12 j. jan de Greef, vr., 2 doofstómme kinderen, 25 en 23 jaar. P eeter de Greef, vr., 1 kind 24 jaar. Peeter Damzeau, bejaard man, vrouw, 1 kind 23 jaar. Nicolaes de Mesmaeker, vr. , 3 k. 13 en 8 j. en 1 van 6 maanden. Ouillam Matton , en vrouw. W eduwe Daniel Goossens. Laureys de I<egel, vrouw, 1 kind van 1 jaar. Peeter van Bellinghen, vr. , 3 k., 9, 6 en 3 jaar. Gillis de Mol, vr., 5 k., 14, 12, 9 en 7 jaar, 1 van 8 clagen. Ferdinandus en Tobias Parijs. Peeter van ter Cl.uysen, vr., 2 k . 3 j. en 1 van 1 maanden. Gillis van Laeffiem, vr., 2 k., 6 j. en 1 van 1 maand, 1 meysen, arm daerbij woonende. W eduwe Hendrick de Becker, 2 k . 14 en 12 j., t vo ndel. van 10 j. De vrouwe van j osine Macfziels (sic), 3 k. 15, 13 en 6 jaar. jan de Becker, vr., 3 k. 18, 12 en 9 j. 276


-

,,,_

...

Jeroen t'Servrancx, vr., 5 kind. 19, 14, 7, 3, 2 j. , waarvan twee gebrekkelijk. Weduwe Gui//am d e Wande/eer, 4 kind. 22, 20, 14, 8 jaar. (R.A.B.,-P.0., Reg. 383, fo. 50 tot 62). Onder deze 104 gezinnen waren er 19 met één kind, 25 met 2, 20 met 3, 12 met 4, 11 me t 5, 5 met 6, 4 met 7 en 1 met 8 kinderen. W einig grote gezinnen dus, wat dient toegeschreven aan de grote kinde rsterfte en aan het feit dat doorgaans op een latere leeftijd dan thans gehuwd werd. In 176 1 waren er 138 gezinnen, verdeeld over 136 huizen : in cingulo ecclesice ( in de dorpskom) 80, in viculo Daghelberghe (straat) 8, Neerbeersel t 2, in vico de Calevoet (de straat naar Kalevoet) 8 en in viculo te T ex 4 ; vico de Larije (Laarheide) 24. In 1774 noteert men 512 paasplichtigen, 10 geboorten, 15 sterfgevallen en 2 huwelijken. Meer s terfgevallen dan geboorten ! 1n 1792 telde me n 27 geboorten, 5 huwelijken en 20 overlijdens; in 1794 bedragen deze cijfers onderscheidenlijk 25, 3 en 47. Dus 2 geboorten en 2 huwelijken minder en 27 overlijdens meer, een en ander wellicht het gevolg van de Franse inval en bezetting. In 1793 waren er 550 inwoners. In het jaar Vlll ( 1800) waren e r nog slech ts 570, tegen 809 in 1786. Bij een telling op 15.2. 1814 waren er 19 weduwnaars e n 21 weduwen. Er waren 17 gezinnen met 1 kind, 43 met 2, 22 met 3, 17 met 4, 6 met 5, 1 met 6, 2 met 7. De leeftijd van de getelde personen boven 12 jaar bedroeg : 5 van 12 jaar, 17 van 13, 14 van 14, 13 van 15, 23 van 16, 19 van 17, 9 van 18, 11 van 19, 16 van 20, 16 van 21 , 19 van 22, 9 van 23, 7 van 24, 14 van 25, 8 van 26, 11 van 27, 17 van 28, 8 van 29, 14 van 30, 9 van 31, 9 van 32, 16 van 33, 9 van 34, 6 van 35, 15 van 36, 3 van 37, 6 van 38, 8 van 39, 14 van 40, 7 van 41 , 7 van 42, 12 van 43, 7 van 44, 8 van 45, 6 van 46, 11 van 47, 7 vari 48, 9 van 49, 9 van 50, 1 van 5 1, 9 van 52, 5 van 53, 3 van 54, 4 van 55, 5 van 56, 2 van 57, 9 van 58, 4 van 59, 16 van 60, 1 van 61, 4 van 62, 3 van 63, 4 van 64, 8 van 65, 2 van 66, 4 van 67, 1 van 68, 2 van 69, 7 van 70, 1 van 71 , 2 van 72, 1 van 74, 2 van 75, 5 van 76, 2 van 77 1 van 78, 1 van 80 en 1 van 82 (J.B. Mommaert, pachter) (A.G.), 'samen 678 inwoners. De bevolkingsbeweging was toen niet zo groot als thans. Onder in- en uitgaanclen, gewoon lijk bij huwelijk, treft men alleen personen aan uit Alsemberg, Anderlecht, Buizingen, Drogenbos, Dworp, Elsene, Halle, Huizingen, Leeuw, Lin kebeek, Rode Ruisbroek, Schaarbeek, Ukkel en Vorst, de onmiddellijke omgeving dus, en in zeer kleine getale. W egens de bijzondere ligging en omstand~gh eden groeide de bevolking sinds 1830 niet in dezelfde mate als dte van andere zoals Drogenbos (600 % ); Ukkel (770 % ); Ru_isbroek (bij de 1000 %) . Dit laat zich verder verklaren door het feit dal Beersel ver van de 277

&

s-w


spoorweg lag. Even vóór 1930 werd de rechtstreekse spoorverbinding Brussel-Schaarbeek (Josafat)-Halle dwarsdoor .het B~ers~_ls grondgebied aangelegd, echter zonder spoo r~egsta ti on. Die ltJn dient trouwens alleen voor goede renvervoer. (Link., blz. 245-247). Enkele cijfers in de 19"" eeuw : 183 1 : 1068; 1840 : _1 287; 1846 : 1316 voor 226 gezinnen in 233 huizen, of 5,8 per gez111 . Er waren zeven onbewoonde huizen. I n 1866 was de bevolki ng onderveeld aldus :

Mannen

Vrouwen

T otaal

Minder dan 15 jaar Van 15 tot 54 jaar Boven 55 jaar

255 253 508 365 342 707 78 86 164 698 68 1 1.379 Inwoners in 1890 : 1927. 1n 1900 ziet bovenstaande tabel eruit als volgt :

Mannen Minder dan l 5 jaar Van 15 tot 54 jaar Boven 55 jaar

Vrouwen

Totaal

374 539 117 1.030

350 538 117 1.005

1.077 234 2.035

Mannen

Vrouwen

Totaal

In 1930 : Minder dan 15 jaar Van 15 tot 21 jaar Van 2 1 tot 60 jaar Meer clan 60 j aar

26 1 262 126 133 736 701 147 138 1.270 1.234 In 1935 telt men 2.504 zielen voor 65 1 huizen. In 1947 :

Minder clan 15 jaar Van 15 tot 21 jaar Van 2 1 tot 60 jaar Meer clan 60 jaar

Mannen

Vrouwen

239 92 737 231 1.299

217 106 755 260 1.338

724

523 259 1.437 285 2.504

Totaal

446 198 1.492 49 1 2.637 Op dit ogenbli k, 1960, bedraagt de bevolki ng ongeveer 3.300 inwoners. Honderdjarigen zijn er niet bekend, maar van Joos de Leener, die 31 ..3. 1673 overleed, wordt gezegd dat hij « fere centenarius » nl. ongeveer 100 jaar oud was. 28.4. 1853 : Joanna Cornelis, weduwe Karel van Nijverseel ongeveer 100 jaar (ut dicitur = naar gezegd wordt). Op 8.1.1766 overleed Giel is Bonnewijn, weduwnaar van Katarina van Volsem, 89 jaar oud, senior, de oudste van de parochie; o~ 11.2.1779 Frans Hofmans, te Dworp geboren 4.11.1685, dus 94 1aar oud; op 21. 1.1784 Jan de Bue, weduwnaar van Josina Geets « prope centena rius », die dus het dichtst bij de honderd was. (A.P.). 278


Op t 0.7. 1867 werd te Beersel een drieling geboren (Jan Leopold, j ozef en j oanna Maria ), kinderen van Jacobus .Mei in en Elisabeth . Phi lipson, uit Brussel. Van t 890 fot 1912 bedroegen de cijfers van dopen en huwelijken ; 1890 : 58 en 8; 1891 : 61 en 13; 1892 i 69 en 20; 1893 : 60 en 16; 1894: 65 en 13; 1895: 61 en 15; 1896: 70 en 21; 1897 : 68 en 16; 1898 : 65 en 15; 1899 : 59 en 23; 1900 : 64 en 19; 1901 : 70 en 22; 1902 : 71 en 15; 1903 : 58 en 15; 1904 : 62 en 19; 1905 : 53 en 27; 1906 : 78 en 22; 1907 : 57 en 24; 1908 : 55 en 21; 1909 : 55 en 27; 1910 : 58 en 14; 19 1 t : 57 en 15; 1912 : 55 en 21. In het archief van de pastorie berusten de volgende parochiale registers : Geboorten : van 26. 10. 1668 tot 29.12. 1778; Huwelijken : van 29.10.1664 tot 16.8.1797; Geboorten, huwelijken en overlijdens : van 18.9. 1797 tot 23.9. 1823. Vondelingen en vaderlandskinderen. Het te vondeling leggen van pasgeborenen, echtelijke zowel als buitenechtelijke, in het vondelingenhuis, had in de 18'10 eeuw in Frankrijk een enorme omvarrg genomen. Men bezit daarover nauwkeurige gegevens. Volgens Button was van 1745 tot 1766 het aantal kinderen, dat jaarlijks in de Parijse vondelingenhuizen w erd afgeleverd, gestegen van 3.233 tot 5.604. In 1772 werden in Parijs 18.713 kinderen geboren en werden 7.676 in het vondelingenhuis gebracht. Ook wanneer, zoals uit het politieverslag blijkt, van de vondelingen er ongeveer 2.000 afkomstig zijn van het platteland, waar geen vondelingenhuizen waren, dan blijft toch nog het verbazingwekkende feit bestaan, dat ruim een derde van alle te Parijs geboren kinderen door hun ouders te vondeling werden gelegd en overgelaten aan de zorg van de ovetheid. Het te vinden leggen werd bijzonder gemakkelijk gemaakt. Men legde de zuigeling in een « tour », een draaiende lade, die zich aan de ingang van het vondelingenhuis bevond en van daaruit w erd het kind onmiddellijk in bescherming genomen. Men kon de kinderen daar afgeven zonder dat iemand naar de naam van vader of moeder vroeg. D e meest onverschilligen en de bangsten legden de kinderen vaak in bittere kou, voor de kerkdeuren of herbergen, waar ze al vaak stierven, voordat iemand zich erom bekommerde. De encyclopedist cl' Alembert was een vondeling, die men gelukkig nog levend voor de Notre-Dame in Parijs opgeraapt had. (Morus, Het Rijk van Ven us, blz. 23 1). fn de steden zijn er steeds vondelingen ge1,,veest. Z_e werden dan gewoonlijk op de buiten uitbesteed. Op 21.2.1745 te Beersel « Ludovicus van de Plancken proles exposititia Bruxellensis » en een « proles quidam exposit it ia Bruxellensis nomine Laurentius ». (P.B.). Men vindt slechts één onwettig kind i e Beersel zelf geboren, nl. j an de Mesmaecker, als kind overleden 20.3.167 t.

279


Aan het einde van de 18de eeuw echter, toen het te lande en vooral te Brussel krioelde van krijgsvolk werd het een ware plaag. In het jaar VIII ( 1799) van de Franse Republiek waren er te Brussel zowat 3.5ÓO te vinden gelegde kinderen, waarvan er ruim 3.000 door de stad mQesten onderhouden worden. D e meeste werden in de dorpen rondom de hoofdstad uitbesteed. De pleegouders trokken een vergoeding, volgens de leeftijd van het kind, en gemiddeld 6 fr 12 per maand. Deze vergoeding viel weg wanneer het kind zich verdienstelijk maken kon voor hen die voor zijn opvoeding hadden gezorgd. De overgrote meerderheid van die schepseltjes stierven na min of meer korte tijd. De volgenden werden te Beersel begraven : 1747, Bartholomeus Gerit. 1748, Lucas"., Theresia Grinjards. 1749, Rosa ... 1750, Anna Belparck. 1752, Nicolaus Moyenvel. 1754, Elisabeth de Visch. 1757, Carolus Mouton, Vincentius de Meert, Petrus Josephus... 1759, Servatius Weyckx. 1762, Placidus Perick, Maria-Anna ... uitbesteed bij Simon Bonnewijn. 1763, Paulus Coppens alias Thomas Meys, 56 jaar oud. 1764, Clara ... Catharina. 1765, Maria Monnoyer. 1766, Laurentius Bolé, Clara van Overbergh. 1767, Elisabeth ... 1768, Nicolaus... Cornel ia ... , Maria"., Barbara"., Thomas"., jaspar van Breestraat. 1769, Dorothea Keteler, Maria Perseneer, Catharina van Holbruggen. 1770, Alexander ... , Nicolaus de Reyder. 1771, Petronilla van Hooghete, Simon, Henricus, Petrus, Martinus, Runoldus. 1772, Joannes van Deurne, Joanna Edens. 1773, Anna Maria van Deurne1 Jakobus Rijckmans, Maria Angelina van Malfait. 1774, Simon Laghmans, Andreas Segers, Karolus Kindermans, wettig kind van j.B. en van (niet aangegeven), Antonius Maria Antonia Ré..J 775, Sebastianus, Agnes, Barbara. 1776, Hubertus Rigaux, Gertrudis Hounet, Donata Vertast. 1777, Silvester Heerdin, Victoria Rosenboom, Laurentius Menus, Norberta Haenveld, Do rotea Landthaeghen, Helena van Essche, Petrus van Breetbergen. 1778, Rosa Werner, Bernardus Scheppers, Joanna Nagel poeder, Christina Spigel, Dorotea Op de Merct. t 779, Barbara van Leeghstraete, Dorotea Popperingen. 1780, Thomas Nauters, Norbertinus Annech. 1781, Suzanna Verprijst, Albertina van der Gracht, Henricus Heerwege. 1782, Carolina Bournelle, j osepha Pethry. 1783, Genoveva de Mijk, Guillelmus Kolfhals Leopoldus Derael, Norbertus van Canten, Maria Carolina j osepha Senedes « soldatenkind » (filia Militis), Joanna de Bras, Benedictus Balen, Petrus Bellanger, Elisabeth Lafleur. 1784, Gudula Zemels, Paulus Sorlop, Fra.ncis~ Blinderdach, Katarina .Masquelier, Begga van Holbeeck, Lucia Bnonne: 1785, Begga Perel, Brig itta Udens, Petronel.la Cotern.1ans, Lu?ov1ca van der Borght, Remigius Sander. 1786, Nicolaas Plldaar, Richard van Donge, Nicolaas Getick. 1787 Paul Quelders, Dorotha Lickerbach, Filippina Jacqueloo Nicolaa~ Cocher, Barbara Salut, Regina Codenacker. 1788, Donat~ Eenbach Josephus de Glimme~, Victoria Sipont, Franciska Rinsdonck, Elisa~ beth Anthoons, Monica Volders, echtgenote Cornelis Buels, Klara 280


van Beneden. 1789, Clara Ruedtstand, Gudula Bigarens, Godefridus Nieuwkerck, Helena Lerkens. 1790, Agnes Gaby, Victoria Elancter§.,1. Filippus André, Ursula Reast, Emmanuel Belgrado, Willem Neerbrugge, Katarina van den Cant, Jacobus Lentacker, Edward Stekers teen, Frederik Forgeron, Ursula La reus. 1791, Frederi k Cassaert, Simon Gerpinnes, Livina Ellenbach, Willem Volontair. 1792, Laurens Mullers, Quintinus Steenhuyse, Simon Bondons, Gerard Clarebaut. 1793, Gaspar Vernist, Vincent Ganes. 1794, Antoon Nieuwmaen, Daniel Frans Gerven, Jozef Brachman, Elisabeth ·Hubert, Emmanuel Pieraet, Jozef Bascour. 1795, Hendrik Halfstraet. 1796, Egidius Kruysmans, Felicita Barneveld. Een zeldzame vondeling overleefde het soms en huwde. Zo overleed in 1776, 70 jaar oud, Elisabeth de Visch, gehuwd met jan Hauwaert, en op 21.1. 1781 Anna de Palm, 63 jaar, echtgenote van Gillis de Nayer. In een bevolkingslijst van 1814 komen nog de volgende .vaderlandskinderen voor : Frans Supli, 38 j.; N.N. van de Water, 38; Emmanuel Wagener, 17; Joanna van Cort, 27; NN. van Paeschen, 40; An toon Sterckx, 17; Maria Gerré, 52; Helena Carteur, 21; Thomas Sneyder, 80; Karolina Sneyder, 18; Barbara Testaert, 57; Willem Leemans, 22; jan van J<eiligum, 17; Niklaas Sermoens, 21; Filip Troost, 20; Thomas Tanta, 46; Pieter du j ardin, 17; Michel Spits, 16; Jakob Verlaet, 61; Frans Gerresch, 32; Suzanna van der Kisten, 48. Het waren allen dagloners en dagloonsters. (A.G.). Elisabeth Nolekens, 24; Hendrik Bennekens, 70; Pieter Rampaer, 70; Hubert van Baldaert, 16; Thomas Vaseferna, 56; Roza Lerck, 59; Maria Swaeles, 19; Katarina en Marten van der Cruyse, 24; Maria Dageslijn, 16; Jeanne, 20; jozef Wichelmans, 43; Maria Michiels, 19; Droogenhof, 33; Barbara Hellinckx, 18; Michel Deldeer, 17; Simon Brilleur, 36; Rosine Verbeek, 32; Vincent Dorga, 42; Willem Vester, 27; Pieter Slickx, 35; Jakob Mentenent, 24; Klara Sneewater, 20; Anna Schutter, 17; Marten Rondenbosch, 27; J.8. Devroe, 25; Franciska Toreva, 30; de Sellier Maria, 69. Verder treft men ook nog aan : Elisabeth Wintijser, ( 1752); Jan van den Nacht; Maria Gasthuys; Carolus Orbanque; Anna Dorza; Maria Chape!; Ursula Geluyt; Perfectus Chevalier; Petronilla Mandeloos; Suzanna Savarrcs; Dorothea Mittesel; Maria Le Pot; Elisabeth Pensel; Petrus Saverna (1816); Maria Ommeganck, 1773.

.

In 1755 waren er te Beersel 20 vondelingen uitbesteed, nl. t van 6 maanden, 1 van 1 jaar, 2 van 2, 1 van 3, 1 van 7, 3 van 9, 4 van 10, 1 van 11 , t van 12, 1 van 13, 1 van 15, 1 van 16, t van 17, 1 van 20. (F.0. Reg. 383, fo. 50 tot 62). Er waren toen drie weduwenaars en tien weduwen. Overleden van 1804 tot 1827. Tussen 1818 en dit laatste jaar waren er echter slechts acht. (Parochieboeken Pastoreel Archief Rode). 281


Eucherius Wathin, Maria Antonia van Cam, Maria Elisabeth Wautier Anna Maria du Mont, Virginia Florian, Theresia Walbuerae, Dor~thea Gouffon, Petrus Louvain, Carolus Rill aert, Aldegond is Raevels, Fortunatus Bienfait, Veron ica Loodgieter, Elisia Esterman, Jan Frans Peuplier, Francisca Heron, D~sideratus Bienvenu, ~ran­ ciscus Sermers, Simon Verduystert, Sofia van Brantberge, Simon Verduystert, Gerard Godfroid, Antonia Litourni, Maria Anna Stekens Alexius Nil , Iris Wulta, Frans Feli x Purneau, Juli_ana de Berlin, Àdelena Lejeune, jozef Naudet, Agata Victoire, Bernard Felix Wilmet, Dorothea van Kerm, Emiliana Lundi, Judocus Jesumien, Maria jozefa Basters, Nicolaus de Ratisbonne, Clotilclis Reine, Katarina Brackelaer, Blasius Hyacintha, j udocus van cler Noot, jozef Vachot, Katarina Binnemans, Adelia Altenbourg, Margareta L'Anvieux, jozef Budenguin, Anna !stud, Joanna Maria Wittebols, Filip Ie Lieux, Adelia Lindemans, J.B. Planchenoit, Petru s jozef Loze, Gabriell e Bavette, Melchior Orient, Maria jozefa Gill es, Alexander van der Plancken, Frans van Kieksbij, Judocus Huytenhoven, Joachim Mellier, Katarina Suffaerd, Anna Maria van Gledorp, Joan na Katarina Stevens, Niklaas Geysens, Maria Jozefa cl'.Merbuck, Maria Comans, Karolina Violette, Joanna Retiré, Virginia Verdonck, Simon Ottonar, Maximiliaan Hussels, Elisabeth van Steen, Katarina Cesar, Katarina Colette, Frederik Dorrure, Antoon Cops, j .B. Stroomans, Kristiaan van der Hoven, Gregorius Grcvelaer, Joanna Vereyen, Bernard Haquil e, Theresia Aimant, Eloysius La Plume, Bernard van den Brugge, Rosalia Antoine, Ida Varmolen, J.B. lsidoor Ayiet, Kata rina Nots, Francisca Francken, Gregorius van Bli jdevelde, Joanna Bemus, Magdalena Couvercle, Norbert Lancé, Adam Patriarche, Frans Janette, Willem Julien, Justus Cheri, Karolus Le Kleere, Albertus Daems, Theresia Leven Isidoo r Tilliens, Filip Le Dous, Katarina Blou, Margareta Automne, Joanna van Wagenseel, August Schoen, Barbara Machier, Helena Maegens, Willem Fokaen, Theresia La Hay, Frans Vrijmoedt, Vincent Bertirraem, Luduvica La Brunc, Donatus Meullenbergh, Agatha Bride!, Adriaan Daudien, Maria Jozeph ine, Adeline Schoonecrans, Jul iaan Belaigré, Louisa Solicis, Cecilia Cramp, Juliaan j aminé, Karolina Poulet, Guclula Des Bruxelles, Cecilia Savonds, Jozef Hemrne, Hendrik Lauwers, j.B. Winterbeeck, Joanna de Coster, Felix Lormain, Antonin Poussot, Sebastiaan Timmers, Ursula Mollekens, Petrus Vermeren , Katarina Rollaux, Jozef Diermant, Katarina Allemans, Nikolaas Theodorus Langlé, I s~bella Zielens, NN. de Haes (infans patriae), Helena Le Cerf, Ferd111and Chaise, T heresia Corens, Fi li p Swibertus. Geslachts- of familienamen. - Familienamen ontstonden bij de Kristenen eerst in de Middeleeuwen, en wel bij de adel sedert de Xrl•10 eeuw. Zij waren dezelfde als die der kastelen, waar de edelen hun verblijf hielden. Familienamen kwamen in de X!Vde eeuw ook bij de burgerstand en in de XVtde eeuw meer algemeen in gebruik.

282


t Die allengs vastwordende familienamen waren de bij- of spotnamen, het beroep dat de belanghebbenden uitoefenden, de naam van het }1of of de plaats waar ze boerden. Hierna volgen enkele oude geslachtsnamen uit onze gemeente waaraan men zien kan dat die namen nog niet vast stonden. « Zanne geh. tsJongen dochter wijlen Henrix die men heet de Jonghe en j an van der Heyden als haren man en wettighen momboir » en in dezelfe akte : « Henrix Jongen » ;· « Joannes geh. de Cock soon wijlen Gielis die men heet de Cock » ( 1429); « Huybrechts van der Straeten, Sanne Hannick, J o rda~n van der D onck, Jan de Greve, Catharina van Hullewouwe » (1499) ( R.K. 50854). In 1537 had « Gielijs Gheerts te Rode... in Zonien eenen opsteker getrocken op eenen persoen geheeten Joos Weyns (wiens) toenaem men nyet en w iste» (R. K. 12549) . Men scheen meer belang te hechten aan zijn bijnaam cl an aan zijn familienaam ... er rekening mee gehouden w ordt dat de huidige bevolking ten minste 90 % bedraagt van de personen, wier voorouders honderd jaar geleden of minder nog op het land werkten. (a.w., blz. 50). Bijnamen. - Hier zoals elders hebben de meeste families een bijnaam. Af en toe treft men er ook een aan uH de vroegere eeuwen, zoals circa 1450 : Jan Loock die men heet de Bras (A. P.); Petrus Cools vulgo Peer Heyn die overlijdt op 14.6. 1668; Maria Pannaers ech tgenote van Gillis de Greef vulgo Maeytje T ex, 6.4.1671 ; Maria Abeets vulgo Maey Schoenlappers, 24.5. 1670; Jan Hermans alias corporael, 26.1.1678; we vinden ook Margareta de Wandel, echtgenote Daneel Frayeboog vulgo Saint Paul, maar misschien is dit toch een familienaam, want een Judocus Saint Paul, weduwnaar, overleed schielijk te Beersel op 4. 1. 1705, toen hij van de kerk naar huis terugkeerde. Beerselse families. - In de schepenakten komen enkele Beerselse families voor bij gelegenheid van aankoop en verkoop, verervinl! of loting van goederen, waarin veel Beerselaa rs hun voorouders zLl llen herkennen en zich meteen meer verbonden zullen voelen met hen en met de grond die ze bewerkten of het beroep dat ze uitoefenden . Zo ontmoeten we in 1708 Maria Geysels gehuwd met j ozef Emmanuel de Godin, Willem Geysels als erfgenamen van Adriaan de Caron en Elisabeth Nootkens in verband met 3 dw. land te Beersel. Bij die gelegenheid verschenen ook Sr. Adriaan de Caron, 35 jaar oud, ongehuwd, en Anna Ghij sels, dochter wijlen Jans daar moeder af was Anna de Caron . (G. 344). In 1704 bezitten Ja kob Neetens en Katarina Gijssels land te Rode op de « Rollebaene »... paelende den Wauterbosch... aan de voetweg van T erheide naar Brussel. (G. 345). ln 1773 beloven Marie Ghijsels, dochter van Jan, eerst gehuwd met Gillis I-lannaerts, nu met Jan Hcymans, j aa rlijks te geven aan Michiel van Waelmont, priester, zoon van Gielis, 4 Rg. bepancl op

283

l

f

t

~

1


een gelege met toebehoren te Beersel_ met opstal palende aan de Driesstraat, goed door haar voorzaten in 1566 verkregen. (G. 337). Ziekten en gezondheidszorg. - Het is bekend dat er vroeger nogal vaak epidemieën van besmetteUjke ziekten ontstonden _waartegen men weinig verweer had. In 1346 werd het ~en_sdom geteisterd door de pest die van land tot land overgaande, drie 1aar duurde en _waardoor de tweederden der mensheid weggerukt werden. De Italiaanse schrijver Petrarca verhaalt daarover als ooggetuige : In 1438 stierven er te Brugge 24.000 mensen aan de pest. (C. Smet, Heylige en roemweerdige persoonen, 1808, blz. 325-326-377). In de middeleeuwen was de melaatsheid algemeen. De gevallen waren niet zo heel talrijk, maar in elk dorp waren er. Er wordt beweerd ·dat de kwaal meegebracht werd door de kruisvaarders. In elk geval, in de wet van Mozes (Levitika) is er reeds sprake van. Er bestond geen middel tegen de kwaal en wegens de grote besmettelijke graad ervan bleef er niets anders over dan strenge afzondering. Daartoe werd ontzettend veel geld uitgegeven. Grote steden, als Bergen en Antwerpen bezaten daarover een uitgebreide wetgeving. In 1147 bestond er te Brussel een huis voor melaatsen. Herbergiers mochten geen eten of drinken aan melaatsen geven. Personen die van de ziekte verdacht waren moesten zich laten onderzoeken in het klooster van T erbank te Leuven, waar in 1647 nog zieken waren. Bij twijfel bleven ze er enkele weken onder waarneming en, werden ze besmet bevonden, dan werden ze buiten de gemeenschap der mensen « verwezen » en werd voor hen op een eenzame plek in het dorp een huisje opgetrokken waa r ze, na een plechtigheid in de kerk, in processie, zoals voor een begrafenis naartoe gebracht werden. Na hun dood werd het huisje met inboedel en a l verbrand. (Blitz, 1847, blz. 510). Te Beersel troffen we slechts één geval, nl. Pieter Matthijs « lazarie », wiens kind « recenter nata » overleed J9.10.1672. In elk dorp was er zo een ziekhuisveld en een Lazarushuis. In 1730 was die plaats gelegen « bij Calevoet op het Cleyn Mijnisveldt beneffens het Sieckhuys, palende aan d e infirmerij van het Groot Begijnhof van Brussel, de straat van Beersel naar Linkebeek, de strnat naar Alsemberg (de Heerweg) (G. 4840). In 1758 vinden we nog een vermelding : « aen het Lazarushuys tot Beersel; te T ext daer het Sieckhuys placht op te staen (K.A. 2399), genaemt het Roodthuys (op kerkeveld) » - Plans 882, 1.031 Later werd de tiendeschuur gebouwd op de plaats van die Lazarij (est fundus ubi quit aliquando leprosaria - A.A.). « Item ontvangen van Matheus de Ridder, nu den armen van Drogenbos, voor 1760-62, 1 st. 2 oorden 27 mijten over eenen opstal ende gelege aen het Lazarus huys ... voor desen te T ex »; « een bloxken lant te T ex... alwaer het sieckhuys plaght te staen » (A.P.).

284


. ....

In de tweede helft van de 17'1" eeuw heerste de rode loop of dysenteria geweldig in onze streek. In november 1668 o.m. overleden twee kinderen van Jan van lsterdael aan die kwaal, twee kinderen van Eëigelbrecht Borremans « ex peste· ». Ook in november 1676 waren er verscheidene dodelijke g evallen van « dysenteria pestifera ». ln verband hiermee, schreef de Raad van Brabant aan de plaatselijke besturen het volgende : « Lieve ende welbeminde, men heeft ondervonden door de omstandigheden van den bes mettelijken buikloop op denwelcken hier het voorleden jaar heeft geheerscht... dat ingevalle het gouvernement daer van aenstonts hadde onderricht geweest, men door spoed ige hulpmiddelen den voortganck die soude hebben connen beletten... Zoo haes t zij zullen gewaer worden ofte vernemen ' t zij door de pastoor ofte door de medecynmeeste rs ... dat er zich eenighe sieckte veropenbaert... zult gij kiesen ende ter plaetse senden eenen oft meerdere ervaere medecijnmeesters om de s iecken te besoecken, den staet ende den aert van de s ieckte te erkennen ... Alsoo lieve ende welbeminde, den heere G odt sij met U". » (A.P., Ruisbroek). In 1839 staat er een geva l van overlijden aan cholera vermeldt. Over dokters te Beersel is niets bekend. Die moesten, tot zelfs in de laatste jaren uit Ukkel of Brussel komen. All een verneemt men in de dekanale verslagen dat er in 1654-1659 geen vroedvrouw was. O ok niet in 1670, wel te Drogenbos en te Alsemberg, op wie dan een beroep gedaan werd. Naar een ziekenhuis gaan was oudtijds een g rote uitzondering. Op 1.8.1671 overleed de vrouw van Willem van der Smissen in bet St. Jansgasthuis te Brussel en werd er begraven. Over doktersbehandeling twee gevallen : F ran9 Haeckx leed in 1676 aan « febr i calidissima », hete koorts, verloor tijdens zijn ziekte veel bloed, zodat de « chirurgus » hem een ader opende maar het hielp niet... (sed non consulendum in talibus febribus). Lambertina de Verver, vrouw van F rans Waelschot overleed 19.6.17 46 toen ze zes maand zwanger was. De keizersnede werd toegepast en het kind, Jozef gedoopt, leefde nog 14 uren na de dood van de moeder. Misschien is dit het geval dat pastoor de Coninck in een manaal beschrijft a ls volg t : « Nota pro sectione prout in mea presentia jam bis tempore 2 annorum accedit 174 1. Men 1110et eerst snijden op den lincken kant van den buyck drij oft vier dweerse vingeren neffens den nagelbuyck eene snee oft openinge van een oft twee vierendelen naer advenant ende door deze snee wordt doorsneden het vel van den buyck. Dit gedaen sijnde, vertoont sich de matrix, het welcke een dick vel is van omtrent eenen halven vinger dick. Deze matrix doorsnijdt men oock alvoren, rnaer geheel voorsichtelijck houdende den vinger onder het ...van het mes omdat men met het punt van het mes het kint niet en soude quetsen. Als men dit doorsnijdt soo bottelt dacr uyt cene grote masse bloet, waer in men vint het kint in de waterblaese. Dese waterblaes 285


is e·en teer velleken op de maniere van een blaese, waer in rommetomme is het kint in waeter. Dese waterblaes doorsnijdt men stillekens om oock het kint niet te quetsen, ende aldus on tvangt men het kint. Men snijdt den peserick af ende men moet het eynde dat aen den nagelbuyck vast blijft wel vast toenijpen, op datter geene loghte soede uitgaen ofte verliesen, want het soude terstonts sterven . Naer dat als de matrix doorsneden is, het kint uyt het meeste .perykel is van te versmaghten, men moet trachten den buyck doen te spannen, om te beter konnen te snijden. V oor het snijden, men deckt het aensight ende de partij en.. » Op 15.9. 1747 overleed in dezelfde omstandigheden Anna Buckelaer ts echtgenote Jan Maes, na 4-5 maand zwangerschap.

286


~--

HOOFDSTUK XI

OORLOGSGEBEURTEN ISSEN

Middeleeuwen. -

Besmettelijke ziekten, oorlog ... Evenals in de ganse streek had B eersel zijn deel in oorlogsleed. Ch. Piot, in het Bulletin de la Commission Royale d'Art et d'Archéologie, 1880, blz. 31, schrijft dat « à toutes les époques des invasions irrésistibles des années françaises dans notre pays ont été considérées comme cle véritables calamités p ubliques », en in de « cron icke van den clooster van Vorst sedert den jaere 1682 »leest men dat« den Fransman die nooyt noch peys, noch tractaet en houdt, maer altijd! souckt uyt de tractaten van peys selve materie van oorloge... », zoals trouwens alle machtige landen vroeger ... en nu. Wanneer de aankomst van de Fransen te Binche of zo aangekondigd was, liep iedereen op vlucht en kwamen de vluchtenden met have en goed naar Brussel afgezakt. In juli 1693 o.m. zaten er honderden vluchtelingen met hun vee in onze streek en was weldra alles leeggegeten en leeggegraasd, zodat het zelfs tot gevechten kwam van de inwoners met de vluchtelingen, die eindelijk verdertrokken naar de beemden van Vilvoorde. Na de doortocht van de legers op 29.7. 1693 was alles « geruineert » te Vorst, Linkebeek, Beersel en Rode. In 1695 hadden « de Franschen veel posten gesteld langs de Zinne, ende op de eerste advenue waren de maroudeurs van de Fransche meer dan 500 over de Zikke (ophaalbrug, zie C.T., Gesch. van Drogenbos, 1942, blz. 133) gecomen aen de brug van Ruysbroeck ende plunderden het casteel ende de kercke van Drogenbosch met heel het dorp, trocken van daer naer Bersel, deden betselve, slaenclc alles stucken ende cleedende moedernaeckt alle de menschen, sonder differentie van sexe oft ouderdom »... Niets was voor de plunderaars heilig of veilig. Voor 1696 bedroeg de rekening aan de door de inwoners geleden schade het zeer aanzienlijk bedrag van 98.759 g. ! Gewoonlijk brachten de inwoners hun kostbaarheden in veiligheid in de kerk en hun beesten op het kerkhof, maar ook daar bleven ze niet veilig en veel werd dan naar Brussel overgebracht. Zo lezen we dat in 1673 vier potten w ijn werden betaald « voor het dingen van de kercke te vluchten in de transche passeye » en dat nadien 10 st. werd uil gegeven « om het dingen van Brussel weder te haelen. » Soms toch werd het ook in het kasteel ondergebracht, onder 287


meer in 1676 : « 1O st. aen Nicolaes Dalemont voor d' maecken van de clock ende verhuysen van 't kerckendingen opt ~asteel ~ - Om die kerkelijke zaken weg te brengen was er een toelating nodig van de landdeken. In 1673 werd 12 st. betaald voor twee bullen, « d'een om 't kerckendingen te vluchten ende d'ander voor de biddagh ». (K.A. 2391). De biddag werd waarschijnlijk ingesteld tegen de crruwelen van de oorlog. Aan een andere post uit die rekening kan ~en vaststellen op welke wijze dokumenten en papieren in de loop der tijden verloren gingen en we zo schaars over het verleden ingelicht zijn : « betaalt voor een gatsereel (register) verloren gegaen door de legers ». Zoals we ook op onze dagen hebben gezien en nog zien, hebben de mensen voor de gruwelen van de oorlog en van de politiek op de vlucht moeten gaan . Meer dan één liet z ijn leven op die vlucht. Op 9.6.1668 overleed alhier Jan Luyx « fugitivus ex Droogenbosch »; op 15.5.1668 Jakobus Ernau, pugione a militibus interemptus est... fu gitivus ex Rebecca (Rebecq) tempore francorum. (A.P.). De eerste wereldoorlog. - Reeds jaren vóór de eerste wereldoorlog voorvoelden velen dat allentwege krachten woelden die tot oorlog zouden voeren. Bete r ingelichten voelden het aankomen en zetten daartoe een beweging op gang. Ook het gemeentebestuur ging daarop in en steunde de raadzitting van 21.3.1899 het volgende « Rescrit du Tsar en faveu r du désarmement », a ls volgt : « Le bourgmestre communique une lettre de M. Ie Président de la Société beige de 1' arbitrage et de la paix en date du 10.3.1899. Le conseil communal statuant sur eet objet est d' avis : Qu'il y a lieu d'émettre un vreu favorabl e au rescrit du Tsar en faveur du désarmement et de l'apaisement des querelles internationales et d'appuyer cette reuvre hautement humanitaire en faisant appel au concours des habitants de Beersel pour se joindre au désir que manifeste Ie T sar. De voir la~gem en! diminuer Ie poids des armements et des dépenses milita1res qui pèsent lourdement sur Ie peuple travaiUeur (w.g. door schepen, w.n. burgemeester de Cuyper). Het mocht, eilaas, allemaal niet baten. Fernand Lot, de bekende Franse gesch iedschrijver heeft ergens geschreven, dat het volk zich niets herinnert en dat de grootste gebeurtenissen eraan vaorbijgaan, zonder blijvende herinnering. Of dit een voor- of een nadeel is kan hier in het midden gelaten worden 1 maar toch is het zo. Te Beersel weet men er niets meer over te vertellen en in het gemeentelijk a rchief liet het evenmin enig spoor na. Alleen het gedenkteken herinnert nog aan de jongens die toen voor het vaderland vielen. Het zijn : Jan van Puyvelde; P eeter Hermans, geboren te Vorst 31.5.1886, soldaat 3dc linieregiment, aan de Yser in oktober 19 14; Bonnewijn; Willem Raes, geboren te 288


Beersel 15.3.1883, opperwachtmeester bij de Rijkswacht, overleden in het Krijgsgasthuis Cabourg te Adinkerke 22.10.1 918; Willem Lacus, geboren te Beersel 11.11.1881, soldaat bij de Genie, overleden -in. he t_~rijgsgasthuis te Nevers 25. l.l 919; j aak van den Eynde, geboren-1ê Beersel 16.2.1893, gevallen te Hols beek-Leuven 12.9.1914, soldaat bij het 6"" linieregiment; Filip de Neyer, geboren te Beersel 15.6.1893, soldaat bij het 6<1° regiment jagers te voet, gevallen te Eppegem 27.8.1914; P ieter de Cuyper, geboren te Beersel 25.12.1892, 3de regiment karabiniers, gevallen aan de Yzer 22.10.1914; Georges de Genst, geboren te Beersel 29.8.1 893, 1ste linieregiment, gekwetst aan de Yzer en overleden te Southsea, Engeland, 23.11.1914; Jozef P ornel, geboren te Beersel 11.7.1886, Gesneuveld te Ieper (Molenhoek) 11.6.1916; Pieter j ozef Goossens, vermist of gesneuveld. De gesneuvelden Raes en Pornel komen niet voor op het oorlogsgedenkteken. Het aantal gemobiliseerden bedroeg ongeveer 70 man. fn het groot werk •over de oorlog « Nos Héros » komt ook een Pieter Stanislas Condre, als gevallen of terdoodveroordeelde burger voor. Over Frans van Haelen, die het gedenkteken bekostigde, leest men in de Brabantse Folklore, 1939, nr. 107, het volgende : « Een vriendelijk en joviaal man, die de kunst hartstochtelijk liefhad. Zijn huis te Kalevoet was een waar museum. Hij had er een bijgebouw laten o ptrekken voor zijn schilderijverzameling. Aan de wanden hingen waardevolle werken, in de hoeken van de grote zaal prijkten oude beelden en in het midden stond een lange rij g lazen kasten, vol mooi porselein en zeldzaam aardewerk. Heel het buis, keu.ken en slaapkamers inbegrepen, was versierd met allerlei zeer zeldzame eigenaardige voorwerpen en teken ingen. Zelfs de trapportaaltjes waren ingenomen. De tuin was één verzameling stene.n en in de serren stonden cactussen en vetplanten, een kruidtuin waardig. Zelfzuchtig was van Haelen echter niet. Gastvrij ontving hij de bezoekers. Hi j l.iet hun zijn schatten graag bewonderen en waar hij bij was heerste er steeds vrolijkheid. In naam van allen die zijn gastvrij heid genoten, drukken we hier de droefheid uit, die zijn heengaan in ons hart teweegbrengt ». Hij overleed op 67- jarige leeftijd, enige dagen na zijn echtgenote. T ijdens de eerste wereldoo.r:log, op 22.9.HH7, gebeurde er op Beersel -tegen de Meigemheide een vreselijke dubbele moord. Egied August Cappittel, geboren te Alsemberg 7.4.1877 en zijn vrouw Joanna van Ci:aenem, geboren te Dworp 12.8. 1877 werden op de avond van 22.9.1 917, toen ze van Alsemberg naar Kalevoet terugkeerden, « wreedaardig vermoord », zoals o.p hun doodprentje staat. De daders werden no'Oit ontdekt.

Tweede wereldoorlog. - Over d.e periode van I 940 tot 1945 valt er niets merkwaardigs te melden. Alleen betaalden de volgende gesneuvelden hun lot aan het oorlogsmonster : Hendrik van den

289


Bosch, oudstrijder 1914-18, bediende bij de N.M.B.S" opgeëist en op 24.5. 1940 gedood bij de beschieting van Poperin ge; Leopold Peeters, gesneuveld te Nieuwpoort 27.5.1940; René Bellemans, van het bevrijdingsleger, bij ongeval te Antwerpen overleden 12.9.1945; Leo Mortier, van het bevrijdingsleger, bij ongeval overleden te Aken 5.7.1946. Er waren geen burgerlijke oorlogsslachtoffers.

290


- .-

-HOOFDSTUK XII

POLITIEKE BEROERINGEN Alle landsregimes berusten op een gewonnen oorlog, op gebiedsroof, op een paleis- of straatrevolutie, op een beslissing van de machtigste of machtigsten van het ogenblik. Iemand heeft eens geschreven dat « quelque soit Ie but avoué de la guerre, il s'agit toujours de déposséder l' homme de son travail ou du fruit de son travail ». En Paul Deschanel, in zjjn werk over Gambetta, zegt dat « comme Ie peuple, aprés peu de temps ne se rappelle !!tlère Ie passé, les politiques en prennent à leur aise ». :;, De Brabantse omwenteling . - De hate lijke, en vaak ook belachelijk bemoeiingen van keizer.Jozef II met de kerkelijke plechtigheden en gebruiken van de godsdienst, het stellen van al de kermissen op een en dezelfde zondag in al de dorpen, de afschaffing van processies en bedevaarten, broederschappen en gilden, de nieuwe omschrijving van tal van parochies, het verbeurdverklaren van bijna a l de kloosters : de mannenkloosters in 1783, de vrouwenkl-oosters in 1784; het op de dool jagen van de kloosterlingen dat daarvan het gevolg was, het herinrichten van de rechtbanken en mede tal van veranderingen inzake bestuur, was de aanleiding tot de Brabantse Omwenteling. Zijn bedoelingen waren o_ng~twijfeld goed, maar door op een eigenaardige wijze een rechtz111nig g~~oof met het « licht van de rede » en de regels van een onvcrzoenhJk Cesaro-papisme te verenigen, zou de zoon van Maria- Theres~a, door zij_1~ bemoeizucht met tot de kleinste zaken van de godsdienst, de btJnaam van kosterkeizer krijgen. Op 5.6.1790 werd uit de gemeenten A l s~mbe:g, Dworp, Beersel, Ruisbroek, Vorst een optocht naar Brussel 111gencht tegen advokaat Vonck. De groep bestond uit ongeveer 3400 man, gewapend met geweren, stokken, zeisen, spaden, met trommel en vaandel en aangevoerd door een priester te paard met een kruis in de hand. (C.T ., Geschiedenis van Drogenbosch, 105). Franse inval en bezetting. - Maar het onweder naderde uit het zuiden en indien het falen van de Brabantse Omwenteling en de teru o-keer van de Oostenrijkers te Brussel op 2. 12. 1790 aeen de min;fe teruo-slag op het godsdiens tige leven in België had, zbou weldra ingevolge de overwinning van generaal Dumouriez te Jemappes, 291

1


de sansculotten op 14.11.1792 te Brussel binnenbrengen me·~. zijn haat teaen de aodsdienst. Een nieuw offensief van de Oostenn1kers belette 1:>de Fra~sen hun antigodsdienstig prog ramma ten uitvoer te brengen. D e dag zelf wanneer 'Op voorstel van Carnot, de I<onventie de naasting van België stemde, werden de Fransen op 1.3.1793 door generaal Clerfayt te Aldenhoven ver?lagen, maar een twe~de overwinnincr van de Fransen te Neerw111den de l 8110 van die maand I:> verj oeg de Oostenrijkers voor goed uit ons land. Men was opgelucht, maar niet voor lang. Een tweede omwcntelingsaolf sloeg over ons land en de zege van j ourdan de Fleuru~ op 26.6. 1794 zou voor ons land een harde twintigjarige bezetting brengen. De jakobijnen stelden er zich niet mee tevreden door terrorisme onze oude instellingen en onze voorrechten te vernietigen en onze schatten te plunderen, zij trachtten ook door all e mogelijke middelen de godsdienst uit te roeien. Evenals de Duitse regering reeds in 1933 sommige katolieke mensen en instellingen vervolgde, hadden de Franse omwentelaars, voordat ze ons land binnenvielen, reeds hun eigen katolieke bevolking vervolgd. Zo lezen we o.m. bij Gaétan Bernoville, Un Oradour en 1794, Les innocents des Lues, Historia, 129, blz. 21 1, 1957, dat, op bevel van de omwentelaars, door generaal Turreau, die daarna vereremerkt, ambassadeur en Baron van het Keizerrijk werd en wiens naam op de « Are de Triomphe de l'Etoile » te Parijs voorkomt, een feit waarover zelfs Franse historici nog schande spreken, de bewoners van een streek in Bretagne had opgerold en bijeengejaagd, die zich eindelijk verscholen in de O.L. Vrouwkerk van het dorp Petit-Luc. Het kerkje was volgepropt met mensen, samen met de pastoor. Van in de morgen waren de soldaten overal aan het moorden in de streek. In de kerk wierpen zij zich op de mensen, meestal grijsaards, vrouwen en kinderen, en staken met de bajonet of sloegen met de geweerkolf alles dood wat er in de kerk gevlucht was. Altaar, muren, ramen waren met bloed bespat. De vloer was één vlees en bloed; 564 mensen werden aldus afgeslacht. Een van de soldaten bekende late11 dat hij die dag 111 kinderen beneden 7 jaar had gedood. Alles in naam van de V rijheid, de Gelijkheid en de Broederlijkheid". . En als hij (Michelet) het dekreet van 15. 12. 1792 behandelt, dat in zijn regeling van het bezettingsregiem voor België met zo'n ontstellende duidelijkheid aantoont, hoe de bevrijdingsoorlog er meteen een werd van bruut geweld, van ·uitzuiging, van onderschikking van het kleine veroverde volk aan de belangen (de ambitie zo goed als de materiële belangen) van Frankrijk, dan heeft Michelet nog de moed te vragen of de Belgen soms wat aeld moesten misgunnen aan het grote volk. dat zijn bloed spildt voor het heil der mensheid ( !) . (Prof. Dr. Geyl, Franse figuren, blz. 42). De Konveatie begon in oktober 1792 de invoering van een kalender die het Era of het tijdperk van de Fransen op 22 september 292


1792 vaststelde. Elk jaar moest verdeeld worden in 12 maanden, elke maand in 3 dekaden, elke dekade in 10 dagen. De 5 of 6 dagen die niet pasten in de nieuwe indeling werden verlegd naar het einde van hët jaar- als aanvullingsdagen « Sanscullotieden » geheten. « Waartoe dient uw kalender ? », vroeg Grégoire aan de verslaggever Romme, « Om de zondag te kunnen afschaffen », antwoordde deze. D e zondag, de heiligen, de kerk, de priesters, en God te kunnen afschaffen. Het werd het zotste schouwspel dat men ooit gezien of gehoord had. Er werd een nieuwe godsdienst tot verafaoding van de Staat ingevoerd. Maar m feite bleef het volk de zoncÎaa0 in ere houden en natuurlijk de nieuwe zondag ook... Onze gewesten werden ingericht op dezelfde voet als dit in Frankrijk reeds het geval was ingevolge de grondwet van 5 Fructiclor jaar 111. De gemeente is de gebiedseenheid, daarop volgt het kanton en ten slotte het departement. Het arrondissement werd pas ingevoerd in het jaar VIII bij de oprichting van de prefekturen en de onderprefekturen. Een municipaal agent en zijn adjunkt bestuurden de gemeenten met een bevolking van minder dan 5.000 inwoners. Aan het hoofd van het kanton stond een bestuur samengesteld uit municipale agenten van de gemeenten, die tot het kanton behoorden en een voorzitter.

De Franse bezetting. -

Van 1795 af maakten de Oostenrijkse Nederlanden een wezenlijk deel uit van Frankrijk, dat in 1810 onder Napoleon 130 departementen telt. Bij de aanvang van de bezetting had men zonder verpozen gebazuind van vrede en vrijheid, maar die bezetting sloeg weldra over tot schaamteloze plundering en roverij. De Franse gemachtigde Laurent schreef aan de « Citoyen Président », dat de kerken opgepropt waren met beelden en hij alles zonde r ve rwijl over Maubeuge zou sturen. Ze zijn de voorbode van twee miljoen in geld. waarvan we de betaling hebben geëist. .Maar de meest gehate maatregel was ongetwijfeld de militaire loting, door onze voorzaten de « bloedwei » geheten. Een groot aantal dienstweigerende lotelingen .- de brigands, zoals de Fransen die jongens heetten - namen de wapens op tegen de verdrukker, maar het kon niet baten en de meesten sneuvelden. De bezettende Dverheid was niet zeer tevreden over de Beerselaren. Op 4 Fructidor Jaar VII van de Republiek (6.8.1799) schreef de kollaborerende ambtenaar van toen uit Drogenbos dat : « l' habitant est en outre entouré et poursuivi par les furies du fanatisme. Vous n' ignorez pas citoyens que les chapelles après avoir été fermées et abbatues sant rouverte5 et r elivrées et fréquentées publiquernent depuis longtemps telles les chapelles de Calevoet et de Droogenbos etc. Ce n' est qu'une clameur publique que ce cantoa est 293

1


infesté de moines, de prêtres qui y tiennent, dit-on, leurs co.ncilia~)u­ les. Aussi devez-vous être in formé que la plu part des fonctionnaires publics de ce canton semblent identifiés ou animés du m~me esprit.:. j e vous propose cl one d' arrêter par mesure de salut public qu auss1töt qu'une fo rce armée aura assuré la tranquilité de·Br~xell e~ (daa r zat het er dus ook bovenop) 1° que tous les fonct1onna1res du canton d' Uccle seront destitués; 2° que tout prêtre non assermenté sera r echerché et déporté; 3° que toutes les chapelles ( kerken) seront fermées et démolies. Saluts ». Behalve wat betreft de priesters en kerken, zou men zich onder de Duitse bezetting wanen ... Een van de grievendste maatregelen die door de Franse bezettin g en vooral door Napoleon getroffen werden, was de « conscriptie » of gedwongen soldatenlichting, waardoor duizenden jongens tegen wil en dank voor vreemde, hun onbekende belan gen en grootheidswaanzin op al de slagvelden van Europa in het vuur geworpen werden en waarvan er zeer weinigen nog ooit hun vaderland wederzagen. Daartegen kwam overal een krachtig verzet, dat we kennen onder de naam van « Boerenkrijg ». (Verhaegen, Histoi re de la D omination française en Belgique, 11 1, blz. 703). Verzet was toen nog geen mode, Brussel deed niet mee ... Veel gemeentebesturen ·op de buiten hielpen de jongens, zodat op 4.3. 1798 de « municipale agenten » van Alsemberg, Beersel, Drogenbos, Dworp en Rode (kollaborateu rs ! ?) in hun ambt geschorst werden. (C.T., Geschiedenis van Alsemberg, blz. 230). Een geheim geschreven oproep werd in de streek aangeplakt gevonden : « Alle de j ongmans van de requisitie worden geroepen te gaen zonder uytstel bij het catholyck leger van de Brabantsche patriote om te strijden voor ons land ende voor onse Reli gie tegen de Fransche barbaren. D e ouders die hunne zonen, de meesters die hunne kneghten zullen wederhouden zullen aenzien worden als verraerders van ' t vaderland, wee die niet en zal komen, wee nog meer dien die met de fransche wapenen zal opnemen 0111 onse religie ende ons land ten onderen te brengen. Alle goede christenen worden aengewakkert tot vasten, bidden en andere werken van penitentie, ende namentlijck hem te wagten van zonden om den almogenden Godt te verzoenen encle zijne straffende hand af te keeren opdat hij ons nog wil t verlossen van de fransche tirannen. » ( R.A.B., Aclministration Central e de la B elgique, nr. 56a). Uit de nochtans bij na twintigjarige bezetting vindt men buiten een ~a a r namen in de registers van de burgerlijke stand geen stukje archief. In 1806 tot 1808 was er een Detaverne, misschien wel een Frans111an, daarna Laureis van der Elst o.m. 18 12. In 1800 J.B. Baetens, « aclj oin t au maire ». 111 1801 L. Herremans, adjunkt-meier J.J. Van Campenhout, agent municipal, 1798. 1

294


Herenigde Nederlanden. - Na de val van Napoleon te Waterloo 1815 werd ons land ingevolge het kongres van Wenen en het verdrag van Londen ( 1814- 15) geschonken aan Willem 1, met opdracht niet het minste onderscheid te maken tussen België en Nederland : één staat en één zelfde grondwet. Wat onze gemeente betreft, valt er over dit tijdperk niets te vermelden, tenzij de enkele gemeentelijke a mbtenaren die toen voor het bestuur instonden. Laureis Van der Elst, meier in de Franse tijd, bleef het in de Hollandse, terwij l J. Pierret, notaris te Ukkel, sekretaris was. Hij vervulde trouwens hetzelfde ambt te Alsemberg, Linkebeek en Rode. Van 1824 af was Filip de Becker, meier, wat hij na 1830 nog was. Dat aanblijven en eed afleggen aan totaal verschillende regim es werd toen niet kwalijk genomen. (C.T., Gesch. van Alsemberg, blz. 228). Te Rode was dit het geva l met meier Dachicourt, een fransman (Rode, blz. 445). Hypoliet Niklaas Legrand, derde « rnaire » van Elsene, doorliep aldus een lange bestuursloopbaan. Geboren te Brussel in 1776, behield hij zijn burgemeestersambt van 1804 tot 1836. « Maire » onder de Franse bezetting, meier onder de Herenigde Nederlanden en burgemeester na de omwenteling van 1830 legde hij achtereenvolgens de eed af aan de Franse Republiek, aan Napoleon, aan Willem l en aan Koning Leopold L (A. Gonthier, Histoire d'lxelles, blz. 129) . Toen waren ze nog zo beschaafd en vaderlandslievend niet als in 1944... En zeggen dat sommigen toch zo de onverdraagzaamheid, l'intolérance, aan de kaak kunnen stellen ! Uit de geschieden is valt toch wel iets te leren ... Omwenteling van 1830. - ln een brief van Cécile Quetelet, de dochter van de bekende socioloog Quetelet (Li liane Wellens-De Donder, Une lettre de Céci ll e Quetelet relative à la Révolution beige de 1830, Cahiers Bruxellois, jan.-maart 1961), zegt ze hoe angstig en ontgoocheld ze is wat betreft de beweegredenen die de opBallonoplaling, in 1930, k b · 1 bij de 11iering van België's eeuw{eest. roerma ers ezie en : geen edelmoedig gevoel, noch vercroio Toer. Fed. Brnb. nr . .isw2 B). langen naar Vrijheid, maar allerhande uitspattingen van dronken crespuis dat all es zonder onclerscheicl in brand steekt, dat de wapen~ meestal in handen zijn van die_ niet weten h_oe zè moeten aebruikt worden (wie deelde ze hun 111t ? - wellicht vreemde ~gel) ten). Ook diegenen moeten gevreesd .~vorden, die van de troebele toestand gebruik maken om persoonlijke veten te koelen (blz.

295


70). Dit laatste was ook de mening van Ma urice Daumas, i n zijn werk over Arago, nl. dat « la principale utili té de~ révolutions· est de permettre aux jalousies personnelles de satisfaire leurs rancunes personnelles :i>. Over wat er tijdens de Opstand te Brussel alhier gebeurde en wat de reakties van de Beerselaren waren is er vo lstrekt niets bekend. Denkelijk zullen zij heel wijselijk de kat uit de boom gekeken hebben. In 1830 was de waarde van onze munt als volgt : 1 g ulden = 20 stuivers of 1,81 fr.; 1 stuiver = 4 oorden of 0,09 fr.; 2 oord en 0,05 fr; 2 negenmannekens = 0,02 fr. ( 1 cent); l negenmanneke = 0,0 1 (halve cent).

=

296


·-"

----HOOFDSTUK XIII

GEMEENTEBESTUUR SEDERT DE ONAFHANKELIJKHEID

Oud schepenzegel en Gemeentewapen. - Als zêgel gebruikten de schepenen een zegel waarop zeer vermoedelijk het rechtspreken onder een eikeboom herkenbaar aan de eikels, is afgebeeld. Aan die boom is het wapenschild van de dorpsheer opgehangen. Onderaan bemerkt men voldoende dui.del.ijk de balies tot afscheiding tussen de schepenen en het volk. Doordat vroeger het recht in het openbaar werd gesproken en er natuurlijk niet zoals thans gro te zalen daartoe beschikbaar waren, J1ad dit buiten en meestal onder een breedgekruinde boom plaats, gewoonlijk een linde. Oudtijds stonden aan het dorps- of kerkplein een Linde (te Berssele achter de linde tusschen een weyngaert... aan de Heyberg (nu de Uwenberg !). Meer dan waarschijnlijk heeft de schepenbank eroóder vergade~d . In zilver drie zwarte leeuwen - D 'argent à trois lions de sable - (K.B. van 27.6. 1846). De schepenen van Beersel zegelden, in de 17d• eeuw, met het wapen van de dorpsheren uit het huis van Withem, nl. een gevierendeeld schild : 1 en 4 , in zwart een gouden leeuw genageld en getongd met rood (Brabant), 2 en 3, in zilver een uitgeschulpt blauw kruis. Sommige leden van de familie plaatsten echter als hartschild, in hun wapen een zilveren , blazoen met drie zwarte leeuwen dat herinnert aan de familie van Halewijn waarmee de Withem's door huwelijk verbonden waren. Vermoedelijk vindt het gemeentewapen zijn oorsp rong in di t blazoen (J. Melkenbeeck, E.S.B., 1946, blz. 165; afbeelding bij E. De Seyn, G eschied- en Aardrijkskundig woordenboek, blz. 94).

Zegel van de oude schepenbank. (Cl. V.T.8.).

Huidig gemeentezegel.

297


Gemeentehuis. - Vroeger wa ren er op de dorpen geen gemeentehuizen. De Schepenbank vergaderde gewoon lijk in een herberg. M issc hien hadden de schepenvergaderingen te Beerse l plaats op het kasteel. Althans treft men al hi er geen vergadering in herbergen aan. Sedert wann eer het gemeentehuis naast de kerk als dusdanig gebruikt werd is niet bekend. I n 1922 k laagde het bestuu r erover dat ze als gemeentehuis slechts beschikten over een lokaal van 4 op 5 m. doordat de onderwijzer de andere gebruikte. Op 1.1.1923 moet onderwijzer Ceulemans het huis verlaten. In 1928 werd voorgesteld de her berg het « Roosje » aan te kopen. Later is er sprake van een huis met hof van 3 a. 66 ca., eige ndom van Prosper W outers, Wijk A 313 b.

Oorlogsgedenkteken en pastorie.

Burgemeest ers. Eertijds heetten de hoofden van dorpen « meiers », naar het Latijn « major», letterlijk de eers te, de hoogste, het hoofd. In Frankrijk bleef de naam voortleven in « maire ». Van 1830 af werd en ze« Burgemeester » genoemd, zoa ls in Nederland en in Duits land gebru ikelijk was. Fil.ip de Becker was burgemeester lot 1837, daarna vin dt men Jakob Mommaert en van 1840 af Pieter Raes, die tot dan toe schepen was. In 186 1, Baron de Roest d'Alkemade, in 1899 Baron Theodore de Roes t cl' Alkemade. In 1897 was hij dertig jaar burgemeester en werd hij vereerd met het Ridderschap in de L eopoldsorde. Het wapen der de Roest's staat in E.S. B., 1936, blz. 400-403 (J. Melkenbeeck). Hij was gehuwd met Barones Blanche Marie Victoire van Olmen en van Poederlee en burggravin van St. Albert, politiek krijgsgevangene, ridder in de Kroonorde met gouden bies, 298


Frans oorlogskruis met zilveren ster enz. en overleed 83 jaar oud op het kasteel van Dwersbos. Willem Loncke, 1904, Frans Mommaert, 1908, Hendrik Nee rdae ls, l 9Z!2- 26, Pieter Hilaire Verclroncken, 1927, jozef Michiels, 1931-40, Karel Verdroncken, 194 1-44, Jozef Michiels, 1944-46, Pieter De Neyer, 1947-1 952, J.B. Van der Linden, 1953-1 958, J.B. Theys, 1959. Schepenen. - Karel Melin, 1846, Daniël van Cutsem, 1846, Sebastiaan Mommaert, 1856- 1872 t 1877; J.B. Walschot, 1872 t 1873; Gera rd Wyns, 1874; Jaak Filip Mom maert, 1877-1882; J.B. Raes, 1888 t 1893; Pieter de Cuyper, 1895-1899; Jan Jozef Cuvry, 18951899, 1900, t 191 1; Korneel Wa lschot, 1901; Filip de Becker, 1899; Verdroncken, 19 18; J.8. Mommaert, 1918; Karel Hazart, 1923; j ozef Michiels-Weemaels, 1927; Frans Thielemans. Sekreta rissen. - 1n 1846 Willem Damrnan, uit St. Pieters-Leeuw ; in 1852 Louis Ruvet, zoon van Filip, schepen en pachter te Gaasbeek; in 1857 Pieter Belsack, onts laggever in 1894, opgevolgd door zijn zoon ja n Jozef, 31 jaar oud; in 1899 Ernest Clerckx. Dat jaa r werd vero rdend dat het sekretariaat open zou zijn van 9,30 tot 12 en van 2 tot 4 u. In 1929 nam Ernest Clerckx ontslag en werd hij opgevolgd door Eugeen Clerckx, gemeentebediende, 28 jaar oud, die aanbleef tot 1937. Pieter Loeckx-Danckaert, geboren te Drogenbos 16. 1. 1905, benoemd in 1937. Verlichting. - Een eerste openbare verlichting van het Lusolstelsel werd in 1907 aangelegd . Ze bestond uit zes straatlantaarnen in de dorpskom en twee op de gehuchten. De elektrische verlichting wercl in 191 2, de straatverlichting in 19 13 aangelegd. Voo r gas- en elektriciteit is de gemeente aangesloten bij de maatschappij Sobragaz en Sobralec te Brussel. Het gasnet is 9.457 m. lang. De gasverlichting dagtekent van 1922. Ern est Clerckx / 869 t 1955, gemeenlesekrelaris. 0

299


Watervoorziening. - Tot in 1939, toen de openbare waterleid ing werd aangelegd, gebru ikten de meeste inwoners nog water uit de waterbronnen in open lucht. Sommige huizen en boerderijen hadden een bornput met katrol of met pomp en ophaalemmer. Een paar bronnen in open lucht bestaan nog, maar worden niet meer gebruikt, o.m. die in de « Beuken » en die te Zittert. In 1858 werd een openbare bornput in de dorpskom gevraagd. Wanneer daaraan een gevolg kwam is niet bekend. In 1923 werd hij onderzocht en slecht bevonden. In t 907 zou er een komen in de kleine « Dachelenbergstraat ». ln het Staatsb lad nrs 123, 124, 125 van 2, 3 en 4 mei 1948 verscheen een machtiging tot oprichting van de Coöperatieve vereniging van de gemeenten Alsemberg, Beersel en Dworp (I.W. A.B.D.) en de goedkeuring van een lening bij het Gemeentekred iet van België. De watervang en vergaarbak met pers en zuigleiding zijn gelegen te Alsemberg en zijn eigendom van de drie gemeenten. Door de In tercommuna le wordt ook water geleverd aan de gemeenten Linkebeek, Lot, Huizingen en Buizingen. Het laag gedeelte van de gemeente :t: 500 inwoners, wordt bediend door een eigen watervang van de gemeente, bij eenvoudige afloop zonder gebruik van enige dri jfkracht. Reinigingsdienst. seerd in 1929.

Een openbare reinigingsdienst werd georgani-

Brandweer. - In 1961 heeft de gemeenteraad met de stad Brussel een overeenkomst gesloten, voor de inrichting van hulpverl ening bij brand op het grondgebied der gemeente. (Vernieuwing). De brandweerleiding heeft een lengte van 23 km.

300


1 ~

LIJST VAN DE ILLUSTRATIES Blz.

13 14

Boven de Heiberg De Heiberg . De Zenne bij overstroming H eiberg en vijver

17

De Zenne tussen Huizingen en Beersel

17

15

Mooi hoekje aan de Zenne

19

Twee ontwerpen voor een nieuwe Brusselsesteenweg

21

Holleweg in cle 1-longerijstraqt Oude poort . Huis aan de Ukkelsesteenweg Ons gewest in 1659 . De oude kerk in 1912 De oude kerk vóór de verbouwing De oude kerk (1895) . De kerk tijdens de afbraak 19 13-14 De pastorie . Patronaat.mal als noodkerk tijdens de eerste wereldoorlog De predikstoel ( 1748) . Kerk, oorlogsgedenkteken en pastorie Fragment van een tekst van vóór 1-128 over de inkomsten \'an de kosterij Kapel Grote Baan O.L.V.-kapel Kapel in de Laarheidestraat Kapel Hoogstraat . St. Lambrechtskapel Laarheidestraat Kapel Grote Baan Kapel in de Stoofstraal De klok door ue bezetter weggehaald Doopvont Praalgraf van Hendrik van \\'ithem en Isabella van der Spout Ouu bedevaartvaantje . Het kasteel in 1696 De oude burcht ( 17°1• eeuw) Vervallen kasteel (19•• eeuw) Ingang van het kasteel

23 25

25 29 53 57 6..1 65 67 71 73 75

83 87 89 91 97 97 99 99 101 101 107 11 3 127 129 131 133 301

t


Toegang tot het kasteel

135 137

Het ka steel vóór de herstelli ng

146

Het kasteel

1•19 15 1 153 153

Poort en ophaalbrug .

Het kasteel . Kasteel. De meestentoren Toren met gaanderij

.

De folterk amer in het kasteel

154

Hof te Schavei

154

Landelijk huisje uit de 19''• eeuw

179

Verdwenen oude hoeve in de Molenstraat

181

Beemden te N eerb eersel

183 185

Oud hoevcntje in de Nering Vervallen hoeve in de Diepestraat Vervallen hoeve in tie Diepestraat Het kerkplein

187 189

.

203 213

Frans Clerckx

215

Op de D achelenberg

219

Oude hoeve .

241

Hoogstraat

Herman Teirlinck

247

De oevers van de Zenne

249

T e Neerbeersel

25 1

Oude Beerselaars

26 1

Pastoor Alfons de Cuyper

268

Pastoor-deken Verdroncken

272 273

Pieter van den Bosch . Zegel van de oude schepenbank

295 297

Huidig gemeentezegel .

297

Oorlogsgedenkteken en pastorie Ernest Clerckx

298 299

Ballonoplating in 1930

302


LIJST DER PLAATSNAMEN

-A

c

Aalst 4 1 -18 87 95 115; Aarschot 11 9 143 184 189; Aartselaar 80; Adinkerke 289; Aken 290; Aldenhoven 292; Alsemberg 5 7 11 13 14 16 20 22 23 24 38 39 40 4 1 42 43 45 47 50 5 1 52 53 54 58 59 69 70 72 74 75 81 86 93 98 101 10-1 118 119 121 12-1 126 127 128 134 143 144 145 150 15 1 155 158 162 164 165 17 1 172 174 175 176 177 184 185 188 190 191 192 193 194 195 196 197 198 20 1 202 205 206 2 10 2 15 216 222 236 238 239 260 263 266 268 277 285 289 29 1 294 300; Anderlecht 38 45 50 86 125 130 132 146 154 164 17<1 188 19 1 2 19 263 268 277; A ntwerpen 23 97 1-13 215 284 290; A rquennes 139; Aspelare 214; Asse 28 165 262; Azincourt 139.

Champlette 159; Char leroi 23 I 19; Cou rt-SI-Etienne 19 1; Couture-St-Germain 86; Couvin 1-10.

B Baarl e-Hertog 81 ; Bar 159; Baulers 268; Bazel 23 33; Beauvoir 143; Beauvois J 43; Bekkerzeel 13; Berchem 81; Berendrecht 239; Bergen 16 251 28-1; Bergen-op-Zoom 140 158 19 1; Bergom 81; Bertem 214; Best 80; Bever 260; Binche 287; Boezinge 143; Boom 80 8 1; Bosvoorde 81 130 162 260; Bousval 139; Boutersem 139; Breendonk 216; Broechem 81; Brugge 139 222 284; Bru ssel 5 8 11 13 16 17 18 20 22 23 24 25 31 32 38 40 42 50 5 1 56 57 60 73 74 79 88 89 92 95 96 98 101 109 110 112 116 118 119 120 12-1 128 130 134 135 136 138 140 142 143 144 146 147 150 153 154 161 162 170 17 1 172 173 175 177 182 185 186 190 191 194 195 196 199 202 20&210 215 218 2 19 220 226 228 232 233 235 245 250 254 255 257 258 260 261 263 271 284 285 287 29 1 292 295 300; Buizingen 13 27 30 50 72 73 79 84 124 125 145 146 150 191 277 300; Buvingen 260.

D Denderleeuw 4 1; Dender monde 39; Denderwindeke 48; Diegem 191; Diest 100; Dilbeek 13 125 130 263 26-1; Doornik 103; Dowaai 73; Drogenbos 5 I l 13 14 15 17 22 27 31 67 69 80 11 4 130 134 145 152 158 160 161 171 177 188 201 202 203 206 219 220 236 2-12 243 248 249 250 25 1 252 253 254 260 261 262 266 273 277 284 285 287 293 294; Duffel 74 100 136 138; D\VOrp 5 I l 13 17 24 27 28 30 38 39 -13 -15 46 47 50 54 70 72 75 86 113 117 124 125 126 127 128 130 134 136 145 146 150 158 162 164 17 1 172 175 177 188 191 193 198 2 16 218 239 242 254 255 260 265 268 277 278 289 291 294 300.

E Edegem 81 121; Edingen 120 140 163 273; Eigenbrakel 27 50 117 139 140 141 143 153 199; Eindhoven 80; Eizeringen 79; Elewijt 268; Elingen 124 125; Elisem 200; Elsene 195 26 1 268 277 295; Eppegem 73 242 289; Erwetegem 21-1 21 7; Escandeuvre 1-!3; Etter beek 38; Everberg 146; Evere 80.

F Fleurus 292; Freiburg 48; Freising -18.

G Gaasbeek 38 62 72 124 130 147 148 175 299; Geel 72 73 227; Geldenaken 48 138 226; Gelsenkirchen 271; Geluveld 33; Gent 2 12; Genval 86 125; Glymes 159; Godveerdegem 214;

303

l ~

t

f

l


Goetsenhoven 48; Gooik 8 1; Grimbergen 73 74 140 193; Groot-Bijgaarden 13.

H Haacht 173; Halle 16 17 23 24 27 38 45 50 52 82 117 118 125 132 133 134 136 145 160 182 186 194 215 222 224 227 243 246 248 252 53 254 255 256 258 269 277; Hamme 128; Hannuit 154; Haut-Ittre 190; Heindonk 76; Heist-op-den-Berg 81; Hekelgem 269; Heldergem 171 ; Herselt 81; 's Hertogenbosch 72; Hesdin 11 8; Heverlee 48; .Hoevenen 239; Holsbeek 289; Huizingen 13 16 17 18 30 46 47 50 51 53 70 72 8 1 85 93 11 9 124 125 130 137 145 149 150 191 224 241 242 260 277 300; Humelgem 173.

l eper 289; ljse 136; Ingooigem 22; lnssbruck 139; Itterbeek 38 124 130.

J Jauche 191; Jemappes 291; Jeruzalem 47; Jette 37 54 60 61 81 J96 202 203; jeumont 140.

K

42 45 46 47 54 59 61 6-1 65 69 70 72 74 75 79 8 1 106 109 115 11 6 11 9 120 126 127 128 130 133 143 144 145 146 150 162 164 172 174 175 176 177 178 184 185 188 190 193 195 197 199 201 202 203 206 214 216 219 224 242 245 246 255 266 277 287 300; Londerzeel 146; Lot 13 14 16 17 30 41 45 46 47 54 59 62 92 110 136 160 198 2 19 220 238 244 248 249 250 255 300; Lou rd es 99; Lovenjoel 48; Luik 48; L uttre 23.

M M aastri cht 138; Maubeuge 293; M echelen 10 13 40 73 76 80 8 1 9 1 97 108 11 9 142 2 10 215 242 269; Meerh out 214; Melsbroek 146; Menen 215 ; M olenbeersel 33; Moriensar t 11 8; M ousty 11 8; Muizen 48; Mullem 8.

N Namen 97; Nederbrakel 259; Nederover-Heembeek 242; Neerijse 139; Neerwinden 292; Nevcrs 289; N ieuwpoor t 290; Nieuwrode 48; Nijlen 268; Nijvel 94 100 139 144 175 191 192 200; Noorderwijk-Morkhoven 81; Norfolk 224; Nossegem 48.

0

Kamerijk 13 18 50 60 66 11 5 147; Kapelle-op-den-Bos 5 11 180 260; Kasai 269; Kasteelbrakel 27 190; Kasterlee 81; Keulen 28 118 124 125 130; Kobbegem 50 190; Kontich 76; Kraainem 269.

Ohain 268; 0.L.V.-Lombeek 130; Oorderen 239; Oostakker 121; Oostwinkel 72; Opwijk 8 80 146 159; Oudenaard e 2 15; Oudenaken 124 125 130; Oudergem 269.

L

p

Laken 40 .193 242; L asne-ChapelleSt-Lamber t 11 8; Lebbeke 214; L ede 260; Leefdaal 48 136 138; Lembeek 27 155; Leuven 34 48 59 75 76 79 95 102 11 0 119 135 140 184 196 209 211 214 218 257 284; Leuze 119; L iedekerke 13; Lier 75 214; Linkebeek 5 Il 13 14 15 16 20 22 23 27 28 38 40

Pamel 13; Parij s 16 20 49 178 226 279; Par ike 48; Parma 237; Pavia 142; Pepinge)1 32 134; Péronnes-lezBinche 203; Perwez 143 159; Perwijs 226; Petegem 74; Petit-Luc 292; PetitRreulx 139; Plancenoit 140; Pollare 130; Poperinge 290; Praag 99; Putte 215.

304


R

T

Ravels 81; Rebecq 288; Relegem 146; Rijkevorsel 81; Rijsel 37 40 41; Roermond 11-S; Roeselare 8 101; Rome 81 ; Rosières 191 ; Rotselaar 79 136 1.73; Ruisbroek 5 11 13 17 28 50 55 70 71 72 75 124 130 132 136 137 138 164 174 215 219 220 243 245 260 261 277 287 291; Rumst 74 76.

Ternat 13 260; Tienen 269; Tongeren 87 118; Torhout 260; TourinnesSt-Lambert 191; Trente 79 115; Tubeke 120 142 246; Turnhout 80 81 215; Tyrus 47.

s Schaar beek 23 185 277; Schaffen 214; Scherpenheuvel 121 ; Sebourg 109 143 159; Seneffe 142; 's Hertogenbosch 118 11 9; St-Genesius-Rode 5 7 Il 13 16 27 28 29 30 45 46 47 50 52 58 59 64 68 69 72 75 79 88 98 105 11 5 116 124 125 126 127 128 130 133 134 141 144 145 150 151 157 158 162 163 171 172 174 175 176 177 178 180 188 190 191 193 194 195 216 222 224 225 226 240 244 260 26 1 263 264 265 266 277 283 287 294 295; St-GillisBrussel 16 J 10 185 20 1 205 216 220 245 261 266 269; St-Huibrechts-Lille 260; Sf-Jans-Molenbeek 92 215; Stjoost-ten-Node 214 257; St-KwintensLennik 125 130 269; St-LambrechtsWoluwe 48 92 130 136 138; St-Laureis-Berchem 124 125; Sf-Lenaarts 81; St-Martens-Lennik 38 80 210; StNiklaas-Waas 214; St-Pieters-Leeuw 13 15 17 28 45 47 52 62 69 70 75 84 97 108 110 117 118 120 124 125 130 132 160 162 164 174 219 248 257 277 299; Sf-Truiden 214; Southsea 289; Stabroek 81 239; Stalhille 260; Stavelot 48; Steenhuffel 73; Steenokkerzeel 173; Sterrebeek 146; Strijtem 155; Strombeek 40 101; Suffolk 224.

u Ukkel 13 16 22 23 24 39 40 45 ~o 86 91 92 110 124 130 135 138 145 146 174 177 185 193 197 201 219 220 242 248 249 251 266 268 269 277 285.

27 30 31 33 111 115 121 155 164 171 211 215 216 252 253 26 1

v Valenciennes 193; Viane 110; Vilvoorde 80 146 268 287; Vlekkem 48; Vlezenbeek 58 124 125 130; Vorst (Br ussel) 24 34 42 46 49 51 54 55 59 60 61 62 63 65 66 67 68 73 84 89 90 92 94 102 123 132 155 162 164 174 177 185 188 202 207 2 16 220 245 248 260 266 277 287 288 29 1.

w Waar loos 81; Walcourt 70; Waterloo 34 155 191 200 224 268; Watermaal 124 193; Waver 191 268; Weert 100; Wemmel 158; Wenen 76; Werchter 173; Wespelaar 72; Westerloo 81 136 237; We.zemaal 136; WezembeekOppem 191 268; Wiekevorst 81; Wijnegem 260; Wijtschate 33.

z Zandbergen 130; Zandvliet 239; Zaventem 226; Zegelsem 8; Zichem 8 1; Zottegem 259; Zoutleeuw 158.

305


LIJST DER PERSOONSNAMEN

A v. Aa 125 130 -L32 136 147 190; v.d. Abbeele 273; Abeets 283; v. Achter 202; v. Aerschodt 102 103; Agneess1:ns 200; d ' Ailly 169; v. Aken 43; Albert 236; Alcbits 53 273 276 ; Ale ns 79; Algoct 174; Aliten 135; Allaer 89; Anthoenys 60; Antoon v. Boerg ondit: 139; Apelteren 197; Appelmans 56 173 2 19; Appeltan ts 222; Aren 172 ; v. Arenberg 192 273; v. Assche 39 63 84 116 140 172.

B d e Ba cker 56; Bnckx 22 1; Baetens 294; v. Barbancon 140; de Barsela, Barzele, Berze le, Barsele 33; v. Baudemont 143; Baudrenghien 204; Baveg hems 79; Beaucle n: 144; Beauserm ez 84; Beaujean 119; de Becker 37 43 54 56 59 84 85 118 119 17 1 172 201 205 22 1 27 1 275 276 295 298 299; Beeckman(s) 54 59; sBeeren 61; v. Beeringen 262; Beernaert 188; Beerne re 62; v. Beers, sBeers 54 63 117 132 134 141; v. Beersel 34 40 49 60; Beerselma n 34; v.d. Beken 190; Bela nger 276; de Beider 203; Belderbosch 96; Bellemans 290; Bellemo nt 22 1; v. Bellingen, Bellinghen 125 180 236 273 276; Belsack, Belsacq 52 56 75 163 164 174 200 242 255 256 273 274 299; v. Berchem 6 1 95 172; v.d. Berckenbosch 65 72 89 119; Berckmans, Berghma ns 52 56 59 64 90 106 172 173 205 206 240 252 273 275; v.d. Bergen, Berghe 88 93 109 119 130 158 204; v. Beringen 172; Bernere 172; Bernier 118; Bernoville 292; Berl ina 8; Berto ni 88; Bes tuyns 73; v.cl. Biest 39 54 56 63 84 197; v. Bijstant 74; Billet 98; cle Bla n 105 153; Blanchct 116 120 244; de Blieck 1-10; de Blije 16 1 173; Blijkers 222; Blitz 193 284; de Block

80 103 2 16; Blocquerij 102; Blommaard, Bloemaer ts 37; de Bo 258; Bodenoy 69 ; de Boeck 80 103 220 222; Boel, Boels, Bools, Buels 7 85; Boenen, Boone (n) , Boen, Boon 54 56 64 153 172 2-13; v. Boesdonck 72 268; B_ogaert 37; v. Bole nbeke 187; Boli ng 1.:i3; Bolsée 163 271; Bonenfant 124 135 147; Bonnewijn 19 43 56 59 75 86 90 96 106 172 173 177 194 195 196 201 232 24 1 273 275 278 288; Bonnoy 59; Bontmaeckers 11 6; Boote 135; ~oots 190; Bo rchg rave, Borggrave 69 13; de Borgé 79; de Borggravenb roeck 158; v.d. Borre 69; Borremans 159 215 222 264 265 285; v . Borter 95; v.d. Bosch, Bossche 6 1 86 103 116 132 15-1 172 20 1 214 215 222 269 290; Boterberge 37; v. Boterdael 2 19: de Bourgogne 144; Bourines 263; Bonte 6 1; v. Boutersem 140; Bouts 62; v. Brabant 72 106; v.d. Brande 110 172· Brant 42; Breeckman (s) 53 69 70 117 118 165 172; Breembosch 222; Brempts 110; Breugel 148 2-16 248 249 250· de Briecler 207; de Br ier 55; v. Sri~ meu 250; v.d. Broeck(e), Broucke 58 162 172 190 198; Brooman 172· de Brouwer 115; de Broyer(e) 64 216; Bru gmann 1-1 ; Bru nswick Leenbourg 106; Bruylants 17 1; de Bruyn(e) 21 79 1n ; Buckelae rts 286; de Bue 18 106 116 173 201 202 235 244 273 274 275 276 278; Burg rave 10 1; Busloit 172; de Bus(s)cher 90 174 195 273 274; v. Buysegem 171.

c de Cacamp 10 38 -12 -16 125 126 133 134 135 138 1-17 149 161 17 1 180 190· Caesemans 72; de Caeter 153; Calevoerts 61; Ca luwaerts 191; Camrnae rt(s) 172 173 198 273 27-1; v.d. Cammen 205; v. Camp 80; v. Campenhout 28 106 173 194 195 273 294;

v'.

307


Cappaert 81 222; Capittel 289; Cardenael 42; de Caretto y Grana 273; Carlier 94; Carnot 292; Carnoy 32; Carolus 97; de Caron 111 283; Cas 221; Casier 162; Cassaert(s) 42 139; Cassiers 154; Catrysse 236; Cattoir 75 96 171 175 201; Caudron 236; Cerf 173; Certain 229; Ceulemans 109 220 298; Chabert 222; Chargois 25; Chaufoureau 118 11 9 200; de Chesnoy 117; Chevalier 153; Citers 95; Clabots, Clarbots 59; Claes 42 50 54 55 62 81 172 193 194 200 222; Claeszone 172; Claret 23; Claude! 157; Claus 63; Clement 173; Clerckx 10 20 2 15 222 299; de Clercq 76 79 203; v.d. Cleren 205; Clerens 57 194; Clerfayt 292; v. ter Cluysen 276; Cnape 197; Cnops JO 223 226; de Cock 252 257 258 283; Coddaerts 264; Coeckman 42; Coenaerts 69; de Coene 197; Collart, Collaert 117 118; Collijns 172; Condre 289; de Coninck 15 18 51 67 74 75 76 79 90 91 97 98 105 108 173 245 263 274 285; Connen 163; Cools 85 172 283; Cooman(s), Coemans 59 105 170 171 172 173 194 200 210 231; Coosemans 203; Coppens 61 74 220 276; Cordemans 155; Cornelys Cornelis, Cornelissen 54 138 220 256 259 278; Cornet 222; Corradin 160; de Corselaer 138; dev. Cortenback 190; de Coster(e) 172 220; v. Cot(t) (h)em 202 220 221 240; Coulon 151; Couren 229; v. Craenem 289; Crockaert, Croeckaert 118 159 273 276; Crockx 89; Crols 80; de Croij 115; Crutman 163; v. Cusance 143; de Custere 172; v. Cutsem, v. Coetsem 56 58 62 90 98 103 117 148 153 158 161 165 171 172 205 206 269 273 275 299; Cuvelier 82 272; Cuvry 103 299; de Cuyper 56 70 99 103 219 261 268 269 288 289 299.

D Dachicourt 295; Daisne 9 10; Dalemant 102; d' Alembert 279; Dalemont

308

288; Damman 299; Danckaert 299; Danlée 220; Dan(n)au, cl'Annau, Danneau 53 59 173 205 241 265 273 276 ; Danoot 172; Darquenne 217; Daspy 1 ~4; Daumas 296; Davidts 152; Decrée 220; Dehoy 204; Defourneaux 9; de Grunne de Hemricourt 155 ; de Grunne de Merode 24; Delcheval 66 106 11 8 173; Delcor 79; Oelilez 103; De Montmorency 117; de P age 195; de Scampt, de Schamps 101 102; Deschanel 291; Desponts 109; Oetaverne 294; de Vergy 143; Devis 10; Dierickx 9 70; v. Diest 273 276; de Dobbeleer 103; Dochnert 100; v.d. Donck 283; de Doncker 171 203; v. Doren 80; v. Dormael 80 86 214; Dorps 55; Douzé 88; Dries 61 74; v.d. Dries(sche) 79 221; Droegenbroet 11 6; v. Droogenbroeck 205; Dubois 80 206; Dudaer 226; Dullaerts 39; Dumonrie 291; v. Dups 191; Dussart 173 195 196; Duvivier 28 31; v. Duyn 226; de Duyve 172; v. Dweerbosch 61.

E v. Edingen 140 141 196; v.d. Eede 169; van den Erenbeemt 9; Ees 80; v. Effen 230; v. Egmont 96 143 144 160; v. Elcwijck 172; Elsocht 103; v.d. Elst 79 226 235 252 253 255 294 295; v. Empe 62; Engels 59 240 263; Erasmus 23; Ernau 288; v.d. Essen 162; Estor 134 135 136 137; Everaerts 88 106 176 191 200 253 254; Evrard 214; van Eycke 42; v.d. Eycken 117 173 198 205; v.cl. Eynde 289.

F Fabri 169; Fagnoulle 140; v. Falays 136; Felix 81; de Fiebre 240; Fiévcz 199 239; Figeys 97 109; Filips van den Elzas 32; Filips de Goede 196; Filips de Schone 88; Filips V 235; Floris 160; Foncke 142; Fonteyn 253 254; de Flou 30 32; Foerstemann 32 33; de Fourneau 56 173 273 274; v.


1

1

l Franckerijck 201; François 102; Francus 70; v. Frankcnberg 75 92; Frayeboog 283; Fricx 194; von Friedlingen

v.d. Haer 2 17 ; de Haes 177 218 22 1 273; Hainaut 220; de Halder 273; Halens 79; v. Halewijn 141 297; Halfhuys 142. 158; de Ham 158; v. Hamme 38; Hanickiers 61; die liane 128; HanG naers, Hannaert(s) 28 54 56 59 64 153 Galesloot 126; Galsworthy 8; Gans 165 169 171 172 173 175 194 283; Hànnemans 199; Hannick 283; Hans95; Ganshof 49; Gaspar 161 ; v.d. Gate 6 1 172; Gauthier 93; v. Geel 74; Geens sens 171 173 215 252 253 254 255· Harrewijn 156; v.d. Hasselt 88 109; 222; Geerts, Gheerts 240 283; Geets Hauwaert, .Houwaert 70 142 174 273; 278; v. Geldenaken 190; Gemist 22; Hax 163; Hazart 299; v. Heelbeek 132 de Genst, de Gbeynst 90 163 173 200 133 134 135 136 138 147 148 149 157· 201 202 273 276 289 298; Geraerts Heinckaert 187; Hellemans 86; Hel~ 54 117; Germis 222; Gerrebos 171 174 ; Gerste 89; Gessler 256; Gevaert linckx 220; Hemelinckx 86; v. Hemelrijck 106 157; Hendrik 1 135; Hendrik 220; Gcyl 8 JO 292; v.d. Gheyn, de Geyn 8 101 102; v. Ghinderboven 190; 11 124 ; Hendrik IV 138; Hend rik V Ghysels, Geysels, Gheysels 38 117 120 109; Henne 132; Hennessy 11 9; de Hennin 69; Henricx 54 198; Herde169 172 198 205 211 283; Giblet 106 253; de Gieter 16 1; Gillis 222; v. Gin- wijckx 37; Herdies 10; de Herdt 81 103 222; Heremijs 57; v_ Herenthals dertaelen 160; Gobbe 199 239; Godgaf 172 ; Godtfrouneau 2 10; de Godin 283; 56 276; Herincx 196; Herremans, Hermans 86 90 215 273 275 283 288 294 · Goedens 172; van Goidsenhoven 11; de He~toge tshertoghe Hertogh Gonthier 295; Goossens, Goessens 42 135 136 137 229; Hess 103; v. Heurck 53 65 68 69 72 73 115 173 184 201 112 ; v. Heyckhoven 79; v.d. Heyden 263 268 276 289; Gori<.:kx 190; Gos283; Heylen 116; Heymans 87 103 106 saert 210; Gougneau 100; Grament 75 76 79; Gransaert 54; Granvelle 143; 172 174 220 22 1 226 265 273 275 276 283; Heynrics, Heynrickx 57 61; Heyns v. Grasdorf 143; Grauls 256; de 132; Heyvaert 219 221; Hoebancx 193; Grauw 119; de Greef, de Greve 43 59 Hoericke 172; Hoestoel 262; Hofmans 70 105 158 172 173 194 205 206 253 106 194 273 276 278; d'Hollander 217; 254 255 273 276 283; Gregoir (e) 101 v. Holsatc(n), Holsiet 54 57 138; v. 293; Gregorius VII 115; Gremberth, Hombeek 133; de Houwer 268; HoGrim berch, v. Grimbergen 43 172 173 196; Grimm 7; Grols 196; de Groo- vius (van Hove), v.d. Hove 88 116 161 173; Hubloe, Hublou 59 195; v. Hut(e), de Groodt 80 17 1 197 222; v. gues 14-1; Huisman, Huysmans 48 115; Gruenenrode 56; Grunzweig 126; de H.ulder 173; (de) (van) Hullegarde Guedens 172 ; Guicoppi 237; Guille56 90 171 273; v. Hullewouwe 283· min 10. v. Hulst 71; de Hun! 87; Huseweel 50; Huychs, Huygh(e) 54 194 253 254; v. lfoyssinghen 158. Haberman 220; v.d. Haecht 172; Hael·k, Haack, Hael·kx, Haeks 40 56 1 63 220 285; v.d. Ha(e)gen, v.d. Halngels 205; v. lsterda(e)l(e), Eesghen, v.d. Haeghe(n) 105 172 173 196 terdaele 17 59 64 67 89 90 98 99 106 202 231 234 273 276; v. Haelen 155 201 158 159 171 172 173 196 199 202 229 202 203 204 221 236 253 254 255 289; 239 262 272 273 274 285.

40

H

309

i


Le Roy 156; Leskcns 176; Leuckx, Lu yck~ L uyx 56 195 288; Leurs 87; Jacobs 50 112 116; j an 1 60 132; v. Lett\' en 124; Lib(e)au, Lebau 18 51 jan Il 134 138; jan 111 126; Janssens 52 59 74 79 85 86 106 211 212 273 88 210; Joanna v. B rabant 139; de 275; de Lillcz 22 1; Limming 198; v. j onghe 283; Joos 258; j ourdan 292; Linc:kenbeke -l2 5-l 58 63 132 141 186; jozef Il 113 291; junger 2-1-1. Lindemans 3 5 7 ' 8 10 28 30 32 34 46 73 80 125 133 135 148 165 171 173 174 181 182 188 192 193 197 198 199 v. Kany 1-10; Karel de Grote 39 56 203 223 226 2-16 252 256 259; v.d. 162; Karel de Kale 28; Karel Martel L inden, v.cl. Lynde 54 56 59 86 88 106 32 49; Karel V 39 190; Karel van 17 1 173 185 199 202 232 233 239 2·12 Lorreinen 1-13; Kautereel 50; v. Keer271 274 276 299; v. Lint 237; Lissen(s) ber ghen 103 106 236; de Kegel, sKe40 56 76 165 172; Locus 5 1 222 252 gels, Caighel, de l<eghel ( e) 53 58 64 273; Lodewijk v. 1'v\ale 145 147; Lode96 98 104 141 152 158 159 160 165 wijk XIV 180; de Loë 30; v.d. Loebeke 169 170 171 173 175 184 198 202 224 136 149; Loec, Loeck, Loecke, Loecs, 225 229 240 273 276; v. Kemmele 169 Locx, Loock, Louck x, Looc.:kx, Looc.:x, 198; de Kemp 93; Kempeneers, KemLouc.:x 4 1 54 61 62 63 118 141 171 172 penaers 219 220; v. Kerckhove(n) 79 173 185 193 194 196 222 242 273 275 84 85 172 21 1 262; Kerreman s 86; de 276 283 299; Lonckc 299; Lonij s, Lonis Kersmaekere 205; v. Kesterbeke 132; 133 27-l 275; Lorcwijck 24 1 242; de Keuster 17-l; Keustermans 81; de Lot(s) 18 -ll 52 56 64 109 116 173 Keyser (e), sKeysers 54 55 61 185; 229 238 242 272 273 274 276 288; Kieken 69; v. Kleef 145; l<lerens 110 Lotharius Il 59; Lucas 72; Luedens 211; Knockx 273 27-1; Koentzen 173; 199; Luys:;ar t 79; Luyten 80. de Koker 69; v. Koudenberg 135 136 137 138; l<roeckaert 110; l<unstler 20; M Kuypers, Kuipers 155 230. Machiels 151 274 275 276; Mactillard 1-1-1; Maeck 220 221 ; de Maegd 152; L v. Maerlant 31 32; (de) Maerschalck, Lacus 288; v. Laen 205; Laenen 81 Maesschalck 56 203 24-l 275; Maes 52 84 11-l 210; v. Laer 102; de Laet 27; 103 191 264 268 273 275 286; Mahu v. Laethem 74 276; Lamarche 219 220 ; 222; v. Male 172; de Man 191; ManLamber t 73 173; Larneys 40; La mot sion 32 33; Marek 79; Marickx 76; 80; v. Langendonck 173; v.d. Lannen Ma ri e José v. België 155; Mariën 27; 116; Lanson 229; Lardinoy 202; LauMarlgotti 237; Maris 120; de Marnepr ent 293; Laureys 65; Lauwere ys 80; pe 3 1; Mar tens 227; Martin 100; Mary Lauters 120; Le Boucq 109; Le Char86 213; v.d. Maten 191; Ma(t)thijs 54 leth 117; Le Corbisier 74; Ledel 109; 58 197 273 284; Matton 229 268 273 Leemans 190; de Le(e) ner(e), de 276; Max 23; Maximiliaan 1 139 142 Leenheer 43 56 59 6-l 11 1 169 175 194 145 150 196; Meerts 53 171 173 195 200 242 273 275; Mees 9; Meeus 50; 206 255 256 278; v. Leer beek 132; de Leeu(w), sLeeus, (s') Leeuws 42 56 Mcganck 172; Melin 279 299; Melken58 59 71 172 187 190; Legrand 295; beeck 134 136 141 297 298; v. Melleloe 69; de Menessche, de Meneschi Le Merchy 119; Lenthout, Linthoudt 210; Mercer 155 17-1; Mercs 62 ; de 185 197 ;Le Page 20 1; de Lepeleere Merode-Westerloo 109; Merschalck 175 193; v. Lepper, Leppers 109 238;

J

K

3 10


273; v. Merstraeten 172; Mertens 56 59 60 89 90 100 132 165 173 178 228 229 232 233 234 235 252 272 274 275; de Mesmaecker 53 117 176 227 23-l 240 273 274 216 279; v.d. Meuten 69 210; Meurisse 222; de Meurs 220; de Mey 165; Meyers 47; v. Meynsbruggen 171; Michelet 292; Michiels 25 56 106 11 9 120 202 220 222 236 273 275 299; Minderaa 246; Mintaert 85; Minten 72; Moddaert 62; s Moels 6 1; Moermans 40 4 1 42 6 1 62 63; v. Moers, sMoers 54 171 ; de Mol 190 191 254 255 273 275 276; de Mo ldere 165; v. Mollem 185; Mornmaert 25 40 41 51 53 56 103 106 109 172 173 19 1 202 206 219 220 222 226 24 1 253 254 255 269 272 273 274 275 277 298 299; Mommens 178; de Mommerency 173; v. Mons, Smons 18 56 62 96 172 173 188 190 226 227 24 1; Montagne 220; Moonens 19 1 203; de Moreau 182; Morelle 49; Mortas 268; Mortier 290; Monis 279; Mosen 172; Mosselman (s) 54 103 201; Mottart 11 8; v.d. Motten 197; Mox 63; Moyson 11 ; v. Mulle 62; de Mu nck 72; de Munter, sMunters 117.

N v.d. Nacht 268; Napoleon 1 174 293 294; Nauts 144 175; v.d. Nauw 52; Navez 206; de Na(e)yer, de Neyer 50 51 56 104 172 203 2 19 236 24 1 263 265 273 275 289 299; Nechelput 191; v. Neclerdorpe 136; Neerdaels 214 221 299· Neetens 283; v. Ne rum 212; v.d. Ne;te 215· de Neve 172 ; Neyts, Nijts 72; Nicla~ 142; v. Nieuwenhove 193 194; v. Nijversele, v. Nijverseel 11 7 205 278; Noffels 56 5~; Noir 56; v.d. Noot 11 6; Nootkens 283.

0 v. Obbergen 79: Offen berg 53; Oleffe 204; d'Olmen et de Poeder Ie 96 298; v. Oncle 62; v. op den Bosch

88; Ophalfens, Ophalvens, Ophalffens 56 59 70 74 89 171 173 201 240 252 273 276; Ophuys 42; v. Orley 1-12 ; v. Ossel(e) 54 229 273; Ots 70; Otten 81; Otto 1 147; v. Oudenaken 193; v. Oulter 59; v. O uters 173; v. Overlies 172; Overstraeten 24 ; v. Overvelt 132.

p Paeps 84; Paesmans 56 103 245; Pa naaers 43 283; Pannis 172; P arant 191; s Papen, de Pa(e)pe 54 118 173 190 ; Paridaens 90 117 11 8; v. Pa rijs 190 273 276 ; Pauli 59; de Pa uw 80 99 202; Pauwels 54 56 11 6 153 158 163 172 173 228 229 273 276; v. Pede, Pee 4 1 58 61 62 63; Pe(e) ten~ 33 80 95 105 216 231 239 252 290; Pelg rims de Bigard 156; de Peper 11 9; v. Pe rcke 190; Pe·rmeke 204; Perneele, Perneels 115 116; v. Peteghem 100 10 1; v. Petershem, v. Petersheim 136 138 149; Piermont 172 ; Pierret 295; Piers 54 165; Pillet 232; Piot 287; Pippijn van Herstal 48; P irenne 8; P laetmans 139; v.d. Plancken 279; v.d. Plas(sche) 117 178 209; Platteau 53 132 173; P loempaert 263; v.d. Poel 202; Polenus, P leunus 172 ; v. Polfliet 178 242; Polspoel 17 l; de Poortere 190; Pornel 289; Pqtvlieghe 101; Poupelemon 276; de Preter 185; Priem 64 158; Proost, P roest 3 185; Pruen(e) 6-1; Putmaas 207; v. P uyvelde 288;

9 Quaethennin 135; Quetelet 295.

R de Ra ere 67; Raes 50 288 289 298 299; Ram lot 23; de Rape 117 ; Rau(w), de Rouwe 53 106 172 273 275; Ra ymakers 61 62; Rechling 2 11 ; Rein tiens, Rij ntiens 53 171 ; Remicus 115; Reniers 173; Renson 97 98 120: Richa rd 144; de Ridder( e). s Ridders 40 -13 54 56 58 61 62 103 110 115 158

311


165 172 173 185 189 190 193 195 206 207 220 221 268 271 274 284; v. Riemenants 54 61 62 141 ; v.d. Rijst 55; v. Rijen 143; Rijts 62; Ritsmans 238; Robbijns 61 62; Rocx 54; v. Rode, Roede 37 43 54; Roelant(s) 105 152 276; Roelots 88 197; de Roest d'Alkemade 96 103 109 196 216 217 266 298; Rogiers 64; Romain 119; Rombouts 34 117; Romme 293; Rondenbosch 185; Ronge 172 192; Ronse 74; v. Roosbeeck 72; Rosemont 171; Rosse! 56; v. Rossum 59 64 117 169 172 184 211 255 256 264; v. Roy, v. Roey 11 103 215 217 222; Rubbens 202; v. Ruelenrode 56; Rutten 259; Ruvet 299; de Ruysscher 79 200.

s Sacré 231; de Sa(e)deleer 204 220; Saint Paul 283; Sallaert 143; Samuels 86; Sarteels 116; Seal ie, Scaillie, Scailgie, Scaelge, Scaye, Schalie, Scalijs 40 41 42 115; Schabol 171; Schaekers 222; Schaelt, Scholt 229; v. Scliaftinge 195; Schavey, v. Schavijts, tScavey, Scavay, Schavaye, Scavée, Schavije, v. Scaveye, Chavée, Chavet, Chevez 62 189 190 191; v. Schaumburg 142; v. Sc(h) epdael 27 115; Schiets 119; Schirren 204; Schollaert 39; Schoonjans 96; Schops 88; Schuermans 257 258; Schuyfelaer 53; v. Scoeneycke 43; Scot, Scotte 54 116; Seg(h)ers, Zegers, Zeghere 53 54 79 197 221; Sempoel, Senpoul, Simpoel 18 232 273; Sermon 219; (t') Servranckx 273 277; De Seyn 297; Sewijn 172; Shakespeare 15'7; Simelon 274; Simeons, Simons 103 218 220 240; v. St. Albert 298; v. St. j an(s) 273 274 275; St. Pauwel 88; (de) Smedt, Smet(s), de Smeth, Smeet, Smet(s) 56 78 81 100 106 115 117 158 194 204 218 222 284; Smekens 172; Smellins 11 5; v.d. Smissen 105 158 285; Smith 224; Smolders 55; 't Sneeps 190; Snellinakx 161; Soetin 193; Sophie 89; Souffriau, Chaufriaux

312

173; Speeckaert 59 64 65 106 173 205 240; Spelkens 187; Spijskens 116; Spirincx, Spierinck(x) 115 172 175 190 193; v.d. Spout 107 108 139 188; Springael 219; v.d. Sprot 108; v.d. Spurt 222; Staes 220; Stallaert 242 257; v. Stalle 128 132 133 134 135 136 137 138 147 148 149 160 171 173 252; Staring 39; Stassaert 198; Steeman (s) 58 79; v.d. Steene, (v.) Steen 116 140 160 268; Steenlandt 273; Stellemans 106 196; Sterckman 202; Stevens 17 115 133 172 199 221; Stevenszoon 205; Sti]ns, Steyns 8 23 33 69 133 138 232 236 245 246; Stinkens 101; Stoefs 43 175; Stoop 80; Storte 61; Stoupey 173; v.d. Straeten 116 283; Streuvels 22; v.d . Stricht(s) 59 173 191 232 252 265; Strijckers 58; Struelens, Stroelens, !?trullens 54 56 172 232 234 235 236 240 265 273 274 276; Stuers 237; v. Suene, v. Zuene 165 169 172 173; Suetincs 58; v. Sumere 222; Surkeyn 268; Surson 56; Swaelens, Swalens, Swalus 18 19 5 1 52 56 64 79 88 89 104 109 170 172 175 222 265 273 275; Sweerts 128 132 136; Swiggers 85.

T Tack 220; Tambuyser 10 53 59 67 73 74 85 86 98 101 102 232 235; Tas 175; Tasselon 89 173; Taye 133; Taymans 120; Teirlinck 7 8 23 33 69 133 138 148 157 232 236 245 246 247 252 257 258 259; Tellier 268; Tenant de la Tour 8; v. Terdeck 106; de Termeeren 158; Terrijn 222; T ex 43; T(h)eunens, Theunis(sen) 53 56 273 275; Theuninck 187; Thevenet 204; T heys 18 75 137 149 151 199 238 299; Thielemans 59; Thienpont 171 173; Thierry 7; Thomas 50; Thombersoul 159; Tibault, T(h)ibaut 177 188 199; T(h)ielemans 219 .220 273 275 299; 1 Tijck 59 172; Tilman 220; Timmerman(s) 172 197 202 203; Toek 54; 1'oledano 178; de Tombeur 144 ; Tondi 118 119; Torfs 209; (de) Tourneur


193 194; v. Tours 87; Trevelyan 8; v. Tricht, v. Trigt 81 222; de Troch 176; Trousseau 171 173 174; Turreau 292; Tusnack 191; v.d. Tympel 152.

u v. Udingen 54; Uylenb roeck 50.

·v de Vadder(e) 165 166 169 172 229; v.d. Velde(n) 53 163 221; v.d. Velde clc Melroy 268; Veldemans, Vellemans 102 119 152 240 273; Velge 175; Vennekens 38 80 210; Veraert 92 93; Verbeeck 214; Verbesselt 125 147 192; Ve rbraeken 11 9; Ve rcouillie 228; Verdam 32; Verdonck 80; Verdroncken 97 99 101 !03 222 269 271 299; Verhaegen 294; Verheyden 81 103; Verheyleweghen 64 66 7 1 72 161; Verhoeven 81; Verhougstraete 8; Verkooren 126; Verlaet 99 22 l 222 · Verlinden 79 80; Vermeiren 81 222; Vermeulen 100; Verrera 159; Verschueren 68 81; Verstegen 201; Vertongen 191; Vervliet 259; de Verver de Verwere 172 285; Verwijs 32; Vier~ lings 144; Vincent 30 32; Vire 201; de Vlaey 153; de Vleeschouwer 171; Vlemincx 11 5 228 229; s Voets 54; v. Volsem, v. Volsum 56 119 234 278; Vonck 291; v.d. Vondel 105; v.d. Voorde 134 135 136; de Vos 214; Vost 54; Vrancx 62 11 6 172 193; de Vrat 67; Vrebos(ch), Vredebosch 56 172; de Vries 33; Vrijsens 79; Vrooninckx 118.

w de Wachter 11 ; de Waegeneer, de Waghenee r 201 229; v. Waelmont 283; de Waerseggere 243; Walraevens 106

239; Walst:haert 243; (v.) Wa(e)lschot 41 56 99 159 210 216 220 240 241 243 273 274 276 285 299; Wambacq 72 173 178 232; de Wandel 283· de Wandeleer 16 56 64 171 173 2 19 222 273 276 277; de Warnestuen 32; v. Wassenhoven 119; Wastiau 93; Watelet 158; Wauters, Wouters, Wouteren 8 13 24 3 1 32 4 1 52 53 56 67 88 89 117 124 126 132 138 142 148 149 150 152 163 173 178 188 192 199 200 204 205 222 236 239 245 271 274 275 298; v. Wavre 169 191; v. der Wee 75 79; Weemaels 47 202 219 221 222 299; de Weerdt 133; de Weersbosch 197; v.d. Weghe 118 133 145 238; Wellemans 172; Wellens-De Donder 295; Wemers 80 ; v. Werden 29; v. \Vertenberg 142 ; \Verve 172; de Wever 19 1; Weyns, Wijns 56 106 173 198 273 274 283 299; Weyts, Wijts 6 1 116 172 205; v. Wezemaal, v. Wesemael 138 214; Willem 1 212; Willems 58 205; v.d. Winckele 54 69 81 133 172 195 197; Wincq 68; v. Winderbeke 172 191; de Winne 67 69 J 17; de Wit(te) 79 115 171 273 275; v. Witham, v. Withem, v. Wittem 98 101 107 108 109 115 126 127 130 132 136 138 139 140 141 142 143 148 149 150 162 172 175 176 188 191 297; Wittebol 263· Wittersael 88; Wittouck 171; v.d'. Woestijne 204; Wolf 132; v. Wolferen 80; v. Woluwe 190; v. \Vouweringhen 54; Wuyts 73.

z v.d. Zanden 220 221; v.d. Zennen 141; v.d. Zijpen 196; v. Zimmern 142· v. Zollern 142. ' Zie ook c: Vondelingen -.., blz. 280.

313


INHOUDSTABEL Blz. Vooróerithl . Ter inleiding en ter verantwoording Nota Gebruikte afkortingen en sigels . Bibliografie .

5 7 Il 11 11

HOOFDSTUK 1

Aardrijkskundig

01 1erzichf

De gemeente De bodem De hoogten . De wate rs Bos en heide De wegen De woningen en het bewoningsstelsel De gehuchten De verkeersmiddelen Toerisme en natuurbescherming De ekonomische toestand

13 13 14 14 15 16 16

20 22 22

23 25

HOOFDSTUK Il

Oudste menselijke nederzeltingen

27

HOOFDST UK lil

Naam der gemeente en andere plaatsnamen De naam der ge meente De plaatsnamen

31 31

34 HOOFDST UK IV

Kerkelijke geschiedenis Ontstaan van de parochie en de kerk P atroon der parochie . Goederen, inkomsten en uitgaven Missen en jaargetijden l<erkbestuur en kerkmeesters Heilig-Geesttafel en armenzorg Tienden

45 45 48 50

54 55 56 59

315


Pastorele goederen Inkomsten van cle pastori e Pastoreel huis De pastoor s . Onderpastoors Kosterij en kosters Pastoorsmeiden Kerkgebouw . V ergroting van de kerk Ker k ramen Smeedwerk Hoofdaltaar Godslamp Gew ijde vaten, orn amenten enz. Rel ieken Andere altaren Beelden Doopvont en wijwatervat Predikstoel Kommuniebank Schilderijen Kruisw eg Biechtstoel O rgel Klokken Torenuurwer k Kerkstoelen V erlichting V erwarmi ng Hondenslager, ker kbaljuw 1n de k erk begraven Gr afgedenkteken van de \Vithem's Kerkhof . Ker kelijk leven Broederschap van het allerh eiligste sacr ament Bedevaart naar St. Lambertus Processie Beg rafenisrechten enz. Kerkdi!!fst allen Kapelanieën . Kapelanie van 0 .L.Vrouw op het kasteel Kapelanen Kapelaanshuizen . Huiskapel kasteel Dweerbos Kapelletjes en kr uisen . Waar ter be<levaart gegaan wordt

3 16

61 65 66 68 80 81

86 86 92 93 93 93 95 95 97 98 98 99 100 100 100 100 100 100

101 104 104

104 105 105 105

108 110 111 111

111 11 3 113 114 11 4

115 117

120 120 12 1

121


HOOFDSTUK V

123 123 126 145 155 157 161 161 164 171 173 173 174 175

Lecf!rocrige geschiedeflis Leenstelsel De gronó11eerlijkheid en de bezitters ervan De middeleeuwse burcht De herstelling van het kasteel j acht- en visrecht . Plantrecht Schepenbank . Meiers . Schepenen Griffi ers Dorp sofficieren Schandp aal Galg HOOF DSTU K V I Sociale en ckoflomische geschiedenis . Belastingen Gemeentefinanciën Landbouw Veeteelt Schut en schade Fruitteelt Groenteteelt . 1-lof te Beersel Hof te Schavei Hof te Honger ij Hof te Dweerbos of van Nieuwenhove Hof ter Motten Het Hofken . Hof van Vr ebos en Hof te Steenwege Hof te Zittert Hof ter Hulst Ho f ten Bluts Kleinere boer edoeningen Watermolen Windmolen Kaashandel Brouwerijen en herbergen Lambik en geuze . Steenbakker ij Katoenspinnerij

177 179 179 181 184 184 184 186 186 188

191 196 197 197 198 198

198.. 198

..

199 199

200 200 200

204 207 207

3 17


HOODST U K V II Kultur el e geschiedenis . Jongensschol en M eisj esscholen Avondschool . T oneel . St. Ceciliakr ing Fanfa re St. Lamber tus Har monie Gr étry's Kr ing Davidsfondsafdeling

209 209 216 217 2 17 218 218 221 222

HOO FDST U K V II I Volksl even S11el en sport Schuttersgilde D e Spaarzame W histspeler s • Kermi ssen Ganzeker mis Meiboom Volksgeloof Bij geloof

223 223 230 236 237 238 239 242 242

HOOFDST UK IX Plaatselijke biogrnf ie . Pastoor Egidius de Coninck Her man T eirlinck De Par etter s De Beerselaar Geestelijke personen en pr iesters uit Beer sel

245 245 246 252 261 268

HOOFDSTUK X D emogr afisch overzicht Bevol king Vondelingen en vaderlandski nderen Geslachls- of familienamen Bijnamen Beer selse families . Ziekten en gezondheidszorg

318

271 271 279 282 283 283 28-l


HOOFDSTUK XI

287 287

Oorlogsgcbcurlc11isscr1 Middeleeuwen De eerste wereldoorlog Tweede wereldoorlog

288 289

HOOFDSTUK XII Politieke beroeringen . De Brabantse omwenteling Franse inval en bezetti ng De Franse bezetti ng Herenigde N ederland en Omwenteling van 1830

291 29 1 29 1 293 295 295

HOOFDSTUK X III Gcmee11febcsf1111r sedert de onafhankelijkheid Oud schepenze~e l en Gemeente\vapen Gemeentehuis Burgemeesters Schepenen Sek retarissen Ver lichting Watervoorziening Reinigingsdienst Brandweer Lijst van de 68 illuslralies Lijst der plaatsnamen . Lijst der persoonsnamen

297 297 298 298 299

299 299 300

300 300 301

303 307

319


VAN DEZELFDE SCHRIJVER :

Geschiedenis van Ruisbroek (Bt), 1940, 83 blz. 19 ill. en een toponymische kaart.

Geschiedenis van Drogenbos, 1942, 143 blz., 28 ill. en een toponymische kaart.

·Geschiedenis van Dw.orp, 1948, 402 blz., 53 ill. en een toponymische kaart. Bekreond door de Koninklijke Vlaamse Akademie.

Geschiedenis van Kapelle-op-den-Bos, 1953, 271 blz., 22 ill., en een toponymische kaart.

Beknopte Geschiedenis en Meesters, Meesteressen en Zusters van het Groot Gasthuis van Leuven, 1959, 30 blz., 2 ill. (Overdruk uit Brabantica, bundel werken over familiegeschiedenis, geslacht- en wapenkunde voor de provincie Brabant).

Geschiedenis van Sint-Genesius-Rode, 1960, 523 blz. 108 ill. Geschiedenis van Alsemberg, 1960, 504 blz., 91 ill. In samenwerking met Jules Geysels :

Geschiedenis van Linkebeek, 1957, 27 t blz., 27 il l.

Voor al deze werken schreef Dr. Jan L indemans, Lid van de Koninklijke V l. Akademie, een voorbericht.

,



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.