Het Industrieel Atrium, Glossy voorjaar 2014

Page 1

Adviesprijs â‚Ź 2,95 mei 2014

Industrieel Helmond Themanummer

Voeding van eigen bodem

Lees nu over de geschiedenis van de voedingsmiddelenindustrie in Helmond en omgeving

Inclusief unieke interviews met o.a. wethouder Yvonne van Mierlo over Food Technology Park Brainport Maar ook:

Terugblik 2013,

Het Industrieel Atrium

Een uitgave van Het Industrieel Atrium:

www.industrieel-atrium.nl, Kanaaldijk N.W. 29, 5707 LA Helmond


Inhoudsopgave 2

Voorwoord

3

Verhaal; De geschiedenis van de voedingsmiddelenindustrie in Helmond en omgeving

18 Enkele initiatieven op het gebied van voedsel in Helmond uitgelicht. 19 Interview Huijbregts Groep B.V.; Communicatiemanager; Mevr. Nicole Swinkels-Meulendijks 20 Interview De Groene Campus; Directeur; Dhr. Jan Krol 21 Interview Gemeente Helmond, Wethouder Economische Zaken; Mevr. Yvonne van Mierlo 22 Terugblik 2013, Het Industrieel Atrium

Afbeelding: Trechters in gebruik bij Huijbregts Groep B.V. Bron: Huijbregts Groep B.V.

Colofon De periodiek ‘Industrieel Helmond’ is een uitgave van Het Industrieel Atrium, kenniscentrum voor het industrieel erfgoed in Helmond. Het Industrieel Atrium is een onderdeel van Stichting Industrieel Erfgoed Helmond, opgericht op 29 augustus 1996. De periodiek ‘Industrieel Helmond’ verschijnt twee maal per jaar. Het Industrieel Atrium Kanaaldijk NW 29 5707 LA Helmond 0492-535977 info@industrieel-atrium.nl www.industrieel-atrium.nl Facebook: Het Industrieel Atrium

1 2

Uitgave nummer 7, mei 2014 Hoofdredacteur Jolijn Brouwers Vormgeving Jolijn Brouwers Teksten Namens Het Industrieel Atrium, Marc Swinkels, Laura Bertels en Jolijn Brouwers Taalcorrectie Rinie Roosenboom Copyright Het Industrieel Atrium Foto’s voorpag. Huijbregts Groep B.V. en freedigitalphotos.net


Voorwoord Het voormalige Carp-gebouw aan het kanaal waarin Het Industrieel Atrium is gevestigd. Aangelicht bij avond, februari 2014. Bron: Gem. Helmond.

Voedingssupplementen, genotmiddelen, voedingsmiddelen, groen dieet, e-nummers, super foods, agrovoeding, de bio hap, het zijn allemaal woorden waarvan de betekenis voor velen van u vaag en onbekend is. Zeker is dat deze verzamelnamen producten vertegenwoordigen die wij dagelijks eten en drinken en die door een invloedrijke industrie geproduceerd worden. Producten die wij kwalificeren als goed of slecht, lekker of vies, gevaarlijk of gezond, vers of diepvries, duur of goedkoop enzovoort. De industrie welke deze voedingsmiddelen in Nederland produceert, veredelt, verhandelt, exporteert en transporteert is omvangrijk, gevarieerd, internationaal gericht en technisch zeer geoutilleerd en innovatief. Deze voedingsmiddelen industrie heeft door de jaren heen een belangrijke bijdrage geleverd aan ons Bruto Nationaal Product en doet dat nog steeds. In het jaar 2010 bedroeg de totale omzet van deze industrie 51 miljard euro en werkten er naar schatting toen 118.000 mensen in deze sector. Inmiddels is Nederland de tweede exporteur na de USA in de wereld op dit gebied. De regio Peelland met het dynamisch kloppend hart de stad Helmond vertegenwoordigt een belangrijk deel van deze voedingsmiddelenindustrie. Lokale overheden van de stad Helmond en de regio hebben dan ook samen met het bedrijfsleven, dat zich heeft verenigd in Food Connection Point en het opleidingsinstituut Food Technology Park Brainport, gelegen aan de Suytkade in Helmond, de Foodsector in de regio als een van de speerpunten van hun toekomstig economisch beleid uitgeroepen. Dat was mede de aanleiding voor Het Industrieel Atrium om dit jaar hieraan bijzondere aandacht te geven door in het najaar van 2014 een thematentoonstelling te wijden aan de voedingsmiddelenindustrie van de stad Helmond en de regio. Door middel van een expositie, een film/documentaire en een Kroniek wordt u op de hoogte gesteld over de geschiedenis en toekomst van de voedingsmiddelenindustrie van de stad Helmond en de regio. In dit themanummer van Industrieel Helmond krijgt u daar een voorproefje van. Ter illustratie van de praktijk in de voedingsmiddelenindustrie Helmond heeft Het Industrieel Atrium een aantal betrokkenen van Food Technology Park Brainport gesproken en gevraagd naar hun drijfveren en toekomstplannen. De drie interviews kunt u in deze editie lezen. Als sluitstuk van deze uitgave van Industrieel Helmond treft u nog een kort overzicht aan van bijzondere feiten die in Het Industrieel Atrium in 2013 hebben plaats gevonden. Het bestuur wenst u veel leesplezier toe en ontvangt u graag op de thematentoonstelling “Van Eigen Bodem� in het najaar van 2014. U wordt over de juiste data nog nader geinformeerd. Het Bestuur, mei 2014

2


De geschiedenis van de voedingsmiddelenindustrie van Helmond en omgeving.

Tekst: Het Industrieel Atrium Foto: freedigitalphotos.net

De regio Helmond is vanaf de middeleeuwen tot en met de 18de eeuw niet betrokken geraakt bij de ontwikkelingen in de landbouw en voedingsmiddelenproductie die elders in Nederland plaats vonden. Eerst vanaf de 19de eeuw en dan pas tegen het einde daarvan is er in de stad Helmond en directe omgeving sprake van een voedingsmiddelenindustrie in wording. Gedurende een lange tijd daarvoor heeft Helmond niet geprofiteerd van de historische ontwikkelingen die elders in Nederland op dit gebied plaatsvonden. Uiteindelijk vanaf het midden van de 20e eeuw bij de aanwijzing van Helmond als groeistad door de landelijke overheid kwam de groei van de voedingsmiddelenindustrie in Helmond echt op gang. Nu is Helmond bekend als een echt centrum voor de voedingsmiddelenindustrie. De historie die hieraan vooraf ging begon in de middeleeuwen in Holland.

3


In de 15de eeuw ontstond er bij de alsmaar groeiende steden in Holland een toenemende behoefte aan graan. Door de drassige grond en het grote waternetwerk in dat gebied waren er toen nog onvoldoende mogelijkheden voor akkerbouw. Daarom zochten de Hollandse landbouwers naar andere mogelijkheden en zij vonden deze in de handel van graan met andere gebieden in Nederland. Toen dat aanbod onvoldoende bleek trokken zij naar de Oostzeegebieden. Vooral de handel in graan met deze landen bood grote mogelijkheden en werd gaandeweg een voorname bron van inkomsten. Deze handel zou uitgroeien tot de moedernegotie van alle daarop volgende handelsactiviteiten. Hier lag dan ook de oorsprong van de commerciële landbouw en van alles wat daaruit is voort gekomen op het gebied van de Nederlandse productie en handel in voedingsmiddelen. Voorbeelden hiervan zijn de trafieknijverheid in de VOC periode van de 17de en 18de eeuw, veredeling van producten, de Amsterdamse stapelmarkt en de daarmee gepaard gaande rijkdom, de institutionalisering, mechanisatie en de latere industrialisatie van de landbouw vanaf de 19de eeuw en de intrede van de procesindustrie bij het produceren van voedingsmiddelen vanaf de 20ste eeuw uitmondend in de huidige omvangrijke internationaal opererende voedingsmiddelenindustrie. Infrastructuur, grootgrondbezit en onvruchtbare zandgronden Gedurende de 14e tot en met de 16e eeuw lag het verschil tussen Holland en de regio

Helmond (Peelland) en omgeving, vooral in de wijze waarop de landbouwers hun beroep uitoefenden en de investeringen die zij deden. Dit kwam voornamelijk doordat in de 14de eeuw en de daarop volgende eeuwen de levensomstandigheden in grote delen van Brabant en Helmond en omgeving, aanzienlijk verschilden met die van Holland. Er was sprake van een geheel andere situatie. Brabant was in tegenstelling tot Holland een landprovincie, waar behalve Antwerpen geen enkele zeehaven van betekenis was. Er was weinig water dat geschikt was voor vervoerdoeleinden. Daarnaast waren de landwegen zeer slecht begaanbaar. Ook waren grote stukken grond in Brabant voornamelijk in handen van de adel en kasteelheren, van wie de boeren sterk afhankelijk waren voor hun landbouwproductie. Juist deze boeren, die als pachters voor de landheren en grootgrondbezitters werkten, hadden weinig of geen mogelijkheden om hun producten van het land, dat in eigendom was van de heren, zelfstandig te verhandelen. De opbrengst was bestemd voor hun heren. Zij werden belemmerd in hun streven naar commerciële landbouw door allerlei maatregelen en regels van de landheren en grootgrondbezitters. Vergeleken met de export van landbouwproducten in Holland, was de export van deze producten, als economische factor in grote delen van Brabant, van ondergeschikt belang. Het landschap in de zuidoosthoek van Brabant bestond bijvoorbeeld uit schrale zandgrond, heide en bos. Hierop was landbouw op grote schaal simpelweg onmogelijk. Daarnaast was er beperkte cultuurgrond in de vorm van weide-

velden en akkers. Het landschap waarin Helmond ontstond werd bepaald door hogere randen aan weerszijden: de Peelhorst in het oosten en zuidoosten en een hoge dek zandrug in het westen. Daar tussen in lag de centrale slenk. Op de zandgronden rondom Helmond beschikten de boeren over weinig natuurlijke waterbronnen. Water geeft een extra impuls aan de groei van gras en gewassen van allerlei soorten. Dat gebeurt op de zandgronden veel minder. De natuurlijke bemesting was dan ook zeer belangrijk. Een tekort aan goede wegen belemmerde daarnaast de arbeid op het land. Alleen het kleine aantal ‘zware’ gronden rondom Helmond leverde tarwe. ‘Zware’ grond is van nature rijk aan humus, ofwel voedingsstoffen, waardoor er wel landbouw op kan worden bedreven. In de stad zelf was de grond geschikt voor de eik en de berk. Maar verder rondom Helmond was de schrale, zanderige grond alleen geschikt voor de den. Door het grote gebrek aan vruchtbare gronden en aan meststoffen om de schrale grond enigszins vruchtbaar te maken, was de opbrengst van de landbouw voor de boeren in Helmond matig. Het was dus niet zo heel goed boeren in Helmond en omgeving in de periode van de 14e tot en met de 16e eeuw. In vergelijking tot de situatie in Holland werd er hierdoor in en rondom Helmond op kleinere schaal landbouw bedreven. De productie was meer voor lokale doeleinden bestemd en niet voor de export. Voor commerciële landbouw was er nog weinig bestaansmogelijkheid. De Helmonders werden zo dus gedwongen om ook naar andere mogelijkheden van bestaan te zoeken en vonden die in de textielnijverheid.

4


Toen werden er door de heer van Helmond, Johan de Berlaer, zeven ambachtsgilden formeel opgenomen in het bestuur van de stad. Vanaf dat moment bestond het stadsbestuur dus ook uit de Dekenen van deze zeven ambachtsgilden.

Helmond in de middeleeuwen met de omringende woeste gronden in 1598, Zacharias in zijn werk: Le miroir du monde, ou epitome du theatre d'Abraham Ortelius.

Vlas Voor de verbouw van vlas waren er elders in Brabant wel voldoende mogelijkheden. Vooral in Vlaanderen werd van 14e tot 16e eeuw op grote schaal vlas verbouwd. Ook in en rondom Helmond werd destijds op zeer kleine schaal wel vlas verbouwd, maar niet zoveel als in Vlaanderen. De verkoop van vlas was in Helmond te vinden in de Kerkstraat. Vanaf de kerkdeur tot de Hoogeindse Poort kon men naast vlas ook garens kopen. Wevers uit zowel dorpen als steden kochten deze vlasgarens om er linnen van te maken. Het linnen werd vervolgens op de lokale markten zoals in Helmond en in Eindhoven, weer aan de plaatselijke bevolking verkocht. Voor de vlasboer zelf werd het ook aantrekkelijk om zich

5

met het weven te gaan bezig houden. Tijdens de winter kon hij immers het land niet bewerken en hij had dus ook geen inkomsten. Door te gaan weven kon hij voortaan ook in de winter inkomsten genereren. Zo ontstond er in de 16e en 17e eeuw in Brabant een huisnijverheid die aanvankelijk zelfstandig, zonder invloed van tussenhandelaren en kooplieden opereerde. Later begonnen de boeren in de stad Helmond en in de regio er omheen ook zelf hun vlas te verwerken. Hierdoor genoot de boerenbevolking in en rondom Helmond een zekere welvaart in de 16e en de 17e eeuw. De Teullieden De landbouwers in Helmond waren georganiseerd in een soort corporatie, die in de 14e eeuw ‘het Ambachtsgilde van de Teullieden’ (ook wel Toelambacht) werd genoemd.

Basisdocument en zegel ‘Caert 7 Ambachten 1389’. Bron: RHCe.

Binnen een gilde was de Deken de hoogste gezagdrager. De erkenning van deze zeven ambachtsgilden, werd vastgelegd op de Generale Kaart van 1 september 1389. Dit gebeurde in Helmond veel vroeger dan bijvoorbeeld in Eindhoven, Tilburg en Breda. Het ‘Gilde van de Teullieden’ heeft in de reeks van de zeven ambachtsgilden, zoals


blijkt uit de daaropvolgende Generale Kaarten, steeds de eerste plaats ingenomen. Daaruit mag worden geconcludeerd, dat het ambachtsgilde van de Teullieden het belangrijkste gilde in die tijd was. Maar een gilden organisatie van landbouwers bestond al eerder. Reeds in het jaar 1359 treedt er een vertegenwoordiger van het ambacht der teullieden op, genaamd “Heynkens Dekens soen”, ofwel de zoon van de deken Heynkens. Iedereen die geen ander beroep uitoefende dan het hanteren van een ploeg en wagen, diende zich bij dit ambachtsgilde aan te melden. Men moest wel ‘poorter’ van Helmond zijn, ofwel binnen de stadsmuren van Helmond zijn geboren. De Kaart van het ambacht van de Teullieden werd in het jaar 1538 vernieuwd. Elk jaar kozen de Teullieden uit hun midden twee Dekenen. Zij vertegenwoordigen dan de Teullieden in het bestuur van de stad Helmond. Belastingen en Accijnzen Een van de belangrijkste onderwerpen dat behandeld werd tijdens de vergaderingen van de Teullieden, was de jaarlijkse heffing van belastingen en accijnzen. Het was niet toegestaan om boter, koren, vis en garen te verkopen buiten de marktdagen en vastgestelde uren. Ook was het de Teullieden verboden om boter, vis, vlees en graan van uit huis of hun boerderij te verkopen. De Teullieden werden tevens verplicht om alle producten uit de akkerbouw, bosbouw, veeteelt en landbouw, eerst op de Helmondse markten te koop aan te bieden. Na 8 uur tussen Pasen en oktober en na 10 uur in de tijd van oktober tot Pasen mocht er boter aan ‘buitenlui’ verkocht worden. Tegen al deze bepalingen kwamen de Teullieden

regelmatig in opstand. De door de heer van Helmond te ontvangen ‘keuren’, ‘molenaarsdwang’ en ‘schaargelden’, waren ook vaak het onderwerp van gesprek. Naast de talloze heffingen die de heren van Helmond in die tijd het ambacht der Teullieden en de andere ambachtslieden oplegden, werden er elk jaar ook twee keur- en ijkmeesters aangesteld. Zij moesten jaarlijks de prijs van levensmiddelen, zoals drank, brood en vlees, vaststellen. Daarnaast moesten zij toezien op de deugdelijkheid van de levensmiddelen en de maten en gewichten hiervan ijken ofwel keuren. De ijkmeesters hingen op alle zaterdagmarktdagen het bord op waarop de prijs van het brood stond vermeld. Ook keurden zij het aangeboden graan en meel. Helmond kende tegen het einde van de 15e eeuw slechts drie molens, een watermolen en twee windmolens. Deze molens werden tegelijk verpacht aan slechts één molenaar. Hij moest aan de heer van Helmond een bepaalde som geld voor de pacht betalen. Het maalloon dat de molenaar ontving heette ‘molter’ of ‘molster’ en bestond uit een vergoeding voor eigen gebruik van een gedeelte van het gemalen graan. Een van de bepalingen die de heer van Helmond alle bewoners oplegde was de molendwang. Deze stelde de inwoners verplicht hun graan te laten vermalen door een van de drie molens die de stad Helmond rijk was. Deze molens waren eigendom van de heer van Helmond. Herhaaldelijk waren er klachten over het hoge maalloon. Deze bepaling werd dan ook vaak ontdoken door de Helmonders. Zij lieten niet alleen hun graan in andere molens buiten de stad Helmond malen, maar ook hun bier elders brou-

wen, waarna zij deze producten weer in Helmond invoerden. Binnen de voorgeschreven grenzen rondom Helmond lagen ook gemeentelijke gronden. Deze bestonden voornamelijk uit heide en weiden. Daar konden de Helmondse landbouwers hun vee laten grazen op de daarvoor aangewezen plekken. Hiervoor betaalden zij aan de heer van Helmond een soort belasting. Dit werd het recht van hoefslag ofwel het schaarecht genoemd. Deze zogenaamde ‘Peelvelden’ werden aan de boeren in pacht uitgegeven. De Heer van Helmond scheepte de inwoners van de stad Helmond met nog meer bepalingen en belastingen op. Naast de molendwang moest er ook een zogenaamde ‘houtschat’ worden betaald. Ook werd er belasting geïnd op alle producten die werden gewogen in de stadswaag. Daarnaast waren de Teullieden verplicht een belasting aan de heer van Helmond te betalen voor het verbouwen van hoppe, het zogenaamde ‘hoppegeld’. Vanaf het jaar 1441 werd door de heer van Helmond het ‘gruitgeld‘ ingevoerd. Dit was de belasting die betaald diende te worden op al het bier dat gebrouwen of verkocht werd. Deze laatste belasting was zeer belangrijk omdat bier in die tijd veel werd gedronken. Koffie, thee, chocolade en sterke drank drongen in Europa pas in de 17e eeuw langzaam door. Tot die tijd was bier de enige gekookte drank. Bier bevatte daardoor minder ziekmakende bacteriën dan andere dranken. Bier was toen al zeer gewild en volksdrank nummer één.

6


Zo zag een maaltijd van de “gewone” man eruit in de middeleeuwen. Een pap van bonen en knollen met kaas en brood(rogge). Vis werd er ook gegeten. Er werden twee maaltijden genomen, een op het middaguur (12.00 uur) en een tegen de avond. Bij de maaltijden werd bier gedronken, van koffie en thee had men nog nooit gehoord. Pas in de eerste helft van de 16de eeuw werd de aardappel (Spanjaarden) in Europa geïntroduceerd. In het begin van de 17de eeuw wordt er koffie en thee geïntroduceerd.

Markt De stad Helmond en het ambachtsgilde van de Teullieden kenden alleen voor hun directe omgeving een handelsfunctie. Export van landbouw-, akkerbouw- en veeteeltproducten buiten de grenzen van de gemeentelijke gronden kwam nauwelijks voor. In het jaar 1376 had Helmond haar marktrechten gekregen van de hertogin Johanna van Brabant. Het was de heer van Helmond, Jan van Berlaer, destijds dezelfde heer die de zeven ambachten hun bestuurlijke

7

status gaf, die toestond dat er binnen de stad Helmond drie jaarmarkten en een weekmarkt ingesteld werden. De eerste jaarmarkt zou plaatsvinden op zondag voor halfvasten, de tweede op Pinksterdinsdag en de derde voor St. Dionisiusdag. De weekmarkten dienden voortaan altijd op dinsdag gehouden te worden. Iedereen mocht op die dagen naar de markt gaan om er te kopen of te verkopen. Aan hetordelijk verloop van de marktdagen werd grote waarde gehecht. Zo waren er in die tijd van de 98 bepalingen ofwel ‘keuren’, 22 die betrekking

hadden op de handelsmarkten. De helft van die 22 stelden de plaatsen vast waar bepaalde producten verkocht mochten worden en waar de kooplui de paarden en karren moesten parkeren. Ook de openingsen sluitingstijden van de markt werden vastgesteld. De beste staanplaatsen waren die rondom het Klokhuis, dat tot 1587 op het marktveld in Helmond stond. Op de zon- en feestdagen mocht, na het luiden van de klokken, niet meer verkocht worden. De verkoop van boter, koren, vis, vlees en garen buiten de uren van de markt om was nog steeds ten strengste verboden.


Stagnatie Tegen het einde van de 15e eeuw werd de economische situatie in Helmond en omgeving slechter als gevolg van het oorlogsgeweld dat Noord-Brabant en ook Helmond teisterde. Dit drukte op de handel, die nooit meer de bloei bereikte van de 14e eeuw. Op het einde van de 15e eeuw was de grootste economische bloei van Helmond voorbij, maar toch bleef de stad nog een belangrijk regionaal economisch centrum. In de 16e eeuw treedt er in Helmond echter stagnatie op vanwege toenemende concurrentie van de weekmarkten die op dinsdag in andere plaatsen in de Meierij gehouden werden. De Gelrse oorlogen en de troebelen van de Nederlandse Opstand tegen het einde van de 16e eeuw deden hier nog een schepje bovenop. De weekmarkt op dinsdag begon in het begin van de 16e eeuw slechter te lopen. Hierdoor kwam er minder tol binnen. Vandaar dat het stadsbestuur, inclusief de twee Dekenen van het ambachtsgilde van de Teullieden, een verzoek indiende bij de Raad van Brabant, om de wekelijkse markt voortaan op zaterdag in plaats van op dinsdag te houden. Het verzoek werd in het jaar 1538 ingewilligd. In het jaar 1592 kreeg Helmond tevens het recht om een vierde jaarmarkt te houden, die ook op zaterdag werd vastgesteld. De Spaanse troepen overvielen Helmond in 1573 waardoor handel en nijverheid opnieuw werden gestremd. Vier jaar later verslechterde de situatie, toen de levensmiddelen wegens graangebrek duurder werden. Op het einde van de 16e eeuw was de economische situatie in Helmond ronduit slecht. Er bestonden vrijwel geen nijverheid en handel meer en alleen de land-

bouw voor lokaal gebruik ging door. Burgers vertrokken vanuit de stad naar de zeven provinciĂŤn van de Republiek om daar hun geluk te proeven. De ontwikkeling in de regio Helmond-Peel stond gedurende de periode van de 14e tot en met de 16e eeuw eigenlijk geheel los van de gebeurtenissen in het Holland van de Spaanse Nederlanden. De economische situatie van de stad Helmond was in de late middeleeuwen vanwege een groot aantal factoren, absoluut niet te vergelijken met die van Holland. Zo waren er anders dan in Holland, in Brabant geen grote groeiende steden, geen goede mogelijkheden voor export over water en een slechte infrastructuur in het algemeen. Hiernaast ontbrak er in Brabant een netwerk met ver weg gelegen afzetmarkten en was de veelal slechte grond in handen van de grootgrondbezitters. Desondanks was Helmond tijdens de late middeleeuwen toch relatief welvarend. Door de doelgerichte organisatie van economische functies zoals de markten, slaagde het stadsbestuur met de leden van de zeven ambachtsgilden erin de inwoners van Helmond goede levensomstandigheden te bieden. Met name het gilde van de Teullieden en dat van de wevers waren hierbij de stimulerende krachten. Tijdens de 17e en 18e eeuw hadden de ontwikkelingen in de Republiek ook geen enkele invloed op de regio Helmond en de Peel. Lag het verschil in het vorige tijdperk voornamelijk bij de beroepsuitoefeningen van de landbouwers en hun investeringen, in het tijdperk van de gouden eeuw zou er ook een verschil ontstaan in de welvaart in de twee gebieden. Dat

verschil zou groter worden door de economische groei in Holland en het gebrek hieraan in de omgeving van Helmond. Ellende De landgewesten bleven ten opzichte van de Republiek economisch ver achter. Veel van deze gebieden leden onder oorlogen, met name de 80-jarige oorlog. De zandgronden aldaar waren minder geschikt voor de commerciÍle landbouw dan de vruchtbare kleigronden in de kustprovincies van de Republiek. Zuidoost Brabant en Helmond waren toen ook nog niet aangesloten op het waternetwerk van de Republiek. Tegen het einde van de 16e eeuw werden de handel en nijverheid in Zuidoost-Brabant en Helmond gestremd door de inval van de Spaanse troepen. De situatie verslechterde begin 17e eeuw toen de levensmiddelen door graangebrek duurder werden. Helmond probeerde de bezetting af te kopen, maar de economische situatie in het stadje verslechterde alsmaar. Er bestond vrijwel geen handel en nijverheid meer. Alleen de landbouw voor plaatselijk gebruik floreerde enigszins. Door de aanhoudende oorlogssituatie in het begin van de 17e eeuw werden de handel en de nijverheid in Helmond sterk belemmerd. Vooral door de veroveringen van de Meierij en s’-Hertogenbosch door Frederik Hendrik en zijn staatse troepen in 1629 werden de gevolgen van de 80-jarige oorlog merkbaar. Helmond moest toen dubbel belasting gaan betalen; behalve aan de koning in Brussel, ofwel de Regering, ook nog eens aan de Staten Generaal in Den Haag. De stad was met andere Brabantse plaatsen een

8


twistappel van twee agressors geworden. De inwoners van Helmond werden zware beperkingen opgelegd bij de handel. Hun werd zelfs bevolen om gewassen, bier en boter uitsluitend aan de legers van de bezetters te verkopen. Deze maatregelen brachten rumoer in het bestuur van de stad Helmond. De benoeming van de Dekenen van het gilde van de Teullieden werd hierdoor bemoeilijkt. In 1622 werden de kandidaten heer Gijsbrecht Hendricx en Hendrik Aerts door het stadsbestuur betwist. Hendrik Arts, een hoevenaar van de Abdij van Binderen, had namelijk jaren lang geprotesteerd bij de Raad van Brabant tegen de maatregelen en belastingen. Voor hen was hij een omstreden man. Bij al deze ellende sloeg ook nog eens de Zwarte Dood toe; in 1636 brak er in Helmond een pestepidemie uit. Vele mensen verlieten de stad, huizen werden gesloten en op de markt groeide het gras tussen de stenen. De handel en de nijverheid waren helemaal tot stilstand gekomen. De vrede van Munster in 1648 bracht geen verbetering. Integendeel, de handel met de Zuidelijke Nederlanden bleef verboden. Brabant werd een Generaliteitsland en viel rechtstreeks onder het bestuur van de Staten Generaal en de Raad van State. Helmond diende toen, net als alle andere plaatsen in Brabant, in- en uitvoerbelasting te gaan betalen voor de handel met Holland. Een uitzondering werd gemaakt voor de negotie in textiel, die via de Haarlemse kooplieden verliep. Deze belastingen drukten de welvaart. In Helmond was niet veel meer te doen. De opbrengst van de markttol in Helmond liep in de 17e eeuw dan ook sterk terug. In het begin van die eeuw bracht de markt-

9

tol nog negentig gulden per jaar op. Tegen het einde van de eeuw was de opbrengst gedaald tot nog maar vijf gulden. De klachten over het verval van de handel en de nijverheid namen sterk toe. Als gevolg hiervan bereikte de landbouw in de stad en in de directe omgeving daarvan een dieptepunt. Vooral het graangebrek was groot en zelfs zo groot dat de regenten van de stad het stadbestuur van Amsterdam smeekten hun koren te verkopen. Meerdere malen tekende het Gilde der Teullieden protest aan tegen de zware financiĂŤle lasten die volgden op de vele bestuurs- en belastingmaatregelen. In het jaar 1677 moest men, op momenten dat er geen oorlog was in Helmond, voor de akkers maandelijks negen gulden aan belastingen betalen. In dat zelfde jaar diende er in tijden van oorlog het dubbele, namelijk 18 gulden, betaald te worden. In de 17e eeuw was de landbouw dus geen belangrijke bron van inkomsten voor de Helmondse bevolking. De slechte toestand in Helmond in de 17e eeuw duurde de hele 18e eeuw voort. Het aantal thuiswerkers met weefgetouwen nam aanzienlijk af en de Teullieden verlieten hun erf en landerijen om elders hun geluk te beproeven. In 1724 was Helmond de stad met de grootste schuldenlast in de Meierij en het was als handelscentrum en nijverheidscentrum nog maar van weinig

betekenis. Tijdens de strenge winter van 1739/1740 werd de situatie in Helmond nog erger. Armoede en faillissement In 1770 schreef het Helmondse stadsbestuur aan de Raad van State dat er veel mensen zonder werk zaten en dat slechts weinigen hun karige inkomsten uit landbouwactiviteiten aanvulden met huisarbeid, zoals spinnen, weven en leerlooien. Trafieknijverheid*, zoals specialisatie in de landbouw, kwam anders dan in de republiek, in Helmond en omgeving in het geheel nog niet voor. In 1785 was bijna een derde van de 334 belastingplichtige huisgezinnen in de stad Helmond onvermogend en tot de bedelstaf veroordeeld. Vele bewoners hadden een onzeker bestaan en moesten elke dag ploeteren voor hun dagelijks brood. De prijs van een brood bedroeg toen 7 stuivers en 11 penningen terwijl de inkomsten van een linnenwever slechts 4 tot 6 stuivers per dag bedroeg. Hiermee kon geen enkel gezin rondkomen. In 1798 werden de ambachtsgilden in de stad Helmond officieel opgeheven, ook dat van het toelambacht ofwel het gilde van de Teullieden. De kas was leeg. Er werden twee bewindvoerders aangesteld die de effecten, gelden, boeken, charters en papieren van de gilden overnamen, bewaarden

* Een trafiek was een pre-industrieel veredelingsbedrijf, waar plantaardige of minerale grondstoffen, vaak van exotische herkomst, werden geraffineerd en/of gemengd (tot een melange). Trafieken produceerden doorgaans niet rechtstreeks voor de consument, maar verkochten de halffabricaten die zij maakten aan handelaren. Voorbeelden van trafieken waren zout- en zeepziederijen, oliemolens, koffiebranderijen en tabakskerverijen. Door de aanwezigheid van molens, persen, ovens en dergelijk waren trafieken kapitaalsintensieve bedrijven, die vaak werden gefinancierd door grote handelaren.


en administreerden. De laatste heer van Helmond, jonkheer mr. C. F. Wesselman, voormalig muntmeester van Utrecht, kocht in 1781 de bijna failliete heerlijkheid van Helmond van Nicolaas Antoine, Graaf van Arberg, na lang onderhandelen voor slechts 155.000 gulden. Nog steeds bevonden de regio Helmond-Peel en de stad Helmond zich in een omgeving van woeste gronden en slechte, moeilijk begaanbare wegen. Hierover was nauwelijks aanvoer van nieuwe grondstoffen voor de landbouw mogelijk en drongen de technologische ontwikkelingen die zich op landelijke schaal mani-

Aan het eind van de 18e eeuw waren er ongeveer 65 boerenhuishoudens op het grondgebied van Helmond gevestigd. Zij hadden maar ongeveer 35% van het Helmondse grondgebied als bouwland ter beschikking om rogge, aardappelen, haver, boekweit en klaver te telen. De rest was “woeste” grond ongeschikt voor de landbouw.

festeerden, maar moeizaam door. De voedingsindustrie in wording Zouden de regio Helmond-Peel en de stad Helmond zich uiteindelijk in de 19e eeuw kunnen ontworstelen uit dit isolement van zoveel eeuwen en ook mee kunnen profiteren van de ontwikkelingen in de landbouw en voedingsmiddelenindustrie? Het antwoord op deze vraag luidt bevestigend, hoewel de echte positieve resultaten voor de stad Helmond zich pas aandienden vanaf het laatste kwart van de 20e eeuw. Een mix van regionale en lokale factoren, welke zich pas na het tweede decennium van de 19e eeuw in deze regio manifesteerde, zorgde ervoor dat de effecten van de ontwikkelingen in de landbouw en voedingsmiddelenindustrie op landelijk niveau in deze regio ook doordrongen. Doordat deze factoren, in vergelijking tot de landelijke ontwikkelingen, in de regio Helmond relatief laat ontstonden, werd de landbouw- en voedings-

middelenindustrie pas veel later in dit gebied een economische factor van belang. Belangrijke gebeurtenissen die uiteindelijke deze ontwikkeling hebben mogelijk gemaakt en die voor een positief na-ijl effect hebben gezorgd zijn de volgende: -

De aanleg van de ZuidWilemsvaart

De eerste belangrijke stap richting het moderniseringsproces was de aanleg van de Zuid-Willemsvaart. De regio Helmond was rond 1800 nog steeds een gesloten gebied, dat grotendeels bestond uit woeste grond. Het gebied was moeilijk begaanbaar en er lagen nergens goede verkeerswegen, wat de economische ontwikkeling van de regio sterk belemmerde. Helmondse fabrikanten reisden te voet, te paard of met de trekschuit naar andere gebieden om daar zaken te kunnen doen. Begin 19de eeuw begonnen de effecten van de eerste industriële revolutie, die reeds rond 1780 in Engeland was ontstaan, ook door te dringen

Stadsaanzicht Helmond circa 1800, www.stephanushanewinckel.nl

10


in West-Europa, Nederland en Brabant. In Helmond en omgeving ontstonden er nieuwe initiatieven eerst op het gebied van de productie en handel van textielproducten en later op het gebied van metaal. Hierdoor ontstond ook in Helmond een opleving van de economie. Door deze opleving en door ontwikkelingen in de rest van Nederland, werd de behoefte bij landelijke en lokale bestuurders en Helmondse ondernemers om betere verbindingen te hebben met andere gebieden steeds groter. De aanleg van een kanaal dat Den Bosch met Luik zou verbinden werd de uitdaging. Een groot voorstander van de aanleg van dit kanaal, was de kasteelheer van de stad Helmond jonkheer mr. Carel Frederik Wesselman. Hij was lid van de Commissie van Landbouw voor het Departement Brabant. Door de aankoop van de heerlijkheid van Helmond in het jaar 1781 was hij grootgrondbezitter geworden en hij had een groot belang bij een goede ontsluiting van zijn landerijen. Hij stimuleerde de boeren om hun productie te verhogen door middel van de toepassing van nieuwe landbouwtechnieken en om meer mest te gaan gebruiken bij de ontginning van de woeste gronden. De grotere hoeveelheid mest die hiervoor nodig was, zou via nieuwe waterwegen aangevoerd kunnen worden vanuit de steden, waar een overschot was aan fecaliën, haardas en straatvuil. Zo zette hij zich in voor een beter en effectiever landbouwbeleid voor het gehele Peelgebied. Toen er in 1811 op landelijk niveau een overheidscommissie werd benoemd die na zou gaan of het reeds voltooide voedingskanaal tussen Smeermaas en Loozen kon worden verlengd via Luik tot s’-Herto-

11

De Zuid Willemsvaart –Het Kanaal in Helmond en de Haven in 1898 Bron Rhce.

genbosch, was hij er als de kippen bij om hiervoor een sterk pleidooi te houden. Dit deed hij niet geheel zonder eigen belang. De familie Wesselman was immers in het bezit van veel grond, dat bij de aanleg van een dergelijke waterweg verkocht zou kunnen worden aan de overheid. In het jaar 1818 werd per Koninklijk Besluit besloten tot de aanleg van een kanaal tussen s’-Hertogenbosch en Luik: de Zuid-Willemsvaart. In 1822 werd met dit grote werk begonnen en in 1825 werd het deel van de Zuid-Willemsvaart tussen s’-Hertogenbosch en Helmond in gebruik genomen. De Helmondse haven is in dat jaar ook klaar om schepen af te laten meren midden in de stad. De stad Helmond stond aan de vooravond van haar economische ontsluiting. -

De koopman-(textiel) fabrikanten & koloniale waren

De aanleg van de Zuid-Willemsvaart zou het begin worden van de industriële ontwikkeling van Helmond. Naast de textiel-en metaalindustrie, profiteerden ook bedrijven uit de voedingsmiddelenindustrie en de

handel in en rondom Helmond, van deze nieuwe verkeersader. In 1826 startte Jan Leijten samen met Jan Baptist Sjongers een zoutziederij aan het Helmondse kanaal. Ruw zout werd per schip aangevoerd en vervolgens gelost in een zoutkeet-pan. Vervolgens werd het zout dan met behulp van turf, dat als brandstof diende, droog gekookt en gezuiverd (gezied). Daarna werd het zout voor een groot deel verkocht aan de textielververijen. Eind 19e eeuw lagen er in een langgerekt lint langs het Helmondse kanaal al zeventien fabrieken. Naast de textiel- en de metaalindustrie had ook de voedingsmiddelenindustrie zijn plek gevonden. In 1833 meldde de plaatselijke Rechtbank van Koophandel te s’-Hertogenbosch dat er dankzij de Zuid-Willemsvaart voor een aantal gemeenten nieuwe mogelijkheden waren ontstaan om de producten en fabrieksgoederen van plaatselijke fabrikanten op een gemakkelijke wijze en rechtstreeks naar de Hollandse koopsteden te kunnen verzenden. Op hun beurt konden zij van daaruit de koloniale waren zoals koffie, thee, suiker, tabak en specerijen mee terugvoeren. Het war-


en voornamelijk koopmantextielfabrikanten die rond het midden van de 19e eeuw de handel in koloniale waren op gang brachten in Helmond. Hoewel tegen het einde van de 18e eeuw, in het jaar 1773, een zekere Van Brussel in Helmond al een handel begon in bonen, kandij, suiker, thee, koffie en tabak. De koopmantextielfabrikanten waren direct betrokken bij de productie of zij kochten de producten van Franciscus van Lanschot uit s’-Hertogenbosch die ook in koloniale waren handelde. Deze Franciscus van Lanschot was door de NHM aangesteld als tussenpersoon voor de plaatselijke ondernemingen van de Meierij, waaronder Helmond en Tilburg. Hij was zelf handelaar in groot koloniale waren en tevens aankomend bankier. Ook stimuleerde hij naast de textiel-en metaalindustrie de voedingsmiddelenindustrie in Helmond. De NHM had in 1868 ook een agentschap in Yokohama in Japan waar de heer P. E. Pistorius employee was. Hij was een volle neef van de latere wethouder van Helmond J.A. Pistorius en de fabrikantenfamilie Pistorius te Helmond. Hierdoor konden zakelijke banden ontstaan tussen Helmond en de NHM op het gebied van de handel en productie van voedingsmiddelen. Deze hebben hoogstwaarschijnlijk geleid tot de vermeerdering van de handel van koloniale waren naar Helmond en omstreken. Enkele voorbeelden van deze koopmanfabrikanten volgen hiernaast. - Lokale groot- en klein handelaren en produ centen van voedings middelen Aarzelend vestigden ondernemers die zich met de pro-

Voorbeelden van koopmanfabrikanten: In de jaren veertig van de 19e eeuw stichtte de firma Bots en Zn een winkel waarin koffie, thee, rijst, rode en witte kandij, gewone suiker en peperkorrels werden verkocht. Deze koloniale waren kwamen rechtsreeks van F. Van Lanschot uit s’-Hertogenbosch. De familie Bots, die zich als een van de eerste als textielondernemers in Helmond vestigden, was ook betrokken bij de handel in koloniale waren. Zij bezaten in 1853 een koffieplantage, genaamd Killenstein, gelegen aan de Beneden- Commewijne in Suriname. De familie Wesselman, de familie van de laatste heer van Helmond, was Statenlid van Brabant, hartstochtelijk pleiter voor de aanleg van de Zuid-Willemsvaart en ook een koopmanfabrikant. De familie had handelsbelangen in Suriname en handelde in koloniale waren. Zij was zelfs betrokken bij de slavenhandel. P. J. Coovels wiens zoon Gerard, later in 1867, een textielbedrijf in Helmond zou starten, stond reeds in 1809 in contact met kooplieden uit Amsterdam voor de levering van koffie, thee, suiker en tabak. Zijn zoon Gerard Coovels zou later tijdelijk voorzitter worden van de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond. Ook de textielfabrikantenfamilie Diddens bezat een winkel en W. Diddens was aandeelhouder in een koffieonderneming. De firma Raymakers, eveneens een textielfabrikant, handelde destijds ook in koffie. Vooral de textielfabrikantenfamilie Prinzen handelde in velerlei producten. W. Prinzen handelde o.a. in suiker en koffie, maar hij was een groothandelaar in boter en koloniale waren. De firma W. Prinzen, opgericht in 1857 door twee zonen van Hubertus Petrus Prinzen en Jhr. Mr. Adr. P. Wesselman, handelde, naast het fabriceren van katoenen, linnen en wollen manufacturen, ook in boter. Ook het personeel van de koopmantextielfabrikanten stortte zich op de handel van grutterij- en van koloniale waren. In 1885 bezaten de directeur en de hoofdboekhouder van de firma Ramaer een coöperatieve winkel in textielgoederen, koloniale waren en brood. Later handelde de Firma van Vlissingen ook in exotische producten. Zij ruilde cacao vanuit Afrika met textielgoederen uit Helmond.

ductie en handel van allerlei voedingsmiddelen bezighielden, zich in Helmond. In 1840 werkte van de beroepsbevolking nog maar 3,57% in de voedingsmiddelensector. Deze mensen waren werkzaam in een oliemolen, een zoutziederij, bij drie brouwerijen, twee korenmolens en een mouterij. Pas halverwege de 19e eeuw kwam de ontwikkeling in een stroomversnelling. Enerzijds door de toepassing van stoom, elektriciteit en gas, anderzijds door uitbreiding van de infrastructuur. In het jaar

1857 werd de weg HelmondGeldrop aangelegd, die aansloot op de weg Eindhoven-Weert. In 1866 werd de spoorlijn Eindhoven-Venlo geopend en in 1885 reed de eerste stoomtram van Helmond naar ‘s-Hertogenbosch. Door de betrokkenheid van de koopmanfabrikanten bij de handel in koloniale koopwaar en de aanleg van een sterk verbeterde infrastructuur werden de regio Helmond-Peel en de stad Helmond tegen het einde van de 19e eeuw ontsloten. Zo

12


kregen de Helmonders gaandeweg de mogelijkheid om ook andere soorten levensmiddelen te proeven en te gebruiken. Hierdoor ontstond voor de Helmondse bevolking diversificatie van het voedsel, waarvan de landbouw en voedingsindustrie konden profiteren. Door de verbetering van de infrastructuur, de activiteiten van de koopmanfabrikanten ter plaatse, de technische ontwikkelingen en de sterke bevolkingstoename in Helmond tijdens de eerste drie kwarten van de 19e eeuw, begonnen ook steeds meer lokale grooten kleinhandelaren zich te roeren in de handel van koloniale waren, zoals rijst, koffie, thee, suiker en specerijen. De handelaren hadden contracten met de buurtwinkels voor de exclusieve levering van de koloniale producten. Zo ontstonden de kruidenierswinkels. Jacobus Hubertus Spoorenberg dreef in die tijd ook een

van zijn drie zonen onder de naam ‘De Erven’ J.H. Spoorenberg, een grossierderij op voor de handel in koloniale waren.

Bron: Rhce Familie Spoorenberg

dergelijk kruidenierswinkel, die was begonnen door zijn vader, Antonie Hubertus Spoorenberg. Spoorenberg sr. kwam vanuit Eindhoven rond 1810 naar Helmond. Spoorenberg jr. zette de zaak in 1888 voort. De winkel was gevestigd aan de westkant van de markt dichtbij de hoek met de Veestraat en had de bijzondere naam “Het Schaapje van 1805”. In 1899 richtten twee

Jacques Spoorenberg was in 1916, samen met een aantal groothandelaren in koloniale waren, initiatiefnemer van de oprichting van een provinciale vereniging van koloniale waren. De familie Spoorenberg bezat ook een stoomkoffiebranderij. Daarnaast importeerde de familie ook thee en breidde zij haar activiteiten buiten Helmond uit. Rond 1910 bezat de firma ook filialen in Limburg. In het rechter gedeelte van De Valk, op de hoek van de Markt en de Kerkstraat, bevond zich de handel in koloniale waren van de weduwe TH. de Louw-van Brussel. Later werd deze zaak verplaatst naar de Veestraat. In het linker gedeelte van het huis ‘De Valk’ was de winkel van Nicolaas van Griensven gevestigd. Deze winkel, de Twee Morianen, was in de tweede helft van de 19e eeuw gesticht door Antonij de Veth. Nicolaas van Griensven was een neef van de vrouw van De Veth. In 1937 werd Antonius Maas de nieuwe eigenaar. Hij had ook een winkel aan de Weg op den Heuvel. Deze zaken richtten zich op een speciale tak van de handel in koloniale waar, namelijk de tabak. Beide winkels zijn dan ook nooit uitgegroeid tot een kruidenierszaak. Ook de firma Sanders- van Thiel was eind 19e eeuw begin 20e eeuw, een bekende groothandelaar in koloniale waren in Helmond.

Bron:Het Industrieel Atrium,

13

De firma van de gebroeders Magis was een groothandel in Margarine en Koloniale Waren. Die firma werd in 1928 door de


broeders Magis als naamloze vennootschap in Helmond gevestigd. In 1937 was deze firma het slachtoffer van een langdurige diefstal van goederen. Gedurende ruim een halfjaar werden grote partijen koloniale waren en margarine gestolen uit hun magazijnen. In Uden werden uiteindelijk vijf personen gearresteerd en later voor de rechtbank van Roermond veroordeeld. In 1940 kwam de firma op een positievere manier in de belangstelling. Samen met vele anderen doneerden zij geld voor de ‘Winter Hulp’ in Nederland. Maar in 1942 was het weer raak. Vier verdachten werden aangehouden op verdenking van het stelen van grote partijen tabak, die erg in trek was. In 1941 verwierf de firma het exclusieve verkooprecht voor Douwe Egberts producten zoals koffie, thee en tabak, voor Helmond en omstreken. Rond de eeuwwisseling was het inmiddels weer een drukte van jewelste op de markt in Helmond. Jaarlijks werden in die tijd een kleine 10.000 kilo boter, rond de 7.000 kilo aardappelen, een paar honderd-

duizend eieren, een kleine 15.000 kilo spek en rond de 6.000 kilo vlees verkocht. Daarnaast was er nog de forse handel in vis, groenten, kruidenierswaren en koloniale waren. De boeren en boerinnen uit de Peel kwamen met manden vol eieren en boter naar de stad Helmond om hun waar af te leveren aan de kruidenierswinkels of om ze direct te verkopen op de markt. Langzaamaan veranderde dit beeld. De boter werd langs industriĂŤle weg geproduceerd en ging rechtstreeks naar de boterbeurs in Helmond en de melk werd steeds meer in de zuivelfabriek verwerkt. Daardoor verdween de handel in grote hoeveelheden boter en melk van de markt. De handel in beesten bleef bestaan en breidde zich fors uit. Rond 1910 werden er ongeveer 5.000 varkens op de markt verhandeld. Het waren voornamelijk de groothandelaren die ervoor zorgden dat de distributie van levensmiddelen en exotische voedingswaren naar de kleinhandelaren/ kruideniers op gang kwam. Maar Helmond bleef nog steeds verstoken van een groot aantal middenstanders. Het

Nederlandse Cacaofabriek, Kanaaldijk Helmond 1900. Bron: Rhce

winkelbestand in de stad was beperkt. Pas na de Eerste Wereldoorlog vestigden zich meer en grotere winkels in Helmond. -

De opkomst van voedingsmiddelenproducenten in Helmond.

De bovengenoemde factoren zorgden ervoor dat er een toename ontstond van bedrijven die zich bezighielden met de productie van voedingsmiddelen, maar ook dat de agro- en bioindustrie rondom en in de stad Helmond sterk zouden toenemen. In 1871 startte de firma van Lookeren, Oijens & Co met de productie van margarine om in 1876 gevolgd te worden door de firma Prinzen en van Glabbeek. Deze firma zou met zijn margarineproducten bekendheid krijgen tot in Engeland. Het bedrijfje zou rond 1900 uitgroeien tot een bedrijf met 100 personeelsleden en een van de grootste margarinefabrieken in die tijd worden. In 1895 kwam de oprichting van de naamloze vennootschap N.V. Nederlandse Cacaofabriek tot

14


stand. De firma werd gefinancierd door de Lotichius bank, de eerste bank te Helmond. In het begin van de 20e eeuw werd zij onderdeel van de NHM. Door deze vervlechting kon zij haar grondstoffen goedkoop krijgen. Naast het product Helmcacao dat tot in Rusland bekend werd, produceerde dit bedrijf ook bonbons en chocolade. Deze onderneming groeide snel uit tot een bedrijf, waar tijdens de jaren twintig van de 20e eeuw ongeveer 250 mensen werkten.

bij. Aan de Zuid-Willemsvaart in Helmond werd rond 1917 een kantoor met magazijnruimte betrokken. Ook de productie van allerlei levensmiddelen werd door de EDAH in Helmond uitgevoerd. Op 23 oktober 1936 werd aan EDAH een vergunning afgegeven voor het behouden van een laad- en loswal aan de Zuid-Willemsvaart in Helmond.

Helmond, zijn nog een stille getuige van het erfgoed van een ooit roemrijke supermarktorganisatie.

In het jaar 1900 start Johannes Ebben een kruidenierswinkel tegenover het klooster gelegen op het deel van de markt dat toen nog Binderstraat heette. Samen met de heren Aukes en Hettema startten zij in 1910 de winkelketen EDAH. Deze firma zou later uitgroeien tot een nationaal zeer bekend grootwinkelbedrijf. In de beginjaren waren koffie, thee, tabak en gedroogde eetbare koloniale waren en specerijen belangrijke producten. De EDAH exploiteerde daarvoor een aparte onderneming voor de productie en handel in koloniale waren genaamd “Edah” Handel in Koloniale Waren. Vanaf 1915 kwam hier ook margarine

Het verschepen van suiker aan de kade van het kanaal bij de EDAH Bron: Rhce

In 1939 telde EDAH al ruim honderd filialen. EDAH zou na de Tweede Wereldoorlog uitgroeien tot een nationaal opererende supermarktketen, om uiteindelijk ook weer uit deze sector te verdwijnen. Alleen nog de collecties en exposities die zich bevinden in het Edah museum te

Etiket EDAH product, Bron: Rhce

In het jaar 1903 start de heer Giebels in Helmond een slagerij, welke later zou uitgroeien tot Giebels Meat Products, dat allerlei verhitte vleesproducten levert aan grote afnemers zoals Albert Heijn, Lidl en Sligro. Een zuivelfabriek, ‘Coöperatie de Eendracht’, de latere ‘Hemepro’, werd in 1906 opgericht.

Bron: Rhce, Het pand van Ebben te Helmond.

15

In 1914 wordt de broodfabriek ‘De Voorzorg’ opgericht en in 1917 ging de ‘NV Brood-Koekfabriek De Toekomst’ van start. Eind 1919 begint J.F. Sanders een broodfabriek met zijn twee zonen. Deze fabriek werd later de Broodfabriek Zuid- Oost Brabant N.V. In de jaren dertig van de 20e eeuw telde Helmond vijf broodfabrieken waar toen 70 mensen


1982 naar Helmond. De Van Rijsingen Groep in Helmond begon zijn activiteiten in de voedingsmiddelenindustrie met de groenteteelt in Mierlo in de jaren vijftig van de vorige eeuw.

Een nota van de zuivelfabriek, ‘Coöperatie de Eendracht’, de latere ‘Hemepro, 1919. Bron: Het Industrieel Atrium

werkten. In het jaar 1965 werd de bottelarij van Amstel geopend. In de jaren zeventig van de 20e eeuw, werd de stad Helmond door de regering als een officiële groeistad aangewezen. Onder de impulsen van gemeentelijk beleid om nieuwe werkgelegenheid met een kwalitatief hogere waarde te kunnen scheppen, werden bedrijfsterreinen ontwikkeld en werd er zelfs een gemeentelijke investeringsmaatschappij, Induma, opgericht. Dit alles om kwalitatief hoogwaardige bedrijven te stimuleren om zich in Helmond te vestigen. Pas toen resulteerden de hierboven genoemde nationale en regionale ontwikkelingen daadwerkelijk in een toename van bedrijven in de landbouw, veeteelt en de voedings- en genotsmiddelenindustrie. In 1973 kwam er een fusie tot stand tussen ‘Bakkerij De Duif’ uit Lieshout en ‘Bakkerij de Toekomst’ uit Helmond. In 1979 werd voor ‘Bakkerij De Duif’

een geheel nieuw pand in Helmond geopend, met een oppervlakte van 3500 vierkante meter. In 1977 start Chris van Lieshout ‘Van Lieshout Vleeswaren BV’, een bedrijf dat aanverwante producten van vlees verwerkt. Dit bedrijf zou uitgroeien tot de grootste snackfabrikant van Nederland. Nog dat zelfde jaar komt ook het bedrijf Prinsen naar Helmond. Dit bedrijf, dat droge levensmiddelen produceert, was in Aarle–Rixtel in 1924 gesticht door H. en J. Prinsen. In 1992 vestigde zich een buitenlands bedrijf, Newly Weds Foods BV in Helmond. Een bedrijf dat levensmiddelengrondstoffen produceert. In 1998 werd Extruded Cereal Products BV opgericht door Carry Reichgelt. Dit is nu een toonaangevende producent van geëxtrudeerde ingrediënten voor de levensmiddelenindustrie. De Huijbregts Groep, in Nederland de grootste internationaal opererende producent van composities van poeders voor de voedingsmiddelenindustrie, kwam in

Modern ingerichte trafiekfabrieken (ontwikkelings-, veredelings- en verwerkingsbedrijven) die zich bezighouden met de productie en handel van, ofwel vanuit de landbouw afgeleide, dan wel van chemisch afgeleide voedingsmiddelen, waarbij toevoegingen een rol spelen, vestigden zich in de loop van de 20e eeuw in Helmond. De laatste dertig jaar vestigden zeventien “nieuwelingen in de voedingsmiddelenindustrie” zich in de stad. Het aantal personen dat werkzaam is in deze sector van de industrie bleef stijgen en steeg zelfs zo sterk, dat het aantal werkzame personen in de voedingsmiddelenindustrie in de deelregio Helmond in 1999 49,48% vertegenwoordigde van het totaal aantal personen werkzaam in deze branche in Zuidoost- Brabant. In het jaar 2000 was dit percentage alweer gestegen tot 51,86%. Er waren toen in de deelregio Helmond alleen al 3290 mensen werkzaam in de voedingsmiddelen- en drankensector. Voor Eindhoven waren deze percentages respectievelijk 17,57% in 1999 en 14.03 % in 2000. Eindhoven is de grootste stad van Brabant en kan hier als belangrijke industriële motor van Nederland als graadmeter worden gebruikt om de positie van Helmond te verduidelijken. Ook aan de hand van de volgende cijfers kan afgeleid worden hoe belangrijk de stad Helmond voor de voedingsmiddelenindustrie is geworden. Het aantal bedrijven dat in

16


deze sector gevestigd was in Helmond en nog steeds Helmond als basis kent voor hun activiteiten, groeide de afgelopen 40 jaar gestaag of bleef tenminste gelijk. In Eindhoven verminderde dit vooral de afgelopen vijftien jaar dramatisch, met wel 63,38%. In absolute getallen gesproken zijn er in 2013 in Helmond 33 bedrijven gevestigd die vallen onder de sector voedingsmiddelenindustrie. In de stad Eindhoven zijn er dat maar 26. In 14 jaar steeg het aantal vestigingen in de stad Helmond met 43,47%, van 23 in 1999, tot 33 in 2013.

Aantal bedrijven werkend in de voedingsmiddelenindustrie. Periode: Augustus 2013. Bron: Kamer van Koophandel Brabant. STAD

AANTAL

BREDA HELMOND TILBURG EINDHOVEN S’-HERTOGENBOSCH ROOSENDAAL BERGEN OP ZOOM

34 33 30 26 18 17 7

De statistieken hierboven weergegeven tonen een vergelijking van Helmond ten opzichte van de grotere steden in Brabant. De samenstelling van deze 33 voedingsmiddelenproducenten is zeer gevarieerd. Van diervoedingsproducten, tot poeders voor de grote internationale multinationals. Van diepvries tot instant foodproducten en van vruchten tot groenten. Kortom, een zeer gevarieerd internationaal opererend palet van bedrijven.

17

De Helmondse nieuwbouwwijk Suytkade, langs de Zuid-Willemsvaart, met in rood omcirkeld de locatie van Food Technology Park Brainport. Rondom de Groene Campus verrijzen de komende jaren bedrijven, laboratoria en expertisecentra die innovatie rondom food in de regio Eindhoven/Helmond een nieuwe impuls gaan geven, onder meer door nieuwe technologie toegankelijker te maken voor het mkb.

Uiteindelijk hebben de genoemde ontwikkelingen in de 19e, 20e en 21e eeuw ertoe geleid dat, mede gelet op de grote diversiteit van bedrijven en het aantal bedrijven werkzaam in de agro-food en voedingsmiddelenindustrie (veredeling/trafiek), de stad Helmond met recht aangemerkt kan worden als een centrum van voeding. Dit geldt zeker voor geheel Zuidoost- Brabant en bijna voor de gehele provincie NoordBrabant, hoewel zij deze prestigieuze titel moeten overlaten aan de stad Breda, wanneer het aantal bedrijven het criterium zou zijn voor deze kwalificatie. Beide steden, Breda en Helmond, kunnen worden aangemerkt als waarlijke centra van de voedingsmiddelen-

industrie. Breda voor het westelijke en noordelijke deel van de provincie Brabant en Helmond voor het oostelijke en zuidelijk deel. Helmond onderscheidt zich hierbij echter nog ten opzichte van Breda door de vestiging van een echt opleidingsinstituut op het gebied van voeding, dat inmiddels ook in geheel Nederland bekend staat als ‘De Groene Campus’. Dit instituut werd op initiatief van de gemeente Helmond en het bedrijfsleven in 2008 opgericht en gevestigd op de Suytkade te Helmond. Het doel van dit instituut is om innovatie van de foodsector (voedingsmiddelensector) te bevorderen en de sector meer kennis georiënteerd te maken. Jonge mensen worden er op-


geleid voor allerlei interessante beroepen in de voedingsmiddelenindustrie. De Groene Campus is dan ook vooral een onderwijsinstituut. Andere belangrijke door het Helmondse bedrijfsleven ingezette initiatieven in de voedingssector, zoals het Food Connection Point en Agro Food Innovatie Plein, ondersteunen de Groene Campus. Het doel is om Helmond een alom bekend centrum voor de voedingsmiddelenindustrie, voedingsonderwijs en een ontmoetingspunt voor deelnemers in de voeding te laten zijn. Met de oprichting van de Groene Campus en het bedrijfsleven verenigd in het ‘Food Connection Point’ en middels het gunstige vestigingsklimaat voor ondernemers in de voedingsmiddelenindustrie, gecreëerd door het bestuur van de gemeente Helmond, zet deze stimulerende driehoek van bestuurders, opleiders en ondernemers een stevige stap vooruit naar positieve ontwikkelingen in de voedingsmiddelenindustrie in de regio Peelland met het dynamisch productiecentrum de stad Helmond als grote aanjager hiervoor. De Helmondse driehoek manifesteert zich daarmee als een goede en terechte representant van de landelijke ontwikkelingen en zo draagt deze manier van samenwerken ook bij aan het succes van de voedingsmiddelenindustrie voor de stad Helmond en de regio Peelland en haar bewoners. In de interviews, gepubliceerd op de volgende bladzijden in deze editie van ‘Industrieel Helmond’, kunt u de ervaringen van de samenwerkende ‘driehoek’ van de voedingsmiddelenindustrie in Helmond (overheid, onderwijs en bedrijfsleven) nalezen.

Enkele initiatieven op het gebied van voedsel in Helmond uitgelicht: Food Tech Park Brainport ligt in de wijk Suytkade te Helmond. Er zijn momenteel ongeveer 60 bedrijven aangesloten. Zij zijn onder andere grondstof verwerkende food bedrijven, producenten uit de voedings- en genotmiddelenindustrie en de leveranciers en ontwikkelaars van food processing systems. De missie van het Food Tech Park Brainport is een robuuste bijdrage leveren aan de verduurzaming van de wereldwijde voedselproductie in kwalitatieve en kwantitatieve zin via valorisatie en toepassing van nieuwe innovaties op het snijvlak van Food & Technology. Een duurzame productie betekent producten produceren met een bedrijfseconomische toegevoegde meerwaarde en een succesvol marktperspectief, producten produceren op een duurzame en milieuvriendelijke wijze met verbeteringen in arbeidsomstandigheden en met garanties op veiligheid en beheersbaarheid van de voedselketen. www.foodtechpark.nl De Groene Campus is een uniek centrum waar onderwijs en bedrijfsleven bij elkaar komen. Alles over voeding, gezondheid, ontspanning, design en natuur is hier te vinden. Op het gebied van voeding biedt de MBO-opleiding (Helicon) er de voltijdopleidingen ‘Voeding en Consument’ en ‘Voeding en Technologie’ aan. www.degroenecampus-eu.nl Al jaren ontpopt Food Connection Point zich als een netwerkorganisatie waarbij de samenwerking tussen de Foodondernemers, de overheid en het onderwijs centraal staat om zo de duurzaamheid en economische positie van Foodondernemingen in Zuid-Nederland te versterken.De twee speerpunten van Food Connection Point zijn ‘Mens en Imago’ en ‘Innovatie’. www.foodconnectionpoint.nl Food & Fresh Lab is een kleinschalige praktijkomgeving, opgebouwd door het bedrijfsleven, waarin functies worden uitgevoerd door studenten. Het Lab heeft elke 10 weken een andere productielijn, echte industriële machines, er wordt gewerkt aan de hand van actuele bedrijfscasussen en de student (Groene Campus) kan er onderzoekend leren. www.foodandfreshlab.nl

18


Huijbregts Groep B.V.

Eén van de vele redenen waarom Helmond als voedingsmiddelencentrum van Nederland kan worden aangemerkt is de vestiging van Huijbregts Groep BV in Helmond. Hoewel het de realiteit is spreekt het zeer tot de verbeelding dat in 80% van de dagelijkse eetmomenten in Nederland geur en/ of smaakstoffen afkomstig van dit familiebedrijf zijn verwerkt. Daarnaast blijft Huijbregts, zelfs ondanks de crisis, doorgroeien en wordt er veel aandacht besteed aan duurzaamheid. De Communicatiemanager van Huijbregts, Nicole Swinkels-Meulendijks, geeft in dit interview aan of deze groei kenmerkend is voor de gehele voedingsmiddelenindustrie in Helmond, of enkel op Huijbregts van toepassing is. Tekst: Jolijn Brouwers

Communicatiemanager Nicole Swinkels-Meulendijks In de eerste plaats is het volgens Swinkels-Meulendijks zeer gunstig dat Nederland internationaal gezien goed aangeschreven staat als voedingsmiddelenland. Nederlandse ondernemers staan bekend om een goede mentaliteit, waarbij de kritische houding tegenover kwaliteit en investeringen in innovaties geroemd zijn. Landelijk gezien prijst ze het gunstige vestigingsklimaat van de regio Helmond-Peel. Een reden hiervoor kan gevonden worden in de historie van de regio. Dankzij de onvruchtbaarheid van de grond in de regio moesten de bedrijven een ondernemersgeest ontwikkelen om te overleven. Uit die ondernemersgeest is een coöperatieve houding ontstaan. Het bedrijfsleven kwam namelijk tot het besef dat het niet alleen kan groeien, maar daarvoor ook het onderwijs en de overheid nodig heeft. Het valt Swinkels-Meu-

19

lendijks dan ook op dat er specifiek in de regio Helmond-Peel gemakkelijk samenwerkingsverbanden ontstaan om te komen tot verbeteringen. Volgens haar luisteren de driehoek onderwijs, overheid en bedrijfsleven, maar ook de gemeenten in de regio Helmond-Peel écht naar elkaar. Er worden door de partners niet alleen dikke plannen ontwikkeld, maar er worden ook daadwerkelijk concrete stappen gezet. De Groene Campus is hiervan een voorbeeld. De Groene Campus creëert een goed leerklimaat voor (toekomstige) werknemers voor de sector. In Helmond zijn de centra van deze sector in de regio, zoals Food Tech Park Brainport, Food Connection Point en De Groene Campus gevestigd. De gehele sector in de regio Helmond-Peel profiteert van de gunstige kenmerken van dit vestigingsklimaat. Naast de vestiging van Huijbregts in een stimulerende regio, komt het succes van het bedrijf, volgens Swinkels-Meulendijks, ook voort uit het feit dat het een familiebedrijf betreft. De familie Huijbregts heeft volgens haar echt een ondernemersgeest. Daarnaast werk je vanuit een familiebedrijf altijd voor je nageslacht en blijft Huijbregts ook investeren en innoveren voor de toekomst. Het is daarom ook bewust een duurzaam bedrijf, waarbij kwaliteit, veiligheid, milieu en personeel voorop staan. Dankzij de groei blijven het aantrekken van jongeren en het internationaal op de kaart zetten van Huijbregts Groep aandachtspunten. Huijbregts organiseert daarom ook stageplaatsen en rondleidingen en werkt intensief samen met Food Connection Point en de Groene Campus.

Huijbregts Groep B.V. is echt een familiebedrijf dat al generaties lang geleid wordt door de familie Huijbregts. Het bedrijf is in 1936 opgericht in Eindhoven en in 1980 verplaatst naar Helmond. Huijbregts Groep B.V. verzorgt de inkoop, verwerking en logistiek van poeders. Elke week wordt er 1500 ton poeder verwerkt. Op basis van 2000 grondstoffen verwerken zij 10.000 recepten, bestemd voor nationale en internationale bedrijven. Naast de 145 medewerkers en 18 stagiaires heeft Huijbregts nog verschillende vacatures openstaan. www.huijbregts.nl


De Groene Campus Directeur, Jan Krol

De Groene Campus is een onmisbare schakel in Food Tech Park Brainport. Het is hét centrum waar onderwijs en het bedrijfsleven elkaar ontmoeten, met elkaar leren en van elkaar profiteren. Dankzij de samenwerking met het bedrijfsleven en de overheid leiden zij de, zeer gewenste, toekomstige werknemers op voor de voedingsmiddelenindustrie. De Groene Campus biedt in samenwerking met Helicon Opleidingen, binnen het onderdeel ‘Food’, de (voltijd en BBL) Mbo-opleidingen ‘Voeding en Consument’ en ‘Voeding en Techniek’ aan. Tekst: Jolijn Brouwers Dat het thema ‘Food’ belangrijk is voor De Groene Campus blijkt, volgens de heer Jan Krol, directeur van De Groene Campus, uit de vele investeringen van Helicon Opleidingen in de ‘Food’ opleidingen en de samenwerkingsverbanden binnen Food Tech Park Brainport. Voor de studenten van De Groene Campus zijn deze investeringen erg gunstig, want het park is momenteel dé plek waarin innovatie, kennis-, concept- en productontwikkeling en het delen van kennis binnen de voedingsmiddelenindustrie aan de orde van de dag zijn. De verbinding tussen de driehoek onderwijs, bedrijfsleven en overheid heeft deze ontwikkeling mede mogelijk gemaakt en gestimuleerd. Krol is dan ook erg enthousiast over de inzet van betrokkenen en samenwerkingspartners om de driehoek van Food Tech Park Brainport tot een succes te maken. In De Groene Campus leren en profiteren zowel de studenten als het bedrijfsleven van elkaar. Het is een locatie waarin een goede balans is gevonden tussen studie en praktijk. Zowel extern, in de vorm van bijvoorbeeld stages, als intern in De Groene Campus kunnen de studenten ervaring op doen in de voedingsmiddelenindustrie. Studenten en het bedrijfsleven vinden elkaar in De Groene Campus in bijvoorbeeld de bijpassende ondernemingen die gehuisvest zijn in de Campus, Het Kennisloket en Food & Fresh Lab. Met name de laatste twee concepten zijn in deze vorm erg uniek in Nederland. Volgens Krol zorgt Het Kennisloket er namelijk voor dat de praktijk het onderwijs raakt, waardoor het onderwijs kan inspelen op veranderingen in de samenleving en actueel blijft. Ook Food & Fresh Lab is een aanwinst voor zowel studenten als bedrijven. In dit lab kunnen studenten aan de (om de 10 weken wisselende) productielijn of ‘stand alone’ de praktijk van de voedingsmiddelenindustrie ervaren. Voor het

bedrijfsleven functioneert het lab als een platform voor nieuwe machines. Food & Fresh Lab is daardoor een voorbeeld dat De Groene Campus en het bedrijfsleven van elkaar kunnen leren en profiteren. Dankzij deze wisselwerking is het besef ontstaan dat enkel dankzij de partners Food & Fresh Lab kan bestaan. Het is daarom erg positief dat de relatie tussen de samenwerkende bedrijven en De Groene Campus warm is, steeds meer structuur krijgt en vanzelfsprekend wordt. Nu de basis voor Food Tech Park Brainport is gelegd blijft Krol ambitieus. Hij wil zich inzetten om constructieve samenwerkingsverbanden te ontwikkelen om zijn droom te verwezenlijken. Hij droomt er namelijk van dat per jaar 200 studenten afstuderen vanuit alle Helicon Opleidingen en vervolgens gaan werken in de voedselbranche. Ondanks verschillende initiatieven zijn er volgens hem nog te weinig vmbo’ers geïnteresseerd in opleidingen en banen in de voedingsmiddelenindustrie. Een oplossing kan zijn om samenwerkingsverbanden op te zetten tussen De Groene Campus en regionale opleidingsinstituten, zoals ROC Ter AA en Summa College. Het doel is om kennis van de verschillende opleidingen binnen de sector ‘Food’ te delen. De bedrijven hebben immers afgestudeerden met zowel kennis van techniek en ‘food processing’ (ROC ter AA en Summa College) als kennis over voedselkwaliteit en duurzaamheid (De Groene Campus) nodig. Daarnaast is het volgens Krol van belang om de samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven uit te breiden. De Groene Campus streeft er immers naar om, naast meer diverse stageplaatsen, een goede balans te vinden tussen praktijk en een onafhankelijk curriculum. Uiteraard staat de kwaliteit van het onderwijs, volgens Krol, ten alle tijden voorop.

20


Gemeente Helmond

Wethouder Yvonne van Mierlo Tekst: Jolijn Brouwers

Yvonne van Mierlo, onder andere wethouder economische zaken in de Gemeente Helmond, kan haar trots nauwelijks verbergen. Food Tech Park Brainport is onderdeel van haar portefeuille en ze is tevreden over de voortgang. Als een betrokken speler binnen de driehoek overheid, bedrijfsleven en onderwijs, zet zij zich in om het bedrijfsleven te stimuleren, te investeren in plannen, partijen aan elkaar te koppelen en regels te verminderen. De actieve rol van de overheid zal naar gelang het succes van Food Tech Park Brainport steeds minder worden, maar de betrokkenheid blijft. Haar taak is slechts om een impuls te geven aan een vooruitstrevend en innovatief plan dat vanuit een behoefte van het bedrijfsleven rond 2005 is ontstaan.

Als dochter van een kruidenier kwam Yvonne van Mierlo al jong in contact met de combinatie ‘Food’ en ondernemerschap. Hoewel ze voordat ze wethouder werd altijd in het bedrijfsleven, onder andere als ‘Business Unit Manager Supply Chain Management’ bij Yacht, gewerkt heeft, was ze al van jongs af aan gefascineerd door het productieproces van voedingsmiddelen. Deze fascinatie kwam voor haar aandeel in de ontwikkeling van Food Tech Park Brainport van pas. In de korte tijd dat het park bestaat zijn er al een aantal successen geboekt op dit gebied. Aangesloten bedrijven zijn volgens de wethouder momenteel internationaal gezien de voorlopers op het gebied van de innovatieve productietechniek in de voedselbranche. Een voorbeeld van koplopers zijn de bedrijven op het park die de technologie ontwikkelen om verspilling tegen te gaan en de duurzaamheid op het gebied van voeding stimuleren. Daarnaast is ze erg trots op de realisatie van het unieke Food & Fresh Lab waar studenten in de praktijk aan de slag kunnen gaan met productieprocessen afkomstig uit de voedingsmiddelenindustrie.

21

Twee aandachtsgebieden waar de overheid ook de komende tijd, samen met het bedrijfsleven, een actieve rol in zal blijven spelen, zijn het aantrekken van jongeren en het betrekken van bewoners bij Food Tech Park Brainport. De overheid en het bedrijfsleven zetten zich daarom gezamenlijk in om het imago van de voedingsmiddelenindustrie te verbeteren, prijzen uit te reiken, stages te realiseren dankzij het project ‘Helmond Stagestad’, Open Dagen te ontwikkelen en Helmond Food Week mogelijk te maken. Uit de praktijk blijkt dat jongeren en bewoners lastig te bereiken en te enthousiasmeren zijn, maar het is volgens Van Mierlo van belang voor het succes van Food Tech Park Brainport dat zij aangetrokken worden. De jongeren zijn namelijk de toekomstige werknemers van de voedingsmiddelenindustrie. En die zijn hard nodig gezien de vele openstaande vacatures bij de bedrijven die aangesloten zijn bij Food Tech Park Brainport.


Terugblik 2013

De thematentoonstelling ‘Goed Geregeld’

De Erfgoedmanifestatie INDUKAN

Na de heropening van Het Industrieel Atrium in het december van 2012 werd het nieuwe jaarprogramma van 2013 ingeluid met de thematentoonstelling over de bedrijfsgeschiedenis van de van origine Helmondse onderneming Kuijpers Installaties. Na een lange voorbereiding werd deze thematentoonstelling genaamd “Goed Geregeld” geopend met een “rode loper dag” op 7 februari 2013. De Thematentoonstelling bestaande uit een Kroniek, Filmdocumentaire en een Expositie was een groot succes.

Door de organisatie van Het Industrieel Atrium werd de manifestatie Indukan ontwikkeld en georganiseerd. Een erfgoedmanifestatie van industrieel Helmond met als onderwerp “ Het industrieel leven van toen en nu aan het Helmondse kanaal”. Een totaal van 11 organisaties, allen gevestigd aan het kanaal, hebben aan deze manifestatie deelgenomen. In diverse gebouwen en plekken gelegen aan het kanaal werden exposities, demonstraties, rondwandelingen, filmvertoningen en fotowedstrijden georganiseerd. De manifestatie werd van 12 oktober tot en met 30 oktober 2013 gehouden. Ruim 900 mensen hebben deze manifestatie bezocht.

Enkele opmerkelijke feiten over Het Industrieel Atrium over het jaar 2013

De Beeldkrant Op aanvraag van de Gemeente Helmond werd in 2013 door Het Industrieel Atrium een audiovisueel programma, met foto’s en film, over het industrieel erfgoed van Helmond ontwikkeld en geproduceerd. Dit programma laat elke avond van het jaar op de muur (zijde links) van de Villa Swinkels en de voorzijde van Het Carpgebouw, beiden gelegen aan het kanaal, een beeldend verhaal zien over het industrieel verleden van Helmond.

Aantal bezoekers In het jaar 2013 bezochten ruim 2300 personen de activiteiten van Het Industrieel Atrium. Zij waardeerden deze activiteiten van Het Industrieel Atrium met een gemiddeld waarderingscijfer van 8,2. Per maand werd de website www.industrieel-atrium.nl door 1.385 unieke bezoekers bezocht. Op jaarbasis waren er dat (10 maanden) 13.859 unieke bezoekers. Met de website van Indukan kwam het totale aantal unieke bezoekers uit op ruim 16.000.

Samenwerking scholen ‘Educatieprogramma Techniek Snuiven’ In het jaar 2013 werd ook een begin gemaakt met de samenwerking met Helmondse scholen met het beschikbaar stellen van stage plekken voor scholieren en de introductie van de “industriële sessie” voor scholieren vanaf groep 8. Diverse scholen en hun leerlingen hebben hiervan gebruik gemaakt.

22


Het Industrieel Atrium

Industrieel Helmond Connecting Industrial History Het Industrieel Atrium is niet alleen het kenniscentrum voor het industrieel erfgoed van Helmond maar ook het kenniscentrum voor het erfgoed van de basisindustrieën textiel, metaal, energie en druk. 
“Connecting Industrial History” is het uitgangspunt van Het Industrieel Atrium. In dit voor Nederland unieke kenniscentrum kunt u op diverse manieren, bijvoorbeeld in woord en beeld, de situatie van de industrie van vroeger en nu leren en beleven. Naast de vaste exposities over de vier basisindustrieën vindt u er de Directiekamer (19e eeuw) en de (wisselende) thema-expositie. Ook vinden er regelmatig demonstraties en workshops plaats en worden er unieke films over de industrie van Helmond getoond. In het hart van het gebouw kunt u de bibliotheek en de digitale databank over het industrieel erfgoed van Helmond raadplegen. Het Industrieel Atrium kan bezocht worden op de dinsdag, woensdag en donderdag en tijdens de Open Dag op de laatste zondag van de maand. Aan de Open Dag is altijd een thema verbonden. Daarnaast kunt u op afspraak in groepsverband of klassikaal de uitgebreide Industriële sessie ervaren. Speciaal voor het bedrijfsleven ontwikkelt Het Industrieel Atrium thema-exposities waarin de bedrijfsgeschiedenis van de onderneming in woord en beeld getoond wordt. Het is een uitstekend instrument voor marketing. Bekijk de website www.industrieel-atrium.nl om de programma’s en mogelijkheden te bekijken. Bezoekadres: Het Industrieel Atrium Kanaaldijk N.W. 29 5707 LA Helmond

Openingstijden: Di, wo, do: 9.30- 16.30 uur Open Dag: 13.00-17.00 uur Industriële sessie en andere activiteiten, zoals verhuur: Op afspraak

Contact: 0492-535977 info@industrieel-atrium.nl www.industrieel-atrium.nl Facebook: Het Industrieel Atrium Twitter: industratrium

Entree: Di, wo, do: € 2.00 euro Open Dag: € 3.50 euro Groepen op afspraak: € 8.50 euro Op vertoon van de Peelpas: 50% korting op entree di-do


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.