KEIK 79. Mater Salvatoris Hasselt, De eerste Limburgse verpleegsterschool

Page 1

keik nr. 79

Mater Salvatoris Hasselt, de eerste Limburgse verpleegsterschool


IN HET KORT In Hasselt was er al sinds het midden van de negentiende eeuw een school voor vroedvrouwen - vanaf 1913 samen met het ‘Moederhuis’ gevestigd in het gekende gebouw aan de Guffenslaan maar voor een officieel erkende opleiding tot verpleegkundige moest men vanuit Limburg naar Antwerpen, Brussel of Luik. De zusters Salvatorianessen van de in 1924 geopende Salvatorkliniek brachten hierin verandering. Al van bij de start van het ziekenhuis had de congregatie de bedoeling om ook een verpleegsterschool op te richten. De geschiedenis van de kliniek en de verpleegsterschool zijn dan ook nauw met mekaar verweven en maken een onmiskenbaar deel uit van het Hasselts erfgoed. Toch waren de meeste initiatiefnemers geen Hasselaren, maar sociaal bewogen mensen uit het noorden van de provincie.

2

Hoe ziekenhuis en school in Hasselt terechtkwamen, waar zij zich hier vestigden, hoe de accommodaties eruitzagen en evolueerden, hoe de steeds toenemende groep van leerlingverpleegsters deel ging uitmaken van het Hasselts straatbeeld is een boeiend verhaal. Voor een inkijk in de dagelijkse gang van zaken op de school en het internaat boden zowel het provinciaal archief van de congregatie als getuigenissen van oud-leerlingen en oudleerkrachten interessant materiaal. Maar de geschiedenis van de school is ook het verhaal van politieke en kerkelijke invloeden. Het vertelt hoe het politieke landschap, zowel Limburgs als Vlaams en federaal, én het bisdom Luik een rol speelden in het ontstaan, de verdere ontwikkeling en het einde van de school als afzonderlijke entiteit in 1995. De geschiedenis van Mater Salvatoris, zoals de naam van de verpleegsterschool van 1930 tot 1995 officieel luidde, is een authentiek deel van de Hasseltse geschiedenis dat niet in de vergeethoek mag verdwijnen en dat zeker een plaats onder de schijnwerpers verdient.


INLEIDING Vier oktober 1930: de eerste volwaardige Limburgse verpleegsterschool is een feit. De congregatie van de zusters Salvatorianessen die in 1924 de drijvende kracht was achter de oprichting van de Salvatorkliniek te Hasselt heeft uiteindelijk zowel de goedkeuring van de eigen algemeen overste als de erkenning van het ministerie, de steun van de provinciegouverneur en de toelating van het bisdom weten te verkrijgen.1 In het algemeen moet de oprichting van verpleegsterscholen vanaf het begin van de twintigste eeuw gezien worden in het kader van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen zoals de evolutie van de geneeskunde, de professionalisering van de zorg, de laïcisering van de verpleegkunde en de toename van het aantal ziekenhuizen. Daarnaast zijn een aantal onderwerpen specifiek voor de ontstaansgeschiedenis van Mater Salvatoris zoals de politieke en sociaaleconomische evolutie van Limburg en de rol van de congregatie van de Salvatorianessen. Over het beroep van verpleegkundige en over de opleiding tot verpleegkundige in het algemeen bestaat een uitgebreide literatuur, zowel internationaal als nationaal. Verschillende Belgische verpleegsterscholen gaven een jubileumboek uit of publiceerden een uitgave bij een tentoonstelling over hun geschiedenis. Over de verpleegsterschool Mater Salvatoris te Hasselt verscheen nooit een afzonderlijke publicatie. Wel werd in de jubileumboeken over 100 jaar Salvatorianessen in België en 75 jaar Salvatorziekenhuis telkens een item gewijd aan het ontstaan en de evolutie van de school. Alhoewel deze items niet het volledige verhaal van de school vertellen en geschreven zijn vanuit het respectievelijke standpunt van de congregatie en het ziekenhuis, bieden zij toch uitgebreide en bruikbare informatie over de geschiedenis van de school. Ook dit historisch overzicht heeft niet de intentie volledig te zijn. De nadruk zal liggen op de rol van de congregatie, de kerk en het politiek beleid gedurende die periodes die belangrijk waren voor de ontwikkeling van de school. Een aantal onderwerpen zullen niet uitgediept worden of slechts aan bod komen als zij een rol speelden bij het behandelde item. Voorbeelden hiervan vormen de architectonische ontwikkeling van de school en de studentenaantallen.

Een geschiedenis schrijven van de verpleegsterschool Mater Salvatoris was ondenkbaar zonder de archieven te raadplegen van het provincialaat van de zusters Salvatorianessen te Hasselt en van de Katholieke Hogeschool Limburg. De handgeschreven kroniek over de school die bewaard wordt in het archief van de Salvatorianessen gaf een subjectieve en informele kijk op de periode tot 1939. Inspectieverslagen, verslagen van bestuursraden en algemene vergaderingen evenals de bewaarde briefwisseling leverden meer objectieve en formele informatie op. Gesprekken met gewezen directeurs, ex-leerkrachten, ex-leerlingen en administratief personeel bevestigden het resultaat van het archiefonderzoek of vulden het aan met persoonlijke inzichten. Schoolgebouw in 1934. Foto privéarchief

Een blinde vlek in het onderzoek vormt de periode van 1939 tot 1952, waarvoor geen archiefmateriaal of informatie gevonden werd. De reden hiervoor is niet duidelijk. Heeft de Duits-Oostenrijkse achtergrond van de congregatie en de oorlogssituatie hier iets mee te maken? Wordt het archiefmateriaal voor deze periode bewaard bij het generalaat in Rome of bestaat er gewoon geen archief meer van? De chronologisch vertelde geschiedenis van de school start met een proloog waarin zowel de sociaaleconomische situatie van Limburg in de eerste vijfentwintig jaar van de twintigste eeuw als de vestigingen van de eerste Salvatorianessen in België en de opstart van de Salvatorkliniek in Hasselt aan bod komen. Vervolgens wordt stilgestaan bij de oprichting van de school in 1930 met de daarbij opduikende moeilijkheden. Na de verdere uitbouw van de school, met vooral een focus op de problemen met erkenningen in de jaren 1960 volgt tenslotte het fusieverhaal vanaf de jaren 1990. 3


PROLOOG: DE VOORGESCHIEDENIS Economische en sociale situatie van Limburg gedurende het eerste kwart van de twintigste eeuw De oprichting van een verpleegsterschool te Hasselt bood een antwoord op de groeiende vraag naar voorzieningen in de gezondheidszorg, als een gevolg van de economische en sociale stroomversnelling waarin Limburg in de eerste decennia van de twintigste eeuw terechtgekomen was. Op het einde van de negentiende eeuw was de provincie nog overwegend agrarisch-ambachtelijk en hoofdzakelijk katholiek geïnspireerd. Er was slechts een beperkte industriële activiteit. In 1888 startte te Overpelt de productie van arsenicum, in 1893 trad er de eerste zinkoven in werking. Verdere industrialisering met onder andere de Kempense steenkoolmijnen volgde snel. Deze industrialisatie zorgde voor een sociale ommekeer. Naast en in de agrarische dorpen kwamen er fabriekswijken, die door de katholieken beschouwd werden als centra van zedenbederf, ongodsdienstigheid en socialisme. Alhoewel dit socialisme in Limburg nog niet echt van de grond was gekomen, werkte het wel als een boeman en

stimuleerde het de oprichting van een christelijke sociale beweging.2 Naast elkaar bestaande christelijke syndicaten werden in 1908 verenigd in het ACW.3 Eerder in 1904 waren verschillende plaatselijke maatschappijen van onderlinge bijstand al overgegaan tot de stichting van wat later de Christelijke Mutualiteit Limburg zou worden.4 Om de sociale situatie van de kleine boeren te verbeteren zorgde de in 1890 opgerichte Boerenbond voor een centraal aan- en verkoopvennootschap en coöperatieve raifeissenkassen.5 Door al deze bewegingen en organisaties kreeg het socialisme geen greep op de Limburgse arbeidersmassa. Dit had voor een deel ook te maken met de late industrialisering die er pas kwam na de proletarisering van de arbeidersklasse in andere delen van het land en met de toenemende bescherming van arbeiders door de wetgeving. Een grote rol speelde de efficiënte uitbouw van de christelijk-sociale beweging onder impuls van de latere monseigneur Broekx.6

De congregatie van de Salvatorianessen in Limburg vanaf 1905 tot 1924 Het is in deze sociaaleconomische context dat de zusters Salvatorianessen hun eerste activiteiten in Limburg ontplooiden. Hun eerste werkterrein waren de arbeiderswijken die in het begin van de twintigste eeuw ontstonden rond de nieuwe fabrieken in het noorden van de provincie. De oprichter van de zinkfabriek van Overpelt, Wilhelm Schulte (1851-1913) was een Duits protestants industrieel. In de buurt van de fabriek bouwde de directie woningen voor de gezinnen van de arbeiders en het kaderpersoneel. Schulte had ook het plan opgevat om in de nieuw-ontstane cité op eigen kosten een school en een ziekenhuis te bouwen. Zijn eerste idee was om de leiding van de school en het ziekenhuis toe te vertrouwen aan protestantse diaconessen uit Duitsland. Omdat deze keuze waarschijnlijk op weerstand zou stuiten, zowel bij de plaatselijke bevolking als bij de overheid, koos hij uiteindelijk voor de Salvatorianessen. Dit gebeurde op aanbeveling 4

van Pater Virgilius Koelman (1870-1925) de overste van de Salvatorianen die zich in 1902-1903 gevestigd hadden in het nabijgelegen Hamont.7 Deze Salvatorianen waren een nog jonge orde, in 1881 te Rome gesticht door de Duitse priester Johann Baptist Jordan (1848-1918).8 Directeur Schulte vroeg drie zusters: één voor de bewaarschool, één voor de verpleging van zieke of gewonde arbeiders en één voor het huishoudelijk werk. De bisschop van Luik, Martinus Rutten (1841-1927) gaf op 29 november 1904 zijn toestemming en op 18 januari 1905 namen drie Duitse zusters hun intrek in Overpelt-Fabriek. Naast het klooster, een eenvoudige arbeiderswoning met dakverdieping, kwam een klein ziekenhuis met vier ziekenkamers. De fabriek bezoldigde de zusters, vergoedde hun onkosten en stelde een huurwoning ter beschikking van de congregatie. In 1907 sloten de Salvatorianessen een gelijkaardig contract met de ‘Société Métallurgique de Lommel’,


eigendom van Josef Schulte (1858-1927), broer van Wilhelm. Ook in Lommel werd gestart met drie zusters, waaronder de eerste Belgische Salvatorianes, Alexandra Gijbels.

Catho Gijbels, 1905: de eerste Belgische kandidate in de congregatie van de Salvatorianessen. Foto uit: 100 jaar Salvatorianessen in België

Kannunik Gerard Nulens, directeur van het Sint Hubertuscollege in Neerpelt. Foto uit: 100 jaar Salvatorianessen in België

Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog, in augustus 1914, stuurde de gouverneur van Limburg, Henri de Pitteurs-Hiégaerts, een omzendbrief aan de burgemeesters, waarin hij hen verplichtte om alle inwoners met een Duitse of Oostenrijkse nationaliteit het land uit te wijzen. De Duitse zusters van OverpeltFabriek vertrokken op 6 augustus 1914, de zusters van Lommel-Werkplaatsen verlieten het land eind september. Toch kon de congregatie tijdens de oorlog haar werkzaamheden verderzetten dankzij enkele jonge Belgische zusters en vier Duitse zusters die, ondanks de uitwijzing, toch teruggekeerd waren. In onderhandelingen met Duitsland na de oorlog werd overeengekomen dat alle personen van Duitse nationaliteit België moesten verlaten vóór 20 maart 1919. Deze maatregel bedreigde het voortbestaan van religieuze instellingen zoals scholen en ziekenhuizen, waaronder deze te Overpelt en Lommel. Alhoewel kardinaal Mercier en kanunnik J. Vreuls van het bisdom Luik zich tegen de maatregel verzetten, zag de generale overste van de Salvatorianessen, zich verplicht om de congregatie terug te trekken uit Overpelt en Lommel. Toch liep het verhaal van de Salvatorianessen in ons land niet ten einde. Gerard Nulens (1880-1957), directeur van het bisschoppelijk Sint-Hubertuscollege te Neerpelt, was op zoek naar zusters voor de huishouding. Hij had geen bezwaar tegen Duitse zusters en vanaf 1919-1920 stonden, met goedkeuring van de bisschop, één Belgische zuster, Alexandra Gijbels, en vier Duitse zusters in voor het huishoudelijk werk in het college. De congregatie was actief in Neerpelt tot 1956.9 Het werk van de Salvatorianessen in het Sint-Hubertuscollege bleef niet onopgemerkt. Toen in 1920 de zusters Norbertienen het Sint-Jozefscollege te Hasselt verlieten moest directeur Lambert Engelen op zoek naar nieuwe huishoudelijke hulp. Na een bezoek aan het college van Neerpelt schreef hij de generale overste van de Salvatorianessen aan met het verzoek om zusters naar Hasselt te sturen. In 1921 namen vier zusters, waaronder Alexandra Gijbels, hun intrek in het Sint-Jozefscollege. 5


De oprichting van de Salvatorkliniek in Hasselt in 1924 In dezelfde periode was in Limburg de nood gegroeid aan een ‘echt’ ziekenhuis waar zware heelkundige ingrepen konden worden uitgevoerd. Behalve de kliniek van de mijn waren er in de provincie slechts enkele gasthuizen van de openbare onderstand. Als centraal gelegen hoofdplaats was Hasselt de meest logische vestiging voor de nieuwe kliniek. Stuwende kracht achter deze plannen was directeur Nulens van het college te Neerpelt. Hij vond steun bij zuster Alexandra Gijbels,die hierin een kans zag om haar congregatie te verankeren in België. Er werd overlegd met politieke en sociale instanties, met stads- en provinciebestuur, met de ziekenkassen, met Monseigneur Broekx, met de procureur des konings Vanstraelen en ook met enkele dokters. Eén van deze dokters was Alfons Kerkhofs (1892-1957) die tijdens zijn stage in een ziekenhuis in Wenen de Salvatorianessen had leren kennen. Er werd rechtskundig advies ingewonnen voor de oprichting van een vzw. Omdat er geen

financiële steun was van stad, provincie of staat werden banken gecontacteerd. Ook de congregatie in Rome werd aangeschreven met de vraag of zij bereid waren het financiële risico te dragen. In eerste instantie was de congregatie terughoudend: de onderneming zou te veel risico’s inhouden en de zusters zouden niet bekwaam genoeg zijn om een kliniek te leiden. Uiteindelijk gaf het generalaat te Rome toch de toestemming en in januari 1924 namen de eerste twee zusters hun intrek in de gehuurde Villa des Glycines op de Luikersteenweg, die verbouwd werd tot een ziekenhuis. Op 20 maart 1924 werd de Salvatorkliniek plechtig ingewijd. Het ziekenhuis startte met 4 dokters en 26 bedden. In augustus 1927 verhuisde de Salvatorkliniek naar een groter pand, even verder op de Luikersteenweg gelegen: het kasteel ‘t Hollandt. Dit vroegere kasteel met bijgebouwen, park en weiden werd een ziekenhuis met 60 bedden.10

DE OPRICHTING VAN DE SCHOOL IN 1930 Nood aan professionalisering van de zorg

Het kasteel ‘t Hollandt. Dit vroegere kasteel met bijgebouwen, park en weiden werd een ziekenhuis met 60 bedden. (Foto Stadsarchief Hasselt)

6

Vanaf de middeleeuwen was de zorg voor zieken grotendeels in handen van religieuze congregaties. Liefdadigheid en naastenliefde speelden in de verzorging een grotere rol dan professionaliteit. Onder invloed van de Verlichting deed zich op het einde van de achttiende eeuw een kentering voor in het medisch denken. Ziek zijn werd niet meer gezien als een straf van God, maar als een fysisch proces; hierdoor ging men een groter belang hechten aan de hygiëne. De tweede helft van de negentiende eeuw was voor de geneeskunde een periode van verregaande verwetenschappelijking. De evolutie van scheikunde en biologie en andere wetenschappen vormde de basis voor nieuwe behandelingsmethodes en modernere medische apparatuur. De ontdekking van bacteriën zorgde voor grote veranderingen in de ziekenzorg en er werden hogere eisen gesteld aan de verpleging. De verpleegkundige


moest de geneeskundige zorg aanvullen: verzorging werd verpleging. Er was nood aan gekwalificeerd personeel dat kon werken met de nieuwe, vaak ingewikkelde, medische apparatuur. De religieuzen in de gasthuizen voldeden vaak niet aan deze eisen. Onder andere de Engelse Florence Nightingale (1820-1910) besefte dat er verandering nodig was in de vaak erbarmelijke ziekenverzorging. In 1860 richtte ze in Londen de eerste verpleegsterschool op. Naar dat voorbeeld startten in België een aantal artsen uit vrijzinnige kringen in de jaren 1880 met opleidingsinitiatieven voor leken. In Luik in 1882 en in Brussel in 1887 kwamen opleidingen voor ziekenoppassters. In 1901 volgde Antwerpen met een gemeentelijke verpleegsterschool. In 1904 richtten het Brussels Sint-Jans- en Sint-Pietersziekenhuis een eenjarige verpleegstersopleiding in.11 Een wettelijk erkende opleiding kwam er pas in 1908; ook kloosterzusters dienden voortaan een diploma te behalen. In Limburg was er wel sinds 1841 te Hasselt een school voor vroedvrouwen, maar voor de meest nabije opleiding tot verpleegkundige moest men naar de Franstalige school in Luik. Een bron vermeldt ook dat er in Neerpelt alleszins in 1921 een cursus verzorging eerste graad gevolgd kon worden, een soort eerste jaar verpleegkunde, maar verdere bijzonderheden hierover ontbreken.12

De school als initiatief van de Salvatorianessen Al van bij de start van het Salvatorziekenhuis lag het in de bedoeling van de initiatiefnemers om ook een verpleegsterschool op te richten. Vooral zuster Alexandra Gijbels speelde hierbij een grote rol. Geboren te Hamont op 25 december 1885 als Catherina Gijbels was zij de eerste Belgische zuster van de Salvatorianessen en nauw betrokken bij de opstart van de Salvatorkliniek in 1924. Vanaf oktober 1927 tot juni 1928 vergezelde ze haar algemene overste op een reis naar Amerika, waar zij fondsen wist te verzamelen voor de jonge Salvatorkliniek en de geplande verpleegsterschool. In 1928 werd zij overste van het Belgisch commissariaat van haar orde, een functie die zij zou blijven uitoefenen tot in 1934. Vanaf 1928 zette zij met toestemming van haar algemene overste en in overleg met E.H. Nulens een reeks concrete stappen die zouden leiden tot de oprichting van de verpleegsterschool in 1930.13

Zuster Alexandra Gijbels. Foto uit: 100 jaar Salvatorianessen in België

Problemen bij de oprichting van de school De problemen die moesten worden overwonnen om effectief met een verpleegsterschool van start te kunnen gaan, waren van verschillende aard: de directie en leerkrachten moesten over de nodige kwalificaties beschikken, het ministerie moest een erkenning afleveren, het bisdom zijn goedkeuring geven, er was politieke en financiële steun nodig en de huisvesting moest geregeld worden. Volgens de inzichten van de congregatie was er geen probleem met de politieke steun. Zij waren ervan overtuigd dat de katholieke gouverneur Verwilghen de oprichting van de school gunstig gezind was. Zuster Alexandra volgde de studies voor verpleegster-bezoekster aan de Sint-Elisabethschool in Brugge. Nadat zij de titel van verpleegster-bezoekster verwierf, volgde zij ook nog lessen aan de vroedvrouwenschool SintAnna te Brugge, waar zij in 1930 het diploma van vroedvrouw behaalde. Zo beschikte zij over de vereiste diploma’s om de school te kunnen leiden. Ondertussen hadden ook andere personen het plan opgevat om te starten met een verpleegsterschool in Limburg. Bovendien had het provinciebestuur een aanvraag ontvangen om studiebeurzen uit te reiken aan Limburgse meisjes die in Luik verpleegkunde zouden studeren. De provincieraad weigerde deze aanvraag. Om andere initiatiefnemers te snel af te zijn besloten zuster Alexandra, Gerard Nulens en de directeur van de Sint-Annaschool te Brugge, Dokter Vandermersch, in juli 1930 om nog in datzelfde najaar met de geplande school van start te gaan. De Sint-Annaschool zou de eerste leerlingen 7


Links: Ontspannen in tuin, jaren 1930. Foto Stadsarchief Hasselt Onder: Leerlingen en leerkrachten in 1931

sturen: vroedvrouwen die het diploma van verpleegster-bezoekster wilden behalen. De provinciale gezondheidsinspecteur, dokter J. Spaas, zegde toe voor de functie van medisch directeur van de school. De erkenning door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, dat tot 1933 bevoegd was voor de opleiding tot verpleegkundige, was op dat moment nog niet in orde: het grootste bezwaar was het gebrek aan stageplaatsen in Limburg.14 Onderhandelingen met een aantal instellingen loste dit probleem op. De doelstelling was om met de drie studiejaren, die de opleiding op dat ogenblik telde, tegelijk van start te gaan. Omdat kon aangetoond worden dat er voldoende leerlingen waren voor elk studiejaar bekwam men de gevraagde erkenning. Het Koninklijk Besluit van 3 september 1921 vermeldde drie mogelijke diploma’s voor verpleegkundigen: gasthuisverpleegster of gasthuisverpleger, ziekenbezoekster en krankzinningenoppasster of krankzinningenoppasser. Het is onduidelijk welk soort diploma de school in de beginjaren afleverde. De nota over de school in het archief spreekt over verpleegsters-bezoeksters terwijl de diploma’s van zusters van de congregatie die in deze periode afstudeerden, gasthuisverpleegster vermelden.15 Gezien de binding met de Salvatorkliniek lijkt dit laatste ook het meest logische. De officiële naam van de school werd ‘School voor Verpleegsters Mater Salvatoris’, naar de patrones van de congregatie. De schriftelijke toelating van het bisdom Luik kwam er met een brief van bisschop Louis Jozef Kerkhofs (1878-1962), gedateerd 3 oktober 1930. Met deze brief werd ook de benoeming bevestigd van kanunnik Nulens tot geestelijk 8

bestuurder en godsdienstleraar van de school.16 Op 4 oktober 1930 schreef Germana Steidel, algemeen secretaris van de Salvatorianessen te Rome dat het verzoek van zuster Alexandra voor de oprichting van een bijgebouw om de verpleegsterschool te huisvesten, weerhouden werd.17

De opstart en evolutie van de school in de jaren 1930. Nog vóór de erkenningen en toelatingen in orde waren startten in september 1930 voorbereidende lessen in de refter van het ziekenhuis. In oktober richtte men één ziekenhuiskamer in als klaslokaal en een andere als slaapzaal voor de lekenleerlingen. Wegens plaatsgebrek in de kliniek werd in november een villa gehuurd op de Luikersteenweg, die voorlopig dienst zou doen als internaat.18 De school startte officieel op 15 oktober 1930 met vijftien leerlingen, zeven leken en acht zusters, verdeeld over de drie studiejaren. Het leraarcorps werd gevormd door Gerard Nulens, Procureur Vanstraelen, in totaal tien Hasseltse dokters waaronder medisch bestuurder dokter J. Spaas, maar ook de reeds genoemde chirurg Kerkhofs, twee lekenleraressen en zuster Alexandra, die naast bestuurster ook monitrice verpleegkunde was en instond voor de volledige administratie van de school. De praktische stages vonden plaats in de Salvatorkliniek en in het Stedelijk Gasthuis. Volgens de kroniek van de congregatie kon het ziekenhuis de ziekenzaal die als klaslokaal dienstdeed niet langer missen en waren de zusters ook niet tevreden over het feit dat de internen buitenshuis


logeerden. Architect Hoste van Brugge kreeg de opdracht een ontwerp te maken voor een klein schoolgebouw met internaat.19 De uitvoering werd toevertrouwd aan de firma Daniels-Vanham, een Hasselts aannemer die ook verschillende huizen langs de Luikersteenweg bouwde. De bouwwerken duurden van 30 november 1930 tot begin februari 1931.20 In zijn totaliteit omvatte het gebouw drie klassen, drie kleine bureeltjes en kamertjes voor de leerkrachten, een ontspanningszaal en op de bovenverdieping was er een grote slaapzaal met chambretten.21 Het Koninklijk Besluit van 9 februari 1931 voerde de titels van verpleegster en verpleger in en bevatte een gedetailleerde omschrijving van de stagenormen. Daarnaast verplichtte dat KB de technische scholen, waaronder de verpleegsterscholen, om behalve een inrichtende macht en een directie, ook een bestuurscommissie op te richten. Deze commissie, die door het schoolbestuur werd aangeduid, had een louter adviserende opdracht.22 Naast voorzitter Gerard Nulens, secretaris dokter J. Spaas en directrice zuster Alexandra Gijbels bestond de commissie uit de echtgenotes van de gouverneur en de procureur, een dame uit het adellijk en invloedrijk geslacht de Schaetsen-de Borman uit Tongeren en tenslotte Jeanne Driessen, bestuurster van de Christelijke Sociale Werken van de mijnstreek, later ook senator voor de katholieke partij en tevens ondervoorzitster van het ACW en van het Verbond van Kristelijke Ziekenkassen van Limburg. Tijdens het tweede schooljaar 1931-1932 bezocht een inspectrice van het ministerie voor een eerste maal de school. Volgens de kroniek volgde er een gunstig verslag. Het verslag zelf is echter niet bewaard in het archief. Van overheidswege waren er vanaf 1937 plannen om de verpleegsterstudies verder te hervormen. Dat vooral onder impuls van L. Elaut van de Rijksuniversiteit te Gent die voorzitter was van de Federatie van Vlaamse Verpleegsteren Vroedvrouwenscholen. Elaut verdedigde de stelling dat alle ziekenhuizen, ook de private, verplicht zouden moeten worden alleen gediplomeerde verpleegkundigen in dienst te nemen.23 Het episcopaat deed een oproep aan de besturen en directies van de katholieke scholen om hun belangen in het hervormingsdebat te behartigen. Gerard Nulens, ondertussen door bisschop Kerkhofs benoemd tot erekanunnik van de kathedraal van Luik, en zuster

Alexandra gaven gevolg aan deze oproep en zetelden in verschillende commissies. Het zou echter duren tot na de Tweede Wereldoorlog vooraleer de hervorming een feit werd. Zuster Alexandra Gijbels stierf vrij onverwacht op 9 mei 1939, 55 jaar oud. Ze werd opgevolgd door zuster Ludovica Gilkens (1894-1987), die de school 23 jaar zou leiden. Samengevat verliepen de opstart en de beginjaren van de school relatief vlot. De praktische problemen die zich voordeden konden snel opgelost worden. Hieruit kan afgeleid worden dat in deze periode de Limburgse katholieke politieke wereld en het bisdom Luik de visie van de congregatie op de nood aan een verpleegsterschool en op de verdere uitbouw ervan deelden. Afgaande op de samenstelling van de bestuurscommissie kan zelfs gesproken worden van een nauwe samenwerking tussen beleid en school.

DE VERDERE UITBOUW VAN DE SCHOOL TOT 1990 De school in de oorlogsjaren en de jaren 1950 De handgeschreven kroniek van de school, opgetekend door een anonieme auteur, stopt op 6 januari 1939. De getypte nota over de geschiedenis van de school, opgesteld door Frans Wirix, directeur van 1977 tot 1988, gaat verder door in de tijd maar haalt enkel nog de belangrijkste gebeurtenissen aan, met soms grote tijdsintervallen. Zo staat over de periode van de Tweede Wereldoorlog enkel vermeld dat in de laatste oorlogsjaren de school drukker bezet was dan ooit voorheen. De vrees om opgeëist te worden door de bezetter zette veel meisjes aan om te kiezen voor de studie tot verpleegster, wat hen vrijstelde van verplichte arbeid. Ook over de jaren 1950 is in het archief betrekkelijk weinig informatie terug te vinden. Volgens zuster Kristien Cléfas werd het vernietigd om onduidelijke redenen, die waarschijnlijk met oorlogsomstandigheden in verband staan.24 De Duitse herkomst van verschillende zusters kan hierin meegespeeld hebben. 9


Boven: Leerlingen en leerkrachten in 1944 Onder: Nieuwe school, 1962

beperken. Alle gediplomeerden kregen een kenteken, uitgereikt door de Provinciale Geneeskundige Commissie, een getuigschrift van inschrijving in het register van het Ministerie van Volksgezondheid en een nummer. De titel van verpleger en verpleegster werd vanaf 1946 wettelijk beschermd.25 Kanunnik Gerard Nulens, medestichter van de school overleed op 27 mei 1957, op 77-jarige leeftijd, aan de gevolgen van een hartaanval. De functie van geestelijk bestuurder van de school werd door bisschop Kerkhofs toegewezen aan Henri Nulens, broer van de overledene.

Wijzigingen aan het wetgevend kader en de gevolgen voor Mater Salvatoris

Met ingang van het schooljaar 1951-1952 kreeg de school de erkenning voor een nieuwe afdeling: een vierde specialisatiejaar voor verpleegsters voor sociale hygiëne. De hervorming van de opleiding tot verpleegster, waarvan reeds voor de Tweede Wereldoorlog sprake was, werd doorgevoerd met het Besluit van de Regent van 11 juli 1945 en de uitvoeringsbesluiten van 1 september 1945. De opleiding bestond vanaf dan uit twee basisjaren, gevolgd door een specialisatiejaar verpleegkunde of krankzinnigenverpleegkunde. Gediplomeerde verpleegkundigen konden daarna nog een vierde specialisatiejaar sociale hygiëne volgen. De examens werden afgenomen door een gewestelijke examencommissie, voor Limburg gingen de proeven door in Leuven. De opleiding viel onder de bevoegdheid van de Ministeries van Onderwijs en Volksgezondheid. Volksgezondheid zorgde voor de technische inspectie; het administratief toezicht en de subsidiëring ressorteerden onder de Dienst voor het Technisch Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs. Deze dienst kon ook een numerus clausus opleggen om het aantal leerlingen te 10

Met het Koninklijk Besluit van 17 augustus 1957 werd voorzien in een opleiding tot verpleegassistente. Deze tweejarige opleiding werd geklasseerd als C1/A2, later als aanvullende secundaire beroepsschool, waar men toegelaten werd na het lager middelbaar onderwijs of de lagere normaalschool. Het Koninklijk Besluit van 9 juli 1960 voorzag verder in de mogelijkheid om na het behalen van het brevet van verpleegassistente nog een derde jaar te volgen voor het brevet van ziekenhuis- en psychiatrische verpleegkundige. Algemeen verving men deze titel door de term ‘gebrevetteerde verpleegkundige’ met A2-opleiding om zo het onderscheid duidelijk te maken met de ‘gediplomeerde of gegradueerde verpleegkundige’ met A1-opleiding.26 Mater Salvatoris werd vanaf 1961 gesubsidieerd voor de opleiding tot verpleegassistente en vanaf 1963 voor het finaliteitjaar voor gebrevetteerd verpleegkundige.27 Tegenover de tot dan toe aangeboden opleiding waren de toegangsvoorwaarden voor deze zogeheten A2-afdeling soepeler. Dat zorgde vanaf 1961 voor een toename van het aantal leerlingen: internaat en klaslokalen werden te klein. Achter de bestaande school kwam een nieuw schoolgebouw dat op 9 oktober 1962 plechtig werd ingewijd door P.J. Broekx en H. Nulens. In 1965 volgde nog een verdere uitbreiding.28 De Wet op de Ziekenhuizen van 23 december 1963 en bij uitbreiding het Koninklijk Besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door ziekenhuizen en hun diensten moesten worden nageleefd, eiste voor bepaalde functies in het ziekenhuis


een diploma van gegradueerd verpleegkundige als voorwaarde tot erkenning van ziekenhuisdiensten. Het was dus zowel voor het Salvatorziekenhuis als voor Mater Salvatoris van het grootste belang dat de school een erkenning zou krijgen voor de opleiding tot gegradueerd verpleegkundige.29 De diploma’s van de afgestudeerden in het oude regime werden wel gelijkgeschakeld met deze van gegradueerd verpleegkundige, maar de school leverde voorlopig enkel diploma’s af voor gebrevetteerde verpleegkundigen.

Problemen met de erkenning voor de opleiding gegradueerd verpleegkundige Op 28 augustus 1964 besprak de bestuurscommissie van de school, onder voorzitterschap van senator Jeanne Driesen, een voorstel tot oprichting van een afdeling gegradueerd verpleegkundige van het niveau Hoger Technisch Onderwijs (HTO) van de eerste graad. Voorafgaandelijk had Jeanne Driesen al besprekingen gehouden met kanunnik Cools van het bisdom, dokter Dufrane, lid van de bestuurscommissie maar ook verbonden aan het Ministerie van Volksgezondheid als provinciaal gezondheidsinspecteur en zuster Jules-Marie Heymans van de Hogere School voor Verpleegkunde te Leuven. De directrice van de school, zuster Magda Engelen (1927-2017), die in 1962 zuster Ludovica Gilkens was opgevolgd, had contacten gelegd met het Nationaal Verbond van het Katholiek Technisch Onderwijs (NVKTO) afdeling verpleegsterscholen. Uit de nota over de geschiedenis van de school valt af te leiden dat de school niet veel tegenkanting verwachtte.30 Het inrichtend comité van de school ging akkoord met de oprichting van de nieuwe afdeling en kanunnik Nulens, voorzitter van het comité, stuurde op 6 januari 1965 een aanvraag tot toelating aan het bisdom en op 13 januari 1965 een aanvraag om advies aan het NVKTO. Op 18 februari brachten J.M. Heymans en E. Hofmans van het NVKTO een inspectiebezoek aan Mater Salvatoris. In het verslag van hun bezoek stond als voornaamste conclusie dat er te weinig gediplomeerd personeel tewerkgesteld was in de Salvatorkliniek om als stageplaats voor de opleiding van gegradueerd verpleegkundige in aanmerking te kunnen komen. Het antwoord van bisschop Heuschen van Luik

kwam met een brief van 22 februari 1965. In deze brief werden een aantal vragen en bedenkingen geformuleerd over de capaciteit van het internaat, de eventuele inschrijving van jongens, het aantal beschikbare leerkrachten en de financiële draagkracht van de school in afwachting van de officiële erkenning en subsidiëring. Ook vroeg bisschop Heuschen zich af wat de reactie zou zijn van de Provinciale Verpleegsterschool.31 Deze Provinciale Verpleegsterschool was gestart in 1960 en was één van de vier inrichtingen voor hoger onderwijs die de provincie in snel tempo te Hasselt had opgericht. In de periode van 1945 tot 1968 kende het provinciaal onderwijsbeleid een radicale wending. De drijvende kracht achter deze ommekeer was CVP-gedeputeerde Jan Gruyters, advocaat en vertrouwensman van P.J. Broekx. In plaats van alleen maar te subsidiëren zoals vroeger, ging het provinciebestuur nu een reeks eigen scholen inrichten en beheren. Dit beleid werd nog versterkt toen door de Schoolpactwet van 29 mei 1959 de schoolvrede werd gesloten. Volgens dit pact mocht de provincie niet meer financieel tussenkomen in het vrij onderwijs. De oprichting van provinciale scholen lokte hevige discussies uit in de provincieraad. Niet zelden werd door de oppositie het provinciaal onderwijs gelijkgesteld met katholiek onderwijs.32 Tot in 1971 had de CVP immers een absolute meerderheid in de Limburgse provincieraad. In 1965 waren 44 van de 70 zetels voor de CVP, de BSP had 12 vertegenwoordigers, de PVV 11 en de Volksunie 3.33 In haar brief van 8 maart 1965 schreef de directrice aan het bisdom dat niet moest gevreesd worden voor een reactie van de Provinciale Verpleegsterschool. Zij meende dit te kunnen besluiten uit gesprekken met Dufrane en Van Bockrijck, provinciegriffier en lid van de bestuurscommissie van Mater Salvatoris. Ook haalde zij aan dat in het verleden beide scholen steeds goed hadden samengewerkt op het vlak van stageplaatsen. Kanunnik A. Daelemans van het Nationaal Secretariaat van het Katholiek Onderwijs stelde in zijn advies van 15 maart 1965 echter dat ‘de oprichting van de bedoelde afdeling ongetwijfeld een weerslag zou hebben op de provinciale verpleegsterschool, hetgeen onvermijdelijk zou leiden tot een onverantwoorde en ongezonde wedijver’. Bovendien bleek uit gesprekken van kanunnik Nulens met het bisdom dat daar de voorkeur 11


gegeven werd aan Sint-Truiden als vestingplaats voor een eventuele nieuwe afdeling gegradueerd verpleegkundige binnen het katholiek onderwijs in Limburg. Toch besliste de bestuurscommissie van de school in haar vergadering van 9 april 1965 om aan het bisdom de principiële toelating te vragen voor de start van de A1-afdeling voor het schooljaar 1967-1968. Het bisdom, in de persoon van grootvicaris Kesters, bevoegd voor onderwijs, vroeg de mening van de bestendige deputatie, maar ook hier volgde een negatief advies. Kesters werd vervolgens uitgenodigd op de bestuurscommissie van 30 december 1965. Op het argument van de commissie dat de katholieke aard van de school toch ook een rol speelde repliceerde Kesters dat de provinciale school, alhoewel niet confessioneel, in feite katholiek was.34 Deze uitspraak bevestigt de mening van Frans Wirix (19282017), directeur van Mater Salvatoris van 1977 tot 1988, dat het bisdom eerder partij koos voor het Provinciaal Hoger Instituut voor Verpleegkunde en aan Mater Salvatoris eventueel wel een opleiding algemeen verpleegkundige gunde, maar geen specialisaties psychiatrie of vroedkunde35 Misschien speelde hier ook mee dat de congregatie van de Salvatorianessen onder het pauselijk recht valt en enkel verantwoording verschuldigd is aan de paus

Links: Klas 1966-1967. Foto privéarchief

12

Rechts boven: Nieuwe school, 1973

Rechts onder: Kookles, 1966. Foto privéarchief

en niet aan de bisschop.36 Uiteindelijk gaf het bisdom op 25 juli 1966 dan toch de toestemming om de afdeling gegradueerd verpleegkundige te openen zodra de machtiging vanwege het ministerie in orde zou komen. Deze toelating liet echter nog geruime tijd op zich wachten. Op 24 juli 1967 schreef het NVKTO dat het de school niet toegelaten was de afdeling HTS-1 gegradueerd verpleegkundige op te richten. Als de school toch tot de oprichting zou overgaan zouden de toelagen voor al de afdelingen van de school ingehouden worden.37 Ondanks dit alles startte de school in september 1968, zonder de nodige erkenning, met de opleiding gegradueerd verpleegkundige. De school was ondertussen ook van naam veranderd: ‘School voor verpleegsters Mater Salvatoris’ werd ‘Instituut voor Verpleegkunde Mater Salvatoris. De opleiding A1 startte met twintig studenten, de A2 afdeling was ondertussen gegroeid van 55 leerlingen in 19651966 naar 107 leerlingen voor het schooljaar 19681969. Na een inspectie op 15 oktober 1968 ontving de school een gunstig advies van het Ministerie van Volksgezondheid en Gezin. Alhoewel Mater Salvatoris vanaf 1969 jaarlijks werd opgenomen in de toelageregeling was er nog altijd geen definitieve erkenning voor de A1 afdeling.38


De jaren 1970 en 1980 Omdat zuster Magda Engelen niet over de wettelijk vereiste diploma’s beschikte kon zij slechts directrice blijven van de afdeling gegradueerd verpleegkundige als er ook een medisch directeur werd aangesteld. Dit werd de internist Jan Rotsaert.39 In januari 1970 werd Magda Engelen om niet nader genoemde interne redenen als directrice vervangen door zuster Camille Lecocq. H. Nulens overleed op 2 mei 1970; Mathieu Dujardin, oud-directeur van de Generale Bankmaatschappij van Hasselt werd vervolgens als eerste leek voorzitter van het inrichtend comité.40 Op 13 juli 1974 werd de inrichtende macht een vzw: ‘Mater Salvatoris Onderwijscentrum’ met als voorzitter en afgevaardigd beheerder Leona Lecocq. Doelstelling van de vzw was als inrichtende macht onderwijs te verstrekken in de verpleegkunde en aanverwante disciplines, in de optiek van een christelijke levensbeschouwing.41 Het schoolgebouw werd in de beginjaren 1970 herhaaldelijk uitgebreid en het internaat kwam deels terecht in het vroegere gebouw van de kliniek: het kasteeltje ‘t Hollland. In 1973 - de school telde toen al 229 studenten - werd een nieuwbouw in gebruik genomen, het oorspronkelijke schoolgebouw uit 1930 werd gesloopt. In 1975 kwam er een nieuwe peda en een aula.42 In 1977 had de school nog altijd niet de officiële erkenning voor de opleiding tot gegradueerd verpleegkundige. Volgens Frans Wirix zou één van de redenen hiervoor kunnen geweest zijn dat inspecteurgeneesheer J. Draps van socialistische partijsignatuur was en zich bij de inspecties meermaals tegen de congregatie keerde. Het Ministerie van Onderwijs was van 1965 tot 1981 in handen van socialistische ministers, met uitzondering van de jaren 1974 tot 1977 wanneer de liberaal Herman De Croo minister was. Bestuur en inrichtende macht probeerden het probleem op te lossen door directrice Lecocq te vervangen door Frans Wirix, germanist en leraar aan het atheneum van Hasselt. Deken Forier van Hasselt, lid van de bestuurscommissie, wist Wirix te overtuigen om met verlof zonder wedde te gaan en de functie van directeur op te nemen. Hij was de eerste man, de eerste leek en eerste niet-verpleegkundige aan het hoofd van de school. Door lobbywerk bij de Ministeries van

Volksgezondheid en Onderwijs en door zoveel mogelijk rekening te houden met de bemerkingen in de inspectieverslagen werd uiteindelijk in 1980 de erkenning verkregen. In 1981 deden de eerste jongens hun intrede in de school. Het bisdom wilde hier eerst niets van weten en maakte problemen rond een gemengd internaat. Eind jaren 1970 begin jaren 1980 waren er vanuit het bisdom plannen om in Neerpelt een school voor verpleegkunde op te starten. Omdat Mater Salvatoris traditioneel veel leerlingen uit het noorden van Limburg aantrok en dus dreigde studenten te verliezen vroeg en verkreeg Wirix als compensatie de toelating om ook jongens in te schrijven.43 Het internaat voor jongens bestond echter maar twee jaar en werd vanaf 1 september 1983 opgedoekt omdat de raad van beheer van de school het moreel niet verantwoord vond om jongens en meisjes in hetzelfde gebouw te huisvesten en het praktisch niet organiseerbaar was.44 Op 1 september 1988 volgde Lambert Gorissen (1944-2019), leraar Latijn aan het Sint-Jozefscollege te Hasselt, Frans Wirix op als directeur. Deze laatste bleef wel nog aan Mater Salvatoris verbonden als bestuurder. Vanaf het schooljaar 1989-1990 veranderde de school voor de tweede keer van naam: het werd nu Hoger Instituut Mater Salvatoris, of afgekort HIMaS.45 De periode waarin Gorissen directeur was kenmerkte zich vooral door een toenemende samenwerking tussen scholen, schaalvergrotingen, fusies en internationalisering. In vergelijking met de eerste jaren van de school waren er vanaf begin jaren 1960 duidelijk spanningen en verschillen in visie tussen de congregatie enerzijds en het provinciebestuur en het bisdom anderzijds. In de concurrentiestrijd voor de oprichting van scholen en afdelingen veroorzaakt door veranderingen in de wetgeving en het schoolpact koos het bisdom partij voor het provinciebestuur. De provincieraad kende in de jaren 1960 een absolute CVP-meerderheid en het bisdom beschouwde het provinciaal onderwijs als een deel van het katholiek onderwijs. De aanstelling van leken in de directie van de school vanaf het midden van de jaren 1970 was, naast een uiting van de algemene maatschappelijke tendens tot secularisering, een poging om de overwegend socialistische ministers van onderwijs gunstiger te stemmen tegenover de school. 13


Links: Klas 1970-1971. Foto privéarchief

Rechts: Dansmariekes, 1970. Foto privéarchief

Het dagelijks leven op school en internaat 46 Uit getuigenissen van ex-leerlingen uit de jaren 1960 en 1970 komt het beeld naar voor van een school en een (verplicht) internaat met een besloten, familiale sfeer. Ook het ziekenhuis speelde hierin een belangrijke rol als stage- en werkplaats. De praktisch gerichte A2 opleiding, die volgens de informanten bekend stond om de goede stagebegeleiding, met vanaf het eerste jaar veel uren op dienst in het ziekenhuis, had vooral aandacht voor de patiënt. Ondanks de in vergelijking met nu beperkte materiële en medisch-technische mogelijkheden werd zeer streng toegekeken op het volgen van de hygiëneregels. Van de ingrijpende politieke beslissingen en de spanningen rond de erkenning waren de leerlingen zich naar eigen zeggen nauwelijks bewust. Opvallend en tekenend voor de sfeer van verbondenheid is dat tal van ex-leerlingen uit deze periode nauw gelieerd bleven met de school als leerkracht en/of toetraden tot de congregatie. Ook de talrijke bewaard gebleven foto’s en de enthousiast vertelde anekdotes schetsen dezelfde geest van samenhorigheid. Legio zijn de beelden van de klassieke klasfoto’s, feestjes, processies, toneelspelletjes en lessituaties.

14

De vertelde anekdotes variëren van grappig tot intriest: van de ervaringen van een achttienjarige leerling-verpleegster die voor het eerst in aanraking komt met een naakt mannelijk lichaam, over de practical jokes die uitgehaald werden met medeleerlingen, leerkrachten en zelfs directieleden, ontsnappingspogingen uit het internaat met de klassieke chambretten en listen om snoep of frieten te bemachtigen tot de confrontatie met de dood. Vooral de dood van baby’s en kleine kinderen blijkt decennia later nog sporen na te laten. Veel aandacht ging in de jaren 1960 en beginjaren 1970 naar het uniform: een lichtblauw kleed met een wit kraagje, een wit voorbindschort voor in de klas, een ander wit schort met lange mouwen voor in het ziekenhuis en een wit kapje, alles gesteven en met plooitjes. Tot in de jaren 1970 controleerden de leerkrachten de lengte van het kleed. Het uniform moest ook buitenshuis gedragen worden: dan werd het gecombineerd met een blauwe gabardine en een lange grijze sluier. Directie en leerkrachten hielden de leerling-verpleegsters voor dat zij door hun kleding en gedrag voor de buitenwereld het beeld uitdroegen van de katholieke, Vlaamse verpleegkundige. Jarenlang waren de leerling-verpleegsters van Mater Salvatoris, in hun uniform op weg van het Hollandsveld naar het station voor hun twee- of driewekelijkse reis naar huis, een vertrouwd straatbeeld in Hasselt.


DE SAMENWERKINGSVERBANDEN EN FUSIES VAN DE JAREN 1990 EN 2000 Naar meer samen– werking tussen de katholieke scholen

De breuklijn van 1995: einde van de individuele school Mater Salvatoris

Al van in de jaren 1950 bestonden er voor de katholieke scholen per bisdom Diocesane Planificatieen Coördinatiecommissies waarin afgevaardigden zetelden van het bisdom, de inrichtende machten, de onderwijsvakbonden en de ouderverenigingen. Daarbovenop ontstonden in 1982 in het vrij onderwijs participatieraden, die bij de planificatie betrokken waren.47 De contacten tussen de verschillende congregaties die betrokken waren bij het hoger katholiek onderwijs verliepen tot in de jaren 1980 over het algemeen vrij oppervlakkig. Bij het beheer van de scholen werd eerder gedacht en gehandeld in termen van concurrentie dan gewerkt in overleg en samenwerking.48 Door de overheid werden de onderwijsinstellingen nu echter aangespoord tot coöperatie. Zo moest de opleiding psychiatrisch verpleegkunde van het niveau aanvullend secundair beroepsonderwijs (ASBO) te Munsterbilzen vanaf 1983 stopgezet worden wegens onvoldoende leerlingen. Ook de ASBOverpleegsterschool van Sint-Truiden telde in 1991 minder dan 100 leerlingen. Ze werd overgenomen door Mater Salvatoris, maar behield wel haar vestingplaats in Sint-Truiden tot in 1997.

Het Decreet op het Hoger Onderwijs van 13 april 1994 verplichtte de hogescholen door financieel dwingende maatregelen tot fusering in grotere organisatorische verbanden. Voor het katholiek hoger onderwijs in Limburg betekende het concreet dat er één Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim) werd opgericht, met vestingplaatsen in Diepenbeek, Hasselt en Genk. Samen met 8 andere scholen voor hoger onderwijs, waaronder ook het Hoger Instituut voor Verpleegkunde Maria Theresia te Genk ging de opleiding gegradueerd verpleegkundige van het HIMaS vanaf november 1994 op in de KHLim. In haar missie staat te lezen: ‘De KHLim treedt vanuit een veelzijdig christelijk gedachtegoed in dialoog met en in dienst van een samenleving gekenmerkt door openheid, pluralisme en diversiteit’.50 De nieuwe entiteit telde 4200 studenten verspreid over 21 verschillende opleidingen met 36 opties.51 In afwachting van de verbouwing van de gebouwen aan de Oude Luikerbaan, kwam de opleiding verpleegkunde voor twee academiejaren terecht in lokalen van Syntra Hasselt.52 Op 1 januari 2016 fuseerde de KHLim met de Katholieke Hogeschool Leuven en Groep T. De nieuwe hogeschool UC Leuven-Limburg werd de grootste van Vlaanderen.

Begin jaren 1990 organiseerden de verschillende Limburgse katholieke hogescholen vier- à vijfmaal per jaar een samenkomst. Resultaten van deze samenwerking waren de publicatie van gezamenlijke folders die aan alle laatstejaars van het middelbaar onderwijs gestuurd werden en de organisatie van studie-informatiedagen of SID-ins, die een oorspronkelijk initiatief waren van de Limburgse PMS centra uit de jaren 1970. In dezelfde periode werden vanuit Mater Salvatoris ook de eerste initiatieven op het vlak van de internationalisering genomen. Samen met de verpleegsterschool Maria-Theresia van Genk en het Hoger Instituut der Kempen te Geel werden contacten gelegd met scholen in Coïmbra, Eindhoven en Göteborg.49

De beroepssecundaire afdeling van Mater Salvatoris ging vanaf 1 september 1995 samen met het Vrij Technisch Instituut van de Ursulinen (VTI), om in 2016 te fusioneren tot HAST Katholiek Onderwijs Hasselt. De opleiding verpleegkunde HBO5 van deze school blijft tot op vandaag, naast een nieuwe campus in Pelt waar ook de eerste 4 modules worden aangeboden, gevestigd op de campus Salvator, in de gebouwen van het vroegere HIMaS. Deze graduaatsopleiding met als opties verpleegkunde in een algemeen ziekenhuis, geestelijke gezondheidszorg en ouderenzorg biedt naast een driejarig standaardtraject ook de mogelijkheid tot deeltijds studeren in een zogeheten flextraject. Daarnaast maakt deze opleiding deel uit van het samenwerkingsverband HBO5 Limburg tussen de 15


hogeschool UC Leuven–Limburg, CVO Qrios, HBO verpleegkunde Genk en Hast HBO5 verpleegkunde. Het ‘Studentenhuis Salvator’, de vroegere peda, werd een autonome vzw met zowel zusters van de congregatie als leken in de raad van bestuur. Volgens L.Gorissen was de fusie een positieve ervaring. Op financieel vlak waren de fusies broodnodig, organisatorisch droegen ze bij tot een grotere efficiëntie en meer specialisaties. Studenten werden meer als volwassenen behandeld en kregen betere sociale voorzieningen. Het Decreet op het Hoger Onderwijs en de fusie betekenden voor de Limburgse katholieke scholen een breuk met het verleden. Mater Salvatoris en de KHLim waren totaal andere instellingen. Bij de start in 1995 zetelde in de raad van bestuur nog een vertegenwoordiger van elke oorspronkelijke school, maar bij de vernieuwing van de bestuursraad werd daar geen rekening meer mee gehouden.

16

Een bewuste keuze was ook om de politiek niet bij het bestuur te betrekken. Dit was volgens Gorissen het gevolg van zowel het provinciaal als Vlaams antikatholiek onderwijsbeleid van respectievelijk Frieda Brepoels (VU) en Luc Van den Bossche (SP). De Limburgse deputatie van 1991 was ook de eerste zonder een vertegenwoordiger van de CVP. Een andere breuklijn met het verleden die het decreet met zich meebracht lag in de enveloppefinanciering waardoor de school de volledige verantwoordelijkheid droeg over het financieel beleid. Kortom, de scholen kregen andere structuren en andere taken, waaronder kwaliteitszorg en internationalisering.53 Van een gesloten beleid in Mater Salvatoris, waar met leerlingen en personeelsleden weinig gecommuniceerd werd, ging men over naar een meer open klimaat, waar studenten en medewerkers als het kloppend hart van de school gezien werden.54 Samengevat kenmerkte de laatste periode van de school Mater Salvatoris zich door een toenemende samenwerking met andere scholen, uit eigen initiatief, maar ook onder druk van het onderwijsbeleid. De rol van de congregatie verminderde terwijl de rol van het bisdom in de verschillende bronnen niet meer aan bod kwam. Met de KHLim ontstond een ander type onderwijsinstelling, waar bewust gekozen werd voor een niet-politieke samenstelling van de bestuursraad en die zich bovendien afzette tegen het provinciebestuur door te kiezen voor een associatie met de KU Leuven.


BESLUIT De oprichting van de school Mater Salvatoris te Hasselt in 1930 was een initiatief van de congregatie van de Salvatorianessen en moet gezien worden binnen de sociaaleconomische context van de provincie Limburg. Het bisdom en de overwegend katholieke politici van Limburg steunden de congregatie in hun doelstelling om de eerste Limburgse verpleegsterschool op te starten en verder uit te bouwen. Het tij keerde begin jaren 1960 met de oprichting van de Provinciale School voor Verpleegkunde. Omdat de CVP een volstrekte meerderheid had in de provincieraad beschouwde het bisdom Luik de provinciale verpleegsterschool als een katholieke school. Mater Salvatoris kreeg nog weinig steun en moest tot 1980 wachten op de volledige officiële erkenning van haar in 1968 opgerichte afdeling gegradueerd verpleegkundige A1. Door de strenge normen op vlak van personeelskwalificaties in de Wet op de Ziekenhuizen van 1963 werd deze afdeling door de school als onontbeerlijk beschouwd zowel voor haar eigen bestaan als voor het Salvatorziekenhuis. Het decreet op de hogescholen van 1994 en de daaropvolgende fusies betekenden het einde van Mater Salvatoris als zelfstandige entiteit maar tegelijk ook het begin van een nieuw type onderwijsinstelling, waarin congregatie en bisdom geen rol van betekenis meer speelden en waarin politici bewust geweerd werden uit het bestuur.

Het belangrijkste besluit van dit onderzoek is dat de rol van de congregatie en het bisdom in de geschiedenis van Mater Salvatoris in de loop van de tijd is afgenomen. Hetzelfde kan gezegd worden van de persoonlijke betrokkenheid van politici bij de school. Het politiek beleid en de wetgeving daarentegen bleven gedurende de hele periode een belangrijke rol spelen. Toch is het verhaal van de school niet volledig omdat wegens ontbrekend archiefmateriaal niet kon ingegaan worden op de periode tussen 1939 en midden jaren 1950. Te onderzoeken blijft dus welke invloeden de school ondervonden heeft gedurende de Tweede Wereldoorlog en in de naoorlogse periode. Gerda Broeckmans, januari-februari 2022

17


EINDNOTEN HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, Apostolische activiteiten/instellingen/huizen, AR 1035.1.1.1: School geschiedenis vanaf 1930, nota over de school voor verpleegsters Mater Salvatoris, s.d.

28 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, AR

2

VINTS, P.J .Broekx en de christelijke arbeidersbeweging, 13.

3

KNEVELS red., 1905-2005: 100 jaar Salvatorianessen in België, 10.

30 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, AR

4

DERHAEG e.a., 1904-1979: Verbond van Kristelijke Mutualiteiten van Limburg.

5

Raifeissenkas: boerenleenbank, waar men kon sparen en geld ontlenen aan gunstige voorwaarden.

6

KNEVELS red., 100 jaar Salvatorianessen, 11.

7

MORIS, ‘Ten dienste van de arbeidersgezinnen (1905-1921)’ en KNEVELS red., 100 jaar Salvatorianessen, 47-48.

8

SUENENS, Odis, ‘Sociëteit van de Salvatorianen’.

9

MORIS, ‘Ten dienste van de arbeidersgezinnen (1905-1921)’, 47-60.

1

10 VANDORMAEL, ‘Een nieuw begin…(1921-2005)’ en

KNEVELS red., 100 jaar Salvatorianessen, 61-67.

11

BARE, Het Wit-Gele Kruis 1937-2007, 15-22.

12 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, AR,

1035.1.1.1: nota over de school voor verpleegsters Mater Salvatoris, s.d.

13 KNEVELS red., 100 jaar Salvatorianessen, 91 en Provinciaal Archief

Congregatie Salvatorianessen, School geschiedenis vanaf 1930, nota over de school voor verpleegsters Mater Salvatoris, s.d.

14 De minister van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid

was van 1929 tot 1931 de katholieke Oostendenaar en latere gouverneur van West-Vlaanderen, Henri Baels (1878-1951).

15 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, AR,

1035.1.1.1: nota over de school voor verpleegsters Mater Salvatoris, s.d. en CLEFAS, persoonlijk interview, Hasselt, 9 mei 2014.

16 KNEVELS red., 100 jaar Salvatorinessen, 91 en HASSELT; Provinciaal

Archief Congregatie Salvatorianessen, AR 1035.1.1.1: brief van bisschop Kerkhofs aan zuster Alexandra Gijbels, 3 oktober 1930.

17 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen,

AR 1035.1.1.1: brief van Mater Germana Steidel aan zuster Alexandra Gijbels, 4 oktober 1930.

18 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen,

AR 1035.1.1.1: kroniek Stichting en Werking der School voor Verpleegsters ‘Mater Salvatoris’ te Hasselt, 1921-1938.

19 Huib Hoste (1881-1957), romantisch kubist en modernist, is o.a.

ook de architect van het Huis Hoste aan de Koningin Astridlaan 81-83 te Hasselt. Op de website van de erfgoedcel Hasselt (www.hasel.be) staat volgende tekst te lezen:’ Wijlen zuster Salvatorianes Alexandra Gijbels uit Hasselt leerde tijdens haar verpleegsteropleiding in Brugge Albertina Hoste kennen. Albertina was de “hoofdmeesteres” van de verpleegsterschool SintElisabeth. Zuster Gijbels zou Huibrecht Hoste bij haar overste in Hasselt hebben voorgesteld als architect voor de verbouwing van het kasteeltje ‘t Hollandt tot de huidige Salvatorkliniek.’

20 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, AR

1035.1: nota over de school voor verpleegsters Mater Salvatoris, s.d.

21 VANDORMAEL, ‘Een nieuw begin…(1921-2005)’, 72.

75 jaar Salvatorziekenhuis 1924-1999, 93-94.

1035.1.1.1: nota over de school voor verpleegsters Mater Salvatoris, s.d.

31 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, AR

1035.1.1.1: verslag van het bezoek aan het St. Salvatorinstituut te Hasselt, 18 februari 1965; brief van J.M. Heuschen aan de bestuurster van de school, 22 februari 1965; brief van de directrice aan het bisdom Luik, 8 maart 1965.

32 VANDERMEULEN, 150 jaar provinciaal beleid: een

terugblik op de belangrijkste beleidsopties van 150 jaar provinciebestuur van Limburg, 36-39 en 127-128.

33 Limburg 1950-1975: de provincie Limburg aan Louis Roppe, 273. 34 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen,

AR 1035.1.1.1: brief van A. Daelemans aan de directrice, 15 maart 1965; verslagen van de vergaderingen van de bestuurscommissie, 9 april 1965 en 30 december 1965.

35 WIRIX, persoonlijk interview, Hasselt, 21 maart 2014. 36 GORISSEN, persoonlijk interview, Hasselt, 28 maart 2014. 37 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, AR

1035.1.1.1: brief van H. Kesters aan de bestuurster van Mater Salvatoris, 25 juli 1966; brief van G.Mommerency aan de directrice, 24 juli 1967.

38 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen,

AR 1035.1.1.1: inspectieverslag Ministerie van Volksgezondheid en Gezin, 31 oktober 1968.

39 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen,

AR 1035.1.1.1: brief van H. Nulens aan Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, 17 december 1969.

40 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen,

AR 1035.1.1.1: verslag van de vergadering van de bestuurscommissie, 5 januari 1970 en 11 mei 1970.

41 Mater Salvatoris Onderwijscentrum te Hasselt, Statuten,

bijlage Belgisch Staatsblad (17 oktober 1974).

42 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, AR

1035.1.1.1: nota over de school voor verpleegsters Mater Salvatoris, s.d.

43 WIRIX, persoonlijk interview, Hasselt, 21 maart 2014. 44 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, AR

1035.1.1.2.1: verslag raad van beheer van 5 mei 1983; JORDENS, persoonlijk interview, Hasselt, 25 april 2014; D. Jordens was in de periode 1981-1983 werkzaam op het internaat van Mater Salvatoris. In 2014 was zij op het departement Gezondheidszorg van de KHLIM verantwoordelijk voor de studentenadministratie.

45 HASSELT, Archief Katholieke Hogeschool Limburg,

Departement Gezondheidszorg, proces-verbalen 1989-1990.

46 CLEFAS, COCHET, DEBOUT en VANHAMEL, groepsgesprek, Hasselt,

17 januari 2022, LAES, persoonlijk gesprek, Hasselt, 11 januari 2022, PROESMANS, persoonlijk gesprek, Hasselt, 11 januari 2022,

47 SMET en VANNECKE, Historiek van het technisch-

en beroepsonderwijs, 292-295.

22 BOECKX, VAN DEN EYNDE, BOSCHMANS en LENS, De eerste zestig

48 GORISSEN, persoonlijk interview, Genk, 28 maart 2014.

23 SMET en VANNECKE, Historiek van het

50 Katholieke Hogeschool Limburg, ‘missie’.

jaar 1942 - 2002: Sint-Aloysiusinstituut voor Verpleegkunde Lier, 16. technisch- en beroepsonderwijs, 761.

24 CLEFAS, persoonlijk interview, Hasselt, 21 maart 2014. 25 SMET en VANNECKE, Historiek van het

technisch- en beroepsonderwijs, 763.

26 SMET en VANNECKE, Historiek van het technisch-

en beroepsonderwijs, 770-771.

27 HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, AR

1035.1.1.1: brieven van het Ministerie van Onderwijs aan Mater Salvatoris van 22 augustus 1962, 8 augustus 1963 en 30 juli 1964.

18

1035.1: nota over de school voor verpleegsters Mater Salvatoris, s.d.

29 PEETERS, PLUYMERS, SCHOORENS en VANDORMAEL,

49 Ibidem. 51 BORMANS e.a., ‘Onderwijs in volle verandering’ en

ACKAERT red., Limburg1975-1995: de provincie Limburg aan gouverneur H. Vandermeulen, 219.

52 JORDENS, persoonlijk interview, Hasselt, 25 april 2014. 53 GORISSEN, persoonlijk interview, Genk, 28 maart 2014. 54 Katholieke Hogeschool Limburg, ‘missie’.


BIBLIOGRAFIE Archivalische bronnen HASSELT, Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen, Apostolische activiteiten/instellingen/huizen, AR 1035.1: School geschiedenis vanaf 1930. HASSELT, Archief Katholieke Hogeschool Limburg, Departement Gezondheidszorg, proces-verbalen en jaarlijkse dossiers 1968-1996.

Gedrukte Bronnen ‘Mater Salvatoris Onderwijscentrum’ te Hasselt, Statuten, bijlage Belgisch Staatsblad (17 oktober 1974).

Mondelinge bronnen CLEFAS, K., zr, persoonlijk interview, Hasselt, 21 maart 2014 en 9 mei 2014, groepsgesprek, Hasselt, 17 januari 2022. COCHET, H., zr, groepsgesprek, Hasselt, 17 januari 2022. DEBOUT, M., zr, groepsgesprek, Hasselt, 17 januari 2022. GORISSEN, L., persoonlijk interview, Genk, 28 maart 2014. JORDENS, D., persoonlijk interview, Hasselt, 25 april 2014. LAES, H., persoonlijk gesprek, Hasselt, 11 januari 2022. PROESMANS, S., persoonlijk gesprek, Hasselt, 11 januari 2022. VANHAMEL, M., zr, groepsgesprek, Hasselt, 17 januari 2022. WIRIX, F., persoonlijk interview, Hasselt, 21 maart 2014.

Werken ACKAERT, J. red., Limburg 1975-1995: de provincie Limburg aan gouverneur H. Vandermeulen. BARE, S., Het Wit-Gele Kruis 1937-2007, 70 jaar thuis in verpleging aan huis, Leuven, 2007. BOECKX, A., Van den Eynde, K., Boschmans, W. en LENS, F. De eerste zestig jaar 1942 - 2002: Sint-Aloysiusinstituut voor Verpleegkunde Lier, s.l., 2004. BORMANS N. e.a., ‘Onderwijs in volle verandering’. DERHAEG, P. e.a., 1904-1979: Verbond van Kristelijke Mutualiteiten van Limburg, Hasselt, 1979. FOULON, M., VAN GORP, L., KOSTEN, L. en PUT, E., ‘100 jaar opleiding verpleegkunde: 1908-2008’, Nieuwseditie NVKVV, september 2008 (http://www.nvkvv.be). Geraadpleegd op 14 april 2014. KNEVELS, B. red., 1905-2005: 100 jaar Salvatorianessen in België, Hasselt, 2005. Katholieke Hogeschool Limburg, ‘missie’ (http://www.khlim. be/pagina/missie). Geraadpleegd op 17 mei 2014. Limburg 1950-1975:de provincie Limburg aan Louis Roppe, Hasselt, 1975. PEETERS, K., PLUYMERS, R., SCHOORENS, J. en VANDORMAEL, A., 75 jaar Salvatorziekenhuis 1924-1999, Hasselt, 1999. SMET, R. en VANNECKE, A., Historiek van het technischen beroepsonderwijs, Antwerpen, 2002. SUENENS, K., ODIS-Database intermediary structures Flanders, ‘Sociëteit van de Salvatorianen’, 2012 (www.odis.be). Geraadpleegd op 12 april 2014. VANDERMEULEN, H., 150 jaar provinciaal beleid: een terugblik op de belangrijkste beleidsopties van 150 jaar provinciebestuur van Limburg, Opglabbeek 1986. VINTS, L., P.J. Broekx en de christelijke arbeidersbeweging, Leuven, 1989.

19


Februari 2022 – keik nr. 79 Tekst: historica Gerda Broeckmans Foto’s: Provinciaal Archief Congregatie Salvatorianessen Copyright: Het Stadsmus Guido Gezellestraat 2, B-3500 Hasselt Tel.: 011/23 98 90 - E-mail: hetstadsmus@hasselt.be

Overzicht Kunst in de Kijker vanaf 2005: 2005: 135. Ontwerptekening voor tegelpaneel ‘Tuin met pauw en zwaan’, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 136. Beeld van de Roode Roos; uitgave in beperkte oplage t.g.v. inhuldiging monument op de Schiervellaan Hasselt, Gerard Moonen (° 1953). Overzicht Kunst en Erfgoed in de Kijker: 2005: 1. De archeologische vondsten van Herkenrode in Het Stadsmus. 2006: 2. Jos. Damiens wandschilderingen voor het gouvernement te Hasselt (1908-1910); 3. De Kiosk en het muziekleven in Hasselt in de 19de eeuw; 4. De kapel van Spalbeek, 5. De handboog: van verdedigingswapen tot Olympische discipline; 6. Menukaarten. 2007: 7. Stad in groei. Hasselt in de 19e eeuw; 8. De oorsprong van onze kapellen; 9. Een Hasselts bedevaartvaantje uit de 17e eeuw; 10. Processievaandel van de Hasseltse Broederschap van het Heilig Sacrament. 2008: 11. Ets ‘Het Offer’, Jan Toorop (1858-1928); 12. Vaas in lusterglazuur, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 13. 2 zilveren kandelaars, resultaten van een onderzoek; 14. Handschrift van de Roode Roos 18de-19de eeuw; 15. Spaanse toreadors, Romeinse ruïnes en kamelen aan de oevers van de Zwarte Zee. De exotische reizen van een Hasseltse burger tijdens de Belle Epoque. 2009: 16. Thomas Morren schildert de familie Van Elsrack.; 17. Een zeldzame skeletklok van Joannes Michael Gaspard Geraets (1791-1859); 18. Geen KEIK verschenen!; 19. Archeologische opgravingen van het bonnefantenklooster in Hasselt; 20. Pierre Cox (1915-1974) en het hellenisme. 2010: 21. 1910: tsaar Ferdinand van Bulgarije vliegt boven Kiewit; 22. De zuidkant van de Grote Markt; 23. De Virga Jesse in Het Stadsmus: iconografie & cultusrelicten; 24. De Heecrabbers, kroniek van een kunstkring; 25. De collectie van Pasquasy, devotie– en doodsprentjes; 26. De kunst van het monumentale bouwen en het achteloos vernielen. 2011: 27. Medailles, De Koloniale Dagen, 1952; 28. Hasselt aan zee. Een eeuw marineschilderkunst; 29. Tot hier en terug. Burentwisten tussen Hasselt en Zonhoven; 30. Hasselt in de middeleeuwen. 2012: 31. Alaaf! De heropleving van de carnavalstraditie in Hasselt met speciale aandacht voor de jaren 1950; 32. Dame met lorgnet, Godfried Guffens (1823-1901); 33. Waterhuishouding in Hasselt; 34. Campendeck; 35. Dialoog met de ruimte. 2013: 36. De bonnefantenkerk en de graflegging; 37. De uurwerkstad Hasselt; 38. Royal Nord in Hasselt; 39. De Hasseltse septemberkermis in 1896; 40. Muziek! Het College van Sint-Cecilia van Hasselt 1670-ca. 1830. 2014: 41. Hasseltse bands 1945-2000; 42. Een tinnen bord uit het Hasseltse Augustijnenklooster; 43. 50 jaar Luminé Image Art; 44. Hedwig Pauwels; 45. Franz Anton Brändl (1720-1782). 2015: 46. Vuurpeloton in Hasselt; 47. Gedenkmonument (1856) voor de oud-strijders van Napoleon; 48. Fotostudio Blanckart… Kijken naar het vogeltje!; 49. Sportieve Hasseltse nostalgie. 1913-1964: Het openluchtzwembad aan de Willekensmolenstraat; 50. De abdissenportretten van Herkenrode. 2016: 51. Limburgs glas, in het licht van de recente aanwinsten; 52. Vergeten Hasselts gebak; 53. Nie zievere. Spe.le! Drie Hasseltse voetbalclubs vertellen hun verhaal; 54. Plezier & verdriet. Oorlogsgedenkenissen tijdens de kermisfeesten van de jaren 1920; 55. Proper gewassen! Wasserij De Lelie. 2017: 56. Tegelpaneel Irissen, afkomstig van het voormalig Hotel Léopold II te Blankenberge; 57. Zilversmid François Morren, meester met de drie sterren; 58. Het nieuwe blazoen van De Roode Roos; 59. Het archeologisch onderzoek aan het nieuwe stadhuis; 60. Het Hasseltse erfgoed door de lens van de Duitse bezetter (1917-1918). 2018: 61. Maria Pijpelinckx (Kuringen? 1538 - Antwerpen 1608), meer dan alleen maar de moeder van Pieter Paul Rubens; 62. The Hasselt Bridge. Waarom de kanaalbrug instortte in 1938; 63. Vijf Hasseltse burgemeesters in brons gegoten; 64. Het geheim achter het schilderij van de Heilige Odilia door Godfried Guffens; 65. Stef Vanstiphout (1931-1995), een eigenzinnig illustrator. 2019: 66. De graven van Loon en de Europese literatuur; 67. Limburg in koloniaal en/of Congolees perspectief; 68. Het Hasseltse Begijnhof verbindt. Over co-creatie, participatie en erfgoed; 69. 1944. Directe nasleep van de bevrijding van Hasselt; 70. De Komeetlijn. 2020: 71. Maison fondée en... Historische panden en hun uithangborden; 72. De Poncelet vaas, exponent van een uitgekiende reclamestrategie; 73. Het verhaal achter de gevel van het RTT-gebouw in de Paardsdemerstraat. 2021: 74. Het huis In ’t Claverblat en zijn plek in de gebouwde geschiedenis van Hasselt; 75. De vlag van de Hoveniersgilde van Hasselt, een venster op een boeiende geschiedenis; 76. Jeannot Peeters (1909 - 1996), een verloren gewaande Hasseltse vrouwelijke kunstenaar?; 77. Veertig jaar Vrienden van het Stadsmuseum; 78. Frans (Placidus) Tempels, Hasseltse patermissionaris in Congo en schrijver van de Bantoe-filosofie. Alle publicaties zijn te koop aan de museumbalie zolang de voorraad strekt. Online zijn de publicaties gratis raadpleegbaar op de website www.issuu.com/hetstadsmus


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.