KEIK 67. Limburg in koloniaal en/of Congolees perspectief: 1885-1960

Page 1

keik nr. 67

Limburg in koloniaal en/of Congolees perspectief: 1885-1960.


Kan er sprake zijn van historische relaties tussen de Provincie Limburg en de Democratische Republiek Congo (DRC)? Het antwoord hierop is ‘ja’ natuurlijk en dat om twee redenen: primo, zoals mensen uit andere Belgische provincies hebben tal van Limburgers deelgenomen aan de kolonisering en de evangelisatie van Congo; secundo, onderdanen van Congo Vrijstaat (1885-1908) en van Belgisch Congo (1908-1960) hebben een tijdelijk verblijf gekend in Limburg of zijn er als toeristen gepasseerd. In deze bijdrage wil ik eerst en vooral het tweede aspect, namelijk de kennismaking van de Congolezen met Limburg, onder de loep nemen omdat het een helwitte bladzijde is in de geschiedenis van deze Provincie. Het gaat bovendien om drie verschillende groepen uit de Congolese maatschappij: schoolkinderen, toeristen en militairen.

de band tussen onze provincie en de Democratische Republiek Congo

2

1. Congolese kinderen in Limburgse pensionaten In juli 1888 neemt een priester uit het bisdom Gent, Pieter Van Impe, directeur en eigenaar van het Sint-Lodewijk van Gonzaga – Instituut te Gijzegem, het initiatief om Congolese kinderen, jongens en meisjes, bij voorkeur wezen en verlaten kinderen die al kunnen lezen en schrijven, naar België te laten komen om er een professionele en religieuze educatie te krijgen. Het bestuur van Congo Vrijstaat bezorgt hem eerst enkele kinderen die in zijn Instituut worden opgevangen. Maar op 20 december 1892 slaagt hij erin om het Werk van de Opvoeding van Congolese Jongeren in België boven het doopvont te houden. Het patronagecomité telde heel wat personen uit de Belgische aristocratie zoals baron de Maere d’Aertrycke, baron Casier, baron de Hemptinne, baron van Pottelsberghe de la Potterie e.a. Ook Leopold II aanvaardt het patroonschap over het project.1 De Congolese jongens kregen hun opleiding in het Sint-Lodewijk van Gonzaga – Instituut zelf. Zij kregen een opleiding als schrijnwerkers, mandenvlechters, smeden, slotenmakers, schoenmakers enz. E.H. Van Impe heeft ook het plan opgevat om hen bier te leren brouwen, maar blijkbaar is dat niet gelukt. Ook veeteelt, land- en tuinbouw was belangrijk in hun vorming. Daarnaast krijgen zij een speciale muziekopleiding: mandoline, piano, gitaar enz. Trouwens het klein Congolees orkestje uit Gijzegem werd veel uitgenodigd op allerlei feestelijke manifestaties. De Congolese meisjes werden verspreid over diverse meisjespensionaten. Sommigen werden opgevangen door religieuzen in de Provincie OostV l a and e r e n: He r d e r se m ( A al s t ) , Gent en Wetteren; anderen werden


pensionaires in Vlaams-Brabant: Leuven en Oetingen (deelgemeente van Gooik). Ook meisjesscholen uit de Provincie Antwerpen hebben meegewerkt aan de opleiding van jonge Congolese meisjes: Lier, Willebroek, Gierle en Sint-MariaLierde. De overige zwarte meisjes zijn op internaat geweest in Limburg.

Eilyla & Bakusu te Looz (Borgloon) In het pensionaat Notre-Dame de Refuge, van de Zusters van Liefde, werden twee Congolese meisjes opgevoed. Eilyla, op 22 december 1892 te Antwerpen aangekomen, verbleef eerst gedurende een week in Gysegem. Zij kwam te Looz aan op dinsdag 3 januari 1893. Volgens de krant De Onafhankelijke had zij een getatoeëerd gezicht en was zij de dochter van een inlandse chef. Op 22 mei 1893, op Tweede Pinksteren, werd ze gedoopt door Mgr. MartinHubert Rutten (1841-1927), Vicarisgeneraal en van 1901 tot 1927 bisschop van Luik, die werd bijgestaan door kanunnik Polis, de deken van Looz en de directeur van het pensionaat van de instelling. Peter en meter waren baron Gustaaf de Woelmont, oud senator, en barones Maria de Tornaco. Zij kreeg als christelijke doopnamen: Maria-GustavioMartino. Volgens het oud register van de internen van de school, werd er een tweede Congolees meisje ingeschreven op 1 september 1893. Volgens de kronijken van het klooster had de overste, Zuster Cassienne, positief geantwoord op de vraag van E.H. Van Impe. Toen ze vernam dat er weer heidense meisjes ingevoerd waren, is zij begin oktober 1893, vergezeld door Zuster Leocadie, naar Gijzegem getrokken om er het tweede meisje, dat amper vijf jaar oud was, te halen. Bakusu, zo heette het tweede meisje, werd gedoopt in februari 1894. Zij had

als peter en meter: Graaf Deshainière van Heers en gravin de Renesse. Toen in mei 1896 achttien meisjes van het pensionaat hun eerste communie deden, was Bakusu erbij. De ceremonie had plaats in aanwezigheid van de Woelmont en Deshaissière en barones de Tornaco. Toen in 1899 het Werk der Opvoeding van Jonge Congolezen werd opgedoekt, schreef E.H. Lombarts, op 6 mei, de volgende brief naar de bisschop van Gent, Mgr. Antoine Stillemans (18321916), de volgende brief: “… Ik verneem bij toeval dat het Werk der Opvoeding van Jonge Congolezen in België is afgeschaft. Omdat dat ons aangaat, want we hebben op dit ogenblik een Congolese leerlinge die wij sinds een tijdje willen terugsturen omdat zij voldoende opgeleid en ontwikkeld is om te werken, vragen wij aan Onze Excellentie om ons te zeggen tot wie we ons moeten wenden. Onze conventie met E.H. Van Impe was dat wij ons de vrijheid voorhielden om het kind op ieder moment naar zijn instituut te kunnen terugsturen …”2 Bovenstaand document toont aan dat er een conventie of een soort contract werd ondertekend tussen de schoolinrichtingen die zwarte kinderen opnamen en E.H. Van Impe. De secretaris van Mgr. Stillemans antwoordt dat de bisschop de intentie van Van Impe niet kende, maar dat de Prelaat het Werk nooit goed genegen was geweest. Er werd Lombarts aangeraden om met Van Impe zelf contact te nemen. Er is slechts sprake van één Congolese leerling in de brief omdat één van de twee al gestorven was. De kronieken van het klooster leren dat: “… Sidonie Bakusu, het kleine heidense Congolees meisje, die in 1894 was gedoopt en die haar eerste communie 3


had gedaan in 1896, was van ons weggenomen door een ziekte op 7 oktober 1899. Haar begrafenis was zeer emotioneel geweest en de stoet die haar stoffelijk overschot vergezelde naar haar laatste rustplaats was talrijk. In de menigte bemerkte men Burggraaf Deshaissières en barones de Cornaco van Voort.”3 Waarschijnlijk bevond de zieke Bakusu zich in een hospitaal toen E.H. Lombarts naar het bisdom Gent schreef. Eilyla zal uiteindelijk Looz verlaten en naar Congo terugkeren in 1900.

op dinsdag 8 juni 1896 in de kapel van de Ursulinen te Diepenbeek. Maar Kolina stierf op 3 februari 1898, nauwelijks acht jaar oud. Marie Ibanga bleef alleen over en zeer vlug drukte zij de wens uit om als religieuze terug naar Congo te trekken. De Ursulinen konden haar niet aannemen omdat ze niet van plan waren binnen afzienbare tijd missionarissen naar het hartje van Afrika te sturen. Zo verhuisde Marie Ibanga naar het klooster van de Zusters Franciscanessen Missionarissen van Maria te Gooreind die in 1896 hun eerste missiepost in Congo hadden geopend.4

Ibanga en Kolina te Diepenbeek Ibanga is te Antwerpen ontscheept op 26 april 1894, samen met nog elf andere Congolese kinderen. Heel waarschijnlijk had zij toen een tijdje doorgebracht bij de Zusters van Liefde van Jezus en Maria van Gent die sinds 1892 een schoolkolonie voor vrijgekochte meisjes-slavinnen runden te Nemlao en vervolgens te Moanda aan de monding van de Congostroom. Zoals alle kinderen transiteerde zij eerst naar het Louis van Gonzague-Instituut te Gijzegem. Ibanga en een ander meisje, Kolina was haar naam, zijn bij de Ursulinen van Diepenbeek aangekomen op 30 april 1894. Beiden werden gedoopt in het klooster van deze religieuzen op 18 juli 1894. Ibanga kreeg de voornamen Maria-Josepha en haar peter was Graaf Theodoor de Renesse, diplomaat en politicus en haar meter was Barones Maria de la Rousselière Clouard; Kolina werd Maria-Georgina-Ernestina-MartinaAdriana-Zoé en kreeg als peter de Gentse Graaf Ernest de Murat en Barones Nadina de la Rousselière-Clouard … Het doopsel werd toegediend door de deken van Hasselt samen met een tiental andere priesters. Beide meisjes deden hun eerste communie 4

Marie Ibanga (foto Africamuseum)


Marie Ibanga (foto Africamuseum)

Marie Ibanga werd op 22 april 1903 door haar meter, barones de Rousselière, persoonlijk naar Gooreind gevoerd. Daar werd zij ingekleed en geprofest dinsdag 13 september 1903 en ging zij als Zuster Marie-Dyonisia door het leven. Zo werd zij de eerste religieuze van Congolese oorsprong, lang vooraleer in 1917 de eerste Congolese priester werd gewijd. Zij kreeg er geregeld bezoek van haar meter alsook van haar peter graaf Theodoor de Renesse en van de deken van Diepenbeek. Helaas, de kronieken van het klooster van Gooreind melden

dat Marie Ibanga op zondag 9 september 1906 geveld door een zware ziekte al gedurende een achttal dagen in bed lag. Op woensdag 12 september bleek er geen hoop meer op beterschap en ’s anderendaags 13 september werd haar het heilig oliesel toegediend. Zij stierf op 14 september 1906 te Gooreind. Tot aan de sluiting van het klooster van de Franciscanessen meer dan een decennium geleden, was haar graf nog te bezichtigen op het kerkhof van de Zusters.

5


Makamido en Lusiki te Maaseik De kleine Makamido, die ook door het Werk der Opvoeding van Congolese Jongeren werd geadopteerd, stapte bij de Zusters Ursulinen van Maaseik binnen op 28 oktober 1892. Enkele maanden later, op 21 mei 1893, kreeg zij er het gezelschap van een tweede Congolees meisje, Lusiki. In de archieven van het klooster van de Zusters worden meer details gegeven over beide meisjes. Voor wat Makamido betreft, leest men het volgende: “… Onze lieve Makamido is afkomstig uit Hoog-Congo, vijf jaar oud en presenteert alle karakteristieken van het Congolese ras: harde kop, magere ledematen, platte neus, dikke lippen … Te oordelen naar de tatoeages die het lichaam bedekken van de jonge Makamido en naar de zeven gaatjes die gemaakt zijn in elke oorlel, wat naar het schijnt het onderscheidingsteken is, is men geneigd te geloven dat zij de dochter van een chef is. Het weinig dat we weten over haar verleden is tamelijk triestig. Verkocht als slavin, werd zij overgekocht door katholieke missionarissen en met kapitein Albert Thys naar Gijzegem gebracht … De kleine Makamido heeft een zeer zacht karakter, volkomen onderworpen en zeer intelligent en zij heeft een zeer erkentelijk hart en getuigt zeer gemakkelijk haar dankbaarheid aan personen die haar wel doen. Men zou zeggen dat het kind instinctief aanvoelt dat na de verschrikkelijke beproevingen en pijnen van allerlei soorten die zij te verduren heeft gehad, zij tenslotte aan de poort van haar redding is gekomen …”5

6

Allerlei raciale stereotypen over de Afrikanen die schering en inslag waren in het Europa van het einde van de 19e eeuw, komen in bovenstaande tekst zeer goed tot uiting. Maar zij waren civiliseerbaar of beschaafbaar omdat zij braaf, dankbaar en erkentelijk waren. Het cliché van de goede Blanke die hen gaat beschaven ontbreekt hier ook niet. Makamido werd gedoopt op 19 februari 1893. Peter en meter waren de heer Hendrik Powis de ten Bosch en mevrouw Valentina de Longrée. Voortaan heette zij: Henrica Valentina Makamido. Voor wat Lusiki betreft, volgens de archieven van de Zusters Ursilinen van Maaseik scheen zij ouder dan Makamido en bezat zij een donkerder huid en had tatoeages op het voorhoofd. Ook zij kwam uit Hoog-Congo. Zij werd op 21 november 1893 gedoopt en ontving als doopnamen: Margarita-Maria-AugustaAngela. Peter en meter waren deken Drykoningen en markiezin du Chasterler. Beide meisjes deden hun eerste communie op 29 mei 1895. Beiden werden ook ingeschreven in religieuze associaties: Makamido werd lid van de Congregatie van Sint-Jozef op 2 februari 1896 terwijl Lusiki op 29 maart 1896 werd ingeschreven in de Congregatie van de H. Maagd.

2 kleine Congolese meisjes verblijven in Maaseik


Lusiki is wat later ernstig ziek geworden en werd overgebracht naar het Maison du Calvaire te Brussel, waar zij op 23 augustus 1897 is gestorven. Makamido gaf te kennen dat zij naar Congo wou terugkeren. Dat schreven de Ursulinen op 12 mei 1898 naar het Bestuur van Congo Vrijstaat. Haar vertrek werd vastgelegd op 6 juni van dat jaar en tijdens de terugreis zou zij onder de hoede van enkele Norbertijnen staan die als missionarissen naar Congo vertrokken. Zij zou bij aankomst door de Zusters Franciscanessen Missionarissen van Maria, die te Boma werkten, worden opgevangen. Wat er van Makamido is geworden, is gekend dank zij André Matagne, een koloniale functionaris, die haar in 1936 heeft ontmoet in Hoog-Congo, namelijk in een dorp gelegen tussen de missiepost van de Priesters van het H. Hart te Basoko en de lokaliteit Mogandjo. Zij kwam opdagen in een schitterende paan en sprak nog vloeiend Frans alhoewel zij geen enkele Franse boek nog bezat. Zij herinnerde zich nog dat zij in Maaseik de bijnaam had van Bac d’Amidon (Bak stijfsel). Zij was teruggekeerd samen met Itabola, een meisje dat in Sint-MariaLierde was opgevoed, en in 1930 in Boma was overleden.

2. Congolezen bezoeken Limburg, juni 1953 en juni 1956 In de jaren vijftig begint de koloniale administratie reizen naar België te organiseren voor “Congolese Notabelen”. Tot de uitverkorenen om naar de Grande Patrie of Mère-Patrie te gaan, behoren meestal Congolezen die als “évolués” worden beschouwd. In 1953 zijn ze met vijftien, onder hen Antoine-Roger Bolamba (1913-2002) één van de eerste schrijvers van Congolese origine.6 In 1956 maakt Patrice Lumumba (1925-1961) deel uit van de groep die bestaat uit zestien personen. Het gaat om een soort schoolreis waar de Congolese leerling-gasten kennis maken met allerlei aspecten van het cultureel, sociaal, economisch, industrieel leven van België. In Antwerpen staan de Boerentoren, de haven, het Tropisch Instituut, Gevaert (fotografie) enz. op het programma. In Brussel worden ze gebracht naar de Sint-Michiels- en SintGoedelekathedraal, de Cinquantenaire en het Legermuseum, Manneken Pis, het stadhuis enz. Ook Wallonië wordt bezocht: de Cockerill-fabrieken in Luik, de Grotten van Han,… Verder ontbreken Leuven en Tervuren niet op hun reisagenda met rondleidingen in respectievelijk de universiteitsbibliotheek en het Congo-Museum en de graven van de Congolezen die in 1897 gestorven zijn tijdens de Wereldtentoonstelling van Brussel-Tervuren. Uiteraard zijn de vijftien Congolezen van 1953 in Limburg langs geweest. Zij hebben notities genomen die vaak op een leuke manier hun reisherinneringen weergeven. Zo zagen ze het Albertkanaal die één van hen beschrijft als “een soort van kunstmatige rivier met wanden en een gebetonneerde fond, die Antwerpen met Luik verbindt”! 7


Op drie plaatsen in Limburg werden zij rondgeleid, met name in Sint-Truiden, in Tongeren en in Waterschei. In SintTruiden, “met haar boomgaarden in bloei”, hebben zij meer gezien dan de fruitteelt: “Wij begeven ons naar Sint-Truiden, de streek van de boomgaarden. De straten zijn heel nauw in een zeker deel van de stad. Zijn stadhuis, met de belfort, heeft ons geïnteresseerd. In het belfort is een beiaard met 41 klokken. Sint-Truiden heeft Sint-Trudo als patroonheilige die de stad stichtte in de 7e eeuw. Men vindt er heel oude huizen. De Begijnhofkerk, tot een Museum omgebouwd, herbergt een astronomische uurwerk met gigantische proporties, met een beiaard en een défilé van beroepen. Groot was onze verwondering toen we, wanneer het uur belde, de verschillende beroepen van de oude stad zagen defileren. Het uurwerk is samengesteld uit onnoemelijk veel stukken met een ongelofelijke complexiteit. Na de laatste slag van het klokkenspel gaat links van het instrument een deur open waar een kleine stoet van mannekens uitkomt die naar hun bezigheid gaan. Die zijn meegevoerd door de ‘Mars van de Belgische Parachutisten” die wordt gespeeld door het uurwerk zelf. Zij gaan, langs de rechtse deur, binnen in hun schuilplaats om, één uur later, hun interessante défilé opnieuw uit te voeren. De slinger van het astronomisch uurwerk weegt 150 kg. De constructeur van dit ingenieus apparaat is de heer Kamiel Festraerts. Hij leeft nog. In hetzelfde Museum kan men ook nog een Trans-Atlantisch schip bewonderen dat in beweging wordt 8

gebracht met mechanische middelen. Het schip schijnt, door het effect van lichtspel, vooruit te varen terwijl het de effecten van het slingeren en van het kantelen ondergaat. Men ziet het bij zijn aankomst in de kaaien van NewYork, nadat het was verrast op zee door een hevige storm. Weerlichten en gedonder geven het zien en de sensatie van de realiteit. De overtocht eindigt met een sirenegeluid die de passage van het grote schip vóór het Vrijheidsstandbeeld aankondigt en het aanleggen in de cité van de wolkenkrabbers. Het is ook de heer Festraerts die de uitvinder is van dit wonderbaarlijk tuig.”7 De stad Tongeren, “met een prestigieus historisch verleden”, staat eveneens op het programma. En wat wordt over deze Limburgse stad geschreven in het dagboek van de Congolezen? Het volgende: “Wij verlaten Sint-Truiden om naar Tongeren te rijden. Wij zien rechts de overblijfselen van een oude vesting van de stad. Wij passeren langs een gotische kerk (waarvan de massieve toren doen denken aan het verleden van de stad) waarvóór het standbeeld is opgericht van Ambiorix de chef van de Eburonen. Het is de naam die gegeven werd aan een Germaans volk uit Gallië. Ambiorix heeft een snor op zijn Gallisch. Hij leverde een verwoede weerstand tegen Jules Caesar, de grote Romeinse generaal. Het monument is opgetrokken op een dolmen.”8


Antoine-Roger Bolamba beschrijft eveneens het bezoek aan de mijnen van Waterschei die genoemd werden naar André Dumont (1809-1857), professor van mineralogie en geologie aan de Universiteit van Luik: “Het bezoek die we brachten, op 18 juni, aan de mijnen van Waterschei heeft ons de moed en het doorzettingsvermogen van de mijnwerkers doen ontdekken. Waterschei is een grote en belangrijke arbeidersstad. Zij beschikt, onder anderen over een kerk, scholen voor de kinderen van de mijnwerkers, een kliniek, een modern hotel, een casino, een park met tennisvelden, een basketbalterrein, een voetbalterrein en een club voor de ontspanning van de arbeiders. De Kempense kolenbekken werd ontdekt door de heer André Dumont, een oud-professor van de Universiteit van Luik die gestorven is in 1920. Het produceert 4000 tonnen kolen per dag. De mijnmaatschappij die de naam draagt van de eminente persoon, telt 6000 arbeiders. Een grote percentage ervan zijn Italianen. Het dagloon van de mijnwerker varieert tussen 200 en 400 franken. Het kan zelfs hoger worden. Het personeel in de mijnen wordt betaald per m 3, volgens de belangrijkheid van de grootte van de kolen. De werknemers, die aan de oppervlakte werken, worden minder betaald dan de mijnwerkers. Die hebben recht op een pensioen na een periode van 30 jaren ononderbroken dienst. Een gepensioneerde mijnwerker kan verder werken, met het behoud van zijn pensioen en zijn volledige salaris, wat niet toegestaan is aan arbeiders die buiten werken. Wij hebben het goede geluk gehad om de mijnwerkers te gaan zien werken op

de plaats waar kolen worden gekapt. Het stof had hen even zwart gemaakt als wij. Schaars gekleed, met bloot bovenlijf, een rare hoed op het hoofd, manipuleerden zij de boormachines en de pikhamers. De mijnwerkers werkten tot op een diepte van 925m. Wij marcheerden op handen en voeten in de galerij, met moeite open, die ongeveer 1m hoog is. Zij werd onderstut door houtwerk dat ons toch een beetje bang maakte! De Davy-lampen (of veiligheidslampen), die de mijnwerkers bij zich hebben, verlichtten met moeite hun werkplaats. Bij het buitenkomen van de mijn herkenden wij onszelf niet meer: onze gezichten waren vuil: ‘Wie wil er zo’n beroep’, zeggen de arbeiders. Het werk van de mijnwerkers is hard en indien het wat meer beloond wordt dan een andere, dan is het omdat het gevaarlijk, ongezond is en dat men veel moed moet hebben om het uit te voeren. In de mijnmaatschappijen bevinden zich generaties van mijnwerkers die nooit een ander beroep hebben uitgeoefend.”9

Congolese Notabelen verkennen Limburgse cultuur 9


Bezoek aan de mijnen van Waterschei

Een andere Congolese bezoeker, Adolf Mandjongo, hoofd van de Gombe-sector in Gumba in de Evenaarsprovincie, zei dat hij zich moeilijk had kunnen inbeelden dat zo’n werk door Blanken zou worden gedaan. En het was een zeer gevaarlijke job omdat er soms instortingen waren. Na het bezoek heeft hij toegegeven dat de Blanken moediger waren dan de Zwarten…. In 1956 werden de Congolese bezoekers alleen naar Waterschei gevoerd. In zijn dagboek noteert Lumumba: “Op 30 mei (sic: april) hebben wij Antwerpen verlaten met bestemming Luik, met een tussenstop te Waterschei, waar wij de André Dumont-koolmijnen hebben bezocht. Gekleed in mijnuniformen, zijn wij tot op 920m diepte gedaald om ons rekenschap te geven van het lastige werk die in de grond moet uitgevoerd 10

worden door menselijke wezens. Het is werkelijk hard. De André Dumontkoolmijnen geven werk aan ongeveer 3.500 arbeiders.”10 Een andere Congolese gast, Louis Eronza, heeft bij terugkeer in Leopoldstad erkend, in een gesprek voor Radio Congo Belge, dat enkele Congolezen niet hebben gedurfd in de put te dalen. Zij die het wel hebben gedurfd, hebben ongeveer drie kilometers gestapt om de mijnwerkers aan het werk te zien. Eronza was verbaasd daar beneden arbeiders te zien die treinen bestuurden.11


3. De Wereldtentoonstelling van 1958 Op 23 mei 1958 wordt definitief bepaald dat een Detachement van de Congolese Weermacht gaat deelnemen aan ceremonies georganiseerd in Leuven, La Louvière en Hasselt. Maar voor wat Hasselt betreft, leest men in een nota, d.d. 22 mei, dat het detachement, dat op dat ogenblik zich in Congo bevindt, een beetje Congolese aarde moet meebrengen, die genomen is aan het graf van de één of andere Limburger die begraven is in Congo.12 Op 4 juli 1958 schreef de secretaris van het Comité van de Limburgse sectie van de Société Royale des Journées Coloniales, de heer Janssen, naar generaal Vaninthout, militair adviseur op het Ministerie van Koloniën, dat hij een onderhoud had gehad met LuitenantKolonel Lescrenier, bevelhebber van het detachement van de Congolese Weermacht dat uitgenodigd was op de Wereldtentoonstelling van Brussel. Tijdens het gesprek was overeengekomen dat Congolese militairen op 10 augustus naar Hasselt en Sint-Truiden zouden komen. Het programma werd als volgt samengesteld:

Congolese weermacht gastvrij ontvangen

Hasselt: - Zaterdag 9 augustus om 20h30: • Leopold Plaats: welkomstconcert ter ere van het Detachement van de Weermacht door de Société Royale de Musique et de Réthorique; - Zondag 10 augustus: • Om 9h: Hoogmis in de SintKwintenskerk door een Congolese priester ter nagedachtenis van Z.M. koning Leopold II, de Limburgse pioniers, de kolonialen en de overleden leden van de Associatie. • Om 10h: Te Deum • Om 10h15: vorming van de stoet met de deelneming van het Detachement van de Weermacht, van scholen en Patriottische Verenigingen. • Om 10h30: vertrek en neerlegging van bloemen door de Commandant van het Detachement van de Weermacht aan het Monument van de Limburgers gestorven voor het Vaderland 14-18 en 40-45. • Om 11h: Leopold II – Monument. Groet aan de vlaggen van de Afrika-campagnes; Discours van de Voorzitter en van de ProvincieGouverneur; Uitreiking van ereonderscheidingstekens; Neerlegging van een koffer dat een beetje aarde bevat genomen aan de graven te Leopoldstad, van E.P. Jehoul van Eksel en de heer Beckers van Bilzen, in een grafsteen vóór het Leopold II – monument; Défilé van het Leger en van de scholen. • Om 12h30: Banket • Om 18h: Concert op het Leopold Plaats door de Muziekkapel van de Congolese Weermacht. - Maandag 11 augustus: • Afscheidsconcert van het Detachement van de Weermacht op het Leopold Plaats, muziek van Alexis Pierloz.

11


Sint-Truiden: - Zondag 10 augustus: • Om 15h: Neerlegging van bloemen aan het Monument van de Doden voor het Vaderland door een Detachement van de Weermacht. Inauguratie, in het Stadspark, van een plaat ter herinnering van de Pioniers. • Om 16h: ontvangst van de Soldaten van de Weermacht door de gemeentelijke administratie. Bezoek aan de stad tot 18h.

Dat in Hasselt muziek zou worden gespeeld van Alexis Pierloz (1853-1919), een bekende Hasseltse musicus en grote dirigent van de Koninklijke Sint-Cecilia Maatschappij, lijkt normaal. Voor de rest werd het een groot eerbetoon voor Leopold II. Over pater Jehoul en de heer Beckers kom ik in een volgende bijdrage terug. Maar het evenement kende heel wat sterke en vaak emotionele momenten. Zo werd op zaterdagavond het Detachement aan de grens van de stad Hasselt ontvangen door het Comité van de Koloniale Dagen en werd het koffertje met de aarde uit Leopoldstad aan een Belgische militair overhandigd. Daarna trok het ganse gezelschap naar het Stadhuis voor de receptie en van het Stadhuis ging het naar de kazerne. ’s Avonds werden niet alleen de bevelhebber van de Weermacht maar ook enkele gegradeerde soldaten door

Bezoek Congolese Weermacht, 1858. Plaatsing van het koffertje met de aarde van het graf van Jehoul en Beckers (foto Stad Hasselt).

12


Bezoek Congolese Weermacht, 1858. Groet aan de vlag bij het monument van Leopold II (foto Stad Hasselt).

Radio Limburg geïnterviewd betreffende hun indrukken over hun verblijf in België. Tijdens de stoet die op zondag werd georganiseerd, werd het koffertje met Congolese aarde gedragen door twee meisjes, een Belgische en een Congolese. Zij moesten naar de grafsteen wandelen en het overhandigen aan de Gouverneur en aan de bevelhebber van het Detachement. Deze autoriteiten moesten het dan onder het plavuis leggen en dat terwijl de Brabançonne en Aux Champs werd gespeeld. Het plavuis werd vervolgens gesloten en de vlag die het bedekte afgenomen.

Omdat er onder de Congolese soldaten niet uitsluitend katholieken waren, maar ook protestanten werd overwogen om hen naar de protestantse tempel in de stad te brengen, want in de kazerne was er alleen een katholieke kapel. In eerste instantie werd er eveneens aan gedacht om aan het Congolese detachement een vlag te schenken, maar tenslotte werd besloten om een ere-tamboer en tamboers te schenken. Op enkele foto’s kan men zien hoe trots de Congolese muziekkapel door de straten van Hasselt paradeerde met die nieuwe tamboers.

Bezoek aan Hasselt zorgt voor sterke en vaak emotionele momenten 13


Besluit In het totaal werden op het einde van de 19 e eeuw zes Congolese meisjes opgevoed in de Provincie Limburg. Twee onder hen keerden naar hun thuisland terug en de vier overige stierven in België: Kolina te Diepenbeek, Ibanga te Gooreind en Bakusu en Lusiki te Brussel. De eerste Congolese religieuze, Marie Dyonisia Ibanga, bracht vele jaren te Diepenbeek door. Onder meer in 1953 en in 1956 kwamen Congolezen op een excursie, georganiseerd door de koloniale Administratie, naar België. Tongeren, Sint-Truiden en telkenmale Waterschei werden bezocht. In één van die groepen trok een zekere Patrice Lumumba, de eerste Premier van het onafhankelijke Congo en vermoord in januari 1961, mee. Tot grote vreugde van de Limburgse kolonialen daagde een detachement van de Congolese Weermacht op zaterdag 9 en zondag 10 augustus 1958 te Hasselt en te Sint-Truiden op voor hun hoogdag, namelijk de Koloniale Dagen. Het was een zeer gevuld programma. Maar, geen twijfel, de Congolese soldaten hebben zeker van die twee dagen genoten en hebben met veel trots de tamboeren die cadeau hebben gekregen, terug mee naar Congo genomen.

14


Voetnoten 1

Zana Aziza Etambala, «Des écoliers congolais en Belgique 1888-1900 : une page d’histoire oubliée», Uitg. L’Harmattan, Parijs, 2011. 2 Zana Aziza Etambala, op. cit., p. 109. 3 Zana Aziza Etambala, op. cit. p. 110. 4 Zana Aziza Etambala, «La première religieuse d’origine congolaise: Marie Ibanga, en religion Sœur Marie-Dyonisia, 1888-1906», in: Revue Africaine de Théologie, XVIII, Kinshasa, 1994, p. 103-114. Marthe Coosemans, «Ibanga Marie», in: Belgische Koloniale Biografie, IV, Brussel, 1955, col. 424. 5 Zana Aziza Etambala, «Des écoliers congolais en Belgique 1888-1900», p. 136. 6 «Antoine-Roger Bolamba, carnets de voyage (Congo-Belgique 1945-1959)», Uitg. L’Harmattan, Parijs, 2009. 7 Nous nous y sommes sentis chez nous: 15 Congolais découvrent la Belgique, juin 1953, Leopoldstad (Kinshasa), juni 1954, p. 63. 8 Nous nous y sommes sentis chez nous …, p. 147. 9 Nous nous y sommes sentis chez nous …, p. 116. 10 Zana Aziza Etambala, «Lumumba en Belgique, du 25 avril au 23 mai 1956: son récit de voyage et ses impressions. Document inédit», in: Figures et paradoxes de l’Histoire au Burundi, au Congo et au Rwanda, volume I, Congo-Meuse, Brussel, 2002, p. 207. 11 “Au micro de RCB. Enthousiasme débordant des Congolais rentrés de Belgique”, in Le Courrier d’Afrique, n° 149, maandag 28 mei 1956, p. 4. 12 De Franse versie van deze paragraaf is deel van een publicatie die ik voorbereid over de Congolese deelname aan de Wereldtentoonstelling van Brussel in 1958 en die bestemd is voor een Liber Amicorum.

Literatuurlijst Nous nous y sommes sentis chez nous: 15 Congolais découvrent la Belgique, juin 1953, Leopoldstad (Kinshasa), juni 1954. Zana Aziza Etambala, «Marie Ibanga, la première religieuse congolaise, 1888 ( ?) – 1906’», in: Revue Africaine de Théologie, volume 18, nr 35, Kinshasa, april 1994, p. 103-114. Zana Aziza Etambala, “In het land van de Banoko: de geschiedenis van de Kongolese/Zaïrese aanwezigheid in België van 1885 tot heden”, Uitg. Steunpunt Migranten, Cahiers nr 7], Leuven, 1993. Zana Aziza Etambala, «Lumumba en Belgique, du 25 avril au 23 mai 1956 : son récit de voyage et ses impressions. Document inédit», in: Figures et paradoxes de l’Histoire au Burundi, au Congo et au Rwanda, volume I, Congo-Meuse, Brussel, 2002, p. 191-229. Zana Aziza Etambala, «Des écoliers congolais en Belgique 1888-1900: une page d’histoire oubliée», Uitg. L’Harmattan, Parijs, 2011.

15


April 2019 – keik nr. 67 Tekst: Dr. Zana Etambala Foto: Collectie Stad Hasselt Copyright: Het Stadsmus Guido Gezellestraat 2, B-3500 Hasselt Tel.: 011/23 98 90 - E-mail: hetstadsmus@hasselt.be

Overzicht Kunst in de Kijker 2000-2005: 2000: 90. Schilderij “Portret van Dr. L. Willems” (1822-1907), 1878, Godfried Guffens (1823-1901); 91. Maquette tweedekker Farman Type III, 1985; 92. Zespuntige “Ster” van de Roode Roos, 1627; 93. Litho “Gezicht op de Leopoldplaats”, ca. 1860, C. J. Hoolans; 94. “Analemmatische zonnewijzer” in de museumtuin, 2000; 95. Portret van Ridder Guillaume de Corswarem (1799-1884); 96. Pastel “Portret van mevrouw Leynen (1842-1920)”, 1919, G.J. Wallaert (1889-1954); 97. Keramieken sierschotel “Irissen”, ca. 1896-1905. 98. Banier “Société Royale de Musique et de Rhétorique”, 1858. 2001: 99. Hasselts zilver: aanwinsten 1996-2000; 100. Schilderij “Stadspanorama van Hasselt”, 1915, Jos. Damien (1879-1973); 101. Uithangteken “Tabakskarot”; 102. Karikatuurtekeningen “10 Hasseltse figuren”, Stef Vanstiphout (1931-1995). 103. Sporttrofeeën 11e Linieregiment: “Coupe du Roi Albert” & “Coupe Prince Léopold” (2); 104. Affiche “Ville de Hasselt, 1882, programme des fêtes qui auront lieu à l’occasion de la kermesse...”, 1882; 105. Staande klok met uurwerk, 1761, Joannes Augustinus (ca. 1735-1790), Hasselt; 106. Schilderij “Overhandiging van het vrijheidscharter door Graaf Arnold IV van Loon aan de stad Hasselt”, 1846, Godfried Guffens (1823-1901); 107. Affiche “KEMPO - bronnen en limonaden”, Druk. E. Roose, Hasselt. 2002: 108. Zes wandkleden over “Het Sacrament van Mirakel van Herkenrode”, 1917, Jos. Damien (1879-1973); 109. Portretten van de vier abdissen van Herkenrode: “ Twee eeuwen, twee werelden”; 110. Restauratieverslag “Rederijkerskraag De Roode Roos”; 111. Keramische vaas “Ros Beiaard en de Vier Heemskinderen”, Simonne Reynders(1924); 112. Keramische vaas in lusterglazuur, Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 113. Ontwerptekening tegelpaneel ‘Tuin met vrouw’; 114. Jaarkalender CeysensRoose, 1912; 115. Affiche ‘Landbouwdagen 1900’; 116. Schilderij ‘Vlaggen’, Jac. Leduc (°1921). 2003: 117. Sculptuur ‘Icarus’, Robert Vandereycken (°1933); 118. Het Hasselts muzikaal verleden van 1910-1960; 2 luxepartituren, Albert Lefebvre (1886-1953); 119. Affiche “Langemansbier”, P. Bamps (1862-1932), M. Ceysens (1833-1927) en F. Roose (18431913); 120. Vloertegels van de Herkenrodeabdij, 2 tegelpanelen en majolicategels; 121. kopergravure ‘Exlibris familie Weytens’; 122. Schilderij ‘Gordon-Bennet’, 1924, Paul Hermans (1898-1972); 123. Henri Van Straten (1892-?), lino’s en litho’s; 124. Schilderijen ‘Geboortehuis’ & ‘Gezicht op Romboutstoren van Mechelen’, Guillaume Ballewijns (1875-1944); 125. Uithangteken ‘In SintLambertus’, 1801. 2004: 126. De kraag van de Hasseltse boogschutters; 127. Schilderij ‘Grote Capucienenstraat’, Clement Van Campenhout (19211997), 1961; 128. Prent ‘Gezicht op de Boulevard met links de gevangenis’, Charles Jooseph Hoolans (1814-?); 129. Offerandeschotel met in reliëf 7 (keizers)hoofden, 17e eeuw; 130. Affiche van het eerste Nederlands Eucharistisch Congres, Hasselt, 1904, Leo Jaminé (1854-1921); 131. Zes schilderijen uit de cyclus van het H. Sacrament van Mirakel bewaard in Herkenrode; 132. Alambiek afkomstig uit Staatlaboratorium in Guffenslaan in Hasselt, E. Adnet, Parijs; 133. Gedenkpenning “150 jaar Koninklijk Atheneum Hasselt”, Luc Verlee (°1939), 1994, 1994; 134. Schilderij ‘Hubert Leijnen (1909-1997), hoofdredacteur van HBvL van 1929 tot 1976’, Eugène Polus, 1951. 2005: 135. Ontwerptekening voor tegelpaneel ‘Tuin met pauw en zwaan’, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 136. Beeld van de Roode Roos; uitgave in beperkte oplage t.g.v. inhuldiging monument op de Schiervellaan Hasselt, Gerard Moonen (° 1953).

Overzicht Kunst en Erfgoed in de Kijker: 2005: 1. De archeologische vondsten van Herkenrode in Het Stadsmus. 2006: 2. Jos. Damiens wandschilderingen voor het gouvernement te Hasselt (1908-1910); 3. De Kiosk en het muziekleven in Hasselt in de 19e eeuw; 4. De kapel van Spalbeek, 5. De handboog: van verdedigingswapen tot Olympische discipline; 6. Menukaarten. 2007: 7. Stad in groei. Hasselt in de 19e eeuw; 8. De oorsprong van onze kapellen; 9. Een Hasselts bedevaartvaantje uit de 17e eeuw; 10. Processievaandel van de Hasseltse Broederschap van het Heilig Sacrament. 2008: 11. Ets ‘Het Offer’, Jan Toorop (1858-1928); 12. Vaas in lusterglazuur, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 13. 2 zilveren kandelaars, resultaten van een onderzoek; 14. Handschrift van de Roode Roos 18de-19de eeuw; 15. Spaanse toreadors, Romeinse ruïnes en kamelen aan de oevers van de Zwarte Zee. De exotische reizen van een Hasseltse burger tijdens de Belle Epoque. 2009: 16. Thomas Morren schildert de familie Van Elsrack.; 17. Een zeldzame skeletklok van Joannes Michael Gaspard Geraets (1791-1859); 18. Geen KEIK verschenen!; 19. Archeologische opgravingen van het bonnefantenklooster in Hasselt; 20. Pierre Cox (1915-1974) en het hellenisme. 2010: 21. 1910: tsaar Ferdinand van Bulgarije vliegt boven Kiewit; 22. De zuidkant van de Grote Markt; 23. De Virga Jesse in Het Stadsmus: iconografie & cultusrelicten; 24. De Heecrabbers, kroniek van een kunstkring; 25. De collectie van Pasquasy, devotie– en doodsprentjes; 26. De kunst van het monumentale bouwen en het achteloos vernielen. 2011: 27. Medailles, De Koloniale Dagen, 1952; 28. Hasselt aan zee. Een eeuw marineschilderkunst; 29. Tot hier en terug. Burentwisten tussen Hasselt en Zonhoven; 30. Hasselt in de middeleeuwen. 2012: 31. Alaaf! De heropleving van de carnavalstraditie in Hasselt met speciale aandacht voor de jaren 1950; 32. Dame met lorgnet, Godfried Guffens (1823-1901); 33. Waterhuishouding in Hasselt; 34. Campendeck; 35. Dialoog met de ruimte. 2013: 36. De bonnefantenkerk en de graflegging; 37. De uurwerkstad Hasselt; 38. Royal Nord in Hasselt; 39. De Hasseltse septemberkermis in 1896; 40. Muziek! Het College van Sint-Cecilia van Hasselt 1670-ca. 1830. 2014: 41. Hasseltse bands 1945-2000; 42. Een tinnen bord uit het Hasseltse Augustijnenklooster; 43. 50 jaar Luminé Image Art; 44. Hedwig Pauwels; 45. Franz Anton Brändl (1720-1782). 2015: 46. Vuurpeloton in Hasselt; 47. Gedenkmonument (1856) voor de oud-strijders van Napoleon; 48. Fotostudio Blanckart… Kijken naar het vogeltje!; 49. Sportieve Hasseltse nostalgie. 1913-1964: Het openluchtzwembad aan de Willekensmolenstraat; 50. De abdissenportretten van Herkenrode. 2016: 51. Limburgs glas, in het licht van de recente aanwinsten; 52. Vergeten Hasselts gebak; 53. Nie zievere. Spe.le! Drie Hasseltse voetbalclubs vertellen hun verhaal; 54. Plezier & verdriet. Oorlogsgedenkenissen tijdens de kermisfeesten van de jaren 1920; 55. Proper gewassen! Wasserij De Lelie. 2017: 56. Tegelpaneel Irissen, afkomstig van het voormalig Hotel Léopold II te Blankenberge; 57. Zilversmid François Morren, meester met de drie sterren; 58. Het nieuwe blazoen van De Roode Roos; 59. Het archeologisch onderzoek aan het nieuwe stadhuis; 60. Het Hasseltse erfgoed door de lens van de Duitse bezetter (1917-1918). 2018: 61. Maria Pijpelinckx (Kuringen? 1538 - Antwerpen 1608), meer dan alleen maar de moeder van Pieter Paul Rubens; 62. The Hasselt Bridge. Waarom de kanaalbrug instortte in 1938; 63. Vijf Hasseltse burgemeesters in brons gegoten; 64. Het geheim achter het schilderij van de Heilige Odilia door Godfried Guffens; 65. Stef Vanstiphout (1931-1995), een eigenzinnig illustrator; 66. Jan Vaes. De graven van Loon en de Europese literatuur.

Alle publicaties zijn te koop aan de museumbalie zolang de voorraad strekt. Online zijn de publicaties gratis raadpleegbaar op de website www.issuu.com/hetstadsmus.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.