KEIK 3. De kiosk en het muziekleven in Hasselt in de 19e eeuw

Page 1

Het

Stadsmus

DE KIOSK EN HET MUZIEKLEVEN IN HASSELT IN DE 19E EEUW Maquette van de vroegere kiosk op het Leopoldplein; Pypops Jean (1916-2000), Hasselt; lengte 85cm, breedte 50cm, hoogte 60cm.

inv.nr. 2005.0041.00 Schenking Grauwzusters Hasselt april 2005


De kiosk op het Leopoldplein is ruim een eeuw lang een icoon geweest in het muzikale verenigings- en ontspanningsleven van Hasselt. Van haar oprichting in 1859 tot haar afbraak in 1968 was ze het centrale punt van het Leopoldplein. Sinds 1989 staat een replica van de kiosk in het Kapermolenpark.

Prent ‘Gezicht op de Leopoldplaats ca. 1860’, Charles Joseph Hoolans (1814-?)

Etymologisch is het woord kiosk van Perzische oorsprong. Al sinds de 13® eeuw noemde men in Perzië, India en het Ottomaanse Rijk een tuinpaviljoen dat aan alle zijden open was küshk. In de 18® eeuw werd dit soort bouwsel gemeengoed in Europa, onderTurkse invloed. De Turken noemden het kö sko i kioshk. Volgens van Dale heeft het woord meerdere, maar verwante betekenissen: “paviljoen, naar alle zijden open buitenhuis of paleisje (Turkije); een naar oosterse smaak gebouwd tuinhuis; een muziektent, vaak op een stenen onderbouw; bepaald type van een kleine tempel in Egypte.” De maquette waarrond we ons verhaal vertellen is gemaakt door Jean Pypops (1916-2000), een rasechte Hasselaar uit de Isabellastraat. Naast de kiosk maakte hij ook miniaturen van o.m. het stadhuis, het standbeeld van de Boerenkrijg en het kapelletje van Hilst. Hij was ook één van de drijvende krachten in het rot van zijn straat, dat sinds 1947 om de zeven jaar bij de Virga-Jessefeesten uitpakt met een uitbeelding van Jan, de zogenaamde tweede inwoner van Hasselt die bonensoep uitdeelt. Wie een beetje met de plaatselijk folklore vertrouwd is weet dat dit een ludieke reactie is op de buren van “het Dorp” die Hendrik, de eerste inwoner van Hasselt uitbeelden en erwtensoep schenken.


Een schets van Hasselt in de 19eeeuw Bij het uitroepen van de Belgische onafhankelijkheid in 1830 was Hasselt een wat ingeslapen provinciestadje met zowat 7.300 inwoners, waarvan de helft analfabeet. 30 % van de bevolking werd als behoeftig omschreven. Elke avond gingen de stadspoorten op slot. Twee keer per weekwas er markt, maar wie met enige koopwaar de stad wou bezoeken, moest tol betalen. Er was één openbaar gebouw -het stadhuis-, één postbode, nauwelijks onderwijs van enig niveau, slechts een paar verharde straten, geen waterleiding of riolering, bijna elkjaareen epidemie van cholera of pokken en één verkeersweg: de steenweg naar Luik, waarover drie keer per week een diligence reed. Een tiental grauwzusters stond in voor een hospitaal met twee ziekenzalen, één voor mannen en één voor vrouwen. Toen de Hollandse troepen zich na hun mislukte tiendaagse veldtocht in Maastricht terugtrokken promoveerde “Brussel” Hasselt tot voorlopige hoofdplaats van de provincie Limburg, in afwachting van de herovering van Maastricht. Die promotie hield aanvankelijk in dat er meer dan 1000 militairen werden gelegerd en dat de wallen en de stadspoorten werden versterkt, vooral de Maastrichterpoort. Plots ging het allemaal snel: onder druk van de omstandigheden en onder impuls van burgemeester M.A. Bamps begon de modernisering van Hasselt. Voor het inkwartieren van de soldaten werd eerst het refugehuis van Herkenrode en later het klooster van de Witte Nonnen omgebouwd tot kazerne. Toen de titel van provinciehoofdstad definitief werd in 1839 kwamen er de nodige openbare gebouwen, soms ook in de leegstaande kloosters: een gerechtsgebouw, een provinciegebouw, een kazerne voorde rijkswacht, een postgebouw, een station, een gevangenis, een atheneum... Er kwamen ook meer en meer ambtenaren in de stad wonen. De straten van de binnenstad en de wegen naarde omliggende steden werden verbreed en verhard: in 1836 de steenweg naar Sint-Truiden en vervolgens de wegen naar Diest en Maastricht. In 1847 kwam de ijzeren weg en in 1854 een aftakking van het kanaal naar Lommel en Beverlo. Vooral de jeneverstokerijen profiteerden van deze nieuwe verbindingen en begonnen letterlijk wereldwijd te exporteren. In 1870 ging er 5 miljoen liter jenever, afkomstig van 26 stokerijen de stad uit. Ook politiek en cultureel werd Hasselt wakker: vanaf 1836 en vooral na 1857 ontstond er een groeiende rivaliteit tussen katholieken en liberalen met als hoogtepunt de schoolstrijd van 1879-1881. Die politieke vetes werden vooral uitgevochten via de lokale pers en via de talrijke verenigingen die in de loop van de 19eeeuw ontstonden. De meest opvallende ingreep in het stadsbeeld was echter het afbreken van de wallen. Hasselt brak letterlijk uit zijn cocon. In 1845 zagen de strategen van het ministerie van oorlog in dat de wallen geen enkel m ilitair nut meer hadden, vooral om wille van de evolutie in de artillerietechniek. Ze droegen de wallen over aan het stadsbestuur dat onmiddellijk besloot de grachten te dempen en de poorten af te breken. Het betekende niet alleen werk voor zowat 200 behoeftige huisvaders, maar het zou het wat grauwe beeld van het Ancien Régime voor altijd doen verdwijnen. Het stadsbestuur had namelijk het plan opgevat om, naar het voorbeeld van andere steden, op de plaats van de wallen een groene promenade, een echte boulevard aan te leggen.


De kiosk en het Leopoldplein De Brusselse architect Louis Spaak kreeg de opdracht om de Hasseltse boulevard uit te tekenen. In 1846 startten de werken. Het verkeer rond de stad werd strikt gescheiden van een brede wandelweg met een dubbele rij bomen. De nieuwe herenhuizen moesten zo ver mogelijk naar achter gebouwd worden om het groene karakter van het geheel niette storen. Het sluitstuk van de nieuwe boulevard werd het Leopoldplein. Op deze plaats had Spaak een Engels park met veel intieme hoekjes voorzien dat de verbinding tussen de stad en het pas gebouwde spoorwegstation moest vormen. Het stadsbestuur zag zijn plannen niet zitten en gaf de opdracht voor het Leopoldplein aan de Hasseltse tuinarchitect Michel Creten. Creten maakte een ontwerp naar Frans model: geometrisch en open. De Hasseltse beau monde kwam er graag flaneren en zag dat het goed was. Langs het plein verrees een gebouw dat ook ruim een eeuw een grote rol speelde in het culturele leven van Hasselt: het casino. Vanaf 1835 werden bij de Société de Musique de la Ville de Hasselt plannen gesmeed om een grote muziekzaal te bouwen. Men dacht eerst aan “een gebouw nabij de stadsgrens, langs den weg op Dies?’, maar het project raakte niet van de grond, vooral om financiële redenen. In 1841 werd een nieuwe poging ondernomen om een Société du Casino op te richten, maar ook dit keer wilde het niet lukken. Er ontstond bovendien een fikse politieke ruzie in het Hasseltse muzikale huishouden. De tegenstelling tussen liberalen en katholieken leidde tot het vertrek van zowat de helft van de leden van de Société de Musique. Zij stichtten in 1842 de Société Royale de Sainte Cécile en bekenden zich openlijk tot het katholieke kamp. Na een paar jaar haalden ze de plannen voor een casino weer boven en met de steun van drukker Milis, die er in zijn weekblad Le Journal du Limbourg Beige stevig publiciteit voor maakte, lukte het project nu wél. De Société du Casino verwierf grond langs de buitenzijde van het Leopoldplein en legde op 28 mei 1846 de eerste steen. Al in december van dat jaar volgde de feestelijke opening. De zaken gingen blijkbaar uitstekend want in 1858 schrijft de plaatselijke pers: “Men komt hie rop den Casino eene Brusselsche bierpomp te plaetsen; het lichaam der pomp is in porselein en de buizen die het bier van de ton tot aen het buffet leiden zijn in cristal." In 1869 kwam het tot een fusie tussen de Société Royale de Sainte Cécile en de Société du Casino en werd de Sainte Cécile eigenaar van het gebouw en de mooie tuin. De vereniging moet goed bij kas geweest zijn, want ze liet er prompt verbouwingswerken uitvoeren, die nogal wat indruk maakten. In de pers lezen we: “De veranderingen welke aan het lokaal van Sint Cecilia gedaan zijn, zowel aan den ho f als aan de café, zaal en voorplein bekomen ieders goedkeuring. Het Casino is het eenigste wat Hasselt in dien aard bezit". Een beetje verder dan het casino, aan de Luikerpoort in de tuinen van procureur Bamps (nu het Villerspark) hadden de liberale concurrenten van de Société Royale de Musique et de Rhétorique sinds 1854 een société champêtre, die in de zomermaanden concerten en feesten in open lucht gaf. Openluchtconcerten waren zeer populair, maar omwille van de politieke ruzies konden de neutrale muziekliefhebbers nergens terecht zonder partij te kiezen. Wellicht onder impuls van de Sainte Cécile nam het stadsbestuur het initiatief om ter gelegenheid van de Hasselt Kermis in 1859 een groot muziekfestival te organiseren. Dat festival zou plaats hebben op “neutra al” terrein, op het Leopoldplein. De vo o rzitte r van het organisatiecomité van het festival, provinciaal hoofdingenieur Magis kwam met het idee van een kiosk. Hij tekende zelfde plannen en voorzag, met goedkeuring van de stad, het gebouw


op de plaats van de vroegere Scheerderstoren, recht tegenover het casino. Het werd een kiosk met een ronde stenen onderbouw met een diameter van ongeveer 5 meter en van een halve meter hoog met een ballustrade in namaak-boomstammetjes.10 knoestige namaak(?)bomen van een vijftal meter hoog droegen een rieten dak dat bekroond werd door een rieten torentje. Een kiosk en een festival, volgens het weekblad Le Constitutionel du Limbourg Beige “ ...digne du chef-lieu de la province et digne aussi de la réputation artistique que la ville de Hasselt possède depuis longtemps et qui de jo u r en jo u r ne cesse de s ’accroître.” De plechtige inhuldiging van de kiosk gebeurde op kermiszaterdag 17 september 1859 met een concert door de Société Royale de Sainte Cécile én door de Société Royale de Musique et de Rhétorique. Op kermismaandag 19 september had dan het grote muziekfestival plaats met deelname van harmonies uit Maastricht, Sint-Truiden, Halen, Tessenderlo, Bilzen, Mechelen, Kanne, Mielen en Leopoldsburg, naast natuurlijk de twee Hasseltse orkesten. De deelnemers werden op het stadhuis ontvangen met toespraken en een receptie en trokken dan in stoet naar het Leopoldplein voor hun concerten die een hele dag duurden. Het werd een groot succes met, volgens de plaatselijke kranten, duizenden toeschouwers die zich verdrongen rond de kiosk, “ ...qui restera un ornament durable pour la plus belle place publique que possède notre ville." In een ander artikel heet het: “Cette place, avec sa bordure de maisons superbes, ses gazons et ses sentiers, sémétriquement coupés, ses beaux arbres au milieu desquels le nouveau Kiosque élévait majestueusement son vaste dôme, couronné de fleurs et de drapeaux aux couleurs nationales, présentait un aspect réellement ravissant." Vermelden we volledigheidshalve dat het op kermisdinsdag van 1859 zeer slecht weer was, maar dat velen de regen trotseerden om het slotconcert van de Sainte Cécile bij te wonen. Het avondfeest dat de Rhétorique in de zomertuin organiseerde werd afgelast. De kiosk is meer dan 100jaar een centrale rol blijven spelen in het muziekleven van Hasselt. Vooral de wekelijkse concerten van de muziekkapel van het 11® Linieregiment waren legendarisch. Maar ook de talrijke Hasseltse muziekverenigingen hebben dankbaar gebruik gemaakt van dit gratis podium, net zoals het publiek dankbaar gebruik maakte van de gratis concerten. Vanaf 1955 liepen de activiteiten in het steeds bouwvalliger wordende casino sterk terug en ook de kiosk geraakte in onbruik, omdat er elders in de stad meer moderne accommodaties, zoals toneel- en bioscoopzalen, voor het geven van concerten voorhanden waren. Bij de aanleg van de nieuwe spoorwegbrug op de Sint-Truidersteenweg in 1967 moest het standbeeld van de Boerenkrijg (opgericht in 1898) verplaatst worden. Het monument werd enkele tientallen meters opgeschoven en nam de plaats in van de kiosk. De Hasseltse muziekverenigingen in de 19® eeuw Omtrent de verenigingen in de 19® eeuw in het algemeen en de muziekverenigingen in het bijzonder doet Adriaan Linters in zijn licentiaatsverhandeling “Het verenigingsleven in Hasselt 1831-1880” (1973) enkele interessante vaststellingen. Hij berekende dat tijdens de betreffende periode 20 % van de bevolking instond voor de oprichting van 59 % van de verenigingen. Het gaat hier vooral om mensen uit de vrije beroepen, handelaars en renteniers. Deze mensen hebben de tijd (ze kunnen hun levensritme grotendeels zelf bepalen) én de middelen (ze beschikken over voldoende geld) om sociale activiteiten te ontplooien. Het is


m.a.w. de beter geschoolde sociale bovenlaag die verenigingen sticht, het doel ervan bepaalt en ze bestuurt. Nieuw is dat voor het eerst verenigingen ontstaan die enkel ontspanning als doel hebben, in navolging van de voorloper op dit gebied in Hasselt, de Société Littéraire, gesticht in 1782. Wat specifiek de muziekverenigingen betreft stelt hij vast dat de nieuwe provincie BelgischLimburg, door de stichting van het koninkrijk België, werd afgesneden van muziekonderwijs van enig niveau: Maastricht was tussen 1830 en 1839 onbereikbaar. Enkel Luik bleef over voorde vorming van muzikanten, want de rest van het nieuwe land was vanuit Hasselt ook al moeilijk of niet bereikbaar. Anderzijds had de militaire situatie van die periode ook een voordeel: legereenheden beschikten meestal over een professioneel muziekkorps, waarvan de leden doorgaans voldoende vrije tijd hadden om zich te engageren in het burgerlijke muziekcircuit en het zo toch een beetje op peil te houden. Tenslotte zijn er de algemene vaststellingen dat blaasmuziek op korte tijd enorm populair werd en dat de groeiende politieke polarisering tussen liberalen en katholieken de muzikanten verplichtte om letterlijk partij te kiezen om hun hobby te kunnen uitoefenen. Toch kende Hasselt in de 19eeeuw een relatief bloeiend muziekleven. 00

1. De C e c ilia k a m e r w as o o rs p ro n k e lijk een k e rk e lijk 8 muziekgezelschap, gesticht in 1585 door Herman Vander Ryst. Ze stond ook de rederijkerskamer De Roode Roos muzikaal bij tijdens toneelopvoeringen. Zoals alle “kamers” was ze in 1796 door de Fransen afgeschaft, maar vrij snel weer opgestart als gezelschap voor het spelen van profane muziek onder impuls van haar dirigent Guillaume Claes, de man die vrijwel alle kerkelijke goederen in en rond Hasselt had opgekocht. De Ceciliakamer had naar verluidt een vrij hoog peil en gaf geregeld concerten in het stadhuis, maar kende vanaf 1820 een eerder kwijnend bestaan. In een manuscript in het archief van De Roode Roos legt A. Hansay de vinger op de wonde: “Cet organisme perdit beaucoup de sa splendeur pa r I’ absence d ’une pépinière d ’élèves; la jeunesse ayant résignée, pa r le goût du jour, à la culture d ’ instruments à cordes, po ur s ’adonner entièrement à l ’étude des instruments à vent et aux exécutions d ’harmonie, qui (...) offraient beaucoup plus d ’intérêts aux jeunes amateurs pa r suite de l ’instruction musicale moins longue, moins coûteuse, ensuite par l ’organisation de concours et de festivals qui présentaient à ces derniers l ’avantage d ’agréables voyages, ainsi que la jouissance des plaisirs qui y étaient attachés.” 2. De Harmonie Sociëteit der Stad Hasselt of de Société d’Harmonie de la ville de Hasselt ontstond in 1821 uit de blazers van de Ceciliakamer, met als doel “de uitoeffening der Muziekale Kunst’. Zij gaven al een paar jaar optredens met marchen en pas redoublés en het succes daarvan toonde de nood aan een nieuwe vereniging aan. Bij de stichters vinden we bekende namen als Claes, Plerloz, Goetsbloets, Sigers en Vinckenbosch. Als vaste feestdagen hadden ze 30 april (meiavond), 15 augustus, 30 en 31 december en een door het bestuur vast te stellen dag rond vastenavond. De muzikanten moesten blijkbaar hun eigen


instrumenten meebrengen, want uit de inventaris van 1821 blijkt dat de vereniging zelf slechts in het bezit was van “une grosse caisse, une clarinette et la moitié de la trombone basse". In 1826 haalden ze op een concours in Diest een “eerste eereprijs”. Het stadsbestuur keurde meteen een krediet van 170 gulden goed om tijdens de kermisweek van 1827 ook zo’n festival te organiseren. Ze vroegen in 1829 bij Willem I, net als de Roode Roos enkele jaren eerder, de titel van “koninklijke” aan, maar de koning weigerde “vermits Zijne Majesteit besloten heeft niet dan in zeer zeldzame gevallen dien titel toe te staan". Vooral onder impuls van Guillaume en Ulysse Claes besloten de Ceciliakamer en de Harmoniesociëteit in 1833 samen te smelten.

Schilderij ‘Ulysse Claes (1792-1880)’, Godfried Guffens (1823-1901), 1858

3. Een paar jaar voor de fusie met de Ceciliakamer, in 1829, was in de Harmoniesociëteit een ruzie ontstaan die leidde tot het vertrek van een aantal leden en de stichting van het Genootschap onder de benaming van Fanfaren. Bekende namen bij de stichters waren Bamps, Tits en Vinckenbosch. Volgens hun reglement waren er twee repetities per week, een serenade op 1 januari voor de woning van de burgemeester en concerten tijdens de maand mei op de toren van de parochiekerk. Op de feestdag van Sint-Hubertus hielden ze een feest met wit en bruin Hasselts bier. Een lang leven heeft deze vereniging niet geleid, want er zijn slechts sporen van drie activiteiten teruggevonden: een bal in het stadhuis tijdens de kermisweek van 1834, een serenade aan de nieuwe gouverneur Lamberts de Cortenbach in oktober 1834 en het mee opstappen in de jubileumprocessie van de Virga Jesse in 1835. 4. Uit het samengaan van de Ceciliakamer en de Harmoniesociëteit ontstond in 1833 de Société de Musique de la ville de Hasselt. Bij haar stichting waren er 78 effectieve leden, 29 ereleden en 27 aangenomen leden. Voorzitter was Guillaume de Corswarem en de dirigent Ulysse Claes. Statutair waren er vier concerten per jaar: de zondag na de kermis, de tweede zondag van december, de laatste zondag van januari en op halfvasten. De vereniging organiseerde jaarlijks ook vier bals: tijdens de kermisweek, op de laatste zondag van november, op oudejaarsavond en op camavalsmaandag. De verplichtte vieren feesten waren meiavond, karnaval, Sint-Cecilia (22 november) en Sint-David (30 december). Verder zou de vereniging missen en andere godsdienstige plechtigheden muzikaal opluisteren. Met


300 frank subsidie van de kerkfabriek en 400 frank van de stad startte men in 1834 met muziekonderwijs, dat voor iedereen toegankelijk en betaalbaar moest zijn. Hoewel er ook een symfonieafdeling bestond, hield de Société de Musique zich in de praktijk uitsluitend bezig met de harmonie. De eerste jaren waren blijkbaar niet gemakkelijk, want er zijn maar weinig activiteiten terug te vinden. Daarbij kwam nog dat er in 1842 een grote politieke ruzie ontstond tussen de liberale en de katholieke leden. Op dat ogenblik was er een liberale meerderheid in het stadsbestuur. Op korte tijd namen 17 leden ontslag, waarvan de meesten Joseph de Corswarem volgden naar een nieuwe muziekvereniging, de Société de Sainte Cécile. Uit de lijst van het overgebleven bestuur is duidelijk af te leiden dat de Société de Musique zich bekende tot het liberale kamp, terwijl de nieuwe Sainte Cécile zich afficheerde als katholiek. De twee verenigingen zouden elkaar bijna 100jaar blijven bekampen. Merkwaardig is dat na de stichting van Sainte Cécile beide vereningen aan een bloeiperiode begonnen. In 1850 kwam er een nieuwe fusie. Heel wat leden van de Société de Musique waren ook lid van de Société Royale de Rhétorique. De Rhétorique was de erfgenaam van de oude rederijkerskamer De Roode Roos, maar kende een kwijnend bestaan, er waren nauwelijks nog 20 leden. Het lag voor de hand dat beide verenigingen zouden samensmelten tot de Société Royale de musique et de Rhétorique De Roode Roos. Voorzitter werd J.P. Nagels en bij de ondertekenaars van de fusie vinden we namen als Ulysse Claes, Guillaume de Corswarem, de Magnée, Cantillon en Goetsbloets. Volgens Linters had de Société de Musique vooral om financiële redenen aangedrongen op een samengaan met De Roode Roos, omdat die beschikte over een eigen lokaal aan de Lombaardstraat. Daarmee was de voormalige Société de Musique verlost van haar “ ...position pénible de locataire toujours exposée aux exigeances croissantes des propriétaires.” De nieuwe vereniging zag zich voor een ruime taak geplaatst, want naast alle muzikale en sociale activiteiten vervulde ze ook “ ...une m ission cultivatrice; elle arrachera au désoeuvrement et à la vie d ’estaminets, pour une part du moins, une foule de jeunes gens, les soirées de répétition étant très nombreuses et le zèle très grand.” De traditie van muziekonderwijs binnen de vereniging werd met vallen en opstaan in stand gehouden en zou in 1881 leiden tot de stichting van de stedelijke muziekacademie. 5. De Société Royale de Sainte Cécile ontstond dus in 1842 na een (politieke) ruzie in de Société de Musique. Het ontstaan werd in de (katholieke) pers toegejuicht. Le Journal du Limbourg Beige schreef: “Dans une ville où les plaisirs publics sont si rares, elle pourra fournir à ses concitoyens le moyen de passer, on ne peut plus agréablement, quelques unes des longues soirées d’hiver." Toch wordt de scheuring ook betreurd . “ ...il n 'en est pas moins regrettable que la division de nos amateurs et de nos artistes en deux sociétés rivales, ne permet pas de diriger toutes les resources musicales de notre ville vers un seul et même but d ’ amélioration et de progrès.” Bij de stichters staan o.m. de namen vermeld van de Corswarem, Rombouts, Ponet, Jaminé en Pierloz (de vader van Alexis). In 1846 namen ze hun intrek in het nagelnieuwe casino aan het Leopoldplein, waar ze enkele jaren later ook eigenaar van werden. Tussen 1850 en 1880 telde de vereniging gemiddeld een 200-tal leden, waarvan een 60-tal muzikanten, hoewel de liberale krant De Demer in 1879 de Sainte Cécile beschrijft als “een kerkzangersmaatschappij die 30 leden telt.” Ook de Sainte Cécile organiseerde vanaf 1850 intern muziekonderwijs “voor al de jonge lieden welke maer eenige dispositieën hebben om muziek te leeren.” In 1852 kwam er een afdeling voorzang bij en in 1857 een toneelafdeling, die een vooraanstaande rol zou gaan


spelen bij de vervlaamsing van het verenigingsleven. In 1876 waagden ze zich aan de integrale uitvoering van de voor die tijd moderne opera Lucia di Lammermoor. De concurrentiestrijd met Rhétorique stuwde intussen beide verenigingen omhoog. Ze namen, met wisselend succes, deel aan talrijke festivals en concours in heel het land. Een voorbeeld: op een muziekfestival in Antwerpen in 1859 behaalde de Sainte Cécile twee medailles en de Rhétorique maar één. Terug in Hasselt ontstonden rond dit onnozele feit relletjes die een lezer van het katholieke weekblad De Onafhankelijke deed schrijven: “ Voor het vertrek was hier bij ons alles in rust en vrede. De eene verhief die sociëteit, deze de andere; zelfs worden er personen gevonden die willen doen gelooven dat de eene sociëteit liberale en de andere cléricale tonen aangeeft. Liberaal en catholiekis tegenwoordig in alles gemengd en ik voorzie dat de dames welhaest nog liberale en catholieke rokken zullen dragen." 6. In 1841 stichtten 53 Hasselaren van de “betere klasse” de Société des Redoutes et Concerts de la ville de Hasselt. Het waren rechters en notarissen, enkele renteniers (zoals Ulysse Claes en baron de Cécil), hoge militairen (o.m. de provinciecommandant burggraaf de Nieuport) en hoge ambtenaren (o.m. arrondissementscommissaris ridderde Menten). Verder zien we ook één jeneverstoker en één geneesheer. In artikel 7 van hun statuten staat: “Les réunions de la société consisteront en bals, redoutes et concerts, il ne pourra y avoir pa r saison moins de deux, ni plus de quatre redoutes." Veel activiteit heeft deze vereniging niet ontplooid, want na de organisatie van een bal in 1849 is ervan hen geen spoor meer te vinden. Hun invloed op het muziekleven was dan ook nihil. 7. Een andere bekende naam in muzikaal Hasselt, ni. Théodore Hamoir duikt op bij de stichting van de Cercle Mélodique - Melodieke kring in 1865. Deze vereniging wilde in ruime kring de vocale kunst propageren, maar had ook een sociaal doel: “Notre société, outre son but artistique, a encore en vue la moralité de l ’ouvrier." De leden konden gratis zang en “solfège” leren. Hun lokaal was het Hotel du Lièvre (het Haasken) aan de Lombaardstraat. Hun eerste concert gaven ze in 1867 op de kiosk. Rond 1880 telde de Cercle een 25-tal zangers, vooral ambachtslui en arbeiders. Zo waren er o.m. 6 schrijnwerkers, 5 kleermakers, 2 schoenmakers, een bakker, een dagloner en een koordendraaier. Ze namen deel aan festivals in de wijde omgeving. Zo wonnen ze in 1873 in Aarschot de prijs voor de mooiste kleding en de prijs voor de van verst komende vereniging. In eigen stad waren ze te zien in de meeste burgerlijke en religieuze optochten. In 1876 luisterden ze muzikaal de eerste voordracht van het Davidsfonds in Hasselt op. De actieve leden kregen het verbod om tevens lid te zijn van een ander koor. Linters vermoedt dat de vereniging kan gesticht zijn als katholieke reactie tegen het liberale Les Mélophiles. 8. In 1858 schrijven de stichters van Les Mélophiles, waaronder leraar Vanderstock en advocaat Gérard, aan het stadsbestuur “La société de choeurs les Mélophiles est venue combler, en ce qui concerne la culture de l ’art musical dans cette ville, une grande lacune et satisfaire un véritable besoin.(...) L’absence d ’une Société de chant se faisait depuis longtemps vivement sentir: elle laissait notre ville dans un état d ’infériorité manifeste à l ’égard des autres villes de son rang.” De vereniging begon snel ook andere dan muzikale activiteiten aan te bieden. In 1862 werd er met veel succes een literaire afdeling opgericht. De voordrachten - mét optreden van het k o o r-d ie de Mélophiles organiseerden in hun lokaal in het voormalige augustijnenklooster trokken geregeld meer dan 200 belangstellenden. In 1864 startten ze bovendien met de


uitgave van hun zeer gesmaakte tijdschrift “Société Chorale et Littéraire des Mélophiles de Hasselt - Bulletin de la section Littéraire”. Het koor rekruteerde vooral bij ambtenaren, handelaars, militairen en vrije beroepen en telde zo’n 30 à 40 zangers. Ze namen ook enkele keren deel aan festivals, maar hun optredens beperkten zich over het algemeen tot het opluisteren van de eigen voordrachten. Hoewel de Mélophiles officieel neutraal waren, behoorden ze in de realiteit tot het liberale kamp en gingen ze steeds dichter aanleunen bij de Rhétorique en de Ware Vrienden. In 1877 besloten ze niet meer deel te nemen aan de processie van het zevende jaar. Vanaf 1875 verdween het koor stilaan ten voordele van de literaire activiteiten. Later kwamen er ook nog een filantropisch aspect bij: “ ...q u ’il est du devoir de notre société d ’aider, dans la mesure de sa modeste influence, la classe nécessiteuse." 9. Hoewel in 1868 gesticht als katholieke toneelvereniging, legde Minerva zich ook toe op muziekbeoefening. Rond 1880 telde hun koor een 30-tal zangers, die geregeld optraden met het orkest van de Sainte Cécile. Erg lang heeft deze afdeling echter niet bestaan. 10. Eind 1880 ontstond in de officiële normaalschool het Muziek der Normalisten. Het enige spoor van hun activiteiten, is een artikel in De Demer van 23 december 1880, waaruit blijkt dat ze na een uitstap naar Brussel ’s avonds aan het station werden afgehaald en al spelend terug naar hun school trokken. 11. Hipolyte Geraets en Jan Kenis stichtten in 1867 de Union Chorale et Dramatique, met als doel het bevorderen van “La culture de la musique vocale et de l’art dramatique français et flamand.” De vereniging zou jaarlijks een gratis vertoning geven tijdens de kermis en een vertoning of concert ten bate van de behoeftigen tijdens de maand januari. Er was een uitgebreid reglement opgesteld, maar echt actief is deze vereniging nooit geweest, vermoedelijk omdat ze er niet in slaagde een lokaal te vinden. Ze wilde van de stad het huurcontract van de oude Harmoniezaal ovememen, maar dat ging uiteindelijk naarde Ware Vrienden. 12. In 1865 ging in de carnavalstoet een wagen mee met een uitbeelding van “musicerende apen”. Dat was de eerste activiteit van een pas gestichte vereniging de Societeyd Gretrij. Voor hun naam vonden ze allicht inspiratie bij A ndré G rétry (1741-1813), een Luikenaar die naam maakte in de Parijse muziekwereld. Volgens de statuten was het de bedoeling om “muziek en zang te leeren en van zich op eene eerlijke manier te vermaken.” Hun laatst bekende optreden had plaats toen ze in 1871 deelnamen aan een huldeprocessie voor paus Pius IX. Enige andere activiteit van deze vereniging is niet te vinden. 13. Nog minder weten we van De Vlaamse Zangers. In de collectie van Het Stadsmus berust een medaille met de inscriptie “Vlaamse Zangers Hasselt 1863-1913”. De vereniging komt ook voor op de “Lijst der maatschappijen der stad Hasselt” van 1930. Van hun activiteiten is verder nergens een spoor te vinden. 14. Tenslotte mogen we niet nalaten te wijzen op het grote belang van de militaire muziekkapellen, vooral de Muziekkapel van het Elfde Linieregiment. Meer dan 100 jaar is Hasselt de garnizoenstad voor dit regiment geweest. De mars van het “èllefste” is een soort Hasselts volkslied geworden. De militaire beroepsmuzikanten waren de pijlers van veel


Hasseltse harmonies en fanfares. De wekelijkse concerten op de kiosk waren van een hoog niveau. Tijdens haar Hasseltse jaren voerde de muziekkapel van het Elfde zowat 6000 werken uit van de meest uiteenlopende componisten. Hasselt kreeg zo ook de primeur van de meeste moderne operettes, dank zij kapelmeester Meurice die ook lange jaren bestuurder was van het Pavillon de Flore in Luik.

Bronnen A. LINTERS, Het verenigingsleven in Hasselt 1831-1880, Gent, 1973. F. GOOLE, Hasseltse harmonies en fanfares, Hasselt, 1980. M. ILSEN, 500ja a r rederijkers in Hasselt, Hasselt, 2000. D. THEUWISSEN, Het cultuurleven in 19e-eeuws Hasselt, proeve tot een dwarsdoorsnede, Leuven, z.j. E. HOUTMAN, De geschiedenis van Hasselt 1831-1918 in Hasselt 750ja a r stad, Hasselt, 1982. J. GRAUWELS, Kroniek van Hasselt 1078-1914, Hasselt, 1982. De groene boulevard, een promenade langs 700ja a r Hasselt, Antwerpen-Hasselt, 2004. Le Constitutionel du Limbourg Beige, 1859.


tekst:

Michel ILSEN

foto’s:

Stedelijke fotodienst Hasselt

copyright:

Het Stadsmus Guido Gezellestraat 2, B-3500 HASSELT tel. 011-23 98 90 fax 011-26 23 98 e-mail: hetstadsmus@hasselt.be

Overzicht Kunst in de Kijker 2000-2005: (nog steeds te verkrijgen aan de museumbalie!) 2000:

90 . Schilderij ‘Portret van Dr. L. IM /em s" (1822-1907), 1878, Godfried Gullens (1823-1901); 91 . Maquette tweedekker Farman Type III, 1985; 92. Zespuntige "Sier" van|

de Roode Roos, 1627; 93 . Litho 'G ezicht op de Leopoldplaatst, ca. 1860, C. J. Hoolans; 94 . ‘Analemmatische zonnew ijzer in de museumtuin, 2000; 95 . Portret van Ridder Guillaume| de Corswerem (1799-1884); 96 . Pastel -Portret van mevrouw Leynen (1842-1920)', 1919, GJ. Wallaert (1889-1954); 97 . Keramieken sierschotel ‘ Irissen’ , ca. 1896-1905.98. Banier* ‘ Société Royale de Musique et de Rhétorique", 1858.

2001:

99. Hasselts zilver: aanwinsten 1996-2000; 100. Schilderij ‘ Stadspanorame van Hasselt', 1915, Jos. Damien (1879-1973); 101 . Uithangteken "TabakskaroP; 102 .

Karikatuurtekeningen ‘ 10 Hasseltse figuren", Stef Vanstiphout (1931-1995). 103 . Sporttrofeeèn 11* Linieregiment: ‘ Coupe du R oi A lbert" & ‘ Coupe Prince Léopold’ (2); 104 . Affiche "Ville de Hasselt, 1882, programme des fêtes qui auront lieu à l'occasion de la kermesse...", 1882; 105 . Staande klok met uurwerk, 1761, Joannes Augustinus (ca. 1 7 3 5 -1 1790), Hasselt; 106 . Schilderij "Overhandiging van het vrijheidscharter door G raaf A rnold IV van Loon aan de stad H asselt, 1846, Godfried Guffens (1823-1901); 107 . Affiches "KEMPO - bronnen en limonaden", Druk. E. Roose, Hasselt.

2002:

108 . Zes wandkleden over ‘ Het Sacrament van Mirakel van Herkenrode, 1917, Jos. Damien (1879-1973); 109 . Portretten van de vier abdissen van Herkenrode: " 7weaj

eeuwen, twee weretdert; 110 . Restauratieverslag ‘ Rederijkerskraag De Roode Roos”; 111 . Keramische vaas ‘ Ros Beiaard en de Vier Heem skindererf, Simonne Reyndere(1924);l 112. Keramische vaas in lusterglazuur, Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 113. Ontwerptekening tegelpaneel ‘Tuin met vrouw’; 114. Jaarkalender Ceysens-Roose,' 1912; 115 . Affiche ‘Landbouwdagen 1900'; 116 . Schilderij ‘Vlaggen’, Jac. Leduc ("1921);

2003:

117. Sculptuur ‘Icarus’, Robert Vandereycken ("1933); 118. Het Hasselts muzikaal verleden van 1910-1960; 2 luxepartituren, Albert Lefebvre (1886-1953); 119. Affiche!

‘ LangemansbieP, P. Bamps (1862-1932), M. Ceysens (1833-1927) en F. Roose (1843-1913); 120. Vloertegels van de Herkenrodeabdij, 2 tegelpanelen en majoficategels; 121. kopergravure 'Exlibris familie Weytensf; 122. Schilderij 'G ordon-Bennef, 1924, Paul Hermans (1898-1972); 123. Henri Van Straten (1892-?), lino's en litho's; 124. Schilderijen ‘Geboortehuis' & ‘Gezicht op Romboutstoren van Mecheleri, Guillaume Ballewijns (1875-1944); 125. Uithangteken 'In Sint-Lambertus', 1801;

2004:

126 . De kraag van de Hasseltse boogschutters; 127 . Schilderij ‘Grote Capucienenstraat, Clement Van Campenhout (1921-1997), 1961; 128. Prent 'G ezicht op dm

Boulevard m et links de gevangenis', Charles Jooseph Hoolans (1814-?); 129 . Offerandeschotel met in relief 7 (keizers)hoofden, 17" eeuw; 130 . Affiche van het eerste Nederlands) Eucharistisch Congres, Hasselt, 1904, Leo Jaminé (1854-1921); 131 . Zes schilderijen uit de cyclus van het H. Sacrament van Mirakel bewaard in Herkenrode; 132 . Alambietë afkomstig uit Staatlaboratorium in Guffenslaan in Hasselt, E. Adnet, Parijs; 133 . Gedenkpenning '1 5 0 ja a r Koninklijk Atheneum H asselt, Luc Verlee ("1939), 1994, 1994; 134 . Schilderij ‘Hubert Leijnen (1909-1997), hoofdredacteur van HBvL van 1929 tot 1978, Eugène Polus, 1951.

2005:

135. Ontwerptekening voor tegelpaneel ‘Tuin met pauw en zween’, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 136. Beeld van de Roode Roos;|

uitgave in beperkte oplage t.g.v. inhuldiging monument op de Schiervellaan Hasselt, Gérard Moonen (° 1953).

Overzicht Kunst en Erfgoed in de Kijker 2005-2006: (eveneens te verkrijgen aan de museumbalie) 2005: 1 De archeologische vondsten van 2006:

Herkenrode in Het Stadsmus.

2. Jos Damiens wandschilderingen voor het gouvernement te Hasselt (1908-1910).

i


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.