KEIK 5. De handboog: van verdedigingswapen tot Olympische discipline

Page 1

Het

Stadsmus

â– DE HANDBOOG: VAN VERDEDIGINGSWAPEN TOT OLYMPISCHE DISCIPLINE

Staf van de schuttersgilde Sint-Sebastiaan; 19e eeuw; Neo-gotisch; hout & messing; Inv.nr. 1979.1266.00.



Geschiedenis van het handboogschieten Prehistorie Archeologen vermoeden dat zo’n 15.000 jaar geleden de eerste pijl uit een boog wegvloog, maar de oudste harde bewijzen zijn pas tussen de 10.000 en 11.000 jaar oud. De boog werd waarschijnlijk eerst voor het jagen gebruikt en pas later als een wapen. In de prehistorie werd boogschieten op elk continent bedreven, behalve in AustraliÍ. De uitvinding van slingerwapens betekende een belangrijke stap voorwaarts in de jacht. Voedsel vergaren was immers de meest belangrijke bezigheid in het dagelijkse leven. Nu konden ook grotere dieren van op grotere afstand met geluidloze pijlen worden gedood. Hoe belangrijk dit wapen was, getuigen de vele rotstekeningen die o.a. in Frankrijk, Spanje, Afrika en Rusland werden aangetroffen!

De eerste bogen waren eenvoudig vervaardigd uit materialen die in de natuur werden gevonden. Meestal bestonden zij uit een stok met een pees van ongeveer twee meter lengte. Ruitervolkeren prefereerden dan weer kortere types omdat dit handelbaarder was vanop een paard . De latere kruisbogen waren als het ware bogen bevestigd op een houten balk voorzien van een mechanisme dat de pijl in gespannen toestand hield. Deze tuigen waren doeltreffender dan de eenvoudige handboog, maar toch waren deze laatste in handen van geoefende schutters superieur omdat zij minder handelingen vergden. Men ve rsch oo t de m eest ve rscheiden projectielen. De pijlpunten waren zowel stomp als scherp en werden vervaardigd van allerlei materiaal zoals steen, ivoor, been, schelp en la te r ook m etaal. Som s hadden ze ook weerhaken. Het aanbrengen van natuurlijke veren verbeterde ook de vlucht van de pijl.


Klassieke beschavingen Klassieke beschavingen als de oude Grieken, Romeinen en de Chinezen hadden al enorm veel schutters in hun legers. Pijlen waren zeer destructief tegen grote menigten en het gebruik van schutters kon al snel leiden tot een overwinning. Griekse gĂłden zoals Apollo worden vaak afgebeeld met een handboog. Maar ook Griekse helden zoals Odysseus worden vaak afgebeeld met een boog. In de Odyssee wordt beschreven dat Odysseus een boog had die alleen hij kon spannen. Hier wordt de boog dus ook gebruikt als teken van macht en aanzien. Met hun boogschutters waren de AssyriĂŤrs gedurende lange tijd in staat oorlog te voeren zonder te worden verslagen. Hoe zouden Attila (406-456 na Chr.) en Djenghis Khan (13e eeuw) zonder boog en pijl ooit de gesel van het westen zijn geworden? En zonder boogschutters zou Willem de Veroveraar in 1066 de Slag bij Hastings zeker niet van Koning Herald hebben gewonnen. Robin Hood (begin 13eeeuw) en Willem Teil (begin 14eeeuw) werden wereldberoemd in hun strijd tegen de onrechtvaardigheid, alhoewel het nog steeds twijfelachtig is of deze personen wel echt hebben bestaan. Uiteraard zijn in talrijke legendarische verhalen de indianen onlosmakelijk verbonden met boog en pijl. Wie heeft er zich niet in de huid van een beroemd opperhoofd gevoeld toen hij als kind met stok uit het struikgewas een boog had gefabriceerd ?

Middeleeuwen In het middeleeuwse Europa steeg de waarde van boogschieten op het slagveld gestaag. De Mongolen, die korte recurve-bogen van composietmaterialen (hoorn en hout) gebruikten, perfectioneerden het boogschieten vanaf de rug van het paard en gebruiken dit om de Aziatische steppes en Oost-Europa te domineren. Ze vuurden terwijl ze het doelwit naderden, draaiden zich om in het zadel en vuurden nog een keer terwijl ze wegreden. Ten tijde van de Honderdjarige Oorlog hadden de Engelsen het boogschieten te voet geperfectioneerd. Ze gebruikten een longbow. Schutters werden vanaf de kinderleeftijd getraind. De kruisboog werd erg populair tijdens de middeleeuwen. Het duurde lang om een longbowschutter te trainen en hij moest dan ook nog geregeld blijven oefenen om een goede schietvaardigheid te behouden, terwijl het maar een korte training vergde om goed met een kruisboog te kunnen schieten. De kruisboog was krachtiger maar zwaarder dan de meeste longbows. Het grootste nadeel was het feit dat het vrij lang duurde om de kruisboog te herladen. De introductie van vuurwapens zorgde ervoor dat de boog op het slagveld steeds minder nut kreeg. Een geweer kon zo door een schild heen gaan en vergde weinig training. Vroege vuurwapens waren echter nog lange tijd in feite minder effectief dan een getrainde longbowschutter.

Het ontstaan van de gilden Gilden waren meestal kleine ambachtelijke beroepsorganisaties in de West-Europese steden. Van de 11e tot de 19e eeuw hebben ze in hoofdzaak op sociaal-economisch terrein een soms zeer belangrijke functie gehad. De gilden ontstonden na de opleving van handel en verkeer uit de algemene vroegmiddeleeuwse broederschappen. Ze ontwikkelden zich tot zelfstandige organisaties, speciaal in de gebieden waar de verstedelijking het verst gevorderd was. Eerst vormden de kooplieden in de steden hun gilden, ongeveer een eeuw later gevolgd door de ambachtslieden. Beiden hadden tot doel de concurrentie tussen de leden van de gilde binnen de


stad tot een minimum te beperken, hun economische invloedssfeer te verstevigen en het belang van allen te beschermen tegen nieuwkomers van buiten de stad. Naarmate de gilden sterker werden, konden zij ook invloed op het stadsbestuur uitoefenen. Zij kregen erkenning door charters of privilegies. Hierin stond het doel van de gilde en hun werkterrein omschreven. Afgezien van dit formele aspect bleven de gilden hun broederschaptradities trouw, zoals sociale omgangsvormen, de eed van trouw en het religieuze element. Geleidelijk aan kregen zij ook het recht om hun leden met wapens uit te rusten. Zij vormden een soort van eigen leger, bewapend met zwaarden en bogen. De stadsbesturen maakten hiervan ook dankbaar gebruik als zij zich moesten verdedigen tegen aanvallen van buiten. Door onderlinge geschillen tussen de gilden en de negatieve aspecten van de doorgedreven protectiepolitiek kwam de machtspositie van de gilden in het gedrang. Het stadsbestuur nam weer het heft in handen. Zij richtten eigen schutterijen op en het recht op bewapening werd de gilden ontnomen. Er kwam een definitief einde aan de macht van de gilden in de Franse tijd. Ook in Hasselt verliep dit gelijkaardig. Zo verkreeg de stad Hasselt haar charter van de graaf van Loon in 1232. Om als stad erkend te worden moesten een aantal voorwaarden vervuld worden. Zij moest vrij zijn van alle agrarische of domaniale verplichtingen, een rechterlijke eenheid vormen, economische bloei kennen dankzij handel en nijverheid, een markt hebben, onafhankelijke gemeentelijke organen bezitten, politieke voorrechten hebben en omwald of ommuurd zijn. Omstreeks 1295 was Hasselt een goed georganiseerde stad. De centrale markt speelde een grote rol in het handelsverkeer. Ook de ambachten kenden een grote bloei. Ontstaan uit broederschappen, godsdienstige of filantropische verenigingen werden zij door de overheid erkend als economische groepering. Zij kregen daardoor rechtspersoonlijkheid en werkten zich op tot kiescolleges. Om zich te beschermen mochten hun leden zich bewapenen. Na haar omwalling beschikte Hasselt over een stadsleger dat werd samengesteld uit leden van de ambachtsgilden en werd samengeroepen bij dreigend gevaar voor de stad. De training, tactische ervaring en uitrusting waren amateuristisch. Uit nood aan een doeltreffende militaire verdediging groeide in Hasselt vanaf de 15eeeuw de behoefte aan aparte gedisciplineerde gilden, de zogenaamde ‘scuten’ of schutters. Hun leden behoorden niet meer enkel tot kooplieden of ambachtslui. Deze gilden stonden volledig onder het gezag van de Burgemeester en Schepenen. Deze verleenden hun privilegiën, welke goedgekeurd werden door de Prins-bisschop van Luik en de leden legden een officiële eed af, waarna de erkenning werd openbaar gemaakt aan het perron. Naast hun m ilitaire taak waren de scuten ook actief als paradekorps voor het escorteren en opluisteren van processies en allerhande manifestaties, leder jaar op Pinksteren werd de processie gevolgd door het (pape)gaaischieten of vogelschieten. De schutter die drie maal de vogel van de hoge paal schoot werd koning voor een jaar. Wie zich drie jaar na elkaar als koning kon kronen werd keizer voor het leven. Als aandenken werd de naam van de koning in een zilveren plaatje (breuk) gegraveerd en bijgehangen aan een ketting, welke hij bij belangrijke gebeurtenissen mocht dragen.

inv.nr. 1990.0011.00: Blazoen van de handboogkamer Sint-Cecilia (zie ook Kunst in de Kijker nr. 2)


De oudste handboogkamer van Hasselt was de Sint-Catharinakamer. Hun privilegiën werden goedgekeurd door Jan van Beieren op 16 mei 1418. Zij lieten een altaar wijden in de SintQuintinuskerk ter ere van hun patroonheilige. De schutters waren gekend tot ver buiten de stadsgrenzen, want zij kaapten vaak prijzen weg op de toernooien. Voor 1450 was er nog een tweede schutterskamer actief, namelijk die van Sint-Sebastiaan. Deze gebruikten kruisbogen, ook wel voetbogen genoemd omdat bij het opspannen de voet werd gebruikt.

inv.nr. 1991.0126.00: Insigne Hasseltse boogschutters, 1904. Rond de jaren 1490 vinden wij in de analen ook nog het bestaan van een derde schutterij, die van Sint-Joris. Deze laatste twee fusioneerden in 1499 tot ‘Gezworen Schutters’. Vanaf 1548 werden de kruisbogen langzaam verdrongen door de haakbussen. In 1621 werd in Hasselt echter een reglement uitgevaardigd voorde stedelijke militie. Over hun bewapening is weinig informatie terug te vinden. Wel kunnen wij opmerken op een schilderij van Djef Swennen (1899) genaamd de Zegening van de Boerenkrijgers op de Grote Markt op de vooravond van het treffen met de Franse troepen (5 december 1798) (zie afbeelding), dat de meeste strijders bewapend waren met een handboog. Dit was ook een van de laatste tussenkomsten. De handbogen waren immers niet bestand tegen de moderne vuurwapens.

inv.nr. 1979.0053.00 (zie ook Kunst in de Kijker nr. 52)


Het ontstaan van de schutterijen De schutterijen gingen van de vijftiende eeuw een eigen leven leiden. Ze hoorden niet meer tot een bepaalde groep van kooplieden of ambachtslui, maar vormden een zelfstandige vereniging. Alhoewel zij niet meer als leger werden erkend, bleven zij trouw aan een aantal tradities uit de tijd van de gilden en konden zij van een aantal privilegies genieten. Ze verkregen een oorkonde (caerte) waarop hun stichting werd erkend en de reglementen (costumen) werden schriftelijk vastgelegd. Het doel was de kunst van het handboogschieten te beoefenen als ontspanning. De vereniging werd geleid door een eigen bestuur dat erkend was door de stad en ze kregen zelfs een toelage. Elke schutterij kreeg een altaar met zijn patroonheilige in de Sint-Quintinuskerk. De schutterij in feestelijk ornaat was ook een onderdeel van elke processie. Iedere schutter was getooid in een rijkelijke klederdracht, voorzien van de nodige halskettingen en andere attributen. Voorop werd het vaandel gedragen. Dan volgde de voorzitter met een staf in de hand als teken van zijn machtspositie, dan de schutterskoning en vervolgens de gewone leden. De staf in de collectie van Het Stadsmus is daar een voorbeeld van. leder jaar werd een speciale wedstrijd ingericht waar de beste schutter tot koning werd uitgeroepen. De schutter die zich drie opeenvolgende keren tot koning kon laten kronen werd keizer voor het leven. Nadien volgde dan een groot feest dat vaak ontaardde in bacchanale uitspattingen. Het protectionisme bestond erin dat alleen nieuwe leden konden toetreden op voorspraak van minstens twee reeds aangesloten leden. Er moest een bijdrage betaald worden. Ook op al de manifestaties moest het lid aanwezig zijn op straffe van een geldboete.

inv.nr. 1979.0239.00: foto ‘Schuttersgilde De Vrede’, 1908.


Sint-Sebastiaan patroonheilige van de schutters Sint Sebastiaan werd in de tweede helft van de derde eeuw geboren in Narbonne, maar groeide op in Milaan. Tijdens de grote christenvervolgingen ging hij naar Rome en werd er officier in de lijfwacht van keizer Diocletianus. In het geheim was hij christen. Niet uit angst, integendeel, hij gebruikte zijn belangrijke positie aan het keizerlijke hof om andere christenen te kunnen steunen en beschermen. Vele mensen wist hij tot het christendom te bekeren. Wanneer keizer Diocletianus dit ontdekte gaf hij boogschutters opdracht om hem op het Marsveld te laten doden. Nadat hij met pijlen was doorboord, werd Sint Sebastiaan voordood achtergelaten. In de nacht kwam de Heilige Irene om hem te begraven. Ze ontdekte dat hij niet dood was en verzorgde hem in haar huis waar hij weer herstelde van de vele verwondingen. Genoeg op krachten gekomen ging Sebastiaan naar de keizer om zijn wreedheden tegen de christenen te verwijten. Opnieuw werd hij gegrepen en in de renbaan van het paleis met knuppels doodgeslagen. Zijn dode lichaam werd in het hoofdriool van Rome geworpen. Dit om te vermijden dat de christenen zijn graf zouden vereren. In een droom aan de Heilige Luciana openbaarde Sebastiaan de plaats waar zijn lichaam zich bevond. Hij werd begraven in de catacomben bij de Via Appia. Daar wordt hij tot op de dag van vandaag vereerd als martelaar. Hij wordt aangeroepen tegen de pest vanwege zijn attribuut, namelijk de pijlen die symbool zijn van onheil en pest. Diezelfde pijlen maken hem tot de beschermheilige van de meeste schuttersgilden.

Attributen van de gilden Als de gilden naar buiten traden tijdens feestelijkheden en processies waren zij altijd getooid in sierlijke gewaden en beladen met een heel aantal attributen. Voorop werd hun vaandel gedragen, meestal was dat een kunstig vervaardigd doek gedragen op een hoge stok. Met sierlijke letters was de naam verweven en vaak omkaderd met bloemen en kransen. Op de stok stond veelal ook nog een verguld symbool. Ook een beeld van de patroonheilige werd op een staketsel meedragen. De voorzitter opende de stoet. Hij droeg een staf of scepter die ook zijn macht moest illustreren. Het is zo’n staf die hier in Het Stadsmus w ordt tentoongesteld. Dit is een w erkstuk in neogotische stijl uit de 19eeeuw, vervaardigd uit hout en messing. De maker ervan is onbekend. De kroon was het teken van het opperste gezag en daarboven troonde nog het beeld van de patroonheilige. De belangrijkste personen droegen een sierlijke halsketting (breuk). Hieraan waren plaatjes bevestigd die meer verduidelijking gaven over de bijzondere vaardigheden of bevoegdheden van de drager. Zo waren er ondermeer een ketting voor de keizer, de koning - de beste schutter van het jaar - en de prins, de op een na beste schutter. Aan deze ketting hingen de naamplaatjes van al de jaarlijkse laureaten van de meeste belangrijke competitie, het koningsschieten. inv.nr. 1991.0036.00; Koningszilver der Hasseltse boogschutters, ca. 1900 (zie ook Kunst in de Kijker nr. 126)


De hedendaagse schutterijen De glans en glorie van weleer is voorgoed verdwenen in de tijd. De schuttersgilde van Kuringen tracht nog steeds het boogschieten als louter ontspanning te beoefenen met handbogen in de meest elementaire vorm en in opvallende klederdracht. Bij hun is de samenhorigheid, de broederschap de voornaamste eigenschap. In de overige schutterijen worden de oorspronkelijke bogen als wandversiering gebruikt en maakt men thans gebruik van het meest geavanceerde materiaal. Zowel de recurveboog als de compoundboog worden nu voorzien van vizieren, pijlsteunen, kliksystemen en stabilisatoren. Voortdurend wordt zowel het gebruikte materiaal als de verwerking ervan aangepast in functie van het beoogde resultaat : zo dicht mogelijk bij een bepaald punt schieten. Sedert het handboogschieten in 1972 als olympische discipline is erkend, wordt er meestal op een ronde schijf geschoten die op diverse afstanden wordt geplaatst tussen 18 en 90 meter. Sint-Sebastiaan Kermt is een van de verenigingen die lid zijn van de Handboogliga. De vereniging werd gesticht op 20 januari 1861 als “Sociëteit van den Edelen Handboog onder de benaming van De Eendragt”. De vijfentwintig leden werden bestuurd door een voorzitter, een geheimschrijver, een kassier en twee commissarissen. Tot aan de tweede wereldoorlog is er weinig van bekend. Onder de bezetting werd geschoten in privé-huizen, o.a. bij de familie Reemans. Nadien kwamen zij samen in café “De la mitre" (huis Ballet), later in “De Trompet”, in het café van P. Leunen, bij Jozef Fontaine en in café “Centrum”. Rond 1963 kwam er een einde aan de cafésport, want toen verhuisden ze naar de magazijnen van aannemer Mees. Bij de bouw van de sporthal op Ten Hove in Kermt, werd een gedeelte ter beschikking gesteld van de boogschutters die sedertdien het lokaal in eigen beheer uitbaten. Handboogschieten is een van de vele vormen van sportbeoefening geworden. Het is niet meer de veruitwendiging van de machtsposities van kooplieden of ambachtslui met veel toeters en bellen. Het is een gewone sport geworden waar iedereen welkom is, jong of oud, uit alle klassen en standen van de bevolking.


Disciplines Hier volgt een onvolledige beschrijving van de verschillende soorten wedstrijden. Geschoten wordt op een blazoen (een ronde schijf met verschillende kleuren) of op dierfiguren. 25 meter 1 pijl = 25 X 1 pijl schieten op 25 meter, indoorschieten: 18 meter, 30 pijlen, shortmetric: 50 en 30 meter, per afstand 36 pijlen. outdoorschieten: (ook wel een FITA-wedstrijd genoemd) dames en jeugd 30, 50, 60 en 70 meter, heren 30, 50, 70 en 90 meter, per afstand 36 pijlen. Er worden ook jeugdFITAs georganiseerd met andere afstanden: 60,40 en 30 meter. veldschieten: een parkoers van 24 doelen met verschillende afstanden waarbij de helft onbekende afstanden is en de helft bekende afstanden. animalronde: deze doelen zijn meestal gemaakt in de vorm van een afbeelding van een dier op een blazoen. De doelen staan verspreid in b.v. een bos of veld overeen af te lopen route. 3D-ronde waarbij op 3 dimensionale dieren (van kunststof of zo) wordt geschoten. Meestal 32 doelen. Clout schieten op een “clout� (een cirkel op de grond met een paal in het midden)waarbij afstanden tot 165 meter worden geschoten. ski-arc: De biatlon maar dan met pijl en boog run achery: een combinatie van hardlopen en handboogschieten. Naast het schieten op doel bestaat er ook het schieten op de wip. Men onderscheidt hierin twee disciplines. De liggende en de staande wip. In beide disciplines dient de schutter een blokje van een pin te schieten. Hiervoor worden pijlen met een brede top gebruikt.


Bibliografie B. WIJCKMANS, Kijk(er) op Hasselt 750jaarstad, Gemeentekrediet, 1982 Dr. J. LYNA, Het graafschap Loon, Tongeren, 1956 R. VANSTREELS, Het oude Land van Loon, 1960 Dr. P.J.H. UBACHS, Handboek voorde geschiedenis van Limburg, Hilversum (N), 2000 Grote Spectrum encyclopedie, Utrecht, 1974 W. ROGGEN, De S chutterskam ers en Jonckm anskam er van Hasselt, Hasselt, 1995


tekst:

Rob Vanderhoydonk

foto’s:

© Rob Vanderhoydonk / Het Stadsmus

copyright:

Het Stadsmus Guido Gezellestraat 2, B-3500 HASSELT tel. 011-23 98 90 fax 011-26 23 98 e-mail; hetstadsmus@hasselt.be

Overzicht Kunst in de Kijker 2000-2005: (nog steeds te verkrijgen aan de museumbaliel) 2 0 0 0 : 90. Schilderij ‘ Portret van Dr. L. Willems” (1822-1907), 1878, Godfried Guffens (1823-1901); 91. Maquette tweedekker Farman Type III, 1985; 92. Zespuntige ‘ S te f van! de Roode Roos, 1627; 93. Litho “Gezicht op de Leopoldplaats”, ca. 1860, C. J. Hoolans; 94. “Analemmatische z onnew ijzef in de museumtuin, 2000; 95. Portret van Ridder Guillaume1 de Corswarem (1799-1884); 96. Pastel ‘ Portret van mevrouw Leynen (1842-1920)’ , 1919, G J. Wallaert (1889-1954); 97. Keramieken sierschotel ‘ Irissen”, ca. 1896-1905.98. Banier^ ‘ Société Royale de Musique et de Rhétorique”, 1858. 2 0 0 1 : 99. Hasselts zilver: aanwinsten 1996-2000; 100. Schilderij ‘ Stadspanorama van Hasselt”, 1915, Jos. Damien (1879-1973); 101. Uithangteken "Tabakskarot”; 102. Karikatuurtekeningen ‘ 10 Hasseltse figuren", Stef Vanstiphout (1931-1995). 103. Sporttrofeeën 11e Linieregiment: ‘ Coupe du R oi A lbert” & ‘ Coupe Prince Léopold” (2); 104. ; Affiche ‘ WHIe de Hasselt, 1882, programme des fêtes qui auront lieu à l'occasion de la kermesse...", 1882; 105. Staande klok met uurwerk, 1761, Joannes Augustinus (ca. 1 7 3 5 -1 1790), Hasselt; 106. Schilderij “Overhandiging van het vrijheidscharter door G raaf A rnold IV van Loon aan de stad H a sself, 1846, Godfried Guffens (1823-1901); 107. Affiche | “KEMPO - bronnen en limonaden", Druk. E. Roose, Hasselt. 2 0 0 2 : 108. Zes wandkleden over “Het Sacrament van Mirakel van Herkenrode”, 1917, Jos. Damien (1879-1973); 109. Portretten van de vier abdissen van Herkenrode: “ Tweef eeuwen, twee werelderf ; 110. Restauratieverslag ‘ Rederijkerskraag De Roode Rood1] 111. Keramische vaas ‘ Ros Beiaard en de Vier Heem skindererf, Simonne Reynders(1924);l 112. Keramische vaas in lusterglazuur, Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 113. Ontwerptekening tegelpaneel 'Tuin met vrouw1] 114. Jaarkalender Ceysens-RooseJ 1912; 115. Affiche ‘Landbouwdagen 1900'; 116. Schilderij ‘Vlaggen’, Jac. Leduc (*1921);

2003:

117. Sculptuur ‘Icanjs’, Robert Vandereycken (*1933); 118. Het Hasselts muzikaal verleden van 1910-1960; 2 luxepartituren, Albert Lefebvre (1886-1953); 119. Affiche!

‘ Langem ansbief, P. Bamps (1862-1932), M. Ceysens (1833-1927) en F. Roose (1843-1913); 120. Vloertegels van de Herkenrodeabdij, 2 tegelpanelen en majolicategels; 121. kopergravure ‘E xlibris familie Weytens’] 122. Schilderij ‘ G ordon-Bennef, 1924, Paul Hermans (1898-1972); 123. Henri Van Straten (1892-?), lino’s en litho’s; 124. Schilderijen^ 'Geboortehuis' & ‘G ezicht op Romboutstoren van Mechelen', Guillaume Ballewijns (1875-1944); 125. Uithangteken ‘In Sint-Lambertus’, 1801;

2004:

126. De kraag van de Hasseltse boogschutters; 127. Schilderij ‘Grote C apucienenstraat, Clement Van Campenhout (1921-1997), 1961; 128. Prent ‘ G ezicht op del

Boulevard m et links de gevangenis', Charles Jooseph Hoolans (1814-?); 129. Offerandeschotel met in reliëf 7 (keizers)hoofden, 17* eeuw; 130. Affiche van het eerste Nederlands^ Eucharistisch Congres, Hasselt, 1904, Leo Jaminé (1854-1921); 131. Zes schilderijen uit de cyclus van het H. Sacrament van Mirakel bewaard in Herkenrode; 132. Alam bieki afkomstig uit Staatlaboratorium in Guffensiaan in Hasselt, E. Adnet, Parijs; 133. Gedenkpenning “ 150 ja a r Koninklijk Atheneum H a sself, Luc Verlee (*1939), 1994, 1994; 134J Schilderij ‘Hubert Leijnen (1909-1997), hoofdredacteur van HBvL van 1929 tot 1976, Eugène Polus, 1951.

2005:

135. Ontwerptekening voor tegelpaneel ‘Tuin met pauw en zwaan’, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 136. Beeld van de Roode Roos;|

uitgave in beperkte oplage t.g.v. inhuldiging monument op de Schiervellaan Hasselt, Gérard Moonen (° 1953).

Overzicht Kunst en Erfgoed in de Kijker 2005-2006: (eveneens te verkrijgen aan de museumbalie) 2005:

1. De archeologische vondsten van Herkenrode in Het Stadsmus.

2006: 2. Jos Damiens wandschilderingen voor het gouvernement te Hasselt (1908-1910); 3. De Kiosk en het muziekleven in Hasselt in de

19* eeuw; 4. De kapel van Spalbeek.|


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.