KEIK 10. Processievaandel van de Hasseltse Broederschap van het Heilig Sacrament

Page 1

PROCESSIEVAANDEL VAN DE HASSELTSE BROEDERSCHAP VAN HET HEILIG SACRAMENT anoniem; gedateerd 1876; fluweel, handwerk, goudgallon, zijde, zilverdraad, gouddraad, gekleurd glas; hoogte 195 cm x breedte 113 cm. Inv.nr. 1994.0003.00; permanente bruikleen Broederschap.


Beschrijving Dit processievaandel van de Hasseltse broederschap van het Heilig Sacrament meet 195 bij 113 centimeter en is vervaardigd van rood fluweel waarop als applicatiewerk diverse voorstellingen en ornamenten in andere materialen zijn aangebracht, zoals borduurwerk, goudgalon, zijde, zilver- en gouddraad en talrijke gemonteerde cabochons van hoofdzakelijk lichtblauw, maar ook enkele van groen, geel, rood en paars glas.

Op de voorzijde ontw aart men, in een com binatie van een vierpas en een m andorla de hoofdvoorstelling: bovenaan een torenmonstrans, staande op wolken onder een baldakijn met drapeermantel en grote kroon. Daaronder staan vier kleurrijke figuren die de vier continenten symboliseren; het zijn, van links naar rechts: een paus met tiara en ferula (Europa), een oosterling met paardenstaart en in Chinese kledij (Azië), een negerfiguur (Afrika) en een Indiaanse roodhuid met staf (Amerika). In het midden, tussen de oosterling en de zwarte Afrikaan is een knielende figuur aangebracht die we ruggelings zien en zijn armen opheft naar het Heilig Sacrament. Links en rechts van de mandorla ontwaart men decoratieve planten en bloemen, waartussen twee puntige gekroonde schildvormen van lichtblauw satijn verwerkt zijn. Op het linkse schild is een pelikaan voorgesteld die zich de borst open prikt om met zijn bloed zijn jongen te voeden (hier dus als Christusallegorie). Het rechtse schild stelt het Lam Gods met wimpel voor, gezeten op het boek met de zeven zegels, en dus weer een Christusallegorie verwijzend naar de Apocalyps. Boven de mandorla is een onderaan met franjes afgeboorde rechthoekige ruimte aangebracht waarin op twee lijnen een Latijnse tekst staat, die als titel voor de voorstelling moet dienen: +Universus orbis adorat / Sacratissim um Sacramentum (= ‘De gehele wereld aanbidt het Allerheiligste Sacrament’). Onder de mandorla ziet men een band waarop een Latijns evangeliecitaat staat: Euntes ergo docete omnes gentes (= ‘Gaat dus en onderwijst alle volkeren’). Deze spreukband maakt de overgang naar de voorstellingen onderaan deze vlag. Daar zijn namelijk door inkepingen in de onderrand als het ware vier afhangende puntige paneeltjes in wimpelvorm ontstaan, die, alhoewel onderling verbonden door applicatiewerk en afhangende kwasten, optisch van elkaar gescheiden worden.


In deze vier wimpelvormen zijn de vier Westerse kerkvaders als de grote kerkleraren van de Westerse kerk afgebeeld. Zij zijn hier dus als de concretisering van de erboven staande spreuk 'Gaat en onderw ijst...’, daarom hebben ze dan ook alle als attribuut een boek. Het zijn, van links naar rechts: Augustinus, Gregorius, Ambrosius en Hiëronymus. De heilige Augustinus, die bisschop van Hippo was, is voorgesteld als bisschop met staf en m ijter en heeft ook nog als attribuut een vlammend hart. De heilige paus Gregorius I de Grote draagt de tiara en is traditioneel afgebeeld met een duif op de schouder als zinnebeeld voor de hem inspirerende Heilige Geest. Bisschop Ambrosius van Milaan draagt eveneens staf en m ijteren is naar traditie vergezeld van zijn gewoon attribuut, een bijenkorf. De geleerde woestijnvader Hiëronymus is als naar gewoonte voorgesteld als kardinaal vergezeld door een leeuw en heeft verder als attribuut nog een schrijfpen. Bij elk van deze vier kerkvaders is een kleine banderol aangebracht, waarop een afgekort Latijns schietgebed aangebracht is waardoor ze verder geïdentificeerd kunnen worden. Daar deze schietgebeden de b e tre ffe n d e h e ilig e toespreken, is grammaticaal terecht de vocatiefvorm gebruikt voor de naam. Dus: S .jancte] Augustine, o.[ra] p .jro ] n.jobis] (= ‘Heilige Augustinus, bid voor ons’). Evenzo voor de drie andere heiligen. Op de rugzijde van deze roodfluwelen vlag ontwaart men bovenaan als applicatiewerk een cartouche waarin het jaartal 1876 te lezen is, wat meteen het ontstaan van deze vlag dateert. Onder de cartouche is een leliekruis aangebracht boven de over vijf lijnen verdeelde tekst: Broederschap / van het/Allerheiligste / Sacram ent/des Altaars. Dit maakt dus duidelijk voor wie deze vlag bestemd was en wie er de eigenaar en opdrachtgever van was. Onderaan de rugzijde zijn nog een decoratief plantaardig motief en drie verticale siergalons aangebracht.

Historiek Oorsprong van de Sacramentsverering “Neemt en eet hiervan allen. D it is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt. B lijft dit doen om m ij te gedenken”. Met deze woorden, die herinneren aan het Laatste Avondmaal dat Jezus van Nazareth aan de vooravond van zijn kruisdood met zijn discipelen vierde, werd een nu tweeduizendjarige traditie ingezet. Vanaf de vroegste tijden van het christendom hebben Jezus’ volgelingen dit “Blijft dit d o e n . . in de praktijk omgezet en hun Zaligmaker herdacht bij het sacramentele breken van het brood en het nuttigen ervan. Daarbij lag de klemtoon aanvankelijk op het aspect “dankzegging”, zoals trouwens blijkt uit de betekenis van het uit het Grieks stammende woord “eucharistie". Later kwam de klemtoon meer te liggen op het “offerkarakter” van de eucharistische viering. Vanaf de eerste eeuwen heeft men het geconsacreerde brood ook bewaard om het uit te delen aan zieken en stervenden. Rond de reële aanwezigheid van Christus in het eucharistische brood ontstonden evenwel vanaf de 9® eeuw een aantal controversen: Tanchelm (+ ca 1115) te Antwerpen, Berengarius van Tours (+1088) in Frankrijk, Paschasius Radbertus e.a.. Van kerkelijke zijde ging men dan als reactie meer en meer de nadruk leggen op het tegenwoordig


komen van Christus onder de heilige gedaanten tijdens de misviering. De betekenis van het woord “eucharistie” werd steeds meer beperkt tot de gaven van brood en wijn, waarover de eucharistische dankzegging was uitgesproken. Nu van kerkelijke zijde zo sterk de klemtoon gelegd werd op de werkelijke aanwezigheid van Christus in de geconsacreerde gaven, sprak men ook m eeren meer van ze te “vereren”, ze te “nuttigen”, enz. Christus was als persoon aanbiddenswaardig in het teken van de H. Hostie. Voor de middeleeuwse gelovige werd het “zien” van de Heer ook heel belangrijk en daarbij speelde de beschouwelijke, op het gevoel afgestemde en individuele vroomheid van de middeleeuwen een grote rol. Uit deze verschuiving in de theologie van de Eucharistie resulteerden gebruiken, waarvan een aantal zich tot op de huidige dag of tot in recente tijden gehandhaafd hebben: de elevatie tijdens het misoffer om de eucharistische gaven te tonen; de kniebuiging als reverentie van de gelovigen; de brandende godslamp bij het tabernakel, als teken van Christus’ aanwezigheid in de H. Hostie, het plechtig met licht en bel begeleiden van de priester die de geconsacreerde hostie naar de zieken bracht, het feest, de processies, de broederschappen van het H. Sacrament en ook verhalen over eucharistische wonderen. Deze verering voor het H. Sacrament kende een eerste hoogtepunt in de 13® eeuw. Onder de stuwing van de heiligen Juliana van Mont-Cornillon (+1258) en Eva van Luik (+ ca. 1265) stelde de Luikse prins-bisschop Robert I van Thourotte (1240-1246) het feest van Sacramentsdag in zijn bisdom in. Eén van de toenmalige Luikse aartsdiakens was de Fransman Jacques Pantaléon, die enkele jaren later paus werd als Urbanus IV (1261-1264). Hij had de instelling van het feest van Sacramentsdag te Luik meegemaakt en schreef in 1264 door de bul “Transiturus” de viering van Sacramentsdag voor in de ganse Kerk. Het Luikse prinsbisdom was dus de bakermat van waaruit de viering van het feest zich verspreidde. Nu dit feest officieel geworden was, duurde het niet lang vóór men op verscheidene plaatsen sacram entsprocessies begon te houden: de oudste gedocumenteerde werd gehouden te Keulen in 1277. Parallel met de processies ontstonden ook liturgische monstransen waarin de H. Hostie getoond en/of meegedragen werd. Toch zou het nog tot in de 14® eeuw duren vooraleer het gebruik van monstransen veralgemeend werd. Het oudste thans bekende exemplaar is de zgn. “monstrans van Herkenrode” uit 1286, die te Parijs vervaardigd werd in opdracht van Helwigis van Diest, destijds priorin van de cisterciënzerinnenabdij van Herkenrode te Hasselt/Kuringen en thans bewaard in Het Stadsmus (het vroegere Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof ) van de Limburgse hoofdstad. Wellicht was deze gotische torenmonstrans oorspronkelijk een reliekostensorium dat in de 14® eeuw omgebouwd werd tot monstrans voor het “Sacrament van Mirakel van Herkenrode”.

Het ‘Sacrament van Mirakel van Herkenrode’ Uit de middeleeuwen zijn meer dan 300 verhalen bekend over eucharistische mirakelen. Het oudste is dat van Bolsena in Italië, w aarin 1263 een sacramentswonderzou geschied zijn, doch ook uit de Nederlanden zijn dergelijke mirakelverhalen bekend: Brussel, Breda, Herkenrode e.a. In 1317 zou de kapelaan van Lummen in het graafschap Loon bij het ziekbed van een stervende geroepen zijn te Viversel. Terwijl hij de biecht van de zieke aanhoorde, werd in een naburige kamer de geconsacreerde hostie, die hij er achtergelaten had, aangeraakt door nieuwsgierigen en ze begon te bloeden. Toen de priester in die kamer terugkwam, constateerde hij de bloedvlekken op de hostie en op het keikdoekje waarop zij rustte. Hij keerde met de bebloede hostie naar Lummen terug en de pastoor aldaar gaf hem de raad ze te laten onderzoeken door de rector van de monialen in de abdij van Herkenrode. Op de weg erheen knielden de schapen neer voor de bebloede hostie die hij bij zich droeg, en toen hij te Herkenrode aankwam, begonnen de klokken van de abdijkerk


vanzelf te luiden. Bij het binnentreden in de abdijkerk keerde de celebrant zich spontaan om om de wonderbare hostie knielend te aanbidden. Tevens zou een vrouw, die door de duivel bezeten was, van de boze geest bevrijd zijn geworden. Volgens aloude overleveringen zouden deze gebeurtenissen zich voorgedaan hebben op 1 augustus 1317 en van dan af werd dit “H. Sacrament van Mirakel van Herkenrode” in de abdij aldaar bewaard en vereerd. Van in de 14e eeuw, zoals gedocumenteerd op een oorkonde uit 1363, werd er op 1 augustus onder grote belangstelling een sacramentsprocessie gehouden. Herkenrode bleef tot aan de Franse revolutie een bedevaartsoord, waar men het Sacrament van Mirakel ging vereren.

Sacramentsverering te Hasselt Van in de 139 eeuw werd ook te Hasselt het liturgische feest van Sacramentsdag gevierd en werden er processies gehouden. Herkenrode als bedevaartsoord van het ‘Sacrament van Mirakel’ werd ook vanuit het nabije Hasselt druk bezocht. Zo weet men dat in 1650 kardinaal Fabio Chigi, de latere paus Alexander VII (1655-1667), die als pauselijk onderhandelaar deelgenomen had aan de vredesconferentie van Westfalen, op de terugweg langs Hasselt passeerde, waar hij een misoffer opdroeg bij het beeld van de Virga Jesse om daarna hetzelfde te gaan doen in Herkenrode bij het Sacrament van Mirakel. Reeds in 1499 had de Hasseltse pastoor Gillis Vanderstraeten in zijn parochiekerk van Sint-Quintinus een stichting gedaan vooreen “sacramentslof en in 1528 bouwden Antonis Pauwels en de Mechelse bouwmeester Andries Keldermans er een (nu grotendeels verdwenen) sacramentstoren. Op 7 december 1713 stichtte Paul Willem Sigers, die pastoor van Hasselt was van 1711 tot 1753, in zijn parochiekerk een broederschap van het H. Sacrament. Hij had zich laten inspireren door het voorbeeld van de pastoor van de Sint-Martinusparochie te Luik en had daartoe de toelating gekregen van de Luikse prins-bisschop Jozef Clemens van Beieren (1694-1724). Ondanks de verwerving van aflaatbrieven van o.m. de pausen Clemens XII, Benedictus XIV, Clemens XIV en Pius VI, was die broederschap geen lang leven beschoren, want ook hier kwam de Franse revolutie roet in het eten gooien en de broederschap stierf een stille dood begin 19e eeuw. Sinds de Hasseltse Sint-Quintinuskerk door de overbrenging van het “Sacrament van Mirakel van Herkenrode” in 1804 een centrum van eucharistische verering was geworden, werd de kerk tijdens de 19®eeuw verbouwd om er het “tweede Herkenrode” van te maken. Op 6 juni 1841 werd overgegaan tot de oprichting van een nieuwe broederschap van het H. Sacrament in de parochie van SintQuintinus, zoals blijkt uit haar bewaarde ‘Register’. Het leert ons dat er 11 stichtende leden waren waarvan de namen nauwkeurig genoteerd staan. Men begon met een startkapitaal van 55 frank, bijeengebracht doordat elk stichtend lid 5 frank inlegde. Haar reglement dateert van de 10de juni 1841 en voorzag dat de broederschap maximaal 32 lekenleden mocht tellen, die maandelijks een bijdrage van een halve frank moesten betalen. Buiten die 32 leken mochten evenwel ook priesters worden opgenomen, mits betaling van het gewone bedrag. Uit de 32 lekenleden moesten jaarlijks een “meester” en twee “ondermeesters” gekozen worden. Zij moesten zorgen voorde goede gang van zaken in de broederschap en hadden naast zich nog een “griffier", die de boekhouder en secretaris was, maar niet ja a rlijks gekozen moest worden. Wel moest hij ja a rlijks op de verkiezingsdag zijn rekeningen ter goedkeuring voorleggen. De broederschap gaf onmiddellijk speciale herkenningsmedailles uit voor de leden en elk lid moest er zich één aanschaffen en ze dragen bij elke activiteit van de broederschap. Bij de kerkelijke diensten moesten de leden behoorlijk gekleed zijn en er werd uitdrukkelijk gestipuleerd dat ze niet in kiel mochten komen. Wie lid was van meerdere broederschappen, moest steeds de voorrang verlenen aan de broederschap van het H. Sacrament en wie tweemaal in één jaar afwezig was bij een activiteit, kreeg zijn ontslag. De activiteiten bestonden vooreerst uit gebedsoefeningen: 40-


urengebed met Kerstmis, een uurgebed op Witte Donderdag en Goede Vrijdag, alsook van 6 tot 9 u. ‘s morgens op alle dagen van het octaaf van sacramentsdag en op 24 september, dag van de overbrenging van het H. Sacrament van Mirakel naar Hasselt. Verder waren er de verplichte processies, waaraan de leden met een brandende flambeeuw moesten deelnemen: de grote processie rond de stad tijdens het octaaf van Sacramentsdag, de processie voor het sluiten van dat octaaf op de laatste dag na het lof, de processie na de hoogmis op 1 augustus en op 24 septem ber en de Rozenkransprocessie rond de stad. Tenslotte waren er ook de generale berechtingen. Eenmaal per jaar, op de maandag tijdens het octaaf van Sacramentsdag, werd een feest gehouden voor de leden, doch “zonder grote kosten”. Bij die gelegenheid werden nieuwe leden verkozen met een tweederde meerderheid, die ook onmiddellijk (buiten het reeds vermelde maandgeld) 10 frank aan de griffier moesten betalen. Het lidmaatschap werd ontnomen aan wie met de justitie te doen had, aan wie publiek een slecht gedrag vertoonde, aan wie de gewoonte had te vloeken of wie te veel afwezig bleef. Aan de berechting en de begrafenis van een medelid, moesten de broeders biddend en/of zingend deelnemen. Ze moesten ook deelnemen aan de lijkmis die de broederschap liet lezen bij het overlijden van een lid alsook aan de mis voor alle overleden leden, die jaarlijks gezongen werd op de maandag na het octaaf van Sacramentsdag. Het reglement bepaalde eveneens dat als de broederschap door een of andere omstandigheid zou ophouden te bestaan, haar bezittingen dan naar de Sint-Quintinuskerk zouden overgaan. Bij eventuele heroprichting van de broederschap zou de kerk evenwel de bezittingen moeten teruggeven. Men had dus blijkbaar lessen uit het verleden getrokken: de broederschap uit 1841 had inderdaad nog wel enkele relicten van de broederschap uit 1713 kunnen overnemen, zoals bijvoorbeeld flambeeuwen met hun zilveren sierplaten, doch een ander deel van de nalatenschap, waaronder kasten en ander meubilair, was inmiddels in gebruik genomen door andere verenigingen en konden niet meer gerecupereerd worden. De nieuwe broederschap nam dan ook een “oppasser” in loondienst; hij was een soort klusjesman, die o.m. moest zorgen voor de materiële bezittingen van de broederschap. Met de financiële middelen waarover de nieuwe broederschap beschikte, liet men, zoals hoger al gezegd, reeds in 1841 nieuwe ledenmedailles slaan te Brussel en in 1842 besliste men een nieuwe processievaan met afbeelding van een monstrans te laten maken in Antwerpen. Verder werden opdrachten gegeven aan de Hasseltse zilversmid Henri Gilissen, bij wie men “het kruis zoude laten beleggen met zilver en overguld koper" . Een bijzondere financiële inspanning deed de broederschap in 1854 voor de viering van het "jubileum". Het was toen immers 50 jaar geleden dat het Sacrament van Mirakel van Herkenrode naar Hasselt was overgebracht en dat werd gevierd met grootse feestelijkheden w aarbij de broederschap van het H. Sacram ent nauw betrokken w as. Onderhoudswerken aan het zilverwerk van de flambeeuwen en het processiekruis werden achteraf ook regelmatig toevertrouwd aan de Hasseltse zilversmeden Joseph Hamoir en Léonard Philippen. Bij deze laatste bestelde de broederschap trouwens in 1867 tweeëndertig nieuwe processielantaams. De Hasseltse drukkers Milis, Finoulst en Ceyssens kregen van hun kant regelmatig bestellingen van drukwerk, vooral van “convocatiebriefkens”. Ongeveer een eeuw lang heeft de in 1841 gestichte broederschap van het H. Sacrament gebloeid en een regelmatige activiteit aan de dag gelegd. Daarin zou wel enige verandering komen na de Tweede W ereldoorlog... totdat ze in de laatste jaren opvallende tekens van herleving ging vertonen.


Vaandels Reeds in de rekeningen van het eerste jaar, 1841/42, leest men dat de broederschap besloten had een vaan voor de broederschap te laten maken: er worden op 28 maart 1842 voor de ‘teekening voor de remonstrancie gemaakt door den heer Decoster alhier’ 2,50 frank betaald . Er zou dus een monstrans op de vlag afgebeeld worden en ze zou in Antwerpen gemaakt worden. Het ontwerp lijkt evenwel niet volledig voldaan te hebben, want er werd ook een tweede gemaakt, zoals blijkt uit een boeking van 7 april 1842: 1,15 frank voor 'port van de teekening welke ons van Antwerpen is teruggezonden geweest met nog een ander modèle’. Men zorgde inmiddels ook voor een stok waaraan die vaan zou opgehangen worden en betaalde op 25 mei 1,50 frank 'aan het zwart maaken van den stok, maar een later toegevoegde nota verduidelijkt: 'Den stok den eersten maal niet goed zwaart gemaakt zijnde, is op nieuw en gratis zwaart gemaakt door den heer J. Sampermans medebroeder’. Zoals uit de rekening van 1842/43 blijkt, werd op 31 juli 600 frank betaald voor het maken van het vaandel: 'volgens overeenkomst voorde vaen opgezonden 600.00. Op 29 september 1842 betaalde men dan nog 5,60 frank voor de aankoop van 9 ellen calicot en ‘ een blad watten' om er een beschermende ‘enveloppe’ van te maken voor de vlag. Toch is het hierboven beschreven vaandel niet datgene waarvan sprake is in de rekeningen van 1841-1843, zoals blijkt uit het jaartal ‘1876 ‘ vermeld op de rugzijde van het hierboven besproken vaandel. Feit is dat de broederschap van het Heilig Sacrament zich na 33 jaar een nieuw vaandel liet maken, zoals blijkt uit haar rekeningen van 1876/77. Ze werd besteld te Brugge bij de nog steeds bestaande firma Grossé want in genoemde rekening van 1876/77 leest men een boeking op 10 juli: ‘Volgens overeenkomst voor betaling van onze nieuwe vaen: Aan den Heer Louis Grossé Bruggen per accrédatif opgezonden 2950-00 Wegens de vaan: poort van plannen, post timbers en andere toevalligheden 12-60 Drinkgeld aan de Werkman van de heer Grossé die de Vaan heeft gebrocht 10-00' Achteraf moest blijkbaar nog een kleinigheid bijgewerkt worden, want op 30 september wordt geboekt: ‘Roggen verdient aan de vaan 1-00 en in de rekening van het volgende jaar 1877/78 leest men: ‘Nieuwen ieeren riem voorde vaan te dragen 4-00. Een laatste uitgave van betekenis voor deze nieuwe processievaan treft men aan in de rekening van 1891/92. Na 15 jaar vond men het blijkbaar tijd om ook deze nieuwe vlag te beschermen: men liet dus een 'deksel voor de vaan’ maken , waarvoor men '14 el callicot à 0,40 aankocht, dus voor 5,60 frank, en 'ouate ' voor 3, 60 frank en men betaalde 'Devos voor het maken 2-50’. Dat betekent dat men voor het omhulsel, alles samengeteld, 11,70 frank betaald heeft en dat men in totaal voor de nieuwe processievaan de voor die tijd zeer grote som van 2989,30 frank betaalde. Het is hier nu niet de plaats om te onderzoeken hoe de Broederschap van het H. Sacrament dit gefinancierd heeft.... Maar wat met de vlag van 1843? Het blijft voorlopig nog een raadsel wat er uiteindelijk van geworden is. Toch vindt men er nog enkele sporen van in de rekeningen van de broederschap. Het is vanzelfsprekend dat het nieuwe vaandel meegedragen werd in de processies waaraan de broederschap deelnam. De onkosten daarvoor staan jaarlijks geacteerd in de rekeningen, maar in de rekening van 1878/79 wordt op 24 april geboekt: 'Processies van H. Sacramen[t] & O.L.V. Rozenkrans dragen van 2 vaan 4 -0 0 . Ogenschijnlijk heeft men toen ook nog de oude processievlag meegedragen. Zo ook leest men nog in de rekening van 1891/92 dat de broederschap toen 1,25 frank betaalde, zijnde 'Reparatie aan de Klein Vaan 0,50’ en 'Reparatie door Bieten 0,75, dus wellicht materiaalkost en maakloon, maar het lijkt onbetwijfelbaar dat met ‘klein vaan’ de vlag van 1843 bedoeld wordt. Uit alles blijkt alleszins dat het processievaandel dat de Broederschap van het Heilig Sacrament in 1876 liet maken ongetwijfeld groter, mooier, wellicht luxueuzer, duidelijk veel kostbaarder en alleszins veel duurzamer bleek te zijn dan het eerste uit 1843. * * *


tekst:

lie. Jef ARRAS

foto’s:

fototheek Het Stadsmus

copyright:

Het Stadsmus Guido Gezellestraat 2, B-3500 HASSELT tel. 011-23 98 90 fax 011-26 23 98 e-m all: hetstadsm us@ hasselt.be

Overzicht Kunst in de Kijker 2000-2005: (nog steeds te verkrijgen aan de museumballel) 2000:

90. S childerij *P ortret van Dr. L W illem s" (1822-1907), 1878, G odfried G uffens (1823-1901);

91. M aquette tw eedekker Farm an Type III, 1985; 92. Zespuntige 'S te r' van

de Roode Roos, 1627; 93. L itho *G ezicht op de Leopoldplaats", ca. 1860, C. J. H ooians; 94. *Analem m atische zo n n e w ijze f in de m useum tuin, 2000; 95. P o rtre t van R id d er G uillaum e*' de Corswarem (1799-1884); 96. P astel ‘ P o rtre t van m evrouw Leynen (1842-1920?, 1919, G .J. W allaert (1889-1954); 97. Keram ieken sierschotel “Irissen", ca. 1896-1905.98. B anier •S ociété R oyale de M usique e t de R hétorique’ , 1858. 2 0 0 1 : 99. H asselts z ilve r: aanw insten 1996-2000; 100. S childe rij ‘ Stadspanoram a van H asselt", 1915, Jos. Dam ien (1879-1973); 101. U ithangteken T a b a kska ro f; 102. K arikatuurtekeningen “10 H asseltse fig u re n ', S to f V anstiphout (1931-1995). 103. S porttrofeeën 11* Linieregim ent: “Coupe du R o l A lb e rt" & “Coupe P rince L éopold" (2 ); 104. A ffich e "V ille de H asselt, 1882, program m e des fêtes q u i auront lie u à l’occasion de la ke rm e sse..’ , 1882; 105. Staande klo k m et uurw erk, 1761, Joannes A ugustinus (ca . 1735-1 1790), H asselt; 106. S childe rij ‘ O verhandiging van h e t vrijhe id scha rte r d oo r G ra af A rn old IV van Loon aan de sta d H a s s e lf, 1846, G odfried G uffens (1823-1901); 107. A ffich e ' ‘ KEM PO - bronnen en lim onaden". D ruk. E. Roose, H asselt.

108. Zes wandkleden over ‘ H e f S acram ent van M irake l van H erkenrode', 1917, Jos. Dam ien (1879-1973); 109. P ortretten van de vie r abdissen van H erkenrode: ‘ 7Wi eeuwen, tw ee w erelden"; 110. R estauratleverslag 'R e d erijke rskra ag De Roode Roos*; 111. K eram ische vaas ‘ R os B eiaard en de V ie r H e e m skin d e ie if, Sim onne Reyndere(1924);l 112. Keram ische vaas in lusterglazuur, Céram iques D écoratives de H asselt (1895-1954); 113. O ntw erptekening tegelpaneel J u in m et vrouw ) 114. Jaarkalender Ceysens-R oose,1 1912; 115. A ffiche 'L andbouw dagen 1900’; 116. S childe rij V la g g e n ', Jac. Leduc (“ 1921);

2002:

2003:

117. S culptuur ’/carus', R obert Vandereyeken (‘ 1933); 118. H et H asselts m uzikaal verleden van 1910-1980; 2 luxepartlturen, A lb e rt Lefebvre (1886-1953); 119. A ffiche’

‘ Langem ansbieT, P. Bam ps (1862-1932), M. Ceysens (1833-1927) en F. Roose (1843-1913); 120. V loertegels van de H erkenrodeabdij, 2 tegeipanelen en m ajolicategels; 121c kopergravure 'E x litm fa m ilie W eytens’; 122. S childe rij ‘G ordon-B ennet, 1924, P aul Herm ans (1898-1972); 123. H enri Van S traten (1892-7), lin o ’s en lith o ’s; 124. S childerden 'G eboortehuis' & 'G ezicht op R om boutstoren van M echelerf, G uillaum e B allew ijns (1875-1944); 125. U ithangteken 'In S int-Lam bertus', 1801;

2004:

120. De kraag van de H asseltse boogschutters; 127. S ch ild e rij 'G ro te C a pu d en e nstra at, C lem ent Van Cam penhout (1921-1997), 1961; 128. P rent 'G e zich t op daÈ

B oulevard m et lin ks de gevangenis', C harles Jooseph H ooians (1814-7); 129. O fferandeschotel m et in re lie f 7 (keizers)hoofden, 17* eeuw; 130. A ffich e van het eerste N ederlands E ucharistisch Congres, H asselt, 1904, Leo Jam iné (1854-1921); 131. Zes schilderijen u it de cyclus van het H. S acram ent van M irakel bew aard in H erkenrode; 132. A lam biek afkom stig u it S taatlaboratorium in G uflenslaan in H a sselt E . A dnet, P arijs; 133. G edenkpenning ‘ 150 ]a a r K o n in klijk Atheneum H asselT, Luc V ertes (‘ 1939), 1 99 4,1 99 4 ; 134.; S childerij 'H ubert Leljnen (1909-1997), hoofdredacteur van HBvL van 1929 te t 197B, Eugène Polus, 1951.

2005:

135. O ntw erptekening vo or tegelpaneel 'T uin m et pauw en zwaan’, M anufacture de C éram iques D écoratives de H asselt (1895-1954); 136. Beeld van de Roode R o o s;!

uitgave in beperkte oplage Lg.v. inhuldiging m onum ent op de S chiervellaan H a sselt G érard M oonen (° 1953).

Overzicht Kunst en Erfgoed in de Kijker: (eveneens te verkrijgen aan de museumballe) 2005: 1 . De archeologische vondsten van

Herkenrode in H et Stadsm us.

2006:2. Jos Dam iens w andschilderingen vo or h st gouvernem ent te

H asselt (1908-1910): 3. De K iosk en het m uziekleven In H asselt in de 19* eeuw;

5. De handboog: van verdedigingsw apen to t O lym pische d iscip lin e; 6. M enukaarten.

2007:7. Stad in g ro ei. H asselt in de 19* eeuw; 8. De oorsprong van onze kapellen; 9. Een H asselts bedevaartvaantje u it de 17* eeuw.

4. De kapel van S palbeek,'


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.