KEIK 25. De collectie van Pasquasy. Devotie- en doodsprentjes

Page 1

H et

Stadsmus

DE COLLECTIE VAN PASQUASY

Devotie- en doodsprentjes. Collectie Stadsarchief Hasselt; Schenking 2008.


Inleiding In 2008 verwierf het stadsarchief de uitgebreide collectie devotie-, bid-, communie- en doodsprentjes van pastoor Pasquasy. Het zijn de devotie- en doodsprentjes die hier centraal staan. Beide genres zijn zeer geliefde verzamelobjecten. Dat heeft verschillende redenen. De devotieprentjes zijn vaak erg mooi. Datzelfde geldt vaak voor de (oudere) doodsprentjes, die daarnaast ook een schat aan genealogische informatie bevatten.

1. Ontstaan Beide genres zijn nauw met elkaar verwant. Je kan stellen dat de doodsprentjes zoals wij ze kennen uit de vroegere devotieprentjes zijn ontstaan. Daarom gaan we eerst dieper in op het devotieprentje.

1.1. Het devotieprentje1 De doodsprentjes zoals wij ze kennen zijn ontstaan uit de devotieprentjes. Deze prentjes ontstonden in de 13de eeuw in de vrouwelijke kloostergemeenschappen. Er werden heiligen op afgebeeld. De prentjes dienden als ondersteuning voor meditatie. Men ging ervan uit datje je beter kon concentreren als je je op een afbeelding kon focussen. Toen in de 14de en 15de eeuw de mystieke vroomheid ook een grote bloei kende buiten de vrouwenkloosters, nam de vraag naar dergelijke prentjes toe. In kloostergemeenschappen konden ze op grote schaal geproduceerd worden door middel van de houtsnede. Lekengraveurs vindt men pas vanaf het midden van de 15de eeuw. Daarvoor werd het maken van prenten beschouwd als een inbreuk op de gilden. De afbeeldingen op de prentjes waren immers vaak geïnspireerd op schilderijen die zij gemaakt hadden. Kloosters konden wel rustig hun gang gaan bij het produceren van de prentjes, omdat ze buiten het bereik van deze reglementen vielen. In de 16de eeuw deed de kopergravure zijn intrede. Hiermee konden de afbeeldingen nog fijner gemaakt worden en kon men het aantal afdrukken opvoeren. Een kopergravure vertoonde vele grijstinten. Toch werden de afbeeldingen ook vaak ingekleurd. Soms gebeurde dat om een artistieke toets toe te voegen, soms om de verminderde kwaliteit door veelvuldig gebruik van de etsplaat te camoufleren. Het begin van de 16de eeuw was echter ook de periode van de godsdiensttwisten en de uiteindelijke afscheiding van de protestanten oftewel de Reformatie. De hervormers uitten zware kritiek op een aantal aspecten van het katholieke leven, zoals de heiligenverering, het maken van beelden, het geloof in het vagevuur en de handel in aflaten. Vooral dit laatste was een breekpunt, omdat op die manier het principe van boete doen voor begane zonden werd uitgehold. Wie rijk genoeg was, kon zijn ziel witwassen door een volle aflaat te kopen. Deze afscheuring riep natuurlijk een tegenreactie op aan katholieke zijde. Het spreekt voor zich dat de Contrareformatie net de nadruk ging leggen op de punten die door de hervormers werden aangevallen. De devotieprentjes speelden hierbij een belangrijke rol. Toch was niet alles toegelaten. Het Concilie van Trente (1545-1563) legde een aantal voorschriften op. Zo was het niet toegelaten om naakten af te beelden, té realistisch te zijn of folterscènes in detail weer te geven. Men hernam ook de mystieke thema’s uit de middeleeuwen, zoals hartemblemen, bloemensymbolen, het Heilig Hart... De Jezuïetenorde, opgericht om het katholieke geloof te verspreiden en te verdedigen tegenover de hervormers, speelde een belangrijke rol in de verspreiding van de devotieprentjes. Ze beïnvloedde de aard van de afbeeldingen op de prentjes (de heiligen werden vaak afgebeeld als helden), ze lieten suffragiën drukken die ze ook zelf verkochten en ze gebruikten de prentjes als didactisch materiaal bij hun missieopdracht. Om die reden zijn dergelijke prentjes bekend tot in Latijns-Amerika en China. In de tweede helft van de 16de eeuw en in de 17de eeuw was Antwerpen hét grafiekcentrum van de Lage Landen. Dat had met verschillende factoren te maken. Enerzijds de aanwezigheid van de Jezuïeten, waardoor Antwerpen een katholiek bolwerk werd en er dus een


grote markt was voor het verkopen van dergelijke prentjes, anderzijds waren er grote drukkerijen met een duidelijke visie aanwezig, zoals Plantijn-Moretus, zodat de uitgave van prenten eenvoudiger werd. Bovendien had Antwerpen de beste technieken in huis. Er werden wel zelden volledig nieuwe modellen ontwikkeld. Meestal werden bestaande gravures herwerkt. Op het einde van de 17de eeuw en in de 18de eeuw werd een ander soort van prentje erg populair: de zogenaamde knipsel- of kantprenten. Deze vorm bestond al vanaf het begin van de 16de eeuw. Vermoedelijk was deze techniek gebaseerd op de Chinese papiersnijkunst enerzijds en de leersnijderij anderzijds. Aanvankelijk werd deze kunstvorm vooral in adellijke kringen beoefend. Zo was het ÊÊn van de favoriete vrijetijdsbestedingen van de Franse koning Hendrik III. Het ging dan voornamelijk om profane voorstellingen. In de 17de eeuw doken de eerste kanten devotieprentjes op. Ze werden meestal vervaardigd in vrouwenkloosters of begijnhoven. Dergelijke prentjes raakten verspreid in de Zuidelijke Nederlanden, Rijnland, Zuid-Duitsland, O o ste n rijk en Z w itserland en dan vooral in de bedevaartsoorden. Een specifieke versie van deze prenten vindt men vooral terug in de Nederlanden: in het midden wordt een ruimte opengelaten, meestal een hart, een ovaal of een achthoek, waarbinnen dan een gravure of een miniatuur werd geplaatst, al dan niet in kleur. Knip- of kantprenten werden vermoedelijk niet geponst, maar met een mesje uitgesneden. In de 19de eeuw werd de productie van devotieprentjes gemechaniseerd. Dit was een uitloper van de Franse Revolutie, waardoor heel wat kloosters waren geseculariseerd. Ook het gildewezen overleefde deze Revolutie niet. De vraag naar devotieprentjes bleef echter groot. Door de lithografie en de staalgravure werden de oplages nog groter. Opvallend is ook het gebruik van veel kleur en goud voor de afwerking ervan. Uit deze periode stammen ook de speciale devotieprentjes: uitklapbare, versierd met glittertjes en goudopdruk. Op sommige prentjes worden de heiligen zelfs voorzien van losse kleertjes uit papier. Vanaf het begin van de twintigste eeuw tot de Tweede Wereldoorlog was de religieuze kunst van de Nazareners toonaangevend voor de devotieprentjes. Ze verwerkten maar een beperkt aantal onderwerpen en gaven deze weer op een uniforme wijze. Het meest kenmerkende van deze prentjes was de vroomheid van de afbeeldingen. Ze wilden hiermee de religie terug centraal stellen. Veel gebruikte thema’s waren de madonna met kind, de goede herder... De laatste jaren worden deze prentjes niet veel meer gebruikt.


1.2. Het doodsprentje of bidprentje2 De doodsprentjes ontstonden uit de devotieprentjes. In het midden van de 17de eeuw zien we ze voor het eerst opduiken. De oudste prentjes zijn aan religieuzen opgedragen en meestal met de hand geschreven. De doodsprentjes ontstonden binnen een katholiek milieu. In tegenstelling tot wat men zou denken, werden ze voor het eerst gebruikt en gemaakt in de Noordelijke Nederlanden. De Zuidelijke Nederlanden hadden katholieke, Spaanse bewindvoerders. Katholieken konden hun geloof openlijk belijden en hun doden gedenken zoals dat al eeuwenlang gebeurd was. In de Noordelijke Nederlanden lagen de zaken anders. Na de Reformatie bleven er toch katholieke minderheden bestaan in de Republiek van de Verenigde Provinciën. Ze mochten hun geloof echter niet openlijk belijden. Waarschijnlijk was er daardoor een sterke behoefte aan een uiting van dat geloof en gedenken van een overledene, zonder dat het al te openlijk gebeurde. Prentjes waarin werd opgeroepen om een afgestorvene te gedenken en te bidden voor zijn zielenheil, waren daartoe een welkom hulpmiddel. Bovendien zorgde het vooreen gevoel van verbondenheid. Deze prentjes hadden een grote aantrekkingskracht op devote vrouwen. In de Noordelijke Nederlanden ontstond een speciale soort van katholieke vrouwengemeenschappen. Er bestonden geen kloosters meer, en ook de begijnhoven waren sterk uitgedund. In dat klimaat ontwikkelden zich de zogenaamde ‘Klopjesgemeenschappen’. De klopjes waren vrouwen die een zekere religieuze roeping hadden, maar geen kloosterlingen of begijnen waren. Ze leefden in gemeenschap samen of ieder bij zijn eigen familie. Ze stelden zich ten dienste van de clerus en waren vooral actief in de ziekenzorg en de catechisatie. Daarnaast was het individuele gebed belangrijk. Ze vervaardigden ook devotieprentjes. Eén van de maters van een dergelijke gemeenschap in Haarlem, Trijn Jans Olij, had de gewoonte om haar overleden medezusters te gedenken in uitgebreide lijkredes. Ze stelde hen voor als voorbeelden voor haar gemeenschapsgenoten. De twee oudste doodsprentjes die zijn terug gevonden, daterend van 1650, zijn aan haar opgedragen. Het lijkt er dus sterk op dat de prentjes daar ontstaan zijn, meerbepaald in de Provincie Holland. Daar was een grote katholieke gemeenschap. Tot circa 1730 werden de prentjes met de hand geschreven. Zij schijnen enkel gemaakt te zijn voor geestelijken. Vanaf dan komen de eerste gedrukte bidprentjes in omloop. De afbeeldingen werden gedrukt in Antwerpen, waarna ze in Amsterdam van een bidprentjestekst werden voorzien. De prentjes die voor het overlijden van één persoon gedrukt werden waren erg duur. Ze waren voorbehouden voor de geestelijken en de gegoede burgerij. Er waren ook prentjes die ingevuld konden worden voor iemand. Men moest enkel de naam en de sterfdatum invullen. Vanzelfsprekend waren deze prentjes goedkoper. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw werden de bidprentjes gedrukt in Parijs. Soms ziet men onderaan op de voorkant de naam van de uitgeverij staan. De bekendste waren Basset, Bouasse, Baumard, Dopter en Letaille.3 Tegen het einde van de 19de eeuw raakten doodsprentjes stilaan in zwang bij alle lagen van de bevolking.


2. Benaming.4 In onze gebieden is de term doodsprentje ingeburgerd. Ook de term bidprentje wordt veel gebruikt. De term bidprentje is afgeleid van de oorspronkelijke functie van het prentje: bidden voor het zielenheil van de overledene. Toch werden doorheen de geschiedenis ook vele andere namen gebruikt voor dergelijke prentjes: Guido Gezelle gaf in zijn dichtbundel Kerkhofblomme van 1888 een overzicht van deze benamingen: “lijkbeeldens, doodsantjes, rouwzantjes, zerkskes, bidprentjes, gedachtenissen, suffragetjes, briefkens, texten doodsprentjes”. Niet al deze namen hebben dezelfde inhoud als de term “bid- of doodsprentje”. Zo zijn suffragetjes of suffragiën heiligenprentjes met een uit het Latijn vertaalde tekst in de vorm van een gebed. Deze gebeden werden gebruikt voor individuele devotie, gericht tot de heilige die erop afgebeeld stond. Ze waren niet opgedragen aan een overledene. Deze prentjes worden ook gebedsprentjes genoemd.

3. De verschillende delen van een doodsprentje. Doodsprentjes hebben verschillende belangrijke componenten. Zo is er enerzijds het iconografische aspect, vaak vol symboliek. Anderzijds is er de inhoud van het prentje: wat staat erop, welke gegevens kan men eruit halen? Zowel de tekstuele inhoud als de gebruikte afbeeldingen zijn doorheen de jaren veranderd. Tegenwoordig dient een doodsprentje meer als een aandenken aan de overledene, vaak zonder specifieke vraag tot gebed, en kan ook de naam gedachtenisprentje gebruikt worden. Dat heeft onder andere te maken met de secularisering. Zeker de laatste decennia komen bepaalde godsdienstige symbolen en teksten niet meer of in minder uitgesproken vorm voor op prentjes. Toch blijft het kruis, weliswaar in een meer gestileerde en eenvoudige vorm, een erg populair symbool. Ook kapelletjes, veldkruisen en afbeeldingen van Maria worden nog steeds gebruikt.5 Andere symbolen, zoals de korenaar, worden nog gebruikt zonder dat men de link legt met de oorspronkelijke godsdienstige inslag ervan. Men kiest vaak voor een andere, minder openlijk katholieke symboliek. Zo komen prentjes waarop gebruik gemaakt wordt van natuursymboliek steeds meer voor. Het gaat dan om landschapsfoto’s, herfstbomen, bladeren die op het water drijven,


bloeiende velden of een ondergaande zon, de zee.. .6 Hiermee wordt vaak toch naar de oneindigheid verwezen, naar het feit dat er meer is dan het aardse leven. Soms worden deze natuurlijke symbolen vermengd met een kruis, soms is er op een dergelijk prentje geen enkele verwijzing meer naar de gelovige wereld. Dan is er geen sprake van ziekenzalving of dank voor het gebed, maar dankt men voor de aanwezigheid en de blijken van medeleven. Het gaat dan om prentjes van vrijzinnige mensen: geleidelijk aan vond het fenomeen van de doodsprentjes, ontstaan in een katholiek milieu en oorspronkelijk enkel daar gebruikt, ingang in het vrijzinnige milieu. Het spreekt voor zich dat godsdienstige elementen daarop ontbreken.

3.1. Enkele algemene kenmerken7 We staan even stil bij een aantal algemene kenmerken van de prentjes, zoals gebruikte materialen, de afmetingen, het kleurgebruik... De oudste prentjes waren vervaardigd uit perkament. In deze periode waren doodsprentjes nog voorbehouden aan de gegoede klassen. Later werden de prentjes op stevig papier of licht karton gedrukt. Tegenwoordig wordt er ook soms glanspapier gebruikt. Ook de vorm van de prentjes is doorheen de jaren g e ëvolueerd. De oudste p re n tje s w aren enkelvoudig. Op de voorkant kwam de afbeelding, al dan niet vergezeld van wat tekst. Op de achterkant kwamen de naam, data, gebedjes ed. te staan. Dubbele, openvouwbare prentjes waren in de 19de eeuw erg zeldzaam. Vanaf de jaren 1940-1950 kom en ze stila a n in g e bru ik, te g e n w o o rdig zijn bijna a lle p re ntje s openvouwbaar. Bij deze prentjes wordt op de voorkant een symbolische afbeelding gebruikt, en wordt op de binnenkant van het prentje de foto van de overledene afgedrukt, samen met data en gedichtjes, gebedjes ed. Soms wordt de foto ook op de buitenkant geplaatst en vind je aan de binnenkant alleen tekst. De afmetingen varieerden eveneens doorheen de jaren. De prentjes uit het begin van de 19de eeuw waren meestal rond de 6 cm breed en een 10-tal cm hoog. In deze periode waren prentjes ook vaak horizontaal in plaats van vertikaal. Ze waren dus een 10-tal cm breed en een 6-tal cm hoog. Gedurende de rest van de 19de eeuw werden de prentjes iets groter. Algemeen kan men stellen dat de prentjes tussen de 6 à 9 cm breed eri 10 à 12 cm hoog zijn. Ze zijn eeuwenlang rechthoekig van vorm geweest. De laatste jaren ziet men echter steeds meer vierkante prentjes, die ongeveer 10, 5 op 10,5 cm groot zijn. Kleur maakte al vroeg een onderdeel uit van de prentjes. Handgemaakte prentjes maar ook gedrukte prentjes werden, vaak met de hand, ingekleurd. Soms werden ze ook in kleur gedrukt. Dat was echter behoorlijk duur. Zwart-witte prentjes en prentjes in kleur zijn vanaf het ontstaan van deze prentjes allebei voorgekomen, waarbij de zwart-witte een tijdlang in de meerderheid waren. In de laatste decennia van de 20ste eeuw kwamen de gekleurde prentjes stilaan in de meerderheid. Vanaf 2000 komen zwart-wit prentjes nog zelden voor. Een ander modeverschijnsel was een soort van rouwrandje op de prentjes. Vanaf 1850 kwam dit voor. Het kon gaan om een zwart, paars of grijs randje dat voor een stijlvolle omkadering van het prentje zorgde. De breedte van het randje kon variëren van heel smal tot vrij breed. Voor prentjes van overleden kindjes werd een tijdlang een blauw randje gebruikt. Het gebruik van deze randjes bleef in zwang tot het midden van de 20®te eeuw.


Soms ziet men dat er voor een overledene prentjes met verschillende afbeeldingen zijn uitgegeven. De tekst blijft op al deze prentjes hetzelfde, enkel de afbeelding verandert. Prentjes werden en worden ook nu nog in een serie uitgegeven. Ze hebben hetzelfde thema en dezelfde stijl. De familie van de overledene kon er dan voor kiezen om maar één afbeelding te gebruiken, of om de hele se rie te g e bru ike n. Dat laa tste kon verschillende oorzaken hebben: vrije wil (w elgestelde fam ilies gebruikten vaak verschillende afbeeldingen), handelaars die de prentjes enkel in serie te koop aanboden (u it sch rik om met m inder populaire afbeeldingen te blijven zitten) of om dat er van de gewenste afbeelding niet genoeg exemplaren beschikbaar waren. Soms ziet men ook dat er een prentje met een ‘neutrale’ afbeelding wordt gebruikt, waarbij op de achterkant een paar kleine gebedjes staan waaraan een aantal dagen aflaat zijn gekoppeld, terwijl er een tweede prentje wordt uitgebracht waarbij de afbeelding op de voorkant een gebed met een volle aflaat is. Op die manier konden de nabestaanden zelf kiezen wat ze voor de ziel van de o ve rle d e n e in het va g e vu u r konden betekenen.

3.2. Het iconografische aspect. De laatste jaren zijn de doodsprentjes steeds persoonlijker geworden. Meestal staat er een foto op van de overledene, samen met een algemener beeld en een gepersonaliseerde tekst. De eerste bidprentjes waren heel anders opgevat. Ze zijn, zoals reeds aangehaald, ontstaan uit de devotieprentjes. Dat betekent dat op de eerste prentjes die gebruikt werden om aan dodenherdenking te doen, de afbeelding niets te maken had met de dood. Er waren drie veel voorkomende afbeeldingen die gebruikt werden: Bijbelse taferelen, heiligenprentjes of santjes en emblematische prentjes. Soms was er wel een link met de overledene, bijvoorbeeld als de patroonheilige op het prentje stond afgebeeld. De precieze verschijningsdatum van het echte doodsprentje, specifiek gemaakt om doden te gedenken, is niet nauwkeurig vast te leggen. Vermoed wordt dat het is ontstaan in de tweede helft van de 18de eeuw. Sindsdien is het prentje in verschillende vormen voorgekomen. Van den Bergh onderscheidt vijf soorten: de knekelprentjes, kerkhofprentjes, aflaatprentjes, ars moriendiprentjes en portretprentjes.8


a) De knekelprentjes De eerste bidprentjes hebben ronduit gruwelijke afbeeldingen. Vermoedelijk dachten de eerste vormgevers dat er een onmiddellijke, duidelijke link moest zijn met de dood. Op deze prentjes werden dan ook onder andere doodshoofden, geraamtes, zandlopers en een zeis afgebeeld. De afbeeldingen waren ontleend aan de Danse macabre en de fascinatie voor de dood die er in de middeleeuwen was, onder andere door toedoen van de pest. Deze prentjes kwamen voor tot ongeveer 1880. Daarna verdwenen ze langzaam in deze vorm, al kwamen doodshoofden of knekels en zandlopers nog regelmatig voor als randversiering aan de achterkant van een prentje.

O J0**^

W 2**' •“ ■CÔ 3M' *••0

* / J r y / 'w BREVES DIES HOMIKIS SUNT. ? 4 O J O

M

H

C

0°" W

a t o

. i . s

iB 1 6 d e n 31 M c y , is t e H a s s e lt in d e n ' o u d e rd o m v a n 29 ja e t e n g o d tv r u c h tig 'i n d e n H e e r e o v e rle d e n M E V R O U W JA C O B S , GEBOREN

?

4 0

V 0

| M A R I A - A N N A JANSSEttS,* * f V ó ó r w c l k t r s Z ie le w y d e n b y s ta n d v e r z o e k e n j O v a n U L . gebeden en g oede w e r k e n , o p ^ 1{ d a t ’a e d e e e u w ig e r u s t g e n ie te . V

b) De kerkhofprentjes Deze prentjes ontstonden rond 1810, uit de (pre)romantiek. Het is een genre dat heel lang populair is gebleven, tot in de eerste helft van de 20ste eeuw. In de volksmond ging men de doodsprentjes zelfs ‘zarkskes’ of ‘zerkskens’ noemen. Op deze prentjes werd een grafzerk afgebeeld, soms met de tekst voor de overledene als een grafschrift op de zerk afgedrukt. Bij een andere variant, die vanaf 1850 opkwam, werd er een foto op de zerk afgebeeld. Soms verschoof de nadruk van het graf naar de nabijgelegen kerk. Eén van de meest voorkomende prentjes is afgeleid van het kerkhofprentje. Het gaat om de prentjes met enkel een kruis erop. Deze zijn nog steeds erg populair, al is de verschijningsvorm van het kruis doorheen de jaren wel veranderd. Er is een zestal soorten te herkennen: kerkhofgezichten met beelden, symbolen, allegorieën, niet-allegorische figuren, open graf en monumenten met een naam.


c) De aflaatprentjes Typisch voor de katholieke geloofsleer is het geloof in de hel, het vagevuur en de hemel. Mensen maken tijdens hun leven fouten. Na hun overlijden komen ze dan ook niet meteen in de hemel terecht. Eerst moeten ze in het vagevuur boete doen voor hun fouten. De tijd dat ze in het vagevuur moeten verblijven, kan verkort worden door het misoffer, goede werken en gebeden van nabestaanden. Een speciaal soort gebed was dat waaraan aflaten waren verbonden. Er waren verschillende mogelijkheden. Ofwel werd er op het prentje een klein gebedje, of een godsvruchtige zin afgedrukt met daarbij de vermelding hoeveel dagen aflaat het gebedje waard was. Er waren echter ook prentjes die een volle aflaat beloofden. Op deze prentjes werd vaak Christus aan het kruis afgebeeld. Tijdens het bidden moest men zich telkens op één van de vijf wonden van Christus concentreren.

d) Ars moriendiprentjes

!

Op deze prentjes staat de kunst of vaardigheid van het sterven centraal. Het uitzicht van deze prentjes is heel verscheiden. Er zijn afbeeldingen van de doodsstrijd, de dode mens, de uitvaart, het laatste oordeel, het vagevuur, de hemel, de hel en de verrijzenis. Op deze prentjes wordt de stervende of overledene zelden alleen afgebeeld. Meestal wordt hij vergezeld van zijn familie en een geestelijke. Daarnaast duiken nog andere figuren op: Christus, Maria, engelen en heiligen. Het is echter ook een tijdje de gewoonte geweest om een foto van de overledene op zijn sterfbed op het prentje te zetten. Omdat dit een specifieke variant van het portretprentje is, wordt het daar behandeld. O.N. 303

De dood zijner heiligen is kost­ baar in de oogert des Hoeren (Ps.CXV.6 ) H eilige Jozef, patroon der Goede Dood ■ in U stel ik m ijn betrouwen ».


e) De portretprentjes Dit is veruit het populairste prentje in de laatste decennia. Bijna ieder prentje heeft een foto, het zij aan de buitenkant, hetzij aan de binnenkant. Ook dit genre kent verschillende subgenres. Zo zijn er de prentjes met zieken of stervenden. Deze voorstelling heeft nooit erg veel aanhangers gekend. Daarnaast waren er prentjes met het opgebaarde lichaam van de overleden, op foto of op tekening. Zij worden ook doodsbedprentjes genoemd. Vooral in de periode 1860 waren dergelijke prentjes erg populair. Maar ook daarna kwamen ze nog occasioneel voor. Tegenwoordig zijn bijna alle prentjes voorzien van een foto. Aanvankelijk was dit, door de hoge kostprijs, een privilege dat enkel was voorbehouden aan de gegoede klasse en aan de geestelijken. Men ziet meer en meer foto’s verschijnen vanaf de jaren 1960. Meestal kiest men voor recente foto’s. Ais de overledene door een langdurige ziekte fysiek is afgetakeld, kan men ook voor een oudere foto kiezen, waarop de persoon staat zoals iedereen hem gekend heeft. Zeker de laatste jaren zijn deze prentjes al meer geëvolueerd naar gedachtenisprentjes. Ze roepen niet meer echt op tot gebed, ze willen vooral de nagedachtenis aan de overledene levendig houden. Dat heeft ook te maken met het feit dat er vanaf Wereldoorlog 11en zeker vanaf de jaren 1960 een secularisering optrad.

f) Symbolen op doodsprentjes Bijna alle doodsprentjes, ook vandaag nog, maken gebruik van symboliek. Hieronder worden de meest voorkomende symbolen op een rijtje gezet.9 Alziend oog:

alwetendheid van God

Anker:

hoop op het hiernamaals

Bloemen:

- al afgeplukt: de afgescheiden ziel - wordt afgeplukt: het sterven zelf - krans: onverbrekelijke liefde tussen doden en levenden - ruiker: gebed voor de overledenen

Boek:

- gebedenboek: gebed - bijbel: geloof -open boek: Boek van Goed en Kwaad of Boek des Levens: namen van de uitverkorenen - gesloten en verzegeld: Boek van Gods Raadsbesluiten

Bootje: (gestrand)

vergankelijkheid van het aardse

Cherubijnenkopje:

engelbewaarder

Chrysanten:

trouw van de levenden


Cyprès:

rouw, pijn van de scheiding

Doodshoofd:

vergankelijkheid van het aardse

Duif:

onsterfelijkheid van de ziel of ziel die naar de hemel opstijgt.

Handen:

- ineengestrengeld: trouw aan de levenden - samengevouwen: gebed

Hart:

liefde

Kelk:

eucharistie

Klimop:

trouw van de levenden

Kroon:

(hemelse) beloning

Kruik: vergankelijkheid (gebroken of gebarsten) Kruis:

geloof, eucharistie, Christus

Lam:

- algemeen: zachtmoedigheid, onschuld - als offerlam: Christus - met kruis: gelovige

Lamp:

algemeen: genade, geloof brandend: het voortleven van de ziel na de dood

Lelie:

- algemeen: onsterfelijkheid - groeiend: zuivere ziel voor de dood - geplukt: ziel van de overledene

Levensboom: (met doodshoofd)

dood

Loverkrans:

hemels geluk als verdiende beloning, volharding leidt tot overwinning op het kwaad

Olijftak:

eeuwige vrede

Palmtak:

hemel als verdiende beloning

Pauw:

onsterfelijkheid

Slang:

- met een kop en niet opgerold: dood - met een kop en in eigen staart bijtend: eeuwigheid - met twee koppen en gerold: verrijzenis - met een doodshoofd: dood

Spade:

onverbiddelijkheid van de dood


12

Tak: (bebladerd) Treurwilg: Urn: Viooltjes:

trouw, duurzaamheid en liefde

Vlinder:

verrijzenis uit de dood

Weegschaal

rechtvaardigheid, Laatste Oordeel

Wierookvat: (walmend)

gebed voor de overledene

Zandloper:

vergankelijkheid van het leven

Zeis:

onverbiddelijkheid van de dood

Zon:

- opgaande: verrijzenis - ondergaande: vergankelijkheid van het leven - gebroken: onverbiddelijkheid van de dood - ongeschonden: sterkte, levenskracht

3.3. Tekst Dergelijke prentjes waren niet enkel voorzien van een mooie afbeelding. De tekst was even belangrijk. Doorheen de jaren is ook de tekst op doodsprentjes erg geëvolueerd. Daarom overlopen we hier even de meest voorkomende en belangrijkste gegevens.10

a) Oproep tot gebed De prentjes ontlenen hun naam aan hun oorspronkelijke functie: oproepen tot gebed voor de overledene. Vaak vindt men deze oproep al in de aanhef: ‘Bid voor.. ‘Bid voor de ziel van.. Deze oproep kan verder worden uitgediept in de tekst van het prentje zelf. Soms laat men de overledene zelf aan het woord, die vraagt om voor zijn of haar ziel te bidden. Het kunnen echter even goed de nabestaanden zijn, die vragen om te bidden voor de ziel van hun overledene. Heel vaak stond er op deze prentjes de afkorting R.I.P.: Requiescat in pace (moge hij/zij in vrede rusten). Dit werd als een schietgebedje beschouwd. Ook als er andere gebeden, op het prentjes stonden, werd R.I.P. op het prentjes weergegeven. Dit gebruik is helemaal verdwenen.

b) De aanspreking De overledene wordt meestal aangesproken. Op die manier krijgt degene die het prentje in handen


heeft al meteen een indicatie of het over een vrijgezel gaat, iemand die getrouwd was, of een geestelijke. Bij kindjes wordt vaak een aanduiding gezet als ons engeltje, onze oogappel, ons liefste kind...

c) Het begrip ‘sterven’ Op ieder prentje moet natuurlijk aangegeven worden dat iemand gestorven is. Toch gebruikt men het woord ‘sterven’ niet zo vaak. Meestal wordt er voor iets zachtere bewoordingen gekozen: ‘overleden’, heengegaan, ‘ontslapen’, ‘ingeslapen’... In de 19de en het begin van de 20ste eeuw werden ook andere, meer plastische omschrijvingen gebruikt: ‘aan zijn geliefden ontrukt’, ‘werd de levensdraad doorgeknipt’, men ‘vertrok op een eeuwige reis’...

d) De naam Dit is een gegeven dat op alle doodsprentjes voorkomt. Een naam is essentieel voor de herkenbaarheid van iemand, ook al staat het portret van die persoon op het prentje. Ook roepnamen werden op doodsprentjes gezet, vaak tussen haakjes of cursief. Voor het weergeven van de voornamen zijn er verschillende mogelijkheden: soms worden ze allemaal weergegeven, soms maar eentje, soms eentje voluit en de rest in initialen. Voor getrouwde vrouwen zijn er ook verschillende mogelijkheden. Soms wordt de meisjesnaam gebruikt, gevolg door ‘echtgenote van’, soms staat er bv. mevrouw Pierre Verhuist, gevolgd door ‘geboren’ en dan de meisjesnaam, soms wordt haar voornaam gevolgd door de achternaam van haar echtgenoot en dan haar eigen naam.

e) Data Andere belangrijke gegevens zijn de geboorte- en sterfdatum. Deze gegevens zijn echter niet altijd even accuraat weergegeven. Op 19d®-eeuwse prentjes wordt vaak geen precieze geboortedatum gegeven. Men geeft de sterfdatum weer en vermeldt dan ‘in de ouderdom van 85 jaar’. Soms waren deze aanduidingen zeer uitgebreid en tot op dag nauwkeurig. De sterfdatum is een ander belangrijk gegeven. Ook bij de weergave daarvan ging men soms creatief te werk. Zo werd er bijvoorbeeld vermeld dat iemand was overleden ‘op zijn naamdag’, op Goede Vrijdag’ enzovoort. Soms werd er geen sterfdatum vermeld. Dat was het geval als men de juiste datum niet wist, bijvoorbeeld bij een vermiste of een gesneuvelde. Af en toe zijn er zelfs prentjes waarop geen enkele datum voorkomt.

f) Plaats van geboorte en overlijden Een ander belangrijk gegeven is de plaats van geboorte en sterfte. Voor het eerste geldt hetzelfde als voor de geboortedatum: het werd in de 19de eeuw vaak niet vermeld. Tegenwoordig is de geboorteplaats een vast element op doodsprentjes. De plaats van overlijden werd op de oudste prentjes ook niet altijd vermeld. Dat had te maken met de geringe verspreiding van deze prentjes. Binnen de eigen kring kende iedereen de plaats van overlijden. Het mededelen op het doodsprentje leek dus enigszins overbodig. Vanaf de 18de eeuw zijn prentjes zonder plaats van overlijden eerder zeldzaam.

g) Oorzaak van overlijden Soms wordt er een indicatie gegeven van de doodsoorzaak. Wanneer het om een onverwacht overlijden ging, werd vroeger het woord ‘schielijk’ gebruikt. De laatste decennia is het vervangen door ‘plots’ of ‘plotseling’. Als mensen overleden aan een ziekte, werd dit ook aangeven, waarbij


men meestal met een paar adjectieven te kennen gaf dat de overledene veel had geleden: ‘na eenen langen en pijnlijke ziekte’, ‘na eenen gruwelijke ziekte’, ‘na helse pijnen verdragen te hebben’. Vaak werd ook de dapperheid van de overledene om deze ziekte te dragen in de verf gezet: ‘verduldig verdragen’, ‘met volmaeckte overgeeving’... Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw ziet men die uitwijdingen over de ziekte minder. Vanaf toen stierven zieke mensen vaak in een ziekenhuis, wat al een aanduiding op zich is dat de overledene ziek was. Naast ziektes kan iemand natuurlijk ook overlijden ten gevolge van een ongeval. Ook hier ziet men eerder een neiging tot uitweiden over de precieze omstandigheden in de 19de en begin 20ste eeuw: ‘in een ravijn gestort, ‘onder een tram gekomen’. De laatste decennia heeft men het eerder over een ‘tragisch ongeval’, een ‘smartelijk ongeval’ of gewoon ‘ten gevolge van een ongeval’. Wanneer de persoon is omgekomen bij een ramp waar verschillende slachtoffers vielen, wordt dit soms wel toegelicht. Dit was zeker het geval bij slachtoffers van bombardementen, schipbreuken enz.

h) Familiale gegevens De tekst op het prentje geeft aan wat de relatie van de overledene was tot andere mensen: echtgeno(o)t (e) van, vader, moeder, tante, oom, zoon of dochter van (dit is meestal het geval bij kleine kinderen of bij ongehuwden).

i) Positie in de maatschappij. Beroep, bestuursfunctie en lidmaatschappen van verenigingen en broederschappen geven een blik op het leven van de overledene en zijn/haar plaats in de maatschappij. Vroeger werden vooral beroepen met een zeker aanzien vermeld: dokter, advocaat.....Soms was de foto op het prentje een staatsieportret van de overledene in het uniform of de klederdracht die bij zijn functie hoorde. Dit was zeker het geval bij religieuzen, maar het kwam ook voor bij militairen, magistraten... Zeker vroeger was lidmaatschap van een godvruchtige broederschap een speciale vermelding waard. Hiervoor waren er verschillende mogelijkheden: het werd expliciet vermeld, of men kon het afleiden uit een vermelding onderaan: de broederschap liet een mis opdragen voor zijn overleden lid. Ook lidmaatschappen, of voorzitterschap van een vereniging werden en worden vermeld op het prentje.


Som m ige verenigingen en broederschappen plakten achteraan in hun registers met beraadslagingen de doodsprentjes van hun overleden leden. Op die manier wordt duidelijk wat de overledene betekende, niet enkel voor zijn naaste omgeving, maar ook voor de maatschappij.

j) Levensloop Soms geeft men een overzicht van de levensloop van de overledene. Vooral bij religieuzen komt dat veel voor.

J . Af. J . GODVRUCHTIG AANDENKEN aan den ZEER EERWAARDEN HEER

Ridder Paul de Corswarem lid der Broederschap van O. L.Vr. Virga Jesse, Pastoor van Bolderberg Geboren te Hasselt 13 December 1889. Priester gewijd te Luik 21 Maart 1913. Leeraar in ’t College van Tongeren sedert Ociober 1912. Kapelaan benoemd te Tongeren (O. L. Vr.) in 1915. Rector der E, Z. van het H. Graf te Bilsen in 1921. Pastoor te Bolderberg (Zolder) 7 januari 1928. Overleden te Seeha&sen (Beieren ) 16 Juli 1928. Wees mijner indachtig, o Heer, en vergeet de goede werken niet, die ik in Uw huis verrichtte. (Il Esdr XIU-14) Ik heb den luister van Uw huis en van de schuilplaats van Uwe glorie bemind (PsXXV-8) Ik heb slechts korten tijd gearbeid en heb mij eene groote rust gegund. ( Eccl. LI-35' Hij was een voorbeeldig priester, begreep dat de ziel een vuur is, dat met werk en werken alleen kan gevoed worden (PiusX). De Heer had hem vervuld met den Geest Gods van wijsheid, verstand en wetenschap (Ex XXV) en hij stelde de gaven van zijn geest en zijn hart edelmoedig ten dienste van allen : hij weende op dengene die in lijden was.. . van zijn liefdadigheid verhaalt de gemeente (Job XXX-25. Eccl, XXXI-1I) Weest uwe herders indachtig, die u Gods woord pre­ dikten en.... volgt ze na in het Geloof (Hebr. XIII-7) Mijn Jezus barmhartigheid I (300d.afl) De plechtige lijkdienst, gevolgd van de begrafenis in den familie-grafkeider te Hasselt, heeft plaats gehad in de parochiekerk van Bolderberg,Woensdag 25 Juli 1928, om 11 uren De lijkdienst,vanwege de Broederschap van O. L. Vr. Virga liesse, heeft plaats gehad in O. L. Vr. Kerk te Has­ selt, Maandag 30 Juli, om 9 uren.


k) Typeringen De prentjes bevatten vaak een karakterbeschrijving van de overledene. Dit ligt helemaal in de lijn van de herdenkingsfunctie die het prentje heeft. De nabestaanden proberen in een kort tekstje een herkenbaar beeld van hun dierbare te reconstrueren. In de 19de en het begin van de 20s,e eeuw waren deze omschrijvingen nog vrij stereotiep: goede vader, vroom, ijverig, godsvruchtige vrouw... De laatste decennia zijn deze beschrijvingen steeds persoonlijker geworden, met verwijzingen naar concrete gebeurtenissen uit het leven van de overledene. Soms schrijft de overledene zelf een persoonlijk tekstje, waarin hij terugblikt op zijn leven, of zijn naasten bedankt. Bij militairen die overleden aan het front, of bij mensen die ver van huis zijn gestorven, worden soms fragmenten uit brieven naar huis afgedrukt.

I) Teksten met een religieuze inslag Vanaf het ontstaan van het doodsprentje worden er religieuze teksten op afgedrukt. Het kon gaan om stukjes uit de bijbel, psalmteksten en teksten van kerkvaders die men toepasselijk vond. Soms werd er maar één tekst afgedrukt, maar vaak stonden er tussen de 2 à 7 van dergelijke teksten op. Men ziet die overvloed vooral in de tweede helft van de 19d0eeuw. De teksten werden gebruikt om de overledene te typeren, of om te stichten. Tegenwoordig komen deze teksten minder voor, maar tot de jaren 1950 werden ze veelvuldig gebruikt. Van de tweede helft van de 19de eeuw tot in het begin van de 20s,e eeuw werd bovenaan het prentje vaak een heilige aanroepen. Soms was dat de patroonheilige van de overledene, maar meestal werden Jozef, Maria en Jezus aanroepen. Dit komt tegenwoordig nauwelijks nog voor. Het toedienen van de laatste sacramenten is voor de katholieke mens de ultieme voorbereiding op de dood. Op de prentjes wordt dit vaak expliciet vermeld: voorzien van sacrament der zieken, gesterkt door het heilig oliesel...

m) Gedichten en citaten Vaak wordt de tekst om de overledene te gedenken in versvorm geschreven. Het kan gaan om een gedicht dat de familie heeft gemaakt, maar vaak worden gedichten van bekende dichters gebruikt om de gevoelens kenbaar te maken. Gedichten van bv. Guido Gezelle, of Joost van den Vondel zijn nog steeds populair, meer recente gedichten zoals die van Toon Hermans komen ook voor.

n) Aankondiging De prentjes hadden in de 19deeeuw nog een andere functie. Ze werden gebruikt om het overlijden en de begrafenis aan te kondigen. Daarnaast werden ook de zeswekendiensten erop vermeld, missen die w erden opgedragen door de bro ed e rsch ap p e n , en verjaardagsmissen (op of rond de verjaardag van het overlijden).

JBZU SI

M A R IA ! JO/.KF t

Bid voor

de

ziet van zaliger den Heer

GnUIaume-Harie-Edmond Warner HECHTE&KANS R id d e r d e r R e v id e e r d e em O fficier d e r O rde v e e L e o je J J l ï

BCHTCNCXOOT VAM M evrouw Rcgine HERMANS geboren te Usaselt. den i 3 Augustus 18441 lijk «verleden Ie Alken, den sy November 1 God, do Meester van het teven, heeft bcm het leven gegeven. Hij heeft het hem ontnomen. Zijn heilige W il geschiede. De mcaisch kent den dag van sijn einde niet Daarom handt u altijd gereed, want de Znon des menschee ra! komen op het nor, dat u onbekend n r ' L*e dierbare overledene was een gstroawe echtge­ noot, een goede bais vader, eerlijk in sijn omgang cn goedhartig jegens sijn onderhoorigen. Nauwelijks een paar maanden geleden vierde bij sijn gouden bruiloftsfeest in allen eenvoud door een vurige H. F , Communie. De gnade God aal hem ongetwijfeld (nonen voor die schone* christelijke daad t Dierbare echtgenoot#, lieve kinderen : ik seg U I niet vaarwel maar tot binnen kort. Ik vraag U geen tranen, maar gebed. Ik bid voor U. H erm h e riig e 'Je tu t, g e e f hem de eeteeeige m e t ! (7 jaar ea 7 quad. a l.) De plechtige lijkdienst, gevolgd van de begra­ fenis. aal plante hebban in de parochiekerk van Alken. Maandag 3 December tqs8. l>e Vigiliën om 10 uren, Hasselt, J. V ryo u


o) Dankwoord De nabestaanden van de overledene bedanken op het prentje iedereen die deelt in hun verlies. Bij gelovigen worden de mensen ook bedankt voor hun gebed. Door de secularisering komt dat niet meer op alle prentjes voor.

4. Doodsprentjes in Hasselt Tot slot kijken we nog even naar de prentjes in Hasselt. De eerste doodsprentjes kwamen in Hasselt voor vanaf de jaren 1810.11 Op de oudste prentjes staat geen drukker vermeld. Geleidelijk aan werd het in de 19deeeuw de gewoonte om de drukkerij te vermelden. In Hasselt waren er in de 19de eeuw en begin 20steeeuw tal van drukkers waar men terecht kon om doodsprentjes te laten drukken. Een kleine greep van de drukkers die we zijn tegengekomen op onze prentjes: P.F. Milis, J.Billen, Ceysens, Finoulst, Léon Crollen, Maris, J. Vryens, Smets, C. Suntjens, H. Roppe, P. Baldewyns, E. Roose, Dobbels, Jos. Lisens... Soms kan je aan de vormgeving van de achterkant van de prentjes zien van welke drukker ze afkomstig waren. Zo gebruikte drukkerij Ceysens een tijdlang eenzelfde motief om de tekst te omkransen. Tegenwoordig wordt het drukwerk vaak verzorgd door de begrafenisondernemer zelf. De meeste fenomenen die men op doodsprentjes zag verschijnen, waren ook in Hasselt te zien. Daarom hieronder nog enkele afbeeldingen van prentjes van betekenisvolle Hasselaren.

JnuN, Maria, JFosef.

|

ff

Bidt voor de ziel van zaliger

$

m un GREGOBIDS-LDDOVIC0 S

1 (SA Ït Ï Ï ff

|

2>2L i Ö ï t

v n c v M m VAS ÏÏAËIÀ-GEETRBBIS DERLOOZ,

ff j

, ! ffj

■ Géborm te Luik, de» SS Ociobcr taeeae f f 2 lamqdurige stelde, voorsten egJNe foetsie ff BH. Sakramentem, oodaruchtlij in de» Heer W ■ ontslapen Ie Hasselt den 31 1862, im f f S den ouderdom fa n l»3 jaren.

S Derogtvaardige sterft niet. hy verwisselt en- S ff kei het vcrgantolyk met bet eeuwig^teven. y, m De ouderdom is eene kroon van waardig- 8 ZL heid die in de wegen dor regiveerdigheld ge- « ■ vonden wordt. (Boek oca Sm uk , r ri. 31.1 V a Hv was een reetschapen man, weerdig van In S I bet geheugen dor goede ie teven J H Hy hooft mofioa zeggen > U f f Urnen loop heb ik volbragt : bet geloofheb Ik ff v; bewaord ; voorwen wacht ik de kroon der régi- H ■ veerdlgbekl die voormy bewaerd ia en vliemy f f » den Heer. als een reotveerdigo Rcgtor, op dien R f f grooton daggeren zal. a _____________b ■. p.____________a Ç

LTKOIXm I Uaendag. 16 Juny IWt. in de parochiale Kerk, B 1USSKLT. — Drukkery

van ll.-J CBTSENS.


Bibliografie. DE KEYSER, B., Drukkend Hasselt. Drukkers en drukkerijen van 1830-1950, Hasselt, 2003. PEETERS, J., In het paradijs. Devotieprenten van de 15de totde20sts eeuw, Sint-Truiden, 1988. PLUIJMAEKERS, F. en SPAUWEN, V., Gedachtenisprentjes. Geschiedenis, vormgeving, functies, Heeswijk, 2004. VAN DEN BERGH, K., Bidprentjes in de Zuidelijke Nederlanden [Aureliae Folklorica, nr. 2], Brussel, 1975. ***

Voetnoten 1 Gebaseerd op J. PEETERS, In het paradijs. Devotieprenten van de 15de totde20ste eeuw, SintTruiden, 1988, p. 9-28. 2 Idem; K. VAN DEN BERGH, Bidprentjes in de Zuidelijke Nederlanden [Aureliae Folklorica, nr. 2], Brussel, 1975, p. 2-8; F. PLUIJMAEKERS en V. SPAUWEN, Gedachtenisprentjes. Geschiedenis, vormgeving, functies, Heeswijk, 2004, p. 45-49. 3 J. PEETERS, In het paradijs, p. 67. 4K. VAN DEN BERGH, Bidprentjes in de Zuidelijke Nederlanden, p. 1-2, F. PLUIJMAEKERS en V. SPAUWEN, Gedachtenisprentjes, p. 25-26. 5 F. PLUIJMAEKERS en V. SPAUWEN, Gedachtenisprentjes, p.71-73. 6 Idem. 7 K. VAN DEN BERGH, Bidprentjes in de Zuidelijke Nederlanden, p. 77; F. PLUIJMAEKERS en V. SPAUWEN, Gedachtenisprentjes, 52-54. 8 K. VAN DEN BERGH, Bidprentjes in de Zuidelijke Nederlanden, 9-37. 9Gebaseerd op J. PEETERS, In het paradijs. Devotieprenten van de 15de totde20ste eeuw, p. 4853 en p. 68-70; F. PLUIJMAEKERS en V. SPAUWEN, Gedachtenisprentjes. Geschiedenis, vormgeving, functies, p. 59. 10 Gebaseerd op K. Van den Bergh, Bidprentjes in de Zuidelijke Nederlanden, p. 60-74; F. PLUIJMAEKERS en V. SPAUWEN, Gedachtenisprentjes, 62-67. 11 K. Van den Bergh, Bidprentjes in de Zuidelijke Nederlanden, p. 5.



tekst: foto’s:

Mieke STRAUVEN, stadsarchivaris Annemie America

copyright:

Het Stadsmus Guido Gezellestraat 2, B-3500 HASSELT tel. 011-23 98 90 fax 011-26 23 98 e-mail: hetstadsmus@hasselt.be

Overzicht Kunst in de Kijker 2000-2005: (nog steeds te verkrijgen aan de museumbalie!) 2 0 0 0 : 90. Schilderij “Portret van Dr. L Willems” (1822-1907), 1878, Godfried Guffens (1823-1901); 91. Maquette tweedekker Farman Type III, 1985; 92. Zespuntige “S te r vanS de Roode Roos, 1627; 93. Litho “Gezicht op de Leopoldplaatst, ca. 1860, C. J. Hoolans; 94. “Analemmatische zonnew ijzer in de museumtuin, 2000; 95. Portret van Ridder Guillaum am de Corswarem (1799-1884); 96. Pastel “Portret van mevrouw Leynen (1842-1920)7, 1919, G J. W allaert (1889-1954); 97. Keramieken sierschotel “Irisserf, ca. 1896-1905.98. B anier® “Société Royale de Musique e t de Rhétorique, 1858. 2 0 0 1 : 99. Hasselts zilver aanwinsten 1996-2000; 100. Schilderij “Stadspanorama van Hasselt’ , 1915, Jos. Damien (1879-1973); 101. Uithangteken “Tabakskarot*, 102. Karikatuurtekeningen “10 Hasseltse figuren’, Stef Vanstiphout (1931-1995). 103. Sporttrofeeên 11e Linieregiment: “Coupe du R oi A lb e rf & “Coupe Prince Léopold" {2)’, 104. Affiche “ Ville de Hasselt, 1882, programme des fêtes qui auront lieu à l’occasion de la kermesse...’ , 1882; 105. Staande klok met uurwerk, 1761, Joannes Augustinus (ca. 1735- h 1790), Hasselt; 106. Schilderij “Overhandiging van het vrijheidscharter door G raaf Arnold IV van Loon aan de stad Hasselt’, 1846, Godfried Guffens (1823-1901); 107. Affiche | | “KEMPO - bronnen en limonaden’, Druk. E. Roose, Hasselt.

i

2 0 0 2 1 108. Zes wandkleden over “Het Sacrament van M irakel van Herkenrode?, 1917, Jos. Damien (1879-1973); 109. Portretten van de vier abdissen van Herkenrode: * Twee

eeuwen, twee werelderf; 110. Restauratieverslag “Rederijkerskraag De Roode Rood’; 111. Keramische vaas “Ros Beiaard en de Vier Heemskindererf, Simonne R eynders(1924);|| 112. Keramische vaas in lusterglazuur, Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 113. Ontwerptekening tegelpaneel Tuin m et vrouw) 114. Jaarkalender Ceysens-Roose,||| 1912; 115. Affiche 'Landbouwdagen 1900’; 116. Schilderij 'Vlaggen', Jac. Leduc (°1921);

2003: 117. Sculptuur 'Icarus', Robert Vandereycken (°1933); 118. Het Hasselts muzikaal verleden van 1910-1960; 2 luxepartituren, Albert Lefebvre (1886-1953); 119. A ffic h a i “Langem ansbief, P. Bamps (1862-1932), M. Ceysens (1833-1927) en F. Roose (1843-1913); 120. Vloertegels van de Herkenrodeabdij, 2 tegelpanelen en majolicategels; 121. kopergravure ‘Exlibris fam ilie Weytend', 122. Schilderij ' Gordon-Bennet, 1924, Paul Hermans (1898-1972); 123. Henri Van Straten (1892-?), lino’s en litho’s; 124. S c h ild e rije rJ i 1Geboortehuid & ‘Gezicht op Romboutstoren van Mechelerf, Guillaume Ballewijns (1875-1944); 125. Uithangteken ‘In Sint-Lambertus', 1801; 2004:

126. De kraag van de Hasseltse boogschutters; 127. Schilderij ‘Grote Capucienenstraat, Clement Van Campenhout (1921-1997), 1961; 128. Prent ‘G ezicht op dejMBoulevard m et links de gevangenis’, Charles Jooseph Hoolans (1814-?); 129. Offerandeschotel met in reliëf 7 (keizers)hoofden, 17e eeuw; 130. Affiche van het eerste Nederlands, Eucharistisch Congres, Hasselt, 1904, Leo Jaminé (1854-1921); 131. Zes schilderijen uit de cyclus van het H. Sacrament van Mirakel bewaard in Herkenrode; 132. A la m b ie k^ afkomstig uit Staatlaboratorium in Guffenslaan in Hasselt, E. Adnet, Parijs; 133. Gedenkpenning “ 150 ja a r Koninklijk Atheneum H asselt, Luc Verlee (°1939), 1994, 1994; 134. Schilderij ‘Hubert Leijnen (1909-1997), hoofdredacteur van HBvL van 1929 to t 1976, Eugène Polus, 1951.

2005:

135. Ontwerptekening voor tegelpaneel ‘Tuin met pauw en zw aari, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 136. Beeld van de Roode R o os;||| uitgave in beperkte oplage Lg.v. inhuldiging monument op de Schiervellaan Hasselt, Gérard Moonen (° 1953).

Overzicht Kunst en Erfgoed in de Kijker: (eveneens te verkrijgen aan de museumbalie) 2005:

1. De archeologische vondsten van Herkenrode in Het Stadsmus.

2006:2. Jos Damiens wandschilderingen voor het gouvernement te Hasselt (1908-1910); 3. De Kiosk en het muziekleven in Hasselt in de 19* eeuw; 4. De kapel van Spalbeekj 5. De handboog: van verdedigingswapen tot Olympische discipline; 6. Menukaarten. 2007: 7. Stad in groei. Hasselt in de 19* eeuw; 8. De oorsprong van onze kapellen; 9. Een Hasselts bedevaartvaantje uit de 17* eeuw; 10. Processievaandel van de Hasseltse! Broederschap van het Heilig Sacrament.

2008:

11. Ets 'Het O ffer’, Jan loorop (1858-1928); 12. Vàas in lusterglazuur, Manufacture de Céramiques Décoratives de Hasselt (1895-1954); 13. 2 zilveren kandelaars,!; resultaten van een onderzoek; 14. Handschrift van de Roode Roos 18^-19°® eeuw; 15. Spaanse toreadors, Romeinse ruïnes en kamelen aan de oevers van de Zwarte Zee. De exotische reizen van een Hasseltse burger tijdens de Belle Epoque.

2009: 16. Thomas Morren schildert de fam ilie Van Elsrack.; 17. Een zeldzame skeletklok van Joannes Michael Gaspard Geraets (1791-1859); 18. Geen KEIK verschenen!; 19.; Archeologische opgravingen van het bonnefantenklooster in Hasselt; 20. Pierre Cox (1915-1974) en het hellenisme. 2 0 1 0 : 21.1910: tsaar Ferdinand van Bulgarije vliegt boven Kiewit; 22. De zuidkant van de Grote Markt; 23. De Virga Jesse in Het Stadsmus: iconografie & cultusrelicten; 24. De Heecrabbers, kroniek van een kunstkring.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.