KIK 4. Blazoen Rederijkerskamer ‘De Roode Roos’, Daniël Van Vlierden (1651-1716), ca. 1700

Page 1

KUNST

IN

DE

KIJKER

-4

BLAZOEN VAN DE HASSELTSE REDERIJKERSKAMER "DE ROODE ROOS", ca. 1700 Daniël van Vlierden (1 6 5 1 -1 7 1 6 ); deels verguld hout, h. 8 0 cm; permanente bruikleen Koninklijke Maatschappij van Muziek en Rethorica "De Roode Roos", januari 1991; inv.nr. 91 .B .039


DE HASSELTSE REDERIJKERSKAMER "DE ROODE ROOS" 1

In de 15de en in de 16de eeuw ontstonden overal in de Lage Landen rederij­ kerskamers. Het waren verenigingen van liefhebbers en beoefenaars van de dichtkunst, het toneel en de welsprekendheid. Sommige van die kamers zijn tot vandaag blijven bestaan, meestal als gezelschappen van amateurtoneel. Zeker hebben ze gedurende zowat driehonderd jaar, tot aan de Franse revolutie, een groot belang gehad voor de intellectuele ontwikkeling van een deel van de bevolking, vooral de gegoede burgerij. De Hasseltse rederijkerskamer is waarschijnlijk de oudste in Limburg, hoewel de juiste stichtingsdatum niet meer te achterhalen is. In 1495 vermelden de stadsrekeningen een subsidie aan het Sint-Anna-gezelschap om "in de processie te gaan en een spel op te voeren". In 1505 bestaan er volgens dezelfde bron gesellen van Rethorycken, want ze krijgen weer een subsidie voor een toneel­ spel. Vermoedelijk is "De Roode Roos" rond 1500 ontstaan uit de Sint-Annakamer. In 1515 kreeg de vereniging de wettelijke erkenning van Herman Tybouts, magistraat van de stad Hasselt en van prins-bisschop Erard van der Marck. Als kenspreuk draagt de kamer "Hitte vercoelt” . Een opzettelijk dubbelzinnig devies, waarvan de betekenis kan samengevat worden als "onstuimigheid bedaart uiteindelijk" of "matig de hitte". Als patrones kozen zij Onze-Lieve-Vrouw, die op het blazoen staat afgebeeld. In 1796 schaften de Fransen alle gilden en kamers af. "De Roode Roos" herdoopte zich in "Société d'art dramatique". In 1820 verleende koning Willem I de titel "koninklijke". Meer en meer kwam het accent op muziekbeoefening liggen, zeker na 1850 toen de "Ceciliakamer" (1536) en de "Harmonie-societeit binnen Hasselt" (1820) fusioneerden met de erfgenamen van de rederijkers. Op dit ogenblik is "De Roode Roos" een v.z.w. met een 30-tal leden die nog jaarlijks deelnemen aan de mei-avondviering en om de zeven jaar met hun reus de Langeman zorgen voor de folkloristische erwtensoepbedeling. Tot voor kort was er in de schoot van de vereniging een symfonie-orkest actief. In eigen kring houden zij nog tradities als het stokvisfeest en het "zwijniegelfeest van het Maroxhof" in ere. De rijke kunstschat van de kamer is grotendeels bewaard gebleven en is nu in permanente bruikleen tentoongesteld in het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof.

1

Uit: Michel ILSEN, De rederijkers in Limburg, tentoonstellingsbrochure, Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof, Hasselt, 1 9 91, pp. 2, 5-6.

2


HET BLAZOEN VAN DE HASSELTSE REDERIJKERSKAMER "DE ROODE ROOS" Een blazoen is bij uitstek het kenmerk van een gilde en werd vroeger bij optochten en processies alsook bij opvoeringen meegedragen. Dit exemplaar is door de eeuwen heen bewaard gebleven. Het is van uitzonderlijke kunstwaarde en tevens één van de fraaiste van het land. Dat weten wij uit de uitslag van de wedstrijd van het "Vlaggenfeest" dat men op 18 augustus 1895 te Antwerpen organiseerde. Daar behaalde dit blazoen de vierde prijs2. Op de "L'Exposition d'A rt Ancien et Concours des anciennes Gildes et Corporations" te Luik op 4 juni 1900 kreeg de rederijkerskamer voor dit schild zelfs de tweede prijs3. Dit ovaal beeldsnijwerk, met vergulde voorstellingen in reliëf op een azuren achtergrond, toont ons centraal een zittende Onze-Lieve-Vrouw met op haar schoot een liggend Jezuskind. Haar rechterhand rust op haar rechterborst terwijl haar linkerhand een beschermende houding aanneemt. Haar barokke kleed reikt tot over haar voeten, die rusten op een wolk. De H. Maagd zit op een maansikkel of wassenaar terwijl een stralenkrans merkbaar is achter haar hoofd. ^foatesfBÊÊ^

2

Léon COX, Notice sur ta Société Royale de M usique e t de Rhétorique de Hasselt (Limbourg-Belgel, 1 924, p. 7.

3

Léon COX, Ibid. 3


Dit beeld is overtopt met een kroon en een krans van rozen gehouden door twee zwevende putti. Aan weerszijden van de H. Maagd zit op een wolkje een geknielde engel waarvan de ene een vedel houdt en de andere een lier draagt. Deze voornoemde voorstellingen zijn omlijst met zeven zespuntige sterren. Onder in het blazoen prijkt centraal het wapenschild van de familie van Vlierden. Dit toont ons in rood drie gouden molenijzers, het schild is voorzien van helm met kroon en van dekkleden. Als helmteken zien wij een hanekop met kam, lel en tong. Het wapen wordt gehouden door twee zeemeerminnen met dubbele staart, waarin een roos werd verwerkt. Het geheel is omzoomd door een dikke vergulde lijst, versierd met uitgesneden bladmotieven gehouden door vijf beugels. Deze lijst liet toe het beeldsnijwerk te beschermen. Beneden aan de lijst prijkt op een gestileerd lint de kenspreuk van de kamer "Hitte verc(k)oelt".

4


BESLUIT

Het schild bestaat uit een religieus en een wereldlijk motief. Zo verwijzen de sterren, de maansikkel en de rozen naar de Mariaverering. De roos was het symbool bij uitstek. Vandaar vermoedelijk ook de keuze van de naam van de kamer "De Roode Roos", die als patrones Onze-Lieve-Vrouw heeft. Het profaan gedeelte toont het wapenschild van de maker en tevens de schen­ ker. Daniël van Vlierden4, geboren te Hasselt op 29 april 1651 en op 21 juli 1716 aldaar overleden, was een kundige houtbewerker. Hij nam deel aan het gevecht op de Planckeweide. Hij beeldhouwde het houtwerk van de kruisvleugel en van de zijbeuken in de hoofdkerk van Beringen, alsmede de twee altaren in de Sint-Katharinakerk van Tongeren. Het ruiterbeeld van Sint-Joris boven het altaar in de kapel van Sint-Sebastiaan en Sint-Joris langs het zuidportaal van de Sint-Quintinus te Hasselt wordt door H. Jaminé en J.-G. de Corswarem5 aan hem toegeschreven. Hij zag het levenslicht in "Den Biechtstoel" aan de Schorsmarkt. Zijn twee broers, Marcus en Bartholomeus en zijn zuster Helena bleven in het geboortehuis wonen. Hijzelf bewoonde na zijn huwelijk "De Witte Haen omtrent die Kempische Porte", tussen "De Munt" van advokaat Joês Sigers en "Het Dorstige Hert" van priester van Hinnesdael. In 1723 werd zijn huis door zijn zoon Henricus, rentmeester van de kerkfabriek van Sint-Quintinus bewoond.

*

4

*

*

*

*

Guido CALUWAERTS, Hasselt intra muros. Hasselt binnen de oude wallen, DeurneHasselt, 1 9 8 9 , p. 15.

5

J.-G. DE CORSWAREM & J.-J.-H. JAMINE, Monographie de l'Eglise Saint-Quentin à Hasselt, Hasselt, 1 8 7 0 .

5


1ste druk, juni 1991 2de druk, april 1995 Tekst:

Francis GOOLE ( + )

Foto's :

Stedelijke Fotodienst

Copyright: STEDELIJK MUSEUM STELLINGWERFF-WAERDENHOF Maastrichterstraat 85, 3500 Hasselt tel. 011/24.10.70

In dezelfde reeks verschenen:

1 . Portret van keurvorst-prinsbisschop M .-H. van Beieren, anoniem, 2de h. 17de eeuw 2 . Catharinapaneel van de oude handboogkamer, anoniem, e. 17de - b. 18de eeuw 3 . Lusterglazuurvaas uit voormalige Hasseltse keramiekfabriek, tussen 18 95 en 19 14


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.