KIK 15. Hasseltse brandweeremmer & vuurhaak, 1782

Page 1

K U N S T

IN

DE

KIJKER

15

* * *

HASSELTSE BRANDBLUSEMMER (1782) EN VUURHAAK Emmer : leder, smeedijzer en koord hoogte 26 cm, diameter 22 cm inv. nr. SMH 86/248 schenking Dhr. en Mevr. C. Nagant de Deuxchaisnes, Heverlee, november 1986 Haak : smeedijzer lengte 176 cm, breedte van de haak 12 cm inv.nr. SMH 84/058 schenking Vrienden van het Museum Stellingwerff-Waerdenhof Hasselt vzw, mei 1984


De lederen brandblusemmer en de smeedij zeren vuurhaak verdienen de naam kunstwerk alleen in bredere zin, als (gebruiks)voorwerpen die door de mens gemaakt zijn, in tegenstelling dus met zaken die in de natuur aanwezig zijn. Zij behoren geenszins tot een of andere esthetische categorie, al oogt de brandblusemmer wel mooi... Als voorwerpen die relevant zijn voor een stuk locale (en bredere) geschiedenis, horen zij wel thuis in het Museum Stellingwerff-Waerdenhof, waar ook de geschiedenis van de stad Hasselt en het graafschap Loon aanschouwelijk wordt voorgesteld. De brandbestrijding en -preventie zijn geen onbelangrijke aspecten van deze locale geschiedenis geweest. *

*

*

Het is een mooie en degelijk afgewerkte emmer, bestaande uit meerdere lagen leder, die aan de boven- en de onderzijde, alsook op de bodem, versterkt zijn door opgenaaide lederen stroken. Daarenboven is de bovenrand aan de binnenzijde voorzien van een ijzeren band, bevestigd met smeedijzeren klinkbouten. Het hengsel van koord, overtrokken met leder, was bevestigd aan twee ogen, eveneens van koord overtrokken met leder en vastgemaakt op de bovenrand van de emmer. Een van deze ogen ontbreekt thans. De binnen­ zijde van de emmer is bedekt met een laag (moderne ?) rode verf. In twee van de vier panden, waarin de buitenzijde van de emmer verdeeld is, is een schildering aangebracht. Een op de voorzijde aangebracht schild, dat aanzienlijk beschadigd is, kan op grond van de gouden en rode dwars­ balken aan de linkerzijde, en van het hert als helmteken, als het stadswapen van Hasselt geïdentificeerd worden. De twee groen-gebladerde hazelaars op het rechterdeel van het wapenschild zijn evenwel onherkenbaar verminkt. Boven en onder het schild waren de vier cijfers van een jaartal aangebracht, waarvan thans het tweede cijfer onleesbaar geworden is :

1(?)82. Aan de overliggende zijde van de emmer staat duidelijk herkenbaar de geschilderde naam GUILI: / STELLING: / WERF / BORG:M:, verdeeld over vier regels. Wellicht is dit de naam van de eigenaar. Achteraf werd nog aan de bovenzijde van dit paneel het inschrift S H / 6 op twee regels ingeponsd, ongetwijfeld te lezen als "Stad Hasselt, nr. 6". Dat deze inponsing later aangebracht werd, blijkt uit het feit dat ze over de geschilderde letters van de naam heen gebeurde. Kan uit deze gegevens afgeleid worden dat de emmer eerst eigen bezit was van Guiliam Stellingwerff en achteraf van de Stad Hasselt ? De bewaarde smeedijzeren vuurhaak is afgeplatte bol. Het boveneinde loopt boven een soort "hanekam" uitsteekt, rand, blijkbaar als snij- en/of hakmes

aan zijn onderkant voorzien van een uit in een omgebogen trekhaak, waar­ die met zijn scherp geslepen boven­ dienst kon doen.

# * * De "Hasseltse vleugel" van de uit Friesland afkomstige familie Stellingwerff woonde reeds vanaf 1579 in Hasselt en bekleedde allerlei hogere ambten in de stad en de omgeving en uit de diverse vertakkingen ervan kwamen tussen 1662 en 1794 niet minder dan veertien burgemeesters voort.

2


3


4


De naam "Guiliam Stellingwerff" komt pas in 1764 voort het eerst in de lijst der burgemeesters voor. Hij was burgemeester van Hasselt in 17641765, 1776-1777) 1786-1787 en ook nog in 1793-179^* De combinatie van deze gegevens met de aanduidingen op de brandblusemmer laten toe te besluiten dat de op de emmer voorkomende datum moet gelezen worden als 1782. * * * Hasselt werd herhaaldelijk getroffen door grote branden, waarvan als de ergste mogen gememoreerd worden : de platbranding van het begijnhof buiten de muren door de hervormden in januari 1567, de grote brand in de Demerstraat, waarbij in de nacht van 26 september 1615 een brand in een bakkerij oversloeg naar andere huizen en alle panden tussen Vogelsanck en de Paardsdemerstraat vernielde, de brand die op 7-8 november 1654 een groot deel van de Raamstraat in as legde, de branden in 1747 en in 1788 in de Maastrichterstraat, waarbij telkens zes huizen in de vlammen opgingen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat talrijke bestuurlijke daden gericht waren op de brandbestrijding en de brandpreventie. Vooral de verbodsbepalingen betreffende de omgang met vuur, met brandbare bouwmaterialen en met grond­ stoffen voor de huisindustrie, de bouwvoorschriften (brandgevels, schouwen, bakstenen en pannen als brandvrij materiaal) en de reglementering van de brandbestrijding vormen een belangrijk stuk sociale geschiedenis. * * * Al vanouds organiseerde het stadsbestuur de waakzaamheid. Het stelde nachtwakers en torenwachters aan. De nachtwakers moesten met gemodereerden pas door de stad gaan en bij het bemerken van brand met kleppen, roepen en gerucht maken de brandploegen van de ambachten oproepen. Die konden dan na een smeekbede tot Godt den almachtighen hun riskant werk doen. De toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk was de vaste uitkijkpost van de torenwachters. Die hadden ook andere taken dan op brand bedacht te zijn ; ze waren ook grafdelvers, ze moesten spelende kinderen van het kerkhof verjagen, bedelaars uit de kerk drijven, er op toezien dat de graven in de kerk binnen de zes weken na de begrafenis toegedekt waren en dat er geen dreck en andere vuijlicheyt in de straten gestort werden. Een torenwachter was dus brandweerman, politieagent, grafdelver, een soort "suisse" en milieu­ ambtenaar. De oudste met naam bekende torenwachter was Jan Vanderstraeten, die op 27 juli 1711 aangesteld werd. In 1760 waren er vier torenwachters of "hallebardiers", die echte stadsambtenaren waren en dus een plechtige eed moesten afleggen. Tijdens het Frans bewind en ook later werd hun taak door de politie overgenomen. Een professioneel brandweerkorps kwam er niet voor de 20ste eeuw. * * * Talrijke verordeningen verplichtten ook de burgers hun putten bij brand open te stellen en bij grote droogte moesten ze een cuype met water en een ketel oft emer aan hun voordeur zetten, zodat er steeds een zekere voorraad water onmiddellijk beschikbaar was. Het stadsbestuur kende ook een premie toe aan burgers die bij brand het eerst met een ton water op de plaats van de ramp kwamen. * * * 5


Het primitieve brandblusgereedschap van de stad bestond uit emmers, ladders, vuurhaken, vuurpannen en bijlen. Burgers hielpen ook met spaden, andere gereedschap en ook eigen emmers en watertonnen. Water is altijd het belangrijkste middel geweest om vuur te blussen en bij het transport van water van de bevoorradingsplaats naar de brandhaard zijn emmers de meest gebruikte recipiënten geweest. Een ketting brandbestrijders moest het water met emmers van een waterreservoir naar de brand doorgeven, het onmid­ dellijk op de vlammen werpen of in tonnen overgieten, zodat de vroegere, primitieve brandspuiten op een beperkt reservoir konden aangesloten worden. In het beste geval konden de blussers tot bij de vuurhaard komen en hem met emmers water doven. De Nieuwe Demer, de Helbeek of de talrijke sauwen of beken en beekjes die de stad doorkruisten en eigenlijk open riolen waren, leverden wel een grote watervoorraad, maar een brandspuit met een aanzuigsysteem werd in Hasselt pas na 1707 in gebruik genomen. Die pomp kon echter geen water op grotere afstand aanzuigen. In de 15de eeuw bestond er al wel een soort hand- of stokspuit, een uit hout gedraaid of in messing gegoten toestel dat anderhalve liter water kon bevatten, maar dit kan nauwelijks als meer dan een vroege vorm van waterpistool, veredeld kinder­ speelgoed dus, beschouwd worden ! * * * Het gebruik van herkenningstekens als het stadswapen, het wapen van de gilde of het eigen schild op de brandblusemmers is oud. In de verwarring bij het blussen werden emmers verwisseld en later niet teruggebracht of teruggegeven. Een degelijke emmer was immers ook voor andere dan blusdoeleinden interessant. De voorschriften waren nochtans duidelijk : brandblusemmers moesten binnen de vierentwintig uur na een brand teruggebracht of teruggegeven worden. Men mocht geen goede emmers achterhouden en er slechte voor in de plaats stellen. Eerst de ambachten en daarna de nacht­ wakers en de torenwachters moesten voor het onderhoud instaan. De stads­ magistraat dreigde nochtans met zware straffen tegen de overtreders van de voorschriften dat na een brand de stadsemmers terug naar de bergplaatsen en die van de privépersonen naar de eigenaars moesten teruggebracht worden. In 1716 dreigde hij overtreders die een emmer na een brand niet tijdig inleverden en op het bezit van een brandemmer betrapt werden, met eenen brandtemer in den hals aen die kaeke te stellen en daarenboven aan het gerecht over te leveren zodat hij als eenen publieken dief gestraft zou worden. De aenbrenger of verklikker zou een gouden souvereyn oft die werde daervan als beloning krijgen. De inscriptie van de naam en het stadswapen op de emmer die zich thans in het museum bevindt zijn meer dan waarschijn­ lijk ook aangebracht om diefstal te voorkomen. De emmer was alleszins het stelen waard ! * * * Vele eeuwen leverden de ambachten het grootste aantal brandblusemmers. Al in de oudste verordening betreffende de brandbestrijding in Hasselt (5 mei 1415) werd bepaald dat eigelick ambacht na sijn geweiten sall leeren emers doen maken. De oudste emmers waren inderdaad van leer of linnen gemaakt en niet van ijzer, vooral omdat de leger emmers bij het blussen naar beneden werden geworpen en dus blussers konden verwonden. Leren of linnen emmers waren minder gevaarlijk dan ijzeren. In 1501 stipuleerde het stadsbestuur dat burgers die het poorterschap van de stad wilden verwerven of lid worden

6


van een ambacht, bij hun aanneming een lederen brandblusemmer aan de stad moesten schenken. De ambachten bleven tot de beknotting van hun macht onder de prins- bisschoppen van Luik tussen 1682 en 1720 de belangrijkste leveranciers van lederen emmers. De smeden vormden het sterkste ambacht en dienden dan ook de grootste inspanning te leveren. Volgens een besluit van 10 oktober 1568 moesten zij twaalf lederen emmers leveren en de andere ambachten naer advenant. Al deze maatregelen om voldoende emmers ter beschikking te hebben waren onvoldoende, want bij de grote brand in De Demerstraat in 1615 hadden de blussers niet efficiënt kunnen ingrijpen door gebreck van nodighe instrumenten als leeren (ladders) ende leederen emmers. * ■*■ * Toen de macht van de ambachten in de 18de eeuw verloren ging, kocht het stadsbestuur zelf de brandblusemmers aan. In 1707 keurde de stadsmagi­ straat een uitgave van vijfhonderd gulden goed voor de aankoop van ladders, emmers en zelfs een brandspuit. De eerste bekende openbare aanbesteding van brandblusemmers door het stadsbestuur gebeurde op 22 november 1735 Toen werden zesendertig emmers ten minst biedende aanbesteed ; de inzetsom was zesentwintig gulden. In de voorwaarden voor deze publieke aanbesteding staat dat de emmers niet alleen wel geconditioneert maar ook wel met ijser beslagen moesten zijn. Aan dit type beantwoordt wellicht de hierbesproken emmer. *

*

*

Volgens het verslag over het brandblusgereedschap dat de sous-préfet van Hasselt in 1810 aan de prefect van het departement van de Beneden-Maas stuurde, beschikte men in Hasselt ook over emmers uit wilgehout. In de stadsrekeningen staat ook een uitgave genoteerd voor emmers en toile, die in 1844 in het maison de force of tuchthuis te Gent aangekocht werden. Linnen of wilgehouten emmers worden vóór 1800 nooit vermeld en van ijzeren emmers is pas op het einde van de 19 de eeuw sprake. *

*

*

Naast de emmers gebruikten de blussers ook vuurhaken om brandende delen van een gebouw naar zich toe te trekken en zo de uitbreiding van de brand te voorkomen of gemakkelijker te kunnen blussen en ook om delen van het gebouw om te trekken. Bij het blussen waren de inspanningen vaak niet allereerst gericht op het doven van de brand, maar wel op het beschermen van de belendende percelen, waaraan het brandende pand dan opgeofferd werd. Even­ als de brandblusemmers moesten de vuurhaken altijd binnen handbereik liggen en ze werden daarom, tezamen met de brandladders, op verschillende plaatsen in de stad bewaard, niet alleen bij de lakenhalle of het stadhuis en in de huizen van de ambachten, maar ook tegen de oostelijke gevel van de Scherpensteen (hoek Lombaardstraat-Demerstraat) en onder kleine afdaken tegen de buitenmuren van de kloosters en van het refugiehuis van Herken­ rode. In de kloosters was immers altijd een aantal mannen aanwezig dat onmiddellijk bij de bluswerken kon ingezet worden. *

*

7

*


juni 1992

tekst : lie. Gérard VERBEEK

copyright : STEDELIJK MUSEUM STELLINGWERFF-WAERDENHOF Maastrichterstraat 85 , 3500 Hasselt, tel. 011/24.10.70

Geopend van dinsdag tot vrijdag van 10 u. tot 17 u. zater-, zon- en feestdagen van 14 u. tot 18 u. Gesloten op maandag, Pasen, 1, 2 en 11 november, van 24 december t.e.m. 31 januari

in dezelfde reeks verschenen : 1. PORTRET VAN KEURVORST-PRINSBISSCHOP MAXIMILIAAN HENDRIK VAN BEIEREN, anoniem, 2de h. 17de eeuw, inv.nr. SMH 85/001 ; maart 1991 2. CATHARINAPANEEL VAN DE OUDE HANDBOOGKAMER, anoniem, e. 17de - b. 18de eeuw, inv.nr. MSW 90.B.011 ; april 1991 3. LUSTERGLAZUURVAAS UIT VOORMALIGE HASSELTSE KERAMIEKFABRIEK, tss. 1895 en 1914, inv.nr. MSW 90.024 ; mei 1991 4. BLAZOEN VAN DE HASSELTSE REDERIJKERSKAMER "DE ROODE ROOS", Daniël Van Vlierden, ca. 1700, inv.nr. MSW 91-B.039 ; juni 1991 5. WEEK-END, Leon Pringels, 1950, inv.nr. SMH 79/044 ; juli 1991 6. KRUISVORMIG R ELIEKOSTENS0RIUM OP VOET, Foppe Jans Burduin, Gent & Ioannes Franciscus Frederici, Hasselt, 1703, inv.nr. SMH 86/B/040 ; augustus 1991 7. KLEDINGSSTEL VAN HET VIRGA JESSEBEELD, 1689 - 1863 - 1901, inv.nr. SMH 89/B/llO ; september 1991 8. DE HASSELTSE GROTE MARKT, Joannes Nicolaus Grauls, 1863, inv.nr. SMH 79/B/lOl ; oktober 1991 9. DE RIJKSDAALDER VAN PRINS-BISSCHOP GERAARD VAN GR0ESBEECK, Hasselt, 1568, inv.nr. SMH 80/016 ; november 1991 10. KAARTLANDSCHAP MET PAALSTENEN TUSSEN HASSELT EN ZONHOVEN, anoniem, 1661 en 1666?, inv.nr. SMH 79/B/109 ; december 1991 11. DE GROTE MAN, Frans Minnaert, (1983), inv.nr. SMH 86/226 ; februari 1992 12. MIRAKELPRENT 0NZE-LIEVE-VROUW VIRGA JESSE, Richard Van Orley, wsch. I689 , inv.nrs. koperen drukplaat SMH 86/B/059 en afdruk SMH 82/008 ; maart 1992 13- WIEROOKVAT, Jacques Vinckenbosch (1798-1876), Hasselt, zilver, inv.nr. MSW 91-185 ; april 1992 14. KAART VAN MIDDEN- EN ZUID-LIMBURG, 1795, L. Capitaine, gravure, inv.nr. MSW 91-001 ; mei 1992


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.